Your cart is currently empty!
Crisis komt hard aan in Singapore
Singapore was ooit één van de “Tijgers” samen met andere Aziatische landen die een sterke economische groei kenden. Het economische succes in het kleine land werd toegeschreven aan het vrije markt kapitalisme, zowat drie vierden van de inkomsten kwamen uit externe handel en investeringen. Nu komt een einde aan de Tijger-droom.
Sinds Singapore een aparte natiestaat werd in 1965 werd het geleid door de PAP (People Action Party). Het kleine land werd een gunstige omgeving voor de vrije markt, onder meer door een aantal maatregelen van staatskapitalisme op te leggen. Het beleid was gericht op de belangen van de bedrijven. Het neoliberalisme moest de rechten van de arbeiders en de mogelijkheid van onafhankelijke vakbonden (en andere democratische rechten) beperken.
In een recent interview met CNBC stelde premier Lee Hsien Loong: “Wij maken deel uit van de wereldeconomie. We maken chips, farmaceutische en petrochemische producten. We consumeren misschien één procent van de dingen die we maken. Misschien is het zelfs minder. We produceren voor de rest van de wereld. We kopen van de wereld, dat is hoe we vooruitgaan.” Nu de kwetsbaarheid van de vrije markt duidelijk wordt, dreigt Singapore een erge recessie te kennen. Het rijkste land van Zuidoost-Azië zou meteen ook de ergste crisis kennen met een economische groei van -5%, mogelijk zelfs -10% als de export verder blijft dalen. De ergste recessie tot nu toe was in 2001 toen de economie er met 2,4% op achteruitging.
De industriële output van Singapore ging in februari met 22,4% achteruit. De productie van elektronische producten blijft zwak met een achteruitgang van de productie met 37,3%. De cijfers in de biomedische sector zien er ook niet goed uit met een achteruitgang van 29,4%. Het aantal toeristen neemt eveneens af, in februari waren er 15% minder dan een jaar voordien. Singapore is voor haar export in grote mate afhankelijk van de VS, Europa en China. De globale economische crisis heeft dan ook verregaande gevolgen.
Voor het eerst in haar geschiedenis moest Singapore beroep doen op de triljoenen dollars buitenlandse reserves waarover het beschikt. Premier Lee Hsien Loong kondigde aan dat dat de middelen zullen worden gebruikt om de gevolgen van de crisis te beperken, maar “uiteindelijk moeten we wachten tot de storm gaat liggen.” De vader van de premier, Lee Kuan Yew, heeft nog steeds een grote invloed. Hij voorspelde dat de storm “twee tot drie jaar” kan duren in het beste scenario, maar mogelijk “tot vier, vijf, zes jaar”.
Het investeringsbedrijf van de overheid, Temasek, heeft zwaar geïnvesteerd in buitenlandse en overheidsbedrijven waaronder de telecomreus SingTel, Singapore Airlines, DBS Bank Keppel Corporation en Semb-Corp. Een groot deel van de inkomsten van deze bedrijven komen uit operaties in het buitenland. De aandelen en inkomsten van deze bedrijven zijn de laatste weken sterk afgenomen. De afdankingen en sluitingen hebben ook een grote impact op de vele arbeiders uit andere landen die in Singapore komen werken.
Singapore beschikt zelf niet over natuurlijke rijkdommen en is in grote mate afhankelijk van de scheepsbouw, bouw en industrie. Toen deze sectoren het nog goed deden in 2007 waren er bijna 800.000 arbeiders uit andere landen die in Singapore kwamen werken. Zij waren goedkope arbeidskrachten. Nu de recessie toeslaat, zijn zij de eersten die worden afgedankt. Veel arbeiders uit Maleisië, Bangladesh en andere landen worden afgedankt en moeten terugkeren naar eigen land. Vorige maand was er nog een actie van 60 werkloze arbeiders uit Bangladesh voor het ministerie van arbeid in Singapore. Ze eisten werk en de betaling van achterstallige lonen. Eén van hen, Rahman, gaf zijn werk in de landbouwsector in Bangladesh op en leende 7000 dollar om te kunnen vertrekken naar Singapore om er te werken. Nu moet hij die lening natuurlijk afbetalen. Het leven van de migranten in Singapore wordt nu bedreigd door de crisis.
Deze recessie treft niet alleen de migranten maar ook de lokale arbeiders en zelfs diegenen die voordien een redelijke levensstandaard kenden. Voor de recessie kon een gezin met twee mensen die hoger onderwijs hadden genoten samen tot 7.000-8.000 dollar per maand verdienen. Sinds de recessie zijn de lonen sterk aan het dalen, direct door loonsverlagingen of indirect door korte arbeidsweken.
Veel mensen met een diploma worden nu afgedankt. De helft van de mensen die hun job verloren in het laatste kwartaal van 2008 waren hoog geschoolden. Het aantal afgestudeerden dat geen job vindt nam toe tot 14.800 in december 2008 (een jaar voordien waren dat er 6200). Dit jaar zullen zowat 17.000 jongeren afstuderen aan lokale universiteiten en nog eens 8.000 tot 10.000 aan buitenlandse instellingen. Meer dan de helft van de studenten die zullen afstuderen, vrezen voor hun toekomst.
Lokale kranten maakten bekend dat tot 66.000 ambtenaren in Singapore een loonsverlaging zouden kunnen kennen als gevolg van de crisis. Bedrijven die aan de overheid verbonden zijn, zoals de luchtvaartmaatschappij Singapore Airlines, wil duizenden arbeiders afdanken. De overheid heeft middelen vrijgemaakt om werklozen te scholen voor andere jobs, maar dat zou wel eens moeilijk kunnen zijn als er sowieso weinig jobs voor handen blijken te zijn.
Singapore telt 4,84 miljoen inwoners, waaronder een miljoen vreemdelingen. Volgens Credit Suisse zal een recessie die minstens twee jaar duurt ertoe leiden dat er 200.000 werkloze buitenlandse arbeiders zijn naast 100.000 lokale werklozen. Dat zal een verdere druk zetten op de consumptie en de interne markt. De levensstandaard van de bevolking zal steeds meer onder druk komen te staan, wat gevolgen zal hebben op sociaal en politiek vlak.
Een aantal commentatoren stelt dat het land zich moet afkeren van haar exportgerichte economie om de recessie te overleven. Dat lijkt echter onmogelijk te zijn gezien de aard van het land en het globale karakter van het kapitalisme. Singapore is een klein land zonder natuurlijke rijkdommen, het is van de rest van de wereld afhankelijk voor haar economisch overleven. De productiemiddelen zijn in handen van nationale en multinationale bedrijven die met handen en voeten gebonden zijn aan het wereldkapitalisme. De winstdrift heeft tot de crisis geleid en deze crisis komt hard aan in een land dat van export afhankelijk is.
De gevolgen hiervan worden op de schouders van de arbeiders en de middenklasse gelegd. Zolang de productie niet gepland wordt naar de behoeften van de samenleving, zullen er crisissen blijven zijn. Diegenen die de rijkdom creëren, de arbeiders, moeten een leidinggevende rol spelen in het veranderen van de samenleving naar een democratisch socialistische samenleving.