Zes maanden na de onverwachte nederlaag van de rechterzijde van de Italiaanse Prc (Partij van communistische herstichting), heeft deze eindelijk de deur achter zich neer getrokken. Een deel van die rechterzijde heeft dat alvast gedaan. De meerderheid van de aanhangers van Vendola en voormalige partijleider Fausto Bertinotti lijken echter nog even in de partij te blijven.
Een deel van de rechterzijde splitste nu af omdat de hoofdredacteur van Liberazione, een dagblad dat verbonden is met de Prc, werd afgezet. Onmiddellijk na het congres van zes maanden geleden vormden de aanhangers van Motie 2 (waarrond de rechterzijde zich had georganiseerd) een eigen organisatie: Rifondazione per la Sinistra (Linkse herstichting). Dat was een voorbode voor een exit uit de partij. In de periode voor het congres leek het er toen op dat de aanhangers van Motie 2 een meerderheid zouden vinden en een einde zouden maken aan de communistische partij om deze te laten opgaan in een brede “linkse” formatie die een coalitiepartner zou vormen voor de burgerlijke Democratische Partij (Pd). Deze strategie mislukte echter na een harde strijd waarbij de aanhangers van de andere moties zich verenigden en ervoor kozen om de communistische identiteit van de Prc te behouden en een nieuwe linkse bocht aankondigden.
De aanhangers van Motie 2 zijn niet onmiddellijk uit de partij gestapt om een nieuwe formatie te lanceren. Wellicht wachten ze tot na de lokale en Europese verkiezingen van juni. Ze hopen bij die verkiezingen een alliantie te kunnen vormen met het kleine Sd (Linkse Democraten), een afsplitsing van de Pd, en de Groenen die amper stemmen halen, maar wel hun eigen identiteit behouden. Er is een reëel gevaar van een electorale zelfmoord. Bertinotti wil het proces van afsplitsing dan ook uitstellen tot na de verkiezingen en dat verklaart ook waarom veel van zijn aanhangers voorlopig in de Prc blijven.
Sommigen gokken op een splitsing in de pro-kapitalistische Pd waarbij een aantal voormalige leden van de Pci (de ontbonden communistische partij die in 1991 ophield te bestaan) rond Massimo D’Alema zouden kunnen betrokken zijn. De Pd bevindt zich zelf in crisis omwille van corruptieschandalen en interne verdeeldheid. Slechts 15% denkt dat de partij het goed doet als oppositiepartij. Het belangrijkste zakenblad, “Il Sole 24 Ore” (de spreekbuis van de patroonsfederatie Confindustria), riep de partij op om orde op zaken te stellen. Dat blad wil een geloofwaardige burgerlijke partij als mogelijk alternatief indien de steun voor de regering-Berlusconi afneemt. Dat is onvermijdelijk tegen de achtergrond van een economische en sociale crisis.
De Pd haalt in de peilingen nog amper 26%, wellicht zullen de verkiezingen van juni niet goed zijn voor de Pd. Aanhangers van motie 2 in de Prc hopen dat dit zou leiden tot een afsplitsing rond D’Alema. Dat zou de basis moeten vormen voor een partij die eerder “sociaal progressief” is en zich links van de huidige Pd bevindt.
Nood aan echte arbeiderspartij
De splitsing in de Prc gebeurt chaotisch en zorgt voor veel verwarring. Er blijven heel wat hindernissen voor een echte bocht naar links. De meerderheid van de leden van “Rifondazione per la Sinistra” bleven in de partij en verdedigen een andere tactiek dan diegenen die de partij verlieten. Zij lijken er voor te gaan om de Prc van binnenuit te vernietigen en zo te vermijden dat het een strijdbare en onafhankelijke anti-kapitalistische partij zou worden.
De geloofwaardigheid van de Prc is aangetast door de ervaring van coalities met burgerlijke partijen. De partij is amper hersteld van de electorale nederlaag bij de vorige parlementsverkiezingen. Toen verloor de Prc al haar zetels. Volgens de laatste peilingen zou de partij minder dan 3% halen, wat ongeveer evenveel is als bij de verkiezingen van april 2007 toen samen met drie andere organisaties werd opgekomen. Met 3% blijft de Prc ver onder de 5% die de partij haalde voor ze toetrad tot de regering Prodi drie jaar geleden.
De Prc moet zichzelf vestigen als een strijdbare partij. Tegen de achtergrond van een ernstige economische crisis is dat erg dringend. De partij moet opkomen om onze jobs, lonen en diensten te verdedigen. Dat moet onderdeel vormen van een breder anti-kapitalistisch programma dat opkomt voor de nationalisering van de banken, financiële instellingen en grote bedrijven onder democratische controle en beheer van de arbeiders. Het betekent ook dat actief moet worden ingegaan tegen privatiseringen en asociale maatregelen, zowel op lokaal als op nationaal vlak.
In de partij wordt al een strijd gevoerd rond deze kwesties. De grootste groep in de partijleiding, rond algemeen secretaris Paolo Ferrero, heeft een ambigue positie tegenover lokale coalities. In heel wat steden en regio’s regeert de partij samen met de Pd en dat ondanks het neoliberale beleid. In Abruzzo is er zelfs een onderzoek wegens corruptie.
In december was er een bijeenkomst van het nationale politieke comité van de Prc. Marco Veruggio van de groep Controcorrente stelde een amendement voor om uit alle lokale coalities te stappen indien deze een asociaal beleid voeren. Dit amendement haalde 31 stemmen (15%), waaronder ook stemmen uit de groep van Ferrero. In Genua is Controcorrente erg actief en is de Prc uit de lokale coalitie met de Pd gestapt. Dit is de belangrijkste Italiaanse stad waar zo’n breuk voor kwam.
De invloed van de economische crisis en de rol van groepen zoals Controcorrente aan de linkerzijde van de partij (waar ook het CWI in Italië binnen actief is) kan de leiding verder naar links duwen. Dat zal worden bestreden door gelijkaardige pogingen ter rechterzijde van de partij, waarbij er allianties worden gevormd tussen de rechterzijde van de groep rond Ferrero en de “Rifondazione per la Sinistra”.
De recessie en de regeringspolitiek leiden tot massastrijd van arbeiders en studenten. Eind vorig jaar was er een “golf” van acties in de scholen en universiteiten. Op 12 december was er een algemene staking waartoe werd opgeroepen door de belangrijkste vakbondsfederatie Cgil. Op 13 februari volgt er een nationale stakingsdag van de metaalvakbond Fiom samen met de centrales van Cgil in de openbare sector. Een strijdbare arbeiderspartij moet zich op dit soort bewegingen richten, niet om ze achterna te lopen maar om er in tussen te komen met een duidelijk en strijdbaar anti-kapitalistisch programma. Dat kan de basis vormen voor de heropbouw van een sterke arbeiderspartij in Italië. Welke rol de Prc in dat proces zal spelen, is nog niet duidelijk. Er zijn nog steeds heel wat goede activisten actief binnen de partij om deze in een strijdbare richting te duwen. Het is te vroeg om deze strijd op te geven. Jammer genoeg hebben andere linkse groepen dat wel gedaan nog voor de strijd is gestreden.