De resultaten van de Turkse verkiezingen op 22 juli waren duidelijk met een grote overwinning voor de heersende AKP (Partij voor rechtvaardigheid en ontwikkeling), een partij met een oorsprong in de pro-islamitische ideologie. De partij haalde bijna 47% van de stemmen, een vooruitgang met 12%. Het resultaat werd positief onthaald in de VS en de EU en in heel wat westerse media.
Niall Mulholland
De Westerse machten hebben in het verleden hun bezorgdheid geuit over zelfs een “zacht islamitische” partij die aan de macht is in Turkije, maar ze werden gerustgesteld door het neoliberale beleid dat de AKP de afgelopen vijf jaar heeft gevoerd en er wordt gehoopt op meer van dit beleid de komende jaren.
De AKP heeft haar machtspositie de afgelopen jaren geconsolideerd na maanden van politieke crisis. De crisis kwam er na een confrontatie met de machtige generaals in april na de bekendmaking van de AKP van haar presidentskandidaat.
Deze verkiezingen vormden een zware nederlaag voor de Republikeinse Volkspartij (CHP) dat 20,9% van de stemmen haalde. De CHP is nauw verbonden met de legerleiding en de civiele bureaucratie. Eén van de Turkse dagbladen stelde na de verkiezingen dat het resultaat aantoonde dat premier Recep Tayyip Erdogan nu aanvaard wordt door de bevolking.
De situatie blijft echter complex en mogelijk onstabiel. De verdeeldheid tussen de pro-islamitische regering en de ‘seculiere’ Kemalistische oppositie en de nationalistische partijen (wat voornamelijk een strijd is voor macht, invloed en toegang tot de rijkdom onder delen van de elite), is niet beëindigd door de verkiezingen. Het nieuwe parlement zal enkel meer conflicten en onstabiliteit brengen, zeker nu er ook ultra-nationalisten verkozen zijn naast de Koerdische parlementsleden.
In het vorige parlement had Erdogan amper officiële oppositie. Nu haalde de AKP een hoger percentage, maar zijn er twee oppositiepartijen die boven de kiesdrempel van 10% raakten en zijn er bovendien een aantal ‘onafhankelijken’ verkozen. Erdogan zal moeten proberen te werken met de Kemalisten en de nationalisten om zijn ‘hervormingen’ door te voeren.
Er waren 14 partijen en 700 onafhankelijke kandidaten die naar de 42,5 stemgerechtigde kiezers trokken op 22 juli 2007. De opkomst bij de vorige nationale verkiezingen in 2002 bedroeg 79% (officieel is er stemplicht, maar er wordt niet opgetreden indien er niet wordt gestemd). Nu lag de opkomst nog hoger en bedroeg het meer dan 80%.
De AKP blijft aan de macht nadat het 47% haalde (tegenover 34% in 2002) en 341 van de 550 zetels kan innemen. De aanwezigheid van meerdere oppositiepartijen die de kiesdrempel van 10% haalden, betekent echter dat het aantal zetels in het parlement afneemt. De twee belangrijkste ‘seculiere’ en nationalistische partijen haalden immers elk meer dan 10%. De CHP haalde 20% (112 zetels), wat 1% meer is dan bij de vorige verkiezingen. Na grote protestbijeenkomsten voor het seculier karakter van het land, werd verwacht dat de CHP sterker vooruit zou gaan. Dat gebeurde echter niet, waardoor de positie van partijleider Deniz Baykal onzeker wordt. Bij deze verkiezingen werd een grote vooruitgang geboekt door de ultranationalistische MHP dat 14% haalde (70 zetels). Hierdoor komt de partij terug in het parlement. Daarnaast gingen meer dan 20 zetels naar ‘onafhankelijke kandidaten’, waaronder heel wat pro-Koerdische politici. De gezamenlijke aanwezigheid van Koerdische afgevaardigden en leden van de MHP kan zorgen voor een “potentieel explosieve” situatie in het parlement, aldus de BBC Online op 23 juli.
De Koerdische kwestie is een belangrijk probleem in de Turkse politiek. De afgelopen 30 jaar kostte het conflict het leven van zo’n 40.000 mensen. De Koerden zijn verspreid over Irak, Iran en Syrië, maar de meerderheid (15 miljoen mensen) leeft binnen de grenzen van Turkije. De DTP, een nationalistische Koerdische partij, haalde meer dan 10% en won 23 zetels (met ‘onafhankelijke’ kandidaten) waardoor het voor het eerst sinds 1994 in het parlement komt.
Presidentscrisis
Deze verkiezingen werden vervroegd na een politieke crisis over de aanstelling van de president. De regering bracht de buitenlandminister Abdullah Gul naar voor als kandidaat. De ‘seculiere’ elite, gesteund door het leger, stelde dat het schandalig was dat Guls vrouw een hoofddoek draagt en stelde dat hiermee werd aangetoond dat de AKP het grondwettelijk vastgelegde seculiere karakter van Turkije zou ondermijnen. De legerleiding dacht dat haar positie zou ondermijnd worden indien een islamist president zou worden en vanuit die positie de top van het leger zou kunnen benoemen.
Er waren grote betogingen met tot een miljoen aanwezigen. Er was een oprechte bezorgdheid over een oprukkend islamisme. Een populaire slogan was “geen sharia, geen staatsgreep”, waarmee ook een verzet tegen een mogelijk militair optreden werd duidelijk gemaakt.
In april werd dit versterkt toen de legerleiding een bedekte waarschuwing publiceerde op haar website en dreigde met een militaire staatsgreep, een zogenaamde “e-staatsgreep”. De bedreiging was echter wel ernstig. Het leger heeft vier regeringen gevormd sinds de vorming van de Turkse staat door Mustafa Kemal Ataturk in 1923. Er was de brutale staatsgreep van 1980 die hoofdzakelijk tegen de linkerzijde was gericht. Deze staatsgreep werd gevolgd door militaire druk tegen islamitische politici. In 1997 dwong het leger de Welvaartspartij (de voorloper van de AKP) uit de regering en de partij werd in 1998 zelfs verboden.
Nu was er in april de beslissing van het Hooggerechtshof om de kandidatuur van Gul als president tegen te houden. Erdogan kondigde hierop algemene verkiezingen aan, wat door velen werd gezien als een ‘referendum’ over de toekomst van het land.
Daarbij haalde de AKP bijna de helft van de stemmen, wat een veroordeling is van militaire betrokkenheid in de politiek. Anderzijds moet Erdogan rekening houden met de samenstelling van het nieuwe parlement en de verdeeldheid in de samenleving. Erdogan riep top tot ‘nationale eenheid’ en stelde voorstander te zijn van een pluralistische democratie. Tijdens de campagne stelde Erdogan tegenover zijn tegenstanders dat zijn partij de sterkste verdediger is van een democratische, seculiere en sociale rechtsstaat. Voor de verkiezingen werden de lijsten van de AKP gezuiverd van “religieuze conservatieven” en werden meer vrouwen, liberalere en jongere kandidaten naar voor geschoven. De Britse Financial Times stelde zelfs dat de hardste vertegenwoordigers van de islamistische beweging uit de partij werden gezet, met daarbij ook zowat de helft van de aftredende parlementairen.
Koerdische kwestie
In een poging om het leger en de nationalisten gerust te stellen, verklaarde Erdogan dat Turkije er alles aan zou doen om in te gaan tegen de separatistische krachten in het voornamelijk Koerdische zuidoosten van het land. Anderzijds wordt ook gedacht dat Erdogan mogelijk gebruik zal maken van zijn verkiezingsoverwinning om een open dialoog aan te gaan met de Koerden. De Turkse legerleiders voeren de druk op Erdogan op om de grenzen met het noorden van Irak over te steken en een offensief te voeren tegen de Koerdische rebellen in het noorden van Irak. Dat schrikt de VS af. De Koerdische PKK maakt gebruik van het autonome karakter van de Koerdische entiteit in Irak om van daaruit te functioneren. De VS heeft de Koerden in Irak nodig omdat dit het enige relatief stabiele en VS-gezinde deel van het land is. Anderzijds is Turkije van cruciaal belang voor de VS en andere belangrijke imperialistische machten. Het is het tweede grootste leger van de NAVO en Turkije heeft een belangrijke geostrategische positie tussen Europa, het Midden-Oosten en Eurazië.
De afgelopen weken was er een concentratie van militaire middelen vanuit Turkije aan de grens met Irak. Erdogan heeft alle eisen voor een invasie afgewezen. Mogelijk zal Erdogan na de overwinning van zijn partij (ook in de Koerdische gebieden van het land) toegevingen eisen van de VS en van de Irakese Koerdische leiders om de PKK-strijders terug naar de grens te drijven. De vorige regering van Erdogan probeerde meermaals contacten te leggen met de Koerdische leiders, maar werd daarin afgeblokt door de legerleiding en de Kemalistische president. Nu zal Erdogan zich misschien sterk genoeg voelen om onderhandelingen aan te gaan.
De militaire optie (met een invasie in Koerdisch Irak) blijft echter open. Turkije voerde de afgelopen 30 jaar 26 “grensoverschrijdende” operaties uit in Koerdische gebieden. Een openlijke militaire operatie in het huidige Irak zou echter heel wat meer problemen opleveren met de mogelijkheid dat de Turkse troepen mee in het rampzalige Irakese moeras worden getrokken als ze de strijd aangaan met de Koerdische rebellen in de bergen van het noorden van Irak.
Machtsstrijd
Het is onwaarschijnlijk dat Erdogan er in zal slagen om de rust te herstellen op politiek vlak of inzake zijn verhouding tot het leger. De strijd in Turkije momenteel is in essentie een machtsstrijd, een strijd tussen rivaliserende fracties van de kapitalistische klasse. Erdogans partij vertegenwoordigt de religieuzen en de handelaars vanop het platteland. De politieke en handelselite uit Ankara en Istanboel controleerden traditioneel het land met het leger, de politie, de overheidsbureaucratie en het gerecht. Deze elite staat onder druk van een opkomende islamitische middenklasse die voorheen van de macht werd uitgesloten.
Sinds 1980 waren er grootschalige migraties vanop het platteland naar de steden met een toename van de religieuze invloed. Dat heeft de AKP versterkt en leidt tot een confrontatie tussen het leger en de AKP, onder meer omdat de regering probeerde om de impact van het leger te beperken. Bovendien probeert de regering het land klaar te stomen voor EU-lidmaatschap.
De CHP gebruikt de groeiende invloed van de AKP om het angstbeeld van een theocratisch regime naar voor te brengen. Het wil de angst onder bredere lagen versterken. Ali Carkoglu, een Turkse analist stelde hierover: “Zelfs indien het niet correct is, was deze campagne wel succesvol. Tot 30% van de bevolking gelooft in het nachtmerrie-scenario van een tweede Iraanse revolutie. Opgeleide vrouwen die werken vrezen dat hun dochters binnenkort in een gelijkaardige positie zullen terechtkomen als in Saoedi-Arabië of Iran.”
Karakter van de AKP
De afgelopen vijf jaar maakte de AKP duidelijk dat het haar oorsprong kent in de islamitische bewegingen, maar dat het geen anti-Westerse fundamentalistische partij is. Het is ook geen anti-kapitalistische formatie. De vooruitgang van de AKP kan niet gezien worden als een steun voor een pro-islamitische ideologie of beleid. Taha Akyol, een columnist in het dagblad Milliyet, stelde dat de AKP haar overwinning te danken had aan een “hele reeks factoren – economische stabiliteit, het gevoel dat het werd vervolgd door de staat… door anti-democratische krachten van de secularisten in en buiten het parlement.” Nazli Ilicak, een analist die de AKP steunde, stelde: “Zonder de militaire interventie had de AKP geen 40% van de stemmen gehaald.”
De verkiezingscampagne van de AKP legde sterk de nadruk op haar economisch beleid, terwijl de oppositiepartijen vooral ingingen op de dreigingen voor het seculiere karakter van Turkije. De nationalisten verspreidden posters en badges met slogans als “Ataturk zal de oorlog winnen” of “We wonnen de bevrijdingsoorlog [in de jaren 1920] en we zullen nu ook niet verliezen”.
Ondanks zijn eigen aangebrande verleden, vergelijkt Erdogan de AKP nu met de christen-democraten in West-Europa. Het is volgens hem een “conservatieve, democratische partij gebaseerd op religieuze waarden”. Ook de Britse krant Financial Times stelde dat de AKP nu een nationale conservatieve partij is waarbij het de machtsbalans wijzigt en wegtrekt van de westerse stedelijke elite.
De eerste regering van de AKP kwam hard op voor EU-lidmaatschap, steunde een IMF-programma en verbeterde haar banden met Israël. Het toonde zich ook bereid om de aanhoudende problemen met de Koerdische minderheid op tafel te leggen. Erdogan kon handig gebruik maken van een sterke economische groei (van gemiddeld 7%) waardoor het gemiddeld inkomen zowat kon verdubbelen en het land werd open gezet voor buitenlandse investeringen.
Nationalistische terugslag
De samenleving is tegelijk wel steeds ongelijker geworden, velen kunnen niet meeprofiteren van de economische groei. De AKP stelt zichzelf graag voor als een partij van de armen, maar het verdedigt enkel de markteconomie en het neoliberalisme. Dat levert de nationalisten argumenten op waarmee ze een impact kunnen hebben. De nationalisten hebben het over de “buitenlanders” die mee het land “verdelen” en overheersen. Er waren gewelddadige aanvallen op pro-Koerdische schrijvers en journalisten, moordaanslagen en bomaanslagen. Daarbij zouden zelfs elementen van de veiligheidsdiensten betrokken zijn geweest. “Het nationalistische bewustzijn herrijst”, stelde Erol Gul, een leider van de extreme nationalistische MHP. De MHP heeft een neo-fascistische oorsprong (met onder meer de “Grijze Wolven”) en heeft een paramilitaire vleugel. Voor de MHP bestaat de ‘oplossing’ van de Koerdische revolte uit brute repressie.
Erdorgan heeft een grote meerderheid in het parlement, maar zal toch problemen kennen. Er is de aanstelling van een nieuwe president, de militaire eisen om Koerdisch Irak binnen te vallen, de moeizame onderhandelingen over EU-lidmaatschap en de potentieel groeiende dreiging van een militaire staatsgreep. Wellicht zal een eerste test worden gevormd door de aanstelling van de volgende president. De AKP heeft zelf geen twee derde meerderheid in het parlement en dus zal een compromis noodzakelijk zijn. Het blijft onduidelijk of er een compromisfiguur naar voor zal worden geschoven, of als de AKP zal proberen om alsnog Abdullah Gul als kandidaat te bevestigen en daarmee een nieuwe confrontatie zal aangaan met de Kemalisten en de legerleiding.
De ‘successen’ van de eerste AKP-regering zullen nu haar belangrijkste zwaktes worden. Weinig Turken denken dat het land zal toegelaten worden in de EU en er is heel wat scepticisme en cynisme over de pogingen van de AKP om tot de EU toe te treden. De meeste EU-landen verzetten zich tegen een snelle aansluiting van Turkije omdat gevreesd wordt dat er op deze manier een groot onstabiel moslimland zou toetreden tot hun club.
De AKP-regering zal nu geconfronteerd worden met een slechtere economische situatie. De werkloosheid in het land bedraagt 10%, de landbouwsector kent een crisis en het belastingssysteem is bijzonder chaotisch (de ‘onofficiële economie’ zou goed zijn voor zowat de helft van het BBP).
Alternatief voor de arbeiders
Al deze factoren tonen de noodzaak aan van een massaal socialistisch alternatief in Turkije. Bij de verkiezingen was er geen sterk socialistisch alternatief. Er waren linkse partijen zoals de TKP (Turkse Communistische Partij) of de ODP (Partij voor vrijheid en solidariteit), maar deze kregen weinig stemmen (minder dan 1%). De leider van de ODP werd wel verkozen als onafhankelijke kandidaat. Een belangrijke taak voor de arbeidersklasse in Turkije is om te bouwen aan een sterke arbeiderspartij die in staat is om de strijd aan te gaan tegen de heersende elites van het land. Een dergelijke partij moet de historische fouten van de Turkse linkerzijde in rekenschap brengen.
Dat betekent onder meer een verwerping van de stalinistische “stadiatheorie” waarbij sterke linkse krachten in het verleden illusies zaaiden in zogenaamd “progressieve” vleugels van de kapitalistische klasse. Er is niets progressief aan gelijk wel deel van de moderne kapitalistische klasse of de heersende elite. De legerleiding en de Kemalisten en nationalisten spreken over het verdedigen van ‘seculiere’, ‘progressieve’ en ‘moderne’ waarden, maar die termen worden enkel gebruikt om de eigen belangen te verdedigen. Het leger kan mogelijk opnieuw overgaan tot een staatsgreep en tegelijk de democratische rechten aan banden leggen. Bij de militaire staatsgreep van 1980 werden duizenden linkse activisten en vakbondsmilitanten gevangen gezet, gemarteld en vermoord. Linkse partijen en arbeidersorganisaties werden verboden.
De AKP beweert op te komen voor de armen en haalde daarmee een verkiezingsoverwinning. Het kon daarbij gebruik maken van decennialange corruptie en economische crisis onder de Kemalisten. Erdogans partij maakt echter steeds meer duidelijk dat het enkel opkomt voor een deel van de elite en dat het voor een neoliberaal beleid staat.
Om een succesvolle oppositiebeweging te vormen, moet de Turkse arbeidersbeweging (met inbegrip van de vakbonden) een onafhankelijke klassenpositie innemen. Daarbij moet worden opgekomen voor de rechten van de onderdrukte Koerden. Er moet worden vertrokken van arbeiderseenheid over de verschillende nationale, etnische en religieuze grenzen heen om de voorwaarden te creëren voor een krachtig alternatief op de Turkse kapitalistische elite en haar politieke vertegenwoordigers.