China: economische vooruitgang op de kap van de arbeiders en boeren

China beweert nog steeds een socialistisch land te zijn, maar de communistische partij heeft wel de ‘klassenstrijd’ afgezworen. De partij stelt dat nu ook ondernemers welkom zijn. Kapitalisten mogen in het land hun winsten komen opdrijven en op internationaal vlak wordt aansluiting gezocht bij de internationale instellingen zoals de Wereldhandelsorganisatie. Deze ontwikkeling gebeurt echter op de kap van de arbeiders en de boeren.

Geert Cool

In China is er een sterke polarisatie tussen rijk en arm. In de lijst van miljardairs in 2006 staan er zeven figuren uit China en één uit Hong Kong. Hun eigendommen zijn nog relatief beperkt in vergelijking met de rijksten in de VS, maar het feit dat er nu ook miljardairs zijn in China is een uitdrukking van de veranderingen in het land.

De eenheidspartij, de Communistische Partij, verenigt de autoriteiten op regionaal en nationaal vlak met ondernemers en de nieuwe private investeerders op basis van een web van allianties en corruptie. De corruptie stond volgens de econoom Hu Angang eind jaren 1990 reeds in voor een bedrag dat tussen de 13,3% en 16,9% van het BBP bedroeg. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat het sindsdien afgenomen is.

De uitverkoop van de openbare sector in China heeft grote gevolgen voor de arbeiders. Het aantal overheidsbedrijven nam enkel tussen 1998 en 2003 af van 238.000 tot 150.000 bedrijven. Wie moet vertrekken, verliest niet alleen zijn of haar job maar ook daarbij verbonden elementen van sociale zekerheid: huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg, pensioenrechten,… De overheidsbedrijven die verkocht worden, moeten nadien vooral winst maken. Dat dit tot massale werkloosheid leidt, wordt er door de Communistische Partij bijgenomen. In een stad als Kaifeng (600.000 inwoners) is zowat alles uitverkocht en nam het aantal werklozen toe tot 100.000. In de private bedrijven geldt een hels werkritme tegen lage lonen. Een 80-urenweek is geen uitzondering en zelfs de toiletpauzes worden strikt gemeten: 20 dergelijke pauzes per maand met een maximaal totaal van 100 minuten per maand is een gangbare regel.

Op het platteland zijn er problemen van lokale gemeenschappen die in staat van ontbinding zijn omwille van de stadsvlucht. De opening van het land heeft ook geleid tot de komst van een aantal speculanten die grond begonnen op te kopen. Meer dan 100 miljoen Chinezen trokken van het platteland naar de steden. De verhouding tussen de stedelijke en de landelijke inkomens is dan ook bijzonder scheef getrokken, een verhouding van 3,3 tegenover 1. De komende jaren wordt verwacht da dit nog zal toenemen.

Op het platteland stellen zich bovendien enorme ecologische problemen. Het ritme van de verwoestijning is de afgelopen 20 jaar dubbel zo snel geworden, en nu is reeds 25% van het grondgebied woestijn. De luchtvervuiling leidt jaarlijks tot 400.000 doden, maar dat fenomeen is niet tot het platteland beperkt. Ook het water is vervuild. In één op de vijf Chinese steden zijn er ernstige watertekorten. 500 miljoen Chinezen op het platteland hebben geen toegang tot veilig drinkwater. Het aantal kinderen dat in landelijke gebieden de middelbare school beëindigd liep terug van 70% eind jaren 1970 tot slechts 10% eind jaren 1990.

De economische positie van de Chinese arbeiders leidt tot een toename van protestacties, ook al is er nog geen duidelijkheid over het programma dat bij dit soort acties nodig is. Het aantal acties nam toe van 10.000 midden jaren 1990 tot 58.000 in 2003, 74.000 in 2004 en 78.000 in 2005. Daarbij kwamen duizenden arbeiders in actie. Zowel in de traditionele sectoren als in meer onverwachte sectoren waren er al acties, zo gingen in 1997 13.000 taxichauffeurs in Zhengzhou in staking. Eén van de problemen bij deze acties is dat het veelal om geïsoleerde stakingen gaat in één sector. Er zijn immers weinig banden tussen de arbeiders van verschillende bedrijven door een gebrek aan vakbondstradities in het land.

Bovendien worden de arbeiders en boeren met repressie geconfronteerd als ze in actie komen. In december 2005 werden zo’n 20 dorpsbewoners in Dongzhou (provincie Guangdong) vermoord omdat ze protesteerden tegen een onvoldoende compensatie voor de grond die hen ontnomen werd voor de bouw van een elektriciteitscentrale. Als arbeiders staken, eindigt dit soms met overwinningen, maar vaak ook met arrestaties en brutale repressie. Het bekendste voorbeeld was natuurlijk de repressie tegen de studenten en arbeiders op het Tienamen plein in Peking in 1989. Die opstand was in eerste instantie gericht tegen de afbouw van de welvaartstaat en de introductie van kapitalistische elementen. Door het gebrek aan duidelijkheid over een alternatief was het voor de Communistische Partij mogelijk om de opstand af te schilderen als een pro-kapitalistische opstoot van contra-revolutionairen die vanuit de VS werden gestuurd.

Er is een zoektocht naar alternatieven en daarbij wordt nu steeds vaker teruggegrepen naar Mao. Dat komt voornamelijk door het feit dat de arbeiders en boeren een achteruitgang van hun levensstandaard hebben gezien en daarom teruggrijpen naar hoe het vroeger was. Het regime is zich bewust van dit gevaar en heeft herdenkingen van Mao’s geboortedag of sterftedag verboden. Bij herdenkingen van het overlijden van Mao in 2001 waren er scherpe confrontaties tussen betogers en politie. Eén van de bekendere gevallen van repressie tegen aanhangers van Mao wordt gevormd door de “Vier van Zhengzhou”, vier arbeiders die een pamflet hadden opgemaakt waarin werd opgeroepen om terug te keren naar de “socialistische weg” van Mao.

De opmars van kapitalistische elementen in China is echter niet eenduidig. Er blijven elementen van planning bestaan en in bepaalde regio’s is de impact van kapitalistische elementen erg beperkt. Zo zijn er nog landelijke dorpen die de afgelopen 20 jaar zijn overgegaan to het hercollectiviseren. Het bekendste voorbeeld is Nanjiecun in de provincie Henan. Daar werd alles opnieuw gecollectiviseerd en is er gratis huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs voor alle inwoners. De bestuurders in het dorp verdienen niet meer dan het gemiddeld loon van een arbeider. Maar toch zijn er aspecten van een bureaucratie in de traditie van het maoïsme en stalinisme (maoïsme is eigenlijk een vorm van stalinisme).

Een aantal linkse partijleden van de CP hebben heimwee naar het oude maoïsme. In 2004 verscheen een open brief aan partijleider Hu Jintao. Daarbij werd verwezen naar Nanjiecun als een voorbeeld van wat nodig is in de landelijke gebieden. Over de grote afbeeldingen van Stalin in dat dorp werd niets gezegd, maar het is duidelijk dat een deel van de linkerzijde beseft dat de bureaucratisch geplande economie voordeliger was voor de arbeiders en boeren dan het hybride systeem van vandaag (met elementen van zowel kapitalisme als planning). De linkerzijde in China is echter vrij klein, erg verdeeld en beschikt over weinig ideologische duidelijkheid. Dat zal nog moeten rijpen naarmate de arbeiders zich beter gaan organiseren in het verzet tegen kapitalistische uitbuiting in het land.

De Chinese arbeiders hebben een geschiedenis en traditie van strijd en verzet. Het bewustzijn is vandaag teruggeworpen waarbij een aantal basiselementen van strijd, zoals de noodzaak om zich te organiseren, terug moeten ontdekt worden. Naarmate de Chinese arbeiders hun strijd tegen uitbuiting zullen gaan organiseren, zal dit ook belangrijke consequenties hebben voor de positie van China op wereldvlak en voor de arbeiders op internationaal vlak.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop