Brussel-Halle-Vilvoorde. Einde politieke crisis of begin stellingenoorlog?

Velen zullen een zucht van opluchting hebben geslaakt toen het (voorlopige) einde van de B-H-V-saga werd afgekondigd. Hoewel de kwestie gedurende maanden de agenda beheerste, was de interesse ervoor bij de bevolking aan beide zijden van de taalgrens zeer beperkt. Van enige steun voor de politieke maneuvers van de Vlaamse regering was geen sprake. Langs Franstalige zijde werd die steun wel gemobiliseerd: de aanval rond BHV werd er voorgesteld als het begin van een offensief dat uiteindelijk moest leiden tot de splitsing van de sociale zekerheid, de autonomie van Vlaanderen,… tot uiteindelijk de splitsing van België op de agenda zou staan. Het Franstalige front stond dan ook sterk in haar “non”.

Anja Deschoemacker

Alle Vlaamse partijen zijn Vlaamsgezinde partijen geworden

De Vlaamse regering heeft hier stevig “op haar bakkes” gekregen. Haar forcing is totaal mislukt. Nogmaals werd bevestigd dat de ene gemeenschap de andere niet eenzijdig haar wil kan opleggen – indien dit wel zou gebeuren, zou dat het einde van België inluiden. En dat weet de CD&V ook wel. Waarom heeft de partij van de Vlaamse minister-president zichzelf dan zo in de vernieling gereden om een dossier waarbij slechts enkele tienduizenden mensen betrokken zijn?

Verschillende elementen liggen hieraan ten grondslag. De belangrijkste is de afkalving van de steun voor de voormalige CVP. Als redenen wordt soms verwezen naar de ontkerkelijking, maar dat is een secundair element. De monsterscores die de CVP in de naoorlogse periode boekte, waren vooral gebaseerd op haar specifieke positie als “volkspartij”. Hoewel de CVP steeds een burgerlijke partij is geweest, die als haar eerste en enige doel de verdediging van de belangen van de burgerij ziet, was haar politiek in die periode er een van klassencollaboratie, waarvoor haar gewicht in de arbeidersbeweging via het ACV werd gebruikt. Voor klassencollaboratie moet je echter een prijs betalen: het niet-verzet van de arbeidersbeweging moest worden afgekocht door het afvijlen van de scherpe kantjes van de burgerlijke politiek.

Vandaag liggen de kaarten helemaal anders. De periode van langdurige economische bloei ligt al 30 jaar achter ons. De burgerij is vandaag niet langer bereid om die toegevingen te doen. De band tussen de christendemocratische partij en haar arbeidersvleugel staat dan ook op losse schroeven. De CD&V is geen “volkspartij” meer, maar werd zelfs door ACV-voorzitter Cortebeeckx verweten zich, net als de SP.a, te buiten te gaan aan neo-liberalisme en populisme Het is niet langer de partij die op zowel sociaal-economisch als op nationaal vlak het land tot een compromis kan leiden. Ze is dan ook haar speciale positie als geprefereerd instrument van de burgerij kwijt. Die burgerij zou een offensieve partij willen die bereid is de krachtmeting aan te gaan in de frontale aanval op de naoorlogse verworvenheden van de arbeidersklasse. Ze botst echter op hardnekkige tradities, zoals het nationaal overleg, de index, de sociale zekerheid,… die door het gros van de arbeidersklasse terecht aangevoeld worden als verworven rechten, wat maakt dat een aanval erop steeds leidt tot mobilisatie. Tenzij die aanval aangekleed kan worden als “het noodzakelijke kwaad”, waarbij een offensief reeds een aantal elementen van “verzoening” inhoudt. De enige partij die in België binnen die traditie blijft, is de PS die met haar dominante positie in Franstalig België de hele Franstalige politieke kaste, met of tegen haar zin, meesleurt.

Gezien CD&V niet langer kan uitpakken als “volkspartij” o.b.v. haar sociaal ingekleed beleid, moet ze op een andere manier een sociaal blok rond haar bouwen. Reeds eerder met Luc Vandenbrande, maar zeker sinds het uiteenvallen van de VU en de vrijage met NVA, wat leidde tot het kartel (waartegen de arbeidersvleugel zich overigens verzette), probeert ze dat te doen o.b.v. het Vlaams nationalisme. Nu ze niet meer de belangen van “alle Vlamingen” verdedigt (als zogenaamde volkspartij), moet ze wel die van “dé Vlaming” verdedigen tegen die van “dé Franstalige”. In dat proces heeft ze overigens ook SP.A meegetrokken, die weigert zich nog langer als arbeiderspartij te profileren en dus de belangen te verdedigen van de arbeidersklasse tegen de burgerij en ook een kartel is aangegaan met dat andere stuk ex-VU: Spirit.

Slechte timing

In die zin leek de forcing rond BHV een goed idee. De CD&V moest terug een leidende positie verwerven. De andere Vlaamse partijen sprongen op die forcing om dat laatste juist te vermijden. En het leek doenbaar: het arrest van het Arbitragehof die de huidige toestand in BHV ongrondwettelijk verklaarde, leek voldoende te zijn om die zaak, mits enige strubbelingen, tot een Vlaamse overwinning te leiden. Tegelijk kon het overleg rond het eindeloopbaandebat verstopt worden achter het communautaire gekrakeel. Het draaide echter falikant anders uit.

Waarom? Een eerste vaststelling is dat de economische situatie, waarbij slechts enkele maanden terug nog zo werd gejubeld dat België het in vergelijking met andere Europese landen zo goed deed, acuut is verslechterd. Een nulgroei in het eerste kwartaal, waarvan vice-gouverneur van de Nationale Bank Luc Coene (ex-kabinetchef van Verhofstadt) naar eigen zeggen niet echt wakker ligt. Wat hem wel verontrust, is dat de investeringen niet hernemen, wat erop kan wijzen dat we niet te maken hebben met een tijdelijke inzinking, maar dat we integendeel aan het begin staan van een recessie. In dat kader kon de BHV-saga niet dienen als afleider voor de sociaal-economische dossiers (nu vooral het eindeloopbaandebat), maar zorgde het gekrakeel rond BHV en de ontwikkelende politieke crisis er juist voor dat die sociaal-economische dossiers nogmaals werden uitgesteld. Vandaar de oproep van het VBO tot een einde aan de BHV-crisis, vandaar de reactie van het koningshuis, vandaar het publiekelijk schofferen van de hele Vlaamse politieke kaste.

De federale regering noch de Vlaamse regering – en de partijen die erin vertegenwoordigd zijn – willen verkiezingen. Omdat dat opnieuw een uitstel betekent voor het eindeloopbaandebat en andere sociaal-economische hete hangijzers. Omdat het in het buitenland een onstabiel land toont, wat de aantrekkelijkheid voor investeringen niet verhoogt. Omdat slechts twee partijen kans maken op een ernstige bonus bij nieuwe verkiezingen: het Vlaams Belang en de PS. Wat de oplosbaarheid van communautaire spanningen er niet op zou vergemakkelijken.

Geen splitsing BHV – overwinning voor de Franstalige politici?

Neen. Uiteindelijk liep het akkoord dat voorlag – splitsing van BHV voor ruime toegevingen voor de Franstaligen in de Brusselse Rand – te pletter op het verzet van Spirit. CD&V en NVA zouden zich ook verzet hebben tegen verschillende bepalingen die voor hen onaanvaardbaar zijn, maar zonder verzet binnen de federale meerderheid zou het akkoord goedgekeurd zijn. Dat zou dan door CD&V en NVA als een “halve overwinning” zijn voorgesteld.

Feit is dat de Vlaamse regering nu een lijst van “onaanvaardbare toegevingen” heeft aangelegd, zoals de uitbreiding van Brussel, schendingen van het territorialiteitsprincipe zoals het toestaan van een zekere bevoegdheid aan de Franstalige gemeenschap op Vlaams gebied,… Dat Vlaams nationalistische lijstje is nu aanvaard door alle gevestigde partijen in Vlaanderen en zal door het Vlaams Belang enkel afgekeurd worden als “onvoldoende”. Dat belooft voor de volgende onderhandelingen over een nieuwe staatshervorming! Het zal de oplossing van de BHV-kwestie zeker niet bevorderen.

Sociale verdringing bestrijden

En dat er problemen op te lossen zijn in BHV, mag wel duidelijk zijn. Zowel Franstaligen als Nederlandstaligen komen in Brussel en in de Brusselse rand in situaties die onaanvaardbaar zijn. Diensten in je eigen taal zijn noodzakelijk om te kunnen deelnemen aan het maatschappelijke leven en zijn in sommige gevallen levensreddend. Beide taalgroepen ondergaan in dit gespannen klimaat allerlei pesterijen. En je kunt natuurlijk, zoals de NVA en de CD&V doet, zeggen dat als Franstaligen in Vlaanderen willen wonen, ze zich ook moeten aanpassen en de taal leren. Maar dat is simpelweg ontkennen dat Brussel groeit en dat er voor veel mensen die werken en leven in Brussel geen plaats meer is in de huidige stad.

De sociale verdringing in de rand en in Brussel zelf moet worden gestopt. Dat zal echter niet gebeuren met een plan om sociale woningen en andere vormen van gesubsidieerd wonen enkel voor te behouden voor de eigen taalgroep, zoals de Vlaamse regering nu heeft beslist in de ultieme verzoening na het BHV-debâcle. Die verdringing is geen immers geen taalprobleem, het is een probleem van stijgende koop- en huurprijzen van woningen en bouwgronden. Dat oplossen, kan enkel gebeuren door een veel massaler programma van sociale woningbouw, waardoor echt gewogen kan worden op de huur- en koopprijzen.

Brussel heeft nood aan een massaal programma van stadsrenovatie en sociale woningbouw om er terug een betaalbare stad van te maken, waar het ook aangenaam is om te leven. Maar zoals in alle steden voert Brussel in haar woonbeleid vooral een politiek om tweeverdieners en beter begoeden aan te trekken. Ook in Brussel wordt het bouwbeleid vooral gestuurd door grote bouwpromotoren, die enkel winst voor ogen hebben. Met woningen en appartementen voor mensen en gezinnen met een gemiddeld tot laag inkomen valt pakken minder winst te rapen dan met chique lofts in de stad en even chique villa’s in de rand. Zolang de privé-sector vrij spel krijgt, zal sociale verdringing een realiteit zijn in alle grote steden en de rand errond. Wie dat wil bestrijden heeft niet de andere taalgroep van het land als vijand – in de rand wonen naast Franstaligen ook een gans pak mensen uit andere EU-landen, o.a. uit Nederland, die goedbetalende Europese jobs hebben – maar grote privé-ondernemingen die de woningmarkt controleren en de gemeente- en stadsbesturen die hen diensten verlenen.

Vlaamse, Waalse en Brusselse arbeiders en jongeren hebben eenheid nodig in de strijd tegen sociale afbraak

Gewesten en gemeenschappen hebben steeds meer bevoegdheden samengeraapt in de opeenvolgende staatshervormingen. Ook worden federale richtlijnen anders uitgevoerd in de verschillende delen van het land. Dat kan ook moeilijk anders: terwijl Vlaanderen een van de rijkste regio’s ter wereld is, zakt Wallonië economisch steeds verder weg.

In Wallonië gaan steeds meer stemmen op voor een harder neoliberaal beleid om de economie te “herlanceren”. Zo drukken de professoren Henri Capron (ULB), Pierre Pestiau (ULG) en Michel Mignolet (FUNDP) in Le Soir (19/05/2005) hun spijt uit dat Wallonië niet de weg van Frank Vandenbroucke heeft gevolgd. In hun tribune wordt gesteld dat Wallonië samen met la Lorraine de enige regio in neergang is waar die neergang niet werd gestopt sinds 2000. “Maar deze regio hoeft niet te vrezen dat Frankrijk haar zal laten vallen. De Walen leven integendeel onder de bedreiging van een Belgische scheiding.” Als voor het oplossen van de torenhoge werkloosheid die in een aantal regio’s oploopt tot boven de 20% “een grotere flexibiliteit in de uurroosters” nodig is of “een meer actieve politiek van heractivering van werklozen in het arbeidscircuit”, dan moet dan volgens hen maar. Mignolet stelt erin zelfs voor het “loonsverschil tussen het noorden en het zuiden van het land (al 4% hoger in Vlaanderen) nog verder op te drijven om het tekort aan rendabiliteit van de industrie in het zuiden (14,6% tegenover 17,5% in Vlaanderen) op te vangen”.

BHV is dan wel niet gesplitst, de druk vanuit Vlaanderen om in Wallonië tot een harder asociaal beleid te komen, zal haar vruchten wel afwerpen in de afbouw van de sociale zekerheid, de openbare diensten en de lonen en arbeidsvoorwaarden. Voor de Vlaamse arbeiders en jongeren zal de opbrengst daarvan echter slechter dan niets zijn: het zal ook in Vlaanderen aanleiding geven tot een verdere afbouw. We kunnen de logica hiervan met onze eigen ogen aanschouwen in het onderwijs. Sinds de regionalisering van deze bevoegdheid is geen enkele strijd in het onderwijs nog nationaal en voldoende massaal geweest om de afbouw fundamenteel tegen te houden. Vooruitgang in de besparingen in de ene regio gaven in de andere regio opnieuw aanleiding tot een nieuwe besparingsronde. Nog voor Franstalige arbeiders en jongeren, noch voor hun Vlaamse tegenhangers zou een verdergaande opdeling van het land een stap vooruit zijn. Het niet begrijpen van de noodzaak van eengemaakte strijd en desnoods nationale algemene stakingen om de asociale politiek van de federale regering tegen te gaan, zou ons duur komen te staan.

Wat met een ASB?

Het is daarom zeker een goede zaak dat de weerstand binnen de arbeidersbeweging tegen een alternatieve financiering van de sociale zekerheid o.b.v. BTW georganiseerd is en dat dat in beide landsdelen het geval is. Zo’n nationaal front van vakbonden met de PS zou wel eens genoeg kracht kunnen hebben om dat scenario tegen te gaan. Maar het zal een onderhandelde achteruitgang zijn, die moet verbergen dat de leiding van de vakbonden geen echte strategie heeft om nog vooruitgang te boeken.

Maar kan er dan nog wel “vooruitgang” worden geboekt. Moeten we met de economische crisis in aantocht onze eisen niet afzwakken? Neen. Ten eerste zijn in België voldoende middelen aanwezig om een sociale politiek te voeren, indien dat de bedoeling is. Maar belangrijker dan dat is te zien dat als het patronaat en de gevestigde politieke partijen hun offensief steeds hebben uitgesteld, dat enerzijds is omdat ze daar nog de ruimte voor hadden, maar anderzijds vooral omdat ze een confrontatie met de arbeidersklasse vrezen. Dat gewicht van de potentiële kracht van de Belgische arbeidersklasse, een van de meest georganiseerde ter wereld, weegt op alle grote beslissingen in het land. Daarom hebben we de index nog, zelfs al is hij voor een groot deel geneutraliseerd door de gezondheidsindex; daarom zijn werkloosheidsuitkeringen in België in theorie nog steeds onbeperkt in tijd, hoewel de huidige jacht op werklozen dat recht in de praktijk ondermijnt.

Het punt is dat de arbeidersklasse weegt. Als Cortebeeckx zegt dat een nationale staking zal volgen op iedere poging tot brute afschaffing van het brugpensioen, dat wordt dat niet gezien als een loos dreigement. Dat soort uitspraken kan onderhandelingen met maanden uitstellen, zoals nu reeds het geval is voor het eindeloopbaandebat. Maar dat gewicht is relatief: als het passief wordt gebruikt, zonder dat de arbeidersklasse in beweging wordt gebracht, kan het voldoende zijn om bij een alternatieve financiering van de sociale zekerheid de meest sociale vorm af te dwingen, via een algemene sociale bijdrage die gedragen wordt door alle inkomens, ook die van de beter begoeden.

Als het echter actief wordt gebruikt, kan het structurele tegenhervormingen tegenhouden. De alternatieve financiering van de sociale zekerheid dient enkel om de patronale bijdragen (en dus de globale lonen) verder af te bouwen, evenals de dotatie die de staat zelf doet. Bovendien heeft de arbeidersbeweging ook iets te zeggen over wat ze zelf financiert: de huidige sociale zekerheid is ook na de ontmanteling van de laatste 25 jaar nog steeds een systeem van rechten dat in stand gehouden wordt door de solidariteit binnen de klasse zelf. De ASB zal slechts een element zijn in het verglijden van de sociale zekerheid tot een liefdadigheidssysteem. De beste optie voor de arbeidersklasse is dan ook het behoud van de sociale zekerheid zoals die nu bestaat en de strijd tegen de verdere afkalving van de zogenaamde patronale bijdragen en de staatsdotatie.

Indien we erin slagen dat offensief op de sociale zekerheid tegen te houden, wat enkel een kans maakt met een eengemaakte strijd – en dat het kan, is al meerdere malen bewezen in Frankrijk en Italië – zal dat inderdaad slechts tijdelijk zijn, zoals de Franse en Italiaanse voorbeelden ook aantonen. De burgerij zal immers steeds blijven proberen om de arbeidersklasse in het westen op zijn minst terug te brengen tot de situatie van voor de naoorlogse toegevingen. Als de arbeidersklasse in België zich laat verdelen, zullen we die strijd verliezen.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop