Linkse antwoorden op kapitalistische crisis zijn nodig

Op apache.be verscheen een interessant opiniestuk van filosoof Robrecht Vanderbeeken (lees zijn stuk hier). Hij haalt scherp uit naar de liberale visie van de neo-Keynesianen en merkt op dat links maar al te vaak weinig duidelijkheid verschaft over alternatieven op het kapitalisme. De concrete aanleiding voor zijn stuk haalt Vanderbeeken bij de stelling van Erik De Bruyn dat hij enkel nog een politiek initiatief zou overwegen indien Paul De Grauwe hem contacteert. Het pleidooi om naar Marx terug te grijpen,wekt natuurlijk onze aandacht op.

Naar aanleiding van de verklaringen van De Bruyn in diverse media publiceerde Rood! een reactie die hier kan gelezen worden. De vaststelling dat De Grauwe in linkse kringen al eens wordt bovengehaald, is inderdaad opvallend en er mag effectief wat meer kritiek op diens liberale standpunten komen. Als De Grauwe wordt aangehaald, heeft dat ongetwijfeld veel te maken met zijn parkoers van een overtuigde neoliberaal tot een neo-Keynesiaan. De standpunten van De Grauwe zijn nuttig voor links, niet omdat de econoom ‘oplossingen’ zou aanbieden maar wel omdat hij regelmatig terechte aanklachten formuleert over wat fout loopt.

Om het gebrek aan oplossingen bij De Grauwe te schetsen, volstaat het om zijn opiniestuk van 5 augustus over het rotte bankenmodel te lezen. Daarin stelt de econoom dat het bankenmodel niet is veranderd en dat de bankiers hun speculatieve beleid ongehinderd kunnen verderzetten. Hij erkent dat het pleidooi van economen als hijzelf om daar iets aan te doen niet tot verandering leidt. “Integendeel, de bankiers slagen er steeds meer in allen te overtuigen dat dit model niet mag veranderen. Je weet wel: als we het veranderen, zal onze heilige competitiviteit verder aftakelen. Je zou voor minder beginnen wenen." Natuurlijk werkt het kapitalistische model niet en worden geen aanpassingen aanvaard, de financiële sector bestaat uit haaien die bloed geroken hebben. Er mogen nog honderd professoren tegen die haaien argumenteren, het zal weinig indruk maken. Er zijn twee opties mogelijk voor wie de problemen erkent: beginnen wenen of het systeem bestrijden (vrij vertaald: de haaien met argumenten proberen te temmen of ze afmaken).

Vanderbeeken heeft gelijk als hij stelt dat het Keynesianisme – gezien de omvang van de voorgestelde maatregelen gaat het eerder om neo-Keynesianisme – geen oplossingen biedt en dat de crisis van de jaren 1930 niet door het Keynesianisme maar wel door de Wereldoorlog is gestopt. Het Keynesianisme heeft vooral tot doel om extra tijd voor de kapitalisten te kopen door een stimulusbeleid van publieke investeringen om de economie aan te trekken. Keynes was overigens minder naïef dan zijn hedendaagse volgelingen, hij erkende dat het moeilijk was om kapitalisten te overtuigen van overheidsinterventies zolang er geen oorlogssituatie was die hun voortbestaan bedreigde. Paul Krugman, een van de hedendaagse neo-Keynesianen, beseft ergens wel dat de Wereldoorlog een belangrijke rol speelde en maakt er zich met een grapje van af: “Wat we nu nodig hebben is de valse dreiging van een buitenaardse invasie die leidt tot enorme uitgaven aan de verdediging tegen de buitenaardse wezens.” Qua ‘oplossing’ is dat niet alleen bijzonder ver gezocht, het getuigt ook niet bepaald van vertrouwen in de mogelijkheid om louter via sociaal nuttige publieke investeringen de economie aan te trekken. Met een achtergrond van schuldenbergen en een bijzonder groot belang van de financiële sector, biedt het neo-Keynesianisme geen oplossingen. Een Keynesiaan zou voor minder beginnen wenen.

Ten onrechte denkt Vanderbeeken echter dat links zich volledig in het kamp van de wenende Keynesianen bevindt of toch minstens daar alle hoop op vestigt. Een groot deel van de officiële ‘linkerzijde’ is veel verder dan dat weg gezakt en heeft jarenlang mee een neoliberaal beleid gevoerd. Een partij als de PS zit sinds 1987 onafgebroken in de federale regering een heeft een rol gespeeld in alle grote besparingsoperaties. Als het onduidelijk is wat er nog ‘links’ is aan deze partij heeft dat niet zozeer iets te maken met een “groot postmodern rookgordijn” maar met de praktijk van een neoliberaal beleid dat wordt verkocht als het “minste kwaad”. Geleidelijke afbraak van sociale verworvenheden zou ‘linkser’ zijn dan pogingen om sneller te gaan met dezelfde afbraak.

Welk antwoord heeft consequent links op de crisis van het kapitalisme? Vanderbeeken stelt vast: “Het kapitalisme frontaal in vraag durven stellen, dat blijft helaas het Grote Taboe. Het zou allemaal een gevaarlijk anachronisme, zelfs regressie richting de Goelag zijn.” Misschien dat het in vraag stellen van het kapitalisme in bepaalde middens nog een taboe is, in de media en andere gevestigde kringen is dat ongetwijfeld het geval. Maar voor consequent links mag dat geen taboe zijn. Vanderbeeken heeft gelijk als hij daarbij naar Marx teruggrijpt en suggereert dat we moeten opkomen voor “de vermaatschappelijking van onze economie zodat die effectief terug van ons wordt” en een “herverdeling van rijkdom”. Hij heeft ook gelijk om te pleiten voor een tegenbeweging.

Maar als we dan toch naar Marx teruggrijpen, kunnen we het misschien beter ineens grondig doen. Dat begint met de vaststelling dat er verschillende klassen met tegengestelde belangen zijn waarbij de arbeidersklasse – de overgrote meerderheid van de bevolking die haar arbeidskracht verkoopt in ruil voor een loon – veel talrijker is en het potentieel heeft om zelf de touwtjes in handen te nemen. Dat vergt een bewuste organisatie van de arbeidersklasse, zowel op syndicaal als op politiek vlak, om tot een fundamentele breuk met het kapitalisme te komen en de basis te leggen voor een ander systeem door de sleutelsectoren van de economie onder democratisch beheer en bezit van de bevolking te plaatsen in het kader van een geplande economie.

Het volstaat niet om aan te klagen dat anderen geen oplossingen bieden en vervolgens ons eigen alternatief te beperken tot “kleine eilandjes van verzet – van activisme, burgerlijke ongehoorzaamheid, onafhankelijke media, eigen banken of gewoon van heterodoxie” (ruikt dat niet naar een ‘postmodern rookgordijn’?) die samen “een archipel vormen: een bondgenootschap waarin duidelijk wordt dat niet alleen ‘ik’ dat ben maar dat ‘wij’ woedend zijn en het anders kunnen en zullen doen.” Laat ons concreter worden en antwoorden op de vraag welke sociale kracht in staat is om fundamentele verandering te bekomen (de arbeidersklasse) en welke verandering we voorstellen (socialisme).


Lees ook:

  • Klassenstrijd bestaat nog steeds. De vraag is: hoe ze te winnen?
  • Wat is de relevantie van het marxisme vandaag?
  • Revolutie en socialisme. Een andere wereld is mogelijk. Welke en hoe daar geraken?
0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop