Pakistan is de afgelopen jaren een slachtveld geworden voor mensen van verschillende gemeenschappen. Een van de gemeenschappen die bijzonder hard getroffen werd, is de Sjiitische Hazara gemeenschap. Toen ik in de Hazara-wijk van Quetta, de hoofdstad van Balochistan, kwam om in naam van Socialist Movement Pakistan en het CWI deelneming te betuigen met de families van drie vermoorde SMP-leden, voelde ik een enorme angst en onzekerheid in wat ooit een erg vreedzame buurt was.
De drie socialisten kwamen in januari en februari om bij twee afzonderlijke incidenten. In de buurt was er een enorme woede en bitterheid. De provinciale regering onder leiding van de PPP (Pakistan People’s Party, deze partij regeert ook op nationaal vlak) werd met een beschuldigende vinger aangewezen. De families van de vermoorde activisten waren tijdens mijn bezoek nog in volle rouw, het was enkele dagen na de moord.
Een soennitische extremistische groep die banden heeft met Al-Qaeda, Lashkar-e-Jhangvi (LI), eiste de verantwoordelijkheid voor de aanslagen op. De Hazara-gemeenschap leeft al jarenlang onder een constante bedreiging. Drie leden van Socialist Movement Pakistan – Ali Raza, Ali Hussain en Hassan Abbas – kwamen bij de aanslagen op. Ze lieten niet het leven omwille van hun politieke ideeën of activiteiten. Ze werden vermoord omdat ze deel uitmaken van de Sjiitische Hazara gemeenschap en op het verkeerde ogenblik op de verkeerde plaats waren. Twee kameraden werden vermoord toen ze in een café zaten en een zelfmoordaanslag op de drukke weg ervoor werd gepleegd. De derde werd vermoord toen hij met zijn gezin inkopen deed op een drukke markt. Een krachtige bom trof de bezoekers van de markt. Onze organisatie verliest hierdoor drie loyale leden die in moeilijke tijden bleven opkomen voor een socialistisch alternatief. Het is een groot politiek en organisatorisch verlies voor de SMP in Balochistan.
Volgens een rapport van de Human Rights Commission Pakistan hebben sinds 1999 meer dan 800 Sjiitische Hazara’s het leven gelaten. Tussen 2008 en mei 2012 waren er minstens 550 doden en dit onder een regering die werd geleid door de PPP. In de eerste drie maanden van 2013 vielen er meer dan 200 doden bij drie grote zelfmoordaanslagen. Deze cijfers moeten gezien worden tegenover het relatief kleine aantal Hazara’s, het gaat om een gemeenschap van zowat een half miljoen mensen. Duizenden raakten gewond waarbij velen levenslange gevolgen dragen van de verwondingen. Het aantal sectaire aanslagen en confrontaties is in 2012 met 195% toegenomen tegenover 2011. Het aantal doden en gewonden nam respectief toe met 62% en 239%.
De Hazara’s zijn een afzonderlijke etnische groep die vooral in Afghanistan leven, maar ook aanwezig zijn in Pakistan en Iran. De afgelopen periode zoekt een groeiend aantal Hazara’s toevlucht tot het westen in de zoektocht naar veiligheid en een toekomst. De Hazara’s werden traditioneel vervolgd door een aantal Afghaanse koningen en heersers, vooral onder Amir Abdul Rehman Kahn was dat het geval. Ze werden ook vervolgd door andere etnische groepen en zijn onderworpen aan sectair geweld en etnische discriminatie. Oorspronkelijk leefde deze bevolkingsgroep vooral in het centrum van Afghanistan, maar ze moesten onder druk van het sectair geweld uitwijken en kwamen daarbij ook in buurlanden als Iran en toen nog Brits India terecht. De Hazara gemeenschap vond een basis in Quetta waar velen dienst namen in het Britse leger of andere vuile jobs opknapten. Het leger werd een onderdeel van het leven van de Hazara. Een groot aantal Hazara’s maakt deel uit van het Afghaanse of het Pakistaanse leger.
De Hazara academicus en gepensioneerde rector van het Government General Musa College Quetta Cantonment, professor Nazir Hussain, stelde: “Tot voor kort leefden de Hazara’s in vrede en een goede verstandhouding met de Pashtoon en de Balochi bevolkingsgroepen. Het was onder het bewind van generaal Zia-ul-Haq dat het beleid van segregatie tot verandering leidde. We ondergaan nu sociale anarchie en de Hazara’s in het bijzonder leven in wijken die aan Joodse getto’s doen denken.” Abdul Khaliq Hazara, voorzitter van de Hazara Democratic Party, legde het me als volgt uit: “Het begon in 2001 en kende een hoogtepunt in 2011-12. Dokters, professoren, studenten, zakenlui en sportlui werden eruit gepikt en vermoord. Het motief achter deze terreurdaden was eenvoudig, Quetta in de hel van sectair geweld binnen duwen. Alle Hazara’s in Quetta behoren tot de Sjiitische stroming. Meer dan duizend Hazara’s zijn al vermoord. De meeste jongeren hebben geen toegang tot onderwijs, sommigen beginnen uit wanhoop toenadering te zoeken tot Sjiitische religieuze groepen. De mensen verliezen hun inkomen en werk. Ze kunnen zich niet vrij bewegen in hun eigen stad. Meer dan 30.000 jongeren hebben het land al verlaten. Ouders verplichten hun zonen om te vertrekken. Al wie hoger opgeleid is vertrekt, maar kan in Australië en andere Westerse landen slechts onzekere jobs uitoefenen. Onze jonge generatie begint de hoop op een toekomst te verliezen.”
Sectaire anti-Sjiitische groepen hebben een zekere aanwezigheid in Balochistan. Ze kunnen hun activiteiten relatief openlijk bedrijven, zeker in vergelijking met de nationalistische opstandelingen en de Afghaanse Taliban. Anti-Sjiitische groepen zijn goed georganiseerd en hebben banden met andere religieuze extremistische militante groepen zoals Tehrik-e-Taliban Pakistan (TTP), Lashkar-e-Jhangvi (LeJ) of Al-Qaeda. Dat zijn de meest actieve en dodelijke anti-Sjiitische groepen. LeJ is vooral in en rond Quetta actief. De organisatie is geconcentreerd in Balochistan en andere delen van Pakistan nadat haar kampen in Kaboel en Kandahar werden vernietigd bij de Amerikaanse inval in Afghanistan in 2001.
Een andere actieve militante speller in Balochistan is Jundillah, een groepering die een religieuze sectaire agenda mengt met een nationalistische separatistische ideologie. Het is een anti-Sjiitische en anti-Iraanse militante organisatie die actief is in de Iraanse provincie van Seistan-Balochistan, dat grenst aan de Pakistaanse districten Chaghi, Kharan, Panjgur, Kech en Gwadar. Het aantal activisten van Jundullah wordt op ongeveer 800 geschat.
Deze verschillende anti-Sjiitische militante Soennitische extremistische groeperingen komen goed overeen en steunen elkaars activiteiten. Het is een gevaarlijke en dodelijke ontwikkeling die kan leiden tot nog meer onstabiliteit en anarchie in het reeds erg gewelddadige Balochistan.
De moorden en het geweld beperken zich niet tot de Sjiitische Hazara’s maar ook mensen van andere etnische achtergronden worden getroffen, onder meer de Punjabi’s worden vervolgd. Duizenden Punjabi’s hebben Quetta en andere delen van Balochistan verlaten. Heel wat delen van de provincie zijn niet veilig voor Punjabi’s. Zelfs Hindoes, Sindhi’s en Pashtoons werden in delen van Balochistan vervolgd. Soms weet niemand waarom iemand werd vermoord en wie hem vermoorde. De verschillende gewapende groepen vernietigen het leven van de gewone bevolking. De regering slaagt er niet in om onschuldige mensen te beschermen tegen de gewapende groepen, zowel de nationalistische als de religieuze sectaire groepen. De situatie is er g onstabiel en volatiel. De afgelopen jaren ontwikkelde zich een situatie die eerder op een burgeroorlog lijkt.
De vakbonden in Quetta bestaan nog en gaan de strijd aan tegen sectaire en nationalistische verdeeldheid. Er zijn ernstige dreigementen vanwege verschillende gewapende militante groepen, maar toch organiseerden de vakbonden vorig jaar nog een eengemaakte optocht op 1 mei met arbeiders van verschillende etnische, religieuze en nationale afkomst. Deze gezamenlijke betoging door de hoofdstraten van Quetta toonde het potentieel van klasseneenheid. Een vakbondsleider vertelde me dat het niet gemakkelijk is “om de arbeiderseenheid te behouden in deze turbulente tijden. We staan langs alle kanten onder grote druk om kant te kiezen op sectaire, etnische en nationalistische basis en om te buigen voor de posities van verschillende groepen en organisaties. We blijven strijden en opkomen om de eenheid onder de werkende bevolking te bewaren. Dat zal mogelijk niet lukken als de situatie erger wordt, maar we zullen niet zomaar zonder strijd opgeven.”