India. ‘Bhimayana’ – de onaanraakbaren doorheen de geschiedenis

Bhimayana is een mooi geïllustreerd een eenvoudig verteld verhaal van een van de lelijkste en meest wrede onderdelen van de Indische samenleving, het Hindoe kastensysteem. Er zijn in India zowat 170 miljoen mensen die onder de meest onderdrukte kaste van de ‘Dalits’ vallen, de zogenaamde ‘onaanraakbaren’. Gemiddeld worden twee van hen per dag vermoord en worden drie Dalit-vrouwen verkracht. Ieder uur worden twee Dalits aangevallen. Iedere dag worden twee huizen van Dalits plat gebrand.

Recensie door Clare Doyle, CWI

Bhimrao Ramji Ambedkar werd 120 jaar geleden geboren en was de meest prominente voorvechter van de Dalits. Er zijn meer standbeelden van hem dan van zowel Mahatma Ghandi als Pandit Nehru, de eerste Indische premiers na de onafhankelijkheid. Met Ghandi had hij een publieke discussie over de maatregelen die werden genomen om het lot van de laagste kaste te verzachten. Onder Nehru werd hij de eerste minister van recht en voorzitter van de de grondwetgevende vergadering. Zijn voorstellen voor een Hindoe wetboek waarbij de persoonlijke regels evenwichtiger werden met onder meer gelijke kansen en vrouwenrechten, werden zodanig geamendeerd dat er niets van overbleef. Hierop nam hij ontslag.

Ambedkar kreeg de kans om in de VS en Groot-Brittannië te studeren. Dat was een kans die de meeste Dalits nooit kregen, ook vandaag niet en dat ondanks quota in het onderwijs en op de arbeidsmarkt voor “achtergebleven en lagere kasten”. In de eerste pagina’s van het boek klaagt een jonge man uit de 21ste eeuw dat het quotasysteem het moeilijker maakt om een job te vinden. Zijn vriend overloopt vervolgens enkele van de meest vernederende aspecten van het kastensysteem onder Ambedkar en maakt aan de hand van krantenartikels duidelijk dat er weinig is veranderd.

Het Hindoe-kastensysteem dateert van de oude pré-kapitalistische samenleving. Het is een rigide hiërarchie van een erfelijke sociale ordening. In tegenstelling tot de klassen zijn de kasten niet gebaseerd op een specifieke bezigheid of de verhouding tot de grondbezitters of werkgevers. De Brahmanen, oorspronkelijk priesters, hebben doorgaans jobs zoals leraars, advocaten,… en genieten een hoog aanzien. De zogenaamde ‘kastelozen’ of ‘onaanraakbaren’ hebben doorgaans geen onderwijs en geen toegang tot heel wsat publieke diensten. Ze zijn veroordeeld tot een leven als arme arbeidskrachten die zogenaamde vuile jobs onderaan de sociale ladder moeten verrichten. Een aantal individuen heeft toegevingen bekomen, maar het archaïsche onderscheid tussen de verschillende kasten blijft grotendeels bestaan, ook onder het ‘moderne’ kapitalisme.

In dit boek wordt het verhaal van de jeugd van Ambedkar gebracht. Dat gebeurt aan de hand van beelden van twee Adivasi (lagere kasten) artiesten, Durghabai en Subash Vyam. De tekst is van de hand van Srividya Natarajan en S Anand, maar de artiesten voegen een eigen substantieel element toe. Er kan een parallel worden getrokken met de tekeningen van Marjane Satrapi in ‘Persepolis’, een boek over een rebels meisje in Iran dat ook als tekenfilm verscheen.

Eenvoudige beelden en directe boodschappen kunnen erg aangrijpend zijn. De woorden van iedere figuur, waaronder Ambedkar, worden in tekstballonnen gebracht – deze nemen de vorm van een vogel aan voor vriendelijke en zachte teksten, de hardvochtige teksten staan in een tekstballon die de vorm van een gifslang aanneemt. De pagina’s zijn bezaaid met vogels, dieren, slagen en vissen. Het verhaal stroomt bijna letterlijk van pagina naar pagina aangezien water een centraal element vormt met beken, meren, vijvers,…

Strijd voor toegang tot water

Water is iets waaromtrent veel discriminatie plaats vindt. Dalits wordt door alle andere kasten, Moslims, Parsis en anderen de toegang tot water ontzegd. De naam Bhimayana is een parodie op het heilige boek van de Hindu’s, Ramayana, het epische verhaal van het leven van de oppergod Ram.

Bhim (Ambedkar) vocht heel zijn leven tegen het kastensysteem. Op het begin van het boek wordt verteld hoe hij in 1918 op de trein het boek “Democratie en onderwijs” van John Dewey leest. Dewey was een van zijn docenten aan de universiteit van Columbia. Hij was een gekende Amerikaanse filosoof die in 1937 een onderzoekscommissie zou leiden omtrent de valse beschuldigingen tegen Leon Trotski en diens aanhangers in de beruchte Moskouse processen.

In 1920 richtte Ambedkar een scherp anti-kastenblad uit. Drie jaar later begon hij de strijd voor een massale opstand rond toegang tot water te organiseren. Dat stond bekend als de Mahad Satyagraha. Vier jaar lang was er een massale campagne van burgerlijke ongehoorzaamheid waarbij 3.000 kastelozen water haalden uit de opslagtank Chavadar in de regio van Bombay. De kastelozen oefenden hun recht op dat water uit, ook al werd dat recht hen in de praktijk ontzegd. De Dalits noemden hun actie een ‘onafhankelijkheidsverklaring’. Er waren opruiende toespraken: “De Dalits sloten zich aan bij de slogans van de Franse revolutie: ‘Vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid’. Er vielen twintig gewonden toen de betoging werd aangevallen.”

Ambedkar was op zijn manier een revolutionair. Hij was nooit een marxist, maar trok wel de conclusie dat de heersende klasse niets zou weg geven zonder dat daarvoor werd gestreden. Hij stelde aan zijn medestanders: “Als er geen verzet van de heersers was, zou een gewelddadige revolutie niet nodig zijn.”

De Brahmanen in Mahad besloten dat ze niet zouden toelaten dat de Dalits drinkwater haalden uit de opslagtank van Chavadar. Ze stelden dat ze het water nog liever zouden vervuilen dan de Dalits er toegang tot geven. Hierop werd een tweede Mahad Satyagraha georganiseerd op 25 december 1927. Nu waren er 10.000 actievoerders. Een kopie van de Manusmriti, het ‘heilige’ wetboek van de Hindoes waarin de kastenpraktijk wordt beschreven alsook de onderdanige positie van vrouwen, werd symbolisch verbrand.

Een krantenbericht uit 2008, overgenomen in het boek, toont aan dat er weinig is veranderd. Toen Dalits met de hulp van mensenrechtenorganisaties overgingen tot een directe actie om toegang te krijgen tot water in Chakwara in de buurt van Jaipur, werden ze brutaal aangevallen. Lokale Hindoes bekogelden de Dalits met stenen en stokken. De politie kwam tussen met traangas en er werd met scherp geschoten. De krant Tehelka schreef: “De Hindoes begonnen stront en afval in het waterreservoir te gooien. Een aantal mannen liet de riolen van het dorp in het reservoir uitmonden.” Het recht op toegang tot het water werd toegekend, maar het water zelf was niet langer drinkbaar.

Een leven van strijd

Op verschillende ogenblikken kwam Ambedkar op tegen de vernedering en ontbering waar Dalits iedere dag het slachtoffer van warden: discriminatie op school, op het openbaar vervoer, in de ziekenhuizen en zelfs bij de kappers. Hij voelde zich enkel gelijk toen hij in het buitenland studeerde. Zelfs toen hij in eigen land een prominente advocaat was, werd hij soms de toegang ontzegd omwille van zijn afkomst. Dat was niet enkel bij Hindoes het geval, maar ook bij Parsis en Christenen. Een Hindoe-‘vriend’ zei hem dat hij hem niet bij hem thuis kon ontvangen omdat zijn huispersoneel anders zou weg gaan. In het boek wordt vervolgens gewezen op een artikel uit The Hindu (5 mei 2008) waarin stond dat studenten in New Dehli door hun huisbaas en zijn familie in elkaar werden geslagen toen bekend werd dat ze Dalits waren.

Ambedkar toont aan hoe moslims slecht worden behandeld en zelfs vervolgd door de Hindoe-meerderheid. Maar zelfs onder de moslims wordt neergekeken op de Dalits. Ambedkar klaagt aan: “Ze prediken gelijkheid, maar volgen de praktijk van het kastensysteem.”

Zijn militante verzet tegen het kastensysteem leidt tot een conflict tussen Ambedkar en Mahatma Ghandi. Hij was kwaad omdat Ghandi enkel op de discriminatie wees toen hij in het buitenland zat, in het apartheidsstelsel van Zuid-Afrika van de jaren 1930. De oplossing van Ghandi op dat ogenblik bestond niet uit een strijd om apartheid af te schaffen, hij pleitte integendeel voor een aparte categorie voor de Aziaten waarbij deze bevolkingsgroep boven de zwarten zou staan. Die maatregel werd nadien overigens ingevoerd. De pacifistische activist tegen de Britse overheersing van India had minder oog voor de discriminatie als gevolg van het kastensysteem in eigen land.

De benadering van Ambedkar tegenover onrechtvaardigheid was op veel vlakken revolutionair en een onderdeel van de strijd van alle arbeiders en armen tegen ongelijkheid en uitbuiting. Marx stelde destijds aan zijn dochter dat “geluk wordt gevonden in strijd”. De Dalit-leider verwoordde het op een gelijkaardige manier: “De strijd is voor mij een kwestie van geluk.” “Vorm jezelf, agiteer en organiseer: geloof in jezelf”, stelde hij. Maar zijn oplossingen waren beperkt. Ambedkar stelde voor dat de politieke vertegenwoordigers van de Dalits enkel Dalits zouden zijn die werden verkozen door een kiespubliek van enkel Dalits. Dat zou de afscheiding van de kastelozen enkel versterken in de plaats van verdeeldheid te overstijgen. Maar het was een begrijpelijke poging om een breder gehoor te krijgen voor de standpunten van de meest onderdrukte lagen van de samenleving. Het doel was om een zekere politieke onafhankelijkheid te verwerven tegenover de politici die van andere kasten kwamen en steeds het lot van de Dalits negeerden.

Ambedkar keerde zich niet naar de klassenstrijd als een manier om de onderdrukten te verenigen tegen de onderdrukkers. Hij was ook geen aanhanger van het socialisme. Tegen het einde van zijn leven nam hij wel afstand van het Hindoeïsme: “Het was niet mijn schuld dat ik als onaanraakbare werd geboren”, schreef hij, “maar ik weet wel dat ik niet als Hindoe zal sterven.” Ongelofelijk genoeg keerde hij zich tot een andere mystieke verklaring van de wereld in de vorm van het Boeddhisme. In 1956, enkele maanden voor zijn dood, bekeerden een half miljoen mensen zich samen met Ambedkar tot deze religie. Die zag in het Boeddhisme een meer egalitaire religie. Maar in Sri Lanka, waar het Boeddhisme de staatsreligie is, wordt deze godsdienst ingezet bij de meest bloedige onderdrukking van een minderheid ter wereld, deze van de Tamil-sprekende bevolking van het eiland.

Alle hoofdstukken van het boek tonen aan dat de ergste discriminaties van de Dalits nog steeds bestaan in India. De kastelozen worden toegang tot medische zorgen ontzegd. Er is nog steeds een vorm van ‘eremoorden’ met het vervolgen en vermoorden van vrouwen en hun mannelijke verwanten omdat ze Dalits zijn. De verkiezing van een aantal prominente Dalits heeft geen einde gemaakt aan de discriminatie.

Een alliantie van Brahmanen en Dalits zorgde ervoor dat de Bahujan Samaj Party (BSP) in mei 2007 in de deelstaat Uttar Pradesh aan de macht kwam. De leider van deze partij, Mayawati, is een Dalit-vrouw die premier werd. Mayawati loopt in de kijker door haar opzichtige juwelen, ze is even rijk en corrupt als politici van hogere kasten in gelijkaardige posities. In haar staat leven zowat 80 miljoen mensen, 40% van de totale bevolking, onder de armoedegrens.

Het boek Bhimayana brengt het verhaal van twee vrouwen uit Kanpur, Uttar Pradesh, die in 2007 overleden nadat ze uit het ziekenhuis werden gezet zodra hun kinderen waren geboren. Dokters doen geen levensreddende onderzoeken en operaties bij Dalit-patiënten omwille van hun kaste-positie. Dit soort discriminatie doet denken aan wat in de zuidelijke staten van de VS bestond toen de bekende jazz-zangeres Bessie Smith gewond raakte bij een ongeval. Omwille van haar huidskleur mochten dokters haar niet behandelen zoals ze een blanke gewonde zouden hebben behandeld. Hierop overleed Bessie Smith aan de gevolgen van haar verwondingen.

Falen van de stalinisten

Het kastenthema zit diep geworteld in de Indische samenleving en het is een complex gegeven. Het volstaat niet om zoals de ‘communistische’ partijen van India te verklaren dat de kasten niet kunnen verdwijnen vooraleer de klassen zijn verdwenen, wat enkel in een communistische samenleving het geval zou zijn. Deze partijen brengen geen programma naar voren waarmee wordt ingegaan tegen kastenvooroordelen en discriminatie in de kapitalistische samenleving. Ze zien dat niet als onderdeel van de opbouw van een socialistische beweging. Erger nog, ze hebben het niet langer over de noodzaak van socialisme of communisme. In 2007 waren ze in Nandigram, West Bengalen, betrokken bij gewelddadige aanvallen op arme boeren om op hun grond een groot bedrijf te vestigen.

De Communistische Partij van India (Marxistisch) was meer dan 30 jaar aan de macht in West-Bengalen, deels omwille van de populariteit van de landhervormingen in de beginperiode van hun bewind. De partij voerde evenwel geen consequente strijd tegen het kapitalisme en het grootgrondbezit in West-Bengalen en de rest van India. Het was een ‘communistische’ regering die de politie en gewapende bendes bevel gaf om arme boeren in Nandigram aan te vallen en van hun grond te verdrijven. Daarbij vielen veertien doden, vele gewonden en honderden verloren het dak boven hun hoofd. Dit zorgde er samen met andere asociale maatregelen voor dat de partij de politieke controle over West-Bengalen alsook over de zuidelijke deelstaat Kerala verloor bij de recente verkiezingen.

De stalinisten stelden dat er een fase van industrialisering moest zijn om het kapitalisme te ontwikkelen. Enkel dan zou de basis worden gelegd voor het socialisme en het communisme. Dat was ook de strategie van de Mensjewieken in 1917 in Rusland. Die verzetten zich tegen de Bolsjewistische strategie om de macht in de handen van de arbeiders en boeren te leggen om een socialistische samenleving op te bouwen. De ideeën van het socialisme worden nu aan de kant geschoven, net zoals dit eerder gebeurde met de strijd tegen kastendiscriminatie. De stalinisten hebben nooit een programma gehad waarin de terechte eisen van de Dalits en hun emancipatiestrijd werden verbonden met de eisen van de georganiseerde arbeidersbeweging, de arme boeren en andere armen voor de socialistische omvorming van de samenleving. Dat was al in het midden van de vorige eeuw het geval en het dreef Ambedkar en andere Dalit-activisten weg van wat zij aanzagen als marxisme en communisme, maar wat in werkelijkheid stalinisme was.

Marx’ idee van communisme was een samenleving zonder privaat bezit van de grote industrie, de grond en de banken. Onder een democratisch beheerde planning voor de economie en de samenleving zou alles wat wordt geproduceerd verdeeld worden naargelang de behoeften van de bevolking en dat zonder enige discriminatie of privilege. In de overgang naar zo’n samenleving zou niet alleen de economie op socialistische wijze moeten worden omgevormd, maar zouden ook nog heel wat vestingen van de kapitalistische samenleving moeten worden overwonnen. Er zou nog moeten worden ingegaan tegen reactionaire ideeën, vooroordelen en chauvinistische houdingen en praktijken. Er zouden stappen moeten worden ondernomen om alle vormen van discriminatie weg te nemen, zonder daarbij andere bevolkingsgroepen te benadelen.

Tegen iedere vorm van discriminatie

Zelfs onder het kapitalisme is het mogelijk om in periodes van groei met maatregelen zoals quota of positieve discriminatie een zeker effect te hebben op het vlak van betere mogelijkheden voor vrouwen, etnische minderheden, Dalits,… Maar deze maatregelen zijn steeds beperkt en kunnen tot misbruik leiden. Het uitschakelen van ongelijkheid, uitbuiting en onrechtvaardigheid moet steeds verbonden zijn met de noodzaak van socialistische maatschappijverandering. Vooraleer een echt communistische samenleving tot stand kan komen, moeten socialisten ingaan tegen iedere vorm van discriminatie.

In de strijd rond lonen, arbeidsvoorwaarden, huisvesting en prijzen moet de arbeiderseenheid de eenheid van alle werkenden en onderdrukten, los van hun nationaliteit, kaste, geslacht of religie hoog in het vaandel voeren. Socialisten moeten opkomen voor de gelijke behandeling van alle arbeiders en armen: voor volledige toegang tot degelijk onderwijs, gezondheidszorg en andere sociale faciliteiten, werk en huisvesting.

Wat Ambedkar over de Indische democratie verkondigde, is nog steeds actueel: “het is slechts wat dressing op een Indische bodem die in essentie ondemocratisch blijft.” Er kan vooruitgang worden geboekt door strijd. Maar deze vooruitgang kan enkel worden behouden indien alle natuurlijke en menselijke middelen worden uitgebreid op basis van een nationalisatie en een planmatige aanpak onder democratische controle en beheer van verkozen vertegenwoordigers van de arbeiders en armen.

‘Overvloed’ is de basis voor echt socialisme en is noodzakelijk om een degelijk en nuttig leven te leiden. Tot dan zullen er steeds opnieuw conflicten zijn over de tekorten. Dat wordt aangetoond in het boek als er wordt ingegaan op de quota voor Dalits bij bepaalde jobs. Een quotasysteem kan de positie van de meest gediscrimineerde lagen van de bevolking op het vlak van werk, onderwijs, huisvesting en zelfs politieke vertegenwoordiging wat verlichten. Het is een poging om vooroordelen tegenover deze lagen te bestrijden en het gebrek aan kansen wat recht te trekken.

Socialisten steunen alle stappen naar meer gelijkheid in de samenleving, maar niet ten koste van andere uitgebuite lagen. Dat is altijd een risico bij positieve discriminatie. Dergelijke discriminatie kan worden gebruikt om de positie van een aantal mensen te verbeteren, maar ten koste van anderen.

In het huidige corrupte kapitalistische India zijn een aantal Dalit-politici opgeklommen tot bevoorrechte posities van waaruit ze hun eigen belangen dienen en intussen blind blijven voor het kastenprobleem. Ze hebben de levensstijl en benadering van de hogere kasten overgenomen. Dat is wat steeds gebeurt als kaste-gebonden partijen compromissen sluiten met kapitalistische politici en zakenbelangen om macht en invloed te verwerven en deze macht vervolgens niet gebruiken om de meest onderdrukte lagen te verdedigen maar om de eigen belangen na te streven.

Socialisten komen op tegen alle vormen van onderdrukking, uitbuiting en discriminatie. Waar, zoals in het boek beschreven, de toegang tot water aan de Dalits wordt ontzegd, is protest nodig in de vorm van massale acties net zoals Ambedkar dit organiseerde. Daarbij moeten zoveel mogelijk arbeiders van verschillende achtergronden in het protest worden betrokken om het gewicht van de strijd te vergroten en er een perspectief aan te geven.

Het rotte karakter van het kastensysteem moet steeds worden bestreden, samen met het onvermogen van het kapitalisme om te voorzien in de basisbehoeften van de wereldbevolking. Het kapitalisme is een systeem dat aan de kant moet worden geschoven door een massaal verzet en de georganiseerde strijd van de arbeiders en armen vanuit een socialistisch programma dat voor eens en altijd een einde maakt aan de horror van de onderdrukking op klassen- en kastenbasis.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop