Your cart is currently empty!
Sociaal overleg loopt keer op keer vast. Strijdbaar syndicalisme versterken als alternatief

De tweejaarlijkse onderhandelingen over een Interprofessioneel Akkoord (IPA) inzake lonen, eindeloopbaan, flexibiliteit, arbeidsduur, minimumloon … zitten er weer op. Een deel van de vakbondsleiding ziet in deze onderhandelingen het hoogtepunt van de vakbondsmacht in België, er worden immers afspraken gemaakt die miljoenen mensen aangaan.
Door Thomas (Gent)
Het grootste probleem is echter dat de afspraken de voorbije jaren vooral over cadeaus aan de bedrijven gingen terwijl er voor de gewone werkenden amper iets in zat. De slechte akkoorden worden verdedigd met het argument dat het verwerpen ervan de doodsteek van het sociaal overleg zou betekenen. Een groot deel van de vakbondsbasis laat zich daar niet door vangen: binnen het ABVV was er, ondanks kunstgrepen bij de telling, geen meerderheid voor het sociaal akkoord en ook bij het ACV was de marge erg klein. Zelfs bij de voorstemmers was het enthousiasme klein en werd doorgaans verwezen naar de beperkte verhoging van het minimumloon.
Het werpt de vraag op wat er nog kan bekomen worden via sociaal overleg. De afgelopen decennia werd de onderhandelingsmarge steeds verder beperkt, althans wat de werknemers en hun gezinnen betreft. Onder de regering-Michel werd de loonwet nog verstrengd, waardoor de loonnorm bindend werd. Er is enkel nog overleg mogelijk over zaken die aanvaardbaar zijn voor de bazen.
Binnen dit kader is het extreem moeilijk om vooruitgang voor de werkenden te bekomen. De loonnorm van 0,4% werd terecht verworpen en de acties ertegen werden goed opgevolgd. Er groeide een momentum om niet alleen de loonnorm maar ook de loonwet van 1996 te breken.
In de aanloop naar 1 mei kwamen zowel Vooruit als PS met straffe uitspraken over de loonwet en er was zelfs de schijn van een crisis in de federale regering. Na 1 mei was dit voorbij. De sociaaldemocraten slikten hun beloftes opnieuw in en stelden een éénmalige premier van 500 euro die op bedrijfsniveau te onderhandelen was voor als de grote overwinning. Het protest tegen de loonnorm werd niet georganiseerd, waardoor de strenge loonwet van 1996 ook de volgende IPA-onderhandelingen onmogelijk dreigt te maken.
Het sociaal akkoord had geen betrekking op de loonnorm van 0,4%. De regering wil die geruisloos opleggen. Het initiatief voor een betoging na de zomer is goed, maar het mag niet dienen om gewoon wat stoom af te laten.
Overleg zonder noemenswaardig resultaat ondermijnt de positie van de vakbonden. Cynisme is geen optie, we hebben nood aan een alternatieve syndicale strategie. Die legt best nadruk op actieve campagnes waarrond een momentum kan opgebouwd worden, zoals rond het minimumloon van 14 euro per uur en de afschaffing van de loonwet van 1996.
Als we niemand achter willen laten, zal de campagne rond de laagste lonen moeten doorgaan. Indien de inflatie aantrekt, zal dit sowieso terug op de agenda staan en zal de ondermijning van de index eveneens gevoeliger liggen. Ook rond de eindeloopbaan of de opnieuw toegenomen flexibiliteit zitten we al lang over de limiet, kijk maar naar het aantal burn-outs en de gemiddelde gezonde leeftijdsverwachting.
Een krachtsverhouding rond deze punten opbouwen is een werk van elke dag. Dit betekent onder meer het organiseren van militanten, hen betrekken bij de discussies over de nationale en sectorale eisen en voorstellen, het houden van personeelsvergaderingen om de inzet van strijdpunten uit te leggen.
Overleg op basis van een breed gedragen betrokkenheid van de basis zou de syndicale onderhandelaars overigens in een veel sterkere positie plaatsen.
Strijdbaar syndicalisme vertrekt niet van wat aanvaardbaar is voor de bazen, maar van wat nodig is voor de werkenden, werklozen en hun gezinnen. Daar echt voor gaan betekent dat er buiten de lijntjes van het systeem gedacht wordt en dat er gezocht wordt hoe dat af te dwingen.