Na de Lissabonstrategie volgt Europa 2020
Artikel door een LBC-militant uit de maarteditie van De Linkse Socialist
De Europese Unie grijpt almaar meer in op het dagelijkse leven van de bevolking. Voor het establishment is de EU een politiek project om op neoliberale wijze rake klappen uit te delen aan de arbeiders, uitkeringstrekkers, jongeren,…
Bovendien zorgt de EU ervoor dat lidstaten geen eigen beleid kunnen voeren om bijvoorbeeld met een devaluatie van de nationale munt de concurrentiepositie te verstevigen. Door de invoering van de euro is dit geen optie meer en moeten lidstaten die in de problemen komen, worden geholpen door de andere lidstaten. Maar er is geen eengemaakte Europese burgerij, in de crisis van de afgelopen maanden werden de nationale tegenstellingen op een scherpe wijze duidelijk.
De strategie ‘Europa 2020’, de opvolger van de Lissabonstrategie, is een plan van de EU om de lidstaten ‘competitiever’ te maken in de vrije markteconomie. De recepten daartoe zijn bekend: het liberaliseren van de arbeidsmarkt (de loon- en arbeidsvoorwaarden), wat neerkomt op een neerwaartse tendens. Er wordt concreet gewezen op loonsverminderingen, afschaffing van de automatische indexering, beperking in de tijd van werkloosheidsuitkering, afschaffing van het brugpensioen, optrekken van de pensioenleeftijd naar 67, vermindering of afschaffing van de minimumlonen, afschaffing van (loon-) akkoorden via sociaal overleg,…
Duitsland is het grote voorbeeld en de grote trekker van deze strategie. De Duitse regering onder leiding van Merkel pleit ervoor om het stabiliteits- en groeipact te versterken door in alle landen het plafond voor het begrotingstekort op 3% van het bbp in de grondwet in te schrijven alsook een snellere afbouw van de overheidsschulden op te leggen. De lidstaten zouden bovendien hun begroting aan de EU ter goedkeuring moeten voorleggen.
Van dit plan werd een voorsmaakje gegeven met het “competitiviteitspact” dat Merkel en Sarkozy begin februari naar voor brachten op de Europese Top. Duitsland stelde daar dat de crisis een gevolg is van de “competitiviteitsverschillen” tussen de verschillende lidstaten. Het voorgestelde pact is er op gericht om een aantal elementen van sociale afbraak te versnellen. Dit komt overeen met de strategie Europa 2020: de afschaffing van de automatische indexering, de verhoging van de pensioenleeftijd, verlaging van de minimumlonen en het gelijk stemmen van de vennootschapsbelasting.
Het pact werd afgeschoten. Ook Leterme haalde uit naar het voorstel om de index af te schaffen en maakte van dat verzet handig gebruik in een poging om ons het slechte IPA verkocht te krijgen. Maar de aanval is hiermee niet weg, het voorgestelde pact was slechts een voorsmaakje van wat Europa 2020 brengt. In ‘voorbeeldland’ Duitsland zien we wat deze strategie betekent voor de werkenden: tussen 2000 en 2009 daalden de reële lonen met 4,5% (6,5 miljoen mensen hebben een brutoloon van minder dan 1500 euro/maand), het aantal precaire jobs steeg met 35%, het aantal werkende armen groeide aan tot 6,8%, de inkomensongelijkheid werd groter, het loonaandeel in het BBP nam sterk af,…
Deze Europese regels bedreigen het sociaal overleg bij ons. Tegelijk maakt de strategie Europa 2020 duidelijk dat de Europese arbeidersklasse zich moet verenigen om samen tegen de sociale afbraak in te gaan en op te komen voor een socialistisch Europa waarin de behoeften van de meerderheid van de bevolking centraal staan. De bewegingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten maken duidelijk dat het mogelijk is om te breken met de gevestigde orde en om tot verenigd verzet over nationale grenzen heen te komen. Laten we dat voorbeeld volgen.