LSP-congres. Politieke crisis in België

De tweede dag van het 12de LSP-congres bestond uit een uitgebreide politieke discussie. Er werd gestart met een inleiding door Nicolas Croes over de internationale verhoudingen en perspectieven. Na een discussie volgde een inleiding door Anja Deschoemacker over de Belgische politieke en sociale situatie. Deze inleiding werd eveneens gevolgd door discussie. Op de derde dag van het congres werden beide discussies afgerond door Eric Byl. Hieronder publiceren we de inleiding van Anja over de Belgische situatie.

Het woord dat de periode achter ons het best kenmerkt, is ongetwijfeld “crisis”. De laatste drie jaar heeft de crisis zich geuit op alle mogelijke vlakken: een bankencrisis, een crisis in de reële economie, de nieuwe opgang van de staatsschuld… De werkloosheid neemt toe, tekorten op alle mogelijke vlakken stapelen zich steeds meer op. Maar als België in de buitenlandse pers ter sprake kwam, was het vooral omwille van de politieke crisis die het land nu sinds 2007 bijna permanent verlamt.

Al met al bleven ditmaal de meest dramatische conclusies uit, ook de buitenlandse pers heeft ondertussen begrepen dat België niet in 1, 2,3 zal uiteenvallen. In 2007 hebben veel buitenlandse journalisten het einde van België voorspeld en ze hebben zich mispakt. “Dit lappen jullie ons geen twee keer”, lijken ze nu te denken. Maar België is vooral ook niet meer het enige land waar een zware politieke crisis woedt: Wilders en de Tea Party zorgen voor politieke crisissen in Nederland en de VS, maar ook ook Groot-Brittannië (waar voor het eerst een coalitieregering werd gevormd) of Zweden (dat een minderheidsregering kent), zijn er voorbeelden van.

Waar in veel landen de burgerij al de aanval heeft ingezet – en geconfronteerd werd met een reeds massale reactie van de arbeidersklasse – maakte de politieke crisis dat de overgang naar een hard besparingsbeleid hier nog gemaakt moet worden. Als dat er eindelijk van zal komen, dan zal alvast de stijl ervan anders zijn dan in Groot-Brittannië waar de kersverse coalitieregering Thatcher lijkt te willen overtreffen. De PS heeft het over “rigueur” in de plaats van “austérité”, maar hoe het ook wordt verpakt, het besparingsbeleid zal er komen.

De redding van de banken, de staatsschuld en België als melkkoe

We weten dat het VBO en de andere werkgeversorganisaties in België altijd steen en been klagen over de hoge loonlasten, de hoge belastingsdruk,… Waarom zijn ze nog niet allemaal uit België vertrokken, vraag je je soms af. De perspectieventekst geeft evenwel een indrukwekkende reeks cijfers die aantonen hoeveel rijkdom door de Belgische arbeidersklasse wordt geproduceerd, maar tevens ook hoe de Belgische staat met het geld van die arbeidersklasse als een enorme melkkoe voor de kapitalisten fungeert.

Reeds sinds begin jaren ’80 is er een permanent besparingsbeleid aan de gang. Loonmatiging, besparingen in de openbare diensten en in de sociale uitgaven, onderfinanciering van nochtans belangrijke infrastructuur als wegen, scholen, enz. Doel van dat alles: de afbouw van de staatsschuld. Vanaf de jaren ’90 bood de Europese Unie met haar Maastrichtnormen een extern excuus aan de Belgische politici om op dat vlak in een hogere versnelling te gaan. Gedurende bijna dertig jaar was er nooit geld voor iets. Alle eisen, alle investeringen moesten verschoven worden naar later, eens de staatsschuld ernstig zou zijn teruggedrongen.

Maar eens die staatsschuld in 2007 door aangehouden besparingen en een neoliberaal beleid van afbouw van diensten en sociale zekerheid teruggezakt was naar 84,2% van het BBP, schoot het opnieuw de hoogte in tot 100% in 2009 met als voornaamste oorzaak de reddingsoperatie van de banken. Ook in de Vlaamse schuld speelt de Vlaamse bijdrage aan het rondje banken redden een belangrijke rol in het opnieuw opbouwen van een openbare schuld. Twee decennia besparen, vooral op de rug van de arbeidersklasse, twee decennia van gestaag verlies van koopkracht, twee decennia van steeds minder goed functionerende diensten voor steeds meer geld, waren in één weekend tenietgedaan.

Wat de laatste weken in Ierland is gebeurd – de nieuwe reddingsoperatie voor de Anglo Irish Bank – toont trouwens dat nieuwe uitwassen van de financiële crisis zelf ons niet mogen verwonderen. België heeft naast directe investeringen ook nog een pak garanties geboden aan de financiële wereld – in totaal voor zo’n 80,4 miljard euro (25% van het BBP bovenop de 6% rechtstreeks gegeven). We moeten er maar op rekenen dat de financiële sector nu verantwoordelijker met die beschikbare middelen omspringt, nieuwe regels zijn er immers nauwelijks gekomen. Verschillende economen beamen dat er nauwelijks iets is veranderd en dat alle oude mechanismen die tot de instorting hebben geleid nog steeds aanwezig zijn.

Bovendien valt het niet te ontkennen dat België op economisch vlak in het slop zit. Veertig jaar systematische groeivertraging heeft geleid tot een enorme structurele werkloosheid: de 700.000 zijn overschreden, tenminste als je er ook de oudere werklozen bijtelt. En dat in een situatie waarin een 100.000 mensen tewerkgesteld zijn in het kader van de dienstencheques, bijna de helft van de vrouwen deeltijds werkt, een flink deel van de jongeren enkel interimjobs aan elkaar plakt,… Kortom: terwijl nog eens honderdduizenden geconfronteerd worden met een inkomen waar je niet van kunt leven indien je niet van een ander inkomen – dat van de partner, van de ouders,… – kunt meegenieten.

De vergelijking van de gevolgen van dertig jaar neoliberaal beleid voor de overgrote meerderheid van de mensen en de gevolgen voor het patronaat is wraakroepend. Tussen 2001 en 2008 zijn de bedrijfswinsten bijna verdubbeld (47 miljard naar 93 miljard euro). Tegelijk zakte de reële gemiddelde belastingvoet voor de vennootschappen van 19,9% in 2001 nog verder naar 13,6% in 2008. Ter herinnering: het officiële belastingstarief is 33,9%, maar enkel een slecht geïnformeerde KMO kan nog met dat tarief worden geconfronteerd. De grote bedrijven gebruiken immers alle mogelijke aftrekken, zeven ervan waren daar in 2008 zo goed in dat ze zelfs helemaal geen belastingen meer moesten betalen, 35 andere grote bedrijven konden de aanslagvoet terugdringen tot gemiddeld 8,5%. En dan hebben we het nog niet over de jaarlijks op 16 tot 20 miljard euro geschatte fiscale fraude. Een fraude die bovendien nooit bestraft wordt, toch niet als het om de grote fraudeurs gaat.

Dit neoliberale beleid maakte van België nog meer een arme staat met rijke burgers. Als België tot nog toe buiten het vizier van de speculanten bleef, ondanks een staatsschuld van 337 miljard euro, heeft dat veel te maken met het enorme vermogen van de Belgische bevolking, of beter gezegd: het enorme vermogen van de rijke Belgen. Niet minder dan 1700 miljard vermogen ligt hier opgestapeld – financieel vermogen + vermogen in onroerend goed – de schulden, waarvan het grootste deel hypothecaire leningen – ofwel zo’n 5 keer de openbare schuld!

Toenemende armoede

Het zijn met andere woorden niet de bedrijven en de banken die hebben gemaakt dat België tot nu toe relatief goed de crisis heeft doorstaan, tenminste in vergelijking met andere landen in de eurozone. Wat de crisis heeft opgevangen, was – naast het feit dat de België door haar handelsrelaties kon meeprofiteren van de stimuleringspakketten in haar buurlanden – vooral de loonindexering en de sociale zekerheid, die via o.a. tijdelijke werkloosheid de impact op de werkgelegenheid heeft beperkt en zo de vraag heeft ondersteund. De cijfers van de vermindering van de werkgeversbijdragen en de loonsubsidies – wat dit jaar zou oplopen tot bijna 9 miljard euro in vergelijking met de situatie in ’96 – tonen hoe de sociale zekerheid wordt leeggezogen. Volgens het beheerscomité van de sociale zekerheid stevenen we dan ook af op een jaarlijks tekort van minstens 5 miljard euro tegen 2012.

En ondertussen zijn nagenoeg alle sociale zekerheidsuitkeringen quasi onleefbaar geworden. Terwijl bij een gelijke spreiding van het vermogen van de Belgische gezinnen ieder Belgisch individu 65.000 euro ter beschikking zou hebben, leeft ondertussen 15% van de bevolking in armoede. Risicogroepen zijn vooral alleenstaande ouders, werklozen en 65-plussers. De regio waar de armoede echt dramatische proporties aanneemt, is Brussel: maar liefst 28,2% leeft er op of onder de armoedegrens.

De middelen om te strijden tegen armoede en werkloosheid die dan worden voorgesteld door de diverse politici zoals “meer actieve begeleiding van werklozen” (dat verhaaltje komt steeds opnieuw terug, met steeds dezelfde bedoeling: de schuld van zijn/haar werkloosheid bij de werkloze leggen) hebben geen andere uitwerking dan het verschuiven van het probleem. De OCMW’s vragen nu al een herziening van wat het “activeringsbeleid” wordt genoemd, hun kassen zijn immers ook niet in staat de leeflonen uit te betalen aan al die geschorste werklozen – nu reeds zijn hun kosten hiervoor verdubbeld.

De armoede is overigens ook steeds meer overal aanwezig en dat niet enkel in de steden. Een studie van Cera naar armoede op het platteland toont aan hoe de afbouw van de openbare diensten en de chronische onderfinanciering van sociale taken door de overheid enorme gaten heeft geslagen in het sociale weefsel.

De creatie van steeds meer lageloonjobs maakt ook dat de armoede bij de werkenden stijgt, met ook extra kosten voor de sociale zekerheid en steeds meer ook voor de OCMW’s, die de gaten moeten vullen met verwarmingspremies, voorschotten op huurwaarborgen, e.a. De schuldbemiddeling is ook een sector die binnen dit kader in belang toeneemt. Het armoederisico voor werkenden is opgelopen van 4,2% in 2006 tot 4,8% in 2008, een stijging van 180.000 werkende armen naar 220.000 op twee jaar tijd! We kunnen met vrij grote zekerheid zeggen dat dit cijfer verder opgelopen is in de laatste twee jaar. En er is niet alleen de kwestie van brute armoede. In een artikel in de Tijd werd gesteld dat ondanks de hoge spaarquote 40% van de gezinnen geen 100 euro per maand opzij kan zetten.

Steeds meer werkenden zijn financieel gedwongen tot een zelfstandig bijberoep – waarvan veel pseudo-zelfstandigen. Het steeds verder stijgende aantal faillissementen per jaar jaagt ook veel middenstanders in de armoede. Het is in dat kader belangwekkend te zien dat de daling in de koopprijzen van woningen het sterkst was in de sector van de middenklassewoningen in de hogere prijsklasse (i.t.t. de betaalbare gezinswoningen, die nauwelijks in prijs zijn gedaald gezien het te lage aanbod tegenover de te grote vraag) en de stagnatie daar ook het langst aanhoudt.

Afbouw van onze zwaarbevochten verworvenheden

In de jaren ’80 beroemde de christen- en sociaaldemocratie in België er zich nog op één van de meest ontwikkelde welvaartstaten te bieden. Met name onze toegankelijke en kwaliteitsvolle gezondheidszorg was een paradepaardje. Natuurlijk was dat toen al overdreven, maar de afbouw in de bredere zorgsector – rusthuizen, gehandicaptensector, jeugdzorg,… – is vrij spectaculair, evenals de intrede van de privé-sector daar waar de ondergefinancierde publieke sectoren gaten lieten.

De afbouw zal echter niet stoppen: de lichte stijging in een aantal budgetten, de schamele extra investeringen die de gemeenschappen in die sector stoppen, zijn niet eens voldoende om de huidige tekorten op te lossen, laat staan te beantwoorden aan een stijgende zorgvraag in een samenleving die niet alleen veroudert, maar ook verarmt en daarom minder gezond wordt. De manier waarop de Belgische gezondheidszorg georganiseerd is – prestatiegeneeskunde waarin de belangrijkste spelers geen loontrekkenden zijn, maar zelfstandigen; waarin de farmaceutische industrie van de gezondheidszorg misbruik maakt om winsten te boeken;… – is binnen het kader van een economie in crisis ook niet betaalbaar.

Ook in dat dossier zien we dat het bestaan van tekorten aanzet tot allerlei verdeeldheid. Zo hebben reeds verschillende vakbondsleiders gepleit, tegen de mutualiteiten die met hen verbonden zijn, tegen de 4,5% groeinorm in de gezondheidszorg, terwijl de rest van de sociale zekerheid bukt onder de tekorten. Hun argument is het misbruik door de grootverdieners in de sector. Deze verdeeldheid werd dan weer gebruikt om de reële groeinorm terug te brengen naar in realiteit 2,8%, waarbij het “overschot” ook kan ingezet worden om de rest van de sociale zekerheid te spijzen.

Ondertussen moeten steeds meer mensen bestaande medische zorg uitstellen of zelfs afstellen. Mensen met een chronische ziekte of een handicap hebben een enorm risico op armoede en in een recent rapport stelde men bijvoorbeeld dat 71% van de gehandicapte mensen niet over de middelen beschikken om noodzakelijke aanpassingen aan hun huis te doen. Van de mensen met een handicap die niet op of onder de armoedegrens leven, is het grootste deel afhankelijk van de zorg van een familielid. Het risico op armoede voor die zogenaamde “mantelzorger” is dan wel weer een pak hoger.

Iedere regionalisering van nog meer delen van de gezondheidszorg zal enkel een voorbode van nog meer besparingen zijn en nergens in het land tot reële verbetering leiden. Ook nu verworven lijkt dat men niet zal proberen via de gezondheidszorg subnationaliteiten in te voeren in Brussel, waar mensen tussen de twee gemeenschapsstelsels moeten kiezen – zoals ze dat nu al moeten doen in de meeste verkiezingen en, belangrijker, in het onderwijs – blijft de vaststelling dat de Vlaamse en de Franstalige gemeenschapsminister inspraak zouden hebben (via de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie) in de Brusselse gezondheidszorg.

Voor alle Franstalige partijen was een situatie waarin Brusselaars moeten kiezen tussen een Vlaams en een Franstalig stelsel – zowat de helft van de bevolking valt buiten dat kader – onaanvaardbaar. Maar subnationaliteiten, wat volgens de Franstalige partijen vermeden moest worden, bestaan natuurlijk al binnen het Belgische kader, we noemen ze “gemeenschappen”. Als Vlaming heb je bijvoorbeeld recht op een zorgverzekering, ook in Brussel, terwijl de Franstalige Brusselaars dat niet hebben. Daarom ook kreeg de zorgverzekering stevige kritiek van de Raad van Europa te verwerken. Door deze kritiek kregen enkel Vlamingen die in Vlaanderen wonen de jobkorting toegekend: indien ze dat ook aan de Brusselse Vlamingen hadden gegeven, hadden ze zeker opnieuw een klacht aan hun been. De Vlaamsgezinde partijen willen die subnationaliteiten versterken en er “deelstaten” van maken – dat is het idee achter de copernicaanse omwenteling van de CD&V, het is het idee achter de afschaffing van het Brussels Gewest van de NVA. De Franstaligen voelen zich uiteraard meer op hun gemak binnen een België dat op de Gewesten is gebaseerd, waarbij Brussel en Wallonië tegenover Vlaanderen staan.

Belangrijker is dat er hoedanook een grotere ongelijkheid komt, met het risico dat het Vlaamse, Waalse en Brusselse stelsel op termijn zullen uiteengroeien dat een verdere regionalisering in de toekomst zo goed als verzekerd is. In Brussel zouden de drie stelsels via de pendelaars sowieso aanwezig zijn. En patiënten die zich laten verzorgen in een andere regio dan waar ze wonen, kunnen er meteen een hele papierwinkel bijnemen. Eenmaal ook de lonen en vergoedingen beginnen te verschillen, begint ook concurrentie voor het personeel te spelen en zullen zaken als personeelstekort in de armere regio’s zich nog pijnlijker dan vandaag stellen.

Niet alleen de gezondheidszorg zal quasi zeker besparingen opgelegd krijgen, maar ook het pensioendossier zal onvermijdelijk op tafel liggen. Daar zijn geen voorstellen tot splitsing, het zijn andere elementen van verdeeldheid die ze daar willen gebruiken. De grote massa van gepensioneerden heeft een pensioen dat te laag is om van te leven, tenzij je een eigen huis hebt, en dan nog… Een algemene pensioenverlaging is dan ook niet mogelijk (nu al leeft één op vier 65-plussers op vier onder de armoedegrens), wat ook opgaat voor een verhoging van de pensioenleeftijd of het aantal carrièrejaren om aan een volledig pensioen te raken (nu al 45 jaar).

We kennen ondertussen allemaal het fabeltje wel en we kennen ook de antwoorden. Het boek van het toenmalig hoofd van de ACV-studiedienst op de pensioenpaniek die door de regering werd gecreëerd om het Generatiepact te rechtvaardigen, 50 grijze leugens, bood reeds jaren terug een vrij uitgebreid antwoord op de leugens, ook over de zogenaamde loonhandicap met de buurlanden. Zoals ook nu weer in de tekst wordt uitgelegd, kun je enkel in die logica stappen indien je niet de kwestie van productiviteit ziet. Ja, mensen leven langer – hoewel de rijksten gemiddeld het langst leven en ook het langst een redelijke gezondheid behouden – en er zijn meer mensen die langer studeren en dus later aan hun carrièrejaren beginnen, maar de productiviteitsstijging die tussen 1965 en in 2002 werd gerealiseerd, bedraagt maar liefst 215%. Het probleem is niet dat de arbeidersbeweging geen argumenten zou hebben tegen de patronale logica, die heeft ze wel, maar ze heeft geen politiek instrument waarmee die mening op nationaal vlak verdedigd zou kunnen worden. Ze heeft jammer genoeg ook vakbondsleiders die, als puntje bij paaltje komt, een compromis zullen proberen sluiten met hun politieke “vrienden” van PS/SP.a en CD&V.

Niet alleen in de verschillende delen van de sociale zekerheid en de gezondheidszorg betalen wij meer (en het patronaat minder) voor diensten en voorzieningen die in kwaliteit zijn afgenomen. Dat is ook het geval voor alle openbare diensten en publieke infrastructuur. Het hele Lange Wapperverhaal heeft in zijn afwikkeling opnieuw alle “Belgische zonden” blootgelegd: de contracten die bouwfirma’s de zekerheid bieden op hoge winsten en op het feit dat de staat wel zal betalen, wat de prijs ook mag zijn. Ook de PPS, enkele jaren terug als het ei van Columbus voorgesteld, heeft al in geruime mate getoond geen oplossing te kunnen bieden op die onderfinanciering. Voor de privésector moet er immers boter bij de vis zijn: nooit worden door hen de verliezen gedragen, altijd enkel de winsten.

De enige oplossing voor de enorme en langdurige onderfinanciering van de openbare infrastructuur zijn publieke investeringen, die echter steeds meer onmogelijk worden omdat de inkomsten van de staat vanwege “de sterkste schouders” steeds meer zijn afgebouwd. Geen van de partijen die verkozen zijn in het parlement zal daarin een fundamentele verandering brengen, uiteindelijk blijven ze allemaal ondanks enorme bewijzen van het tegendeel vasthouden aan de liberale illusie dat rijkdom wel zal “neerdruppelen” naar de brede lagen. Waar in perioden van opgang van de economie – zoals de naoorlogse periode – de mogelijkheid bestaat dat (ondanks dat ook dan de rijken steeds rijker worden en in een hogere mate dan de rest van de bevolking) ook de levensstandaard van de brede bevolking toeneemt (als die daarvoor een stevig gevecht voert), is dat in perioden van neergang, van depressie, ondenkbaar. De toename van de winsten is dan immers gebaseerd op een daling van de loonlast.

De toenemende kloof tussen arm en rijk is het onvermijdelijke gevolg van het kapitalisme in crisis. Het is steeds minder mogelijk om de gevolgen ervan te verbergen. Deze winter zullen weer honderden personen en gezinnen op straat moeten overleven. In een periode van crisis dragen alle elementen van de samenleving bij aan een verdere verarming: de koopkracht van de lonen daalt, de werkloosheid stijgt, de uitkeringen worden steeds meer armoedig, de prijzen voor huisvesting en noodzakelijke diensten stijgt,…. De tekst biedt hiervan een aantal voorbeelden. Steeds meer wordt duidelijk dat het kapitalisme de meerderheid van de arbeidersklasse niets te bieden heeft.

Een sterke arbeidersbeweging dwingt de burgerij en haar politici tot onderhandse technieken

Waar in de meeste landen de syndicalisatiegraad is teruggelopen in de laatste periode, is dat in België niet het geval. Het besparingsbeleid dat de burgerij eind jaren ’70, begin jaren ’80 in stelling begon te brengen leidde tot zo’n enorme bewegingen dat uiteindelijk de grote moot ervan niet doorgevoerd raakte door rechtse regeringen. De burgerij heeft dan begrepen dat het toepassen van een schoktherapie tegen de Belgische arbeidersbeweging vaak contraproductief is vanuit haar belangen. Het is dan dat de beruchte salamitechniek is geboren: als er grote besparingpakketten worden opgelegd, gebeurt dat meestal gradueel, sluipend, nooit alle sectoren samen… Eerder door het uithollen van verworvenheden dan door ze af te schaffen.

De Belgische burgerij rekent vooral op verdeel-en-heerstactieken in haar gevecht met de arbeidersbeweging. Met de toename van de migrantenbevolking in België gebruiken alle grote partijen elementen van racisme om verdeeldheid te zaaien. De meer klassieke elementen zijn de verdeeldheid katholiek/vrijzinning, die in belang is afgenomen, maar waarvan de organisatorische uitdrukking in het bestaan van twee grote vakbonden nog steeds een belangrijk element in de huidige situatie is. De tekst geeft het voorbeeld van de Schoolstrijd in de jaren ’50 om aan te tonen dat die politiek van het inspelen op verdeeldheid in haar gezicht kan ontploffen. De politieke crisis waarin we ons nu bevinden, toont hoe het inspelen op de nationale verdeeldheid uiteindelijk het hele stelsel kan verlammen. De noodzaak hier een uitweg voor te vinden vertraagt nu al jaren de toepassing van het programma dat de burgerij wil opleggen.

Traditionele burgerlijke partijen ondermijnd – populisme groeit bij gebrek aan antwoord van de arbeidersbeweging

De burgerij heeft in het verleden de regionalisering van bevoegdheden steeds gebruikt om te kunnen besparen zonder de nationale arbeidersklasse te moeten confronteren. Meerdere malen hebben we dit mechanisme uitgelegd met betrekking tot de afbouw van het onderwijs: iedere besparing in het Vlaamse onderwijs diende als drukkingsmiddel om ook in het Franstalig onderwijs te besparen.

De gevolgen daarvan worden vandaag pas in al hun aspecten duidelijk, het relatieve tekort waar we al jaren mee leven – het tekort aan goede scholen met als gevolg een concurrentie voor wie daar een plaatsje voor zijn kind kan verkrijgen – is vandaag een absoluut tekort geworden. In alle landsdelen is de oplossing voor dit jaar gepaard gegaan met, nogmaals, een verhoging van het aantal leerlingen per klas, wat het tekort aan leerkrachten bovendien zal doen toenemen, een groot deel van de leerkrachten houdt het er immers maar een paar jaar vol. Een ander element van “oplossing” is maar weer eens de containerklassen, zogenaamd tijdelijk, maar velen van ons zullen hun hele schoolloopbaan hebben doorgebracht in zo’n “tijdelijke” container. Het resultaat van al die besparingen is uiteindelijk dat het onderwijs de sociale ongelijkheid versterkt i.p.v. eraan te remediëren – alle nationale en internationale onderzoeken naar ons schoolsysteem, zowel in Vlaanderen als in Franstalig België wijzen, daarop. Een kind uit een kansarm milieu heeft veel meer kans terecht te komen in een overvolle beroepsschool, steeds meer zelfs in het buitengewoon onderwijs, dan om ooit in aanmerking te komen voor hogere studies.

Dat proces vond plaats in alle geregionaliseerde bevoegdheden, stedenbeleid bijvoorbeeld of de personenzorg. Het is ook opnieuw de bedoeling achter een nieuwe staatshervorming. Die staatshervorming is gewild door de burgerij: de verdere afbouw van de sociale zekerheid en de openbare diensten zal nu aan kernelementen raken, we zitten immers al op het bot. De pensioenen van de ambtenaren nog meer aantasten, zou bijvoorbeeld met grote zekerheid tot massale actie leiden, met grote openbare bedrijven met stevige stakingstradities als de NMBS. Het aanpakken van die pensioenen zal waarschijnlijk eerst de regionale en gemeentelijke ambtenaren raken. De druk op de statutairen zal opgevoerd worden om inleveringen te aanvaarden “uit solidariteit” met de contractuelen. Eens het in één regio erdoor is, volgt de andere.

Maar ditmaal zijn hun spelletjes in hun gezicht ontploft. Drie jaar stilstand en de enorm toegenomen verzwakking van hét traditionele instrument van de burgerij – de CVP – is ervan het gevolg geweest. De prijs om de geest terug in de fles te krijgen, is jaren instabiliteit en chaos. Er liggen er al drie achter ons. Inschatten hoelang het precies zal duren voor de burgerij terug orde in haar zaken krijgt, is zeer moeilijk. Vooral in Vlaanderen staat de hele architectuur van de burgerlijke samenleving onder druk: alle traditionele partijen zijn gediscrediteerd, een aantal kleinburgerlijke krachten die gebruik maken van rechts populisme hebben reeds min of meer vaste grond onder de voeten gekregen, de band tussen de vakbonden en hun traditionele vrienden staat onder enorme druk.

Met haar kartel met de NVA en met haar rechtse en Vlaamse koers is de CD&V-leiding ingegaan tegen haar ACV- en ACW-basis. In 2007 kon Leterme zijn enorme overwinning enkel boeken omdat ondanks het kartel en de toonzetting voor de campagne er in de campagne zelf veel meer aandacht ging naar o.a. de extra investeringen in de zorgsector die door Leterme op Rerum Novarum werd beloofd. Zekerheid in moeilijke tijden, dat was de reële campagne van de CD&V. Het is anders uitgedraaid, zoals we allemaal weten. Dit jaar heeft ACV en ACW zelfs niet expliciet opgeroepen om op CD&V te stemmen, wel op de “democratische partijen” of tegen de NVA.

De bureaucratie van het ACV is sinds het Generatiepact, waar ondanks haar campagne ertegen de ACV-basis niet van de strijd weg te houden was, ook voorzichtiger geworden. Het programma dat het ACV verdedigt m.b.t. de staatshervorming valt nauwelijks te verzoenen met de houding die de CD&V nog steeds inneemt. De breuk tussen de christendemocratische partij en de vakbond zal waarschijnlijk niet morgen gebeuren, maar op termijn is het totaal onvermijdelijk. Hoe minder ruimte voor klassencollaboratie voor de burgerij, hoe minder mogelijkheden voor de burgerij om de vakbondsleiding op organisatorische manier aan zich te blijven binden.

Het ABVV en het FGTB hebben wel expliciet opgeroepen om op hun “politieke vrienden” te stemmen, hoewel op veel vakbondsmeetings in het kader van de verkiezingen in Wallonië en Brussel ook de “linkse oppositie” – PTB en FDG – aan het woord is gekomen en er veel sympathie oogstte. In Vlaanderen had die oproep echter nauwelijks effect, de band tussen de vakbondsleiding en de SP.a wordt niet gedeeld door de basis. En niet verwonderlijk! Als men aan Gennez vraagt hoe de partij moet ontwikkelen om zich terug te versterken, stelt ze doodleuk dat de partij niet meer naar links moet. “Dat is al gebeurd”, stelt ze. Wat ze daarmee bedoelt, maakt Vandenbroucke duidelijk: “Natuurlijk moeten de hogere inkomens inleveren. Maar 25 miljard besparen zal iedereen pijn doen”.

Als het ABVV dan eindelijk openlijk de campagne tegen de rechtse standpunten van het NVA begint te voeren en dreigt de arbeidersmacht te gebruiken tegen het rechtse Vlaams-nationalistische gevaar – De Leeuw sprak over de mogelijkheid van een nationale vakbondsmanifestatie in het kader van de regeringsvorming – gooit ze meteen haar vensters in door als alternatief een “progressief front” van SP.a en Groen voor te stellen – een progressief front, waarvan beide partijen vonden dat de nota van De Wever “een basis voor onderhandelingen” kon zijn! In het De Linkse Socialist deze maand gaan we in op wat die nota, eens doorgevoerd, zou teweegbrengen. Zowel SP.a als NVA zitten bovendien in de Vlaamse regering dat het besparingsbeleid ondanks de enorme tekorten in alle sectoren die onder de Vlaamse bevoegdheden vallen – niet omwille van enorme tekorten op de begroting, zoals in Wallonië en Brussel, maar omwille van een budgettair orthodox beleid dat als prioriteit de afbetaling van de staatsschuld zag en de ondersteuning van de bedrijfswinsten – in een hogere versnelling dan de rest van het land heeft gezet. De kans dat deze vakbondsoproep voor een “progressief front” kan leiden tot een significante electorale groei van SP.a en Groen is quasi nihil.

De NVA moet eraan… maar het zal tijd vergen

En ook de Vlaamse liberalen zitten in zak en as. De drie traditionele partijen halen samen niet eens de helft van de stemmen. Om te regeren zonder rechtse kleinburgerlijke formaties moeten ze Groen, een linkse kleinburgerlijke formatie, erbij nemen! Vandaar de noodzaak voor de Belgische burgerij om de NVA te verbranden. In het verleden heeft ze geleerd dat dit het best gebeurt door hen in de regering op te nemen. Geslaagde experimenten in die zin zijn er gebeurd met de VU en het FDF, evenals met Groen en Ecolo. Die houding was niet mogelijk tegenover het Vlaams Belang omwille van twee redenen:

  • Haar fascistische ideologie en partijkader, wat een zweepslag zou betekenen op de vakbonden in Vlaanderen.
  • Haar houding tegenover de nationale kwestie, een poging tot opname van die partij zou het risico in zich houden van het totaal uit de hand lopen van de nationale kwestie, niet in het minst vanwege de weerstand dat dit teweeg zou brengen in Franstalig België.

Het Vlaams Belang moest dus bevroren worden in de oppositie. Het probleem voor de burgerij is dat dit proces van verbranden veel langer duurt. Het vasthouden van de volledige burgerlijke politieke wereld aan het cordon sanitaire slaagde er echter niet in de electorale basis voor de populistische propaganda van het Blok fundamenteel aan te tasten. De deuken hierin kwamen er enkel o.b.v. de opkomst van nieuwe kleinburgerlijke krachten, eerst de LDD – dat omwille daarvan een enorme aandacht van de media kreeg – en daarna het NVA.

De regionale verkiezingen van 2009 toonden reeds een sterke opgang van de NVA en de partij werd meteen opgenomen in de regering. Na de uitslag van juni 2010 in de federale verkiezingen was het geprefereerd scenario van de burgerij de “spiegelregering”, eventueel aangevuld met Groen. Dat zou voor de staatshervorming maken dat de vroegere symmetrie (op alle niveaus waren de coalities dezelfde, ook door de samenvallende verkiezingen, de federale regering was de dominante factor) op een andere manier, in een andere richting verkregen werd. Voor de burgerij zelf zat er de duidelijke bonus in van een burgerlijke reservekracht die zich in de oppositie kan herstellen – de liberalen, toch de tweede politieke familie in het land – en zo kan voorkomen dat alle tegenstemmen na deze legislatuur terugvloeien naar kleinburgerlijke krachten die niet onder hun controle staan.

We hebben echter steeds gesteld dat de mogelijkheid of onmogelijkheid daartoe afging van de vraag of de NVA bereid is en in staat is de Belgische burgerij van dienst te zijn. Via de Vlaamse patroonsorganisaties hebben ze geprobeerd greep te krijgen op de NVA en haar “romantische” en hopeloos achterhaalde Vlaams-nationalistische utopie aan de kant te schuiven voor een meer pragmatisch cijfermatig nationalisme, dat zich inschakelt in de strategie van de burgerij om te besparen via een staatshervorming.

Vandaag is het antwoord op die vraag nog steeds onzeker. Na even met zijn kop te hebben gespeeld, is Bart De Wever er naar eigen zeggen klaar voor “om er opnieuw in te springen”. De Standaard heeft het over een “zeker voluntarisme”. Maar de partij lijkt teveel spelletjes te hebben gespeeld. De PS heeft ook duidelijke grenzen getrokken, niet enkel als de grootste partij van Franstalig België, maar ook als vertegenwoordiger van de burgerij. De operatie beschadiging is overigens al enige weken op gang getrokken. Het is nog steeds niet onmogelijk dat dit eerste keuze scenario uit de bus komt, maar dan zal de NVA wel de broek moeten afsteken. Dat de nota De Wever – zijn “minimumbod” – nog zou aanvaard worden, is uitgesloten. Zowat de hele academische wereld, zowel in Vlaanderen als in Wallonië, heeft de NVA sinds het uitkomen van de nota in zijn hemd gezet.

Ondanks de “voluntaristische” uitspraken van De Wever zet de NVA haar spelletjes ook verder. Aan bemiddelaar Vande Lanotte heeft ze twee voorstellen gedaan die voor becijfering naar de Nationale Bank en het Planbureau gaan en dan ook nog naar een groep van experts: de nota De Wever en het NVA-partijprogramma, met ook de splitsing van de vennootschapsbelasting en een veel verregaander autonomie in de personenbelasting. Als dit de enige programma’s zijn waarover ze willen spreken, zal de isolatie van de NVA steeds meer een vaststaand gegeven worden. Dit is naar onze inschatting de strategie die nu wordt aangehouden door alle burgerlijke partijen, zelfs de Open VLD weigerde deze week het voorstel van NVA voor de hoogdringendheid van de behandeling van BHV in de kamer te ondersteunen. De NVA is gedwongen geweest op haar stappen terug te komen gezien de enige stemmen die ze kon ronselen die van LDD (1 zetel) en het Vlaams Belang waren.

Een andere manier dan regeringsopname om een electoraal fenomeen als de NVA te verbranden, is hen kapot laten lopen op verkiezing na verkiezing, waarbij ze met haar machtspositie niets kan aanvangen. Dat kan het scenario zijn dat voor ons ligt eens het Europees voorzitterschap achter de rug ligt. Zelfs als het tot een regeringsvorming komt, is de onbetrouwbaarheid van de NVA van die aard dat een dergelijke regering zou vallen vanaf het moment dat de schade die werd aangebracht voldoende lijkt. De verzamelde reactie van de pers, waarbij de populaire Vlaamse pers nog wat achterloopt en waarbij de zogenaamde kwaliteitspers wat moeite heeft gehad om de overschakeling te maken, tegen de onverantwoordelijke houding van de NVA spreekt boekdelen.

De NVA moet eraan, zoniet wordt het voor de burgerij onmogelijk om initiatieven te nemen tot de noodzakelijke herschikking op het Vlaamse politieke landschap. Hoe dit exact in zijn werk zal gaan, is onmogelijk te voorspellen, maar een zekere hergroepering van rechts en centrumrechts legt zich op. Een pragmatische vorm van Vlaams-nationalisme zal met grote zekerheid als bindmiddel moeten dienen. Ook aan de centrumlinkse zijde zijn beide partijen – SP.a en Groen – op zichzelf steeds meer irrelevant aan het worden. De enige reden waarom vandaag de SP.a aan de onderhandelingstafel kan zitten, is omwille van haar familiale verwantschap met de PS en hetzelfde moet gezegd over Groen.

Voor de arbeidersbeweging zullen die herschikkingen belangrijke gevolgen hebben. De kwestie van de noodzaak aan een nieuwe arbeiderspartij zal zich in de komende jaren steeds duidelijker stellen. Eens er een regering is, zal die een besparingsbeleid moeten opleggen dat pijn zal doen, zelfs al is het nog zo goed verpakt. De enige partijen die zeker aan een volgende regering kunnen deelnemen, zijn die partijen die een band hebben met de vakbondsleiding.

Gezien het feit dat de PS nu met voorsprong de electoraal sterkste burgerlijke partij is, zal ze haar verantwoordelijkheid voor het rechtse beleid een pak minder goed kunnen verstoppen. Het zal de pen zijn van de sociaaldemocratie, waarmee het volgende regeringsakkoord wordt geschreven. De genadeslag aan de welvaartstaat zal met hen als architecten gebeuren. In de SP.a kan Vandenbroucke het zelfs met slechts 14% van de stemmen niet laten om de burgerij voorstellen aan te reiken waarmee hun programma een haalbare kaart wordt. Hij weet dat dat de echte voorwaarde is om een regeringspositie te verwerven. Hij heeft er zijn partij mee verwoest. De PS zal in eerste instantie nog op wat krediet kunnen rekenen, hoewel de kritieken op de partij steeds duidelijker in de samenleving aanwezig zijn en zeker in kringen van geëngageerde vakbondsmilitanten. Eens de gevolgen van de maatregelen duidelijk worden, zal dat krediet, die verwachtingen dat de PS een dam opwerpt tegen de ergste excessen, omslaan in diskrediet en in desillusie.

Ook de CD&V is zeker van haar plaats. Een scenario als 2003-2004 wil men vermijden. Toen voerde de Vlaamse regering o.l.v. Leterme obstructie tegen de federale regering die daardoor op steeds meer dossiers geblokkeerd raakte. Ze zal dus opnieuw betrokken zijn in wat het zwaarste besparingsplan sinds de Tweede Wereldoorlog moet worden en ze zal dus opnieuw de confrontatie moeten aangaan met de basis van de met haar verbonden arbeidersorganisaties.

In beide vakbonden zullen in de komende jaren meer openingen komen voor ons en voor socialistische ideeën in het algemeen. Maar zolang deze politieke chaos duurt, zal het moeilijk blijven om meer veralgemeende bewegingen van de arbeidersklasse te krijgen. Sinds 2007 is de strijd op syndicaal vlak tegen de patronale provocaties niet gaan liggen. Overwinningen als in Bayer en Inbev bleven uitzonderlijk, in de meeste bedrijven kon de vakbondsleiding het houden op een politiek die diende om de schade te beperken, een politiek van begeleide afbraak. Maar die overwinningen volstonden wel om de VBO-retoriek wat in te tomen.

De Knack-hoofdredacteur sprak enige tijd geleden over de “onheilige alliantie” tussen het VBO en de PS tegen wat hij een verregaande staatshervorming noemde. Hij stelde dat zowel het VBO als de PS de Belgische staat als melkkoe gebruiken. Daar zit een element van waarheid in, in die zin dat de PS de belangen van de grootburgerij verdedigt als ze ingaat tegen een splitsing van de vennootschapsbelasting of een volledige splitsing van de sociale zekerheid. Dergelijke maatregelen zouden niet enkel de administratieve last van de bedrijven opdrijven, zoals het VBO nu stelt, maar ze riskeren ook snel wat overblijft van “de Belgische natie” te vernietigen, ze zouden de nationale kwestie totaal onbeheersbaar maken. Ze zouden met andere woorden de kip met de gouden eieren de nek omdraaien. Die eis wordt enkel geformuleerd door het kortzichtige Vlaamse KMO-patronaat dat de dienst uitmaakt bij Voka (en meer nog bij Unizo). Dat KMO-patronaat is echter totaal afhankelijk van de grote bedrijven, waarvan ze vaak de onderaannemers zijn.

Zolang de politieke crisis aanhoudt en de impasse blijft duren, zal er op het nationale vlak een element van tegennatuurlijke eenheid tussen vakbondsbelangen en patronale belangen aanwezig blijven: een oproep voor de vorming van een regering. Maar in de bedrijven stoppen de patronale aanvallen niet en de totstandkoming van een Inter-professioneel Akkoord dat niet gesmeerd wordt door de overheid (in haar hoedanigheid van sociale zekerheidskas en via belastingen) lijkt bijzonder onwaarschijnlijk. Er is de mogelijkheid tot een meer veralgemeende reactie van de arbeidersbeweging indien het patronaat het onderste uit de kan probeert te halen. Indien het niet tot een IPA komt, is het mogelijk dat nadien sectorale acties volgen in die sectoren waar nog steeds of opnieuw stevige winsten worden geboekt.

In een dubbelinterview voor Jobat met De Leeuw van het ABVV en Thomaes van het VBO hadden beiden de mond vol over “verantwoordelijkheid” en “compromisbereidheid”, maar lagen de wederzijdse eisen mijlenver uit elkaar, zelfs indien ook daar De Leeuw, net als de PS, het vooral opneemt voor de laagste lonen. Beiden stellen dat het zonder een regering niet mogelijk is om de harmonisering van de statuten van arbeiders en bedienden door te voeren.

De politieke situatie vormt een groot rookgordijn die de klassentegenstellingen vertroebelt. Maar de sociaal-economische realiteit dringt die klassentegenstellingen tegelijk steeds opnieuw naar de voorgrond. Onze partij moet voorbereid zijn op de voortzetting van deze troebele situatie voor nog een periode, maar moet vooral ook al haar ogen openhouden op het terrein. Ondanks de verwarring die heerst, leven we op een ondergrond van ongenoegen en woede. LSP moet zoveel mogelijk aanwezig zijn daar waar dat ongenoegen en die woede opborrelen. Daar moeten we onze partij verder versterken, zowel door de recrutering en consolidering van nieuwe leden, als door het uitbouwen van een invloed binnen vakbondsmilieus. Het is een noodzakelijke voorbereiding om met een sterkere partij klaar te staan eens de politieke mist terug optrekt.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop