Your cart is currently empty!
Geen strijd tegen het hoofddoekenverbod met een vlaggenverbod
Zoals we eerder al hebben duidelijk gemaakt met een korte verklaring op onze website, heeft LSP/PSL besloten niet langer mee te werken met de Brussels-Franstalige MDF. De Mouvement pour les Droits Fondamentaux (Beweging voor Fundamentele Rechten) werd opgezet op initiatief van de LCR, onze kartelpartner voor de vorige Europese verkiezingen in Franstalig België en onderdeel van de vierpartijenlijst voor de Brusselse verkiezingen, om campagne te voeren tegen het hoofddoekenverbod dat, na Vlaanderen, ook in Franstalig België dreigt te worden ingevoerd.
De deelnemers van dit front schatten, net als onze partij, het hoofddoekenverbod in als een racistische aanval op de islamitische gemeenschap. Meer over ons standpunt vind je overigens op onze site (bij het onderdeel “vrouwen”) – dit artikel wil vooral de redenen verduidelijken waarom we niet langer deelnemen aan de MDF. Enerzijds blijven we ontevreden op het MDF-platform (dat in tegenstelling tot het pamflet niet spreekt over het keuzerecht van vrouwen, tegen het verbieden en tegen het opleggen van de hoofddoek) en over de naam die eerder vaag is (ook de verdedigers van het hoofddoekenverbod stellen immers dat ze “fundamentele rechten” verdedigen). Anderzijds omwille van de ondemocratische beslissing van de MDF om politieke vlaggen en spandoeken te verbieden op hun actie van 11/11.
Wij hebben geen twee (of meer) petjes
Er wordt ons door de MDF gevraagd om ons op de betoging te ontdoen van onze politieke identiteit, wat eigenlijk op hetzelfde neerkomt als de vraag van de schooldirecties aan de hoofddoekdragende meisjes om zich te ontdoen van hun religieuze identiteit of hun identiteit als mensen uit een migrantengemeenschap. Het argument van de MDF is dat ze niet willen dat hun beweging gekaapt of gerecupereerd wordt door enerzijds bewegingen als Hamas en Hezbollah en anderzijds door één of andere radicaal linkse partij.
Het ontmoedigen van groepen die de politieke islam belijden (en dus streven naar een samenleving waarin de islam wordt opgelegd aan de bevolking) doe je echter niet door het ontkennen van de democratische rechten, maar juist integendeel door een echt democratische benadering, door bijvoorbeeld in je platform duidelijk te maken dat we ook die meisjes verdedigen die zich willen onttrekken aan de religieuze regels die gelden in hun familie of gemeenschap. Het argument van democratie is net een belangrijk argument tegen hen die met de staatsmacht mensen een religie willen opleggen. LSP/PSL heeft dan ook van in het begin op de MDF-vergaderingen meermaals verdedigd dat het platform zich moet uitspreken pro-keuze en duidelijk moet maken dat we ons evenzeer verzetten tegen een verplichting om de hoofddoek te dragen. Uiteindelijk is op ons aandringen dat element pro-keuze wel opgenomen in het pamflet, maar jammer genoeg niet expliciet in het platform zelf.
Voor ons is de verdediging van het recht van moslima’s om zich ook als moslima’s te uiten op school en op de werkplaats immers niet in tegenspraak met het werk dat wij doen ter ondersteuning van de linkse oppositie in Iran. We werken al jaren samen met Iraanse vrouwen- en studentenorganisaties in het organiseren van verzet tegen de reactionaire staat die haar interpretatie van de islam met geweld oplegt aan haar bevolking en we delen met hen de eisen voor een einde aan de wetten die vrouwen in het land veroordelen tot het leven als een tweederangsburger die gehoorzaamheid verschuldigd is aan de mannen in hun leven. We verzetten ons binnen dit kader ook specifiek tegen de hoofddoekverplichting die deze staat aan vrouwen oplegt.
Wij weigeren immers niet alleen een toestand van twee petjes, waarbij eentje het politieke petje is en het ander het niet-politieke petje van enkel verzet tegen het hoofddoekenverbod, we weigeren ook twee verschillende petjes te dragen in onze houding tegenover enerzijds de Belgische arbeiders en jongeren en anderzijds de arbeiders en jongeren uit de migrantengemeenschappen. Wij hebben niets te maken met het soort partijen of individuen uit partijen die binnen migrantenmilieus hun “onvoorwaardelijke” steun toezeggen aan de campagne tegen het hoofddoekenverbod (of andere bekommernissen), maar tegelijk binnen de Belgische gemeenschap zoveel mogelijk zwijgen over het hoofddoekenverbod omdat er zogenaamd “geen draagvlak” zou bestaan voor dergelijke kwesties.
In beide gemeenschappen verdedigen we het recht op keuze voor vrouwen om al dan niet de hoofddoek te dragen en verzetten we ons tegen zowel het verbieden als het opleggen van de hoofddoek. In beide gemeenschappen voeren we aan dat het hoofddoekenverbod wordt gebruikt als afleidingsmanoeuvre voor de crisis en de stijgende armoede en werkloosheid die ermee gepaard gaat. Voor alle arbeiders en jongeren – Belgen of migranten, Vlamingen, Walen, Brusselaars of Duitstalige Belgen, mannen of vrouwen, jongeren of gepensioneerden, niet-gelovigen of gelovigen,… – verdedigen wij een programma van werk voor iedereen en een uitkering van minstens 1500 euro/maand voor hen die niet kunnen werken, betaalbare en comfortabele huisvesting voor iedereen via een massaal programma van sociale woningbouw, vechten we voor gratis en degelijk onderwijs en gezondheidszorg,…
In realiteit helpt het vlaggenverbod enkel die organisaties en partijen (en individuen binnen die partijen) die actief twee (of meer) petjes opzetten vanuit opportunistische en/of electoralistische bedenkingen. Zeker wanneer het de traditionele partijen betreft, waarbij aan Franstalige kant zeker PS en Ecolo een dubbelzinnige houding aannemen. Terwijl ze in woorden af en toe de strijd opnemen tegen racisme, voeren ze een politiek van besparingen op de allerzwaksten, wat het racisme in de samenleving enkel doet toenemen. Hun leden zullen immers wel herkenbaar zijn op gelijk welke actie – ze hoeven daarvoor slechts een parlementair te sturen en de journalist ter plaatse herkent hen meteen.
Zich openlijk en met volle kracht inzetten tegen de diverse discriminaties in de samenleving doen ze echter niet. Ecolo en PS zijn immers verdeeld over deze kwestie, waarbij een deel van de partij zich opstelt op het standpunt van de absolute verdediging van de vrijzinnigheid en de vrijzinnige staat (en dus voor een meer of minder uitgebreid verbod is op alle religieuze symbolen in de publieke sfeer), terwijl een ander deel de traditie van godsdienstvrijheid verdedigt en van een staat die zich op die kwestie neutraal opstelt en pluralisme toelaat, o.a. in het onderwijs, maar ook in andere openbare diensten.
LSP/PSL heeft altijd dit laatste standpunt verdedigd, o.a. in het onderwijs waar we pleiten voor pluralisme, vaak tegen verschillende linkse organisaties en individuen die onvoldoende rekening houden met de gevoeligheid van de kwestie, die vinden dat het onderwijs vrijzinnigheid moet opleggen en in realiteit de eenheid van de arbeidersbeweging op het spel te zetten door anti-klerikale verklaringen. Ook onder de leden en de achterban van radicaal linkse organisaties, met inbegrip van de LCR/SAP, is een dergelijke stroming aanwezig. Binnen de CAP-werkgroep onderwijs hebben LSP-leden als Jo Coulier (hoofdafgevaardigde ACOD-VUB) een gevecht moeten voeren om het oorspronkelijke programmavoorstel van “vrijzinnig” onderwijs te vervangen door “pluralistisch onderwijs”. Wij stonden alleen in die strijd, maar hebben de discussie toch gewonnen. Het is een illusie te denken dat men die discussie kan ontwijken door de vlag niet te hoog te hijsen. Vlaggenverbod of niet, als daarover meningsverschillen bestaan, moeten die uitgediscussieerd worden.
Ook in de MDF sprak het oorspronkelijk voorstel voor het platform bij de eisen voor het onderwijs over “één scholennetwerk”, waarbij impliciet wordt gesteld dat het katholiek onderwijs moet verdwijnen. Na de tussenkomst van LSP/PSL werd dit correct omgevormd tot “een openbaar onderwijs, pluralistisch en democratisch, toegankelijk voor iedereen”.
Dit is geen nieuwe discussie
Nadat onze vertegenwoordigers op de vergadering van MDF hadden duidelijk gemaakt dat wij ons zouden terugtrekken indien het vlaggenverbod behouden bleef, kregen ze een mailtje van Céline Caudron, woordvoerster van de LCR, met de vraag om toch “voor één keertje” zonder onze vlaggen te komen – op latere acties zou het verbod er niet meer zijn. Dit is echter niet de eerste keer dat LSP/PSL een discussie over soortgelijke zaken met de LCR heeft gevoerd. In alle samenwerkingsverbanden waarvan wij deel hebben uitgemaakt hebben wij steeds duidelijk gemaakt dat de kwestie van politieke vrijheid binnen fronten voor ons fundamenteel is en dus ook een voorwaarde voor onze deelname.
Het vlaggen- en spandoekenverbod van de MDF komt erop neer dat het front mensen het recht wil weigeren zich zichtbaar te bekennen tot één of andere partij. Het is in wezen dezelfde discussie die in 2000 binnen de gezamenlijke lijst Leef (voor de Gentse gemeenteraadsverkiezingen) is gevoerd. Daar stelden de vertegenwoordigers van de SAP (LCR aan Vlaamse kant) voor dat geen enkele kandidaat zich op het Leefpamflet zou “outen” als een lid van een partij of een organisatie. Kandidaten die politiek georganiseerd waren (de meerderheid van kandidaten) moesten zich onherkenbaar op de lijst schikken tussen de anderen en bovendien werd door hen ook gevraagd om geen eigen pamfletten naast het gezamenlijk pamflet uit te delen. Wij hebben dat toen resoluut geweigerd en na discussie met alle betrokkenen werd beslist de deelnemers aan de eenheidslijst de politieke vrijheid te laten in hoe ze campagne voerden voor de lijst.
Dezelfde discussie kwam ook terug in zowel CAP, waarin LSP/PSL zich sterk heeft geëngageerd, als in UAG, waaraan we kort hebben deelgenomen, maar al snel hebben moeten breken op basis van de ondemocratische interne functionering. Onderdeel van die functionering was de regel dat binnen ieder orgaan van UAG maximaal de helft van de plaatsen konden ingenomen worden door georganiseerde krachten. We begrijpen dat men in fronten wil vermijden dat één organisatie dominant wordt, maar als dat gebeurt door zogenaamde “onafhankelijken” die niemand vertegenwoordigen meer beslissingsrecht voor het geheel te geven dan organisaties, beland je in volledige willekeur. In beide kwamen de LSP/PSL-leden over de kwestie tegenover de leden van LCR (in UAG) en SAP (in CAP) te staan. In CAP was de vrijheid van iedere deelnemer om zijn identiteit te behouden en uit te dragen van in het begin de regel, een meerderheid van actieve deelnemers was ervan overtuigd dat je geen fronten kunt bouwen als die fronten moeten dienen als een gevangenis voor een deel van de leden. Naarmate CAP echter in neergaande richting begon te ontwikkelen, werd ook daar die vrijheid steeds opnieuw in vraag gesteld.
Dit was niet het geval voor wat betreft de samenwerking rond de gemeenschappelijke lijsten voor de Europese verkiezingen (LCR-PSL) en voor de Brusselse verkiezingen (PC-PSL-LCR-PH), waar iedere partner de politieke vrijheid had zijn eigen materiaal uit te brengen naast het gemeenschappelijke materiaal. In plaats van een probleem te vormen, was deze praktijk een cruciaal element om een klimaat van vertrouwen te scheppen tussen de verschillende organisaties.
Het gaat dus om meer dan “gewoon” zonder onze vlaggen betogen – fronten die de vrije meningsuiting niet voor alle deelnemers erkennen, zijn gewoon niet levensvatbaar. Een democratische benadering is net het enige middel dat de samenwerking tussen de verschillende delen van een front kan versterken en kan bijdragen tot het ontwikkelen van vertrouwen. Het is ook een voorwaarde om tot correcte standpunten, tactieken, strategieën en programma’s te komen. Het is dus niet iets dat je “eventjes” opzij zet, ook niet in het begin in de hoop dat het later terug wordt ingetrokken. Het is juist iets dat van in het begin moet worden uitgeklaard in ieder samenwerkingsverband. Het feit dat dit vlagenverbod er komt toont op zich al dat men die fundamentele noodzaak aan interne democratie in de arbeidersbeweging en andere sociale bewegingen niet begrijpt – en dat 20 jaar na de val van het stalinisme, dat diegenen die zich beriepen op de vrije meningsuiting om kritiek te geven trakteerde op showprocessen en hiermee alle echte socialisten en communisten discrediteerde in de ogen van een grote meerderheid van arbeiders en jongeren in het westen.
Opgelegde “eenheid” is een leugen
Deze hele discussie van verscheidenheid versus opgelegde eenheid binnen de verzetsbewegingen is allesbehalve een nieuwe discussie, hoewel de omstandigheden veranderen, komt deze discussie in verschillende vormen steeds terug in het ontwikkelingsverloop van de socialistische en progressieve bewegingen. Het uitstellen van de klassenstrijd ten voordele van het behalen van hervormingen op korte termijn – waarbij socialisten geacht werden hun socialistische opvattingen te onderwerpen aan het korte termijnprogramma – is door marxisten van verschillende generaties steeds opnieuw verworpen. Lenin en Trotski verwierpen de “nationale eenheid” die door de sociaal-democratische partijen tijdens de Eerste Wereldoorlog aan hun arbeiders werd opgelegd. Ze verzetten zich o.a. tegen het door de sociaal-democratische partijen gesteunde verbod op stakingen zolang de oorlog duurde. Diezelfde opvatting kwam in het kwadraat terug in de Spaanse burgeroorlog die de Tweede Wereldoorlog vooraf ging, waar de stalinistische organisaties nationale eenheid rond de republikeinse regering preekten en actief alle klassenstrijd tegengingen – arbeidersstrijd was iets voor na de overwinning van de republikeinen. In de Tweede Wereldoorlog zelf hebben de stalinistische partijen overal die lijn gevolgd, hoewel de resultaten in Spanje een duidelijke les boden die tegen die lijn inging. Trotskisten hebben zich hiertegen steeds verzet en doen dat ook vandaag.
Dit element komt vandaag terug in een specifieke vorm. Zo werd in de aanloop naar de laatste grote betoging tegen de oorlog in Gaza een voorstel bediscussieerd om enkel Palestijnse vlaggen, voor sommigen enkel Palestijnse en Belgische vlaggen, mee te dragen, niet politieke vlaggen. De façade van “eenheid” moest bewaard, de meningsverschillen tussen verschillende lagen van de bevolking over hoe onafhankelijkheid bereiken en waarom moesten verstopt worden. Dit is het standpunt van het PLO, waarvan de grootste politieke organisatie Fatah zowel de oud-president van de Palestijnse autoriteit Arafat als de huidige president Abbas leverde. Die ideeën en die traditie van kunstmatig opgelegde totale eenheid, waarbij iedere vrije discussie gezien wordt als een verzwakking van het front, is aanwezig binnen kringen van progressieve militanten uit de Arabische migrantengemeenschap en vinden hun weerspiegeling binnen het MDF. Het is gebaseerd op burgerlijk nationalisme en de specifieke versie van burgerlijk nationalisme dat de stalinisten hebben ontwikkeld. Het succes van onze politieke stand, compleet met spandoeken en vlaggen, op de betoging tegen de oorlog in Gaza toonde overigens dat dit idee niet leeft onder de brede lagen van de bevolking van buitenlandse origine, enkel onder die lagen van politiek georganiseerden. De meeste aanwezigen konden de steun van een partij appreciëren.
LSP/PSL is uiteraard niet eens met een dergelijke visie, de kijk van de PLO op de nationale bevrijdingsstrijd is een burgerlijk-nationalistische kijk (waartoe ook de stalinisten zich bekenden) waarbij de klassenstrijd moet worden uitgesteld tot na de bevrijding en waarbij de arbeidersklasse haar eigen belangen ondergeschikt moet maken aan de nationale bevrijdingsstrijd. De positie van het MDF betreffende hoofddoeken en het vlaggenverbod voor deelnemende organisaties is door dezelfde redeneermethode ingegeven. Zoals de nationale bevrijding nooit met een dergelijke houding zal kunnen afgedwongen worden, zal ook het hoofddoekenverbod nooit met een dergelijke houding kunnen worden teruggeschroefd. De toegeving die op die basis van Israël zouden bekomen worden, zouden klein zijn, weinig fundamenteel en zouden geen enkel probleem van de Palestijnse massa’s oplossen. Net op die manier zullen eventuele toegevingen van directies inzake het hoofddoekenverbod nihil zijn en zeker geen oplossing bieden voor de problemen waarmee de migrantenbevolking – en andere jongeren uit kansarme milieus – in onze scholen geconfronteerd wordt.
Ons programma stelt zich op het standpunt van het zelfbeschikkingsrecht der volkeren. We pleiten voor een onafhankelijk Palestina, waar dan wel een onafhankelijk socialistisch Palestina naast een onafhankelijk socialistisch Israël binnen een socialistische federatie van het Midden-Oosten. Voor een echt onafhankelijk en leefbaar Palestina zal immers steun moeten worden gevonden binnen de Israëlische arbeidersklasse. We bedoelen daarmee een Palestina dat geen Bantoestan is van onleefbare en niet-aaneengesloten kleine gebieden. Die steun kan gevonden en opgebouwd worden op basis van een socialistisch programma, dat aandacht heeft voor de belangen van de arbeidersklasse van beide gemeenschappen. Op dezelfde manier kunnen wel betogingen georganiseerd worden met hoofddoekdragende meisjes, maar om een overwinning te boeken zullen die meisjes aansluiting moeten vinden met de Belgische arbeiders en jongeren en met hen een programma en strijd uitwerken die rekening houdt met hun gezamenlijke belangen.
De “eenheid” tussen de Palestijnse elite en de Palestijnse arbeiders en hun gezinnen is een leugen, dezelfde leugen overigens als die over de eenheid tussen het Vlaamse patronaat en de Vlaamse arbeiders en jongeren, die ons dagdagelijks ingelepeld wordt via de pers. En, zoals Lenin vaak herhaalde, het is een socialist niet toegestaan de massa’s van arbeiders en jongeren te beliegen. Die leugen dient enkel de belangen van de Palestijnse elite, die het beetje macht en zelfbeschikking die ze verkregen enkel heeft gebruikt om zichzelf te verrijken terwijl de armoede onder de Palestijnse massa’s tot ongekende hoogten steeg. LSP/PSL weigert in die leugen mee te stappen: de nationale bevrijdingsstrijd is belangrijk en krijgt onze steun, nationale onderdrukking is immers zowat de hardste en meest alomvattende onderdrukking die bestaat en socialisme is onverenigbaar met dergelijke onderdrukking, maar ze is ondergeschikt aan de klassenstrijd, niet omgekeerd. Ieder ander standpunt leidt onvermijdelijk tot burgerlijk-nationalistisch chauvinisme.