Your cart is currently empty!
Iran. Hoe de beweging verder zetten?
In juni daverde het Iraanse regime op haar grondvesten. Een massale beweging protesteerde tegen de verkiezingsresultaten, maar ook tegen het reactionaire regime van Ahmadinejad dat niet de beloofde “republiek van de armen” was, maar een repressief regime van hoge werkloosheid voor de armen en grote winsten voor de rijken.
Geert Cool. Dit artikel komt uit de oktobereditie van Socialistisch Links
[box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]
zondag 25 oktober. 13u30-15u30. Werkgroep: De beweging tegen het regime in Iran. Welke houding voor marxisten en welk programma verdedigen wij? met Daniël Behruzi (lid van onze Duitse zusterorganisatie SAV) en Eric Byl (lid Uitvoerend Bureau LSP)
> volledig programma van Socialisme 2009
[/box]
De massale betogingen na de verkiezingen van juni waren belangrijk maar leidden niet tot hun logische conclusie: de omverwerping van Ahmadinejad. De redenen waarom het regime voorlopig kon standhouden, moeten niet enkel bij de repressieve aanpak van dat regime worden gezocht maar ook bij beperkingen van de beweging ertegen.
Die beweging kreeg een enorme steun onder jongeren (60% tot 70% van de bevolking is jonger dan 30 jaar) en arbeiders, maar er ontbrak een duidelijke leiding vanuit de arbeidersbeweging om de beweging te structureren en om een alternatief aan te bieden. De “groene beweging” bleef vastzitten rond presidentskandidaat Mousavi die zelf een onderdeel vormt van het establishment. Moest de arbeidersbeweging een centralere rol hebben gespeeld, dan zou dit ook voor hem een bedreiging hebben gevormd. Mousavi gaat immers niet in tegen de basis van het regime: de uitbuiting van de massa’s door een kleine elite.
Het regime heeft van de aarzelingen en de verwarring in de beweging gebruik gemaakt om er met repressie een einde aan te maken. De paramilitaire milities van de Basij werden versterkt. De universiteiten werden uitgeroepen tot broeihaarden van gevaar. Fabrieken en openbare ruimten worden steeds meer onder militaire controle geplaatst. Linkse activisten en arbeiders worden opgepakt en gemarteld. Dat is onder meer het geval met vakbondsleiders van de clandestiene vakbeweging bij de buschauffeurs in Teheran of in de automobielsector.
Intussen blijft het ongenoegen aanwezig. Net als in 1978-79 kunnen we ons verwachten aan regelmatige uitbarstingen van protest. Op 18 september bijvoorbeeld waren er nieuwe protestacties tegen het regime. Ahmadinejad beantwoordde deze met repressie en sterke uitspraken tegen de joden – hij herhaalde zijn ontkenning van de holocaust en zijn oproep dat alle moslims tegen Israël moeten strijden. 18 september is de door het regime uitgeroepen solidariteitsdag met de Palestijnen. De protestacties waren kleiner en er was een grotere impact van zogenaamde “hervormers” (die voor een meer liberale pro-kapitalistische en pro-Westerse koers staan) als Mousavi, Karroubi en Khatami. Maar onderhuids blijft de vlam van het protest smeulen en moet het regime haar repressie ertegen in stand houden.
De beperkingen van de oppositieleiders wordt door sommigen aangegrepen om zich tegen de beweging te keren met het argument dat deze het anti-imperialistisch kamp zou verzwakken. Dat is onder meer het geval met de linkse Amerikaanse professor James Petras. Zij worden in hun mening gesterkt door de houding van de Venezolaanse president Chavez, die de Iraanse president steunt in de plaats van te pleiten voor een Iraans “socialisme van de 21ste eeuw”.
Een dergelijke houding getuigt van een gebrek aan begrip van de beweging en de radicalisering die evenwel niet gepaard gaat met een degelijke leiding. Bovendien is het gevaarlijk om Ahmadinejad louter te zien als een vijand van het VS-imperialisme en niet als een reactionaire leider van een regime dat de arbeiders en jongeren onderdrukt. Anderen maken een zelfde fout in de andere richting en zien in iedere tegenstander van Ahmadinejad een medestander, ook al gaat het bijvoorbeeld om aanhangers van het vorige pro-kapitalistische regime van de Sjah.
Om effectief een einde te maken aan het gehate regime in Iran, moet de beweging versterkt worden met een onafhankelijke arbeiderspositie en een bijhorend socialistisch programma. Democratische eisen kunnen enkel afgedwongen worden als de arbeidersklasse bewust het voortouw van de beweging neemt met algemene stakingen en democratisch verkozen strijdcomités. De strijd moet politiek gewapend worden met eisen die ingaan tegen de hoge werkloosheid, corruptie, uitbuiting,… Met dergelijke eisen kunnen vakbonden en arbeiderspartijen gehoor vinden bij bredere lagen van de bevolking en een definitief einde stellen aan opeenvolgende regimes van onderdrukking en kapitalistische uitbuiting.