Your cart is currently empty!
Extreem-rechts mee in bad trekken? De Franse ervaring.
De afgelopen weken werden tal van strategieën naar voor gebracht voor de strijd tegen extreem-rechts. Een stelling die terrein gewonnen heeft, is dat we hen aan de macht moeten laten waarna ze zichzelf ontmaskeren. Als extreem-rechts zelf een asociaal beleid gaat voeren, zullen ze wel stemmen verliezen. Zo luidt de redenering. Wij zijn absoluut tegenstander van een dergelijk avontuur. Om ons standpunt te onderbouwen, publiceren we deze week een reeks over extreem-rechts in Europa. Wat heeft de machtsdeelname betekend in die landen waar een neo-fascistische of een rechts-populistische formatie aan de macht geweest is?
Geert Cool
Deel 1. Frankrijk
Van waar komt het Front National?
Het Front National is in grote mate het levenswerk van voorzitter Jean-Marie Le Pen. De partij komt voort uit de radicaal-rechtse kringen van na de Tweede Wereldoorlog. Op dat ogenblik zat de rechterzijde in het defensief, wat enkel doorbroken werd met een rabiaat anti-communisme. Le Pen stelde op dit ogenblik: "De inval van het Rode Leger in Berlijn overtuigde me van de noodzaak van de strijd tegen het communisme – een kracht van repressie en tirannie". Binnen de anti-communistische beweging kon de regering De Gaulle op steun rekenen van ex-aanhangers van het collaborerende Vichy-regime van maarschalk Pétain (die een marionet-regime van Hitler vormde in Frankrijk). Ook in Frankrijk stond de linkerzijde na het einde van de oorlog erg sterk en was er een dreiging van een mogelijke massale beweging die de communisten aan de macht zou brengen. Dit maakte dat De Gaulle nooit echt de collaboratie heeft veroordeeld en integendeel beroep deed op een aantal belangrijke figuren vanuit die nazi-traditie.
Le Pen werd al vrij vlug het hoofd van de ordedienst van de omstreden advocaat Jacques Isorni van de groep UNIR (Union Nationale indépendante des Républicains), een groep die de Vichy-aanhangers verdedigde. Zo trad Isorno op als advocaat van Pétain in een proces na de oorlog. Omdat hij de daad bij het woord wou voegen in zijn strijd tegen het communisme, trok Le Pen in 1953 naar Indochina (het latere Vietnam) om mee te vechten in het leger. De Fransen leden er een zware nederlaag, wat later werd overgedaan door de VS, en nadat in 1954 een vredesakkoord werd gesloten (met de opsplitsing van Vietnam), kwam Le Pen terug naar Frankrijk om er politiek actief te worden.
Le Pen werd lid van de Poujadistische beweging. Die was gesticht door Pierre Poujade als protest tegen een belasting op kleinhandel en kleine zelfstandigen. Poujade hanteerde een populistisch discours om onder de zelfstandigen steun te krijgen. Poujade kon echter ook rekenen op de steun van heel wat neo-nazi’s zoals Maurice Bardèche, de auteur die gekend is van zijn boek ‘Nürnberg ou la terre promise’ waarin de holocaust wordt ontkend (de Nederlandstalige editie van dit boek is een vertaling van de hand van ene Karel Dillen…). Bardèche had echter ook kritiek op Hitler, hij vond dat het Duitse fascisme niet puur genoeg was!
De Poujadistische beweging kon op vrij veel sympathie rekenen van de rechterzijde en behaalde in 1956 een verkiezingsoverwinning waarbij ook Le Pen verkozen werd in het parlement. De basis hiervoor was voornamelijk een anti-establishment stem en de afkeer tegenover de traditionele politici, ook al kwam een groot deel van de Poujadisten uit de beweging van president De Gaulle (zo was Poujade zelf aanvankelijk een gemeenteraadslid voor de Gaullisten). De Poujadisten dompelden hun anti-establishment imago in een sfeer van racisme en anti-semitisme. De regering van France-Mendès werd omschreven als een Joodse regering die niets te zoeken had in Frankrijk.
Het succes van de Poujadisten was van erg korte duur. Er kwamen vrij veel meningsverschillen binnen deze beweging. Zo was Le Pen tegenstander van de losse aanpak van Poujade die weigerde de beweging te organiseren. Poujade stelde dat zijn aanhangers "onder de mensen" moesten komen in plaats van zich te organiseren in lokale afdelingen. Le Pen daarentegen was voorstander van de uitbouw van een sterk partijkader. Een ander discussiepunt was de houding tegenover Algerije en de onafhankelijkheidsstrijd die daar plaats vond. Le Pen en de meeste Poujadisten waren tegenstanders van een mogelijke onafhankelijkheid. Le Pen stelde dat Algerije een kolonie moest blijven omdat dit garanties bood om het blanke ras te vrijwaren omdat zo de Algerijnen beter konden onderdrukt worden.
Na de splitsing in de Poujadistische beweging trok Le Pen naar Algerije om er als legerofficier de strijd te gaan voeren. De Fransen traden in Algerije niet bepaald zacht op, er waren harde martelingen, verschillende massa-slachtingen,… Le Pen maakte persoonlijk deel uit van die gewelddadige tussenkomst van het Franse leger. Later verklaarde hij hierover: "Ik heb gemarteld omdat het nodig was" (Le Combat, 9.11.1962). Le Pen vond dit nodig omdat een nederlaag een signaal zou zijn voor de "barbaren". De onderdrukking van de Algerijnen was volgens hem deels "biologisch bepaald".
Terug in Frankrijk nam Le Pen deel aan onderhandelingen over een mogelijke staatsgreep vanuit de groep rond de terroristische OAS (Organisation de l’Armée Secrète, een groep die opkwam tegen de onafhankelijkheid van Algerije), maar hij vond dit uiteindelijk een te riskante onderneming en trok zijn steun terug.
In de jaren ’60 werd rechts in het defensief geduwd. Algerije was na Indochina een nieuwe nederlaag geworden en extreem-rechts in Frankrijk was gefragmenteerd waarbij het geen enkele impact meer had. Le Pen trok zich terug in zijn boekhandel en uitgeverij waar hij rechtse propaganda publiceerde. Hij werd daarvoor overigens twee maal veroordeeld (in 1965 en 1968) toen hij platen met toespraken van Hitler had geproduceerd.
Begin jaren ’70 werden door de verschillende extreem-rechtse organisaties onderhandelingen gevoerd voor het opzetten van een alliantie, een "nationalistisch front". De belangrijkste kracht daarbij was de groep ‘Ordre Nouveau’, een organisatie met erg gewelddadige militanten die er niet voor terugschrokken om politieke tegenstanders fysiek zwaar aan te pakken. De Ordre Nouveau werd op een bepaald ogenblik zelfs verboden omwille van een heuse veldslag tegen linkse activisten. Toen het Front National als alliantie gelanceerd werd in 1972 maakte Ordre Nouveau ongeveer één derde van het lidmaatschap van het FN uit. Le Pen werd vrij vlug de leider van het FN en ondernam pogingen om vanuit de alliantie te komen tot een strak georganiseerde partij. In de jaren ’70 was dit de hoofdbezigheid van Le Pen, die oppositie van de Ordre Nouveau hieromtrent moest wegwerken.
Vanaf begin jaren ’80 begon het FN een grotere impact te krijgen bij verkiezingen. In 1981 kwam de linkse regering Mitterand aan de macht op basis van een programma dat beloofde te breken met het kapitalisme. De sociaal-democraten en communisten in de regering weigerden echter om effectief te breken met de logica van het huidig systeem en zagen zich bijgevolg gedwongen om in een periode van economische crisis zelf een liberaal beleid te voeren. Dit vormde een belangrijke basis voor ongenoegen tegenover de sociaal-democraten en de communisten. Een ongenoegen waar het FN handig op inspeelde door zich voor te doen als diegenen die wel opkwamen voor de belangen van de Fransen.
Dit werd duidelijk bij de gemeenteraadsverkiezingen in Dreux (vlakbij Parijs) waar het FN begin jaren ’80 haar vier eerste verkozenen behaalde. Het FN voerde er een zware anti-migrantencampagne. Kranten in die periode brachten bericht uit van valse deur-aan-deur verkopers van luxeproducten die aanbelden en vertelden hoe Mohamed uit de straat al twee TV’s of een video had gekocht. De racistische campagne vond ingang bij gebrek aan een alternatief na de ontgoocheling in de linkse regering Mitterand. Daarenboven werd het FN geholpen door een electoraal akkoord met het RPR van Jacques Chirac. Chirac verklaarde hoe hij liever 4 FN’ers in de gemeenteraad zag dan 4 communisten.
Het FN kreeg ook enorme steun vanuit een onverwachte hoek. Mitterand wou zijn positie versterken door het kiesstelsel te veranderen (proportionele vertegenwoordiging in plaats van een meerderheidssysteem), zodat de verschillende fracties van rechts zouden scoren en de verdeeldheid van de rechterzijde zou versterken. Mitterand zag in het FN een ideaal middel om traditioneel rechts (de RPR van Chirac) te verzwakken. Mitterand was dan ook de eerste om het FN aan TV-debatten te laten deelnemen op de staatstelevisie. Het gevolg was catastrofaal: in 1986 haalde het FN 10% van de stemmen en bijgevolg ook 10% van de zetels. Mitterand had een cruciale fout gemaakt door te denken in termen van electorale rekenkunde. Het FN haalde immers veel stemmen weg van de sociaal-democratie en scoorde onder de ontgoochelde linkse kiezers.
De doorbraak van het FN in de jaren ’80 leidde ertoe dat traditioneel rechts een deel van de retoriek van het FN overnam. Zo verweet minister Pasqua (RPR) zijn eigen premier dat hij te laks was tegen migranten. De RPR probeerde ook tot een alliantie te komen met het FN voor de verkiezingen, maar dit mislukte. Deze elementen maakten evenwel dat het FN meer aanvaardbaar werd, met een bijhorend groeiend zelfvertrouwen voor de fascistische militanten. Vanaf eind jaren ’80 waren er verschillende gevallen van gewelddaden. Zo werd in 1988 een Joods kerkhof compleet verwoest. In 1993 werd een journalist op een FN-meeting aangevallen.
Le Pen bleef zijn harde koers aanhouden. Hij liet zich ontvallen dat de holocaust een "detail in de geschiedenis" was, later werd hij veroordeeld nadat hij een kandidate van een andere partij tijdens het campagne-voeren in elkaar sloeg,…
FN aan de macht: Vitrolles en Orange
Vanaf midden jaren ’90 vielen een aantal steden in het zuiden van Frankrijk in handen van het FN dat er een meerderheid behaalde in de gemeenteraad. De bekendste voorbeelden zijn Vitrolles en Orange. We gaan na wat het FN betekend heeft voor deze steden.
Orange
Een bekend voorbeeld is de bibliotheek van Orange. FN-burgemeester Bompard zette er een hele reeks werken op de zwarte lijst. De bibliothecaris werd ontslagen en alle werken tegen racisme of zelfs sprookjes uit Afrika werden verbannen wegens een "gebrek aan respect voor morele normen". FN-burgemeester Bompard stelt voor om in de plaats een reeks boeken op te nemen die cadeau gedaan werden door FN-leden. De subsidies voor de bibliotheek werden bovendien zwaar afgebouwd. Voormalig bibliothecaris Cannazi verklaarde: "Aanvankelijk beperkte men zich tot het schrappen op de aankooplijsten van nieuwe werken. Maar in een tweede fase werd de bestaande collectie aangepakt en werden boeken verwijderd. Zelfs de computerbestanden werden gekuist zodat er geen sporen overbleven."
Bompard en zijn FN-bestuur trokken ook ten strijde tegen andere vormen van ‘volksvreemde’ cultuur. Het cultureel centrum ‘Mosaïque’ werd in 1996 uit haar lokalen gezet, een jaarlijkse culturele manifestatie van ‘Coup de Soleil’ werd geweigerd omdat deze ook Noord-Afrikaanse cultuur bracht en bijgevolg "aan politiek" deed aldus het FN-bestuur,… In de stadsdiensten werd zwaar gesnoeid om het personeel te vervangen door FN-aanhangers. Zeker vakbondsmilitanten kregen het hard te verduren. Dit leidde er in Orange toe dat de secretaris van Force Ouvrière, Pierre Nouveau, zelfmoord pleegde omdat hij de druk niet meer aankon. In zijn afscheidsbrief schreef hij: "Francoeur, Schmitt en de burgemeester hebben mij gedood." Francoeur was FN-schepen, Schmitt was hoofd van de gemeentediensten.
Een sociaal centrum in Orange moest de deuren sluiten omdat de subsidiëring door het FN werd stopgezet. Het sociaal centrum deed aan opvang van daklozen, ex-gevangenen,… Het gemeentebestuur begon in het gemeentelijk infoblad een campagne tegen het sociaal centrum en zorgde ervoor dat het de deuren moest sluiten. 3 van de 5 sociale centra in de stad zijn dicht.
De werking van de gemeenteraad zelf werd ook veranderd in Orange. De burgemeester deelde alle gemeenteraadsleden mee dat voortaan de spreektijd beperkt zou worden tot 3 minuten per thema met slechts één mogelijkheid om tussen te komen. Dit was echter niet van toepassing voor de burgemeester en de schepenen (allemaal FN-leden).
Vitrolles
Een opvallende maatregel in Vitrolles, waar de vrouw van Bruno Mégret burgemeester was, bestond uit het invoeren van een premie voor blanke kinderen die geboren worden. Per kind werd een premie betaald van 5.000 franse frank, zo’n 700 euro. Burgemeester Catherine Mégret moest de maatregel intrekken toen ze wegens racisme werd veroordeeld. De reden voor de maatregel was duidelijk: Catherine Mégret verklaarde aan een Duitse krant dat er nu eenmaal "verschillen zijn tussen de rassen (…), er zijn verschillen in de genen."
Verder werd werk gemaakt van het opdoeken van een standplaats van zigeuners. Een alternatief jeugdhuis werd gesloten. Een lokaal café werd door de politie gesloten. De cinema werd gesloten nadat een film over Aids werd getoond. ‘Volksvreemde’ straatnamen werden gewijzigd: het Nelson Mandela-plein werd het Provence-plein, de Salvador Allende straat werd de Moeder Theresa straat en er kwam een straat genoemd naar FN-leider Jean-Pierre Stirbois. In april 1997 werden alle straathoekwerkers ontslaan. Bij de gemeente werden 84 contractuelen aan de deur gezet. Daarnaast verlaten nog eens 50 ambtenaren de stadsdiensten. Intussen werd een asociaal beleid gevoerd, zo werd de prijs voor het water met 20% verhoogd. In de scholen werden migranten geweigerd.
Besluit
De voorbeelden van Vitrolles en Orange tonen aan waar extreem-rechts voor staat: een repressief asociaal beleid. Diegenen die eenzelfde beleid willen in België om op die manier ‘extreem-rechts te bestrijden’, stellen dus eigenlijk voor dat ook hier een aanval wordt gelanceerd op het gemeentepersoneel, de bibliotheken, de culturele sector, het straathoekwerk,… Een dergelijk beleid versterkt de verdeel-en-heerstaktieken waar extreem-rechts zich op baseert. Bovendien vormt het een bedreiging voor alle andersdenkenden die systematisch weggepest worden en in het geval van een vakbondsman in Orange zelfs geleid hebben tot een zelfmoord. Volgens ons is dit geen optie voor anti-fascisten. De eerste slachtoffers van het aan de macht komen van extreem-rechts zijn de arbeiders en jongeren. Het falen van de traditionele politici zal niet verdwijnen door het terrein vrij te laten aan een nog asocialere kracht.