China. Opposant vrijgelaten uit gevangenis

De Chinese opposant Yao Fuxin, 58 jaar, werd maandag vrijgelaten uit een gevangenis in de provincie Liaoning.Yao Fuxin was een leider van de arbeidersacties in 2002 in het industriële noord-oosten van Liaoning. Er werd toen actie gevoerd tegen afdankingen in voormalige overheidsbedrijven. Het protest schokte de “communistische” autoriteiten die overgingen tot harde repressie, honderden arrestaties en na gesloten processen ook gevangenisstraffen. Yao Fuxin werd veroordeeld tot zeven jaar. Een andere vakbondsactivist, Xiao Yunliang, kreeg vier jaar.

Vincent Kolo, chinaworker.info

Yao en Xiao warden aanvankelijk beschuldigd van het “bijeenbrengen van een massa om de sociale orde te verstoren.” Later werd dat veranderd in een ernstigere beschuldiging van “subversieve activiteiten tegen de staatsmacht”. In het geval van Yao werd die beschuldiging gebaseerd op zijn vermeende betrokkenheid bij de verboden Chinese Democratische Partij.

Activisten die opkomen voor arbeidersrechten, waaronder militanten van het CWI en Chinaworker.info, hebben geprotesteerd tegen de onmenselijke behandeling van beide gevangenen. Bij zijn vrijlating maandag had Yao het moeilijk om te stappen. Hij had twee hartaanvallen in de gevangenis. De website Human Rights in China stelde: “In de gevangenis van Liaoyang moesten hij en 19 andere gevangenen één bed delen. Daarbij zorgde een cipier met de naam Lang ervoor dat twee gevangenen die ter dood zijn veroordeeld Yao van nabij volgden. Zodra Yao even de ogen sloot, kwamen de twee gevangenen op hem af om te slaan of stampen.”

Bij zijn vrijlating stelde zijn dochter, Yao Dan, aan journalisten: “Hij is blij dat hij uit de gevangenis komt. Op dit ogenblik heeft hij geen echte plannen, behalve dan zijn gezondheid te laten herstellen en zijn hartkwaal te laten behandelen.”

“Toen hij uit de gevangenis kwam, gaven de arbeiders een groot feest en werd hij bedankt voor al het leed dat hij moest ondergaan”, stelde zijn dochter. Ondanks zijn vrijlating wordt Yao nog een periode van drie jaar uit zijn politieke rechten gezet. Dat omvat ook het recht op toespraken, vergaderen en lidmaatschap van verenigingen. Die rechten bestaan sowieso niet in China, maar Yao zal onder permanente bewaking worden geplaatst. Hij zal ook niet publiekelijk kunnen spreken over zijn zaak.

2002: “Begin van een onafhankelijke arbeidersbeweging”

In de lente van 2002 was er een uitbarsting van massale arbeidersstrijd in de noordoostelijke provincies Liaoning, Jilin en Heilongjang. Het was de grootste massabeweging in China sinds 1989. Meer dan 100.000 arbeiders namen deel aan betogingen, zitstakingen en meetings. Human Rights Watch bracht een verslag in een rapport over arbeidersprotest in het Noordoosten van China: “Voor het eerst kwamen zoveel goed georganiseerde ontslagen arbeiders en sympathisanten – enkele tienduizenden – tegelijk op straat in protestacties die wekenlang aanhielden en niet slechts een paar dagen. In de plaats van spontane korte protestacties die beperkt blijven tot één fabriek, één mijn of één school, organiseerden arbeidersleiders en vertegenwoordigers tienduizenden actievoerders. De leiders of de actievoerders gaven toe dat ze zich inderdaad hadden georganiseerd en dat maakte het mogelijk om wekenlang te protesteren.”

Een belangrijk aspect van deze gebeurtenissen was het opzetten van onofficiële – illegale – vakbondscomités of “voorlopige” vakbonden die de beweging leidden. De krant Washington Post had het over “het begin van een onafhankelijke arbeidersbeweging.”

De strijd in Liaoyang

In Liaoyang werd de beweging geleid door Yao Fuxin en Xiao Yunliang. Zij protesteerden tegen het frauduleuze sluiten van het staatsbedrijf Ferro-alloy. Dat protest sloeg over naar arbeiders van minstens 20 fabrieken. In deze stad met 1,8 miljoen inwoners waren er quasi dagelijks betogingen gedurende meer dan 10 weken. Het begon op 11 maart met naar schatting 17.000 betogers. De burgemeester van de stad haalde zich de woede van de betogers op de hals toen hij in de media verklaarde dat er geen werkloosheid was in Liaoyang.

De acties van 2002 waren geen loutere spontane uitbarstingen, er was een graad van organisatie en coördinatie. Er werden ondergrondse comités opgezet waarbij vertegenwoordigers werden verkozen. In Liaoyang werden contacten gelegd met arbeiders van andere sectoren. Er werd op grote schaal propaganda verspreid met hier en daar pamfletten en vooral veel affiches. Die werden illegaal verspreid in arbeiderswijken en aan de fabriekspoorten.

Op 18 maart betoogden 30.000 arbeiders van Liaoyang met protestborden waarop stond: “We hebben een regering van hooligans”. Dat was na de arrestatie van Yao Fuxin, de vakbondsvertegenwoordiger van de arbeiders. Die arrestatie vormde het begin van een golf an repressie waarbij honderden arbeiders werden opgepakt. De veiligheidsdiensten kozen er twee activisten uit om een voorbeeld te stellen: Yao en Xiao. Zij werden in een schijnproces veroordeeld, zelfs hun familie mocht niet aanwezig zijn op de processen.

Vier jaar strijd

De acties in Liaoyang vormden het hoogtepunt van een strijd tegen de sluiting van Ferro-alloy. Die strijd duurde reeds vier jaar. Op het congres van de Chinese Communistische Partij in 1997 werd onder leiding van Jiang Zemin en Zhu Rongji een versnelling van het privatiseringsprogramma voorgesteld. Verschillende staatsbedrijven werden verkocht of gingen met opzet failliet. Minstens 60 miljoen arbeiders van staatsbedrijven werden ontslagen of “xiagang” gemaakt, een term die werd gebruikt voor werknemers die “tijdelijk” werkloos waren maar mogelijk nadien nog terug zouden worden aangeworven. Die tijdelijke werkloosheid werd een sterk wapen voor de bureaucraten om de arbeiders te verdelen en verwarring te creëren. Dat moest de pogingen van de arbeiders om zich te organiseren tegen de volledige plundering van de publieke bezittingen ondermijnen.

De arbeiders van Ferro-alloy toonden een groot bewustzijn en collectieve kracht. Zo werd onder meer opgekomen voor de eis van onderzoek naar wanpraktijken van het management. De top van het bedrijf werd reeds opgepakt en één figuur werd zelfs veroordeeld wegens corruptie. Het bedrijf sloot de deuren in november 2001 waarbij 5.000 jobs verloren gingen alsook de pensioenreserves en medische verzekeringen van deze arbeiders. Het patronaat van Ferro-alloy deed voorzien hetzelfde als wat eerder bij het Amerikaanse energiebedrijf Enron gebeurde: er werden valse boekhoudingen opgezet om de eigen hoge bonussen te rechtvaardigen. De arbeiders kwamen meermaals tussen bij de lokale overheden om op te treden tegen de fraude, maar dat leidde nergens toe. Wellicht betreuren Yao en veel van zijn voormalige werkmakkers vandaag dat ze zoveel tijd hadden verspild aan het schrijven van brieven aan onder meer voormalig president Jiang Zemin met de vraag om tussen te komen.

Massale sluitingen en werkloosheid

Het noord-oosten van China vormt een bastion van de zware industrie. In de periode van centrale planning was er een sterke groei, maar deze regio heeft meer dan alle andere geleden onder de kapitalistische “hervormingen” en privatiseringen. De provincie telt 42 miljoen inwoners en heeft nu een erg hoog werkloosheidspercentage. De reële werkloosheid in de stad Liaoning bedroeg in 2002 zowat 20%. In Fushun, een stad met steenkoolmijnen, was in 2001 43% van de totale werkende bevolking xiagang (tijdelijk werkloos). Die tijdelijke werklozen worden in de cijfers niet als werkloos bestempeld, waardoor het officiële werkloosheidscijfer op dat ogenblik slechts 2,7% bedroeg.

De tijdelijke werklozen zouden officieel de helft van hun loon moeten blijven krijgen van het bedrijf of de lokale voerheid. De minimale uitkering die op dat ogenblik werd betaald door de lokale overheden was 22 dollar per maand (180 yuan). Maar zelfs de toekenning van die uitkering is niet altijd zeker: het bezit van huisdieren, een televisie of telefoontoestel zijn enkele voorbeelden van redenen om compensaties te verliezen.

Officiële vakbonden ontmaskerd

De strijd in Liaoyang en andere steden in het Noordoosten maakte de rol van de officiële Chinese vakbonden duidelijk. Arbeiders in Liaoyang vertelden aan mensen van het China Labour Bulletin: “We zijn een aantal keer naar de officiële vakbond getrokken, maar zij waren niet om ons bekommerd.” Human Rights Watch voegde er aan toe dat er volgens de lokale arbeiders amper een verschil is tussen de officiële vakbonden en de bazen. Een studie van de Internationale Confederatie van Vrije Vakbonden stelde: “De arbeiders bestempelen de officiële bonden in het beste geval als onefficiënt en niet behulpzaam. Op lokaal vlak weigeren ze onafhankelijke arbeidersacties te erkennen en worden deze acties als illegaal bestempeld. De officiële bonden erkennen dat ze niet in staat zijn om de arbeidersbelangen te verdedigen tegenover de massale herstructureringen.”

Na de revolutie van 1949 – waarin de boeren en niet de arbeiders een beslissende rol speelden – werd de officiële vakbond (ACFTU) opgenomen in het staatsapparaat. Tijdens de Stalinistisch-maoïstische periode moest deze vakbond toezicht houden op de arbeidersklasse om stakingen en onrust te vermijden. De arbeiders werden regelmatig “gemobiliseerd” om hun steun aan de leiding te betuigen. De vakbond werd een orgaan om sociale activiteiten te organiseren en een aantal sociale diensten aan te bieden. In heel wat staatsbedrijven waren de vakbondsafgevaardigden gepensioneerde managers, wat meteen de verhouding tot het management duidelijk maakt. Bij de enorme toename van private bedrijven, heeft de ACFTU een positie verworven door patroons in haar rangen op te nemen. De leiding van een vakbondsafdeling in een privaat bedrijf wordt doorgaans aangesteld door het management. Vaak gaat het om familieleden van de patroon of de personeelsverantwoordelijke.

Internationale solidariteit

Het CWI heeft, in samenwerking met internationale organisaties die opkomen voor arbeidersrechten, de zaak van Yao opgenomen. Er waren protestacties aan Chinese ambassades in onder meer Australië, Zweden, Nederland en andere landen. Deze acties hadden weinig directe impact op het Chinese regime, dat meer vakbondsmilitanten achter de tralies heeft gezet dan gelijk welke andere regering ter wereld.

Deze campagnes hebben wel de houding van het Chinese regime tegenover onafhankelijke vakbonden mee bekend gemaakt. Bovendien werd ook ingegaan op de rol van multinationals die handig gebruik maken van het Chinese anti-vakbondsbeleid.

Chinaworker.info maakt haar steunbetuiging over aan Yao en zijn familie. Yao Fuxin heeft geleden omdat dit voor de autoriteiten een waarschuwing moest vormen voor andere arbeiders. Nu hun systeem in een diepe crisis terecht komt, zal de Chinese dictatuur er echter niet in slagen om de ontwikkeling van onafhankelijke vakbonden tegen te houden. De lessen van de strijd in 2002 zullen getrokken worden door arbeiders die vandaag in strijd komen.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop