Jaaroverzicht deel 3. Politieke onstabiliteit in eigen land

Met het derde deel van ons jaaroverzicht komen we in eigen land terecht. 2007 was een jaar van politieke crisis. Of correcter gesteld: het laatste half jaar van 2007 was er één van politieke crisis. Kon het nog erger worden? Ja, dat kon in 2008 met geen half maar een volledig jaar van politieke crisis. De afwezigheid van een politiek alternatief van de arbeidersbeweging weegt steeds sterker door.

De politieke ontwikkelingen van 2008 werden op deze site reeds beschreven op 12 juni 2007, twee dagen na de federale verkiezingen. Toen stelden we dat Leterme voor een “aartsmoeilijke opdracht” stond met een lange regeringsvorming, “Misschien zelfs zo lang dat Leterme voor een verscheurende keuze wordt geplaatst die hem dwingt het tot een breuk te laten komen met NVA doordat een Rooms/blauwe coalitie, eventueel aangevuld met een derde partner, stuk loop op de staatshervorming. In dat geval is een klassieke tripartite, eventueel met de SP.a toch nog op de oppositiebanken, niet uitgesloten. Een dergelijke regering zal echter onvermijdelijk een crisiskabinet zijn die er wellicht in aanloop naar de regionale verkiezingen van 2009 de brui aan geeft.”

Intussen kwam het effectief tot een breuk in het Vlaamse kartel waardoor de regering haar meerderheid langs Vlaamse kant verloor. Zowat alle ministers werden geraakt door schandalen en crisissen: van dubieuze benoemingen aan de politietop (Dewael) over de verkoop van Fortis-aandelen door zijn vrouw (De Gucht, die het ook in Congo bont maakte), het legaal plunderen van de gemeenschapsmiddelen (Reynders) of het brengen van zattemansliederen in New York (De Crem) tot het uitoefenen van druk op het gerecht (Leterme en Vandeurzen). Eerder verdween staatssecretaris Laloux reeds van het toneel.

De regering beëindigde 2008 zoals het dit jaar begon: als een onsamenhangende bende die elkaar communautaire vliegen wil afvangen, maar het fundamenteel wel eens is over een neoliberaal beleid dat de arbeiders laat betalen voor de crisis. En telkens zonder Leterme aan het hoofd van de regering (Leterme hield het als regeringsleider amper negen maanden vol) en met een wildgroei aan deadlines en dreigementen. Intussen is wellicht niemand nog mee als het om Brussel-Halle-Vilvoorde gaat. Wie gelooft deze mensen nog?

Tegenover de regeringspartijen is er amper oppositie. Er is de opmars van Dedecker die vooral stemmen zal halen als hij niet te veel ingaat op wat zijn alternatieven zouden zijn. De opmars van LDD is opvallend en een uitdrukking van het feit dat het vandaag mogelijk is om op enkele jaren tijd een middelgrote partij uit de grond te stampen, in de mate dat je de kiesvereniging rond Dedecker een “partij” kan noemen. Dedecker kan het Vlaams Belang tijdelijk de duivel aandoen. De vraag is in welke mate LDD figuren aantrekt die azen op postjes, en of de partij “anti-establishment” zal blijven, of zo wordt gezien. Fundamenteel zijn enkel actieve strijd tegen het neoliberale beleid en een nieuwe arbeiderspartij een efficiënt antwoord op de dreiging van extreem rechts.

Bij het Vlaams Belang kwam er een nieuwe voorzitter om het “duivelskoppel” aan de leiding van de partij op te volgen. De mediatieke heisa rond de vermeende relatie tussen Vanhecke en Morel bracht alvast dit naar boven: in de strijd om de postjes wordt het spel ook bij het VB hard en op de man gespeeld. Veel anti-establishment imago blijft er niet meer over. Alsof de partij die ontwikkeling wou bevestigen, plaatste ze met Valkeniers een voormalige havenpatroon aan de kop van de partij als ware het een topmanager voor de KMO Vlaams Belang. De pogingen van Dewinter om te Schokken, konden daar weinig aan veranderen op een ogenblik van koopkrachtcrisis en economische crisis.

Ter “linkerzijde” was het huilen met de pet op in 2008. Je zou denken dat een falende regering die zichzelf in de prak rijdt op een ogenblik van acties voor koopkracht en een ontwikkelende economische crisis, de “linkse” formaties de nodige wind in de rug kan geven. Dat had gekund moesten SP.a en Groen effectief in dezelfde richting fietsen als de duizenden mensen die op straat kwamen voor koopkracht. Het grootste probleem voor SP.a en Groen en de reden waarom beide partijen niet uit hun dal raken, is dat ze een andere richting uitgaan. Bij Groen wordt de marktlogica steeds meer aanvaard en wordt met nostalgie teruggekeken naar de paars-groene regering. Over sociaal-economische thema’s wordt zoveel mogelijk gezwegen omdat de achterban het daar niet over eens is. Bij SP.a domineert nu reeds de discussie over de postjesverdeling na 2009. De partij had ongetwijfeld een hand in het drama dat zich bij voormalige kartelpartner Spirit alias Vl.Pro afspeelde, een drama met één centraal discussiepunt: de plaats van Bert Anciaux op de kieslijsten van 2009. SP.a combineerde haar regionale regeringsverantwoordelijkheid met federale “oppositie” die bestond uit het achterna hollen van het communautaire opbod. De kers op de sociaal-democratische taart werd aan het aanbieden van de partij als partner in een noodregering tot 2009.

Terwijl een groeiend aantal arbeiders de neoliberale logica in vraag begint te stellen omwille van de koopkrachtproblemen en de gevolgen van de economische crisis, blijkt onder “linkse intellectuelen” de verwarring troef te zijn. Een aantal van hen hield zich bezig met het formuleren van regeltjes tegenover vrouwen die een hoofddoek dragen, anderen keerden zich volledig naar het communautaire opbod. Jammer genoeg bleef ook links van de sociaal-democratie en de groenen alles vast zitten dit jaar. Het initiatief CAP draaide nergens op uit en ook na haar koerswijziging bleef PVDA zich verzetten tegen eenheidsinitiatieven bij verkiezingen. Tegenover het politieke eenrichtingsverkeer van de neoliberale partijen zal er echter een alternatief nodig zijn. Er zal nood zijn aan een nieuwe arbeiderspartij die zich met en rond de syndicale basis opbouwt. LSP verdedigt de noodzaak van een syndicale partij.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop