Your cart is currently empty!
Jan Blommaert: “Met rechtse regering naar een geïnstitutionaliseerde dualisering in onze samenleving”
Jan Blommaert is een gekende en actieve stem ter linkerzijde. Onder meer op internet en sociale media laat hij niet na om zijn vaak uitgesproken mening naar voor te brengen. Hij liet zich in het verleden opmerken met oproepen aan de vakbonden om hun politieke vertegenwoordiging nadrukkelijk ter discussie te stellen. Hij aarzelde niet om uitdrukkelijk een stemoproep voor PVDA te ondersteunen. Kortom, hij beperkt zich niet tot de vaagheid die soms zo overheersend is in academische kringen. Wij hadden een gesprek met hem over de komende besparingsregering en de opgang van N-VA. We delen een groot deel van zijn analyse, maar zijn het niet met alles eens.
De provocatieregering gaat zo ver dat het onvermijdelijke verzet van onderuit wel eens kan aanzwellen tot een beweging die de regering in de problemen brengt en zelfs een politiek enthousiasme teweegbrengt waar de marketingpolitiek van de gevestigde partijen geen vat meer op heeft. Dat dit kan, zagen we in de jaren 1980 met het verzet tegen de vorige rechtse regering waarbij de vakbondsleiding door de eigen basis werd voorbijgestoken waardoor het meer dan tien jaar duurde vooraleer de liberalen terug in de regering raakten. Inzake enthousiasme voor een uitgesproken politiek verzet tegen de gevestigde politici volstaat het om te kijken wat er momenteel in Schotland gebeurt. Door nu al te bouwen aan het verzet in het idee van een front van verzet met een opbouwend actieplan is het mogelijk om te bouwen aan een kracht die overwinningen kan afdwingen.
Interview door Bart B. (LSP-Dender)
Denkt u dat de Vlaming een bewuste keuze heeft gemaakt voor het inhoudelijk programma van het N-VA? Of schat u in dat andere factoren zwaarder doorwogen?
“Stemmen zijn de afgelopen decennia geleidelijk aan steeds meer effecten van uitgebreide en zeer gesofisticeerde marketingcampagnes. Wanneer partijen opgaan of afgaan, dan ga ik in mijn analyses ervan uit dat een min of meer vast publiek inhoudelijk overtuigd stemt, en dat daarrond grote aantallen andere kiezers zweven die lak hebben aan inhoud maar vallen voor de effecten van uitgekiende marketing. Het is die laatste groep die de stijging of daling in uitslagen bepaalt.
“Van marketing weten we dat uiterst slechte producten vaak uiterst goed verkopen – denk aan Coca Cola of Microsoft Windows. De intrinsieke kwaliteiten van het product zijn bijzaak, het is ten eerste datgene wat we geloven in verband met dat product (“Apple is cool” bijvoorbeeld) – het product imago met andere woorden. En ten tweede, de manier waarop we dat product kunnen betrekken op onze eigen identiteit – hoe het gebruiken van een Apple iPhone ons zelf “cool” maakt, bijvoorbeeld. Dat is het afstralen van het product-imago op ons eigen imago.
“Als we de structuur van kiescampagnes over de laatste twee decennia bekijken, dan merken we niet toevallig hoe inhouden steeds verder verschrompelen, terwijl personen steeds meer op de voorgrond treden. In de “Patrick” campagne van Janssens in Antwerpen in 2006, werd de partij van Janssens bijvoorbeeld nauwelijks vermeld. Janssens werd in de vitrine geplaatst als een lifestyle icoon gesteund door celebrities – en als persoon die door zijn individuele (en verondersteld uitzonderlijke) bekwaamheden het leven van z’n kiezers zou verbeteren. De partij van De Wever heeft dit mechanisme nog verder uitvergroot in een zeer lange campagne die enkel over De Wever ging. Die campagne startte met de vermageringskuur van De Wever en zijn prestatie in de Antwerp Ten Miles – hij had de kracht om zichzelf grondig te veranderen (iets wat de vele duizenden mensen die zelf dieet volgen goed begrepen) en die persoonlijke eigenschappen werden dan uitvergroot naar de partij toe. Inhouden spelen daarbij nauwelijks een rol: de frequente tegenspraak en soms cynische en burleske verwarring en blunders in de N-VA campagne (Jambon bijvoorbeeld, of Homans en Bracke die geregeld nonsens de wereld in stuurden) ging zonder negatieve effecten voorbij.
“De partij staat of valt met haar boegbeeld: dat is de nieuwe “format” van de politiek. Voordeel: dat boegbeeld raakt overal mee weg en scoort geweldig – denk aan wat Stevaert teweeg bracht een generatie terug. Nadeel: als de persoon valt, valt de partij – kijk opnieuw naar Stevaert en zijn sp;a. Men kan enkel aan de bak blijven door zichtzelf herhaaldelijk te re-branden: zie hoe Freija Vanden Bosssche getransformeerd is van jonge sexy deerne tot bezadigde dossiervreter-met-een-bril. De Wever zal zichzelf nog herhaaldelijk moeten heruitvinden om aan de macht te blijven.”
Zal N-VA kunnen blijven scoren in de toekomst? Of zou de kiezer N-VA laten vallen als de harde besparingen voelbaar worden?
“De partij bouwt zichzelf op dit moment een nieuwe trouwe achterban: niet meer de vendelzwaaiende Flamingant, maar wel de bedrijfsleider en rentenier. Die steun kan van lange duur zijn, maar wel beperkt qua electorale omvang. Daar tegenover staat dat de partij zich daarmee verzekert van vorstelijke en high-profile steun in haar campagnes, en in het politieke spectrum stilaan de plaats inneemt van de Liberalen als de partij van de ondernemers. Maar zie boven: alles staat of valt met het imago van het boegbeeld. Het is een blijft een kwetsbare constructie.”
Welke rol kan het Vlaams Belang nog spelen? Ze hebben veel kiezers verloren aan het N-VA, is deze exodus omkeerbaar als blijkt dat N-VA haar communautaire eisen niet kan (of wil) waarmaken?
“Electoraal is de partij teruggevallen op haar stabiele en overtuigde kern van kiezers. Ze kan op dat niveau nog een tijdje verder. Maar als dominante ideologische kracht is ze uitgespeeld, om de eenvoudige reden dat de N-VA de agenda heeft overgenomen. De ideolgische continuïteit tussen Vlaams Belang en N-VA is verbluffend, maar wordt niet (h)erkend door waarnemers. Het simpele feit is: de N-VA zou nooit staan waar ze nu staat zonder de 13 opeenvolgende electorale overwinningen van het Vlaams Belang. Die laatste is een partij zonder macht gebleken, maar een partij met een gigantische verrechtsende invloed, die van lange duur is.”
De nadruk van het kiespubliek van het Vlaams Belang lag bij ongeschoolde en geschoolde arbeiders (Swyngedouw, Heerwegh, 2007, p.9). Op zich lijkt dat allesbehalve te rijmen met N-VA, een partij wiens voorzitter openlijk verkondigt dat VOKA zijn baas is. Een organisatie die niet bepaald gekend staat iets te geven om de belangen van de arbeiders.
“Zie boven: inhoud speelt nauwelijks een rol. Men moet afstappen van de idee dat mensen bij verkiezingen op zondag plots rationeler zijn dan in de Carrefour of Delhaize op zaterdag en dus op zondag plots nog enkel denken aan hun objecctieve sociale posities en belangen. Verkiezingen zijn een moment geworden van consumptiegedrag, aangewakkerd door uiterst dure marketingcampagnes. Pro memorie: N-VA spendeerde maar liefst 300.000 euro aan de sociale-media poot van de precampagne alleen. Dat is het niveau van een zeer groot bedrijf dat een nieuw merk of productlijn wil lanceren.”
Acht u het mogelijk dat voor N-VA het neerplanten van rechts neoliberaal bewind van primair belang is en dat een “onafhankelijk Vlaanderen” eerder een middel dan een doel is? Iets wat hun wegens hun antisocialistische houding uiteraard goed zou uitkomen.
“Neen, men moet de N-VA ideologisch lezen als het nageslacht van het Vlaams Belang: een ethnocratische separatistische partij. Om haar separatistische doelen te bereiken schept ze een solide basis van aanhang en steun, en die ligt thans bij de ondernemers. Neoliberalisme is de golf waarop N-VA op dit moment z’n blijvende macht kan bouwen, en de Endlösung is en blijft Vlaamse onafhankelijkheid en een ethnocratisch Vlaanderen.”
Hoe schat u de gevolgen van de komende besparingen in?
“Desastreus en historisch: we gaan naar een geïnstitutionaliseerde dualisering in onze samenleving. Wie arm is zal arm blijven.”
Denk u dat aan de andere kant van de taalgrens het MR zal afgestraft worden door de Walen omdat het MR zowel hun belofte niet met N-VA in zee te gaan verbroken heeft en hierdoor voor een Waalse minderheid gezorgd heeft?
“Zeker. Maar of de huidige MR daarvan wakker ligt is zeer de vraag. De horizon van het politieke bedrijf vandaag de dag is uiterst kort.”
Hoe de vakbonden het beste kunnen reageren? Is een socialistische vakbondspartij volgens u een mogelijke oplossing? Of wat zou u voorstellen wat de vakbonden zouden moeten doen?
“De vakbonden hebben de afgelopen jaren herhaaldelijk de kans gemist om hun reële macht te vertalen in duurzame politieke macht. Die mogelijk bestond zo lang ze “vertrouwelingen” in de regeringen haddden. Ze hebben zich echter zeer meegaand opgesteld tegenover hun zogezegde alliantiepartijen in de regeringen, en die partijen zijn stelselmatig opgeschoven in rechtse en neoliberale richting, zonder veel weerwerk van de syndicale top. Kijk wie in de vorige regering zogezegd de “ACW man” was: Verherstraete, één van de grote figuren van de Antwerpse diamantlobby. En nu, in het formatieberaad, is voormalig UNIZO-baas Kris Peeters plots de waakhond van de ACW belangen. With friends like that, who needs enemies?
“Vakbonden gaan onvermijdelijk een kwade tijd tegemoet, en ze hebben dat grotendeels aan zichzelf te wijten. Organisaties die ruim twee miljoen burgers vertegenwoordigen zouden nooit mogen toelaten dat kleine lobby’s zoals VOKA meer gewicht en belang hebben dan zij. Welnu, VOKA heeft Muyters en UNIZO heeft Peeters. Is er een spoor van ACW of ABVV in de komende regering, die vijf jaar niet enkel zal besparen maar in die vijf jaar ook het gehele sociaaleconomische overleg- en herverdeelsysteem zal wegsnijden? Ik vrees dat de vakbond enkel nog kan mikken op “redden wat te redden valt”. Het spel is al bezig: er is het geroezemoes over minimale dienstverlening bij stakingen, en De Wever laat al horen dat stakingen zinloos zullen blijken.
“Er is nu een wezenlijk gevaar voor de vakbonden, en dat bestaat erin dat de sociale afbouw en de aanval op het overlegmodel zal leiden tot militante acties vanuit de basis, die telkens weer als argumenten voor de regering zullen dienen om de macht van de bonden verder weg te knippen, via een politiek-van-kleine-stappen. Dus: net wanneer krachtige syndicale actie het meest nodig is, kan precies deze actie leiden tot een afbouw van de macht en invloed van de bonden. De vakbonden hebben immers nauwelijks politieke middelen om de volgende vijf jaar deze dreigende escalatie tegen te gaan – er zijn geen verkiezingen waarop ze zouden kunnen wegen, de regeringen zijn stevig in handen van de bedrijfsleiders en renteniers, en ook de EU zal zich verder in een antisyndicale richting ontwikkelen. Ik ben daarom uiterst pessimistisch en bijzonder ontgoocheld in de opstelling van de bonden de afgelopen jaren.”