Maleisië. Heropbouw van de strijdbare tradities van de arbeidersbeweging

Op de jaarlijkse zomerschool van het CWI was er dit jaar een lid van onze zusterorganisatie in Maleisië. Sharifah, een jonge vrouw van moslimafkomst, sprak in een aantal sessies over de situatie in haar land en over de opbouw van onze krachten. Maleisië wordt gekenmerkt door een erg gemengde bevolking waarbij de nationale, religieuze en etnische tegenstellingen sterk uitgespeeld worden door de burgerij. Wij bouwen aan een verenigde socialistische organisatie. Voor de aanvang van de zomerschool verbleef ze in Antwerpen en spraken we met haar.

Verslag door Andrej

Voor de onafhankelijkheid was Maleisië een Britse kolonie. Die heerste met de harde hand. De natuurlijke rijkdommen en de productiekracht van de bevolking werden ten volle ingezet om de belangen van het Britse imperialisme te dienen. De lokale bevolking bleef met lege handen achter in dit strategisch belangrijke land dat bovendien heel wat natuurlijke troeven biedt. De Maleisische bevolking werd onder meer ingezet voor het aanleggen van nieuwe spoorlijnen die niet dienden voor een lokaal netwerk van openbaar vervoer maar louter om de natuurlijke rijkdommen gemakkelijker te kunnen transporteren. De uitbuiting en onderdrukking was groot, van rechten was er nooit sprake alleen van onderdrukking. Dit vormde de rode draad doorheen zowel de Britse als de Japanse bezetting van het land.

Zoals in andere landen in de regio werd de onafhankelijkheid na de Tweede Wereldoorlog niet toegekend omdat de kolonisatoren tot ‘betere inzichten’ waren gekomen, maar onder druk van een massabeweging van onderuit. Een belangrijke politieke factor daarin was de rol van de Communistische Partij die in heel de regio een sterke groei kende. Zo had de snelle opmars van de CP in Indonesië een impact op Maleisië. De CPM (Communistische Partij van Maleisië) was bijzonder actief in de onafhankelijkheidsstrijd. Het potentieel van een revolutionaire beweging die niet alleen de koloniale onderdrukker maar het hele systeem van kapitalisme en imperialisme aan de deur zou zetten, was aanwezig. Een belangrijk probleem was evenwel de koers van Moskou die na de oorlog een akkoord sloot met het imperialisme over de verdeling van invloedssferen en daartoe bereid was om revolutionaire kansen te verbrodden. Het was onder druk van onderuit en mee door de rol van activisten van de CPM dat de Britten onafhankelijkheid moesten toelaten. In een poging om de koloniale verdeel-en-heerspolitiek verder te zetten, werd Singapore buiten de onafhankelijke Maleisische staat gehouden. Dat was vooral om te vermijden dat de Chinese bevolkingsgroep een meerderheid zou vormen. Als vandaag de grootste gevestigde partij in Maleisië, de UMNO, beweert dat zij aan de basis lag van de onafhankelijkheidsstrijd, is dat vooral een voorbeeld van geschiedenisvervalsing.

Na de onafhankelijkheid van Maleisië kwam de UMNO aan de macht. Onder dit bewind werden onder meer de spoorwegen, elektriciteit- en watervoorzieningen geprivatiseerd. Om steun hiervoor te vinden, werd de oude verdeel-en-heerspolitiek van de kolonisatoren gewoon overgenomen. Die verdeeldheid werd versterkt door een politiek van islamisering waarbij het regime islamitische migranten uit de Filippijnen, Bangladesh,… naturaliseerde om haar basis van steun uit te breiden. Met een verdeel-en-heerspolitiek hield Mohamed Mahathir het 22 jaar vol als premier van Maleisië. Maar daar kwam in 2003 een einde aan en de afgelopen jaren begon de politieke onstabiliteit in het land groter te worden.

Vanaf eind jaren 1990 is er in de hele regio een terugkeer van protestbewegingen. De Indonesische dictator Soeharto, die in de jaren 1960 aan de macht was gekomen nadat een verschrikkelijk bloedbad onder de linkerzijde was aangericht, werd in 1998 door een massale beweging aan de kant geschoven. De strijd tegen corruptie en dictatuur in Indonesië vond ook een weerklank in Maleisië waar eveneens voor ‘reformasi’ (hervormingen) werd opgekomen. Een centraal element bij de protesten in Maleisië eind jaren 1990 was de ISA-wet (Internal Security Act) waarbij de overheid alle opposanten zonder onderzoek kon opsluiten. De wet was destijds ingevoerd om de CPM het zwijgen op te leggen.

Het ongenoegen tegenover de corruptie en fraude verdween na 1998 nooit volledig van de agenda. In 2007 waren er grote acties en betogingen onder de naam ‘BERSIH’ (‘proper’). Er werd opgekomen voor eerlijke verkiezingen zonder fraude. De verkiezingen worden gemanipuleerd om ervoor te zorgen dat sommigen meerdere keren kunnen stemmen en er uiteindelijk meer stemmen geteld worden dan er stemgerechtigden zijn.

Bovendien is er in het electoraal systeem voorzien dat bedrijven hun arbeiders uit Bangladesh of Indonesië tegen betaling kunnen naturaliseren. Dat wordt toegepast om vervolgens van de genaturaliseerde arbeiders te eisen dat ze voor de regeringspartij stemmen. Elke stem wordt gepersonaliseerd waardoor de overheid op ieder ogenblik kan controleren wie bij welke verkiezing voor welke partij heeft gestemd. Democratie noemen ze dat.

Wij zijn met het CWI in Maleisië actief betrokken in de beweging voor democratische rechten. We doen dat door niet alleen mee te betogen, maar ook door tussen te komen met politiek materiaal om het verzet te politiseren. De sterkte van de beweging is dat ze heel veel informatie over het frauduleuze electorale systeem bekend maakt en verspreid krijgt onder brede lagen van de bevolking. De zwakte is echter dat de beweging enkel van zich laat horen bij verkiezingen.

Onze organisatie in Maleisië is vrij jong maar slaagt er toch in om al een zekere impact te hebben. We verenigen activisten van diverse etnische en religieuze achtergronden en we voeren actief campagne onder de gewone bevolking. We doen dat onder meer door op straat campagne te voeren of aan bedrijven en op de avondmarkten. Er is een zekere ideologische verwarring, veel van onze discussies op straat gaan over de nood van vakbonden en over de strijd voor een alternatief systeem. Er is geen breed begrip van het feit dat een alternatief op het kapitalisme mogelijk is, laat staan van hoe we de instrumenten kunnen opbouwen om dat te bereiken.

De rol van de leiding van bestaande vakbonden is daar niet vreemd aan. De rechtse leiding van de belangrijkste vakbondsfederatie MTUC laat de leden vaak in de steek bij conflicten met de werkgevers. Het kan nochtans anders, een strijdbare opstelling van de vakbond van bankbedienden leidde tot enkele overwinningen in een sector die niet bekend staat als een bastion van arbeidersstrijd. De overwinningen van de bankbedienden inspireerden anderen, waaronder het personeel van de telecomsector, om over te gaan tot acties waaronder stakingen om betere arbeidsvoorwaarden te bekomen.

De regering voelt de druk van de strijd die van onderuit wordt georganiseerd. Er werd zelfs een wettelijk minimumloon van 900 Ringgit per maand (150 euro) vastgelegd. De werkgevers hebben evenwel voldoende achterpoortjes om dit te vermijden en de arbeiders aan slechtere voorwaarden tewerk te stellen. In de hoofdstad Kuala Lumpur werden we recent gecontacteerd door arbeiders van een ijsjesfabriek waar de directie het personeel een overeenkomst had laten tekenen waarin stond dat hun loon, zelfs met overuren of onkosten, nooit meer dan 900 Ringgit kon bedragen. We hielpen mee met het organiseren van een vakbond van deze arbeiders en voerden verschillende acties. Er werd een vakbond opgezet en we brachten de zaak voor het ministerie van arbeid dat oordeelde dat de overeenkomst onwettig was. De arbeiders haalden een overwinning binnen door zich te organiseren.

Door mee te bouwen aan dergelijke voorbeelden en tegelijk onze eigen organisatie te versterken, willen we de strijdbare tradities van de arbeidersbeweging in het land opnieuw vestigen gekoppeld aan een sterker en beter begrip van de taken die voor ons liggen in de strijd voor een socialistisch alternatief op het kapitalisme.


Lees ook:

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop