Eenheidsstatuut: voor een harmonisatie naar boven!

Het onderscheid tussen arbeiders (“handwerkers”) en bedienden (“hoofdwerkers”) is niet meer van deze tijd. Bovendien is er al jaren een evolutie naar meer bedienden, o.a. omwille van de afbouw van de secundaire sector en de groei van de tertiaire sector. Op dit moment zijn er ongeveer 60% bedienden en 40% arbeiders in België. In vele sectoren en bedrijven zijn er CAO’s afgesloten die aan de arbeiders een aantal bedienden-voordelen toekennen. In andere sectoren (zoals bijvoorbeeld een groot deel van de non-profit) is het intussen verworven dat alle werknemers sowieso een bediendencontract krijgen, ongeacht de jobinhoud.

Door een ACV-militant

Er bestaan nog steeds belangrijke verschillen tussen het statuut van arbeiders en dat van bedienden. Het meest in het oog springende verschil zit in de opzegtermijnen bij ontslag: bij bedienden is dat één maand per begonnen dienstjaar (met een minimum van drie maanden), bij arbeiders is de opzegtermijn veel korter: tussen de 28 en de 129 dagen, afhankelijk van het aantal dienstjaren. Een ander belangrijk verschil is de zogenaamde “carensdag” van arbeiders: de eerste dag ziekte wordt geen loon betaald, en ook daarna wordt slechts een gedeelte van het loon uitbetaald door de werkgever, de rest is ten laste van de sociale zekerheid. Bij bedienden wordt bij ziekte vanaf dag 1 het volledig loon uitbetaald door de werkgever. De berekening van het vakantiegeld gebeurt ook op verschillende manieren: bij arbeiders wordt het vakantiegeld berekend op basis van het volledig loon, inclusief overuren en eindejaarspremie, van het voorgaande jaar; bij bedienden wordt het vakantiegeld berekend op basis van het “normaal” maandloon (dus zonder overuren en premies) van het huidige jaar. De proefperiode waarin de werknemer gemakkelijk ontslag kan nemen en worden ontslagen is kort voor arbeiders (1 tot 2 weken) en lang voor bedienden (1 tot 12 maanden). Tenslotte is er ook een verschil in de uitbetaling van het loon: bij bedienden is dat altijd maandelijks, terwijl het bij arbeiders ook twee keer per maand kan zijn. Al bij al is het bediendenstatuut een stuk gunstiger dan dat van arbeiders.

Het Grondwettelijk Hof heeft beslist dat tegen ten laatste 8 juli 2013 de discriminatie tussen arbeiders en bedienden moet weggewerkt worden. Als er geen eenheidsstatuut bestaat tegen die datum, dan zullen rechters in principe geen andere keuze hebben dan dezelfde opzegtermijnen van bedienden ook toe te kennen voor arbeiders.

Om dat te vermijden, willen de werkgeversorganisaties maar al te graag een eenheidsstatuut invoeren, maar dan wel één dat de (voor werknemers) minst gunstige elementen van de bestaande statuten combineert: korte opzegtermijnen, zo weinig mogelijk loon ten laste van de werkgever bij ziekte, lange proefperiodes, enzovoort. Een harmonisering naar beneden dus, of misschien zelfs nog lager. De federale regering wil ook graag een eenheidsstatuut en zoekt daarbij naar een “compromis” waarin het voor bedienden (veel) slechter en voor arbeiders (een beetje) beter wordt. Een soort harmonisering “naar het midden” dus, waarbij “het midden” nogal dicht aan de kant van het arbeidersstatuut blijkt te liggen – zie ook de eerste aanzet tot harmonisatie die werd doorgevoerd in het door de regering opgelegde IPA 2011-2012, toen de proefperiode van arbeiders met enkele dagen werd verlengd terwijl die van bedienden met weken en maanden werd ingekort.

De vakbonden willen ook graag een eenheidsstatuut. Het standpunt van de vakbonden is duidelijk: er moet geharmoniseerd worden naar boven, niemand mag erop achteruitgaan in het nieuwe eenheidsstatuut. De werkgevers beweren dat een verhoging van de opzegtermijnen “onbetaalbaar” is, maar de vakbonden wijzen er terecht op dat een lange opzegtermijn een goede bescherming tegen ontslag biedt, en de werkgevers niets kost tenzij ze van plan zijn om mensen te ontslaan en het bedrijf te sluiten nog voor ze de opzegtermijn kunnen uitdoen.

Een harmonisatie naar beneden of naar “het midden” is totaal onaanvaardbaar, want dat zou in heel wat bedrijven en instellingen – namelijk die waar iedereen al bediende is of dezelfde voorwaarden verworven heeft – een serieuze stap achteruit betekenen voor iedereen!

Sommige vakbondscentrales nemen een afwachtende houding aan en lijken te hopen dat door gewoon te wachten tot na 8 juli 2013, alle arbeiders automatisch bedienden zullen worden. Anderzijds leeft er bij sommige arbeiderscentrales van de vakbonden het idee dat een harmonisering “naar het midden” voor hen al een verbetering zou betekenen, en het dus niet nodig of “niet realistisch” zou zijn om een harmonisering naar boven te eisen. Hoewel het officiële ACV-standpunt de harmonisatie naar boven is, lijkt de ACV-top het belangrijker te vinden dat er een eenheidsstatuut komt, dan hoe het eruit ziet. Dergelijke posities zijn verkeerd.

Een harmonisatie naar boven is de enige redelijke eis. Maar de regering en werkgevers zijn niet voor rede vatbaar, zij volgen enkel de winstlogica en grijpen elke gelegenheid aan om verworven rechten af te bouwen en de uitbuitingsgraad te verhogen. Symbolische ludieke actietjes om wat stoom af te laten, zullen weinig indruk maken. Een volgehouden solidariteit en een sterk actieplan zullen nodig zijn, waarbij de druk systematisch wordt opgevoerd door de werkgevers te raken daar waar ze het voelen, namelijk in hun winsten. Door een reeks van algemene stakingen kunnen we voelbaar maken wie die winsten produceert, namelijk de arbeidersklasse!

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop