Britse verkiezingen. Regeringspartijen gaan verder onderuit

Op 3 mei waren er lokale verkiezingen in Groot-Brittannië. De regering van Conservatieven en Liberaal-Democraten verloren daarbij fors. Ze moesten respectief 405 en 336 zetels inleveren. De sociaaldemocratische Labour-partij won 823 zetels. Met 38% was Labour groter dan de Tories (31%) en de Liberaal-Democraten (16%). De autoriteit van premier David Cameron en zijn medestander Nick Clegg kregen een flinke opdoffer.

Artikel op basis van een langere Engelstalige analyse door de Socialist Party

De reden voor deze nederlaag van de regering moet vooral bij het besparingsbeleid worden gezocht. Veel besparingen zijn nog niet volledig doorgevoerd, maar is toch een groot ongenoegen over. Dit leidt momenteel nog tot een toename van steun voor Labour, ook al staat die partij evenzeer voor een besparingsbeleid. Labour slaagde er in om zelfs in de rurale achtertuin van Cameron, in Chipping Norton, verkozenen te halen. De afkeer tegenover de Liberaal-Democraten bleek onder meer in Edinburgh waar de liberale kandidaat het moest afleggen van ‘professor Pongo’, een klimaatactivist verkleed als pinguin.

De tsunami tegen de regering heeft vooral Labour versterkt. Andere krachten konden er niet van profiteren. De nationalisten van Plaid Cymru in Wales verloren. De verwachte versterking van de Scottish National Party (SNP), de partij hoopte op een meerderheid in de gemeenteraad van Glasgow, heeft zich niet waargemaakt. De UKIP (UK Independence Party) haalde een wel opvallende score. De populistische formatie was goed voor 13%. Het extreemrechtse BNP werd van de kaart geveegd.

Dit resultaat is echter geen algemene steunbetuiging aan New Labour of aan partijleider Ed Milliband en diens politiek. Het resultaat was vooral het resultaat van een afkeer tegenover de regering en tegen de harde besparingen in het bijzonder. Nochtans zal Labour geen fundamenteel verschil maken. Zulen de nieuw verkozen Labour-gemeenteraden het besparingsbeleid verwerpen of zelf mee uitvoeren? Totnutoe hebben gemeenteraden met een Labour-meerderheid het besparingsbeleid trouw mee uitgevoerd. Dat kan de herwonnen ‘populariteit’ van Labour snel doen verdwijnen als sneeuw voor de zon. Voor deze verkiezingen was het enthousiasme overigens niet bijster groot, met een opkomst van 31% werd het laagste resultaat in 12 jaar geboekt.

In 10 steden was er een referendum over rechtstreekse burgemeesterverkiezingen. Dat voorstel werd in 9 gevallen verworpen. Enkel in Bristol was er een meerderheid. In Liverpool wachtte het stadsbestuur niet op een referendum en werden de rechtstreekse verkiezingen meteen georganiseerd. De alliantie van syndicalisten en socialisten, TUSC, nam aan die verkiezingen deel met Tony Mulhearn, de voormalige voorzitter van Labour in Liverpool toen het stadsbestuur begin jaren 1980 een radicale koers voer en daarom op dictatoriale wijze werd afgezet door de hogere overheden. Tony haalde 5% in de verkiezingen en de campagne zorgde voor enthousiasme met onder meer een geslaagde verkiezingsmeeting waarop 300 mensen aanwezig waren, de grootste verkiezingsmeeting in Liverpool.

Het enige goede nieuws voor de Tories was wellicht het feit dat de conservatieve burgemeester van Londen, Boris Johnson, nipt de verkiezingen won. Hij haalde geen 6% voorsprong zoals de peilingen aangaven, maar versloeg Ken Livingstone met 51,53% tegenover 48,47%. Hierdoor wordt Johnson overigens stilaan een concurrent voor Cameron, met mogelijk een interne machtsstrijd. De verzwakking van de Conservatieven zorgt ervoor dat ze in traditioneel moeilijker regio’s wel bijzonder zwak komen te staan. Bij de burgemeesterverkiezingen in Liverpool eindigde de kandidaat van de Tories pas als zevende.

De belangrijkste factor in de nederlaag van de Tories en de Liberaal-Democraten was de slechter wordende economische en sociale situatie. De regering kampt met steeds meer problemen. In april werd bekend dat er een nieuwe neergang was op economisch vlak met opnieuw twee opeenvolgende kwartalen van negatieve groei. De Britse economie zit in haar langste depressie in meer dan 100 jaar met weinig vooruitzichten om het de komende maanden beter te doen. Dit leidt tot een groeiend sociaal bloedbad. Het enige antwoord van de kapitalisten daarop bestaat uit nog meer besparingen.

De vraag die velen zich stellen is hoe dit kan gestopt worden. Zal Labour niet enkel in woorden maar ook in daden ingaan tegen het besparingsbeleid of zich eerder opwerpen als diegenen die de besparingen op lokaal vlak doorvoeren? Er is weinig dat er op wijst dat er vanuit die hoek een actief verzet moet verwacht worden.

De alliantie van syndicalisten en socialisten, TUSC, nam aan de verkiezingen deel en haalde enkele goede resultaten. Doorgaans blijven de resultaten beperkt, maar het is belangrijk om het verzet tegen de besparingen nu ook al op electoraal vlak voor te bereiden en te organiseren. In Coventry verloor de Socialist Party nipt de zetel van Dave Nellist die 43,4% haalde. Labour voerde in Coventry vooral campagne tegen de Socialist Party. Dit zal er ons niet van weerhouden om verder de strijd te voeren en dit kan snel leiden tot een terugkeer van de Socialist Party in de gemeenteraad. In twee districten werd een gemeenteraadslid van de TUSC verkozen (Preston en Walsall). In Londen haalde de lijst van TUSC 17.686 stemmen of 0,8%. Dat is erg bescheiden, maar de ervaringen die we nu opdoen kunnen wel de basis leggen voor een nieuwe arbeiderspartij. Toen Labour tot stand kwam begin 20ste eeuw leidde dit evenmin direct tot electorale resultaten. Zo wonnen de liberalen de verkiezingen van 1906. Dat hoogtepunt werd meteen het begin van een lange neergang. Zal het Labour vandaag net zo vergaan?

De strijd voor een onafhankelijke massapartij van de werkende bevolking blijft nodig. Dat is de belangrijkste les uit de lokale verkiezingen van dit jaar.

> Volledig overzicht van de resultaten van de TUSC

Video-interview met Peter Taaffe, algemeen secretaris van de Socialist Party, over de verkiezingen

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop