India. Economische groei versterkt tegenstellingen en bedreigt verdere groei

Samen met China wordt India vaak voorgesteld als een snel groeiende economie die de slabakkende wereldeconomie ter hulp kan schieten. Er worden hoge groeicijfers genoteerd, maar slechts een beperkt deel van de bevolking merkt daar iets van. De tegenstellingen tussen arm en rijk nemen toe, wat leidt tot sociale onrust. Gezien de wereldsituatie en de breed verspreide armoede in India, is verdere groei onzeker.

De forse groei van de afgelopen 20 jaar was onderdeel van een wereldwijd proces van invoering van neoliberale maatregelen. Dit gebeurde in India niet toevallig na het wegvallen van de Sovjetunie en het idee dat het zogenaamde ‘socialisme’ van het Oostblok een alternatief kon bieden. Ook in India had dit gevolgen. De crisis van begin jaren 1990 werd aangegrepen om een hard neoliberaal beleid op te leggen. Dat gebeurde onder leiding van een regering van de Congress-partij met huidig premier Singh als minister van financiën.

Het beleid van het openstellen van de economie voor buitenlandse bedrijven die allerhande voordelen kregen, werd zowel door Congress als de rechtse oppositie van de hindoenationalistische BJP gevoerd. Dit beleid kon een zeker succes boeken, onder meer door het unieke element van een groot aantal geschoolde werklozen die voldoende Engels kenden om in callcenters en IT-bedrijven te werken. Vanuit West-Europa en de VS trokken een aantal bedrijven naar India, daartoe aangemoedigd door de voordelen die de Indische regering aanbood en de goedkope lonen.

De lonen in ‘nieuwe’ sectoren zoals IT lagen hoger dan in vele andere sectoren in het land. Maar het ging uiteraard niet om volwaardige lonen waarmee een fundamentele stijging van de interne consumptie kon worden bekomen. De economische groei was voor exportgericht. Het idee dat een Indische ‘middenklasse’ tot stand kwam, klopt slechts gedeeltelijk. De omvang van die middenklasse wordt immers fel overdreven en het grote aantal inwoners van het land wordt aangegrepen om deze groep niet in perspectief te zien tegenover het totale aantal Indiërs. Met 60 tot hoogstens 100 miljoen mensen die tot de middenklasse kunnen worden gerkend, vertegenwoordigt deze groep minder dan 10% van de bevolking.

Tegelijk is er een immense armoede. De overheid erkent dat 37% van de bevolking in armoede leeft, andere studies hebben het over 50% en meer die in armoede leven. Zo is er een studie van het Oxford Poverty and Human Development Initiative waarin werd gesteld dat 650 miljoen Indiërs (53,7%) in zware armoede leven. Bovendien neemt het aantal armen snel toe als gevolg van de wereldwijde economische crisis die een impact heeft op de prijzen, onder meer van basisvoedsel. De wereldwijde crisis zet bovendien ook de economische activiteit onder druk, deze activiteit is immers vooral exportgericht. De economische voorzuitzichten worden naar beneden herzien voor 2012, de eerder vooropgestelde groei van 9% zou nog 6% bedragen.

De afgelopen jaren ging de snelle economische groei en de afwezigheid van een sterk staatsapparaat gepaard met een hele reeks corruptieschandalen. Dat leidde tot woede tegenover de huidige regering en het politieke establishment. De rechterzijde heeft daarop ingespeeld, onder meer via de campagne ‘India against corruption’. Het probleem van corruptie wordt algemeen erkend en is zeker niet beperkt tot de hogere regionen, het is op alle niveau’s een probleem. De politieke rechterzijde heeft het breed gedragen ongenoegen tegenover corruptie aangegrepen om de regering en de Congress-partij onder vuur te nemen. De hindoenationalisten erkten daarbij samen met de bedrijfswereld en rechtse NGO’s. De campagne ‘India against corruption’ vond mee dankzij een enorme mediatoegang een brede steun, ook al bleven de acties relatief beperkt. De campagne bood evenwel geen echte antwoorden op corruptie, een ombudsman zou geen fundamenteel verschil maken. Bovendien zorgde het gebrek aan democratische controle en betrokkenheid bij de campagne, dat er ruimte was voor corruptieschandalen binnen de campagne zelf… Dat ondermijnt uiteraard de geloofwaardigheid ervan, op de laatste acties van ‘India against Corruption’ waren er nog slechts enkele honderden betogers in Mumbai en Dehli.

Het feit dat de campagne een zeker succes kende, is ook toe te schrijven aan de afwezigheid van een consequente politieke linkerzijde. De ‘Communistische’ partijen zijn er in de praktijk meegestapt in de neoliberale logica en voeren zelf een beleid ten dienste van de grote bedrijven en buitenlandse investeerders. Dat heeft hun electorale positie in de deelstaten waar ze aan de macht waren ondermijnd. Maar het opnemen van een neoliberale koers leidt er ook toe dat geen politiek alternatief wordt aangeboden rond thema’s als prijsstijgingen of corruptie. Het is niet omdat deze partijen zichzelf ‘communistisch’ noemen, dat ze het ook zijn. Zelfs de politieke rechterzijde noemt zich socialistisch, niemand zegt voorstander te zijn van het kapitalisme. Maar de grote partijen staan wel allemaal voor een prokapitalistisch beleid.

Waar ze aan de macht waren, hebben de ‘communistische’ partijen zowat alle radicale elementen achterwege gelaten. Er werd steeds gezocht naar een compromis en daar werd zo ver in gegaan dat de partijen uiteindelijk uitkwamen op een neoliberaal standpunt. Het fundament voor die koers ligt bij de fout van de tweestadiatheorie destijds: de illusie dat het mogelijk (en noodzakelijk) is om eerst een ontwikkeling op kapitalistische basis te kennen vooraleer socialisme op de agenda kan staan. Het resultaat daarvan was dat de CPM als regeringspartij in West-Bengalen textielarbeiders vroeg om niet aan te sluiten bij een vakbond omdat dit bedrijven zou afschrikken om te investeren.

Door de bocht naar rechts van de ‘communistische’ partijen en hun afwezigheid bij sociale strijd, is er een enorm vacuüm ter linkerzijde. Met New Socialist Alternative (NSA), de Indische afdeling van het CWI, beschikken we slechts over beperkte krachten. Hierdoor is er ruimte voor tal van krachten, ook voor door kleinburgerlijke en rechtse stromingen aangestuurde campagnes zoals ‘India against corruption’. Tevens proberen NGO’s op het vacuüm in te spelen, maar dat gebeurt op een apolitieke basis waardoor er zelfs sprake is van het depolitiseren van campagnes.

De sociale situatie in het land samen met de groeiende impact van de wereldwijde economische crisis zorgen voor een potentieel explosieve situatie. Alleszins is het duidelijk dat arbeidersstrijd terug op de agenda komt te staan. Het zal daarbij belangrijk zijn om deze strijd degelijk te organiseren (de algemene staking van 28 februari kan daar een mogelijkheid toe zijn) en tevens te werken aan een politiek verlengstuk in de vorm van een nieuwe arbeiderspartij met een programma van socialistische verandering.


Artikel op basis van een inleiding door een Indische kameraad op een vergadering van LSP in Antwerpen afgelopen dinsdag. Foto bovenaan: de algemene staking van 2010 in India (foto door Jente)

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop