Author: PierreBrx

  • N-VA wil protest tegen uitwijzingen verbieden

    Een nieuwe dag, een nieuwe aanval op onze democratische rechten. Vandaag is het de beurt aan Theo Francken (N-VA) om het recht van protest tegen uitwijzingen in twijfel te trekken. Als passagiers op een vliegtuig waarmee iemand uitgewezen wordt daartegen protesteren, moeten ze volgens Francken een forse boete krijgen. Dergelijk protest wil de N-VA’er immers aan banden leggen.

    Bij de gedwongen uitwijzing van asielzoekers komt er al eens protest van medepassagiers die het niet aanvaarden dat iemand op dergelijke wijze wordt behandeld. Het Kamerlid van N-VA stelt vast dat 20 tot 30% van de gedwongen uitwijzingen mislukt. Bij protest op het vliegtuig zelf wordt de procedure bijna altijd afgebroken. Francken wil dergelijk protest strafbaar maken. Hij stelt hierover: “Zo’n verzet komt neer op de negatie van de bestaande wetgeving die democratisch tot stand kwam.” Wie zich niet zomaar neerlegt bij wat een meerderheid van parlementsleden heeft goedgekeurd, moet dus zwijgen. Vreemd om dat te horen van iemand die opkomt voor Vlaamse onafhankelijkheid, een ‘negatie van bestaande wetgeving die democratisch tot stand kwam’.

    Francken en zijn medestanders van N-VA willen een wetsvoorstel indienen waarbij straffen worden opgelegd aan protesterende passagiers. Het voorstel is om deze passagiers uit het vliegtuig te zetten, op een zwarte lijst te plaatsen waardoor ze de luchthaven een tijdlang niet meer binnen mogen, een vliegverbod voor recidivisten op te leggen en een geldboete tot 6.000 euro. Wie het aandurft om het niet eens te zijn met het uitwijzingsbeleid moet dus hard aangepakt worden. Wellicht zou de N-VA’er nog het liefste hebben dat al wie het niet rond alles met hem eens is zo’n boetes krijgt.

    Dit voorstel wil de N-VA bij een nieuw regeerakkoord na de verkiezingen van 2014 op tafel leggen. Het is een zoveelste poging om protest en het recht op actievoeren aan banden te leggen. Eerder zagen we ook al hoe GAS-boetes ingezet worden tegen betogingen (zoals de betoging tegen de rol van Monsanto in de voedselproductie) of tegen wie een mening durft te verkondigen (er waren voorbeelden van mensen die een boete kregen omdat ze een pamflet uitdeelden!). Eens dat aanvaard wordt, willen de conservatieven nog een stap verder gaan. Mondeling protesteren tegen een gedwongen uitwijzing behoort dan niet langer tot het recht op vrije meningsuiting maar het wordt een strafbaar feit.

    Wij verzetten ons tegen het steeds verder afbrokken van onze democratische rechten. Het begint met de vervolging van kleine betogingen, willekeurige boetes voor jongeren en het ondermijnen van democratische rechten bij wie protesteert, maar dat is slechts een opstap naar meer repressieve maatregelen waardoor het uiteindelijk amper nog mogelijk is om collectief in actie te gaan. Als het lukt om kleine acties het zwijgen op te leggen, zal ook geprobeerd worden om stakingsposten en syndicale acties te stoppen. Deze aanvallen moeten door de arbeidersbeweging beantwoord worden. Het is door collectieve actie van de arbeidersbeweging dat democratische rechten zijn afgedwongen, deze kracht is dan ook het beste geplaatst om deze rechten te verdedigen. Met campagnes zoals tegen de GAS-boetes willen wij alvast mee het voortouw nemen. Doe mee!

  • LSP-Nieuws. In en om de partij

    We brengen op socialisme.be een regelmatige rubriek met nieuws vanuit LSP zelf. Deze rubriek moet een plaats bieden aan korte verslagen van acties, campagne-momenten,… Maar even goed voor aankondigingen van bijeenkomsten of oproepen. Nieuwe leden kunnen hier uitleggen waarom ze onze rangen vervoegd hebben.


    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    Noteer in je agenda

    • za. 24 aug. BBQ van LSP-Keerbergen
    • za. 7 sep. Gent: stadswandeling en BBQ van LSP-Gent
    • za. 14 sep. Antwerpen: BBQ van Rood!-Antwerpen
    • za. 21 sep. Aalst. Feestje van LSP-Dender. Meer info
    • za. 28 sep. Trefdag rond ecosocialisme (org. Rood!, Parti de Gauche en anderen)
    • zo. 20 okt. Betoging tegen kernwapens: ‘Time to go’
    • za. 26 okt. Nationale betoging tegen GAS-boetes
    • za. 2 nov. Dag van het Socialisme (org. Ronde Tafel van Socialisten) in Antwerpen
    • za. 23 nov. Regionale congressen LSP in Brussel, Vlaams-Brabant en Vlaanderen
    • za. 30 nov. Regionale congressen LSP in Antwerpen, Luik en Henegouwen/Namen

    [/box]

    Ludieke social ter gelegenheid van de inhuldiging van het partijlokaal van de linkse socialisten regio Dender

    Salon d’Alost II. Rood huis- en tuinfeestje (second edition)

    Zaterdag 21 september vanaf 18 uur in het nieuw partijlokaal.

    Voor leden en sympathisanten van de linkse socialisten regio Dender.

    Enkel op uitnodiging

    • 18 uur: ontvangst en aperitief
    • 19 uur: eten
    • 21 uur: Ronny Barracuda’s Vangkwis
    • + Doe-het-zelf cocktailbar
    • + Sfeervol bullshitten tot …

    Bijdrage in de kosten: 10 Euro per persoon

    Meer info te verkrijgen bij de leden of via aalst@socialisme.be


    Geslaagde meeting in Antwerpen

    Op 6 augustus hield LSP-Antwerpen een meeting met twee sprekers van onze zusterorganisatie in Hong Kong. Die spraken over de strijd tegen kapitalisme en dictatuur in China. Het was een interessante uiteenzetting waarbij ook werd ingegaan op hoe we onze krachten in Hong Kong en China uitbouwen. Ondanks de vakantieperiode waren er een 20-tal aanwezigen.


    Vormingsmomenten

    De afgelopen dagen waren er enkele vormingsmomenten in verschillende regio’s. Gisteren was er in Luik een vorming over de rol van de revolutionaire partij. Vorig weekend was er in Charleroi een vorming over de geschiedenis van het trotskisme met eerst tussenkomsten door Eric Byl en Gustave Dache over het Belgische trotskisme en in de namiddag een inleiding door François Bliki over de geschiedenis van onze stroming. In Antwerpen was er donderdag een vormingsdag onder de noemer ‘Marxisme voor A’ met vijf werkgroepen en een afsluitende meeting. Hieronder alvast een foto van de bijeenkomst in Charleroi.

  • Kort & Krachtig

    Iedere zaterdag publiceren we een overzicht van enkele opvallende nieuwtjes, feiten, opmerkelijke uitspraken of video’s.


    Bankenmodel is nog steeds rot

    Paul De Grauwe had het op 5 augustus in een opiniestuk in De Morgen over het rotte model van de banken. Hij schreef: "Het zakenmodel van de banken is dus rot. Vrijwel alle economen weten dit. En toch zijn de bankiers erin geslaagd om dit zakenmodel recht te houden. Dat getuigt van twee dingen. Eén, dat ondanks de enorme schade die dit model heeft veroorzaakt, de macht van de bankiers niet is gedaald. Ook in deze regering hebben ze hun machtige vertegenwoordigers. Ten tweede getuigt dit ook van de enorme deuk in de reputatie van de economen. Zij slagen er niet in de rest van de maatschappij te overtuigen van de schadelijkheid van dit bankiersmodel. Integendeel, de bankiers slagen er steeds meer in allen te overtuigen dat dit model niet mag veranderen. Je weet wel: als we het veranderen, zal onze heilige competitiviteit verder aftakelen. Je zou voor minder beginnen wenen." De Grauwe stelt vast dat het kapitalistische model niet werkt, maar vindt met zijn pleidooi voor een meer ethisch kapitalisme geen gehoor. Het model dat niet werkt, zit immers ingebakken in het kapitalistische systeem. Er zijn twee opties voor wie de problemen erkent: beginnen wenen of het systeem bestrijden.


    50.000 Catalaanse kinderen ondervoed

    Express.be schreef op 6 augustus: "4% van de Catalaanse kinderen onder 16 jaar lijden aan ondervoeding. Dat staat te lezen in de Síndic de Greuges de Catalunya, een uitgave van de Catalaanse ombudsman, dat een speciale editie wijdt aan de armoede in Catalonië. In totaal gaat het om 50.000 kinderen. 28% van de Catalaanse kinderen leven net op of onder de armoedegrens. In totaal gaat het om 345.000 kinderen. (…) Bijna 10% van de Catalaanse gezinnen kan zich niet één keer om de twee dagen vis of vlees veroorloven en krijgt dus onvoldoende proteïnen binnen. Dat zijn zes maal meer gezinnen dan voor de crisis. (…) In juni meldden zich 751 kinderen bij lokale ziekenhuizen bij wie een diagnose werd egsteld die wijst op ondervoeding. De gemiddelde leeftijd is 4 jaar en een kwart van deze kinderen is jonger dan één jaar. 56% heeft niet de Spaanse nationaliteit. De cijfers bevestigen eerdere statistieken uit Spanje, waarbij duidelijk wordt welke ravage de crisis er heeft aangericht."


    Twee derden Griekse jongeren zonder werk

    De jongerenwerkloosheid in Griekenland bereikt een nieuw record. Weeral. Momenteel zit 64,9% van de Griekse jongeren zonder werk. De cijfers zijn dramatisch: eind mei waren er 1.381.088 werklozen in Griekenland. Bij het uitbreken van de crisis waren dat er 357.009 (2008). Op vijf jaar tijd zijn er een miljoen werklozen bijgekomen waardoor de werkloosheidsgraad steeg van 7,3% tot 27,6%. Het aantal werkenden nam af van 4,6 miljoen tot 3,6 miljoen. Onder jongeren was er op vijf jaar tijd een stijging van de werkloosheidsgraad van 19,6% tot 64,9%. Ook het afgelopen jaar bleef de stijging doorgaan, vorig jaar stond de jongerenwerkloosheid nog op 55,1%.


    Zwembad verboden voor asielzoekers

    De Standaard schreef op vrijdag 9 augustus: " In het Zwitserse stadje Bremgarten mogen asielzoekers niet zonder toestemming het zwembad of voetbalveldje gebruiken. (…) In de overeenkomst die het federaal bureau voor Migratie met Bremgarten ondertekende, staat dat de asielzoekers school- en sportinfrastructuur en het zwembad niet mogen betreden zonder toestemming. De Zwitserse krant Tages-Anzeiger kon de overeenkomst van zes bladzijden inkijken en las dat ook het plein voor de kerk, het casino, een tehuis voor senioren en ook de multifunctionele hal ‘taboezones’ zijn. Maar dat ontkent Migratie. Volgens de directeur, Mario Gattiker, is de maatregel bedoeld om te beletten dat ‘50 asielzoekers tegelijk op het voetbalveld of in het zwembad’ opduiken. Dat kan ‘wrijvingen’ opleveren met de bevolking. (…) De mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW) wijst erop dat men de vrijheid van asielzoekers volgens het internationaal recht alleen kan beperken als de nationale veiligheid, de openbare orde of gezondheid in gevaar komen."


    10% rijkste gezinnen bezitten 500 keer zoveel als 20% armste gezinnen

    De Tijd stelde op 8 augustus vast:"De 10 procent rijkste gezinnen bezitten gemiddeld 1,5 miljoen euro. Dat is ruim 500 keer zoveel als het gemiddelde van de 20 procent armste gezinnen."


    3,6 miljoen euro verdiend op één dag

    Terwijl honderdduizenden Europeanen hopen om toch maar eens te winnen met kansspelen als Euromillions, halen toplui als Carlos Brito regelmatig de jackpot binnen. Ze moeten hiervoor niet eens aan Euromillions meedoen. Bij AB InBev, dat deze week een uitzonderlijke winst van meer dan 9 miljard euro bekend maakte, werd topman Carlos Brito op één dag 3,6 miljoen euro rijker. Op 8 augustus heeft hij 78.892 aandelenopties uitgeoefend voor een bedrag van 2,2 miljoen euro. Hij verkocht de aandelen meteen voor 5,8 miljoen euro. In oktober 2012 verkocht Brito al voor 8,2 miljoen euro aandelen. In plaats van daar een graantje mee te pikken, heeft de overheid besloten om op het pintje dat wij op café drinken een hogere taks te heffen.


    Wonen ‘normale Russen’ in Monaco?

    Polsstokspringster Yelena Isinbaveya steunt de homofobe maatregelen in Rusland. Ze deed dit met de stelling dat er ‘hier’ geen plaats is voor homoseksualiteit omdat Russen "normale mensen" zijn. Met ‘hier’ doelt ze niet op haar eigen woonplaats – dat is immers Monaco. Isinbaveya verklaarde: "Misschien verschillen we van andere Europeanen en andere mensen uit verschillende landen, maar wij hebben hier onze thuisbasis en iedereen moet dat respecteren. Als wij naar andere landen gaan, proberen wij hun regels te volgen." Waar niet-Russen zich niet kritisch mogen uitlaten over het homofobe beleid, is het voor de Monegaske blijkbaar wel toegelaten om het Russische beleid te verdedigen.

  • Sri Lanka. Regering moet verkiezingen houden in noorden, maar wil oppositie kop indrukken

    Op 1 augustus opende het Sri Lankese leger het vuur op vreedzame betogers die protesteerden tegen de vergiftiging van water in Waliweriya, 20 mijl ten noorden van de hoofdstad Colombo. Drie betogers kwamen om het leven, tientallen anderen raakten gewond. De hele regio werd hermetisch afgesloten door leger en politie. De United Socialist Party protesteerde met een affichecampagne in Colombo. Het regime van president Rajapakse wil ieder verzet de kop indrukken, zeker nu er verkiezingen zijn in het noorden van het land in de gebieden van de theeplantages.

    Artikel door de United Socialist Party

    Het regime van Mahinda Rajapakse is onder toezicht van het IMF en de Wereldbank vastberaden om de levensstandaard van de werkende bevolking en de armen verder naar beneden te trekken en hun lijden te verzwaren. Mensen worden geconfronteerd met steeds hogere prijzen voor elektriciteit, brandstof, transport, melk en andere essentiële goederen. Tegelijk worden shows en festiviteiten opgezet om Rajapakse en zijn medestanders te entertainen.

    De corruptie en de verspilling onder ministers en de instellingen die onder hen staan, zijn de afgelopen periode fors toegenomen. Het hele land wordt aan een volledige militarisering onderworpen om iedere vorm van protest te stoppen als mensen het aandurven om in te gaan tegen de onderdrukking en onrechtvaardigheden. Dat blijkt nogmaals uit de doden bij de gebeurtenissen in Rathupaswala, Waliweriya.

    Er werden intussen verkiezingen uitgeroepen voor 21 september. Het gaat om verkiezingen in het centrum van het land (in de gebieden rond de theeplantages) en in de noordelijke provincies. De regering zal haar nederlaag bij die verkiezingen niet erkennen en doet er alles aan om te winnen. De United Socialist Party aanvaardt dit niet en heeft in verschillende districten kandidaten om de mobilisatie en het verzet tegen het moorddadige regime te versterken.

    Het is een overwinning voor de democratische krachten dat de regering deze verkiezingen voor de Noordelijke Provincieraad houdt nadat er vier jaar lang uitstel was na het einde van de oorlog tussen de regering en de Tamil Tijgers. Het recht van de Tamils in het noorden om hun eigen provincieraad te verkiezen, net zoals de bevolking van de acht andere provincies dat kan, werd de afgelopen jaar steeds ontzegd door het racistische regime. Er werd geprobeerd om een provinciale raad aan te stellen zonder verkiezingen. Maar nu moesten Rajapakse en zijn racistische Singalees-Boedhistische kliek toch een stap achteruit zetten en verkiezingen toelaten. Dat is op zich een stap vooruit voor de Tamil bevolking.

    De United Socialist Party komt op in de districten van Jaffna en Vavuniya in de noordelijke provincie en voor de lokale verkiezingen in het district Nuwera Eliya in de centrale provincie. We doen dat vooral om een socialistisch alternatief uit te bouwen onder de arbeidersklasse. We willen tegen de racistische en neoliberale dictatuur van Rajapakse ingaan en komen op voor een socialistisch programma dat regelrecht ingaat tegen het kapitalisme. Dat is de enige manier om een einde te maken aan de nationale onderdrukking van de Tamil bevolking op basis van het aanvaarden van het recht op zelfbeschikking.

    De Tamil National Alliance [een coalitie van burgerlijke Tamil-politici] denkt de nationale kwestie te kunnen oplossen door de hulp van de Indische burgerij in te roepen. Dat is een mythe en het zal de Tamil bevolking eens te meer extra miserie opleveren. De kapitalistische Indische regering wil vooral haar regionale hegemonie behouden. Daartoe wil het de regering van Rajapakse in het zadel houden, dat bleek al duidelijk in de eindfase van de burgeroorlog.

    In de berggebieden heeft Thondeman van de Ceylon Workers’ Council de arbeiders van de theeplantages verraden [deze Tamils zijn vooral afkomstig van de laagste kasten in het Indische Tamil Nadu, een deel van het Tamil-establishment in het noorden kijkt op hen neer]. Hij heeft regeringspostjes opgenomen onder Rajapakse en hij bedriegt de thee-arbeiders door hen aan de regering te verbinden met de illusie dat ze op die manier steun vanuit India kunnen verwachten.

    De arbeidersbeweging moet zelf het initiatief nemen en opkomen voor een regering van arbeiders en boeren op basis van een socialistisch programma dat ingaat tegen alle kapitalistische krachten, zowel tegen de heersende UPFA [United People’s Freedom Alliance, een alliantie met op dit ogenblik naast de SLFP ook onder meer de JVP, Communistische Partij, LSSP en anderen] als tegen de burgerlijke oppositie van de United National Party. Enkel de USP komt op met een socialistisch perspectief en een antikapitalistisch programma. We roepen alle onderdrukten in de Singalese, Tamil en moslimgemeenschappen op om de campagne van de United Socialist Party te ondersteunen.

  • Socialist Alternative voert ook in Minneapolis verkiezingscampagne

    Bij de lokale verkiezingen in de VS zorgde Kshama Sawant in Seattle voor een verrassing door met 35% (43.601 stemmen of 34,92% op dit ogenblik) naar de tweede ronde door te stoten. Elders in de VS neemt Socialist Alternative ook in Minneapolis deel aan de lokale verkiezingen. Ty Moore is nu ook officieel kandidaat voor het 9de district. Zijn campagne kreeg de steun van de Green Party en tal van lokale activisten. Socialist Alternative zal er alles aan doen om effectief een zetel te winnen.

    In alle andere districten heeft de Green Party een eigen kandidaat, maar in het 9de district wordt de campagne van Ty Moore gesteund. In tegenstelling tot Seattle wordt in Minneapolis per kiesdistrict gekozen. In het negende district ziet het er naar uit dat er zes kandidaten zullen zijn. Voor hij zijn kandidatuur officieel indiende, verklaarde Ty Moore: “Deze verkiezingen bieden een keuze tussen het behoud van het status quo door een stem voor de DFL [de Democraten op lokaal vlak: ‘Democratic Farmer Labor Party’] of steun aan de socialistische en groene uitdagers die tegen de gang van zaken in gaan. Veel mensen hebben genoeg van het feit dat de DFL de zakenwereld en de grote bedrijven de lokale politiek laat doimineren. Het ziet er steeds meer naar uit dat de kiezers van district 9 voor een verrassing zullen zorgen door het eerste socialistische raadslid in decennia te verkiezen.”

    Het nieuwe negende kiesdistrict wordt algemeen gezien als het meest progressieve van Minneapolis met een grote ruimte voor kandidaten links van de Democraten. “We nemen deel om te winnen. We hebben het grootste aantal vrijwilligers in deze campagne met meer dan 75 actieve aanhangers die deur-aan-deur gaan, telefoonrondes houden, concerten organiseren, meetings bij hen thuis houden of tal van andere activiteiten aan de dag leggen”, stelde campagne-organisator Kelly Bellin. “Met ondertussen bijna 150 borden in de tuinen, is onze campagne ook de meest zichtbare in het district. We zitten ook op koers om onze financiële doelstelling van 30.000 dollar steun te halen.”

    “Samen met andere lokale activisten steun ik de campagne van Ty omdat we denken dat hij de werkende bevolking een stem in het gemeentehuis zal geven”, stelde Veronica Mendez uit het kiesdistrict. Zij is directeur van CTUL (Centro de Trabajadores Unidos en Lucha), de organisatie een staking van laag betaalde migranten in juli organiseerde. “Ty Moore is ervan overtuigd dat we moeten bouwen aan sociale bewegingen die verder gaan dan één campagne om uiteindelijk tot verandering te komen.”

    Kort na het begin van de campagne van Ty Moore in februari werd hij opgepakt bij een protest tegen de uithuiszettingen door Wells Fargo Home Mortgage. Samen met activisten van de SEIU (Service Employees International Unions, een van de grootste en snelst groeiende vakbonden in de VS), Minnesotans for a Fair Economy en Occupy Homes MN werd hij toen opgepakt. Ty verklaarde toen: “we hebben nood aan politici die bereid zijn om actief deel te nemen aan de strijd van de werkende bevolking.” Hij beloofde alvast om als verkozene te leven aan het gemiddelde loon van de inwoners van kiesdistrict 9 en niet aan de 80.000 dollar die de gemeenteraadsleden zichzelf toekennen.

    >> http://www.tymoore.org/

  • Noord-Ierland. Neen het sectair geweld, samen tegen de besparingspolitici!

    De afgelopen dagen waren er opnieuw onlusten in Belfast. Er ontstonden rellen toen protestantse loyalisten ingingen tegen een republikeinse katholieke mars in de Noord-Ierse hoofdstad. Bij rellen raakten 56 agenten gewond. De sectaire tegenstellingen worden mee in de hand gewerkt door de gevestigde partijen van beide kampen. Die vormen samen een Noord-Ierse besparingsregering. Tegenover het sectaire geweld en het besparingsbeleid is er nood aan eengemaakte strijd voor degelijke jobs, huisvesting en diensten.

    Pamflet van de Socialist Party (Noord-Ierland)

    Stop het opbod van sectaire politici, stop de sectaire aanvallen!

    Eengemaakt verzet tegen de besparingen. Degelijke jobs, huisvesting en diensten voor iedereen!

    Dezelfde politici van Stormont [de zetel van het Noord-Ierse parlement] die zich voordoen als staatsmannen en architecten van een vredesplan, voeren tegelijk een sectair opbod in onze straten. Deze loyalisten en republikeinse nationalisten werken dagelijks goed samen in het afbreken van werkgelegenheid en dienstverlening, ze laten de arbeidersgemeenschappen opdraaien voor de crisis. Ze werken ook goed samen om zichzelf een loonsverhoging van 5.000 pond per jaar toe te kennen. Maar bij iedere betwiste doortocht van een mars – langs Woodvale, Clifton Street of Castlederg – horen we van deze ‘respectabele’ politici verklaringen die enkel olie op het vuur gooien. Eens ze confrontaties aangemoedigd hebben, wassen ze de handen in onschuld en ontkennen ze iedere verantwoordelijkheid voor het geweld dat volgt. Het zijn de gewone werkende mensen in gemeenschappen als Suffolk en Short Strand die de tol betalen in de vorm van sectair geweld.

    Sommige krachten lijken vastberaden om ons terug naar de bloedvergieten van het verleden te brengen door de spanningen op te drijven. De zogenaamde ‘dissidente’ republikeinen en hun tegenhangers langs loyalistische kant baseren zich op vervreemde jongeren in de arbeidersbuurten die aan het lot overgelaten werden in het vredesproces en bovendien hard geraakt worden door de besparingen van de Noord-Ierse regering. Dat heeft ons een jongerenwerkloosheidsgraad van bijna 25% opgeleverd. Deze groepen brengen een nieuwe generatie jongeren in het doodlopende straatje van paramilitarisme en sectair geweld.

    Ondanks alle propaganda hebben de gevestigde partijen het sectarisme in onze samenleving niet overstegen. De tegenstellingen zijn zelfs scherper en dieper geworden. Deze partijen baseren zich op sectaire verdeeldheid om de politieke macht te behouden. Het aantal ‘vredesmuren’ is sinds de ondertekening van het Goede Vrijdagakkoord verdubbeld. Als er geen alternatief op de aanhoudende verdeeldheid komt, is een terugkeer naar de nachtmerrie van een volledig sectair conflict in de toekomst niet uitgesloten. Tegen dit afglijden naar conflict kan en moet het verzet van gewone mensen worden geplaatst.

    In 2001 waren er een reeks vergeldingsacties die de spanningen in Noord-Ierland deden oplopen. Na de sectaire moord op de katholieke postbode Danny McColgan, gingen de leden van de vakbond CWU bij Royal Mail spontaan in staking. Het werd een voorbeeld van arbeidersverzet tegen het sectarisme en het leidde tot massaprotest waarbij de sectaire krachten geïsoleerd stonden en de nadruk niet op het conflict lag. De vakbonden moeten vandaag eenzelfde rol spelen. Leden van de Socialist Party hebben op de conferenties van NIPSA en Unite moties voorgelegd om deze vakbonden steun te laten geven aan acties tegen sectarisme. Als de huidige situatie uit de hand loopt, kunnen deze vakbonden leiding geven aan de gewone mensen die een heropleving van het sectair geweld willen vermijden.

    Voor een verenigd alternatief vanuit de arbeidersklasse

    We mogen de sectaire politici niet toelaten om hun ‘verdeel en heers’ spelletjes zonder tegenkanting te laten spelen. We moeten bouwen aan een politiek alternatief op hun agenda – een nieuwe, massale partij die zich baseert op vakbondsmilitanten, lokale activisten, jongeren en mensen uit sociale campagnes waarbij we samen opkomen voor eengemaakte strijd van onderuit voor onze gemeenschappelijke belangen. Zo’n partij zou ingaan tegen het rotte kapitalistische systeem dat ons enkel armoede, ongelijkheid en verdeeldheid te bieden heeft. Daartegenover plaatsen we een socialistische toekomst waarin de middelen van de samenleving op een geplande en democratische wijze worden ingezet om iedereen een degelijk leven aan te bieden. Enkel dan zal sectarisme naar de geschiedenisboeken verwezen worden. Doe mee, sluit aan bij de Socialist Party!

  • De nieuwe kapitalistische elite

    Plutocraten hebben hun macht en invloed te danken aan hun rijkdom. De ultravrije markt, het geglobaliseerde kapitalisme van de recente jaren heeft een nieuw slag superrijke plutocraten gecreëerd. Hun rijkdom verschaft hen invloed, hun invloed verschaft hen macht, hun macht verschaft hen nog meer rijkdom. LYNN WALSH bespreekt een recente studie van de superrijke elite.

    De immens rijke industriëlen en bankiers van het 18e-eeuwse Amerikaanse ‘Gouden Tijdperk’ werden ook wel ‘roofbaronnen’ genoemd. De ‘plutocraten,’ die het onderwerp vormen van het boek van Chrystia Freeland, zijn de roofbaronnen van vandaag. Zij vormen de superrijke elite: met een enorme economische macht in handen oefenen ze politieke invloed uit (stemmen opkopen, intensief lobbywerk) om hun rijkdom te beschermen. Gedurende de vrijemarkt-gekte van de afgelopen jaren werden ze gevierd als toonbeelden van ondernemerschap, wat hen een positiever imago opleverde dan hun voorgangers, de roofbaronnen. Maar sinds de financiële implosie en het begin van een schijnbaar eindeloze recessie, komt er steeds meer reactie tegen de superrijke elite, die overeenkomt met de ‘1%’ rijkste bezitters.

    Freeland is een verdienstelijk financieel journalist. Het is haar bedoeling om “het veranderende aangezicht van de wereldeconomie te begrijpen door van nabij te kijken naar diegenen die helemaal aan de top staan.” Haar boek biedt meer dan voldoende zeer interessant materiaal voor een analyse van de plutocraten, maar haar conclusies zijn aan de tamme kant. Het grootste deel van haar materiaal gaat terug op de periode van voor de crash van 2008, maar ze neemt een iets kritischere toon – voornamelijk tegenover de plutocraten – aan, als ze het heeft over de nasleep van de crisis.

    De plutocraten vormen de superrijke elite. Onder hen bevinden zich de 1% rijkste individuen van de bevolking, hoewel de machtigste plutocraten in de VS, het Verenigd Koninkrijk en andere landen slechts een fractie van die 1% uitmaken. De plutocraten (zoals voorgesteld door Freeland) zijn voor het grootste deel nieuwe rijken, en dus niet zozeer grootgrondbezitters of renteniers, die slechts een deel van de winsten opstrijken. Zij zijn de ‘werkende rijken’, die het grootste deel van hun inkomen uit hun salaris halen (hoewel dat rijkelijk aangevuld wordt met bedrijfsaandelen die meerwaarden genereren). In 1916 haalde de top 1% van de VS 20% van haar inkomen uit haar loon; in 2004 was dat 60%, een drastische verandering die plaatsvindt sinds de jaren ’70. Door middel van lonen en aandelenopties gaan de bedrijfsleiders met een enorm stuk van de winsten van hun bedrijven aan de haal.

    De plutocratie bestaat uit verschillende groepen. Het grootste contingent zijn de bedrijfsleiders (de winstbeluste chief executive officers/CEO’s en de hoofden van investeringsbanken en hefboomfondsen). Een andere groep zijn de ‘tech geeks’, de bazen van de grote technologische bedrijven (Intel, Microsoft, Google, etc.).

    Een derde groep zijn de interestjagers. Hieronder vallen de roofbaronnen uit de voormalige Sovjet-Unie en Oost-Europa, die hun politieke posities in de oude stalinistische regimes gebruikt hebben om staatsactiva bijeen te rapen op het moment dat de centraal geplande economieën in elkaar stuikten na 1989. De rijkste onder hen trokken de olie-, gas- en metaalreserves die voorheen door de staat gecontroleerd werden, naar zich toe. Een gelijkaardig proces ontwikkelde zich in China. De befaamde ‘prinsen’, zoons en dochters van topambtenaren van de partij en de staat, gebruikten hun politieke invloed om land te vergaren, activa te verdonkeremanen, en geprivilegieerde toegang tot krediet te gebruiken om hun eigen rijkdom te doen groeien.

    Dit gebeurde niet enkel in voormalige stalinistische staten. Freeland toont aan dat ook in India toegang tot kapitaal en economische sleutelsectoren afhankelijk is van invloed op politieke leiders – wat betaald moet worden door middel van grootschalige omkoping. In Mexico werd Carlos Slim één van de rijkste mensen ter wereld (met een waarde van $53 miljard in 2009) door de privatisering van de telecomsector.

    Freeland biedt een samengesteld portret van de typische plutocraat: hij is mannelijk (slechts enkelingen zijn vrouwen), ambitieus op het agressieve af, geboren in de (hogere) middenklasse, hoogopgeleid door ‘goede scholen’ (vaak met behulp van beurzen), gespecialiseerd in wiskunde, ingenieurs- of exacte wetenschappen. De typische plutocraat studeert af aan een superelite-universiteit (Ivy League of Stanford in de VS; Oxbridge of UCL in het Verenigd Koninkrijk, etc.). Een plutocraat verwerft algemeen genomen een inkomen van $100.000 tegen zijn 35e verjaardag – anders schopt hij het wellicht niet meer tot de superelite.

    Logischerwijze zijn de plutocraten op economisch vlak aanhangers van de ultravrije markt. Sommige onder hen financieren rechtse denktanks om hun vrijemarkt-ideologie te promoten. Andere (bijvoorbeeld Evgeny Lebedev, de gebroeders Koch) kopen dan weer kranten en mediakanalen op. Plutocraten geven miljoen uit aan lobbywerk bij politici, een systeem (vooral in de VS) van geïnstitutionaliseerde corruptie. Ze geloven dat ze, als superslimme ‘werkende rijken’, hun superrijke status verdienen. Toch voelen sommigen onder hen de nood om hun imago op te poetsen aan de hand van grootschalige filantropie. Bill Gates is hier heel bekend om, maar in zijn onderwijs- en andere liefdadigheidsprojecten promoot hij kapitalistische leidinggevende methodes (zoals bijvoorbeeld toetsing en prestatiegerichte verloning in het onderwijs).

    De plutocraten zijn zonder twijfel zeer mobiele kosmopolieten. Maar Freeland overdrijft wel op dit punt. Terwijl de plutocraten zelf van plaats naar plaats fladderen, van overeenkomst naar overeenkomst, van belastingparadijs naar belastingparadijs, zijn de grote bedrijven, grondstoffen, voedsel producerende gronden, … waaruit ze hun fortuin uiteindelijk halen, nog steeds geworteld binnen het raamwerk van rivaliserende nationale staten. De plutocraten surfen op de golven van de globalisering, maar het zou fout zijn om hieruit te concluderen dat het kapitalisme haar nationale limieten heeft overstegen.

    De rol van de CEO-supersterren

    Gedurende de afgelopen 30 jaar vormden de CEO’s van de grootste bedrijven een belangrijk deel van de superrijke plutocratie. Tot voor de crash werden ze door de media gevierd als de helden van de neoliberale revolutie, omdat ze de ‘aandeelhouderswaarde’ (lees: kortetermijnwinst) maximaliseerden. Maar sinds het begin van de ‘grote recessie’ begonnen steeds meer investeerders hen te zien als leidinggevende parasieten, die er enkel op uit zijn hun eigen inkomen te maximaliseren, waarbij ze het leeuwendeel van de bedrijfswinsten opstrijken ten koste van de grote meerderheid van aandeelhouders.

    De topbedrijfsleiders van de grootste Amerikaanse industriële bedrijven genoten tijdens de naoorlogse gunstige periode (1945-73) een aanzienlijk economisch en politiek prestige. Velen onder hen beschouwden zichzelf als ‘kapitalistische ambtenaren’ die hun bedrijven leidden ten dienste van de bredere belangen van het ‘sociaal verantwoorde’ kapitalisme. Hun strategie bestond erin winsten te herinvesteren in de langetermijnontwikkeling van hun productiecapaciteit. Om sociale vrede te kopen, stemden ze in met historisch hoge lonen en arbeidsvoordelen (ziekteverzekering, pensioenen, …) voor hun arbeiders. Anderzijds gingen de kaderlonen er in die periode op achteruit als gevolg van de sociale druk binnen bedrijven en een algemene inkrimping van de inkomenskloof.

    In 1934-38 bedroeg het mediaaninkomen van het topkwartiel van CEO’s $813.000 (dollarwaarde 1986); tegen 1974-86 was dat al teruggevallen tot $645.000. Desondanks lag het gemiddelde loon van CEO’s van de S&P 500 bedrijven 25 keer zo hoog als dat van een arbeider. Maar sinds de late jaren ’70 stegen de kaderlonen naar ongeziene hoogten, wat tot een enorme loonkloof leidde. In 1990 verdiende een CEO 100 keer zoveel als een gemiddelde arbeider, in 1996 was dat al 210 keer zoveel. (Jeff Madrick, Age of Greed [2011], p327)

    Die drastische verandering in de rol en de vergoeding van CEO’s maakte deel uit van de neoliberale herstructurering van de VS en andere ontwikkelde kapitalistische landen die in de jaren ’80 ontketend werd. Door de algemene neergang in winstgevendheid van bedrijven sinds de jaren ’60, waren investeerders – aandeelhouders, in het bijzonder institutionele investeerders zoals verzekeringsmaatschappijen en beleggingsfondsen – steeds minder tevreden met hun opbrengsten. Ze wilden af van de ‘bedrijfsleiders voor het leven’ die op zoek gingen naar investeringsstrategieën op lange termijn (en hun eigen carrières). Ze wilden nu onmiddellijke winsten en maximale opbrengsten voor aandeelhouders. Hoewel Freeland deze term niet gebruikt, is ‘aandeelhouderswaarde’ de beste definitie voor deze neoliberale doctrine. (Zie: Lazonick & O’Sullivan, Maximising Shareholder Value, Economy and Society, 29/1, February 2000)

    De oude benadering uit de bedrijfswereld, die erin bestond winsten te ‘behouden en herinvesteren’, werd vervangen door het principe van ‘inkrimpen en verdelen (aan aandeelhouders)’. De diepe recessie van 1980-1981 ging gepaard met gigantische ontslagrondes en – door de versnelling van de globalisering – meedogenloze delokalisaties van industriële jobs. Opeenvolgende golven van fusies en overnames leidden ook tot de vernietiging van industriële capaciteit en nog meer ontslagen. Die overnames werden betaald door schulden (voornamelijk rommelhypotheken), terwijl de activa waar men zich van ontdeed werden uitverkocht – en de opbrengsten gingen naar de aandeelhouders. Kwartaalwinsten en, vooral, de beurswaarde van een bedrijf (de totale waarde van alle aandelen) werden het enige criterium voor succes. Tijdens de financiële zeepbellen van de jaren ’90 en daarna werden de winsten van vele bedrijven omhoog gestuwd (door creatieve boekhouding of regelrechte fraude) om de prijzen van aandelen te maximaliseren.

    Hoe zou men de maximalisatie van de ‘aandeelhouderswaarde’ garanderen? Door CEO’s enorme beloningen uit te reiken, niet enkel in de vorm van fantastische lonen, maar ook en vooral door hen bedrijfsaandelen of de mogelijkheid om bedrijfsaandelen te kopen te geven. Dit gaf hen een persoonlijk belang in het succes van hun bedrijf – af te meten aan de aandelenprijzen. CEO’s waren niet langer ‘leidinggevenden voor het leven’. Zij werden de ‘agenten’ van de aandeelhouders, in de praktijk de investeringsbanken, de fonds- en hefboomfondsbeheerders die de financiële markten domineren. De lonen van CEO’s liggen veel hoger dan die van andere hoge kaderleden. Bovendien blijven CEO’s in de regel maar 3 à 4 jaar bij een werkgever voor ze vertrekken of ontslagen worden. Er bestaat in de praktijk een markt voor CEO’s, waar competitief geboden wordt op de kandidaat die het meest bloeddorstig te werk gaat om de kosten te drukken, werknemers te ontslaan en de winsten te maximaliseren. Door dit proces gingen de loonpakketten van CEO’s dramatisch de hoogte in.

    De aandeelhouders vaarden er wel bij. De toenemende beurswaarde van bedrijven verliep parallel met de toenemende compensaties voor CEO’s. Maar aandeelhouders – vooral pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen – begonnen als gevolg van de financiële crisis en economische vertraging in 2007 te klagen over het groeiende deel aan bedrijfswinsten waarmee de CEO’s gaan lopen. In 1993 bedroeg het gemiddelde loon van een CEO van de Fortune 500 bedrijven $3,7 miljoen; tegen 2006 was dat gestegen tot $9,1 miljoen (Madrick, Age of Greed, p328). “Tussen 2001 en 2003 betaalden openbare bedrijven meer dan 10% van hun netto-inkomsten aan hun top-5 CEO’s, waar dat 8 jaar eerder nog minder dan 5% was.” (Freeland, p135)

    De CEO’s vormen een sleutelonderdeel van de plutocratie. Topbedrijfskaders (buiten de financiële sector) maken 31% van de top-1% uit, waarmee ze de grootste groep zijn; van de top-0,1% maken ze liefst 42% uit.

    Tijdens de opgang van de zeepbeleconomie werden CEO’s gezien als supersterren, die steeds hogere opbrengsten afleverden bij aandeelhouders terwijl ze op meedogenloze wijze het bedrijfsleven in Amerika deden inkrimpen. Miljoenen handarbeiders verloren goedbetaalde industriële jobs, en ook miljoenen bediendenjobs verdwenen. Dit ging gepaard met een overgang naar slecht betaalde, deeltijdse, onzekere jobs in de dienstensector, gekoppeld aan een toenemende werkloosheid en een groep arbeiders die volledig uit de arbeidsmarkt gevallen zijn. Het mediaangezinsinkomen is in de praktijk gestagneerd sinds 1980. In 2011 was het mediaangezinsinkomen in de VS (aangepast aan de inflatie) 1,13% lager dan in 1989. De enorme loonstijgingen voor CEO’s zijn niet enkel een uitdrukking van de polarisering van inkomen en rijkdom. De verrijking van de CEO’s is één van de drijvende krachten achter de polarisering, omdat CEO’s de agenten zijn van een proces van polarisering.

    De meesters van de technologie

    Succesvolle ‘tech geeks’ (de term die Freeland gebruikt) – zoals Bill Gates (Microsoft), Steve Jobs (Apple), Larry Page (Google), Mark Zuckerberg (Facebook), … – vormen een prominent onderdeel van de plutocratie. Hun hoogtechnologische producten, vooral op vlak van informatie- en communicatietechnologie (ICT), speelden een beslissende rol in de ingrijpende sociale veranderingen die hebben plaatsgevonden sinds de jaren ’80. Freeland gaat mee in het algemeen idee dat deze technologische veranderingen een ‘goede zaak’ zijn (hoewel ze ook een factor zijn in de ontwikkeling van ongelijkheid). In tegenstelling tot bankiers, die meer en meer als hebzuchtige smeerlappen gezien worden, worden tech geeks beschouwd als seculiere heiligen, mensen die hun miljarden vergaard hebben op basis van hun verwezenlijkingen – ware technocraten.

    Freeland schildert hen af als individualistische supersterren. Ze verwijst naar de rol van Silicon Valley als de matrix van de hoogtechnologische revolutie. Maar ze negeert de rol van de overheidsgesubsidieerde infrastructuur in de ontwikkeling van Silicon Valley. Veel van de wetenschappers en ingenieurs werden bijvoorbeeld opgeleid in Californische openbare universiteiten. Een groot deel van het onderzoek naar en de ontwikkeling van het internet en de ICT-sector kwamen voort uit onderzoeksprogramma’s gefinancierd door de federale overheid en werden oorspronkelijk ontwikkeld door het militair-industriële complex.

    Freeland merkt wel op dat het Silicon Valley-fenomeen het voordeligst is geweest voor de Wall Street-financiers. Maar ze merkt amper op dat de technologie zeer winstgevend is geweest voor de technologische ondernemers zelf. De succesvolle technologiebazen – zelfs al begonnen ze hun carrière als eenzame uitvinders – waren van bij het begin compleet verweven met de haute finance.

    De technologische firma’s waren voor hun succes afhankelijk van de beschikbaarheid van kapitaal, dat grotendeels geleverd werd door kapitalistische ondernemers. Zij financierden het onderzoek, de ontwikkeling en de vroege marketing, en wanneer de nieuwe firma’s goed en wel opgestart waren werden ze als openbare bedrijven op de beurs gelanceerd door beursintroducties van hun aandelen. In de euforische boom-periode van 1997-2000, werd enorm geïnvesteerd in technologie-aandelen – alles wat ook maar iets met het internet te maken had, of het zijn succes nu bewezen had of slechts een belofte was van eindeloze rijkdom, werd een doelwit van speculatie.

    Er ontstond een enorme speculatiezeepbel in de technologie-aandelen. De toevloed van goedkoop krediet werd gebruikt om met deze aandelen te speculeren, waardoor hun waarde enorm de hoogte inging. In de VS steeg de waarde van technologie-aandelen met 300% tussen 1997 en 2000; op het piekmoment stonden ze in voor 35% van de totale beurswaarde, waar dat in 1997 nog 12% was. Die gigantische overschatting leidde onvermijdelijk tot de ineenstorting van de dotcomzeepbel eind 2000. (zie: Carlotta Perez: The Double Bubble, Cambridge Journal of Economics, 33/4, 2009)

    Er kwam een nieuwe financiële zeepbel na 2001, opnieuw gebaseerd op de toevloed van goedkoop krediet (schulden). Deze zeepbel ontstond niet zozeer rond technologie, maar wel rond nieuwe vormen van derivaten, securitisatie van schuld (gekoppeld aan de immobiliënzeepbel) en geautomatiseerde aandelenhandel – dit alles was mogelijk gemaakt door de nieuwe ICT-sector. Die zeepbel leidde opnieuw onvermijdelijk tot een allesvernietigende financiële implosie eind 2007.

    Technologische ontwikkelingen kunnen niet los gezien worden van economische en sociale krachten. Hoewel er ongetwijfeld zeer veel positieve toepassingen mogelijk zijn, heeft de nieuwe technologie een sleutelrol gespeeld in de ontwikkeling van de maatschappelijke polarisering. Ze heeft de globalisering vergemakkelijkt en heeft in de ontwikkelde kapitalistische wereld geleid tot een kloof tussen diegenen die met de hoogtechnologische sector geassocieerd worden (hoogopgeleide, technische arbeiders) en diegenen (arbeiders en bedienden) die vroeger afhankelijk waren van de ‘stinkfabrieken’ en productielijnen die gedecimeerd zijn door delokalisaties en nieuwe technologie.

    “Reageren op revoluties” (snelle sociale veranderingen) staat volgens Freeland “zo centraal in de Silicon Valley-cultuur dat de meest succesvolle ondernemers een cultuur van voortdurende revolutie hebben ontwikkeld.” (p171) Maar die nieuwe technologie is in botsing gekomen met economische en sociale barrières. Het is zeker een feit dat er vele mogelijke nieuwe ICT-toepassingen bestaan, net als mogelijke nieuwe ontwikkelingen in andere sectoren (groeiend gebruik van industriële robots, 3D-printen, biologische wetenschappen, lasertechnologie, groene energieproductie, …). Maar in een kapitalistische economie zal de zwakte van de vraag, als gevolg van stagnerende inkomens en gigantische inkomensongelijkheid, een veralgemeende ontwikkeling van technologie – de bredere verspreiding van nieuwe technologie doorheen de samenleving – serieus beperken. Deze impasse uit zich in de intensieve concurrentie tussen bedrijven als Microsoft, Apple, Google, Facebook, … om een steeds meer verzadigde markt van elektronische producten voor consumenten (iPhones, iPads, tablets, …) en de verscheidene applicaties en ‘content’ die met deze producten gepaard gaan.

    De nieuwe technologie is enorm winstgevend geweest. Dit uit zich in de stijgende fortuinen waarop de Amerikaanse technologiebedrijven zitten. “Ongeveer 6 van elke 10 dollar die bovenop de geldberg van de bedrijven is gekomen, is in de afgelopen 3 jaar van technologiebedrijven gekomen… De algehele stapel bereikte eind vorig jaar een record van $1,45 triljoen… Apple alleen al zit waarschijnlijk op $17 miljard cash geld en liquide investeringen tegen het eind van het jaar…” (Richard Waters, Tech Groups Swell US Cash Pile, Financial Times, 18 maart 2013) Het is dus duidelijk dat technologische innovatie niet automatisch tot groei en welvaartsverdeling leidt.

    Een nieuwe klasse?

    Vormen de plutocraten die Freeland bestudeert een afzonderlijke sociale laag? Indien dat zo is, hoe moeten we ze dan karakteriseren? Freeland argumenteert dat de nieuwe economische meritocraten en wetenschappelijke technocraten – velen onder hen (zelfs de gangsterkapitalisten uit de voormalige stalinistische staten) zijn hoogopgeleide ingenieurs, wetenschappers, wiskundigen, economen, … – een ‘nieuwe klasse’ vormen die streeft naar ‘de macht voor haar klasse’. Ze dagen de gevestigde rentenierskapitalisten uit en gebruiken hun rijkdom steeds meer om politieke invloed uit te oefenen.

    Jammer genoeg is Freelands benadering tot dit thema verward en oppervlakkig. Ze inspireert zich op de foutieve ideeën uit Milovan Djilas’ boek New Class (1957) en het boek Intellectuals on the Road to Class Power (1979) van zijn leerlingen Gyorgy Konrad en Ivan Szelenyi. Zij zagen de bureaucratie van de stalinistische landen als een nieuwe klasse, een nieuwe burgerij, eerder dan een geprivilegieerde kaste die de controle over de maatschappij van de arbeidersklasse had opgeslorpt en aan het hoofd stond van een niet-kapitalistische geplande economie.

    Konrad en Szelenyi beweerden dat technocraten (ingenieurs en dergelijke) de bureaucratie (of ‘nieuwe klasse’) steeds meer domineerden en manieren zochten om hun macht te vergroten. Er zat een kern van waarheid in die redenering. Naarmate de geplande economieën complexer werden, werd de rol van een nieuwe generatie technocratische bureaucraten steeds belangrijker – zoals bijvoorbeeld tot uitdrukking kwam in de Gorbatsjov-vleugel van de Sovjet-bureaucratie in de jaren ’80.

    Maar het is zeer misplaatst, en zelfs belachelijk, om deze (foutieve) analyse van een ‘nieuwe klasse’ toe te passen op het 21e-eeuwse kapitalisme. Om te beginnen vormen de plutocraten, ondanks hun gigantische rijkdom, geen coherente groep, zoals Freeland zelf aantoont. In Rusland, Oost-Europa en China vormen de gangsterkapitalisten en winstbeluste ‘prinsen’ – die Freeland ‘rentejagers’ noemt – de kiemen van een kapitalistische klasse in ontwikkeling (hoewel de staat een belangrijke economische factor blijft, voornamelijk in China).

    In de VS en andere ontwikkelde kapitalistische landen vormen de plutocraten, voornamelijk de financiers, CEO’s en technologiebazen, een opkomende fractie van de kapitalistische klasse. Ze komen niet noodzakelijk uit traditionele burgerlijke families, maar hebben gigantische fortuinen weten op te bouwen en verschijnen nu op het voorprogramma op basis van nieuwe trends binnen het kapitalisme: neoliberale economische ideeën, een bloei van de financiële sector, globalisering, nieuwe technologieën. Het lijdt geen twijfel dat de plutocraten in de burgerij geïntegreerd zullen worden en dat, zoals Freeland ook toegeeft, de nieuwe rijken ernaar zullen streven om zoveel mogelijk privileges (zoals toegang tot elite-universiteiten) en rijkom door te geven aan hun nakomelingen.

    Sommige plutocraten zullen bovendien proberen om meer politieke macht in handen te krijgen. Michael Bloomberg, bijvoorbeeld, een megarijke financier en zonder enige twijfel een plutocraat, is burgemeester van New York sinds 2002. In 2008 steunden vele Wall Street-financiers de campagne van Barack Obama als reactie op het rampzalige avonturisme van de Republikeinse regering ten tijde van Bush. In 2012 keerden ze zich massaal tot Mitt Romney – om lastenverhogingen en strengere financiële regulatie te blokkeren. Freeland verwijst naar de neiging van plutocraten om politieke invloed te kopen door middel van (tegenwoordig zowat ongebreidelde) campagedonaties. Maar, hoewel ze verwijst naar de ‘road to class power’, onderneemt ze geen enkele poging om de plutocratische connecties met de heersende politieke elite te onderzoeken, met die elementen van de kapitalistische klasse die de eigenlijke macht in handen hebben in de vorm van de regerings- en overheidsmechanismen.

    Wat te doen?

    Freeland heeft een verhelderend portret van de superrijke elite geschilderd. Wat haar bedoelingen ook mogen zijn, ze levert afdoende materiaal voor een vernietigende veroordeling van het systeem dat deze elite gecreëerd heeft. Maar wat is haar standpunt? Ze komt vaak ambivalent over en mengt bewondering voor deze ‘superhelden’ met kritiek – niet zozeer op de fantastische rijkdom en luxueuze levensstijl van de plutocraten, maar op hun arrogante blindheid tegenover de gevolgen van hun ongebreidelde jacht op rijkdom. Ze zegt dat ze er niet op uit is met de vinger te wijzen. Aangezien Freeland als financieel journalist vaak beroepshalve met plutocraten moet praten, wil ze ongetwijfeld een zekere ‘neutraliteit’ bewaren.

    Haar uitgangspunt is dat “we kapitalisten nodig hebben omdat we kapitalisme nodig hebben – het is immers, net als democratie, het beste systeem dat we totnogtoe bedacht hebben”. Het westerse kapitalisme heeft, door middel van “creatieve vernietiging” en de opslorping van nieuwe technologieën, “concurrentie van nieuwe spelers”, en “een steeds inclusievere economische en politieke orde”, geresulteerd in de “meest rigoureuze periode van economische vooruitgang in de menselijke geschiedenis”. “Het globale kapitalisme, daarentegen, was niet bedoeld om op deze manier te werken”. Freeland verwijst hier naar de extreme polarisering van rijkdom, niet zozeer naar de desastreuze financiële crash en economische neergang sinds 2008.

    Tot voor kort, stelt Freeland, geloofden voorstanders van het kapitalisme dat “in een volledig geïndustrialiseerde of postindustriële samenleving de inkomensongelijkheid opnieuw zou dalen naarmate onderwijs meer wijdverspreid wordt en de staat een grotere, meer verdelende rol gaat spelen”. Dit leek uit te komen in de gunstige periode na Wereldoorlog II. Op basis van een historisch hoge groei, en de uitbreiding van New Deal-welvaartsmaatregelen, ontstond het fenomeen van de ‘grote compressie’, met een opmerkelijke reductie van ongelijkheid in de VS en andere ontwikkelde kapitalistische landen. Amerikaanse leiders pochten over de gigantische “middenklasse” van het land, een brede laag die bestond uit de arbeidersklasse en grote lagen van bedienden, ambachtelijke arbeiders en kleine ondernemers (en waarbij de identiteit en de rol van het proletariaat weggedrongen werden).

    Freeland gaat voorbij aan de internationale en binnenlandse klassenverhoudingen die een dergelijke situatie creëerden. Maar ze merkt wel zijdelings op dat “de angst voor een communistische revolutie een sterke motivatie voor hervormingen was… Het was beter om de arbeidersklasse een effectieve politieke stem en een sociaal vangnet te geven, dan te riskeren dan hun bolsjewistische voorhoede de macht zou grijpen”. Door de ineenstorting van het ‘communisme’ – de introductie van de vrije markt in China, de implosie van de stalinistische staten in de Sovjet-Unie en Oost-Europa, … – en de desintegratie van de binnenlandse sociaaldemocratische/reformistische leiders, bestond die druk evenwel niet meer. Door de mogelijkheden die geopend werden door de opkomst van de financiële sector en de globalisering met beide handen te grijpen, probeerde de kapitalistische elite zoveel mogelijk rijkdom in haar eigen handen te vergaren.

    De plutocraten gebruikten hun groeiende politieke invloed – gekocht door het financieren van politieke campagnes – om die economische veranderingen te versterken met een nieuw politiek raamwerk gebaseerd op de deregularisatie van de financiële markten, de privatisering van openbare bedrijven, lagere belastingen op rijkdom en zwakke vakbonden (onder dwang van de overheid). Bovendien bestond ook nog de druk van delokalisaties en werkloosheid, en lagere loonnormen.

    Sommige kapitalistische strategen erkennen het potentiële gevaar dat een extreme welvaartskloof vormt voor hun systeem. Maar toch werden Occupy-activisten van bij het begin van die beweging getrakteerd op onwaarschijnlijke scheldtirades van prominente financiële plutocraten: ze werden uitgescholden voor een “groep leefloon-nietsnutten”. Maar Paul Martin, een voormalige Canadese premier en multimiljonair/zakenman, erkende toch dat “Occupy Wall Street een gevoelige snaar had geraakt bij de middenklasse… over de hele wereld”.

    Een ander lid van de superelite, de financier Mohamed El-Erian, merkte in juni 2010 op dat “geen enkele natie langdurig excessen in inkomens- en welvaartsongelijkheid kan tolereren, omdat ze het weefsel van de samenleving zelf vernietigen. Denk even aan deze eenvoudige analogie – een huis dat steeds groter en luxueuzer wordt in een arme en achteruitgaande wijk. Het welzijn van dit huis kan niet losgekoppeld worden van het welzijn van de wijk als een geheel.” Nochtans blijft het merendeel van de economische elite “haar eigenbelang vermengen met de belangen van de hele maatschappij”. Met groeiende verblinding sluiten de plutocraten zich op in een “wereldwijde geïsoleerde mentale gemeenschap”. Een iets minder blinde grote zakenman klaagde zelfs dat de elite er beter aan zou doen “op lange termijn hebzuchtig” te zijn, in plaats van “op korte termijn” (287).

    En toch voerde de Republikeinse presidentskandidaat voor 2012, Mitt Romney, een ‘billijke’ plutocraat, campagne voor het afschaffen van de welvaartsuitkeringen van de 47% die volgens hem afhankelijk zijn van staatssteun, het drastisch naar beneden halen van belastingen voor de rijken, en een harde strijd tegen elke poging om de regulering van de financiële sector te verstrengen.

    Wat moeten we dus doen? Freeland haalt de ideeën van Henry George aan, een prominente populist die de ‘roofbaronnen’ afkeurde in de jaren ’80 en ’90 van de 19e eeuw. Hij verwees naar het ‘grote enigma’ van de koppeling tussen de vooruitgang (de steeds sterkere groei van productiekrachten) en de armoede (depressie en massale werkloosheid). Zijn beschrijving van het contrast tussen vooruitgang en armoede blijft vandaag zeker actueel. Freeland vindt de ideeën van George aantrekkelijk omdat hij “de duidelijke uitspattingen van het Amerikaanse kapitalisme in de 19e eeuw aanklaagde, zonder het kapitalisme zelf af te zweren” (p42). George mikte vooral op grootgrondbezitters en hun bondgenoten, de spoorbazen, de mijneigenaars, de bankiers, de renteniers, … Hij steunde ‘productieve’ kapitalisten, voornamelijk boeren en kleine ondernemers. Zijn oplossing bestond uit een terugkeer naar de ‘Jeffersoniaanse democratie’ (een geïdealiseerd beeld van de volksdemocratie uit de vroege jaren van de Amerikaanse republiek) om de roofbaronnen te temmen. Dit is in essentie ook de remedie die Freeland vandaag voorschrijft: we hebben nood aan “rechtvaardige regels en de hefbomen die nodig zijn om te uit te voeren”. Dit impliceert dat we eerst de slechteriken, de interestjagende plutocraten, moeten onderscheiden van de brave kapitalisten, de plutocraten die waarde creëren – een taak waarvan Freeland zelf toegeeft dat ze onmogelijk is!

    Freeland houdt hier een pleidooi voor een terugkeer naar de voorwaarden van het ‘gouden tijdperk’ van de naoorlogse gunstige periode, toen welvaart verdeeld werd onder brede lagen van de ‘middenklasse’. Maar dit lijkt in de verste verte nog niet op een programma voor echte verandering; het is een vrome wens, die helemaal niet gebaseerd is op de echte sociale krachten die vandaag in de Amerikaanse samenleving (en andere ontwikkelde kapitalistische samenlevingen) aanwezig zijn, ondanks het feit dat Freeland zelf aantoont dat de plutocraten het product zijn van diepgaande sociale veranderingen. Gedurende de laatste drie decennia, is het kapitalisme verder en verder afgegleden van het New Deal- of sociaaldemocratisch model van de naoorlogse periode. De kapitalistische klasse en haar heersende politieke elite hebben, onder druk van de financiële markten, niet enkel overal pro-marktmaatregelen voorgeschreven, maar ook een veto gesteld tegen elke vorm van sociale uitgaven.

    Als ze geconfronteerd worden met sociale bewegingen die het systeem zelf bedreigen, zullen kapitalistische regeringen Keynesiaanse maatregelen aanwenden (net zoals ze deden met de kortermijnstimuluspakketten in 2009-2010), inclusief enkele toegevingen aan de arbeidersklasse. Maar het zal om tijdelijke, eenmalige maatregelen gaan. De voorwaarden voor een terugkeer naar het type van gunstige periode dat bestond na de Tweede Wereldoorlog, en de sociale programma’s van toen, zijn vandaag niet aanwezig.

    Freeland gelooft dat kapitalisme het “beste systeem totnogtoe” is. Maar het heeft de wereldeconomie met de diepste crisis sinds het interbellum opgezadeld. Bovendien zijn de vooruitzichten mager – het ziet ernaar uit dat we voor een uitgerekte periode van depressie staan.

    Nooit verwijst Freeland naar de rol van de arbeidersklasse als een sociale kracht voor verandering. Het klopt dat ze wel spreekt over historische momenten waar de dreiging voor revolutie een motivatie tot hervormingen was. Ze haalt ook sommige kapitalistische strategen aan die een vrees voor sociale/politieke omwentelingen uitspreken. Maar ze biedt geen perspectief voor verandering.

    Freeland omschrijft het marxisme als de eerste coherentie ideologie van klassenstrijd (p114), maar voegt er snel aan toe dat Karl Marx ongelijk had als hij verklaarde dat het kapitalisme haar eigen ondergang voorbereidt. Maar heeft Marx ondertussen geen gelijk gekregen over de trends en tendensen in het hedendaagse kapitalisme? De in het oog springende welvaartskloof, de versnelling en globalisering van de economie, de contradictorische effecten van de technologische vooruitgang, de verarming van enorme lagen van de arbeidersklasse en werkende armen?

    Ook over de onvermijdelijkheid van massale opstanden zal Marx nog gelijk krijgen. De recente algemene stakingen en massabewegingen in Europa vormen een voorbode op wat nog moet komen. De arbeidersklasse zal haar rol als sociale kracht voor verandering herbevestigen.

    Binnen het raamwerk van het kapitalisme bestaat er geen alternatief op de bestaande polarisering. Dat brengt de noodzaak naar voor van een collectieve eigendom van de productiemiddelen, van een geplande productie, en van een democratisch beheer van de economie op nationaal en internationaal vlak. Freeland aanvaardt dat het kapitalisme hier is om te blijven en kan zich geen voorstelling maken van een andere samenlevingsvorm; daarom is het voor onmogelijk om een manier aan te tonen om de roofzuchtige macht van de plutocraten te breken.

    De rijken en de superrijken

    “In 2005 was Bill Gates $46,5 miljard waard en Warren Buffett $44 miljard. In hetzelfde jaar bedroeg de samengestelde rijkdom van de 120 miljoen mensen die de onderste 40% van de Amerikaanse bevolking uitmaken, ongeveer $95 miljard – amper meer dan de som van de fortuinen van deze twee mannen.” Chrystia Freeland geeft ons veel gegevens over de rijkdom van de superrijken.

    Op het toppunt van de boom hoort ze van een New Yorkse ‘socialite’: “Er waren dertigers, mensen die door middel van hefboomfondsen en Goldman Sachs 20, 30, 40 miljoen dollar per jaar verdienden. En ze waren met veel.”

    Freeland toont aan hoe de welvaartskloof versmalde als gevolg van de grote depressie van de jaren ’30, maar opnieuw explodeerde in de jaren ’80. “In de jaren ’70 ging de top-1% met ongeveer 10% van het nationaal inkomen aan de haal. Vijfendertig jaar later was hun deel al gestegen tot ongeveer een derde van het nationaal inkomen.”

    De meeste cijfers die ze gebruikt komen uit de VS, maar gelijkaardige ontwikkelingen spelen zich af Groot-Brittannië en Europa. In opkomende landen zoals China, Rusland, India en Brazilië, heeft de 1% een gigantische voorsprong ontwikkeld wat betreft inkomen en welvaart tegenover de overgrote meerderheid van de bevolking. “In 1980 verdiende een CEO 42 keer zoveel als een gemiddelde arbeider. Tegen 2012 was die kloof al tot 380 keer zoveel gekatapulteerd”.

    Tijdens de Tweede Wereldoorlog en de naoorlogse periode ging de top-10% met ongeveer 33% van het inkomen lopen. Maar hun deel is sindsdien drastisch gestegen. “Tegen 2006 verdiende de top-10% 50% van het nationaal inkomen, meer zelfs dan in 1928, op het toppunt van de ‘roaring twenties’”.

    De grootste verandering vindt nochtans binnen de top-10% zelf plaats. “Bijna alle winnaars bevinden zich op het absolute toppunt van de verdeling: tijdens de economische groei tussen 2002 en 2006 ging driekwart van alle inkomensgroei in de VS naar de top-1% van de bevolking.” Er bestaat, met andere woorden, een groeiende kloof tussen de rijken en de superrijken. “Ziehier hoe zich dat vertaalt naar het gemiddelde Amerikaanse gezinsinkomen in 2010… Gezinnen in de top-0,01% verdienden $23.846.950; dat daalt al snel tot $2.802.020 voor de top-0,1-0,01%. De top-1% verdiende $1.019.098: de top-10% $246.934. De andere 90%, tenslotte, verdiende gemiddeld $29.840”.

    Als iemand de schuld draagt voor de financiële crisis sinds 2008, zijn het dan niet de superrijke bankiers en financiers? Nochtans hebben zij, in tegenstelling tot in de jaren ’30, niet echt onder de crisis geleden. “Tijdens de opstoot van 2009-2010 ging de top-1% met 93% van de opbrengsten aan de haal. De plutocraten deden het zelfs nog beter dan de gewone welvarenden – 37% van de opbrengsten ging naar de top-0,01%, of de 15000 Amerikanen met een gemiddeld inkomen van $23,8 miljoen. Nog een voorbeeld: in 2009 verdienden de top-25 Amerikaanse hefboomfondsbeheerders een gemiddeld loon van meer dan $1 miljard elk – of zelfs meer nog dan ze in 2007 hadden verdiend, het vorige recordjaar”.

    ‘Plutocrats: The rise of the new global super-rich and the fall of everyone else’ door Chrystia Freeland, gepubliceerd door Allen Lane, 2012


    Eerdere RECENSIES op SOCIALISME.be

    • ‘Congo, een geschiedenis.’ Kapitalistische plunderpolitiek valt op geen enkele wijze te rechtvaardigen
    • ‘The Frontman – Bono (In the Name of Power)’
    • ‘België – een geschiedenis van onderuit’
    • De politiek van het Hacktivisme
    • ‘De geëngageerde burger’ – Flauwe poging van liberalen om zichzelf heruit te vinden
    • Toespraak voor de natie: de taal van de macht. Interview met David Murgia
    • De mythe van de groene economie, een aanrader
    • Film/Docu. cRISEs UP – Van protest tot verzet
    • De doden worden nog geteld. Overlevenden van de onbekende oorlog in Sri Lanka
    • Mexicaanse koffer met foto’s van de Spaanse burgeroorlog
    • Geschiedenis. De Tweede Wereldoorlog om globale macht
    • Winsthonger. “The Secret Financial Life of Food”
    • Magnum Revolution: 65 years of fighting for freedom
    • Het Midden-Oosten. The times they are a-changin’
    • Zero Dark Thirty. Propagandafilm over de jacht op Bin Laden

  • Seattle. Linkse socialiste Kshama Sawant met 34% naar tweede ronde in gemeenteraadsverkiezingen

    Dit jaar zijn er in tal van Amerikaanse steden lokale verkiezingen. De gemeenteraden tellen er slechts een klein aantal leden die via verschillende procedures worden verkozen. Socialist Alternative heeft drie kandidaten: Kshama Sawant in Seattle, Ty Moore in Minneapolis en Seamus Whelan in Boston. In Seattle werden de resultaten van een eerste ronde bekend gemaakt. Kshama haalde daarbij 33.000 stemmen of 34% in haar district (het exacte aantal stemmen kan nog toenemen). Met dit uitstekende en opvallende resultaat gaat de socialistische kandidate door naar de tweede ronde.

    De kiezers van Seattle hebben een duidelijke boodschap gegeven aan het politieke establishment dat mijlenver van de dagelijkse realiteit van de gewone bevolking afstaat. De kiezers zijn de gewone gang van zaken beu en kijken uit naar een alternatief op de gevestigde politici die in de zak van de grote bedrijven zitten. Kshama Sawant werd recent door de krant Seattle Times afgedaan als “te links voor Seattle”, maar ze haalde toch een opvallend resultaat met 33,67% van de stemmen. Het gaat om 33.500 kiezers die voor de kandidate van Socialist Alternative stemden.

    Het sinds 16 jaar zetelende raadslid Richard Conlin (Democraten) haalde geen 50%, hij blijft steken op 48,8%. Nochtans kon hij rekenen op heel wat financiële middelen en een grote naambekendheid. Een derde kandidaat, Brian Carver, haalde 17%. Ook Carver beschikte over meer middelen, maar de manager van Amazon moest de duimen leggen.

    “De werkende bevolking van Seattle maakt een duidelijke politieke keuze voor verandering. Als je nu een alternatief wil op het status quo, vervoeg dan onze strijd voor een stedelijk minimumloon van 15 dollar per uur, een grote uitbreiding van het openbaar vervoer betaald door de miljonairs in de stad te laten betalen, een grotere investering in betaalbare huisvesting en een publieke controle op de huurprijzen”, stelde Sawant.

    Bij deze verkiezingen genoot Sawant de steun van de krant The Stranger, vier vakbonden en prominente activisten zoals Tim Harris, de oprichter van de campagne Real Change. Later dit jaar volgt er een tweede ronde waarbij Sawant en Conlin rechtstreeks tegenover elkaar uitkomen.

    In tegenstelling tot Conlin kan Sawant niet rekenen op steun vanuit het bedrijfsleven. Haar campagne wordt gefinancierd door steun van gewone mensen, doorgaans giften van 25 dollar of minder. Toch werd 25.000 dollar opgehaald. In de campagne waren 125 vrijwilligers actief. “We zullen geschiedenis schrijven door een leger van 300 vrijwilligers op de been te brengen en een van de grootste deur aan deur campagnes in de stad te voeren om Richard Conlin te verslaan”, stelde Sawant.

    “Conlin heeft duidelijk gemaakt waar hij staat, aan de kant van de bedrijven en de elite. Door de meerderheid van de werkende bevolking in de stad niet te vertegenwoordigen, heeft Conlin zichzelf overbodig gemaakt.”

    Update. Pas op 20 augustus worden de definitieve resultaten bekend gemaakt. Ondertussen worden de voorlopige resultaten regelmatig aangepast. Volgens het laatste resultaat op dit ogenblik staat Kshama Sawant op 41.718 stemmen of 34,69%! Hier kan je het resultaat volgen.

  • Linkse antwoorden op kapitalistische crisis zijn nodig

    Op apache.be verscheen een interessant opiniestuk van filosoof Robrecht Vanderbeeken (lees zijn stuk hier). Hij haalt scherp uit naar de liberale visie van de neo-Keynesianen en merkt op dat links maar al te vaak weinig duidelijkheid verschaft over alternatieven op het kapitalisme. De concrete aanleiding voor zijn stuk haalt Vanderbeeken bij de stelling van Erik De Bruyn dat hij enkel nog een politiek initiatief zou overwegen indien Paul De Grauwe hem contacteert. Het pleidooi om naar Marx terug te grijpen,wekt natuurlijk onze aandacht op.

    Naar aanleiding van de verklaringen van De Bruyn in diverse media publiceerde Rood! een reactie die hier kan gelezen worden. De vaststelling dat De Grauwe in linkse kringen al eens wordt bovengehaald, is inderdaad opvallend en er mag effectief wat meer kritiek op diens liberale standpunten komen. Als De Grauwe wordt aangehaald, heeft dat ongetwijfeld veel te maken met zijn parkoers van een overtuigde neoliberaal tot een neo-Keynesiaan. De standpunten van De Grauwe zijn nuttig voor links, niet omdat de econoom ‘oplossingen’ zou aanbieden maar wel omdat hij regelmatig terechte aanklachten formuleert over wat fout loopt.

    Om het gebrek aan oplossingen bij De Grauwe te schetsen, volstaat het om zijn opiniestuk van 5 augustus over het rotte bankenmodel te lezen. Daarin stelt de econoom dat het bankenmodel niet is veranderd en dat de bankiers hun speculatieve beleid ongehinderd kunnen verderzetten. Hij erkent dat het pleidooi van economen als hijzelf om daar iets aan te doen niet tot verandering leidt. “Integendeel, de bankiers slagen er steeds meer in allen te overtuigen dat dit model niet mag veranderen. Je weet wel: als we het veranderen, zal onze heilige competitiviteit verder aftakelen. Je zou voor minder beginnen wenen." Natuurlijk werkt het kapitalistische model niet en worden geen aanpassingen aanvaard, de financiële sector bestaat uit haaien die bloed geroken hebben. Er mogen nog honderd professoren tegen die haaien argumenteren, het zal weinig indruk maken. Er zijn twee opties mogelijk voor wie de problemen erkent: beginnen wenen of het systeem bestrijden (vrij vertaald: de haaien met argumenten proberen te temmen of ze afmaken).

    Vanderbeeken heeft gelijk als hij stelt dat het Keynesianisme – gezien de omvang van de voorgestelde maatregelen gaat het eerder om neo-Keynesianisme – geen oplossingen biedt en dat de crisis van de jaren 1930 niet door het Keynesianisme maar wel door de Wereldoorlog is gestopt. Het Keynesianisme heeft vooral tot doel om extra tijd voor de kapitalisten te kopen door een stimulusbeleid van publieke investeringen om de economie aan te trekken. Keynes was overigens minder naïef dan zijn hedendaagse volgelingen, hij erkende dat het moeilijk was om kapitalisten te overtuigen van overheidsinterventies zolang er geen oorlogssituatie was die hun voortbestaan bedreigde. Paul Krugman, een van de hedendaagse neo-Keynesianen, beseft ergens wel dat de Wereldoorlog een belangrijke rol speelde en maakt er zich met een grapje van af: “Wat we nu nodig hebben is de valse dreiging van een buitenaardse invasie die leidt tot enorme uitgaven aan de verdediging tegen de buitenaardse wezens.” Qua ‘oplossing’ is dat niet alleen bijzonder ver gezocht, het getuigt ook niet bepaald van vertrouwen in de mogelijkheid om louter via sociaal nuttige publieke investeringen de economie aan te trekken. Met een achtergrond van schuldenbergen en een bijzonder groot belang van de financiële sector, biedt het neo-Keynesianisme geen oplossingen. Een Keynesiaan zou voor minder beginnen wenen.

    Ten onrechte denkt Vanderbeeken echter dat links zich volledig in het kamp van de wenende Keynesianen bevindt of toch minstens daar alle hoop op vestigt. Een groot deel van de officiële ‘linkerzijde’ is veel verder dan dat weg gezakt en heeft jarenlang mee een neoliberaal beleid gevoerd. Een partij als de PS zit sinds 1987 onafgebroken in de federale regering een heeft een rol gespeeld in alle grote besparingsoperaties. Als het onduidelijk is wat er nog ‘links’ is aan deze partij heeft dat niet zozeer iets te maken met een “groot postmodern rookgordijn” maar met de praktijk van een neoliberaal beleid dat wordt verkocht als het “minste kwaad”. Geleidelijke afbraak van sociale verworvenheden zou ‘linkser’ zijn dan pogingen om sneller te gaan met dezelfde afbraak.

    Welk antwoord heeft consequent links op de crisis van het kapitalisme? Vanderbeeken stelt vast: “Het kapitalisme frontaal in vraag durven stellen, dat blijft helaas het Grote Taboe. Het zou allemaal een gevaarlijk anachronisme, zelfs regressie richting de Goelag zijn.” Misschien dat het in vraag stellen van het kapitalisme in bepaalde middens nog een taboe is, in de media en andere gevestigde kringen is dat ongetwijfeld het geval. Maar voor consequent links mag dat geen taboe zijn. Vanderbeeken heeft gelijk als hij daarbij naar Marx teruggrijpt en suggereert dat we moeten opkomen voor “de vermaatschappelijking van onze economie zodat die effectief terug van ons wordt” en een “herverdeling van rijkdom”. Hij heeft ook gelijk om te pleiten voor een tegenbeweging.

    Maar als we dan toch naar Marx teruggrijpen, kunnen we het misschien beter ineens grondig doen. Dat begint met de vaststelling dat er verschillende klassen met tegengestelde belangen zijn waarbij de arbeidersklasse – de overgrote meerderheid van de bevolking die haar arbeidskracht verkoopt in ruil voor een loon – veel talrijker is en het potentieel heeft om zelf de touwtjes in handen te nemen. Dat vergt een bewuste organisatie van de arbeidersklasse, zowel op syndicaal als op politiek vlak, om tot een fundamentele breuk met het kapitalisme te komen en de basis te leggen voor een ander systeem door de sleutelsectoren van de economie onder democratisch beheer en bezit van de bevolking te plaatsen in het kader van een geplande economie.

    Het volstaat niet om aan te klagen dat anderen geen oplossingen bieden en vervolgens ons eigen alternatief te beperken tot “kleine eilandjes van verzet – van activisme, burgerlijke ongehoorzaamheid, onafhankelijke media, eigen banken of gewoon van heterodoxie” (ruikt dat niet naar een ‘postmodern rookgordijn’?) die samen “een archipel vormen: een bondgenootschap waarin duidelijk wordt dat niet alleen ‘ik’ dat ben maar dat ‘wij’ woedend zijn en het anders kunnen en zullen doen.” Laat ons concreter worden en antwoorden op de vraag welke sociale kracht in staat is om fundamentele verandering te bekomen (de arbeidersklasse) en welke verandering we voorstellen (socialisme).


    Lees ook:

    • Klassenstrijd bestaat nog steeds. De vraag is: hoe ze te winnen?
    • Wat is de relevantie van het marxisme vandaag?
    • Revolutie en socialisme. Een andere wereld is mogelijk. Welke en hoe daar geraken?
  • Zomerschool. Revolutie en contrarevolutie in het Midden-Oosten en Noord-Afrika

    Meer dan 2,5 jaar geleden begon de revolutionaire golf in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. In zijn inleiding benadrukte Serge Jordan van het CWI dat dit de situatie in de hele regio heeft veranderd. Er waren veranderingen op economisch, sociaal, politiek en militair vlak. Er wordt een nieuwe geopolitieke kaart getekend met daarop elementen van revolutie, contrarevolutie, oorlog, burgeroorlog, sectair geweld, economische crisis, regimeveranderingen, onstabiliteit en imperialistische inmengingen.

    Verslag door Alison Hill (Socialist Party Engeland en Wales). Meer verslagen van onze zomerschool

    De complexe mengeling van factoren vereist een constante aandacht en aanpassing van de analyses. Dat is gezien het ritme van de gebeurtenissen niet altijd evident. Er zijn bovendien tal van wisselwerkingen tussen de landen. Bij recente antibesparingsacties in Israël werd bijvoorbeeld door een aantal betogers verwezen naar de massabeweging in Egypte. Maar er zijn uiteraard ook erg specifieke elementen in elk afzonderlijk land.

    Libië

    De arbeidersbeweging in Libië staat erg zwak, wat bijdraagt tot een unieke en chaotische situatie die wordt gekenmerkt door onveiligheid en geweld. Het aantal moorden neemt drastisch toe en de centrale regering moet beroep doen op milities om de orde te bewaren. Er zijn echter steeds meer confrontaties tussen rivaliserende milities. Dat versterkt de onstabiliteit, ook al zijn er acties van de arbeidersbeweging geweest met onder meer stakingen in de olievelden.

    In Marokko zijn er toenemende sociale spanningen. De heersende elite bereidt zich voor op klassenstrijd, mogelijk kan die strijd losbarsten bij een aanval op de voedselsubsidies.

    Egypte neemt een centrale plaats in de Arabische wereld in. Het omverwerpen van Morsi was dan ook een belangrijk keerpunt dat de politieke ontwikkelingen in andere landen heeft versneld. Onder kapitalistische commentatoren en zelfs onder een deel van links is er heel wat verwarring over wat er in Egypte gebeurde. Wat was de rol van het leger, was het een staatsgreep of een revolutie? Het zou verkeerd zijn om rigide termen te plakken op gebeurtenissen die elementen van revolutie en contrarevolutie omvatten.

    De staatsgreep werd door het leger uitgevoerd maar werd mogelijk door een oprechte revolutionaire massabeweging. Het is echter bijzonder gevaarlijk om illusies in het leger te hebben. Repressieve maatregelen tegen de Moslim Broederschap zullen nadien ook tegen de arbeidersklasse worden ingezet. De oude staatsmachine is er nog steeds.

    Het excuus van de strijd tegen de politieke islam kan door de staat gebruikt worden om de eigen machtspositie te consolideren. Er waren gevallen van brutaal geweld door de overheid. Een aantal islamitische fracties kunnen hierdoor in de richting van terrorisme worden geduwd.

    Islamistische groepen

    De arbeidersklasse moet een eigen politieke vertegenwoordiging uitbouwen, zoniet is er ruimte voor islamistische groepen om het vacuüm deels in te nemen. Ze kunnen zeker onder de armsten een ingang vinden indien de linkerzijde daar niet aanwezig is. Deze groepen spreken niet alleen over Jihad, ze verdelen voedsel, medicijnen en andere goederen waardoor ze in bepaalde regio’s een parallelle sociale structuur vormen. De vervreemde jongeren kunnen het gemakkelijkste aangetrokken worden tot de Jihadisten. Het falen van de opeenvolgende regimes om deze jongeren een degelijke bestaan aan te bieden, zorgt voor een voedingsbodem voor de Jihadisten.

    in Tunesië en Egypte blijft de strijd tussen de verschillende klassen de belangrijkste factor. Er is een intensieve klassenstrijd, wat onder meer blijkt uit het aantal stakingen. In Egypte waren er de afgelopen vijf maanden 5.544 betogingen en in Tunesië waren er in dezelfde periode stakingen bij 215 bedrijven.

    Deze klassenstrijd verhindert niet dat er ook confrontaties zijn tussen verschillende politieke vleugels van de heersende klasse. In Egypte is er geen twijfel over mogelijk dat de legerleiding de massabeweging heeft aangegrepen om de rivaliserende Moslim Broederschap aan de kant te schuiven. Die Moslim Broeders hadden geen volledige controle op het staatsapparaat verworven.

    In Tunesië kan het verleidelijk zijn om naar de seculiere vleugel van de heersende klasse uit te kijken om een positieve rol te spelen. Maar dat is een gevaarlijke positie. Het idee dat er eerst een seculiere staat moet komen en dat socialisme pas later op de agenda staat, zal de arbeidersklasse in de handen van de klassenvijand overleveren.

    Het is geen kwestie van ofwel een seculiere ofwel een religieuze staat. Reactionaire rechtse krachten worden even goed door seculiere regeringen gesteund in de strijd tegen de werkende bevolking.

    ’Algerijnisering’

    Er wordt wel eens gesproken over de mogelijke ‘Algerijnisering’ van Egypte, een verwijzing naar de ontwikkelingen in de jaren 1990 in Algerije. Daar werd duidelijk welke verschrikkelijke gevolgen mogelijk zijn indien de werkende bevolking en de armen geen onafhankelijk klassenperspectief zien. Sommigen ter linkerzijde juichten de staatsgreep tegen de FIS in 1992 toe, maar toen volgde een terreurcampagne door het leger. Zowat 200.000 mensen kwamen om het leven en de armen en werkenden kregen een sociale en economische ramp opgelegd.

    Het Algerijnse regime is vandaag erg zenuwachtig over de mogelijkheid van een verspreiding van de massabeweging. Het regime probeert de jongeren meer faciliteiten aan te bieden – er worden bioscopen geopend en de cafés mogen tot middernacht open blijven, aan enkele gebouwen in het centrum van Algiers mogen jongeren zelfs graffiti aanbrengen. Dat dient om een revolte te vermijden. Tegelijk is er een crisis aan de top van de Algerijnse staat, onder meer door de gezondheidsproblemen van de president.

    Geen enkel regime in het Midden-Oosten of Noord-Afrika is stabiel. Er is een algemene angst onder de heersende klassen voor gebeurtenissen zoals in Egypte. Er is ook een snelle afname van de steun voor de nieuwe islamistische regimes. Zowat 63% van de Egyptische bevolking stelt dat ze er slechter aan toe zijn dan voor Morsi aan de macht kwam. In deze periode sloten meer dan 4500 fabrieken de deuren.

    De economische crisis beperkt de mogelijkheden voor de nieuwe regimes. Een journalist van Wall Street Journal stelde recent dat Egypte een nieuwe Pinochet nodig heeft. Maar vandaag is het voor de heersende klasse niet mogelijk om de arbeidersklasse een beslissende nederlaag toe te brengen, de revoluties beschikken immers nog over een enorme sociale kracht.

    Syrische tragedie

    Er is een humanitaire crisis in Syrië, iedere dag vertrekken 6.000 mensen uit het land. Vluchtelingen overspoelen Jordanië, Turkije en Libanon met een destabiliserend effect op die landen. De landbouw kent een crisis waardoor er een tekort aan voedsel is. Rivaliserende groepen bevechten elkaar – binnen de burgeroorlog zijn er nog verschillende kleinere burgeroorlogen.

    De afgelopen periode kon Assad zijn positie wat versterken. Hij werd aangemoedigd door de steun die hij kreeg vanuit Iran, Irak en Hezbollah uit Libanon. De situatie is gênant voor het Westerse imperialisme. Waar zullen de wapens voor Syrische rebellen naar toe gaan? Assad zal mogelijk de controle behouden over minstens een deel van het land. Het ziet er naar uit dat dit wel eens een langdurig en bloedig conflict kan zijn.

    Op hetzelfde ogenblik is er in de Israëlische heersende klasse omwille van verschillende factoren een openheid voor nieuwe militaire avonturen, wat de onstabiliteit in de regio nog kan versterken.

    In de discussie werden voorbeelden gegeven van politieke activisten die de fout maken om naar een ‘progressieve’ vleugel van de burgerij (de kapitalistische klasse dus) uit te kijken in plaats van de nadruk te leggen op het feit dat de arbeidersklasse haar eigen politieke vertegenwoordiging moet uitbouwen. In Turkije werden deze opvattingen, die hun oorsprong in het stalinisme vinden, uitgetest. Velen dachten dat de politie niet tegen de betogers zou ingezet worden omdat de heersende klasse bang zou zijn van de eigen democratische rechten. Het is op een harde manier duidelijk geworden dat de heersende klasse banger is van een massabeweging van de arbeiders dan voor het verlies van eigen persoonlijke vrijheden.

    In de discussie op de zomerschool werden heel wat voorbeelden uit verschillende landen uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika gegeven, de discussie was rijk door de inbreng van leden uit de regio.

    Palestina

    Sprekers uit Israël/Palestina legden uit dat de Israëlische heersende klasse wel onderhandelingen aangaat met de Palestijnse Autoriteit maar niet om een Palestijnse staat met echte onafhankelijkheid te erkennen. De heersende klasse uit Israël wil evenmin dat de Palestijnse strijd voor onafhankelijk een inspiratie vormt voor sociale strijd in Israël zelf.

    De afgelopen twee jaar was er in Israël een beweging tegen de hoge levensduurte. Laag betaalde arbeiders sloten bij vakbonden aan, Joodse Israëli’s en Palestijnen werken daar goed samen. Maar geen enkele vakbond neemt een duidelijk standpunt over de bezetting in. Volgens peilingen is 39% van de bevolking ervan overtuigd dat de nederzettingen geldverlies zijn, vorig jaar werd dat standpunt nog maar gedeeld door 24% van de Israëli’s. En 31% denkt dat de kolonisten een hinderpaal voor vrede zijn.

    De eerste prioriteit moet uitgaan naar een programma dat het recht op zelfbeschikking voor de Palestijnen en de Israëlis centraal stelt als onderdeel van de socialistische strijd voor verandering. Een nieuwe Palestijnse massale beweging en opstand moet een oproep doen naar de Israëlische werkende klasse. Er is geen veiligheid voor die arbeiders indien er geen vrijheid voor de Palestijnen is – een doel dat enkel met een socialistisch programma kan bereikt worden.

    In de afronding van de discussie stelde Niall Mulholland van het Internationaal Secretariaat van het CWI dat de huidige revolutionaire bewegingen doorheen het Midden-Oosten en Noord-Afrika hun basis vinden in de wereldwijde crisis van het kapitalisme. Geen enkel regime kan op kapitalistische basis blijvende hervormingen bekomen, er zal dus wellicht een opeenvolging van regimes zijn in Egypte, Tunesië en andere landen.

    In Egypte was de beweging van afgelopen juni een van de grootste massabewegingen uit de geschiedenis. Revolutie en contrarevolutie gaan er samen. De generaals hadden de staatsgreep niet gepland, maar aan de vooravond van een algemene staking waren ze bang dat de massa’s het hele systeem zouden neerhalen. Het nieuwe regime zal snel onder grote druk staan om de verwachtingen in te lossen.

    De beweging van juni is niet uitgeput, er is nog veel revolutionaire energie over en nieuwe delen van de arbeidersbeweging kwamen in actie. Het ontbreekt wel aan een massaal revolutionair alternatief. Het regime zit in een aanhoudend conflict met de arbeidersklasse en de Jihadisten kunnen gebruik maken van het vacuüm. Anderzijds leren de arbeiders snel lessen uit de bewegingen – het duurde maar een jaar vooraleer de Moslim Broederschap aan de kant werd geschoven.

    Balkanisering

    In verschillende landen is er een gevaar van Balkanisering of het opbreken van landen. In Syrië heeft Assad mee aangestuurd op een sectaire burgeroorlog om toch maar de macht te behouden. Het Westen en de Golfstaten mengen zich in het conflict waardoor het langer duurt. In Irak is er een gevaar van sectair opbreken van het land. De volledige regio wordt hertekend langs sectaire grenzen.

    De nieuwe ‘onderhandelingen over onderhandelingen’ in Israël/Palestina zullen niet tot een echte Palestijnse staat leiden. Met het bestaan van de nederzettingen is het waarschijnlijk dat een voorstel van Palestijnse staat niet eens leefbaar zou zijn. Onze oproep voor twee socialistische staten als onderdeel van een socialistische federatie, zou de grenzen ook hertekenen maar dan wel op basis van een akkoord tussen de werkende bevolking na het omverwerpen van het kapitalisme.

    Er is een nieuwe strijd nodig die aansluit bij de tradities van de eerste intifada, met name door een massabeweging en niet op basis van individueel terrorisme al dan niet in alliantie met burgerlijke Arabische regimes. De eerste intifada leverde uiteindelijk niet het gewenste resultaat op omdat het aan een onafhankelijke arbeidersleiding ontbrak. Een nieuwe massastrijd kan wel succesvol zijn en kan een oproep aan de Israëlische werkende bevolking doen om samen te strijden.

    De afgelopen periode hebben onze ideeën een grotere ingang gevonden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, we hebben nieuwe leden gemaakt doorheen de stormachtige gebeurtenissen van de afgelopen periode. En die waren slechts een voorsmaakje van wat ons nog te wachten staat.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop