Your cart is currently empty!
Tag: Spanje
-
Catalaanse verkiezingen: historische nederlaag voor Spaanse nationalistische reactie
De Catalaanse verkiezingen van 21 december waren een zware nederlaag voor het Spaans-nationalistische “blok van artikel 155” en vooral voor de belangrijkste kracht van dit blok: de conservatieve Partido Popular (PP). De gevestigde media proberen de omvang van deze nederlaag te minimaliseren door te spreken over de ‘overwinning’ van het rechtse Ciudadanos. Maar de realiteit ziet er anders uit. Zelfs indien we enkel de stemmen van Junts per Catalunya (JuntsxCat, de lijst geleid door de Catalaanse president Puigdemont) en ERC samen nemen, halen ze 800.000 stemmen meer dan Ciudadadanos.Verklaring door Esquerra Revolucionaria (onze Catalaanse zusterorganisatie)
Dit resultaat is des te belangrijker als we rekening houden met het feit dat de verkiezingscampagne vol onregelmatigheden zat, bedreigingen en wanhopige pogingen van de Spaanse en Catalaanse heersende klassen om te verhinderen dat de massale steun voor een Catalaanse republiek tot uiting zou komen.
Sinds het uitroepen van de verkiezingen heeft de PP-regering er alles aan gedaan om de stemmen voor een Catalaanse republiek te demobiliseren. Er werd zelfs gesteld dat een overwinning van deze partijen enkel zou leiden tot het behoud van artikel 155 en meer repressie. Er zijn nieuwe gerechtelijke procedures opgestart tegen de leiders die deelnamen aan het referendum van 1 oktober, zoals Marta Rovira, Artur Mas, Ana Gabriel en anderen. De angstcampagne van de Spaanse en Catalaanse kapitalisten sinds 1 en 3 oktober (met de terugtrekking van Catalaanse bedrijven, dreigingen rond economische ineenstorting en zelfs apocalyptische retoriek over doden en een burgeroorlog) is doorgezet en werd in de dagen voor de verkiezingen opgevoerd. JuntsxCat en ERC waren bovendien verplicht om hun campagnes te voeren zonder aanwezigheid van de centrale kandidaten die in de gevangenis of in ballingschap zitten.
Dit alles heeft miljoenen Catalanen niet tegengehouden om ervoor op te komen dat hun democratische wil wordt toegepast. We zagen dit al op 1 oktober tegen de achtergrond van brutale repressie. Het verkiezingsresultaat nu is geen uitdrukking van een bocht naar rechts, zoals het voorgesteld wordt door Pablo Iglesias en andere leiders van Unidos Podemos. Het is een uitdrukking van een nieuwe indrukwekkende mobilisatie van dezelfde massa’s die de matrakken en rubberkogels op 1 oktober trotseerden. Meer dan 2 miljoen mensen hebben opnieuw luid en duidelijk gezegd dat ze niet zullen zwijgen uit angst of uit parlementair cretinisme, maar dat ze het repressief regime van 1978 willen breken en niet zullen toelaten dat hun strijd voor een Catalaanse republiek die zorgt voor echte verandering en sociale verbetering gestopt wordt.
PP: de grote verliezer
Soraya Sainz de Santamaría, de Spaanse vicepresident die de rol van gezant in het door toepassing van artikel 155 veroverde gebied van Catalonië opneemt, verklaarde enkele dagen voor de verkiezingen dat de onafhankelijkheidsbeweging onthoofd was. Maar in deze verkiezingen was het de Partido Popular die onthoofd en gebroken werd. De PP is de erfgenaam van het Franquisme en kampioen inzake repressie en censuur. De PP verloor sinds 2015 bijna de helft van zijn kiezers en gaat van 11 naar 3 zetels, waardoor het zelfs geen parlementaire fractie kan vormen.
De Spaanse en Catalaanse kapitalisten waren zich bewust dat er een massale afwijzing van de PP is in Catalonië. Er werd geen geld en propaganda geschuwd om de stem van meer verwarde en achtergebleven lagen in de Catalaanse samenleving, diegenen die het meest geraakt werden door de angstcampagne, in de richting te duwen van Ciudadanos onder leiding van Ines Arrimadas. Het plan om zo een meerderheid voor de republiek af te blokken en een regering te vormen die gecontroleerd wordt door een reactionair monarchistisch blok. Dit plan is mislukt. Ciudadanos haalde 300.000 nieuwe stemmen, maar die kwamen vooral van directe rivalen zoals de traditionele kiezers van de sociaaldemocratische partij PSC. Deze kiezers verkozen Ciudadanos (dat nog geen regeerervaring heeft) boven de belofte van een “vernieuwing” van de PSC die steeds meer gediscrediteerd is. Er trokken ook 165.000 PP-kiezers naar Ciudadanos.
De campagne van Ciudadanos werd gekenmerkt door de afwezigheid van een concreet programma (het eigenlijke programma is dat van de grote bedrijven, hetzelfde als wat de PP in de praktijk brengt). Arrimadas kwam steevast met demagogische verklaringen, riep op om aandacht te hebben voor sociale problemen in plaats van voor het onafhankelijkheidsproces en ze gebruikte de dreiging van het vertrek van bedrijven en kapitaal om een nachtmerriescenario te schetsen voor het geval de onafhankelijkheid zou uitgeroepen worden. Dit werd opgesmukt met leugens die moesten inspelen op de gevoelens van brede lagen van de Catalaanse bevolking die oorspronkelijk uit andere delen van de Spaanse staat komen. Deze demagogische campagne liet Ciudadanos toe om stemmen te halen van delen van de rechterzijde en extreemrechts, maar ook van een laag werkenden uit de industriële buurten in de “rode gordel” van Barcelona en Tarragona. Die buurten zijn hard geraakt door de crisis en er was een jarenlang een demobilisatie door het beleid van de leiders van de grote vakbonden (CCOO en UGT) die niets ondernomen hebben en door ontgoocheling in de afwezigheid van een sterk links alternatief.
De grote fouten van Podemos en Catalunya en Comu
Het is ongelofelijk dat de leiders van Catalunya en Comu (de verkiezingslijst ondersteund door Podemos en IU) en Unidos Podemos weigerden om de strijd tegen het reactionaire monarchistische blok en artikel 155 centraal te stellen in hun campagne, waarbij het resultaat van het referendum van 1 oktober gekoppeld werd aan mobilisaties voor sociale eisen. In plaats daarvan plaatsen ze de reactionairen die activisten en politici opgesloten hebben wegens hun ideeën op dezelfde hoogte als de leiders van de massabeweging die de monarchie en het regime van 1978 op de meest directe wijze sinds 40 jaar bedreigd heeft. Ze weigerden zelfs om zich duidelijk uit te spreken tegen het bestaan van politieke gevangenen of om hun vrijlating te eisen. De retoriek van de leiding van Unidos Podemos en Catalunya en Comu herhaalde de valse argumenten van de rechterzijde zoals Ciudadanos, zo werd gezegd dat het referendum niet legitiem was of nog dat de strijd voor de republiek verantwoordelijk is voor de dreiging van fascisme. Sommige leiders zoals Monedero hebben zelfs artikel 155 gerechtvaardigd. Dit heeft de reactie versterkt en het maakte het voor Ciudadanos makkelijker om toegang te krijgen tot een laag van kiezers die gedemoraliseerd was en geraakt door de angstcampagne.
De realiteit ziet er anders uit dan wat Alberto Garzon en Pablo Iglesias zeggen. Het repressieve karakter van het regime van 1978 maakt dat miljoenen mensen ermee willen breken en voor een Catalaanse republiek opkomen als eerste stap op de problemen op te lossen. Als Unidos Podemos en Catalunya en Comu de strijd voor een Catalaanse republiek hadden gesteund en verbonden met de strijd tegen de PP-corruptie en in verdediging van een socialistisch programma, dan was het mogelijk geweest om een einde te maken aan de regering-Rajoy en om een beslissende slag toe te brengen tegen het gediscrediteerde systeem, wat de weg zou openen voor de strijd voor een republiek in de rest van de Spaanse staat.
Voor een verenigd front van de strijdbare linkerzijde in de strijd voor een arbeidersrepubliek
Een van de resultaten die veel linkse activisten wellicht verbaasd heeft, was het feit dat JuntsxCat meer stemmen haalde dan de ERC en dat de CUP stemmen en zetels verloor. Het zou verkeerd zijn om de stemmen voor JuntsxCat te zien als politieke steun voor de rechtse PdeCat. Honderdduizenden jongeren, mensen uit de middenklasse en zelfs arbeiders die in het verleden tegen PdeCat (en de voorloper ervan) in actie kwamen, stemden voor JuntsxCat omdat ze Puigdemont zagen als iemand die tegen de staat inging en zich uitsprak tegen de repressie waarbij hij een strijd vanuit ballingschap organiseert. Velen zagen de lijst JuntsxCat als verbonden met de belangrijkste sociale beweging die voor onafhankelijkheid is, de ANC. De campagne was duidelijker in de verwerping van de repressie dan wat het geval was bij ERC-leiders als Forcadell, Rovira en Junqueras die stelden dat ze artikel 155 en de grondwet zouden aanvaarden. Bij de dreiging van een meerderheid voor de partijen die artikel 155 steunen, besloten veel kiezers om hun stem bij ERC en JuntsxCat te concentreren om een meerderheid voor de pro-onafhankelijkheidspartijen te garanderen.
Het resultaat van de CUP toont ook aan dat het niet volstaat om enkel op verkiezingsmeetings te verklaren dat de republiek een sociale inhoud moet krijgen. Zoals we eerder uitlegden, hebben de kameraden van de CUP een belangrijke rol gespeeld in het referendum van1 oktober en in de strijd om het resultaat ervan te erkennen met de CDR comités (Comités in verdediging van de republiek) en op straat in het verzet tegen de repressie van PP, Ciudadanos en PSOE. Maar de CUP betaalt een prijs voor de fouten van de leiders die besloten om de PdeCat in de regering te steunen, voor besparingen te stemmen en doorgaans gewoon de andere pro-onafhankelijkheidspartijen achterna te lopen. Die koers werd ook op straat gevold in de weigering om een onafhankelijke strategie van strijd te ontwikkelen die hen zou losmaken van de PdeCAT en de strijd kan opnemen voor een arbeidersrepubliek in Catalonië. Onder druk van de basis werd een duidelijker bocht naar links genomen (zoals met de weigering om een verkiezingskartel met PdeCat te vormen), maar dit kwam te laat.
Het scenario na de verkiezingen is een nachtmerrie voor de Spaanse en Catalaanse burgerij die dreigen met meer repressie en in de praktijk het resultaat van de verkiezingen niet erkennen. Ze behouden de dreiging om Puigdemont en andere ballingen te arresteren en de huidige politieke gevangenen blijven ook gewoon zitten. Artikel 155 is nog niet opgeheven. We moeten terug op straat komen en mobiliseren. De kracht hiervan werd op 11 november nog aangetoond. We hadden de straten nooit mogen verlaten. We moeten massaal mobiliseren en ondertussen eisen dat de ERC en JuntsxCat de strijd voor een Catalaanse republiek doorzetten en een reële sociale inhoud geven om de volledige Catalaanse arbeidersklasse over te winnen en om te vermijden dat de heersende klasse de werkenden kan verdelen met de demagogie van Arrimadas en Ciudadanos.
De belangrijkste conclusie die uit deze verkiezingen kan getrokken worden, is dat de heersende klasse niet in staat was om de revolutionaire crisis te stoppen die begon met de overwinning van de massa’s tegen de repressie op 1 en 3 oktober. Dit verklaart waarom hun begrafenisgezichten op de verkiezingsavond, ondanks alle propaganda over Ciudadanos. Zelfs de Catalaanse leider Albiol moest de nederlaag erkennen toen hij stelde: “ze moeten hun overwinning snel vieren, want het zal maar vijf minuten duren.” Het reactionaire blok heeft een nederlaag geleden. De vraag is nu hoe de linkerzijde de strijd op straat zal organiseren voor een Catalaanse republiek die beantwoord aan de noden van de bevolking.
Som Alternative (de fromatie rond Alberto Dante Fachin die uit Podemos werd geduwd wegens zijn steun aan de beweging) en de CUP kunnen een belangrijke rol hierin spelen. Een verenigd antikapitalistisch front van de linkerzijde is nodig met een oproep aan de basis van Catalunya en Comu om te breken met de politiek van de leiding in deze campagne en een programma te verdedigen dat de strijd voor nationale bevrijding verbindt met socialistische maatschappijverandering.
Voor een arbeidersrepubliek Catalonië!
-
Catalonië: het furieuze antwoord van Rajoy op het uitroepen van de republiek
Dossier door Izquierda Revolucionaria, onze zusterorganisatie in de Spaanse staat (geschreven op 31 oktober)
Het uitroepen van de Catalaanse republiek door het Catalaanse parlement heeft meteen geleid tot een furieus antwoord van de Spaanse heersende klasse, de staat en de PP-regering maar ook van Ciudadanos (rechtse nationalistische partij) en PSOE (sociaaldemocratie). Artikel 155 wordt toegepast waardoor een reeks maatregelen worden genomen die in de praktijk een machtsgreep tegen de democratische rechten in Catalonië betekenen en een dreigement tegen alle werkenden in de hele Spaanse staat.
De gerechtelijke vervolging van de Catalaanse president Puigdemont en andere leden van de Catalaanse regering, die beschuldigd worden van ‘rebellie’ en ‘opruiing’, is de grootste aanval op democratische rechten sinds 40 jaar. Deze poging om een massabeweging voor democratische rechten te breken, ondermijnt het Spaanse kapitalistische regime (ook wel bekend als het ‘regime van 1978’) en benadrukt het autoritaire karakter en het Franquistische verleden ervan.
We willen niet overdrijven. Het volstaat om de inhoud van de aanklacht door het openbaar ministerie onder leiding van Jose Manuel Maza te lezen om een idee ervan te hebben. Er wordt gesteld dat het referendum van 1 oktober en de dagen ervoor en erna een “opstand” waren, “een gewelddadige beweging waarin een deel van de bevolking die voorstander is van afscheiding aangevuurd werd door zijn leiders de legitieme staatsautoriteit weigerde te gehoorzamen en er verzet tegen pleegde. Het geweld in de stembureaus was het resultaat van de beschuldigden die kost wat kost het ongrondwettelijk referendum willen doorzetten door het met geweld op te leggen.”
Deze openbaar aanklager is aangesteld door de PP en verklaart dus dat de miljoenen mensen die vreedzaam verzet pleegden tegen de repressie om hun stemrecht uit te oefenen eigenlijk overgingen tot een “gewelddadige opstand.” Alle politici – ook die van PSOE – die deze aanklacht verdedigen, beweren dat ze de democratie verdedigen!
In de aanklacht wordt ook ingegaan op de algemene staking van 3 oktober. “De staking werd niet uitgeroepen om de rechten van werkenden te verdedigen maar als een krachtmeting.” En nog: “De gebeurtenissen die geleid hebben tot het uitroepen van een onafhankelijke republiek in Catalonië brengen fundamentele wettelijke rechten in het gedrang (…) Deze rechten zijn gebaseerd op de onverdeelbare eenheid van de Spaanse natie, het gezamenlijke vaderland van alle Spanjaarden.”
Op ‘rebellie’, wat wettelijk gezien het gebruik van geweld omvat, staan straffen tot 30 jaar gevangenis. Om de beschuldiging te rechtvaardigen, stelt de openbaar aanklager nu dat deze misdaad “niet noodzakelijk het gebruik van wapens, gevechten of grof geweld” vereist. Hij gebruikt de zaak tegen de leiders van de poging tot militaire staatsgreep tegen de Spaanse democratie in 1981 als precedent.
Het toont het karakter van het reactionaire monarchistische blok dat vandaag aan de macht is in Spanje. Het doel is niet alleen om de bevolking van Catalonië een zware nederlaag toe te brengen omdat het durfde in te gaan tegen de onrechtvaardige wetten die het recht op zelfbeschikking ontzeggen. Het doel is ook om een duidelijke waarschuwing te geven aan de volledige arbeidersklasse in de Spaanse staat: er wordt getoond hoe ver de staat en de Spaanse en Catalaanse heersende klasse bereid is te gaan om het systeem en de eigen belangen te verdedigen.
Een uitzonderlijke democratische daad
Er zijn veel lessen te trekken uit de gebeurtenissen in Catalonië de voorbije maanden. Het niveau van klassenstrijd, in dit geval uitgelokt door de nationale onderdrukking, heeft alle politieke krachten getest en was historisch.
Er wordt wel eens gezegd dat niemand zo blind is als diegene die weigert te zien. De blindheid van de Spaanse parlementaire linkerzijde is zo extreem dat er nu in de gevestigde media maar twee standpunten aan bod komen: diegenen die de toepassing van artikel 155 steunen en samen met de rechterzijde de Spaanse vlag en bijhorend nationalisme verdedigen, en diegenen die spreken over ‘dialoog’ waarbij artikel 155 en de onafhankelijkheidsverklaring in Catalonië “twee keerzijden van dezelfde medaille” worden genoemd. De laatste groep vergelijkt de acties van een reactionaire regering ter verdediging van de Spaanse en de Catalaanse oligarchie met een massabeweging van mensen die ingaan tegen de nationale onderdrukking en op straat het reactionaire karakter van het regime van 1978 betwisten.
Het idee dat de resultaten van het referendum van 1 oktober niet kunnen toegepast worden omdat het niet “legitiem” was, is een belediging van de wil van de bevolking. Meer dan 2,2 miljoen mensen hebben zich uitgesproken in het referendum, ondanks matrakken en rubberkogels vanwege tienduizenden militaire agenten. Welk beter voorbeeld is er van echte democratie dan een bevolking die overheidsrepressie weerstaat en ingaat tegen de “legale” onderdrukking van zijn rechten.
De opkomst voor dit referendum lag hoger dan bij de Europese verkiezingen van 2014. Er waren meer stemmen voor een Catalaanse Republiek dan er destijds waren voor het huidige ‘statuut van autonomie’ (waarmee de verhouding tussen Catalonië en de rest van Spanje wordt geregeld) dat in 2006 met een referendum werd goedgekeurd. Welke verkiezing is meer legitiem dan deze die moest opboksen tegen het volledige repressieve staatsapparaat maar waarbij toch zoveel mensen gingen stemmen?
De kapitalisten, zowel de Catalaanse, Spaanse als Europese, begrepen beter dan de reformistische linkse leiders wat het politieke belang was van het referendum op 1 oktober en de algemene staking van 3 oktober. Het voorbeeld van de Catalaanse bevolking die op basis van mobilisatie de repressie een nederlaag toebrengt, kreeg solidariteit en steun van onderdrukte mensen doorheen de wereld. Het werd een referentiepunt voor miljoenen werkenden en jongeren. Door hun directe acties op 1 en 3 oktober hebben de Catalanen, met de jongeren op de eerste rij, een revolutionaire crisis geopend. Alle delen van de heersende klasse hebben zich verenigd om deze crisis zo snel mogelijk af te blokken en de beweging een ernstige nederlaag toe te brengen, ook als waarschuwing voor andere delen van de bevolking die in strijd gaan.
Het reactionaire monarchistische blok
Het staatsapparaat, de monarchie, het leger en alle gevestigde partijen – met de PSOE van Pedro Sanchez vooraan – hebben een duidelijke strategie omdat ze zich bewust zijn van de inzet en van de kracht van de massabeweging voor de Catalaanse republiek. Ze gaan voor een historisch niveau van repressie en combineren het met vervroegde Catalaanse verkiezingen op 21 december. Ze willen zich baseren op de vreselijke politieke fouten van de leiders van de PDeCAT in een poging om de kwestie te regelen door hen een verkiezingsnederlaag toe te brengen en tegelijk de eigen sociale basis in en buiten Catalonië te consolideren. Dit gaat gepaard met een grote angstcampagne naast een campagne om verdeeldheid te zaaien onder de werkende klasse en de bevolking van Catalonië.
Deze campagnes zijn al wekenlang bezig. Sinds 3 oktober kondigden meer dan 1700 bedrijven aan dat ze uit Catalonië willen wegtrekken. De boodschap is duidelijk: de Catalaanse republiek bedreigt de werkgelegenheid en kan duizenden jobs kosten. We moeten erkennen dat deze campagne een effect heeft, vooral omdat de leiding van de beweging in Catalonië, niet alleen de PDeCAT maar ook ERC en CUP, er niet concreet op geantwoord heeft. Dit kan enkel door duidelijk te maken dat de Catalaanse republiek meteen maatregelen zal nemen tegen besparingen, ter verdediging van gezondheidszorg en onderwijs en tegen de sabotage door het kapitaal door dit te beantwoorden met de nationalisatie van de banken en de grote bedrijven om jobs en lonen te beschermen en de levensvoorwaarden van de werkenden te verbeteren.
Daar is niets van naar voor geschoven. Integendeel, sinds 3 oktober werd het initiatief overgelaten aan de reactie en het Spaanse kapitalistische regime. Sinds de toepassing van artikel 155 lijken de leiders van de Catalaanse regering verlamd. Ze hebben alle repressieve maatregelen aanvaard zonder enig voorstel van een antwoord op basis van mobilisatie. De lafheid van deze leiders heeft niets gemeen met de heldhaftigheid van de Catalaanse werkenden. Ze verraden de zaak van de republiek omdat ze niet bereid zijn te breken met het kapitalisme.
De PP en de Spaanse heersende klasse maakt gebruik van de zwakte van de leiding van de beweging om het initiatief in handen te houden. De organisatie van betogingen, zoals op 29 oktober voor de “eenheid van Spanje” met meer dan 300.000 aanwezigen, ging gepaard met een media-offensief gericht op het winnen van de sympathie van de bevolking. Er werd angst gezaaid rond afdankingen en het Catalaanse nationalisme werd afgedaan als de ideologie van een racistische elite tegenover de migrantenbevolking van Catalonië. Het is een vuil spel, maar het was mogelijk omdat een deel van de linkerzijde zich ertoe leent. Zowel de sociaaldemocratie als een deel van de linkerzijde die uit de stalinistische traditie komt, hebben alle precedenten van politieke ontaarding overstegen.
Een geval verdient een speciale vermelding: de deelname van Paco Frutos aan de Spaans nationalistische betoging van 29 oktober. Frutos is een voormalige leider van de Communistische Partij en de vakbond CCOO. In zijn deelname aan het reactionaire toneel dat werd opgevoerd, haalde hij uit naar de studentenstaking van de Sindicat d’Estudiants van 25 en 26 oktober. Dit is geen toeval. De heersende klasse gebruikt Frutos’ ‘communistische’ en anti-Franquistische verleden om delen van de Spaanssprekende arbeidersklasse met een linkse traditie te benaderen en zo meer verdeeldheid, verwarring en twijfel te zaaien. De rol van deze leiders die enthousiast de Franquistische repressie steunen en bijdragen aan het verspreiden van Spaans nationaal chauvinisme is misdadig.
Er is maar een manier om dit reactionaire offensief een nederlaag toe te brengen: de massa’s op straat mobiliseren zoals op 1 en 3 oktober. Daartoe is het nodig om die delen van de Catalaanse arbeidersklasse over te winnen die aanvankelijk niet betrokken waren in deze strijd, maar vaak wel deelnamen aan de mobilisaties van 1 en 3 oktober tegen de repressie en tegen de PP. Veel van hen kijken nu met een gemengd gevoel van onzekerheid en scepticisme naar de gebeurtenissen.
De reden hiervoor is niet dat de arbeidersklasse niet bereid is om te strijden tegen de PP of tegen het systeem. De reden is dat na de algemene staking van 3 oktober de mobilisatie niet werd aangehouden, de Comités ter Verdediging van het Referendum (CVR) niet werden georganiseerd en uitgebreid met massale vergaderingen in alle wijken om de angstcampagne van de heersende klasse te bestrijden met een socialistisch programma. De massa’s werden naar huis gestuurd en het initiatief werd overgelaten aan Puigdemont en co.
De Catalaanse republiek is enkel mogelijk als het gekoppeld wordt aan een actieprogramma tegen besparingen, een programma dat breekt met de logica van het kapitalisme en de dominantie van het grootkapitaal, zowel het Spaanse als het Catalaanse. De republiek moet van en voor het volk, de werkenden en de jongeren, zijn. We mogen deze republiek en de verdediging ervan niet overlaten aan burgerlijke politici van de PDeCAT die tot op het laatste moment aarzelden om de wil van de bevolking door te drukken en die hun lafheid nog steeds blijven tonen.
Tegenover het offensief van de reactie is het schandalig dat de leiders van de beweging, in het bijzonder van PDeCAT en ERC, weigeren om een plan van een consistente strijd voor de verdediging van de uitgeroepen republiek naar voor te schuiven. Ze zijn nog meer dan de Spaanse heersende klasse bang van een massabeweging omdat deze hen verder zou duwen dan ze willen waarbij het revolutionaire proces ook hen aan de kant zou schuiven. Dat is waarom ze de uitroeping van de republiek tot een symbolische daad willen beperken en tegelijk de massa’s demobiliseren.
De “gelijke voet”-linkerzijde
Het feit dat het reactionaire blok verdeeldheid kan zaaien en Spaans-nationalistische vooroordelen kan verspreiden onder delen van de Spaanse werkenden, is niet alleen toe te schrijven aan de rol van de PSOE of de vakbondsleiders van CCOO en UGT die in de praktijk samenwerken met de Spaanse en Catalaanse heersende klassen. De leiders van organisaties met een grote parlementaire steun ter linkerzijde van PSOE, zoals Podemos en Izquierda Unida (IU), dragen bij tot de verwarring. Ze verdedigen een standpunt waarbij ze het regime van 1978 en de massabeweging in Catalonië op gelijke voet plaatsen en waarbij ze stellen dat de republiek niet ‘wettelijk’ en niet ‘legitiem’ is. In plaats van de werkenden en jongeren in Catalonië te helpen of de strijd tegen nationale en klassenonderdrukking te voeren, versterken ze de argumenten van de Spaanse heersende klasse.
Op een ogenblik als dit worden alle organisaties getest. Wat moet de rol van Unidos Podemos (de parlementaire alliantie van Podemos en IU) zijn? Het antwoord is evident: een massaal antwoord op straat organiseren tegen artikel 155 en bouwen aan een solidariteitsbeweging met de Catalaanse republiek, op basis van een programma tegen besparingen en corruptie met als doel om de PP uit de regering te krijgen en het regime van 1978 een nederlaag toe te brengen. In plaats hiervan blijven de leiders van Unidos Podemos echter de aanvallen van de Spaanse heersende klasse herhalen: artikel 155 en het uitroepen van de Catalaanse republiek zijn het resultaat van een gebrek aan ‘dialoog’ en de ‘politieke verantwoordelijkheid’ ligt aan beide kanten.
Het is alsof deze leiders nooit gehoord hebben van de klassenstrijd en niet beseffen dat we op dit punt gekomen zijn omdat de Spaanse heersende klasse nooit een legaal referendum in Catalonië zal erkennen. Dit zal niet gebeuren omdat de Spaanse kapitalisten een markt als die van Catalonië, goed voor bijna een derde van het Spaanse BBP, niet zomaar zullen laten vallen. Ze zullen niet toelaten dat de republiek op ‘legale’ wijze wordt uitgeroepen aangezien dit de deur zou openzetten voor een beweging die vroeg of laat navolging zou krijgen in heel het land en hun regime zou bedreigen.
Van deze linkse leiders is Alberto Garzon, de leider van IU, diegene die zich het meest virulent verzet tegen de democratische nationale aspiraties van miljoenen Catalanen. Hij haalt uit naar een beweging die geconfronteerd werd door de PP en de staat en die miljoenen mensen inspireerde in heel de wereld. Garzon spreekt steeds voor ‘republikanisme’ maar is nu resoluut tegenstander van een Catalaanse republiek omdat het breekt met de legaliteit van de Spaanse heersende klasse. Het ergste van al is dat hij zijn standpunt probeert te rechtvaardigen met verwijzingen naar de grote marxistische denkers, terwijl hij het marxisme op groteske wijze verdraait om tot een standpunt van Spaans nationaal chauvinisme te komen waarmee hij de Spaanse heersende klasse helpt bij het zaaien van verdeeldheid onder de arbeidersbeweging en bij het stimuleren van Spaans-nationalistische vooroordelen.
Garzon beweert dat hij een marxist is, maar het uitgangspunt van marxistische dialectiek is dat de waarheid concreet is. Het waren niet Puigdemont of de PDeCAT die het regime van 1978 in een crisis onderdompelden, maar de massale revolutionaire beweging van de Catalaanse massa’s. De verschillende politieke formaties van de Catalaanse burgerij waren decennialang steunpilaren van kapitalistische stabiliteit. Ze steunden de regeringen van Felipe Gonzales en Aznar, ze verdedigden steeds de belangen van de elite.
Het klopt dat de bocht van PDeCAT naar een pro-onafhankelijkheidsstandpunt destijds een politiek manoeuvre was om de aandacht af te leiden van de besparingen en het massale straatverzet hiertegen in Catalonië. Het is duidelijk dat het standpunt van CUP en ERC om parlementaire steun aan PDeCAT te geven, waarbij de neoliberale agenda mogelijk werd in ruil voor steun aan onafhankelijkheid, een complete fout was.
Maar het is eveneens, en misschien zelfs nog meer, fout om een massabeweging niet te steunen en zelfs reactionair te noemen en op te roepen dat Puigdemont en Rajoy moeten onderhandelen op een ogenblik dat PDeCAT voorbijgestoken is door de massabeweging die tot een revolutionaire crisis heeft geleid. Met wie zou de beweging nu moeten onderhandelen? Hoe kunnen we een “wettelijk en onderling overeengekomen” referendum verwachten van diegenen die met politiegeweld antwoorden op de Catalaanse bevolking?
Garzon stelde meermaals dat “het opstarten van onderhandelingen tussen Rajoy en Puigdemont al een deel van het probleem zou oplossen.” Wat heeft dit gemeen met de standpunten van Marx en Lenin over nationale onderdrukking en revolutie? Niets! Het heeft wel veel gemeen met de positie van Santiago Carrillo (van de Spaanse Communistische Partij) die in 1976-78, toen de CP nog een massale arbeiderspartij was, opriep tot dialoog en consensus met de Spaanse heersende klasse en de erfgenamen van de dictatuur om een revolutionaire situatie die voor de CP oncontroleerbaar dreigde te worden te ontmijnen.
Carrillo en de CP waren samen met Gonzales en de PSOE de belangrijkste architecten van het regime van 1978. De CP was de belangrijkste partij van de arbeidersklasse. Vandaag is het ondanks de waardigheid en het socialistisch engagement van veel leden slechts een schaduw van wat de partij ooit was. Heeft de ineenstorting van de CP niets te maken met de koers tijdens de overgangsperiode na de dictatuur? De CP-leiders waren toen enthousiaste aanhangers van de Spaanse vlag, koning en amnestie voor de Franquisten waardoor de dictatuur niet bestraft werd voor de gepleegde misdaden. De CP-leiding offerde de heldhaftige strijd van zijn leden op om de “democratie te consolideren,” wat in de praktijk betekende dat de kapitalisten de controle op de situatie terug in handen kregen. De CP-leiding verzette zich tegen het recht op zelfbeschikking voor Catalonië, Baskenland en Galicië en werd hierdoor politiek onbelangrijk in deze regio’s. Waarom trekt Garzon daar geen conclusies uit?
Meer dan 100 jaar geleden schreef Lenin een schitterende tekst: het recht van naties op zelfbeschikking. Daarin werkte hij een revolutionair marxistisch standpunt uit. Lenin was net als Marx of Engels geen nationalist. Zij waren internationalisten, maar ze begrepen dat de verdediging van het recht op zelfbeschikking van onderdrukte naties, zoals Catalonië vandaag, een prioriteit was in de strijd voor socialisme. Strijden tegen nationale onderdrukking is even belangrijk als strijden tegen klassenonderdrukking. In nationale bevrijdingsbewegingen onderwerpen marxisten zich uiteraard nooit aan de kapitalistische klasse van de onderdrukte natie, in dit geval de Catalaanse burgerij, of de politieke vertegenwoordigers ervan (PDeCat). Marxisten strijden integendeel tegelijk voor het recht op zelfbeschikking – wat uiteraard het recht op onafhankelijkheid omvat – en voor een revolutionair programma van socialistische maatschappijverandering.
De huidige crisis in Catalonië heeft net als in andere historische periodes de mogelijkheid geopend om op revolutionaire basis een Catalaanse republiek te bekomen, gebaseerd op de directe actie van de bevolking, jongeren en werkenden. Dat is waar de Catalaanse burgerij zo bang van is en waarom een ultimatum gesteld is aan de massa’s: geef de mobilisaties op of we zorgen voor economische chaos waarbij de bevolking tot ellende wordt veroordeeld. Dat is net wat de Griekse burgerij deed met de Griekse bevolking.
Wat denkt kameraad Garzon hier van? Welke conclusie trekt hij uit de alliantie van de Catalaanse en de Spaanse burgerij om een Catalaanse republiek te vermijden? Garzon en andere leiders van IU en Podemos roepen op tot een ‘grondwetgevend proces’ en soms tot een ‘federale republiek’ in Spanje. Ze verduidelijken echter niet wat het klassenkarakter hiervan is: gaat het om een kapitalistische of een socialistische republiek? En op wie rekenen ze om dit proces of deze republiek tot stand te brengen? Rekenen ze op een akkoord met de Franquistische staat en de PP? Hopen ze op een consensus met de Spaanse burgerij?
Het uitroepen van de Spaanse Republiek op 14 april 1931 was het resultaat van revolutionaire actie door de massa’s, zowel in de steden als op het platteland. Daarbij werd de dictatuur van Primo de Rivera neergehaald. Met algemene stakingen en massabewegingen in 1930 en 1931 werd koning Alfonso XIII tot ballingschap gedwongen. Het uitroepen van de republiek werd door de kapitalisten aanvaard als het minste kwaad, als een poging om de beweging van werkenden, boeren en jongeren in de richting van een socialistische revolutie te stoppen.
Deze historische analogie is belangrijk. Een Catalaanse republiek die bekomen wordt door revolutionaire actie vereist noodzakelijkerwijze een strijd tegen de PDeCAT en Puigdemont, tegen de politieke en economische elite die Catalonië domineert met een zelfde neoliberale beleid als dat van de PP. De strijd tegen kapitalistische onderdrukking zou de sleutel tot massale acties zijn. Het zou de deur openen voor een linkse regering die onmiddellijk een einde maakt aan de besparingen en de dictatuur van de grote bedrijven in Spanje en Catalonië, waarbij de banken en grote bedrijven genationaliseerd worden.
De Catalaanse, Spaanse, Franse en Europese kapitalisten weten dit maar al te goed en proberen daarom met alle mogelijke middelen om de beweging de kop in te drukken. De burgerlijke media weten het ook en blijven daarom hun giftige reactionaire propaganda spuien. Maar Garzon daarentegen blijft ondertussen zeggen dat de moedige massabeweging in Catalonië slechts de reactionaire krachten ten goede komt.
De taken voor de massabeweging
Door de Catalaanse republiek in woorden uit te roepen, zijn de kapitalistische politici van de Catalaanse regering veel verder gegaan dan ze wilden. Ze zijn daartoe gedwongen door een massabeweging. Ze riepen de republiek uit met een begrafenisgezicht. De Catalaanse kapitalisten begrepen dat er een revolutionaire crisis begon te ontwikkelen en hebben grote druk gezet op Puigdemont en co om niet door te zetten en om toe te geven aan de PP en de Spaanse staat. De Catalaanse regering zit nu compleet in de chaos, met even zelfs speculatie over een mogelijke asielaanvraag in België.
De Catalaanse kapitalisten en de PDeCAT verraden eens te meer de zaak van Catalonië en van de republiek. In plaats van op te roepen tot massamobilisatie tegen artikel 155 en tegen de repressie, in plaats van hetzelfde lot te ondergaan als honderdduizenden gewone werkenden, besloten deze burgerlijke politici om ‘heldhaftig’ het hazenpad te kiezen en louter symbolische figuren in ballingschap te worden. Dit dient niet de belangen van de strijd, enkel het eigen imago en het persoonlijke prestige.
De krachtsverhoudingen in Catalonië zijn nog steeds gunstig om de plannen van de heersende klasse te stoppen en om in te gaan tegen de verdeling van de werkende klasse langs nationale lijnen. Tegen de angstcampagne moet de linkerzijde in Catalonië en doorheen de Spaanse staat gaan voor een mobilisatiecampagne op basis van een programma van sociale en economische eisen rond de dringende noden van miljoenen werkenden en jongeren. Dit programma moet duidelijk zijn: geen uithuiszettingen en besparingen, verdediging van zorg en onderwijs, nationalisatie van de banken en grote bedrijven onder democratische controle om miljoenen degelijke jobs te creëren.
De strijdbare linkerzijde moet de Catalaanse arbeidersklasse – in het bijzonder diegenen die na de oorlog naar Catalonië emigreerden en van wie de families gebukt gingen onder klassenonderdrukking, racisme en vernedering door de Catalaanse burgerij – aantonen dat de Catalaanse republiek die wij willen niet die van de elite is, maar een republiek van onderdrukte en werkende mensen. Hoe meer tijd er verloopt zonder dat dit programma naar voor wordt gebracht, hoe dichter de reactionaire rechterzijde bij een overwinning komt.
Abstracte verklaringen van een republiek betekenen weinig tegenover een concrete contrarevolutionaire aanval. De linkse leiders moeten vastberaden zijn en zich baseren op de enorme strijdcapaciteit van de Catalaanse massa’s. Op basis van algemene stakingen kan een linkse regering bekomen worden die bouwt aan een arbeidersrepubliek waarin Puigdemont en de PDeCAT aan de kant geschoven worden. Dit is de taak van de CUP, Catalunya en Comu en Unidos Podemos.
Honderdduizenden Catalanen zien de verkiezingen van 21 december als een strategie om de beweging die tot de republiek geleid heeft te liquideren. Ze hebben gelijk: de reactionaire krachten willen hun repressie een ‘democratische’ façade geven met deze verkiezingen. Het is tegelijk echter duidelijk dat de verkiezingen er zullen komen aangezien zowel PDeCAT als ERC beloofd hebben eraan deel te nemen. We moeten begrijpen dat massamobilisatie en een socialistisch programma de beste wijze vormen waarmee de Spaanse nationalistische rechterzijde en zijn bondgenoten kan verslagen worden, zowel nu als in de verkiezingen van 21 december.
Het komt erop aan om naar de Catalaanse arbeidersklasse te kijken, in de bedrijven en op de werkplaatsen. De arbeidersklasse moet vooraan staan in de strijd tegen repressie en voor een Catalaanse arbeidersrepubliek. Daartoe moet de republiek een sociale inhoud krijgen, waardoor duidelijk is dat een socialistische republiek te verkiezen is boven een kapitalistische monarchie die de belangen van de grote bedrijven, de corruptie en de erfgenamen van Franco verdedigt.
De enige manier om de verwarring te stoppen en de Spaanse nationalistische campagne te neutraliseren, is door de werkenden en jongeren van Catalonië te verenigen met hun broeders en zusters doorheen de Spaanse staat in massale mobilisaties tegen de PP. Izquierda Revolucionaria stelt dat dit de taak is die Unidos Podemos, Pablo Iglesias en Ada Colau in het bijzonder, moeten opnemen.
De Spaanse en Catalaanse heersende klasse is uitermate bang van een Catalaanse republiek. Niet enkel omdat het ingaat tegen het nationalistische idee van een groot eengemaakt Spanje, maar ook omdat ze weet dat dit een aanzet is tot nog meer intense strijd voor de belangen van de onderdrukten tegen de kapitalistische heerschappij, tegen de gevestigde sociale orde en voor een socialistische republiek in Catalonië en een federale socialistische republiek doorheen de Spaanse staat op basis van de vrijwillige eenheid van de volkeren en naties. Deze strijd kan op de actieve solidariteit van de werkenden doorheen Europa en de wereld rekenen
-
Spanje: Sanchez haalt het in de voorrondes van de PSOE
Heersende klasse schiet zichzelf in de voet
Pedro Sanchez haalde een overtuigende overwinning in de voorverkiezingen binnen de sociaaldemocratische PSOE. Met een historische opkomst van 80% van de leden haalde Sanchez 50%. De kandidaat van de rechtse leiding, Susana Diaz, moest het doen met 40% en Patxi Lopez haalde 10%. De overwinning van Sanchez is goed nieuws voor al wie ingaat tegen de conservatieve rechtse regering en deze zo snel mogelijk wil neerhalen.Standpunt van het Uitvoerend Bureau van Izquierda Revolucionaria
Deze overwinning van Sanchez is de grootste interne nederlaag ooit voor de bureaucratische leiding van Felipe Gonzalez en zijn kliek van regionale ‘PSOE-baronnen’ die een machtsgreep tegen Sanchez uitvoerden. Het is bovendien een duidelijk signaal van de PSOE-leden tegen de strategie van de burgerij om de regeringsstabiliteit in Spanje centraal te stellen.
De onthouding van parlementsleden van PSOE was beslissend om een nieuwe regering-Rajoy op de been te krijgen. Het betekent in de praktijk een grote coalitie tussen conservatieven en sociaaldemocraten. Deze strategie was erg betwist onder de leden van de partij. Na het onverwachte resultaat van Sanchez staat de heersende klasse voor een nieuwe vraag: wat nu? Velen lijken voorstander van een splitsing van PSOE.
Vernederende nederlaag voor de leiding en voor de burgerij
Het resultaat van de voorverkiezingen is een vernederende nederlaag voor de bureaucratie die Sanchez de voorbije maanden zo hard heeft aangevallen. Sanchez haalde het in alle regio’s, behalve Andalucia waar Diaz won en Gipuzkoa en Biscaya waar Lopez de meeste stemmen haalde.
Sanchez haalde 10% en 15.000 stemmen meer dan Diaz, ook al haalde Diaz 6.500 nominaties meer dan Sanchez. Diaz haalde 1.000 stemmen minder dan haar aantal nominaties. Sanchez haalde meer dan 20.000 stemmen meer dan zijn aantal nominaties. Sanchez haalde het in 36 provincies, Diaz won enkel in de 12 provincies van Andalucia, naast Avila, Badajoz, Cuenca en Huesca. Sanchez haalde 82,4% in Catalonië, 71% op de Balearen, 70,5% in Cantabria en 70% in Navarra. Hij haalde 65% in Galicië, 63% in Valencia en 49,5% in Madrid.
Zelfs in regio’s geleid door ‘baronnen’ die vijandig staan tegenover Sanchez haalde hij mooie overwinningen. Het is significant dat de ergste nederlagen van Diaz in Catalonië, Baskenland en Galicië waren, regio’s met een historisch nationaal conflict. De Spaans nationalistische campagne van Diaz werd er zwaar afgestraft.
Het succes van Sanchez is een zware slag voor het partij-apparaat dat de leden niet kon overtuigen, ondanks heel wat druk. Felipe Gonzalez, José Rodríguez Zapatero – alle historische leiders die de partij tot deze diepe crisis gebracht hebben, haalden constant uit met verwijten en aanvallen op Sanchez. Ze noemden hem de “kanker van de PSOE”, “duikboot van Podemos”, “separatist tegen de eenheid van Spanje”, … Deze verwijten werden door alle gevestigde media overgenomen. Maar het kwam als een boemerang terug.
Zoals bij het congres van Podemos in februari werden de pogingen van de burgerij en hun woordvoerders in de media beantwoord door de basis. De nederlaag van Iñigo Errejón in Podemos was een nederlaag voor de pogingen om Podemos aan de controle van de burgerij te onderwerpen zodat het volgzaam de belangen van de kapitalisten zou verdedigen. De nederlaag van Susana Diaz in PSOE is nu nog een zwaardere slag.
PSOE is een steunpilaar van het kapitalistische “regime van 1978.” De partij leidde regeringen die de productieve Spaanse economie omvormden in het belang van het grote kapitaal. Felipe González werd een betrouwbare dienaar van de heersende klasse die alle imperialistische avonturen steunde, de arbeidswet hervormde, de pensioenen afbouwde en ook het onderwijs hervormde. De conservatieve PP kon de afgelopen jaren gewoon verdergaan op wat PSOE eerder deed. González heeft de publieke industriële basis vernietigd, bedrijven geprivatiseerd en strategische sectoren aan de oligarchie geschonken om winsten te maken, ook al ging dit ten koste van honderdduizenden degelijke jobs.
González was een pionier van de invoering van onzekere jobs met lage lonen. Hij deed beroep op staatsterreur om de ETA in Baskenland te verslaan en voerde repressieve wetgeving in om de democratische rechten en nationale aspiraties van de Basken de kop in te drukken. Daarmee legde hij de basis voor Spaans nationalisme. Hij ontwikkelde tal van politieke en persoonlijke banden met de elite, stimuleerde corruptie en zorgde ervoor dat PSOE-politici in de raden van bestuur van verschillende multinationals kwamen. Bovendien vocht hij tegen de meer consequente elementen in de socialistische partij: hij leidde een golf van uitsluitingen tegen dissidenten. Hij was de onbetwiste kopman van de rechtse bocht van PSOE in dezelfde zin als Blair en de rest van de internationale sociaaldemocratie.
De nederlaag van Susana Diaz is dan ook meer dan een beetje vervelend voor dit arrogante en corrupte partij-apparaat. De burgerij had veel hoop gevestigd in haar controle op PSOE en de steun van die partij voor haar agenda van besparingen. Zelfs indien de prijs die moet betaald worden een splitsing van de partij is, dachten ze dat een overwinning mogelijk was en dat Sanchez zou afsplitsen. Deze plannen mislukten. De herneming van het sociaaldemocratisch beleid uit Frankrijk en Griekenland leidde tot een opstand van de basis. Dit doet denken aan de groei van de socialistische linkerzijde onder leiding van Francisco Largo Caballero in oktober 1934.
Lessen uit de geschiedenis
Deze analogie werd door de rechtse PSOE-leiding gebruikt als een dreigement, als een waarschuwing voor de gevolgen indien Sanchez verkozen raakt. Ze waarschuwden dat de instabiliteit van het systeem nog zou toenemen. De historische vergelijking moet met de nodige voorzichtigheid gemaakt worden. De Spaanse klassenstrijd heeft nog geen prérevolutionair scenario aangenomen. Maar er zijn wel enkele gelijkenissen die interessant zijn.
De crisis van de Spaanse sociaaldemocratie is onderdeel van een algemeen internationaal proces als gevolg van de fusie tussen de sociaaldemocratie en de heersende klasse en het aanvaarden van de neoliberale maatregelen die in de periode van economische groei werden genomen. De neergang van de sociaaldemocratie in alle westelijke landen en in Latijns-Amerika werd versneld door de grote recessie in 2008.
De neergang van de Europese sociaaldemocratie in de jaren 1930 was doorgaans veroorzaakt door gelijkaardige factoren: de economische ineenstorting begon met de crash van 1929, er was een crisis van legitimiteit van de burgerlijke democratie, een verarming van de middenklassen en een politieke en sociale polarisatie waarbij miljoenen werkenden en jongeren naar links opschoven, maar waarbij er ook een groei was van fascistische organisaties die een belangrijk deel van de traditionele basis van de rechterzijde overnamen.
In het actuele Spanje is er een polarisatie, een crisis van de burgerlijke democratie, een uitbarsting van een corruptiecrisis in de belangrijkste burgerlijke partij, een verscherping van de nationale kwestie, … Dit doet denken aan de situatie na de uitroeping van de Tweede Republiek in de jaren 1930. Er zijn natuurlijk verschillen, heel belangrijke zelf, maar het is belangrijk om de fundamentele dynamiek van de gebeurtenissen te begrijpen. De evolutie van de belangrijkste politieke spelers toont gelijkenissen.
Largo Caballero had een reputatie als leider van de meest rechtse reformistische fractie in PSOE. Hij werd politiek gevormd in de laatste periode van de leiding van Pablo Iglesias Posse, op een ogenblik dat de eerste voortrekker van het Spaanse socialisme een politiek van klassencollaboratie voerde waarbij hij “geleidelijke” verandering pleitte. Caballero nam verschillende functies binnen PSOE en de vakbond UGT in, waarbij hij nauw samenwerkte met Julian Besteiro en zich actief verzette tegen de integratie van PSOE in de Derde Internationale. Zijn reformisme leidde zelfs tot deelname aan het parlement van dictator Primo de Rivera op een ogenblik dat de belangrijkste vakbondsfederatie in het land, de CNT, brutaal onderdrukt werd en de jonge krachten van de Communistische Partij noodgedwongen clandestien moesten werken.
Dezelfde Caballero die minister van Werk was in de republikeins-socialistische coalitieregering na 14 april 1931 zag hoe rampzalig de sociaaldemocratische koers was. PSOE probeerde om de cirkel vierkant te maken: progressieve hervormingen zonder met de logica van het kapitalisme te breken, betekende in de praktijk het doorvoeren van hetzelfde kapitalistische beleid en een confrontatie met de eigen sociale basis. De linkse radicalisering van de basis van de sociaaldemocratie, die het beu was om altijd bedrogen te worden met een retoriek die tot geen enkele verandering leidde, en de angst voor een verdere vooruitgang van de reactie en het fascisme, overtuigden Largo Caballero ervan om terug te kijken naar een consequent socialistisch programma en zelfs naar elementen van het marxisme.
Caballero slaagde er niet in om PSOE om te vormen tot een massale marxistische partij. Maar zijn rol en vooral dat van zijn aanhangers was van beslissende aard om te vermijden dat het fascisme bijna zonder verzet aan de macht kon komen, zoals eerder het geval was in Duitsland en Italië. Als de PSOE-leiders vandaag de figuur van Largo Cabellero aanvallen, dan zegt dit vooral veel over welke partij deze elementen willen behouden.
De rol van individuen in de geschiedenis is belangrijk en werd nooit ontkend door marxisten. Veel politieke leiders weerspiegelen de verschillende klassenkrachten die in opgang of neergang waren, of gebeurtenissen die de veranderingen weerspiegelden. Felipe González, Blair, Crasi, Papendreu en tal van andere soortgelijke leiders weerspiegelden de nederlagen van de arbeidersklasse en de jongeren in de grote strijdbewegingen van de jaren 1970, de groei van de economie en de val van het stalinisme. Al deze factoren vormden de basis voor een scherpe bocht naar rechts in de traditionele arbeidersorganisaties, de sociaaldemocratie en verschillende communistische (stalinistische) partijen, maar ook in de vakbonden. Het was een wereldwijd fenomeen met een oorsprong in de nederlaag van de arbeidersklasse die leidde tot een sterke ideologische terugtocht van de linkerzijde met tal van rechtse marktideeën die ook onder de linkerzijde opgang maakten.
Maar de mol van de geschiedenis bleef graven. Wat op een triomf van het kapitalisme leek, werd al gauw het tegenovergestelde. De aardbeving in het systeem met de economische crisis heeft alles overhoop gegooid. Zoals in de jaren 1930 leidde het tot politieke instabiliteit met een impact op alle traditionele vormen van burgerlijk bewind en leidt het tot crisis in de organisaties waarop de politieke stabiliteit gebaseerd was.
Het einde van het tweepartijenstelsel in Spanje is het gevolg van de economische recessie en de ellende voor miljoenen werklozen, de sociale afbraak, de opmars van precaire arbeidsomstandigheden en de algemene verarming. Maar het belangrijkste is dat de krachtsverhoudingen veranderd zijn en dat miljoenen werkenden, jongeren en delen van de middenklasse naar links kijken voor een antwoord op de onhoudbare situatie.
Deze veranderingen in de objectieve situatie en in het bewustzijn van de onderdrukten, is wat leidt tot de crisis van de sociaaldemocratie en de opkomst van formaties als Podemos, France Insoumise, Jeremy Corbyn in de Britse Labour partij en Syriza. Het is ook de reden voor de overwinning van Sanchez.
We willen wat gebeurd is niet minimaliseren. Wat Pedro Sanchez nu doet, is een breuk met wat hij de voorbije jaren deed. Hij begon als een marionet van het apparaat maar werd iemand die de aanvallen van González en alle arrogante lokale baronnen van de partij onderging. Hij nam noodgedwongen ontslag maar bleef vasthouden aan zijn verzet tegen de machtsoverdracht aan Rajoy. Hij ging de strijd niet uit de weg, maar ging die aan, ondanks de enorme obstakels en het verzet van de media die er alles aan deden om hem volledig af te maken. Sanchez deed een oproep aan de leden en baseerde zich op hen waarbij hij mobiliseerde rond een duidelijk idee: PSOE opnieuw omvormen tot een linkse partij die onafhankelijk is van de PP. Het leverde hem geen windeieren op. Sanchez heeft nu een autoriteit onder de partijleden en de kiezers die veel groter is dan gelijk welke andere partijleider. Hij heeft de sympathie van heel wat werkenden en jongeren die voor Podemos stemden.
Sanchez moet bocht naar links doorzetten en eenheidsfront met Unidos Podemos vormen
Het editoriaal van dagblad El Pais op 22 mei beschreef de vooruitzichten van de heersende klasse en de rechterzijde van PSOE indien Sanchez het haalt: oorlog, oorlog, oorlog. Om helemaal duidelijk te zijn een citaat uit deze verklaring:
“De overwinning van Pedro Sanchez in de voorverkiezingen van PSOE plaatst de partij in een van de moeilijkste momenten uit haar lange geschiedenis. De terugkeer als algemeen secretaris van een leider met een geschiedenis die zo gekenmerkt werd door electorale nederlagen, interne verdeeldheid en ideologische bochten kan enkel maar verontrustend zijn. De programmatorische en organisatorische voorstellen van Sanchez zijn een samenvatting van andere ervaringen, van Brexit tot het Colombiaanse referendum, tot de overwinning van Trump waar emoties en verontwaardiging het haalden op de rede, argumenten en feiten. Spanje kent een eigen populistisch moment. En het kent dit in een partij die zo belangrijk is voor de regeerbaarheid van ons land. Hetzelfde gebeurde de voorbije maanden met het Franse socialisme dat op het punt staat om te verdwijnen onder de radicaal Benoît Hamon. Een gelijkaardige ramp dreigt in de Britse Labour partij onder leiding van de populist Jeremy Corbyn. Het is een illusie te denken dat PSOE geen gelijkaardig risico loopt. In alle gevallen heeft de demagogie – zoals bij Podemos en Trump – van de ‘basis tegen de top’ het gehaald op de waarheid, verdiensten en de rede. Jammer genoeg zal het project van Sanchez, dat door niemand die de erfenis van 22 jaar PSOE-regeringen of enige significante regionale macht meedraagt wordt verdedigd, de partij verder op weg zetten naar een nog grotere uitdieping van de reeds grote interne crisis.”
Voor dagblad El Pais is Pedro Sanchez publieke vijand nummer één geworden. Met tal van leugens en laster wordt hij op dezelfde voet geplaatst als Trump, Brexit, Pablo Iglesias en Podemos: het is allemaal populisme! Het blijft schokkend om te zien dat redacteurs met een lange staat van dienst regelmatig dergelijke nonsens uitkramen, maar het weerspiegelt hun wanhoop nu ze niet meer kunnen doen wat ze willen. De redacteurs worden geconfronteerd met een situatie waarin hun voorspellingen steeds weerlegd worden en waarin de bevolking zich keert tegen wat volgens deze redacteurs de “waarheid, verdiensten en de rede” vormt. De kranten beginnen eenzelfde wanhoop en klassenhaat te tonen als hun broodheren van de grote bedrijven.
Het leidt weinig twijfel dat de heilige alliantie van kapitalisten, het rechtse partij-apparaat en de gevestigde media elke gelegenheid zullen aangrijpen om Pedro Sanchez te vernietigen. Ze probeerden dit eerder ook met Pablo Iglesias en in Groot-Brittannië gebeurt het met Jeremy Corbyn. Voor Sanchez is de strategie dan ook erg belangrijk.
“Eenheid” met het rechtse partij-apparaat levert Sanchez enkel een voordeel op als hij politiek zelfmoord wil plegen en alles wat hij bereikte overboord wil gooien. Er is geen mogelijkheid van verzoening met de ‘baronnen’ als hij een echt links beleid wil voeren, de besparingen wil stoppen en de PP uit de regering wil zetten. Sanchez moet verduidelijken dat hij geen akkoord zal sluiten of zelfs maar beperkte toegevingen zal doen aan deze rechterzijde. Elke opening naar hen toe is zoals het plaatsen van een touw rond de eigen nek. De vleugel rond Patxi Lopez is niets anders dan een Trojaans paard van het partij-apparaat om Sanchez te neutraliseren. Zoals Sanchez in de campagne uitlegde, was Lopez onderdeel van hetzelfde project als het apparaat.
Sanchez moet zich baseren op de kracht van de leden en het enthousiasme dat hij teweegbracht binnen en buiten de partij. Op deze basis kan hij zijn programma uitwerken. Dat moet bestaan uit een volledig verzet tegen de besparingen en de aanvallen op onze democratische rechten. Sanchez moet gaan voor een politieke alliantie met Unidos Podemos (de electorale coalitie van Podemos, Izquierda Unida en anderen) om de PP zo snel mogelijk van de macht te verdrijven.
De opstelling van Susana Diaz en de regionale baronnen tegenover de motie van wantrouwen van Unidos Podemos was schandalig. Ze plaatsten zich aan dezelfde kant van de barricaden als de PP en maakten duidelijk dat ze de corrupte en asociale regering verder blijven steunen. Het is belangrijk dat Sanchez zich bereid verklaart om het initiatief van Unidos Podemos te steunen en zijn positie bijstuurt, of toch minstens bereid is om een nieuwe motie van wantrouwen te onderhandelen zoals voorgesteld werd door Pablo Enchenique van Podemos. Dat is wat de leden en de volledige linkerzijde verwacht en hoopt.
De grote mobilisatie van Unidos Podemos op 20 mei met tienduizenden betogers op de Puerto del Sol (een centraal plein in Madrid) was het beste bewijs dat de voorwaarden om de conservatieve regering te stoppen op straat gezocht moeten worden en niet in het parlement. We moeten gaan naar eenzelfde sfeer van sociale opstand als die tussen 2011 en 2014, we moeten de sfeer van de ‘indignados’ terugvinden en gaan naar massamobilisaties met onder meer een algemene staking om het ontslag van Rajoy te eisen.
Sanchez moet begrijpen dat hij geen minuut ademruimte zal krijgen. Als hij zijn beloften wil waarmaken, moet hij een stevige basis van steun opbouwen in alle afdelingen van de partij, breken met de politieke cultuur die van PSOE een steunpilaar van kapitalistische stabiliteit heeft gemaakt. Hij moet terugkeren naar een socialistisch programma, dat enkel marxistisch kan zijn. Het blijft afwachten of Sanchez deze weg zal opgaan in de confrontatie met een partij-apparaat dat er alles aan zal doen om hem opnieuw aan de kant te schuiven, desnoods door een splitsing van de partij. Een eerste test wordt het federaal partijcongres in juni.
Wat er ook gebeurt, de ontwikkelingen in PSOE maar ook de mobilisatie op de Puerto del Sol maken duidelijk dat verandering mogelijk is. Er is nood aan een sterke revolutionaire linkse organisatie om tot een andere samenleving te komen.
-
Honderdduizenden Spaanse jongeren betogen op Internationale Vrouwendag
De oproep van ‘Libres y Combativas’, een socialistisch feministisch platform opgezet door Sindicato de Estudiantes en leden van Izquierda Revolucionaria, om te staken tegen seksistisch geweld en in verdediging van de rechten van vrouwen uit de arbeidersklasse, werd gevolgd door honderdduizenden jongeren.
Het was een historische jongerenstaking met studenten en scholieren doorheen het land die op straat kwamen in de grootste actiedag ooit op de Internationale Vrouwendag. Er waren massale bijeenkomsten en acties in meer dan duizend scholen en campussen. Honderden jongeren willen meewerken met Libres y Combativas om samen op te komen voor een antikapitalistisch en revolutionair feminisme.
-
Voor een Podemos dat opkomt voor strijd en sociale verandering
Edito van ‘El Militante’, maandblad van Izquierda Revolucionaria
Op 10, 11 en 12 februari vindt Vistalegre II plaats, de burgerraad van Podemos, een soort congres. Deze bijeenkomst zal bepalend zijn voor de toekomst van Podemos, er zal een voor en een na zijn. Er zijn niet alleen duizenden werkenden, jongeren en activisten die het interne conflict binnen Podemos volgen, ook de grote bedrijven en hun partijen komen openlijk tussen in de strijd waarbij bepaalde leiders naar voor geschoven worden. Ondanks de dominante boodschap kan deze crisis niet beperkt worden tot een ‘machtsstrijd’ tussen verschillende fracties, het is ook een uitdrukking van de druk van klassen met tegengestelde belangen.
De sociale explosie die tot de opmars van Podemos heeft geleid
Op 15 mei 2011 kwam de jarenlang opeengehoopte woede plots tot uitbarsten. Het leidde tot een van de meest opmerkelijke periodes van klassenstrijd in de Spaanse staat. Gedurende lange tijd waren er opeenvolgende algemene stakingen, burgeroptochten, marsen voor waardigheid, lokale conflicten, strijd in het onderwijs, grote betogingen voor het recht op zelfbeschikking, … die allemaal een enorme strijdbaarheid aan de dag legden naast een democratische deelname en betrokkenheid die de leiding van de vakbonden en de sociaaldemocratie met hun garanties op sociale vrede in vraag stelden. Deze enorme revolte toonde niet alleen een verontwaardiging tegenover de rampzalige economische recessie, het leidde ook tot de grootste politieke crisis sinds het einde van de dictatuur in 1978. Dit was een kwalitatieve sprong in het politieke bewustzijn van een hele generatie.
Het was deze explosieve context die de ruimte creëerde voor de opkomst van Podemos. Deze nieuwe formatie schudde de politieke kaart dooreen en veranderde ook de krachtsverhoudingen ter linkerzijde. Het discours van Pablo Iglesias tegen de kaste, tegen de privileges en hun systeem, en voor de verdediging van de werkende meerderheid, de rechten en sociale diensten, sloot aan bij de hoop en gevoelens van miljoenen mensen. Het sloot ook aan bij de meest actieve basis van de sociale en politieke linkerzijde en het vond gehoor bij mensen die voor het eerst actief werden. Er was op dat ogenblik een explosieve groei van Podemos. Tienduizenden mensen organiseerden zich doorheen het land.
Na de spectaculaire resultaten in de Europese verkiezingen van mei 2014 en in de regionale en lokale verkiezingen van 2015, kwam er een einde aan deze dynamiek. In plaats van het alternatief van een breuk met het systeem te versterken, nam de leiding een bocht van 180 graden en werd alle hoop gevestigd in veranderingen op institutioneel vlak. De belangrijkste kracht van Podemos, de mogelijkheid om het regime op de knieën te dwingen, werd afgeblokt. De negatieve gevolgen van die strategie blijken duidelijk uit het bilan dat opgemaakt wordt van de zogenaamde burgemeesters van verandering. De goede bedoelingen en mooie verklaringen over een “efficiënt beheer” van de publieke middelen botsten op de muur van de kapitalistische belangen, het netwerk van de grote bedrijven die grote winsten opstapelen door privatiseringen van openbare diensten. Die muur kan enkel doorbroken worden met een vastberaden beleid dat ervoor opkomt om essentiële diensten in publieke handen te nemen en te onttrekken aan de logica van de private winst.
Klassenstrijd wordt weerspiegeld in Podemos
Na de parlementsverkiezingen van 26 juni, waarin Podemos meer dan een miljoen stemmen verloor, ontstond er verdeeldheid in de leiding van Podemos. Deze verdeeldheid won snel aan kracht. Sommigen zien hierin slechts een harde machtsstrijd. Het klopt dat er een laag van carrièristen is die naar Podemos trok om er te genieten van een rustig en comfortabel leven. Voor deze laag zijn de voordelen van het parlementaire en institutionele politieke leven een doel op zich die met hand en tand verdedigd worden. Maar het conflict is ook en vooral een weerspiegeling van de druk van de klassenstrijd. Er is druk van de kant van de kapitalisten en de rechterzijde die Podemos willen omvormen tot een sociaaldemocratische formatie die het systeem en zijn wetten respecteert. Anderzijds is er ook druk van de basis van Podemos met miljoenen mensen die geloven dat de samenleving enkel kan veranderd worden op basis van massamobilisatie waarbij gebroken wordt met de logica van het kapitalisme.
In deze interne strijd verdedigen Íñigo Errejón en zijn vleugel duidelijk de sociaaldemocratische ideologie en praktijk van Podemos. De ‘nummer twee’ verklaarde meermaals dat het engagement om te werken in de ‘instellingen’ de essentie van de politieke strategie van Podemos is. Hij gaat zelfs zo ver dat hij vragen stelt bij de verwerping door Podemos van het akkoord tussen de sociaaldemocratische PSOE en de rechtspopulistische Ciudadanos – de mislukte voorloper van de uiteindelijke grote coalitie van PP, PSOE en Ciudadanos die nu aan de macht is. Hij verzet zich tegen de electorale samenwerking tussen Izquierda Unida en Podemos. Tegelijk toonde hij meermaals zijn bereidwilligheid om een pact te sluiten met PSOE, waar de leiding een interne coup doorvoerde om een rechtse regering mogelijk te maken. Zijn verklaringen gaan steeds in dezelfde richting waarbij hij stelt dat “onze tegenstanders graag zouden zien” dat Podemos een kracht is die “formeel erg radicaal is, maar ondertussen niet in staat is om de levensvoorwaarden van de bevolking te veranderen.” Met zo’n steriele formule omschrijft hij diegenen die voor een confrontatie met het systeem zijn.
Het is niet verwonderlijk dat dit als muziek in de oren klinkt bij de kapitalisten en hun woordvoerders. Zoals steeds zet de krant El País de toon: “Errejón verdedigt een veel moderner, democratisch en open Podemos, in tegenstelling tot de verwarring die door Iglesias naar voor gebracht wordt rond een strategie van ideologische radicalisering en straatmobilisatie waardoor de partij in het parlement en de instellingen haar kracht en onderhandelingsruimte zou verliezen.”
Het model waar Errejón en zijn aanhangers voor staan, is de afgelopen veertig jaar al uitgetest door de PSOE. Maar het is belangrijk om op te merken dat als Errejón zo ver gaat, dit vooral komt door fouten en aarzelingen door Pablo Iglesias. Het idee dat politieke “verandering” een puur electorale oefening is waarin de rol van massastrijd al uitgespeeld was, was ook aanwezig bij Iglesias. Zijn publieke verklaringen waarin hij de capitulatie van Tsipras goedpraat, zijn distantiëring van de Venezolaanse revolutie waarbij hij de argumenten van de reactie herhaalt, zijn pogingen om zich ‘verantwoordelijk’ voor te stellen, … versterkten de meer gematigde delen van Podemos in de interne crisis en droegen in grote mate bij tot het resultaat van de parlementsverkiezingen.
Vlak nadat Podemos een miljoen stemmen verloor, verklaarde Iglesias dat het parlementaire werk zijn prioriteit zou vormen. Hij stelde snel vast dat deze benadering de deur openzette voor de rechterzijde, zowel binnen als buiten Podemos. Hiermee werd de rode loper uitgerold voor wie hem wou verzwakken en uiteindelijk aan de kant schuiven. De afgelopen maanden deed Iglesias enkele correcte vaststellingen. Hij verklaarde publiekelijk dat het gematigde imago van Podemos misschien aan de basis lag van het slechter dan verwachte resultaat in de verkiezingen. Hij zei dat het een fout was om te proberen de ruimte van de sociaaldemocratie in te nemen om kiezers niet af te schrikken. Recent benadrukte hij de noodzaak om te protesteren en stelde hij dat de vakbonden beter zouden oproepen tot een algemene staking tegen het asociale beleid van de PP. “Transversaliteit betekent niet dat we moeten lijken op onze vijanden, maar dat we moeten lijken op het PAH [Platform voor Getroffenen van Hypotheken, een beweging tegen uithuiszettingen]”, stelde hij correct.
Het document van Pablo Iglesias voor Vistalegre II stelt: “De opbouw van een volksbeweging is geen fetisj, maar de enige weg om vooruit te gaan. (…) Alleen verkozenen, woordvoerders en een goed discours dat aansluit bij de noden van de meerderheid van de bevolking volstaat niet. Om te winnen, hebben we nood aan mensen die zich organiseren, actief zijn en in staat om te mobiliseren (…) De rol van publieke vertegenwoordigers mag zich niet beperken tot werken in de verschillende parlementen. Hun voornaamste rol moet die van ‘institutionele militanten’ zijn. (…) Onze vertegenwoordigers in de instellingen mogen geen politici worden, ze moeten militanten blijven en in dienst staan van het collectief belang.”
Een Podemos dat voor socialistische verandering staat
Zoals Iglesias opmerkt, is het grootste gevaar voor Podemos dat het zich aan het systeem aanpast. Het is dan ook noodzakelijk om een duidelijke politieke koers uit te stippelen met een programma dat maatregelen omvat als de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie, dat zich verzet tegen de besparingen en opkomt voor de gezondheidszorg, het onderwijs, recht op degelijke huisvesting en democratische vrijheden, waaronder het recht op zelfbeschikking. Af en toe een linkse uitspraak doen, volstaat niet. Inzichten waar verder geen praktische consequenties aan verbonden worden, volstaan evenmin. Om een duurzame band met de massa’s aan te gaan, wat de echte kracht van Podemos is, moet Podemos opkomen voor een socialistisch alternatief op de kapitalistische crisis en actief betrokken zijn in de dagelijkse strijd van werkenden en jongerenbewegingen.
Doorheen deze strijd binnen Podemos is heel wat duidelijk geworden. Het ontslag van Bescansa (mede-oprichtster van Podemos) waarmee ze een schok wou teweegbrengen, heeft weinig opgeleverd. Haar ideeën en praktijk is overigens niet zo anders dan die van Errejón en haar ontslag was vooral een breuk met Pablo Iglesias. Andere stromingen zoals Anticapitalistas komen met kritieken die terecht zijn. Maar er is een tegenstrijdigheid tussen de terechte kritieken in woorden en de daden. Anticapitalistas controleert het stadhuis van Cádiz, heeft de leiding van Podemos in Andalusia en telt verschillende parlementairen en gemeenteraadsleden. Waar toont Anticapitalistas de grotere nadruk op sociale mobilisatie, de concrete maatregelen ten voordele van de meerderheid van de bevolking en de ongehoorzaamheid ten aanzien van kapitalistische wetten waar Miguel Urban graag over spreekt? Het klopt dat Anticapitalistas de balans uiteindelijk naar Pablo Iglesias kan doen overhellen. Maar het lijkt erop dat de prioriteit van de leiding van Anticapitalistas erin bestaat om terrein te winnen om zo betere plaatsen te bekomen voor verkozenen. Tegelijk wordt het idee van de omvorming van Podemos in een kracht die voor een ander systeem opkomt achterwege gelaten.
Als revolutionaire marxisten nemen we geen neutrale positie in. Izquierda Revolucionaria steunt Pablo Iglesias en zijn vleugel tegenover diegenen die van Podemos een klassieke sociaaldemocratische partij willen maken. We doen dat op de enige coherente wijze: door op te roepen om de tegenstanders op het terrein van de actie uit te dagen. Pablo Iglesias moet zich baseren op de mobilisatie van de massa’s tegen het beleid van de rechtse regering en zijn bondgenoten in het parlement (PSOE en Ciudadanos).
Hij moet opkomen voor een actieve campagne op elke werkvloer, in de scholen en in de wijken om zo te bouwen aan een algemene staking die opkomt voor de nationalisatie van de energiesector (om energie-armoede te stoppen), degelijke lonen, drastische verhoging van de pensioenen, de aanbouw van sociale huisvesting, afschaffing van de besparingen op het onderwijs, verdediging van de gezondheidszorg, …
Wat zullen Errejón en zijn aanhangers zeggen als Iglesias ingaat tegen al wie in naam van de sociale vrede de belangen van het establishment verdedigt? Wat zal de reactie van de PP, PSOE en Ciudadanos zijn? En belangrijker, wat zullen miljoenen werkenden, jongeren en de meerderheid van de onderdrukten die vandaag vastzitten in onzekerheid en werkloosheid zeggen? Het hoeft weinig verbeeldingskracht om deze antwoorden in te schatten.
De regering zal de komende maanden nieuwe aanvallen inzetten. We kunnen het ritme van het antwoord hierop niet voorspellen, maar er komt onvermijdelijk nieuw sociaal verzet. Daarbij zal voortgebouwd worden op de politieke ervaringen die de afgelopen periode opgedaan zijn. Deze context zal beslissen over de toekomstige ontwikkeling van Podemos en zal de weg openen voor de ideeën van het revolutionaire marxisme.
-
Debat binnen leiding van Podemos over fundamentele kwesties voor de toekomst van de partij
Hieronder een vertaling van het edito uit El Militante, de krant van Izquierda Revolucionaria, de Spaanse marxistische organisatie waarmee het CWI een proces van samenwerking en eenmaking kent.
Podemos houdt op 10-12 februari een “Burgerraad.” Deze bijeenkomst vindt plaats tegen de achtergrond van een publieke discussie tussen de vleugel onder leiding van Pablo Iglesias en die rond Íñigo Errejón. De scherpste uitdrukking van het conflict zagen we totnutoe in december met de consultatie van de leden van Podemos over hoe de raad zou functioneren. In die consultatie stemde 41,57% voor Iglesias, 39,12% voor Errejon en 10,5% voor ‘Anticapitalistas’ (de stroming geleid door leden van het Verenigd Secretariaat van de Vierde Internationale in Spanje). Van waar komt dit conflict? Is het slechts een machtsstrijd of liggen er echt verschillende projecten op tafel? Welke rol spelen de heersende klasse, haar media en de sociaaldemocratie in het conflict? Ongetwijfeld zal deze raad belangrijk zijn voor de toekomst van Podemos zelf, maar ook voor de volledige linkerzijde en de klassenstrijd in de Spaanse staat.
Het resultaat van de verkiezingen van 26 juni gaf aanleiding tot de huidige crisis in de leiding van Podemos. Na een proces van explosieve groei vol optimisme en grote verwachtingen, verloor Podemos op 26 juni 1 miljoen stemmen in vergelijking met 20 december 2015. De partij slaagde er niet in om de sociaaldemocratische PSOE voorbij te steken. Dit had een grote impact op zowel de leiding als de basis van Podemos. Er werden binnen de leiding tegenstrijdige conclusies getrokken over hoe en waarom dit gebeurde.
Het is geen geheim dat nu de poging van de burgerij om Podemos volledig te vernietigen mislukt is, de heersende klasse vooral probeert om de formatie op een sociaaldemocratische politieke lijn te krijgen. Het editoriaal van de belangrijkste burgerlijke krant, El Pais, op 12 december met de titel “Podemos in strijd” is significant: “Errejón verdedigt een moderner, democratisch en open Podemos, wat verschilt van de verwarring van Iglesias rond een strategie van ideologische radicalisering en straatmobilisaties. Dat zou de macht en onderhandelingsmogelijkheden van de partij in het parlement verzwakken.”
Íñigo Errejón heeft stelselmatig zijn standpunt verdedigt: hij meent dat het werk in de parlementaire instellingen de fundamentele pijler van de politieke strategie van Podemos moet vormen. Hij stelt dat de partij zich niet mag beperken tot “protesteren en aanklagen” en dat “onze vijanden graag zouden hebben dat Podemos formeel gezien een radicale kracht is die evenwel materieel niet in staat is om de omstandigheden voor de bevolking te veranderen.” Hij bestempelt steriele slogans als “radicaal” maar wil vooral elk alternatief voor het kapitalisme op basis van mobilisatie afschrijven. Hij neemt eenzelfde retoriek en positie aan als de traditionele sociaaldemocratie die in de praktijk is omgevormd tot beheerders van de kapitalistische belangen.
Na 26 juni helde Pablo Iglesias aanvankelijk over naar een strategie van demobilisatie. Maar eens het duidelijk was dat dit alleen maar de rechterzijde zou versterken, zowel binnen als buiten Podemos, begon Iglesias enkele kritische bedenkingen naar voor te brengen. Hij vroeg zich af of het imago van ‘matiging’ niet aan de basis lag van het onverwacht slechte resultaat van Podemos in de verkiezingen. Hij stelde dat het een fout was om de ruimte van de sociaaldemocratie te willen innemen om een deel van de kiezers niet ‘af te schrikken.’ Recent stelde hij dat links de straten terug moet opeisen en dat de vakbonden een algemene staking moeten uitroepen tegen het beleid van de PP. Iglesias waarschuwde ook voor het gevaar om het parlementaire leven gewoon te worden en dat dwars zijn niet betekent dat je “eruit ziet als je vijanden, maar wel zoals de bewegingen tegen de uithuiszettingen.” Het is evident dat deze bocht naar links in zijn toespraken een uitdrukking is van het proces van klassenstrijd en de impact daarvan op een instabiele formatie als Podemos.
Hervormen of breken met het systeem
Al deze verklaringen kennen hun eigen dynamiek. Waar zal het zogenaamde ‘realisme’ van Errejón de partij naartoe brengen? In het beste geval wordt Podemos omgevormd tot een ‘PSOE bis.’ Zijn strategie is een recept voor een mislukking van Podemos. Natuurlijk moet Podemos een beslissend deel van de historische sociale basis voor de sociaaldemocratie overwinnen, maar dat zal niet gebeuren door het pro-kapitalistische sociaaldemocratische programma te kopiëren. Dat is immers de echte reden voor de neergang van PSOE. Peilingen geven aan dat PSOE bij nieuwe verkiezingen meer dan 1,5 miljoen stemmen zou verliezen. Is er daar iemand verbaasd over nadat we zagen hoe Susana Diaz en de regionale ‘baronnen’ van de partij de sleutels van de regering aan Rajoy gaven en samenwerkten met de bezuinigingsagenda van de PP?
Izquierda Revolucionaria heeft sympathie voor de hoger vermelde verklaringen van Pablo Iglesias. Het gevaar voor de toekomst van Podemos bestaat inderdaad uit het aanpassen van de partij binnen het systeem. Dat is waarom een duidelijke politieke koers noodzakelijk is. De parlementaire spelletjes verbergen slechts de realiteit van de dictatuur van het kapitaal. De crisis die ellende brengt voor de meerderheid van de bevolking gaat gewoon door. Dit zal aanhouden zolang de beperkingen van het kapitalisme gerespecteerd worden. De conclusie hieruit is duidelijk: er is nood aan een programma dat breekt met dit keurslijf en dat een stoutmoedig socialistisch beleid naar voor schuift met eisen als de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie, verzet tegen alle besparingen, verdediging van de publieke gezondheidszorg en het onderwijs, recht op degelijke huisvesting en de verdediging van democratische rechten zoals het recht op nationale zelfbeschikking.
Als Pablo Iglesias een dergelijk alternatief op duidelijke wijze verdedigt, dan kan dit aansluiten bij de verwachtingen van miljoenen werkenden en jongeren, de meest onderdrukten in deze samenleving en al wie geen uitweg ziet onder het huidige systeem. Af en toe een goedkeurende blik naar links of “bedenkingen” zonder praktische gevolgen, zullen niet volstaan. De enige manier om een sterke band met de massa’s te hebben, en dat is de enige reële kracht van Podemos, is door een socialistisch alternatief naar voor te schuiven en door direct betrokken te zijn in de dagelijkse strijd van de werkenden en jongeren.
Als het huidige debat uiteindelijk enkel leidt tot een compromis aan de top van de partij, zal de indruk gewekt worden dat het slechts om een machtsstrijd gaat om het partij-apparaat te controleren. Dat zou een overwinning zijn voor diegenen die Podemos meer en meer willen aanpassen aan de noden van het systeem.
De vleugel rond Errejón heeft de morele, politieke en materiële steun van de heersende klasse en haar woordvoerders. Maar hun sterkste troef is de inertie en de afwezigheid van een consistent alternatief vanwege Iglesias en zijn omgeving. Dat is de belangrijkste kwestie die moet aangepakt worden om Podemos af te stellen op de behoeften van de werkenden, jongeren, werklozen, precaire arbeiders en alle onderdrukten. Een humaan kapitalisme is niet mogelijk, er zullen geen hervormingen in het belang van de meerderheid van de bevolking komen zonder strijd en mobilisatie. Er kan geen echte verandering zijn zonder socialisme.
-
Spaanse jongeren strijden tegen besparingen… én winnen!
Op 26 oktober dit jaar zagen we in Spanje een van de grootste jongerenbewegingen uitbreken sinds jaren. Over heel het land waren er ruim 60 betogingen met in totaal meer dan 200.000 deelnemers. In de middelbare scholen staakten 90% van de scholieren mee. Ook de oudervereniging CEAPA steunde de acties. Er waren solidariteitsacties in meer dan 25 landen.
Artikel door Hanne (Antwerpen) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’, geactualiseerd
De aanleiding voor de beweging waren de recente besparingen in het onderwijs van de rechtse conservatieve regering van de PP (Partido Popular) en de herinvoering van algemene toelatingsexamens in het secundair onderwijs. Deze examens werden voor het laatst onder het regime van de rechtse dictator Franco toegepast om het hoger onderwijs ontoegankelijker te maken voor jongeren van gewone komaf.
De beweging eiste de onmiddellijke schrapping van de toelatingsexamens, het terugtrekken van de vorige besparingswet in het onderwijs en het ontslag van de onderwijsminister. Maar de beweging gaat verder en eist ook het intrekken van alle besparingen, een verhoging van de financiering van het onderwijs en de heraanwerving van duizenden leraren die door de besparingen hun job verloren.
De beweging wordt georganiseerd door de Sindicato de Estudiantes (SE), de studentenvakbond die in de jaren 1980 werd opgericht door leden van het huidige Izquierda Revolucionaria, een organisatie waarmee onze internationale discussies heeft om samen te werken.
Tegen de achtergrond van politieke crisis slaagde deze beweging erin om honderdduizenden jongeren te mobiliseren in de strijd tegen besparingen. Wie dacht dat de conservatieve PP de vorige verkiezingen won omdat er een ruk naar rechts is in Spanje, vergist zich. De verklaring voor het verlies van de sociaaldemocratische PSOE is eerder te vinden in de neoliberale koers die ze al jaren vaart. Net als SP.a bij ons is PSOE een verburgerlijkte partij die haar kiezers uit de werkende klasse al jarenlang de rug toekeert. Zo besloot PSOE om zich te onthouden bij een vertrouwensstemming in het parlement over een nieuwe conservatieve regering geleid door Rajoy. Hierdoor kan de PP ook zonder meerderheid verder regeren.
De nieuwe linkse kracht Unidos Podemos trekt veel van de jonge mensen aan die bij PSOE afhaakten, maar kon haar positie als nieuwe linkse partij tijdens de verkiezingen niet volledig waarmaken. Dit is deels te wijten aan een aantal zwaktes in hun programma en profiel. Een deel van de leiding van Podemos lijkt dit te beseffen; kopman Pablo Iglesias verklaarde dat zijn partij de eis van een algemene staking zou steunen indien de PP een nieuwe regering vormt. Het is het uitgelezen ogenblik voor Podemos om deze oproep waar te maken. Samen met de studentenbeweging en het algemene verzet tegen de rechtse regering is een massamobilisatie mogelijk.
Het potentieel van de jongerenbeweging is enorm, niet alleen door het succes van 26 oktober, maar ook omdat het de vonk kan zijn die het vuur doet ontbranden in andere lagen van de arbeidersklasse. Voorlopig houden de Spaanse vakbonden het vooral op woorden van steun in plaats van daden. Maar als de basis ziet wat een dynamische en succesvolle jongerenmobilisatie kan teweegbrengen zal er druk komen van onderuit op de leiding van de vakbonden en nieuwe linkse formaties zoals Podemos om ook tot actie over te gaan.
Enkel mobilisatie en actie zullen werkelijk verandering brengen. De regering kondigde toegevingen aan de jongeren aan, maar het ging om lege beloften die enkel tot doel hebben om verwarring te creëren. Vandaar dat er op 24 november een nieuwe actiedag volgde. Op een druk bijgewoond congres van SE op 19 en 20 november werden de laatste voorbereidingen hiervoor getroffen. Een vertegenwoordiger van de Actief Linkse Studenten en Scholieren nam hieraan deel.
Vlak na de staking van 24 november (en na het ter perse gaan van onze decemberkrant) kondigde de regering aan dat de maatregel van algemene toelatingsexamens wordt ingetrokken. De strijd van de jongeren dwingt hiermee reële toegevingen af. Het feit dat de actiedag van 24 november opnieuw massaal opgevolgd werd – met 1,7 miljoen jongeren die niet naar school gingen – speelde daar een belangrijke rol in. Strijd loont! Waarom daar niet verder op bouwen en heel de rechtse regering en het rechtse beleid wegkrijgen met een actieplan in opbouw naar algemene stakingen?
-
Wereldwijde opflakkering van studentenstrijd voor toegankelijk en degelijk onderwijs
Eind september zwengelde Luc De Schepper, rector van de Universiteit Hasselt, het debat rond de toegankelijkheid van onderwijs opnieuw aan door in De Standaard te stellen dat de democratisering van het hoger onderwijs mislukt is: “De universiteiten blijven elitair, we missen veel jong talent.”
Artikel door Fabian (Gent) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Cijfers van de OESO tonen aan dat het percentage hoogopgeleide jongeren met ouders die enkel een diploma secundair onderwijs hadden, in de jaren 1980 steeg van 42% naar 51%. Vandaag is dit opnieuw gedaald naar ongeveer 40%. Slechts 20% van jongeren met laagopgeleide ouders haalt een hoger diploma. Ons onderwijs wordt opnieuw ondemocratischer en reproduceert de sociaal-economische ongelijkheid in de maatschappij harder.
In dezelfde week kwam de Vlaamse regering met haar begrotingsakkoord. Met enige trots pakte ze zelfs uit met extra budget voor scholenbouw: 50 miljoen euro! Een peulschil in vergelijking met de 814 miljoen die deze regering reeds bespaarde op onderwijs en al helemaal in vergelijking met de Vlaamse investeringsachterstand op scholenbouw van meer dan 3 miljard euro.
Winstgericht onderwijs
Het aantal nieuwe inschrijvingen in het hoger onderwijs blijft stijgen, maar de laatste jaren is er een vertraging en bij de universiteiten een stagnatie. De verhoging van de inschrijvingsgelden heeft het voor jongeren uit armere gezinnen moeilijker gemaakt om hoger onderwijs te betalen. Onder druk van een onzeker toekomstperspectief kiezen steeds meer jongeren voor ‘marktgerichte’ opleidingen die de meeste werkzekerheid opleveren. Daarnaast moeten velen nog een job zoeken naast hun studies om toch een beetje comfortabel kunnen leven, wat meteen ook hun slaagkansen vermindert.
De neoliberale doctrine blijft het onderwijsbeleid beheersen. Onderwijs wordt niet gezien als een basisrecht maar een ‘individuele toekomstinvestering’. Door het perspectief van een veralgemeende jongerenstrijd is het inschrijvingsgeld ‘maar’ tot 900 euro gestegen in plaats van de geplande 1500, maar het doel blijft om uit te komen op een Angelsaksisch model waarin jongeren zelf moeten opdraaien voor de kosten van hun opleiding, met vaak gigantische studieschulden als gevolg. De totale studieschuld van studenten in de VS bedraagt ondertussen meer dan 1300 miljard dollar.
They say ‘cut back’, we say ‘fight back!’
Wereldwijd zien we sinds de financiële crisis van 2007 steeds meer aanvallen op het recht op democratisch onderwijs, in de vorm van besparingen en stijgende kosten voor de studenten. Deze worden echter ook steeds meer beantwoord door enorm verzet van jongeren zoals in Chili waar deze zomer nog betogingen werden georganiseerd voor gratis hoger onderwijs, in Taiwan waar een grote studentenbeweging in juli een verhoging van inschrijvingsgelden wist te stoppen en de voorbije weken ook in Spanje en Zuid-Afrika.
De groeiende woede bij jongeren over het gebrek aan toekomstperspectief begint zich steeds meer te uiten op het politieke terrein. De paradox dat niet bepaald jonge figuren als Corbyn of Sanders een enorm enthousiasme bij jongeren opwekken, valt te verklaren door het feit dat ze, als ‘old school’-socialisten, offensieve eisen rond het afschaffen van inschrijvingsgelden en hogere minimumlonen in hun programma opnemen.
In Antwerpen zien we reeds een eerste fase van solidaire strijd van studenten sociaal werk samen met de sociaal werkers tegen de besparingen en vermarkting van sociale zorg. We moeten op dit voorbeeld verder bouwen in andere sectoren en de strijd aanbinden tegen de besparingsregeringen, van en voor de rijken, in solidariteit met werkenden. Om een echt democratisch en kwalitatief onderwijs te garanderen, moeten we het geld halen waar het zit: bij de banken en grote bedrijven die hun kapitaal nu liever op belastingsparadijzen plaatsen dan er een beetje belastingen op te betalen, laat staan het investeren in de enorme maatschappelijke noden.
De Spaanse regering bespaart al jarenlang op onderwijs waardoor de toegang voor wie geen rijke ouders heeft steeds meer beperkt wordt. De Spaanse studentenvakbond Sindicato de Estudiantes hield op 26 oktober een staking met betogingen in meer dan 70 steden. Er kwam steun van lerarenvakbonden en ouderverenigingen. Er waren in de aanloop naar deze studentenstaking heel wat solidariteitsacties in de rest van de wereld. Ook de Actief Linkse Studenten betuigden hun solidariteit, op 26 oktober waren er acties aan de Spaanse ambassade in Brussel en enkele Spaanse consulaten.
Studenten van gewone afkomst lijden het meest onder de afbouw van de middelen voor kwaliteitsvol onderwijs, onderwijzend personeel, studiebeurzen en hogere inschrijvingsgelden (die met tot 66% stegen). De regering wil nu bovendien een reeks algemene examens voor alle scholieren opleggen. Deze maatregel werd na de val van de dictatuur van Franco afgevoerd, maar nu komt dit terug. Het doel is om studenten van gewone afkomst vroeger de doorgang naar hogere studies te ontzeggen. Honderdduizenden jongeren dreigen de mogelijkheid tot hogere studies te verliezen.
-
Interview met Ana Garcia van de Spaanse studentenvakbond over het massale jongerenverzet
Nieuwe acties gepland op 24 november

Ana Garcia Op 26 oktober was er een historische studentenstaking in Spanje met 200.000 betogers. Het initiatief ging uit van de Sindicato de Estudiantes (SE). We spraken met Ana Garcia, de algemeen-secretaris van SE. De studentenstaking was tegen de besparingen op het onderwijs en tegen de nieuwe algemene ingangsexamens die de regering wil opleggen. Er volgen nieuwe acties op 24 november. Ana is ook lid van Izquierda Revolucionaria, een marxistische organisatie in Spanje waar het CWI (en haar Spaanse organisatie Socialismo Revolucionario) discussies mee hebben om tot een grotere politieke samenwerking en solidariteit te komen.
Eerst en vooral gefeliciteerd met het historische succes van 26 oktober. Kan je ons een idee geven van de omvang van de beweging?
“We denken dat de kracht van de betoging overeenkwam met de Ernst en de brutaliteit van de aanval van de regering op het publieke onderwijs. Onder scholieren was de deelname aan de staking erg groot: 90% staakte. Onder oudere scholieren in de laatste jaren van het middelbaar onderwijs was dat nog meer. Zij zullen immers op korte termijn de gevolgen van de aanvallen van de regering ondergaan.
“De betogingen op 26 oktober waren fenomenaal. Er waren niet alleen grote optochten in de grootste steden met 60.000 jongeren in Madrid en 50.000 in Barcelona, er waren ook meer dan 70 betogingen in steden en dorpen doorheen het land. De kracht van de betogingen en de deelname aan de staking was in alle regio’s en alle delen van het land erg sterk.
“In Bilbao, de grootste stad van Baskenland, waren er 10.000 betogers wat meteen de grootste jongerenbetoging in vele jaren was. In Catalonië was de betoging in Barcelona historisch, maar er waren ook duizenden betogers in kleinere Catalaanse steden. De enorme kracht van de mobilisaties in Baskenland, Catalonië en Galicië, ondanks verzet ertegen van heel wat nationalistische jongerenverenigingen, was erg belangrijk.
“In de rest van het land, van Galicië tot Andalucia en Murcia tot de Canarische Eilanden waren het de grootste betogingen in jaren, meestal sinds de grote ‘marsen voor waardigheid’ van maart 2014.
“In Madrid sloten de lerarenvakbonden bij de actie aan. Meer dan 60% van het onderwijspersoneel was in staking. Dit toont het enorme potentieel voor nieuwe veralgemeende stakingsbewegingen. Een volledige onderwijsstaking is mogelijk. We zullen er alles aan doen om dit op 24 november te realiseren.
“Onze staking symboliseert het begin van een nieuwe fase van de klassenstrijd in Spanje. Er volgt een nieuw en explosief scenario na de periode waarin de hoop en verwachtingen van velen zich op het electorale terrein concentreerden. De crisissen in de PSOE en in mindere mate in Podemos zijn daar uitdrukkingen van. Onze staking viel samen met het historische verraad van de PSOE-leiding die de macht overdroeg aan de rechtse Partido Popular.
“We zijn trots dat we het eerste massale antwoord op dit verraad brachten en meteen een waarschuwing gaven aan de nieuwe regering van Rajoy over het verzet van werkenden en jongeren waarop deze zal botsen.”
Hoe werd de staking voorbereid? Namen de leraars enkel in Madrid aan de acties deel?
“De laatste aanvallen van de regering op het onderwijs werden op laffe wijze aangekondigd in de zomervakantie. Op die manier probeerde de regering de beweging te verrassen en gebruik te maken van de ‘rustige’ vakantieperiode.
“Met de Studentenvakbond begrepen we meteen het belang van de aanvallen en de noodzaak van een militant antwoord. We kwamen meteen met een voorstel tot discussie hierover binnen het ‘Platform ter verdediging van het publiek onderwijs’, een verenigd platform van onderwijsbonden, ouders en studentenorganisaties dat voortkwam uit de massale ‘Marea Verde’ (groene vloed) beweging tegen de onderwijsbesparingen van 2012. We stelden daar een algemene staking in het onderwijs voor.
“Het antwoord van leiders van de grootste vakbonden – CCO, UGT en STEs – bestond uit een akkoord over de ernst van de aanvallen en het gevaar dat deze vertegenwoordigen. Maar ze weigerden om een staking uit te roepen. Jammer genoeg is dat de dominante positie binnen de vakbonden in het algemeen op dit ogenblik. De besparingspolitiek wordt in woorden verworpen, maar de meeste vakbondsleiders verdedigen in de praktijk een beleid van sociale vrede en demobilisatie. Dat is een van de factoren die de burgerij erg goed uitkomt op dit ogenblik.
“Maar de Spaanse oudervereniging CEAPA nam een ander standpunt in. Deze organisatie steunde de oorspronkelijke oproep voor een algemene onderwijsstaking en steunde onze oproep aan de onderwijsbonden om mee te doen. Deze steun was ongetwijfeld erg belangrijk voor het succes van de staking.
“Zoals steeds de voorbije jaren zorgde de weigering van de vakbondsleiders om een ernstige strijd te voeren voor massaal ongenoegen aan de basis. Zoals we dat wilden, werd onze staking een referentiepunt voor die activisten binnen de vakbonden – niet alleen in het onderwijs – die voor een meer militante houding opkomen. De druk van onderuit zorgde er in Madrid voor dat de onderwijsbonden tot een staking opriepen. In Andalucia werd dit voorbeeld gevolgd door een van de grootste onderwijsbonden. Tal van andere bonden verklaarden solidair te zijn met de acties, maar ze riepen niet op om het werk neer te leggen.
“Het belangrijkste voorbereidende werk werd natuurlijk onder jongeren zelf verricht. Om te beginnen was er een massale verdeling van honderdduizenden pamfletten en affiches waarin werd uitgelegd waarover de strijd gaat en waarin we ons voorstel voor een staking verdedigden. Er volgden algemene vergaderingen en stakerscomités in honderden scholen.
“Tienduizenden scholieren namen deel aan de honderden algemene vergaderingen die we in de weken voor de staking organiseerden. Daar discussieerden ze over de acties en werd massaal voor de staking gestemd. We kwamen op directe wijze tussen in ongeveer 600 scholen. Daarbij maakten we duizenden nieuwe leden van de Studentenvakbond.”
De dag na de staking kwam Rajoy met zogenaamde wijzigingen aan de ingangsexamens. Wat betekent dit in de praktijk?
“Dit betekent in werkelijkheid niets. De verklaringen van Rajoy waren een bewuste poging om de beweging te verwarren en te demobiliseren. Hij heeft gezegd dat de examens er dit jaar nog komen, maar dat ze voorlopig niet bindend zijn. Maar dit was voorheen ook al zo gepland! Het doel is om de examens in te voeren en ze eerst als feit te vestigen vooraleer ze volgend jaar bindend zullen worden.
“Ons antwoord is duidelijk: we willen de onmiddellijke intrekking van deze aanval of de studenten en scholieren zullen op 24 november opnieuw betogen.”
Met het CWI voerden we een internationale solidariteitscampagne. Had dit een impact op de staking?
“Er was een grote impact, vooral op de activisten die de staking opbouwden. We waren onder de indruk van het aantal steunberichten, de video’s, foto’s en brieven die constant binnenstroomden en kwamen van publieke vertegenwoordigers, vakbondsmilitanten en werkenden en jongeren vanuit de hele wereld.
“Actieve steun en solidariteit vanuit 25 landen krijgen, heeft natuurlijk een impact en benadrukt het internationale karakter van onze strijd. De besparingen en privatisering van het onderwijs zijn belangrijke strategische onderdelen van het kapitalistische beleid doorheen de wereld. De jongerenbewegingen die we daartegen zien, zijn er een uitdrukking van. Zeker de solidariteit van jongeren uit landen als Chili, Groot-Brittannië, Griekenland, Italië of Québec, landen met massale jongerenbewegingen die ons inspireerde, was fantastisch.
“Het incident in Hong Kong waar de Spaanse consul de solidariteitsactie van Socialist Action fysiek aanviel, had een specifieke impact. Het kwam op de nationale televisie en in de grootste gevestigde dagbladen, El Pais en El Mundo.
“Op de stakingsdag zelf was er een vertegenwoordiger van Socialist Students uit Engeland & Wales, Claire Laker Mansfield, in Madrid aanwezig en zij sprak ook op de massabetoging. De lijst van steden en landen waar er solidariteitsacties waren, had een bijzonder enthousiasmerend effect op de betoging.
“We willen het CWI en iedereen die aan de campagne deelnam hiervoor bedanken.”
Kan je iets meer zeggen over de SE, de geschiedenis en de rol van deze studentenvakbond?
“SE is een jongerenorganisatie die studenten en scholieren op alle niveau’s organiseert. We omschrijven ons als een strijdbare, antikapitalistische en revolutionaire organisatie. We zien onszelf niet louter als een studentenvakbond (ook al zijn we dat natuurlijk wel), maar als een vakbond van de jongeren uit de werkende klasse en al wie opkomt voor het recht op toegang tot onderwijs. We verbinden onze strijd dan ook steeds met die van de arbeidersklasse tegen het kapitalisme.
“SE is in de jaren 1980 opgezet door leden van de organisatie ‘Nuevo Claridad’ (dat later ‘El Militante’ werd en nu ‘Izquierda Revolucionaria’ is). Het kwam voort uit de massale jongerenbeweging tegen het beleid van de eerste ‘socialistische’ regering onder leiding van Felipe Gonzalez in 1986. Die regering was verkozen op basis van een enorme hoop onder de arbeidersklasse en de jongeren, maar ze voerde een asociaal beleid.
“Er was een massale beweging van stakingen en bezettingen tegen het onderwijsbeleid van Gonzalez. De beweging dwong belangrijke toegevingen af, zoals de invoering van gratis hoger middelbaar onderwijs, de bouw van honderden nieuwe publieke scholen in het land en het wettelijke recht om met jongeren te staken. Veel van deze verworvenheden zijn nog steeds van toepassing en we moeten strijden om ze te verdedigen.
“De studentenvakbond is sindsdien een dynamische en strijdbare jongerenorganisatie gebleven.”
Hoe zie je de klassenstrijd en de jongerenacties de komende periode ontwikkelen? En wat denk je van de politieke situatie in het land?
“We werken al aan het succes van onze volgende staking op 24 november. We bouwen aan bewustzijn hierover en versterken de groepen die de acties voorbereiden. We moeten de groei van onze organisatie in de staking consolideren en met duizenden nieuwe activisten een nog grotere en krachtiger staking houden.
“Er is geen garantie op succes of op een grotere actie dan die van 26 oktober. Maar we denken dat 26 oktober en de massale betoging aan het parlement tegen de regeringsvorming wijzen op een nieuwe wil om de strijd tegen deze nieuwe regering aan te gaan, zeker onder de jongeren van de werkende klasse.
“We zullen blijven opkomen voor een massale algemene staking in het onderwijs op 24 november en pleiten ervoor dat het massale militante protest en de stakingsacties ‘besmettelijk’ zijn voor de rest van de arbeidersbeweging en de linkerzijde. De crisis in PSOE en de bocht naar links in de toespraken van Pablo Iglesias van Podemos zijn eveneens elementen die wijzen op een diepere radicalisering en polarisatie in deze nieuwe situatie.
“De nieuwe regering heeft geen legitimiteit maar zal toch proberen om het door het kapitalisme en de EU geëiste besparingsbeleid door te voeren. Deze regering zal botsen op een gemobiliseerde en naar links bewegende arbeidersklasse die bereid is om tot hard verzet over te gaan. De linkerzijde en de arbeidersbeweging moeten zich voorbereiden op een nieuwe periode van strijd op de straten en in de werkplaatsen. Ik ben lid van Izquierda Revolucionaria omdat ik denk dat een geslaagde beweging tegen het besparingsbeleid een socialistisch en revolutionair perspectief en programma vereist.
“De ervaring van de crisis heeft het failliet van het parlementaire cretinisme en de naïeve oproepen tot ‘compromissen’ met de heersende klasse aangetoond. In het onderwijs en in andere sectoren kunnen onze rechten enkel afgedwongen worden indien we breken met het kapitalistische beleid. Enkel een socialistisch beleid van publiek bezit en democratische controle op de rijkdom kan een garantie vormen voor gratis en degelijk onderwijs voor iedereen.
“De militante massabewegingen van de komende periode zullen de kwestie van revolutionaire verandering terug op de agenda zetten. Dat is de enige manier waarop we onze generatie een degelijke toekomst kunnen bieden.”





