Your cart is currently empty!
Tag: Spanje
-
Catalonië: sociale rechtvaardigheid en recht op zelfbeschikking onlosmakelijk met elkaar verbonden
De Catalaanse verkiezingen van 27 september toonden een samenleving die zowat middendoor verdeeld is over de kwestie van onafhankelijkheid van de Spaanse staat. Deze verkiezingen werden in de praktijk een ‘referendum’ over Catalaanse onafhankelijkheid. Dit werd zo gepromoot door de Catalaanse president Artur Mas. Het kwam er mee door de context van de Spaanse weigering om een referendum over onafhankelijkheid toe te laten en dit ondanks de groeiende massabeweging hierrond.Analyse door Danny Byrne van het CWI
De twee grootste onafhankelijkheidspartijen vormden een gezamenlijke lijst onder de naam Junts pel Si (Samen voor Ja). Het gaat om de CDC, de rechtse nationalistische partij van Artur Mas, en de ERC, de zogenaamd centrumlinkse nationalistische partij. De gezamenlijke lijst werd getrokken door zowel politici als prominenten. De stemmen voor deze lijst werden net zoals die voor de radicaal linkse pro-onafhankelijkheidspartij CUP gezien als Ja-stemmen. Langs de andere kant waren er heel wat anti-onafhankelijkheidspartijen die tot het Neen-kamp behoorden. De linkse lijst Catalunya si que es pot (Catalonië, ja we kunnen) waartoe Podemos en de Catalaanse afdelingen van Verenigd Links behoren, zat ergens tussenin.
Polarisatie
Het vormde de basis voor een gepolariseerde campagne. Met de verschillende partijen die diverse standpunten innamen langs beide kampen, waren de verkiezingen geen echt referendum. Maar de kwestie van onafhankelijkheid was wel steeds dominanter in de campagne naarmate de verkiezingen dichterbij kwamen. Er was een hoge opkomst van 77%, 10% meer dan bij de vorige Catalaanse verkiezingen. Dit is een uitdrukking van de polarisatie en een gevoel van dringendheid onder de mensen om zich over de onafhankelijkheid uit te spreken.
Een geografisch overzicht van de resultaten toont een erg gepolariseerd beeld. Het platteland stemde bijna overal overweldigend voor onafhankelijkheid. Maar in de steden, waaronder Barcelona, kwamen de onafhankelijkheidspartijen niet aan 50%. In Barcelona zelf was er een polarisatie tussen verschillende wijken. Voor het eerst sinds het begin van de huidige beweging voor onafhankelijkheid is er een element van polarisatie op basis van afkomst tussen Catalaanse buurten en gemeenschappen van families uit andere delen van Spanje. Dit werd vooral door de tegenstanders van onafhankelijkheid uitgespeeld. Er was ook een zekere polarisatie op basis van leeftijd met een grote meerderheid van de jongeren die voor onafhankelijkheid is.
De resultaten bevestigen dat de massabeweging voor onafhankelijkheid niet verdwenen is, zoals veel commentatoren hadden voorspeld of gehoopt. “Junts pel Si” haalde 39,5% en 62 zetels, twee zetels te weinig voor een absolute meerderheid. De CUP haalde 8,2% en 10 zetels. Het ja-kamp won dus voldoende zetels voor een parlementaire meerderheid, zelfs indien het stemmenpercentage net onder de 50% blijft.
De belangrijkste partijen in de eenheidslijst ‘Junts pel Si’ haalden echter minder zetels dan toen ze los van elkaar opkwamen in 2012. De groei van CUP, dat van 3 naar 10 zetels ging, is een belangrijke verandering. Het wijst op een radicalisering en een bocht naar links onder een belangrijk deel van de voorstanders van onafhankelijkheid.
In het Neen-kamp leed de conservatieve PP een enorme nederlaag, de partij haalde amper 8,9% van de stemmen. De racistische reactionair Xavier Albiol was PP-kandidaat voor het presidentschap van Catalonië. Hiermee wilde de PP zijn steun onder de traditionele rechtse kiezers terug opkrikken, maar het mocht niet helpen. De partij die in het neen-kamp de verkiezingen won, was Ciutadans, de nieuwe rechtse populistische partij die voor een radicaal neen-standpunt opkomt. De partij verdriedubbelde zijn zetelaantal en wordt de tweede partij in het Catalaanse parlement. De groei van Ciutadans aan de ene kant en CUP aan de andere kant, wijzen op een versterking van de radicale polen in zowel het Ja als het Neen-kamp.
Op basis van dit resultaat kondigden Artus Mas en Junts pel Si aan dat ze een regering willen vormen om een “proces” op te starten waarmee Catalonië op 18 maanden tijd onafhankelijk zou worden.
Beperkingen van de polarisatie
Een gezamenlijke regering van onafhankelijkheidspartijen zou betekenen dat de antikapitalistische CUP een akkoord sluit met de besparingsverantwoordelijken van CDC en met Mas die in de eerste jaren van de crisis een bijzonder asociaal beleid voerde en daarin soms verder ging dan de centrale regering van Madrid. Een andere optie zou zijn dat CUP vanuit de oppositie Mas toelaat om een minderheidsregering te vormen en steun geeft aan het proces van onafhankelijkheid maar zonder tot de regering toe te treden.
Binnen het ja-kamp zijn er grote politieke verschillen. Dit heeft gevolgen, niet alleen voor de klassenstrijd rond sociale en economische thema’s maar ook voor de strijd over democratische rechten en voor het recht op zelfbeschikking. Een klassenoverstijgend ja-kamp met de huidige krachtsverhoudingen is niet wenselijk of leefbaar, het kan enkel leiden tot een verraad van zowel de rechten van de werkenden als de strijd voor het recht op zelfbeschikking.
Een gepolariseerde verkiezingscampagne beperkt tot ‘nationale’ lijnen is niet de benadering van socialisten en marxisten. Het gaat immers voorbij aan de fundamentele tegenstellingen, die tussen arm en rijk, tussen arbeider en kapitalist. Een klassenoverschrijdende Ja- of Neen-campagne betekent dat de uitgebuite werkenden, onderdrukte vrouwen en minderheden, … gevraagd worden om dezelfde politieke belangen en doelstellingen naar voor te brengen als die van de verantwoordelijken voor het besparingsbeleid en de crisis die zo lelijk huis houdt in de Catalaanse en Spaanse samenleving.
Werkenden en jongeren zijn sterk gekant tegen de besparingen en pleiten voor democratische rechten. Ze hebben meer met elkaar gemeen dan met de pro-kapitalistische politici in beide kampen. Er is nood aan eenheid en mobilisatie van de arbeidersklasse op een onafhankelijke klassenbasis gericht op een alternatief op kapitalisme, nationale onderdrukking en staatsrepressie.
Een gezamenlijke Ja-campagne of een gezamenlijke regering van de partijen van de Catalaanse rijken en de antikapitalistische linkerzijde is enkel mogelijk indien een van de klassen, de arbeidersklasse, zich onderwerpt aan de andere. De CUP zit in een moeilijke positie, de partij staat onder druk om de beweging naar onafhankelijkheid niet te verstoren. Deze partij moet zich sterk houden en de belofte om geen rechtse besparingsregering onder leiding van Mas te steunen ook effectief waar te maken.
Kapitalisme, klasse en de strijd voor Catalaanse zelfbeschikking
Het zijn niet alleen sociale en economische thema’s die een klassenoverschrijdende beweging voor zelfbeschikking onleefbaar maken. De klassentegenstellingen zijn ook fundamenteel in de vraag hoe democratische rechten, waaronder nationale rechten, kunnen afgedwongen worden. In Catalonië hebben de rijken een lange geschiedenis van opportunistisch inspelen op nationale gevoelens en verlangens om dit op cynische wijze voor de eigen belangen te gebruiken.
De Catalaanse kapitalistische klasse was altijd tegen onafhankelijkheid van Spanje en dit blijft het geval. De kapitalisten uit Catalonië waren een belangrijke factor in de ‘overgang’ van de jaren 1970 waarmee de dictatuur van Franco werd vervangen door een grondwettelijke monarchie om een revolutionaire omverwerping van de dictatuur en het kapitalisme te vermijden. Het ontkennen van het recht op zelfbeschikking voor de naties in de Spaanse staat was een fundamenteel onderdeel van het nieuwe regime. De onwrikbare eenheid en integriteit werd opgelegd in de grondwet van 1978, deels opgesteld door de ‘nationalistische’ Catalaanse burgerij. In deze verkiezingscampagne namen grote Catalaanse bedrijven en banken deel aan de Spaanse angstcampagne tegen onafhankelijkheid. Het deed wat denken aan ‘project fear’ tijdens de Schotse campagne voor het onafhankelijkheidsreferendum van 2014.
De arbeiders, jongeren en armen in Catalonië moeten de conclusie trekken dat ze enkel op hun eigen krachten kunnen vertrouwen in de strijd voor democratische rechten en het recht op zelfbeschikking. Dit betekent dat ze de controle op de beweging moeten overnemen uit de handen van politieke vertegenwoordigers van het kapitalisme zoals Artur Mas. Enkel de arbeidersklasse die verenigd en georganiseerd opkomt voor het recht op zelfbeschikking, maar ook het recht op een waardig leven, kan de strijd tot overwinningen brengen.
Catalaanse onafhankelijkheid bedreigt ook de kapitalisten uit de rest van Spanje en het Spaanse kapitalisme in het algemeen. Catalonië is immers goed voor 20% van het Spaanse BBP en bovendien zou een onafhankelijk Spanje zonder Catalonië, Baskenland en Galicië zowat de volledige industriële basis en een derde van het BBP verliezen. Een onafhankelijk Catalonië zou uiteraard een aanmoediging zijn voor de strijd voor zelfbeschikking in Baskenland en mogelijk ook in Galicië.
Dit kwam ook tot uiting in de benadering van de Spaanse instellingen en de PP-regering ten aanzien van de beweging in Catalonië. Het is een benadering van tegenstand en repressie. Het Grondwettelijk Hof heeft zich op elk ogenblik verzet tegen de mogelijkheid van een referendum, zelfs de onofficiële volksraadpleging van de Catalaanse regering in november vorig jaar werd verboden. Na de verkiezingen werd aangekondigd dat Artur Mas zelf door Spaanse rechtbanken zal vervolgd worden wegens het niet-nakomen van het verbod op de volksraadpleging van 9 november. Uiteraard moet Mas verdedigd worden tegen de staatsrepressie, maar tegelijk moeten de linkerzijde en de arbeidersbeweging zich volledig verzetten tegen het politieke beleid van Mas.
In de aanloop naar de Catalaanse verkiezingen stemde de PP-regering een wet waardoor het Grondwettelijk Hof de macht heeft om de president van een ‘autonome regio’ (zoals Catalonië) te schorsen. Dit was een duidelijk dreigement tegen de Catalaanse bevolking. Maar het zal even weinig effect hebben als eerdere dreigementen. De Spaanse repressie versterkt de beweging voor onafhankelijkheid net.
Dit schept duidelijkheid voor de arbeidersklasse. Het feit dat de burgerlijke regels steeds opnieuw als obstakel tegen een democratische beslissing door de bevolking worden gebruikt, leidt tot de vraag naar massale burgerlijke ongehoorzaamheid en een perspectief dat de grenzen van de burgerlijke wettelijkheid overschrijdt. Daar zijn de Catalaanse en Spaanse kapitalisten natuurlijk niet tot bereid. Dat kan enkel de arbeidersklasse.
Het heeft ook politieke gevolgen. Het ontkennen van democratische en nationale rechten aan de bevolking van de Spaanse staat zit in het DNA van het kapitalisme op het schiereiland. De strijd voor het recht op zelfbeschikking is onlosmakelijk verbonden met de strijd tegen kapitalisme. Het uitbouwen van een verenigde arbeidersbeweging met een revolutionair socialistisch programma is de sleutel voor een geslaagde strijd voor democratische en nationale rechten voor Catalonië.
Voor een verenigd front van links, de arbeidersklasse en sociale bewegingen om te breken met kapitalisme en nationale onderdrukking
De arbeidersklasse moet georganiseerd zijn om eengemaakte een onafhankelijke rol te kunnen spelen in plaats van de burgerlijke leiding van het ene of het andere kamp achterna te lopen. In deze verkiezingen waren er jammer genoeg twee concurrerende linkse lijsten die in werkelijkheid opgesplitst waren door de nationale polarisatie. De CUP stond in het Ja-kamp met een sterk antikapitalistisch profiel dat inging tegen de lijst Junts pel Si. De CUP scoorde goed met een verdriedubbelling van het aantal zetels sinds 2012 toen de CUP voor het eerst verkozen raakte.
Het resultaat van Catalunya si que es pot (CSQP), een alliantie van Podemos en de Catalaanse medestanders van Verenigd Links (IU), was wel ontgoochelend. De lijst haalde 11 verkozenen, wat minder is dan het aantal verkozenen van verschillende delen van de alliantie in 2012. Voor de leiders van Podemos is dit een erg slecht resultaat zeker nadat Pablo Iglesias en Inigo Errejon zoveel tijd en energie in deze campagne staken. Ze stelden dat ze boven de polarisatie rond de nationale kwestie stonden en benadrukten de nood aan discussie over sociale en economische thema’s. Maar hun standpunten werden gezien als onderdeel van het Neen-kamp. Dat centrale leiders als Iglesias en Errejon een duidelijk persoonlijk standpunt tegen onafhankelijkheid innamen, versterkte dit beeld.
Het komt bovenop de algemene problemen voor Podemos in de rest van Spanje. De partij gaat achteruit in alle peilingen. Zoals we eerder opmerkten heeft dit deels te maken met de politieke fouten van de partijleiders die steeds verder naar rechts opschoven en zich aanpassen aan ‘wat mogelijk is’ in de context van de trojka en de dictatuur van de kapitalistische markten.
Socialismo Revolucionario riep op voor verenigde linkse lijsten in de verkiezingen op basis van een programma dat breekt met het kapitalisme om zo het democratisch recht op zelfbeschikking voor Catalonië te bekomen. In de nasleep van een gepolariseerde verkiezingscampagne is het belangrijk dat de linkerzijde en de arbeidersbeweging zich verenigen in strijd, op de straten en op de werkvloer om de klassenstrijd te voeren. Er moet aandacht geschonken worden aan de eenheid in de strijd, na de campagne dreigt de nationale polarisatie immers al het andere te overstemmen. Een escalatie van klassenstrijd kan de aandacht terug op de klassenthema’s vestigen en bijdragen aan de nodige eenheid.
Een verenigde arbeidersbeweging – wat ook nodig is op Spaans niveau om de strijd voor de val van de regering-Rajoy te voeren – kan niet gewoon tot eenheid komen op basis van het negeren van de nationale kwestie. Het ontgoochelende resultaat voor CSQP in deze verkiezingen toont de gevolgen van zo’n benadering. Een verenigd front van de linkerzijde, de arbeidersbeweging en sociale bewegingen met als doel om de PP-regering en het tweepartijenstelsel te breken in de algemene verkiezingen van december moet een democratische en socialistische oplossing naar voor schuiven voor de nationale kwestie van de Catalaanse, Baskische en Galicische bevolking. Dat is vandaag een fundamentele vereiste voor succes.
Grondwetshervorming of breken met het systeem?
Als startpunt stelt SR dat de nationale kwestie net zoals andere dringende thema’s van de werkende bevolking niet kan opgelost worden binnen het door crisis gekenmerkte kapitalisme. Het ontmantelen van het Spaanse systeem van na het verdwijnen van de dictatuur vereist de uitschakeling van de territoriale afspraken van de ‘autonome regio’s’. Dit was voorheen de min of meer gesofisticeerde methode om de nationale onderdrukking te kanaliseren. Het zal echter niet volstaan.
Velen – ook ter linkerzijde – denken dat het volstaat om te prutsen aan de grondwettelijke structuur van het Spaanse kapitalisme om de nationale kwestie en andere fundamentele problemen op te lossen. Er is een sterke druk door de burgerij, onder meer in de ernstige media zoals El Pais, voor een meer verzoenende houding van de regering. De kwestie van een hervorming van de grondwet komt daarbij steeds opnieuw terug, met als onderdeel daarvan de mogelijkheid van toegevingen, ook op financieel vlak, aan Catalonië. Dit zou welwillend aanvaard worden door de rechtse leiding van Junts pel Si, voor wie het doel in werkelijkheid niet de onafhankelijkheid is maar een groter deel van de Spaanse kapitalistische koek.
De arbeidersklasse en de linkerzijde moeten dergelijke halfslachtige voorstellen verwerpen. Echte democratie en een waardig leven voor de mensen is enkel mogelijk door de basis van het systeem aan te pakken, het kapitalistische bezit en controle van de rijkdom op het schiereiland. Dit betekent strijden voor een socialistisch alternatief met publiek democratisch bezit van de rijkdom.
Met een socialistisch programma om te breken met het kapitalisme in Spanje, zou een socialistisch Catalonië mogelijk worden. Dit Catalonië zou zelf de volledige controle over zijn eigen zaken hebben, op basis van een echte arbeidersdemocratie in de economie en op politiek vlak. Het betekent een garantie op volledige rechten, ook taalrechten, het recht op dubbel burgerschap en het vrij verkeer van alle minderheden. Het gemeenschappelijke bezit en democratische controle op de banken en sleutelsectoren van de economie zou het mogelijk maken om de territoriale grenzen van de Spaanse staat te bepalen op gelijke en vrijwillige basis. Een revolutionair congres van Iberische volkeren, met vertegenwoordigers van werkenden van alle bevolkingsgroepen en regio’s, zou de toekomst van elke natie en van het volledige schiereiland kunnen bespreken.
Op deze basis zou een socialistisch Catalonië vrij kunnen deelnemen aan een socialistische confederatie met andere volkeren op het schiereiland, dat zou zich op een kwalitatief andere manier stellen na een breuk met het kapitalisme. Een dergelijke revolutionaire verandering zou de grenzen van de huidige Spaanse staat snel overstijgen. In een socialistisch Europa en een socialistische wereld, zouden Catalonië en andere volkeren van het schiereiland hun plaats kunnen opnemen in een echter broederlijke band tussen naties gebaseerd op overvloed en samenwerking. Het kapitalisme en de tekorten, concurrentie en barbarij die er kenmerkend voor zijn, zal enkel leiden tot eindeloze nationale conflicten, onderdrukking en dominantie.
-
Linkse eenheidslijsten aan de macht in grote Spaanse steden
Naar een nieuw front van verzet tegen het besparingsbeleid?

De nieuwe burgemeester van Barcelona, Ada Colau In Barcelona, Madrid en andere belangrijke Spaanse steden zijn er na de gemeenteraadsverkiezingen burgemeesters verkozen op linkse eenheidslijsten. De vele mobilisaties van de werkenden en sociale bewegingen de afgelopen jaren – met de beweging van indignado’s in 2011 en drie algemene 24-urenstakingen in 2012 en 2013 – kregen een politieke vertaling in de lokale verkiezingen van 24 mei.
Dossier door Marisa (Brussel) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
De politieke crisis van het Spaanse kapitalisme wordt dieper. Het establishment zal het moeilijk hebben om de situatie onder controle te houden en het besparingsbeleid met aanvallen op de levensstandaard gewoon verder te zetten. Voor de werkenden en jongeren stellen er zich nieuwe mogelijkheden en kan dit het begin van een nieuwe periode van strijd zijn.
Sinds het einde van de dictatuur van Franco in de jaren 1970 werd het Spaanse politieke stelsel gedomineerd door tweede grote partijen: de conservatieve PP en de sociaaldemocratische PSOE. Geen van beide partijen aarzelde om hard te besparen, onder meer op onderwijs en gezondheidszorg, of om de arbeidswet af te zwakken en de pensioenen naar beneden te halen. De levensstandaard van de werkenden en hun gezinnen ging er sterk op achteruit.
Waar de twee grote partijen voorheen goed waren voor 80% van de stemmen, haalden ze nu samen 52%. Vooral de PP kreeg harde klappen en verloor de macht in een aantal bastions. In alle regio’s waar de PP een absolute meerderheid had, ging deze verloren. Ook de PSOE verloor fors.
In de regionale verkiezingen haalde Podemos goede resultaten en werd het doorgaans de derde politieke formatie. Izquierda Unida (Verenigd Links) verloor zijn verkozenen in 4 van de 8 regionale parlementen waar het voorheen in vertegenwoordigd was. Tegelijk was er een brede steun voor alternatieve linkse lijsten bij de gemeenteraadsverkiezingen. In Barcelona, Madrid, A Coruña, Cadiz, Zaragoza en andere belangrijke steden werden stadsbesturen gevormd rond linkse eenheidslijsten.
Linkse eenheidslijsten
Deze lijsten waren allianties van linkse partijen en activisten van sociale bewegingen. Het waren eenheidsfronten rond linkse krachten als Podemos, Izquierda Unida (of toch minstens de linkerzijde van IU), linkse ecologisten en soms linkse nationalisten zoals de CUP in Catalonië of Anova in Galicië. Er werd ook aan deelgenomen door strijdbare syndicalisten, activisten tegen uithuiszettingen, antiracistische militanten, … Zelfs indien deze lijsten vaak met Podemos geassocieerd worden, hebben ze een onafhankelijk profiel. Deze lijsten werden gezien als vertegenwoordigers van een links verzet tegen het besparingsbeleid.
Met deze lijsten werd een politiek vacuüm ingevuld dat opengelaten werd door de traditionele arbeidersorganisaties. De linkse lijsten trokken ook nieuwe activisten uit sociale bewegingen aan. Doorgaans waren de programma’s van de lijsten gericht tegen de besparingen, voor een democratische audit van de gemeentelijke schulden, voor toegang tot water en energie voor de armsten, voor een stopzetting van de uithuiszettingen en ook andere eisen van de arbeidersbeweging en sociale bewegingen in strijd.
Het was duidelijk dat de linkse eenheidslijsten op lokaal niveau betere resultaten haalden dan Podemos dat alleen opkwam op regionaal vlak. Het meest duidelijke voorbeeld hiervan is Madrid. De linkse eenheidslijst ‘Ahora Madrid’ was goed voor 230.000 stemmen (31,85%) terwijl Podemos in dezelfde kiesomschrijving 17,73% haalde voor de regionale verkiezingen.
Coalities of linkse minderheidsbesturen?
Ondanks de schitterende overwinningen heeft geen enkele linkse eenheidslijst een absolute meerderheid. Dat versterkt de instabiliteit tegen de achtergrond van een erg versnipperd politiek landschap. De vraag die zich nu stelt voor de nieuwe lokale linkse besturen is hoe ze een beleid kunnen voeren gericht op de belangen van de meerderheid van de bevolking terwijl ze zelf in de gemeenteraden een minderheid vormen. In een aantal plaatsen leidt dit tot discussies over coalities met andere partijen, waaronder de PSOE. Voor Socialismo Revolucionario (SR, de Spaanse zusterorganisatie van LSP) moet deze discussie vertrekken van het programma en de vraag hoe een beleid kan gevoerd worden dat een einde maakt aan de besparingen.
De coalitie van Izquierda Unida en de PSOE in de autonome regio Andalusië in het zuiden van Spanje bracht een besparingsbeleid aan een trager ritme. Izquierda Unida werd daar zwaar voor afgestraft in de verkiezingen in Andalusië. Aangezien de PSOE een beleid ten dienste van de heersende klasse voert, is het niet mogelijk om met deze partij een gezamenlijk bestuur te voeren dat de belangen van de meerderheid van de bevolking dient. Socialismo Revolucionario is dan ook voorstander van linkse minderheidsbesturen met enkel die krachten die echt ingaan tegen de besparingen en die zich baseren op mobilisatie om dit af te dwingen.
Wat kan een links bestuur doen?
De linkse eenheidslijst ‘Barcelona en Comú’ gaf steun aan de staking van onbepaalde duur van het personeel van telecombedrijf Movistar dat voor betere arbeidsvoorwaarden opkwam. Dit voorbeeld is belangrijk en toont de mogelijkheden voor een links bestuur om strijd van werkenden en jongeren in het centrum van het debat te plaatsen en te versterken. Zowel in Madrid als in Barcelona maakten de linkse eenheidslijsten van het stoppen van uithuiszettingen een prioriteit. Ze moeten erkennen dat het in het huidige wettelijke kader niet mogelijk is om alle uithuiszettingen te stoppen.
Het klopt dat de lokale besturen niet zomaar alle uithuiszettingen kunnen stoppen. Daarvoor moeten ze beroep doen op mobilisatie en moeten ze actieve steun zoeken in de samenleving om een krachtsverhouding mee op te bouwen. Dat kan bijvoorbeeld met campagnes om steden uit te roepen tot ‘zones zonder uithuiszettingen’, een beleid waarbij banken die tot uithuiszettingen overgaan worden geboycot en dit vooral door de mobilisatie van een massale steun onder de bevolking. Dit kan de andere autoriteiten en de lokale politie ertoe dwingen om de uitvoering van uithuiszettingen te schorsen. De publieke druk en massale burgerlijke ongehoorzaamheid maken dat de linkse besturen sterk staan tegen eventuele juridische betwistingen.
Het probleem beperkt zich evenwel niet tot het stopzetten van de uithuiszettingen. Er is ook nood aan betaalbare huisvesting. Een massaal plan van publieke investeringen in sociale huisvesting kan een antwoord bieden op de tekorten en kan de huurprijzen naar beneden trekken. Dat vereist een confrontatie met de besparingen die door de nationale regering van de PP worden opgelegd en met de ‘wet op de begrotingsstabiliteit’ die tekorten op lokaal vlak verbiedt. Om te kunnen investeren in de creatie van jobs en een betere levensstandaard voor de meerderheid van de bevolking, kunnen de regels voor de lokale begroting niet gevolgd worden en moet de afbetaling van de gemeentelijke schulden gestopt worden. Door te mobiliseren en te organiseren, kunnen de besparingspartijen tot toegevingen gedwongen worden.
Indien dit voorbeeld in verschillende steden en dorpen gevolgd wordt, kan het de basis leggen voor een front van verzet dat ingaat tegen de beperkingen en de besparingen van de nationale en de regionale regeringen. Op dezelfde wijze weigeren 19 Griekse lokale besturen om een wet door te voeren waarmee duizenden jobs in de gemeenten en openbare diensten zouden verdwijnen. Een nationaal netwerk van rebelse steden kan de basis vormen voor een nationaal eenheidsfront van onderuit, met onder meer Podemos en Izquierda Unida. Zo’n front zou de strijd kunnen aangaan voor een linkse regering na de parlementsverkiezingen van dit najaar om een einde te maken aan de besparingen en aanvallen op de levensstandaard van de meerderheid van de bevolking.
[divider]
Een beleid op basis van behoeften: het voorbeeld van Liverpool 1983-1987
Een gemeentebestuur kan breken met de besparingslogica. Dat werd in Liverpool in de jaren 1980 aangetoond. De Labour-meerderheid stond toen onder invloed van Militant, de voorloper van de Socialist Party. Labour haalde een meerderheid met de belofte om de door Thatcher en haar regering opgelegde harde besparingen op lokaal vlak te stoppen en integendeel te vertrekken van de noden en behoeften van de meerderheid van de bevolking. Dit werd ook afgedwongen, onder meer door de grote mobilisaties van het stadsbestuur en de arbeidersbeweging. Zo was er in maart 1984 een 24-urenstaking van 30.000 personeelsleden van de stad en een betoging met 50.000 aanwezigen om de begroting van het stadsbestuur te steunen. Het bestuur ging over tot de bouw van sociale woningen en andere voorzieningen, dit leidde zelfs tot de creatie van 6.500 jobs in de private bouwsector. Omdat het socialistische bestuur van Liverpool alleen bleef staan en ook niet gesteund werd door de leiding van Labour, kon de rechtse regering een tegenoffensief voorbereiden en werd het bestuur ondemocratisch afgezet. -
Podemos: geen meer gematigde benadering, maar radicale breuk met huidige systeem nodig!
Analyse van Podemos en de Spaanse linkerzijde, geschreven voor de verkiezingen van vorig weekend

Monedero naast Iglesias voor de breuk van die eerste met Podemos [dropcap]“M[/dropcap]atiging kan Podemos ontwapenen”, schreef de krant El Pais op 14 mei op de voorpagina. Het deed denken aan de herhaaldelijke waarschuwingen die we met Socialismo Revolucionario (onze Spaanse zusterorganisatie) naar voor brachten rond de pragmatische bocht van de leiding, maar het citaat kwam niet van ons. Het kwam uit een interview met Juan Carlos Monedero, een van de leidinggevende figuren binnen Podemos en tot voor kort de rechterhand van Pablio Iglesias. Monedero nam ontslag uit de leiding van Podemos.
Artikel door Danny Byrne
Dit ontslag is een dramatische wending voor de nieuwe linkse formatie die zes maanden geleden nog een niet te stoppen opmars leek te kennen met een leiding die immuun leek voor elke kritiek. Op een ogenblik dat Podemos een zekere electorale stagnatie kent in de peilingen, trekken anderen gelijkaardige conclusies als Monedero en ontstaat er een debat. Dit debat wordt veroorzaakt door moeilijkheden, maar biedt tegelijk een positieve kans voor de linkerzijde in Spanje en daarbuiten om na te gaan hoe we verder vooruit kunnen gaan.
Beperkingen van meer gematigde benadering
In de regionale verkiezingen in Andalusië in maart haalde Podemos 14% van de stemmen en 15 verkozenen. Aan de oppervlakte lijkt dit een fenomenaal resultaat voor een partij die amper een jaar oud is, maar het resultaat werd algemeen gezien als een ontgoocheling. Podemos is als project sterk gebaseerd op het perspectief van steeds sterkere groei waarbij het tweepartijenstelsel van besparingspartijen wordt doorbroken. Het vertrouwen in de bewegingen en de wanhopige drang tot verandering, zorgden voor een breuk met de perceptie dat radicale en linkse politieke formaties nooit meer dan 10 of 15% kunnen halen.
De slogan ‘tick tock, tick tock…’ die tienduizenden riepen op de grote nationale actie van Podemos in januari was een uitdrukking van het perspectief waarmee Podemos miljoenen mensen begeesterde. Het was het idee van een niet te stoppen aftelling naar een overwinning in de komende parlementsverkiezingen waar meteen het monopolie van de twee grote partijen kan doorbroken worden. De explosieve groei van Podemos zorgde ervoor dat de gevestigde partijen en vooral de sociaaldemocratische PSOE in de touwen lagen. Er leken geen grenzen te staan op de electorale groei in de peilingen. Podemos lag consistent voorop in heel wat nationale peilingen.
Tegen die achtergrond is 14% natuurlijk ontgoochelend en Podemos werd sindsdien in de peilingen op de derde plaats gezet na de twee grote partijen. [Dit kwam ook tot uiting in het resultaat van de regionale verkiezingen van vorig weekend]. Het leidde tot publieke spanningen en debat over de strategie en toekomst van Podemos.
De ontgoocheling in de resultaten van Podemos is natuurlijk een overdreven reactie, vanuit het niets naar een volstrekte meerderheid gaan gebeurt zelden in een korte en rechte lijn. Maar er is tegelijk wel nood aan discussie over de koers van de partijleiding. Die zegt zich meer op het centrum te willen richten in plaats van de linkerzijde en er werden inhoudelijke aanpassingen in die richting gedaan.
Ciudadanos
Een belangrijke complicatie voor Podemos is de eveneens snelle en explosieve groei van Ciudadanos, de “partij van de burger”. In sommige peilingen staat Ciudadanos op bijna hetzelfde niveau als Podemos met tot 15%. Ciudadanos komt uit Catalonië waar het zich baseert op een sterke afkeer tegen de Catalaanse onafhankelijkheid. De formatie groeit snel op basis van een verzet tegen corruptie en een roep naar ‘propere handen’ in de politiek.
Ciudadanos werd eerder dit jaar op Spaans niveau gelanceerd waarbij het inspeelde op de vraag naar meer transparantie. Er werd gepleit voor open voorverkiezingen in alle partijen en voor nieuwe jonge gezichten. Dit waren elementen die voorheen vooral met Podemos werden verbonden. Ciudadanos zegt “noch links noch rechts” te zijn, maar is duidelijk een rechtse partij met een afkeer tegen werkenden, vakbonden en migranten. De formatie speelt in op ontgoocheling onder PP-kiezers die positief staan tegenover het Spaanse nationalisme en de rechtse agenda van Ciudadanos. Maar de formatie doet ook Podemos pijn. De retoriek van een ‘nieuwe politiek’, tegen corruptie en een breuk met de oude orde ligt immers niet zo heel ver van wat Pablo Iglesias naar voor brengt.
In ‘La Brecha’, de krant van Socialisme Revolucionario (SR), schreven we in de maand mei: “De stelling dat Podemos het centrum van het politieke toneel moet bezetten, in plaats van een stoutmoedig perspectief van radicale linkse verandering zoals het aanvankelijke programma van Podemos vooropstelde, is een gevaarlijke ontwikkeling. Het lijkt erop dat Pablo Iglesias en co in hun tocht naar het “centrum” op Albert Rivera van Ciudadanos zijn gebotst waarbij ze elkaar bekampen in de strijd om de politiek gewoon te ‘vernieuwen’, los van de vraag of dit links of rechts dient te zijn.”
Podemos en de linkerzijde moeten duidelijk maken dat de enige manier waarop we echt kunnen breken met het “regime van 1978” (het post-Franco regime) meer vereist dan een breuk met corruptie of meer transparantie. Een breuk met dit regime betekent een breuk met het beleid van besparingen en de dictatuur van het kapitaal, wat de basis vormt voor de Spaanse ‘democratie’ op dit moment.
Het is niet uitgesloten dat de leiding van Podemos dit gevaar inziet en een nieuwe bocht naar links neemt. Pablo Iglesias suggereerde een dergelijke koerswijziging na het ontslag van Monedero. Hij publiceerde een artikel waarin hij wel vasthield aan het idee dat Podemos het politieke terrein moet bezetten met een reformistisch programma dat niet langer verdedigd wordt door de sociaaldemocratie, maar waarin hij ook stelt dat er een verschil is tussen centraal staan in de politieke discussie en het politieke centrum opzoeken. Er bestaan daar echter meningsverschillen over binnen de leidinggevende kringen van Podemos. Monedero botste vooral met Inigio Errejon, de centrale nationale organisator van Podemos die de partij nog meer naar het centrum wil brengen. Het debat mag niet beperkt worden tot de leidinggevende kringen van Podemos en de media. Het moet gevoerd worden door de leden en aanhangers van Podemos en dit op grote algemene vergaderingen van de basis.
Van een “breuk” met het systeem tot sociaaldemocratische standpunten
De opkomst van Podemos weerspiegelt een vacuüm dat vooral aan de linkerzijde bestaat. De beweringen van de leiders van Podemos dat ze het centrum willen opzoeken, houdt de kiezers niet tegen om Podemos links van alle andere partijen te situeren (in veel gevallen ook links van Izquierda Unida). Het politieke programma dat aanvankelijk op een “breuk” met het systeem gericht was, werd echter steeds meer aangepast in de richting van een sociaaldemocratische positie. Belangrijke onderdelen van het programma, zoals de niet-betaling van de schulden of een universeel basisinkomen, werden geschrapt. Er wordt nog steeds opgekomen voor belangrijke hervormingen zoals de stopzetting van uithuiszettingen, de garantie van het leveren van water en energie voor behoeftigen of het einde van de besparingen.
Maar zoals Griekenland aantoont, botsen ook dergelijke beperkte hervormingen in de context van de huidige crisis meteen met het kapitalisme en de trojka. De afbetaling van de enorme schulden – er wordt 100 miljoen per dag betaald aan interest alleen! – is een belangrijk obstakel voor de noodzakelijke massale investeringen in publieke werken en een humanitair programma tegen de besparingen en tegen de afbraak van de levensstandaard van de meerderheid van de bevolking.
Het probleem van moderne sociaaldemocratische programma’s is dat het kapitalisme niet langer een periode van groei kent zoals op het ogenblik dat deze programma’s succesvol doorgevoerd werden met onder meer de opbouw van de welvaartstaat na de Tweede Wereldoorlog in heel wat Noord-Europese landen. Zelfs in die landen waar de sociale zekerheid sterk werd uitgebouwd, zoals in Zweden en Denemarken, is er nu een afbouw met een hard besparingsbeleid.
Het doorvoeren van het volledige programma van Podemos is enkel mogelijk indien de schulden niet afbetaald worden en indien de banken en sleutelsectoren onder democratische controle worden geplaatst. Deze maatregelen zouden de regering van de werkende bevolking toelaten om democratisch te beslissen waarvoor de bestaande middelen worden aangewend. Het zou uiteraard een breuk betekenen met de trojka, de kapitalistische eurozone en de EU. Het zou nodig zijn om de strijd te verbinden met die van de werkenden in Griekenland, Ierland, Portugal, Italië en de rest van Europa om te bouwen aan een nieuwe vrijwillige federatie van socialistische landen in Europa waarbij ook het volledige recht op zelfbeschikking, met inbegrip van afscheiding, bestaat.
Verdeeldheid in IU
Izquierda Unida, Verenigd Links, ken teen crisis. In de meeste grote steden is er verdeeldheid onder de leden. De ‘kritische sector’, de linkerzijde in de partij, is doorgaans onderdeel van de linkse eenheidslijsten in de grote steden. Maar de rechtse bureaucratie houdt vaak vast aan eigen lijsten. De officiële IU-lijsten die opkomen tegen de eenheidslijsten zullen slechte resultaten behalen, wat IU verder ondermijnt. De polarisering in de partij is groot, de twee tegenstrijdige stromingen kunnen onmogelijk lange tijd samen in een zelfde partij blijven bestaan. Er waren al heel wat afsplitsingen en uitsluitingen.
SR neemt deel aan de linkerzijde binnen IU en verdedigt daar de noodzaak van eenheid, maar ook van stoutmoedige acties en opstellingen. Een goed georganiseerde linkerzijde met een radicaal politiek programma en gericht op eenheid van onderuit, is het beste antwoord op diegenen die de partij verder naar beneden trekken en tot de prullenmand van de geschiedenis veroordelen. Er is nood aan een nieuwe kracht, met mensen van binnen en buiten IU, om een programma te ontwikkelen waarmee een echte breuk met het oude regime kan gemaakt worden.
Bij de regionale en lokale verkiezingen verdedigt SR de nood aan een eenheidsfront van de linkerzijde en de sociale bewegingen, met zowel Podemos als militanten van IU naast strijdbare syndicalisten en activisten die ingaan tegen uithuiszettingen, tegen racisme of de vele antibesparingsinitiatieven. Dit is nodig op lokaal, regionaal en nationaal vlak. Dergelijke eenheidsfronten mogen zich niet beperken tot het electorale terrein, maar ze kunnen de alternatieve linkerzijde electoraal wel enorm versterken. Het kan het perspectief dat PP en PSOE niet langer het electorale terrein domineren opnieuw op de agenda zetten.
Door burgemeesterposities en posities in regionale regeringen te winnen, kan links sterker staan om een actief verzet van werkenden en jongeren tegen het besparingsbeleid te mobiliseren. Een programma dat volledig ingaat tegen de besparingen moet breken met de beperkingen die door de centrale regering aan lokale en regionale besturen worden opgelegd. Het betekent de weigering om de door de centrale regering opgelegde besparingen door te voeren. Dit vereist een actieve mobilisatie van onderuit.
Socialisme Revolucionario bouwt zich op als actieve socialistische kracht die voor een dergelijk programma pleit doorheen de linkerzijde, zowel binnen IU als binnen Podemos, maar ook in andere arbeidersorganisaties en sociale bewegingen.
-
Donderdag: meeting met Europarlementslid Podemos in Gent
Afgelopen zondag haalden linkse eenheidslijsten opmerkelijke scores in verschillende Spaanse steden, zo werd Barcelona en Comu de grootste formatie. Bij gelijktijdige regionale verkiezingen zette Podemos uitstekende resultaten neer. Het oude tweepartijenstelsel in Spanje werd verworpen door de kiezers. Tegelijk zetten linkse krachten een belangrijke stap vooruit. Dit versterkt links doorheen Europa, maar leidt ook tot nieuwe uitdagingen. Om het debat hierover mee aan te gaan, organiseren we donderdag in Gent een meeting met een Europarlementslid van Podemos.
[divider]
Wat zijn de mogelijkheden voor de linkse formatie PODEMOS in Spanje? Op welke manier kunnen zij het verzet organiseren tegen de besparingen en welk alternatief schuiven ze naar voren. We nodigen een Europees parlementslid uit om hierover te debatteren.
Na Griekenland is er nu ook in Spanje een electorale pool tegen de besparingen. Wat valt er te leren uit de houding van Syriza en het verzet van de Griekse bevolking?
De Actief Linkse Studenten organiseren deze meeting in samenwerking met de Linkse Socialistische Partij.
Sprekers:
Lola Sanchez – EU-parlementslid van PODEMOS
Bart Vandersteene – Woordvoerder LSP*Er wordt vertaling van en naar het Spaans voorzien
[divider]
Onze berichtgeving over Spanje en Podemos:
-
Spaanse verkiezingen werden ook hier gevolgd – verslag uit Brussel
[dropcap]A[/dropcap]fgelopen zondag werd in Brussel een avond gehouden om de resultaten van de Spaanse verkiezingen te volgen. De Belgische afdelingen van Izquierda Unida, Podemos, Equo en ICV kwamen samen in cultureel centrum Garcia Lorca in Brussel om samen de resultaten te volgen van de lokale en regionale verkiezingen. Het feit dat de verschillende krachten besloten om samen de resultaten te volgen en de goede sfeer op deze avond waren uitdrukkingen van een dynamiek van samenwerking onder de linkse krachten. Algemeen was er een positieve inschatting van de resultaten, maar tegelijk stelden velen dat dit niet zal volstaan.Verslag door Marisa
De dominantie door twee grote partijen, het conservatieve PP en de sociaaldemocratische PSOE, kreeg een zware klap. De twee gingen van 65% in de gemeenteraadsverkiezingen van 2011 naar 52% nu. De PP kreeg nog steeds het grootste aantal stemmen, maar moest toch 10% inleveren (2,4 miljoen stemmen). De PSOE verloor 3% van zijn stemmen, maar hoopt een reeks regio’s en burgemeesterposities te veroveren. De linkse eenheidslijsten tegen het besparingsbeleid kunnen mogelijk in zeven steden meebesturen. “Barcelona en Comú” stak de rechtse Catalaanse nationalisten van CIU voorbij in Barcelona. “Ahora Madrid” werd de tweede kracht met 20 gemeenteraadsleden, slechts één minder dan de PP.
Podemos kwam met de regionale verkiezingen op met eigen lijsten. Deze scoorden minder goed dan de lokale eenheidslijsten. Podemos werd derde in de regionale verkiezingen in Madrid, Aragon en Asturië. Izquierda Unida behoudt een gelijkaardig aantal gemeenteraadsleden als in 2011. Maar de partij verliest wel 277.000 stemmen in de regionale verkiezingen waardoor het ook 25 regionale verkozenen verliest, met onder meer zwaar verlies in Madrid en Valencia. In vier regio’s verliest IU zijn parlementaire aanwezigheid. Ciudadanos, een nieuwe rechtse populistische kracht, doet zijn intrede in 10 van de 13 regionale parlementen.Socialismo Revolucionario (SR), de Spaanse zusterorganisatie van LSP, speelde een rol in de vorming van de eenheidslijst ‘Badalona en Comú’ in een stad vlakbij Barcelona. Deze lijst haalde 17,54% van de stemmen en werd tweede met 5 verkozenen. SR pleit voor een eenheidsfront van linkse krachten en sociale bewegingen in verzet tegen de besparingen. SR komt op voor lokale besturen die weigeren om de door de centrale regering opgelegde besparingen door te voeren. Dit vereist een breuk met het huidige beleid, de niet-betaling van de schulden en de nationalisatie van de banken en sleutelsectoren van de economie onder democratische controle en beheer.
-
Spaanse verkiezingen met politieke crisis en linkse kandidaten op het menu

Pablo Iglesias van Podemos [dropcap]D[/dropcap]e hoop op een breuk met het besparingsbeleid in Spanje leidt tot een zoektocht naar een politiek instrument op een ogenblik dat er heel wat verkiezingen zijn. Op 24 mei zijn er gemeenteraadsverkiezingen en tal van verkiezingen voor de autonome regio’s. Deze verkiezingen vormen een eerste grote test voor Podemos in de aanloop naar de parlementsverkiezingen van eind dit jaar.
Door Boris Malarme
Gevestigde partijen gediscrediteerd, versnipperd politiek landschap
De laatste peilingen wekken de indruk dat de explosieve electorale groei van Podemos minstens tijdelijk tot stilstand is gekomen. In plaats van een scenario van onafgebroken groei van Podemos waarbij de dominantie van de twee grote partijen, de rechtse conservatieve PP en de sociaaldemocratische PSOE, wordt doorbroken, is er eerder sprake van een versnippering van het politieke landschap. Er is ook een sterke groei van het rechts populistische Ciudadanos (partij van de burgers). Die partij kan groeien op basis van een anticorruptiediscours. Dat ligt gevoelig door de talloze schandalen. De situatie van politieke crisis en instabiliteit kan de vorming van lokale en regionale besturen bijzonder moeilijk maken.
Pablo Iglesias en de leiding van Podemos kozen ervoor om hun programma af te zwakken, zo werd afstand gedaan van de eis om de schulden niet langer terug te betalen en werd ook de invoering van een basisinkomen overboord gegooid. Podemos wil “realistischer” zijn. Deze aanpak wordt nu in vraag gesteld. Onder leden en sympathisanten van Podemos is er heel wat discussie, dat zal nu ook tot debat op algemene vergaderingen moeten leiden. De radicale linkerzijde moet gedurfd naar buiten komen. De electorale afstraffing van Izquierda Unida (Verenigd Links) in Andalusië was grotendeels te wijten aan het feit dat IU er aan een besparingsregering met de sociaaldemocratische PSOE deelnam onder het mom dat dit nodig was om rechts te stoppen. Ook uit deze ervaring moeten we lessen trekken.
Onze Spaanse zusterorganisatie, Socialismo Revolucionario (SR), werkt zowel binnen Izquierda Unida als Podemos. SR roept op om te stemmen voor kandidaten die zich duidelijk uitspreken tegen de besparingen. SR komt op voor een beleid dat breekt met de huidige gang van zaken. Dat kan door de schulden niet terug te betalen en de banken en sleutelsectoren van de economie te nationaliseren onder democratisch beheer en controle van de gemeenschap.
Linkse eenheidslijsten op lokaal vlak
In een aantal steden zijn er linkse eenheidslijsten bij de gemeenteraadsverkiezingen. Dit is belangrijk om het verzet tegen de besparingen te verenigen. Het gaat om lijsten met onder meer Podemos, Izquierda Unida, linkse ecologisten, linkse nationalisten, strijdbare syndicalisten, activisten van sociale bewegingen, … Voorbeelden van dergelijke lijsten zijn ‘Zaragoza en Común’, ‘Marea Atlántica’ in A Coruña of nog ‘Barcelona en Comú’ (waar de linkse Catalaanse nationalistische CUP niet aan meewerkt). In al deze grote steden staan de linkse eenheidslijsten op de tweede plaats in de peilingen. Sommige peilingen zetten ‘Barcelona en Comú’ zelfs op de eerste plaats. Dat opent de mogelijkheid van een links bestuur onder leiding van Ada Colau, de woordvoerder van het platform tegen de uithuiszettingen. Maar in de meeste steden was het proces van discussie over linkse eenheid erg chaotisch. Zo besloot de lokale leiding van Izquierda Unida om in Madrid apart op te komen naast de lijst Ahora Madrid.
Socialismo Revolucionario (SR) speelde een kleine rol in het proces van linkse frontvorming in Badalona, een gemeente die aan Barcelona grenst. De lijst Guanyem Badalona en Comú wordt ondersteund door Podemos, CUP, SR en kritische militanten van IU en de Groenen. Kritische militanten binnen IU, de linkerzijde waar SR mee samenwerkt, verzetten zich tegen de hernieuwing van de oude alliantie tussen IU en de Groenen. Die alliantie werd vervoegd door diegenen die verloren in de voorverkiezingen binnen Podemos. Dit voorbeeld is indicatief voor de situatie in tal van Spaanse steden waar de lokale leiding van IU de vorming van linkse eenheidslijsten blokkeerde. We moeten alle strijdbare en kritische lagen verenigen rond een programma dat opkomt voor een draai naar links en voor een eengemaakt front van onderuit, zowel binnen als buiten IU.
Linkse gemeentebesturen of linkse verkozenen kunnen een belangrijke rol spelen in het ondersteunen van het verzet tegen het neoliberale beleid rond een programma dat actief ingaat tegen de door de nationale regering opgelegde besparingen.
-
Naar een doorbraak van Podemos. Na Griekenland wordt er naar Spanje gekeken
Artikel door Marisa (Brussel) uit ‘De Linkse Socialist’
Het harde besparingsbeleid heeft miljoenen Grieken en Spanjaarden op straat gebracht om te protesteren tegen de loonsverlagingen, de besparingen en de privatiseringen. In Spanje leidde het protest tot massabewegingen zoals die van de indignado’s of de marsen voor waardigheid. De opkomst van Podemos geeft een politieke uitdrukking aan die bewegingen. Sinds de doorbraak van Podemos bij de Europese verkiezingen (toen de formatie 8% en 5 verkozenen haalde) is het politieke toneel in Spanje grondig door elkaar geschud. De vele verkiezingen dit jaar bieden een kans voor links. In maart zijn er verkiezingen in Andalusië, in mei volgen gemeenteraadsverkiezingen, in september wordt in Catalonië gestemd en in november zijn er algemene parlementsverkiezingen.Crisis gevestigde partijen en kansen voor links
Volgens verschillende peilingen zou Podemos in de parlementsverkiezingen wel eens de grootste partij kunnen worden met tot 27% van de stemmen. De conservatieve PP zou van 44,6% bij de laatste parlementsverkiezingen in 2011 tot 20% terugvallen. De sociaaldemocratische PSOE staat in de peilingen op 18%. Deze cijfers bevestigen de politieke crisis van de traditionele partijen. De autoriteit van het huidige regime, dat ontstond in 1978, drie jaar na de dood van Franco, ligt in duigen. Het traditionele tweepartijenstelsel rond de PP en PSOE, maar ook de monarchie, de grondwet en het stelsel van autonome regio’s worden betwist. Dit wordt versterkt door een groot aantal gevallen van corruptie.
De crisis van de gevestigde partijen uit zich niet alleen in een opmars van Podemos. De laatste peilingen wijzen ook op een vooruitgang van de rechtse populistische formatie Ciudadanos dat een retoriek voert van democratische vernieuwing en anticorruptie maar daarachter een programma van sociale afbraak verbergt.
In de gemeenteraadsverkiezingen kunnen alternatieve linkse lijsten een voorbeeld vormen van wat in de toekomst mogelijk is op regionaal en nationaal vlak. Er is een grote diversiteit aan lijsten qua samenstelling, maar mogelijk zullen een aantal steden en gemeenten een linkse meerderheid kennen. Zo is er in Barcelona het initiatief van Guanyem (“Laat ons winnen”), een platform van militanten en activisten uit diverse sociale bewegingen waarbij een akkoord werd bekomen met verschillende politieke krachten zoals Podemos en ICV-Esquerra Unida (de alliantie tussen linkse groenen en Izquerda Unida in Catalonië), Equo (linkse ecologisten) en anderen. Podemos, IU (Verenigd Links) en Equo vormen ook elders eenheidslijsten, doorgaans onder de naam Ganemos. Dit is onder meer het geval in Cordoba, Zaragoza, Palma de Mallorca, Burgos, Bilbao, … Elders lag het moeilijker om tot eenheidslijsten te komen, zo weigerde IU in Madrid en komt Podemos met een aparte lijst op in Sevilla.
De “casta” versus “het volk”
Podemos toont aan dat het mogelijk is om te winnen. Het succes van Podemos staat in een schril contrast met de pessimistische opstelling van de vakbondsleidingen en ook van de leiding van IU die niet aarzelt om coalities te vormen met de sociaaldemocratie. Na de overwinning van Syriza in Griekenland zou een verdere vooruitgang van Podemos een kans bieden om op Europees niveau tegen het besparingsbeleid in te gaan.
Zowel in Griekenland als in Spanje is de vraag niet alleen of het mogelijk is om te winnen, maar ook met welk programma en welke strategie? Podemos speelt in op een zeker antipartijgevoel in de massabewegingen. Pablo Iglesias en andere voortrekkers verklaren dat Podemos geen ideologisch profiel heeft en noch links noch rechts is. Ze stellen in te gaan tegen de “casta”, de corrupte kaste van werkgevers en kapitalistische politici. Volgens hen staat Podemos daar tegenover als vertegenwoordiger van “het volk” waarbij de basis zich kan uitspreken over politieke beslissingen.
Het succes van Podemos geeft aan dat een groot aantal mensen de gevestigde politici willen afstraffen en tegelijk het besparingsbeleid stoppen. “Het volk” waar de activisten van de sociale bewegingen zich mee vereenzelvigen, is het deel van de bevolking dat de gevolgen van de crisis ondergaat. Het gaat om de werkenden, werklozen, jongeren, gepensioneerden, … en niet het deel van de bevolking dat beter wordt door de crisis, met name de kapitalisten. Het fenomeen Podemos is een uitdrukking van een klassenbeweging die sceptisch staat tegenover partijen en vakbonden en zich buiten de traditionele organisaties van de werkenden organiseert. De onduidelijkheid van Podemos over de klasse die ze vertegenwoordigt, kan een beslissend element worden in de discussie over het programma. Gaat Podemos voor een breuk met het kapitalisme of voor een kapitalisme met ‘een menselijk gezicht’?
Na een proces om de interne structuren te formaliseren, werd een (online) ‘volksvergadering’ opgezet als orgaan waar de leden van Podemos hun leiding kunnen verkiezen en zich over belangrijke beslissingen kunnen uitspreken. Maar de echte beslissingsmacht ligt nog steeds in de centrale kern van de leiding met Pablo Iglesias als algemeen secretaris en een kleine groep rond hem die alle mediabelangstelling krijgen. De kringen of democratische lokale vergaderingen zouden een belangrijke pijler van Podemos in de wijken en op de werkplaatsen kunnen vormen. Het zou mogelijk zijn om werkenden op die manier actief te betrekken bij de volledige werking van Podemos. Maar nu beperken de lokale kringen zich tot het stemmen over kandidatenlijsten en het verspreiden van ideeën voor het programma. Het leidt tot een politieke cultuur waarin de vertegenwoordigers in naam van het volk optreden.
Een programma om zich aan de context aan te passen of om die context te veranderen?
In Griekenland zien we hoe de heersende klasse druk zet om Syriza afstand te doen nemen van zijn meer radicale standpunten. We zien iets gelijkaardig met Podemos in Spanje. In 2014 ging Podemos naar de Europese verkiezingen met een programma dat de eisen van verschillende sociale bewegingen opnam. In het laatste discussiedocument voor het economisch programma werden heel wat elementen overboord gegooid of afgezwakt. Zo eist Podemos niet langer dat de pensioenleeftijd op 60 jaar wordt vastgelegd, maar is dit opgetrokken tot 65 jaar. Het recht op een minimuminkomen voor iedereen is beperkt tot personen die nu uitgesloten worden. Inzake de publieke schulden wordt niet langer een burgeraudit van de schulden voorgesteld om het niet legitieme deel niet langer af te betalen, maar wordt voorgesteld om de schulden en de voorwaarden inzake afbetaling te herschikken.
Het argument voor deze toegevingen is dat Podemos realistisch moet zijn binnen de huidige context. Het klopt natuurlijk dat een programma rekening moet houden met de context en de beschikbare middelen. De huidige context is er een van kapitalistische crisis, besparingen, een zware schuldenlast en dictaten van de trojka. Deze context laat geen ruimte voor een programma dat vertrekt van de noden van de meerderheid van de bevolking. We moeten dus de context veranderen zodat de noodzakelijke koerswijziging ook mogelijk wordt. De schulden zomaar verder afbetalen, betekent dat er geen middelen zijn voor de creatie van werk en om iedereen een degelijk leven aan te bieden. Als we de banken en de sleutelsectoren van de economie niet onder democratische controle en publiek bezit plaatsen, dan blijven deze in handen van de markt en kunnen ze niet op de behoeften van de bevolking gericht worden.
De Spaanse premier Mariano Rajoy (PP) reageert fors tegen Alexis Tsipras op de bijeenkomsten van de eurogroep. Hij wil daarmee ingaan tegen de eis om het besparingsbeleid te stoppen. Hij beseft ook dat succes voor Syriza in eigen land met Podemos problemen zou veroorzaken voor de heersende klasse. Die is bang dat de confrontatie rond de schulden en het besparingsbeleid zich verspreidt naar verschillende landen. De overwinning van Syriza werd in Griekenland voorafgegaan door meer dan 30 algemene stakingen. In februari waren er duizenden betogers om de Griekse regering te ondersteunen in het verzet tegen de eurogroep.
Door de druk en de mobilisatie van onderuit, is het mogelijk om de steun van een grote meerderheid van de bevolking te winnen voor een breuk met het kapitalisme. Het electorale terrein is slechts een uitdrukking van de klassenstrijd. We mogen niet aan de druk toegeven en onze eisen afzwakken. Op 31 januari waren er meer dan 100.000 aanwezigen op een ‘Mars voor verandering’ in Madrid. De oproep ging uit van Podemos met als boodschap: “De verandering die voorheen onmogelijk leek, komt nu steeds dichterbij. We moeten de kaste aan de top verdrijven en de instellingen heroveren voor het belang van de gewone bevolking.” Een nieuwe golf van intensieve strijd in Spanje kan Podemos naar links duwen en mogelijkheden creëren voor het Europese verzet tegen het besparingsbeleid.
Socialismo Revolucionario, onze Spaanse zusterorganisatie, verdedigt een programma van socialistische maatschappijverandering en benadrukt de nood aan mobilisatie en organisatie van de werkenden waarbij eigen politieke instrumenten worden opgebouwd op basis van arbeidersdemocratie.
Meer info in het Spaans: socialismorevolucionario.org
-
Is Podemos het Spaanse Syriza?

Betoging van Podemos in Madrid op 31 januari De verkiezing van een regering onder leiding van Syriza in Griekenland heeft het verzet tegen de besparingen doorheen Europa en daarbuiten versterkt. Dit is zeker het geval in Spanje waar een kracht die vaak wordt voorgesteld als het ‘Spaanse Syriza’, met name Podemos, forse stappen vooruit zet.
Analyse door Danny Byrne
Peilingen plaatsen Podemos steevast op de eerste of de tweede plaats met telkens meer dan 20%. Dit vormt een bedreiging voor het Spaanse tweepartijenstelsel. Op 31 januari waren er in de straten van Madrid maar liefst 100.000 betogers op de ‘mars voor verandering’ van Podemos. In een jaar met heel wat verkiezingen in Spanje, is dit geen onbelangrijke ontwikkeling.
Podemos zal een enorme electorale doorbraak kennen en hoopt zelfs om de macht te kunnen nemen. Of de partij aan een absolute meerderheid zal geraken, lijkt momenteel nog weinig waarschijnlijk. De twee grote kapitalistische partijen – de conservatieve PP en de voormalige sociaaldemocraten van PSOE – zouden weleens tot een ‘grote coalitie’ kunnen gedwongen worden in een poging om de vooruitgang van Podemos af te remmen. Het zou de neerwaartse spiraal van beide partijen, en zeker van de PSOE, wellicht enkel versnellen.
Net zoals Syriza wordt Podemos door miljoenen mensen gezien als een mogelijk instrument om een einde te maken aan de nachtmerrie van de Spaanse besparingen en als middel om terug een waardig leven te bekomen na zes jaar van afbraak. Maar kan Podemos die hoop ook waarmaken?
Op de laatste meeting van Syriza voor de verkiezingen van 25 januari was Podemos prominent aanwezig. Partijleider Pablo Iglesias gaf naast Alexis Tsipras een van de centrale toespraken op de meeting. De aanwezigen riepen de slogan: ‘Syriza, Podemos, Venceremos’ (‘we zullen winnen’ in het Spaans). Waar Syriza ontstond als alliantie van linkse groepen, is Podemos een nieuwe beweging die los staat van de traditionele linkse partijen.
Het succes van Podemos is op heel wat vlakken het resultaat van het falen van de traditionele organisaties van de linkerzijde en de arbeidersbeweging. De leiding van deze organisaties – in het bijzonder Izquerda Unida (Verenigd Links) en de grote vakbonden – had niet begrepen dat de crisis leidde tot een nieuwe periode van intensieve klassenstrijd en radicale verandering. Ze gingen door met het oude beleid van samenwerking en akkoorden binnen het systeem en met de partijen van de werkgevers.
Miljoenen mensen die ingingen tegen het besparingsbeleid – met onder meer de beweging van Indignados en de beweging van bezettingen – zagen de traditionele linkerzijde en de vakbonden eerder als deel van het systeem dan als een kracht die de strijd ertegen zou leiden.
Podemos werkte zich op als alternatief met een linkse agenda die ingaat tegen de besparingen. Het programma omvat de verwerping van de illegitieme publieke schulden en de stopzetting van de besparingen. Er werden heel wat eisen en slogans van de indignados en andere sociale bewegingen overgenomen. Bovendien draagt Podemos geen erfenis van deelname aan het beheer van het systeem. Dat maakt de formatie aantrekkelijk voor een nieuwe generatie.
‘Het volk’
Podemos is georganiseerd rond Pablo Iglesias en andere linkse academici. Er wordt nadruk gelegd op het bestaan van ‘la casta’, een corrupte politieke kaste van gevestigde politici. Dit sluit aan bij een sfeer onder brede lagen van de bevolking die de gevestigde politici verwerpen. Het vond een uitdrukking in de beweging van indignados en de antipartijsfeer. Podemos stelt dat het wil optreden als vertegenwoordiger van ‘het volk’, in plaats van de gediscrediteerde politici.
De leiders van Podemos stellen het niet voor als een partij in de traditionele zin, maar als ‘participatieve ruimte’ waarmee de bevolking van Spanje een politieke stem kan laten horen. Organisatorisch baseert Podemos zich niet op een netwerk van afdelingen op basiscomités, maar op ‘burgerbijeenkomsten’ die open staan voor alle Spaanse burgers. De leiding van Podemos wordt verkozen met een eerste ronde die open staat voor iedereen en via het internet wordt gehouden. In de toekomst wil Podemos ook online consultaties houden rond belangrijke politieke standpunten. Meer dan 300.000 mensen hebben zich geregistreerd om daaraan deel te nemen.
Volgens de leiders betekent dit dat ‘Podemos het volk is’. Maar er zijn enkele tegenstrijdigheden. Zijn er immers geen mensen die het besparingsbeleid steunen? Er zijn ongetwijfeld burgers die er voordeel uit halen, denk maar aan de grote bankiers en aandeelhouders aan wie de overheidsschulden worden betaald.
Het is noodzakelijk dat de beweging tegen het besparingsbeleid begrijpt dat de mensen die een politieke stem nodig hebben de werkenden, werklozen, jongeren, gepensioneerden, … zijn. Kortom de werkende klasse wiens belangen regelrecht tegenover die van andere ‘burgers’ staan, met name de superrijke kapitalistische klasse.
Voor socialisten is het ook belangrijk dat het politiek betrekken van werkenden betekent dat ze actief zijn in democratische structuren waar discussie mogelijk is en beslissingen genomen worden over het beleid en de strategie van de beweging. Dat omvat meer dan af en toe eens een standpunt aanklikken in een online verkiezing of referendum.
Podemos heeft honderden ‘cirkels’ of afdelingen doorheen het land. Maar die spelen amper een rol in de werking van Podemos. Het feit dat er geen massale afdelingen zijn in de wijken en de werkplaatsen, waarop Podemos zich kan opbouwen, zorgt ervoor dat de praktijk van Podemos wel erg top-down is. Er is een kleine groep die de leiding vormt, gebaseerd op partijleider Iglesias. Deze kleine groep beslist over alles.
Democratie?
Deze manier van functioneren gaat dan wel gepaard met democratisch klinkende slogans, maar het gaat wel uit van een passieve rol van de bevolking. Het vormt een obstakel voor de opbouw van een massale democratische politieke kracht van de Spaanse arbeidersklasse.
Tienduizenden mensen die op straat kwamen voor de ‘mars voor verandering’ keerden enkel met een oproep om voor Podemos te stemmen naar huis. Een dergelijke mobilisatie had gebruikt kunnen worden als startpunt voor een massabeweging van protest en stakingen om de regering neer te brengen en de besparingen te stoppen. Een mogelijke verkiezingsoverwinning zou daar deel van kunnen uitmaken.
Dit is geen academische kwestie. Zoals Griekenland toont, zorgt het nemen van de noodzakelijke maatregelen meteen voor een confrontatie met de belangen van de grote bedrijven en de trojka. Elke linkse regering kan enkel de maatregelen nemen die ze ook op straat en op de werkvloer kan verdedigen. De mobilisatie en zelforganisatie van de werkende klasse is een belangrijke voorbereiding hierop.
De leiders van Podemos hebben net zoals die van Syriza hun programma wat afgezwakt naarmate ze populairder werden. Het aanvankelijke programma van Podemos was radicaal links. Er werd een degelijk inkomen voor iedereen beloofd, het recht op betaalbare huisvesting en de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie. De afgelopen maanden werd de toon wat afgezwakt en verdwenen belangrijke eisen zoals de pensioenleeftijd op 60 jaar of de niet-betaling van de schulden. In naam van het ‘realisme’ en de internationale ‘context’ liet Podemos deze eisen vallen.
Het klopt natuurlijk wel dat er een context is die niet bepaald gunstig is voor het nemen van maatregelen die ingaan tegen de ellende van de werkenden. Deze context bestaat uit de aanhoudende dominantie door multinationals en bankiers, wiens markten en instellingen (zowel op nationaal als Europees vlak) er alles aan doen om stokken in de wielen te steken van een regering die het opneemt voor de meerderheid van de bevolking. In plaats van dit te aanvaarden en het programma aan te passen aan wat mogelijk is binnen dit kader, moeten de massabewegingen tegen het besparingsbeleid ervoor opkomen om de context te wijzigen.
Socialistisch beleid
Enkel de organisatie en mobilisatie van de werkende klasse en een linkse regering met een revolutionair socialistisch beleid om de dictatuur van de markten te vervangen door arbeidersdemocratie op basis van het democratische publiek bezit van de rijkdom, kan deze taak aanvatten. Een dergelijke regering zou banden kunnen aangaan met de werkende bevolking van Griekenland, Ierland, Portugal en andere Europese landen om te bouwen aan een socialistische federatie in plaats van het Europa van de bazen.
Socialisme Revolucionario, onze Spaanse zusterorganisatie, komt op voor een revolutionaire pool van de linkerzijde, de arbeidersbeweging en sociale bewegingen en dit rond een dergelijke socialistische strategie.
-
Spanje. Miljoenen betogers eisen Catalaanse onafhankelijkheid
Artikel door Rob MacDonald, Socialismo Revolucionario, Barcelona
Op 11 september waren er naar schatting 1,8 miljoen betogers in Barcelona voor de jaarlijkse ‘Diada’-betoging voor Catalaanse onafhankelijkheid. De betoging was minstens 11 kilometer lang. De aanwezigen vormden een massale V langs de twee centrale lanen van de stad. Daarmee wilden ze de roep naar een referendum over onafhankelijkheid kracht bij zetten. De bevolking van Catalonië wil daar zelf over beslissen. Peilingen geven aan dat tot 80% denkt dat er hier een stemming over moet komen.
De mobilisatie bracht een dwarsdoorsnede van de samenleving op de been en er was een zee van rood en geel, de kleuren van Catalonië. De officiële leiders van de betoging probeerden deze strikt te beperken tot nationale eisen, maar veel aanwezigen droegen ook gele t-shirts met een boodschap tegen de besparingen en een duidelijk linkse boodschap. Socialismo Revolucionario kwam tussen met ‘La Brexta’, de Catalaanse versie van onze krant.
Het Catalaanse parlement kondigde een referendum voor 9 november aan. Als dit referendum er effectief komt, zal de regerende rechtse PP het ongetwijfeld blokkeren via legale weg en het Grondwettelijk Hof om het referendum onwettelijk te verklaren. De regering-Rajoy volgt het schotse referendum van nabij en wil vermijden dat er momenteel iets soortgelijk in Catalonië gebeurt. De CIU, de regerende kapitalistische partij in Catalonië, lijkt verdeeld te zijn over deze kwestie. Velen in de leiding hebben het over het uitstellen van het referendum na de uitspraak van de rechtbank. De Catalaanse president Artur Mas heeft het nu over vervroegde Catalaanse verkiezingen. Ze lijken zich allemaal neer te leggen bij het wettelijk kader dat door Spanje wordt opgelegd, wat een voorbereiding is op het aanvaarden van de onwettelijkheid van het referendum.
De ERC, een republikeinse linkse sociaaldemocratische pro-onafhankelijkheidspartij die voorop ligt in de peilingen, roept op tot een onwettelijk referendum. Maar dit lijkt meer een tactiek te zijn van een partij die zich het imago van meest vastberaden strijders voor onafhankelijkheid wil aanmeten en niet zozeer een realistisch strategisch voorstel. De abstracte oproep tot burgerlijke ongehoorzaamheid wordt niet gekoppeld aan een indicatie van hoe dit kan georganiseerd worden. Er wordt alleszins geen beroep gedaan op massale mobilisatie van de arbeidersklasse, bijvoorbeeld in een algemene staking. Alle gevestigde Catalaanse partijen worden geconfronteerd met hoge verwachtingen, maar ze hebben weinig opties om die effectief in te lossen. De leiding van de onafhankelijkheidsbeweging mag niet in handen van deze mensen gelaten worden.
Arbeidersstrijd
Enkel de mobilisatie van de arbeidersklasse in Catalonië kan de Spaanse overheid ertoe dwingen om een referendum te erkennen. De werkende bevolking kan hiervoor enkel vertrouwen op haar eigen krachten en haar eigen methoden van arbeidersstrijd. Een oproep tot een algemene staking in Catalonië tegenover een uitspraak van het Grondwettelijk Hof zou een enorme steun vinden. Een dergelijke beweging zou ook eenheid moeten bekomen met arbeidersstrijd in de rest van Spanje, waar de gevolgen van het besparingsbeleid van de PP zich ook laten voelen. Gezamenlijke strijd tegen de aanvallen op de levensstandaard van de gewone bevolking zou meteen ook de steun vergroten voor de strijd om de Catalanen zelf democratisch te laten beslissen over hun toekomst.
Los van de vraag of het referendum zal plaatsvinden of niet en of dit wettelijk dan wel onwettelijk zal gebeuren, is het belangrijk om te kijken naar welk Catalonië de mensen willen. Een Catalonië onder leiding van CIU en ERC zal niet veel verschillen van een Catalonië onder leiding van de PP of de pro-kapitalistische ‘sociaaldemocraten’ van PSOE. De strijd voor onafhankelijkheid moet verbonden worden met de strijd tegen besparingen, tegen kapitalisme en voor een radicale verbetering van de levensomstandigheden van de Catalanen en de werkende bevolking doorheen Spanje en Europa.
Een onafhankelijk Catalonië in Europa zou geen beter akkoord losweken van de financiële haaien in de EU. Het economische beleid van de CIU is hetzelfde als dat van de PP. De ERC stelt dat een socialer project heeft, maar niets in het partijprogramma wijst erop dat de ERC meer voor de werkende bevolking zou doen dan gelijk welke andere pro-kapitalistische partij.
Doorheen Spanje trekt de arbeidersklasse radicale conclusies over de aard van de kapitalistische crisis. De groei van IU, CUP en Podemos wijst hier op. In Barcelona komt er mogelijk een nieuwe vorm van verenigde linkse campagne onder de naam ‘Guanyem’ (we winnen) rond Ada Colau, leider van de beweging tegen de uithuiszettingen. Dat is een positieve ontwikkeling. We moeten de kans om voor een socialistisch Catalonië aangrijpen en verbinden met de strijd tegen kapitalisme en besparingen doorheen Spanje.
Er is nood aan een programma dat pleit voor de niet-betaling van de schulden, het stopzetten van de besparingen, investeringen in openbare diensten op basis van de behoeften, voor het recht op zelfbeschikking en de nationalisatie van de banken en sleutelsectoren van de economie onder arbeiderscontrole en -beheer.
Met een dergelijk programma kan de werkende bevolking van Catalonië een vrijwillige band aangaan met de arbeiders doorheen Spanje in een socialistische confederatie die ook uitbreiding kan nemen met de arbeiders van landen als Griekenland en Portugal als onderdeel in de strijd voor een alternatief socialistisch Europa voor de massa’s in plaats van een Europa voor de kapitalistische elite. Dit is de beste manier om onafhankelijkheid te bekomen en de verdeeldheid van de werkenden in Europa en Spanje te doorbreken.
- Voor een socialistisch Catalonië en een vrijwillige socialistische confederatie op gelijkwaardige basis van het Iberische schiereiland
- Verenig alle strijdbewegingen – voor een links eenheidsfront met een socialistisch programma
- Voor een socialistisch Europa
-
Spanje: politieke landschap hertekend. Podemos kan van falen IU-leiding gebruik maken
Analyse door Victor Egio, gemeenteraadslid voor Izquierda Unida (IU) in Santomera, Murcia
We publiceren een vertaling van een artikel door Victor Egio, gemeenteraadslid in Santomera, Murcia, die dit artikel in persoonlijke naam schrijft. Hij heeft het over de resultaten van de Europese verkiezingen in Spanje. Daarin was er sprake van een ineenstorting van zowel de regeringspartij PP (conservatieven) als de vroegere sociaaldemocratische PSOE. Beide traditionele partijen hebben nu samen minder dan 50% van de stemmen. De opkomst van Podemos was opmerkelijk. Die formatie haalde vanuit het niets 8% en 5 zetels in het Europees Parlement. Het resultaat van Izquierda Unida (Verenigd Links) was heel wat beter dan bij de Europese verkiezingen van 2009, maar het blijft met 10% een heel eind onder het potentieel. Ondanks een hoger percentage ging het stemmenaantal sinds de algemene verkiezingen van 2011 en de daaropvolgende machtsovername door de PP niet vooruit. [divider]
De Europese verkiezingen zorgden voor een politieke aardschok in Spanje. Ze bevestigden de waarschuwingen die we met Socialismo Revolucionario publiceerden ten aanzien van de bureaucratische leiders van IU wiens politieke antwoord op zowel de verkiezingen als de dramatische crisis van het Spaanse kapitalisme rampzalig is voor de beweging. Zondagavond bracht Willy Meyer, de lijsttrekker van IU voor de Europese verkiezingen, een bilan van de resultaten van IU waarbij nadruk werd gelegd op de 1 miljoen nieuwe stemmen en het feit dat de partij van 2 naar 6 verkozenen in het Europees Parlement gaat. Maar de opkomst van Podemos, een kracht die amper vier maanden bestaat en direct 1,2 miljoen stemmen en 5 zetels haalde, beperkte niet alleen de mogelijke groei van IU in deze verkiezingen maar het gooit ook het politieke evenwicht om en bedreigt de positie van IU als belangrijkste linkse referentiepunt in Spanje. Bovendien creëerde Podemos een momentum waarbij het IU in de toekomst zelfs kan voorbijsteken op vlak van electorale steun. Deze verkiezingen vormen een keerpunt en het begin van een nieuw panorama waar socialisten op moeten antwoorden.
Deze verkiezingen hebben aangetoond dat de koers van de bureaucratische IU-leiding de partij zelf schade toebrengt. Deze koers wordt gedeeld door de belangrijkste vakbondsleiders. In plaats van zich te baseren op de groeiende golf van strijd en radicalisering, wordt geprobeerd om de radicalisering onder controle te houden en blijft het perspectief er een van regeringsdeelname met de PSOE na de volgende verkiezingen.
Podemos zorgt voor frisse wind
De gevestigde media hebben het in hun analyses van Podemos vooral over de sterkte van de campagne waarbij “een nieuw product” werd verkocht en maximaal gebruik werd gemaakt van het mediaprofiel van de belangrijkste woordvoerder, Pablo Iglesias. Dat is te eenvoudig als verklaring. Er waren eerder al heel wat bekende Spanjaarden kandidaat bij de verkiezingen en doorgaans zonder veel impact. Iglesias en Podemos konden een politieke aardschok veroorzaken omdat ze zich radicaal anders voordeden dan de anderen met een discours dat nadruk legde op het feit dat de mensen zelf de protagonisten voor politieke verandering zijn. Daarmee werd buiten het beeld van de gevestigde politiek gestapt. Dat is net waar Willy Meyer en de IU-leiding het moeilijk mee hebben, in de ogen van de meeste radicale werkenden en jongeren staan ze vooral bekend voor hun oude bureaucratische wijze van aan politiek doen.
Vanuit dat oogpunt is de opkomst van Podemos erg welkom. Het is een frisse wind die zuurstof brengt voor de alternatieve linkerzijde. De groei van Podemos verzwakt de bureaucratie die de strijd al zo lang tegenhoudt. Maar we moeten ook wijzen op de zwaktes van Podemos, een kracht die zelf ook wel enkele tegenstellingen kent.
IU-leiding beperkt de eigen groei
Om een massabeweging van de werkende bevolking uit te bouwen om hiermee de samenleving te veranderen, volstaat het niet om iedere dag op televisie of sociale netwerken te verschijnen. Het moet gecombineerd worden met een duidelijke boodschap die het karakter van de kapitalistische crisis uitlegt, de oorzaken en de uitweg. De leiding van IU heeft op dat vlak gefaald. Het is onmogelijk om op geloofwaardige wijze in te gaan tegen het tweepartijensysteem en tegelijk de eigen positie te gebruiken om het te redden. Dat is wat de IU-leiding doet door met de PSOE te regeren in Andalucía en door de PP te gedogen in Extremadura. De meerderheid van de IU-leiding wil deze fout op nationaal vlak herhalen na de volgende parlementsverkiezingen. Een deel van de IU-leiding is meer geïnteresseerd in ministerportefeuilles dan in de strijd om een einde te maken aan het kapitalistische regime. Ze zijn deel geworden van de ‘politieke kaste’ waar zovelen hun afkeer tegenover laten blijken.
Op dezelfde manier is het niet mogelijk om in woorden tegen de “dictatuur van de markten en de trojka” in te gaan en tegelijk een concreet programma naar voor te schuiven dat niet echt ingaat tegen deze dictatuur. Zo zijn er eisen om “de ECB te democratiseren”, goedkopere leningen van de trojka te bekomen,… Heel wat IU-leiders beperken zich tot dit soort eisen. En ook Podemos is in hetzelfde bedje ziek. Als we verder kijken dat de vage verklaringen van verzet tegen de heerschappij van het kapitaal en de markten, zien we concrete voorstellen als “het beperken van privatiseringen” of het promoten van “publieke participatie in private bedrijven” en het democratiseren van de ECB. In zowel IU als Podemos is er een strijd nodig om tot een programma te komen dat beantwoord aan de realiteit van de crisis en een beweging die ingaat tegen het kapitalisme met een socialistisch beleid met een verwerping van de publieke schulden en nationalisatie onder democratische controle en beheer van de sleutelsectoren van de economie.
Naast dit gebrek aan politieke geloofwaardigheid is er nog een element van belang. Binnen de organisatie heeft de leiding steeds een veto behouden om iedere reële organisatorische verandering tegen te houden. IU was zelf het resultaat van linkse samenwerking onder Julia Anguita in de jaren 1990 na een massabeweging tegen de NAVO. Het doel was om ruimte te creëren voor de linkerzijde die niet kon bereikt worden door de toenmalige Communistische Partij. Met de beweging van de indignado’s in 2011 kwam er een nieuwe golf van politisering. IU had kansen om dit proces verder te verdiepen en de organisatie te openen voor de nieuwe massale groep van activisten die tegen het systeem ingingen. Velen zijn het beu om telkens opnieuw te protesteren zonder gehoor te vinden en beginnen te begrijpen dat er ook om politieke macht moet gestreden worden. De leiding van IU was jammer genoeg bang dat het zijn greep op de situatie zou verliezen. De enorme mobilisaties leidden niet tot een exponentiële groei van actieve leden van IU. Leden van IU speelden een belangrijke rol in de massamobilisaties van 22 maart 2014, maar ze werden daarin niet gesteund door de leiding. Omdat IU er niet in slaagde om de kansen te grijpen, ontstond er ruimte die nu deels is ingevuld door Podemos.
Voor een verenigd front van de linkerzijde en sociale bewegingen
Na de verkiezingen heeft iedereen plots het licht gezien en zijn er oproepen tot linkse eenheid. Dat gebeurt zelfs door diegenen die zich eerder verzetten tegen iedere openheid tegenover anderen. Socialismo Revolucionario blijft bij zijn eerdere oproep tot een verenigd front van de linkerzijde met IU, Podemos en linkse nationalistische krachten die samen meer dan 20% van de stemmen haalden en daarnaast ook de arbeidersbeweging en sociale bewegingen. De eenheid die we willen, moet zich niet beperken tot akkoorden aan de top van de verschillende organisaties. Er is een open en democratisch proces nodig waarin de activisten van alle organisaties en sociale bewegingen op gelijke voet kunnen discussiëren en beslissen over de volgende stappen om een geloofwaardig plan op te maken om uiteindelijk met de werkende bevolking en de jongeren de macht over te nemen. Onze hoop voor de toekomst rust op de schouders van een nieuwe generatie van politieke activisten die doorheen de gebeurtenissen en massabewegingen van deze periode ontwikkelen.
Het zou echter verkeerd zijn om te denken dat het bureaucratische gevaar en bijhorende rem op de situatie zich enkel bij de leiding van IU bevindt. De kring van mediafiguren die Podemos leidt, kent ook wel wat van het manoeuvreren en er worden belangrijke beslissingen gemaakt over de hoofden van de gewone activisten heen. In toespraken wordt nadruk gelegd op het belang van de macht van de “kringen” (afdelingen, vergaderingen van Podemos), maar deze macht moet zich nog in de realiteit omzetten. De komende maanden zullen beslissend zijn om Podemos te organiseren en we zullen zien of er een democratische structuur van onderuit wordt uitgebouwd om de gepersonaliseerde aanpak van Iglesias en co te controleren.
Iglesias en andere leiders van Podemos baseren zich op het voorbeeld van Chavez en Venezuela. Wij hebben steeds uitgelegd dat het Bolivariaanse proces met de nadruk op de rol van één centrale figuur aanvankelijk electorale steun kan uitbouwen, maar niet in de plaats mag komen van de opbouw van een massale beweging op basis van interne democratie met controlemechanismen van onderuit.
We roepen alle linkse kiezers op om te bouwen aan verenigde algemene vergaderingen in de wijken en op de werkvloer met activisten van alle linkse organisaties en sociale bewegingen. Deze algemene vergaderingen moeten de basis voor een verenigd front vormen. De huidige situatie vereist een dergelijk verenigd front in de strijd voor een politiek alternatief voor de 99%.
Het epicentrum van deze strijd moet eerst en vooral op straat liggen, dat is ook de beste school voor gezamenlijke sociale en politieke actie. Op 22 maart waren er tot twee miljoen betogers op de straten. De alternatieve linkerzijde haalde nog meer stemmen dan deze twee miljoen. De marsen voor waardigheid hebben ondanks de criminalisering en repressie door het regime hun stempel op het electorale proces gedrukt en het tweepartijensysteem van het patronaat een zware slag toegebracht. Dit proces zal de sleutel zijn voor het proces van eenheid en strijd. Vanuit de strijd van de werkenden, armen en jongeren moeten we tot allianties en leidingen komen die in staat zijn om de fundamentele verandering te realiseren die de werkende bevolking wil. Dat kan enkel als wordt gebroken met het kapitalistische systeem en als er werk wordt gemaakt van een arbeidersregering met een socialistisch beleid.
