Your cart is currently empty!
Tag: onderwijs
-
Onderwijs: investeren, niet verdelen!
Crevits schuift verantwoordelijkheid door naar ouders
“Ouders van allochtone kinderen moeten meer verantwoordelijkheid opnemen in de school van hun kinderen,” was de boute uitspraak van Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits onlangs. Ze stelt dat kinderen van allochtone ouders zwakker presteren op school, en dat dit komt doordat hun ouders geen engagement opnemen in de school van hun kinderen, geen oudercontacten volgen en geen moeite doen om voldoende Nederlands te leren.
Door Tim, LSP Gent
Dat er geen aantoonbaar verband is tussen afkomst en ouderbetrokkenheid in het onderwijs was voor de minister niet belangrijk. Zowel professor Piet Van Avermaet (UGent) als professor Orhan Agirdag (KULeuven) voeren al jaren onderzoek naar deze materie. Beide onderzoekers waren formeel: er is geen enkel verband tussen betrokkenheid van de ouders en hun afkomst, taal of religie. Wél is er een verband met het sociaaleconomische milieu van de ouders.
“Wie bij de hond slaapt, krijgt zijn vlooien,” zegt het spreekwoord. Toen Crevits het voelde jeuken, heeft ze de N-VA-tactiek overgenomen om een falend beleid te maskeren met xenofobe uitspraken. En dat het jeukt in het onderwijs, is duidelijk. Het Vlaamse onderwijs is één van de koplopers in het reproduceren van sociaaleconomische ongelijkheden. Kinderen met een moeder met een diploma hoger onderwijs hebben 95% kans om in het ASO te zitten. Als de moeder geen diploma behaalde, zitten haar kinderen in 80% van de gevallen in het BSO. Slechts 6% van de kinderen van geschoolde arbeiders zullen hoger onderwijs aanvatten. Projecten waarbij leerlingen uit zwakkere sociale milieus specifieke ondersteuning krijgen, zijn erg succesvol. Maar het is vooral in die middelen dat deze en de vorige Vlaamse regering sterk hebben gesnoeid. Crevits neemt zelf haar verantwoordelijkheid niet, maar schuift die door naar de ouders.
Deze uitspraken komen niet toevallig: Crevits zit op dit moment in conflict met de onderwijsbonden over haar besparingsvoorstellen en het zogenaamde “M-decreet”. Kinderen met een beperking die vroeger in het Buitengewoon Onderwijs terechtkwamen, hebben nu het recht om zich ook in een “gewone” school in te schrijven. Op zich een goede zaak, alleen: de Vlaamse overheid ziet deze operatie vooral als een besparing. De scholen krijgen niet de middelen om deze kinderen degelijk te begeleiden. Het extra werk komt op de schouders van het onderwijspersoneel, met negatieve gevolgen voor de werkdruk én voor de begeleiding van de andere leerlingen.
Crevits zocht een oplossing en vond die opnieuw door te besparen op het personeel: door leerkrachten langer te laten lesgeven voor hetzelfde loon zou geld uitgespaard worden om een aantal begeleidingsnoden te ledigen. De minister provoceerde door te doen alsof de dagtaak van leerkrachten zich beperkt tot de 20 tot 22 uur dat ze voor de klas staan. Ze “vergat” te vermelden dat leerkrachten naast die uren voor de klas ook heel wat andere taken hebben.
De vakbonden in het onderwijs organiseerden bijgevolg een actieplan tegen deze besparingen dat op brede steun kon rekenen bij het onderwijzend personeel. Crevits’ uitspraak over allochtone ouders was een poging om de aandacht af te leiden van haar falend besparingsbeleid en de stevige reacties van het onderwijspersoneel daarop. We mogen ons niet laten vangen door deze tactiek.
Crevits liet onlangs weten dat ze haar maatregel om leerkrachten langer te laten werken voorlopig wil uitstellen. Op zich is dit een overwinning voor het personeel in het onderwijs, die te danken is aan de manier waarop de vakbonden zich hebben georganiseerd. Er waren personeelsvergaderingen op de scholen om leerkrachten grondig te informeren en te betrekken bij de acties, waarmee het draagvlak verbreed werd. Er werden ook offensieve eisen gesteld: zo vroeg ACOD onderwijs niet enkel de terugtrekking van de besparingsmaatregel, maar een verlaging van de lesopdracht naar 18 uur voor alle leerkrachten in het middelbaar onderwijs en bijkomende middelen voor begeleiding van leerlingen die het nodig hebben. Dit zou niet alleen een noodzakelijke verlaging van de werkdruk met zich meebrengen, het zou scholen ook in staat stellen leerlingen met specifieke moeilijkheden beter te begeleiden. Deze voorstellen zijn het enige correcte antwoord op de onaanvaardbare uitspraken van minister Crevits!
-
Financiering onderwijs: van publieke middelen naar private investeerders en liefdadigheid
Foto: Flickr/alamosbasementAchteruitgang verkopen als vooruitgang: het is dagelijkse kost voor neoliberale politici. In december 2016 heeft Crevits opnieuw haar duit in het zakje gedaan. Onder het mom van noodzakelijke financiering van het onderwijs stelde ze voor om de fiscale aftrekbaarheid van giften aan scholen uit te breiden. Tegelijk werd een indexsprong voor de werkingsmiddelen voor het basis- en secundair onderwijs in Vlaanderen opgelegd. Deze indexsprong omvat ook de personeelskosten voor onderhoudspersoneel. Wat bespaard wordt op publieke middelen wordt gezocht bij private investeerders en in liefdadigheid.
door Michael, jongerenorganisator van LSP
Vandaag bestaat dit systeem al voor universiteiten en sinds juni 2016 ook voor hogescholen. In Vlaanderen blijft deze methode voorlopig nog beperkt met inkomsten uit externe fondsenwerving voor universiteiten. Die stegen van 14,2 miljoen euro in 2013 tot 23,2 miljoen euro in 2014, waarvan 18 miljoen voor de KUL.
Volgens Crevits en Katholiek Onderwijs Vlaanderen zal dit rechtstreeks tot kwaliteitsvoller onderwijs leiden want meer giften betekent meer geld en dus ook beter onderwijs. Alle beetjes helpen, toch? Het gemeenschapsonderwijs (GO!) is het daar niet mee eens. Daar klinkt het terecht dat dit geen structurele oplossing is voor een gebrek aan werkingsmiddelen.
Een vergiftigd en asociaal geschenk
In de Angelsaksische wereld, waar private inbreng van middelen in het hoger onderwijs algemeen verspreid is, gebeuren zulke giften alvast niet uit liefdadigheid. Investeerders en beleggers jagen op winst door via giften een bevoorrechte partner van de universiteit te worden en de brug tussen bedrijven en afstudeerrichtingen, maar ook tussen de bedrijven en wetenschappelijk onderzoek, kleiner te maken. Onafhankelijk wetenschappelijk universitair onderzoek wordt op die manier moeilijk. En vooral: giften zijn fiscaal aftrekbaar, wat voor de rijken en bedrijven zeer interessant is, maar waardoor de overheid minder overhoudt en dus meer moet besparen.
Uiteraard zou deze maatregel in het middelbaar onderwijs niet zo’n vaart lopen. Volgens Crevits is het slechts een verlengstuk voor de traditionele wafelenbak of koeken- en bloemenverkoop waarmee scholen ook nu al noodgedwongen extra middelen ophalen. Ouders zouden aangesproken worden om giften te doen, onder meer om evenementen te kunnen organiseren.
Wij denken dat het hele schoolgebeuren deel moet uitmaken van de maatschappelijke en pedagogische functie van het onderwijs. Dit mag dus niet afhangen van de portefeuille van de ouders. De fiscale aftrekbaarheid zou gelden voor giften van minstens 40 euro. Met een belastingaftrek van 45% betekent dit dat ouders minstens 22 euro moeten bijdragen. Volgens Crevits zal dit de “cultuur van ouderbetrokkenheid” stimuleren. De betrokkenheid van ouders wordt blijkbaar gemeten aan hun gift.
Feit is dat de vraag naar meer giften voor Crevits en de Vlaamse regering een manier is om de negatieve gevolgen van het jarenlange gebrek aan publieke investeringen te verzachten en uit te stellen. Hoeveel miljoenen zijn er de afgelopen jaren bespaard door de nodige extra publieke middelen niet te voorzien en relatief (in verhouding tot het BBP) minder aan onderwijs te besteden?
Voor publieke investeringen voor kwalitatief onderwijs, voor iedereen
De opeenvolging van de besparingen van de laatste jaren zorgde al voor een daling van de kwaliteit van het onderwijs. In het secundair onderwijs zijn overbevolkte klassen al lang geen uitzondering meer. Dat dit pedagogisch absoluut onaanvaardbaar is, zal de besparingspartijen worst wezen. Ondertussen wordt van de leerkrachten en directie steeds meer individuele opvolging van de leerlingen gevraagd. Pedagogisch ongetwijfeld noodzakelijk en belangrijk, maar als het belang van de leerling echt centraal zou staan in het beleid van de onderwijsministers, zouden ze de middelen voorzien om dit ook mogelijk te maken.
Men wil leerkrachten in de tweede en derde graad extra lesuren laten presteren. Dit betekent dat er minder plaats zal zijn voor afgestudeerde leerkrachten; de maatregel kan tot 3.500 jobs kosten. De administratieve last is de afgelopen jaren fors toegenomen en nu wil de minister ook nog eens extra lesuren opleggen. Het resultaat: meer werken voor hetzelfde loon en een takenpakket dat onverantwoord zwaar wordt, iets waarvoor uiteindelijk ook de leerling de prijs betaalt. Vandaag stapelen leerkrachten en directies dagen stress op die uiteindelijk leiden tot burn-out en depressies. 50% van de ziekteafwezigheid bij directies is vanwege burn-out of depressie.
Bovenop deze pedagogische en menselijke kosten komen de verouderde gebouwen, de hogere facturen, … Al deze zaken kunnen niet opgelost worden met giften die fiscaal aftrekbaar zijn. Integendeel, die giften brengen het openbare karakter van het onderwijs in het gedrang en brengen de toegankelijkheid van kwaliteitsvol onderwijs in gevaar. Wanneer de overheid meer en meer knipt in de structurele middelen en deze vervangt door individuele giften per school, dan wordt de kwaliteit van een school afhankelijk van de kapitaalkracht van de ouders.
Vandaag is er al een grote ongelijkheid in het onderwijs. Internationale rapporten geven aan dat het Belgisch onderwijs de ongelijkheid in grote mate bevestigt, meer dan in andere landen. Door het onderwijs afhankelijk te maken van giften van de ouders, zal de ongelijkheid nog meer toenemen. Scholen met rijke ouders kunnen dan gemakkelijker rondkomen, voorzien in voldoende en degelijk materiaal, … Scholen in minder welgestelde wijken zullen de gevolgen van het gebrek aan publieke en structurele middelen des te harder voelen. Dat is geen ver toekomstbeeld. De besparingen worden nu al doorgevoerd, met dit jaar een indexsprong in het basis- en secundair onderwijs. De gevolgen van dit beleid worden snel duidelijk.
Als minister Crevits erkent dat er extra middelen nodig zijn, zou ze beter haar besparingen en die van haar voorgangers ongedaan maken. Uiteraard hebben wij geen illusies in haar bedoelingen. Deze regeringen en hun ministers hebben al getoond dat ze het geld blijven halen bij de meerderheid zodat de 1% zich verder kan verrijken. De 10% rijksten in België bezitten een vermogen van ruim 1000 miljard euro. Eén van de rijkste Belgen, Albert Frère, bezit op zijn eentje 6,2 miljard en hij heeft daarmee evenveel als de 2,2 miljoen armste Belgen. Ondertussen worden reusachtige winsten naar fiscale paradijzen versluisd en betalen multinationals hun belastingen niet. Er zijn middelen aanwezig die kunnen bijdragen aan de organisatie van democratisch, kwaliteitsvol en gratis onderwijs. Er is nood aan een programma dat echte herinvestering in onderwijs vooropstelt en dat scholieren, studenten, leerkrachten en personeel verenigt in de strijd hiervoor.
[divider]
Scholieren, studenten, personeel: één strijd
De Actief Linkse Scholieren en Stud enten verzetten zich tegen het besparingsbeleid in het onderwijs. De strijd voor meer publieke middelen is niet alleen van belang voor het personeel maar ook voor de scholieren en studenten. We hebben dezelfde belangen in het verzet tegen het asociale beleid van de regering.
De rechterzijde speelt in op verdeeldheid. De N-VA zet ASO op tegen TSO en BSO. De regering wil het secundair onderwijs hervormen, maar voorziet de nodige middelen daarvoor niet. Zo dreigt elke hervorming op een mislukking uit te draaien. We zagen dit eerder al met het M-decreet. Dat staat voor inclusief onderwijs of het opnemen van kinderen met een beperking in het gewoon onderwijs. Dat klinkt mooi en op zich zijn wij daar niet tegen. Maar deze kinderen hebben extra aandacht van de leerkracht nodig, wat enkel kan bij kleinere klassen. Het vereist ook kennis en energie van de leerkracht. Zonder de nodige middelen gaat er gewoon expertise verloren wat slechter is voor kinderen met een beperking.
We mogen ons niet laten verdelen, maar moeten met personeel en scholieren over de verschillende richtingen en netten heen samen opkomen voor meer publieke middelen voor onderwijs. Investeren in de toekomstige generaties is geen overbodige luxe. Met een regering die de prioriteiten elders legt, bij het verdedigen van de belangen van de superrijken, is het duidelijk dat een strijdbeweging nodig is. Jongeren kunnen daar een belangrijke rol in spelen door zich te organiseren en de acties van het personeel te ondersteunen, door met studenten uit de lerarenopleidingen mee het voortouw te nemen, solidariteitscomités op te zetten, … Doe mee met ALS om stappen hiertoe te zetten!
-
Wereldwijde opflakkering van studentenstrijd voor toegankelijk en degelijk onderwijs
Eind september zwengelde Luc De Schepper, rector van de Universiteit Hasselt, het debat rond de toegankelijkheid van onderwijs opnieuw aan door in De Standaard te stellen dat de democratisering van het hoger onderwijs mislukt is: “De universiteiten blijven elitair, we missen veel jong talent.”
Artikel door Fabian (Gent) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Cijfers van de OESO tonen aan dat het percentage hoogopgeleide jongeren met ouders die enkel een diploma secundair onderwijs hadden, in de jaren 1980 steeg van 42% naar 51%. Vandaag is dit opnieuw gedaald naar ongeveer 40%. Slechts 20% van jongeren met laagopgeleide ouders haalt een hoger diploma. Ons onderwijs wordt opnieuw ondemocratischer en reproduceert de sociaal-economische ongelijkheid in de maatschappij harder.
In dezelfde week kwam de Vlaamse regering met haar begrotingsakkoord. Met enige trots pakte ze zelfs uit met extra budget voor scholenbouw: 50 miljoen euro! Een peulschil in vergelijking met de 814 miljoen die deze regering reeds bespaarde op onderwijs en al helemaal in vergelijking met de Vlaamse investeringsachterstand op scholenbouw van meer dan 3 miljard euro.
Winstgericht onderwijs
Het aantal nieuwe inschrijvingen in het hoger onderwijs blijft stijgen, maar de laatste jaren is er een vertraging en bij de universiteiten een stagnatie. De verhoging van de inschrijvingsgelden heeft het voor jongeren uit armere gezinnen moeilijker gemaakt om hoger onderwijs te betalen. Onder druk van een onzeker toekomstperspectief kiezen steeds meer jongeren voor ‘marktgerichte’ opleidingen die de meeste werkzekerheid opleveren. Daarnaast moeten velen nog een job zoeken naast hun studies om toch een beetje comfortabel kunnen leven, wat meteen ook hun slaagkansen vermindert.
De neoliberale doctrine blijft het onderwijsbeleid beheersen. Onderwijs wordt niet gezien als een basisrecht maar een ‘individuele toekomstinvestering’. Door het perspectief van een veralgemeende jongerenstrijd is het inschrijvingsgeld ‘maar’ tot 900 euro gestegen in plaats van de geplande 1500, maar het doel blijft om uit te komen op een Angelsaksisch model waarin jongeren zelf moeten opdraaien voor de kosten van hun opleiding, met vaak gigantische studieschulden als gevolg. De totale studieschuld van studenten in de VS bedraagt ondertussen meer dan 1300 miljard dollar.
They say ‘cut back’, we say ‘fight back!’
Wereldwijd zien we sinds de financiële crisis van 2007 steeds meer aanvallen op het recht op democratisch onderwijs, in de vorm van besparingen en stijgende kosten voor de studenten. Deze worden echter ook steeds meer beantwoord door enorm verzet van jongeren zoals in Chili waar deze zomer nog betogingen werden georganiseerd voor gratis hoger onderwijs, in Taiwan waar een grote studentenbeweging in juli een verhoging van inschrijvingsgelden wist te stoppen en de voorbije weken ook in Spanje en Zuid-Afrika.
De groeiende woede bij jongeren over het gebrek aan toekomstperspectief begint zich steeds meer te uiten op het politieke terrein. De paradox dat niet bepaald jonge figuren als Corbyn of Sanders een enorm enthousiasme bij jongeren opwekken, valt te verklaren door het feit dat ze, als ‘old school’-socialisten, offensieve eisen rond het afschaffen van inschrijvingsgelden en hogere minimumlonen in hun programma opnemen.
In Antwerpen zien we reeds een eerste fase van solidaire strijd van studenten sociaal werk samen met de sociaal werkers tegen de besparingen en vermarkting van sociale zorg. We moeten op dit voorbeeld verder bouwen in andere sectoren en de strijd aanbinden tegen de besparingsregeringen, van en voor de rijken, in solidariteit met werkenden. Om een echt democratisch en kwalitatief onderwijs te garanderen, moeten we het geld halen waar het zit: bij de banken en grote bedrijven die hun kapitaal nu liever op belastingsparadijzen plaatsen dan er een beetje belastingen op te betalen, laat staan het investeren in de enorme maatschappelijke noden.
De Spaanse regering bespaart al jarenlang op onderwijs waardoor de toegang voor wie geen rijke ouders heeft steeds meer beperkt wordt. De Spaanse studentenvakbond Sindicato de Estudiantes hield op 26 oktober een staking met betogingen in meer dan 70 steden. Er kwam steun van lerarenvakbonden en ouderverenigingen. Er waren in de aanloop naar deze studentenstaking heel wat solidariteitsacties in de rest van de wereld. Ook de Actief Linkse Studenten betuigden hun solidariteit, op 26 oktober waren er acties aan de Spaanse ambassade in Brussel en enkele Spaanse consulaten.
Studenten van gewone afkomst lijden het meest onder de afbouw van de middelen voor kwaliteitsvol onderwijs, onderwijzend personeel, studiebeurzen en hogere inschrijvingsgelden (die met tot 66% stegen). De regering wil nu bovendien een reeks algemene examens voor alle scholieren opleggen. Deze maatregel werd na de val van de dictatuur van Franco afgevoerd, maar nu komt dit terug. Het doel is om studenten van gewone afkomst vroeger de doorgang naar hogere studies te ontzeggen. Honderdduizenden jongeren dreigen de mogelijkheid tot hogere studies te verliezen.
-
Leerkrachten uiten ongenoegen tegen besparingsbeleid. Crevits slaagt niet voor examen onderwijsminister
Naar aanleiding van de start van het nieuwe schooljaar moest de Vlaamse minister van onderwijs, Hilde Crevits, antwoorden op drie vragen van leerkrachten uit het KA Etterbeek. Naast de auteur van dit artikel kwamen er ook twee collega’s aan bod die hun ongerustheid uitten over de impact van het besparingsbeleid op ons onderwijs. Ondanks de eenvoudige vragen slaagde de minister er niet in om, zoals leerkrachten dat van hun leerlingen eisen, duidelijk en bondig te antwoorden. We verbeteren haar antwoorden daarom ‘klassikaal’. We doen dit vanuit het standpunt van de werkende “klasse”: de leerkrachten, de leerlingen en hun ouders.Artikel door Mathias, leerkracht van het KA Etterbeek, uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Job aantrekkelijk houden door extra investeringen
Gegeven de recente verhoging van de pensioenleeftijd en de aanvallen op het ambtenarenpensioen luidde de eerste vraag hoe men de job als leerkracht aantrekkelijk wil houden. Vooral oudere personeelsleden zien aandachtig hoe jaar na jaar de pensioenleeftijd opgetrokken wordt terwijl het pensioenbedrag daalt.
Crevits antwoordde hierop door te stellen dat 95% van de leerkrachten graag les geeft. Typisch voor leerlingen die half werk leveren, is dat ze maar een deel van de leerstof onthouden. Crevits verdoezelt zo de resultaten van een recent onderzoek waaruit inderdaad bleek dat 90% van de leerkrachten graag lesgeeft. Uit onderzoek blijkt echter ook dat 70% van het personeel uit het secundair onderwijs hun job als héél zwaar beschouwt. 1 op 3 voelt zich daarbij geregeld mentaal uitgeput, de helft voelt zich op het einde van een werkdag “leeg”. Vooral extra administratieve taken worden als overbelastend beschouwd. Een gemiddelde leerkracht presteert volgens dit onderzoek 47 à 48 uur per week, dit is 4 à 5% meer dan 10 jaar geleden. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat meer dan 25% van de jonge leerkrachten het na drie jaar voor bekeken houdt.Het lijkt een raadsel hoe Crevits een dergelijke opdracht zou kunnen reduceren naar een schoolopdracht van 38 uur binnen een nieuw loopbaanpact, waarbij niet alleen de uren voor de klas worden meegeteld. Krijgen we een scenario zoals bij de post? Waarbij werknemers worden verwacht binnen een voorgesteld aantal uren hun job ultraproductief uit te voeren en de overuren dan hun eigen schuld zijn en bijgevolg niet uitbetaald worden? Crevits wil ook inzetten op hippe didactische projecten zoals het coachen van nieuwe leerkrachten en “co-teaching”. Indien dit niet gepaard gaat met extra aanwervingen en middelen zal ook dit opnieuw de werkdruk verhogen.
Een correct antwoord had opgeroepen tot extra investeringen in personeel om de administratieve last te verlichten, klassen te verkleinen, leerlingen te begeleiden, … en om tegemoet te komen aan aan de verzuchtingen van het onderwijzend personeel. Tevens zou de verhoging van de pensioenleeftijd teruggedraaid moeten worden zodat oudere leerkrachten kunnen genieten van een welverdiend pensioen en jonge leerkrachten zicht hebben op een vaste job in plaats van onophoudend tijdelijke opdrachten.
Minister verdraait cijfers en feiten
Ook op de tweede vraag, waarom er geen einde komt aan de besparingen, antwoordde de minister door cijfers en feiten te verdraaien. Verderbouwend op de vorige vraag vroeg een collega om de besparingen op onderwijs nu eindelijk te stoppen en te investeren in jongeren en daarmee de toekomst. Crevits blijkt een blackout te hebben in de VRT-studio want ze vergeet dat zowel in 2015 als 2016 de werkingsmiddelen in het basisonderwijs verminderden met 2,3% en in het secundair onderwijs met 4,5%. Ook de enkele tientallen miljoenen voor extra scholenbouw zijn helemaal niet voldoende om de financieringsachterstand van 5 miljard euro goed te maken. De helft van de schoolgebouwen zijn vandaag meer dan 50 jaar oud.
Voor de laatste vraag bleek Crevits ook al vergeten te zijn dat ze 2 jaar terug nog 10% bespaarde op de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB). Om de takenlast bij leerkrachten en de toenemende sociale problemen bij jongeren op te lossen, zou de leerkracht de leerlingen naar andere plaatsen moeten kunnen doorverwijzen. Jammer dat deze regering niet meer ambitie heeft om de meer dan 170.000 kinderen uit de kansarmoede te helpen of begeleiding te voorzien voor de 50.000 leerlingen die thuis geen plaats hebben om huiswerk te maken. Cijfers van de OESO bevestigen telkens weer dat ons onderwijssysteem de kloof tussen arm en rijk sterker dan in de buurlanden doet toenemen. Een kind uit een arm gezin zal dus een nog grotere achterstand oplopen tijdens zijn schoolcarrière in plaats van instrumenten in handen te krijgen om een echte toekomst uit te bouwen.
Het onvermogen van het ministerie van onderwijs om tegemoet te komen aan de verzuchtingen van leraren, leerlingen en hun ouders leidt tot groeiende frustraties bij een aanzienlijk deel van het personeel. Zij zullen ongetwijfeld talrijk aanwezig zijn op de actiedagen aan het begin van dit nieuwe schooljaar om vanop straat echte antwoorden te formuleren op de tekorten in het onderwijs. Antwoorden die in het onderwijs enkel maar zullen slagen indien middelen voor de volledige sector drastisch toenemen. 7% van het BBP voor onderwijs, zoals dat enkele decennia terug nog het geval was, zou een goede start zijn.
-
[Archieftekst] Voor een school van vrijheid, een socialistische school
Midden augustus verschijnen de eerste ‘terug naar school’-reclamecampagnes. Stilaan wordt inderdaad vooruitgekeken naar het nieuwe schooljaar. Wij doen dat ook met de publicatie van een archieftekst door Mandy (Luik) uit 2014. Deze tekst beschrijft de grote lijnen van onze visie op onderwijs.[divider]
Het nieuwe PISA-onderzoek heeft ook in ons land heel wat inkt laten vloeien. Na meer dan dertig jaar van hervormingen in ons onderwijs, is het duidelijk dat er een achteruitgang is die leidt tot een versterking van de sociale ongelijkheid. In ons land is er een sterk verband tussen de sociaal-economische positie van de ouders en de schoolresultaten van hun kinderen.
Een kind van bescheiden afkomst maakt vier keer meer kans om niet te slagen en te blijven zitten dan een kind van betere afkomst. Op 15 jaar heeft de helft van onze jongeren al eens een schooljaar moeten overdoen. De ‘zwakste’ leerlingen worden verbannen naar zogenaamde concentratiescholen waar vaak een meerderheid van de kinderen van migrantenafkomst is. De verdedigers van de zogenaamde ‘gelijke kansen’ moeten erkennen dat er ergens een probleem is. Meer nog, kan het onderwijs met de beperkingen van het kapitalisme wel gelijke kansen aanbieden?
Industriële revolutie maakt basisopleiding noodzakelijk
De industriële revolutie heeft doorheen Europa vaak ongeletterde boeren van het platteland naar de stad gebracht waar ze arbeiders werden. Er was een minimum aan opleiding nodig zodat de industriëlen hen aan de machines konden inzetten. Er was bovendien nood aan voormannen, bedienden, … Er was een omkadering nodig voor de industriële productie.
In deze nieuwe situatie ontstond de vraag naar een opleiding. Het besef groeide dat dit een economische en sociale noodzaak was. Er ontstonden tal van intiatieven die aanvankelijk los van de overheid stonden.
Onder druk van de angst voor een uitbarsting van de arbeidersklasse, beseften de politieke leiders van de kapitalisten dat het nodig was om de werkende bevolking aan banden te leggen. Er kwamen wetten om een onderwijsstelsel te vestigen om de werkende bevolking een basisopleiding te geven, maar tegelijk ook vooral discipline en gehoorzaamheid bij te brengen.
Arbeidersbeweging voert strijd voor onderwijs
In 1848 reeds kwamen Marx en Engels in het ‘Communistisch Manifest’ op voor de afschaffing van kinderarbeid en voor gratis en publiek onderwijs, een onderwijs waarvan ze wilden dat het levendig was en aangepast aan de materiële productie. Het onderwijs moest productieve arbeid verenigen met opleiding als methode om de sociale productie te verbeteren en als methode om de veelzijdigheid van de mensen te vergroten. Mensen met een wetenschappelijke kennis van de productie, maar ook van de sociale, politieke en economische dimensies ervan, zouden de economische activiteiten zodanig kunnen aanpassen dat het aansluiting vond bij de vereisten van de samenleving maar ook bij de eigen persoonlijke voorkeuren.
De Commune van Parijs in 1871 (*) was dan wel van korte duur, maar er werd wel de tijd gevonden om voor het eerst in Europa gratis, verplicht en seculier onderwijs op te leggen. De schoolplicht ging regelrecht in tegen de kinderarbeid. Het was ook van toepassing voor meisjes die voorheen amper aan bod kwamen in wat er van onderwijs bestond. Nadat de Communes was overwonnen, verdwenen ook de maatregelen ervan. Het duurde nog tien jaar voor de Franse overheid de lagere school verplicht maakte. In België gebeurde dat pas in 1914.
Een school voor de arbeiders en een school voor de burgerij
Toegang tot onderwijs was een eis van de arbeidersbeweging, maar de basisopleiding werd door de overheid ingevoerd om de belangen van de burgerij te verdedigen. De kapitalisten hadden immers nood aan jongeren die op gedisciplineerde wijze als arbeider of soldaat aan de slag gingen, terwijl van meisjes werd verwacht dat ze het huishouden deden.
De kapitalisten hadden er ook belang bij dat ze hun waarden aan de rest van de bevolking konden opleggen en het respect voor de bestaande orde in de hand konden werken, onder meer door de jongeren ervan te overtuigen dat ze voorbestemd waren om in de industrie te werken. Er bestonden twee vormen van onderwijs. Er was een ruwe basisopleiding om arbeiders klaar te stomen en er was het elitaire en dure onderwijs voor de kinderen, uiteraard niet de meisjes, van de burgerij.
De strijd voor de democratisering van het onderwijs
Vanaf de jaren 1960 was er een massale toestroom van jongeren in het secundair onderwijs. Dat gebeurde op een ogenblik dat alle machines aan modernisatie toe waren en de naoorlogse heropbouw nieuwe technologische vooruitgang stimuleerde. Er was behoefte aan beter opgeleide arbeiders maar ook aan technici en ingenieurs. De bredere toegang tot het algemeen secundair onderwijs wekte de indruk dat er een democratisering van het onderwijs was.
Er bleven echter tal van mechanismen, waarvan velen vandaag nog bestaan, om een selectie te maken die een onderscheid tussen jongeren van bescheiden afkomst en de kinderen van de rijken in stand hield. Gewone jongeren werden meer op technisch en beroepsonderwijs gericht om na een beperkte opleiding aan de slag te kunnen.
Het aantal geschoolde jongeren is onmiskenbaar toegenomen, maar de selectiemechanismen zorgen er nog steeds voor dat er scherpe sociale verschillen zijn. In het technisch en beroepsonderwijs wordt de algemene opleiding beperkt, er zijn lange periodes van stages in bedrijven die zogezegd een professionele opleiding aanbieden maar in de praktijk vooral gebruik maken van goedkope jonge arbeidskrachten.
De toegang tot hoger onderwijs werd ook deels ‘gedemocratiseerd’, maar dat betekent niet dat de samenleving veranderd is. Ongelijkheid en uitbuiting blijven bestaan, ook onder werkenden met een hoger diploma. Een diploma volstaat vandaag lang niet meer als bescherming tegen lage lonen, onzekere jobs of werkloosheid.
Om het onderwijs te veranderen, is een andere samenleving nodig
Het onderwijs is nauw verbonden met het economische en politieke stelsel waarin het tot stand kwam. Achter de retoriek over ‘gelijke kansen’ waarmee we constant om de oren worden geslagen, blijft de ongelijkheid in het onderwijs als uitdrukking van de ongelijkheid in de samenleving overeind. Die ongelijkheid was 50 jaar geleden misschien zichtbaarder aanwezig. Maar het is niet omdat er vandaag een retorisch sausje van ‘gelijke kansen’ over wordt gegoten, dat de onderliggende ongelijkheid verminderd is. Bovendien wordt er van deze retoriek gebruik gemaakt om de verantwoordelijkheid voor mislukkingen op school enkel en alleen aan de jongeren zelf toe te schrijven, ze hadden maar beter gebruik moeten maken van de kansen die ze kregen. Het succes van enkele uitzonderingen wordt gebruikt om de instandhouding van sociale ongelijkheid onder de grote meerderheid te verdoezelen.
Dit wordt door politici vaak aangevuld met het doorschuiven van de verantwoordelijkheid naar de leraars, pedagogische methoden en de ouders. Alles is goed om toch maar niet te moeten spreken over de eigen verantwoordelijkheid van de overheid. Het uitbouwen van een openbare dienst van gratis en degelijk onderwijs dat de nodige praktische, technische en culturele kennis aanbiedt om een waardig leven te leiden. Het gebrek aan investeringen en middelen zet alle niveaus van het onderwijs onder druk, van de kleuterschool tot de universiteit. Deze aftakeling van het onderwijsstelsel komt des te harder aan bij jongeren van bescheiden afkomst.
We moeten ons samen met het personeel, ouders en jongeren verzetten tegen de afbouw van het onderwijs en tegen een schoolstelsel dat gericht is op het bestraffen van iedere fout. We verzetten ons tegen een stelsel waar we van jongsaf aangeleerd krijgen dat we elkaars concurrenten zijn in de strijd om als beste uit de bus te komen. Het doel vandaag is niet zozeer om iets bij te leren, maar wel om punten te halen en te presteren op basis van de waarden van de heersende klasse.
Er werden doorheen de jaren alternatieven voorgesteld tegenover het falende onderwijsstelsel. Zo waren er de voorbeelden van Freinet, Oury of Dolto die een pedagogisch model ontwikkelden op basis van leergierigheid, verantwoordelijkheid en een collectief karakter van samenwerking bij schoolse activiteiten. Er is ook de rondtrekkende school van de Beweging van Landlozen in Brazilië waar de realiteit als vertrekpunt voor iedere kennis wordt gebruikt waardoor de jongeren, maar ook oudere schoolgangers, meteen het praktische nut van hun aangeleerde kennis inzien. Er zijn nog tal van andere voorbeelden die ingaan tegen het kapitalistische onderwijsmodel. Maar deze hebben steeds beperkingen zolang we in een samenleving op basis van uitbuiting leven. Een einde maken aan ongelijkheid door een einde te stellen aan het kapitalisme, zal ons toelaten om te bouwen aan een school van vrijheid, een socialistische school.
(*) Meer over de Commune van Parijs: http://www.marxisme.be/n/?p=3104
-
Eerste schooldag in Brussel: duizenden plaatsen tekort
Er was veel ophef over racistische cartoons in Het Belang van Limburg gisteren. De krant had een cartoon over de eerste schooldag in Molenbeek waarbij de blanke kindjes om hun mama schreeuwen terwijl een kind van migrantenafkomt ‘Allah-Akbar’ roept en met een mes zijn teddybeer de kop oversnijdt. Wansmakelijk en plat racistisch. Het deed een satirische website al schrijven dat het Vlaams Belang niet meer bestaat omdat alle standpunten en praktijken door anderen overgenomen zijn.
De realiteit aan de Brusselse scholen was uiteraard anders. De start van het nieuwe schooljaar ging opnieuw gepaard met cijfers over een tekort aan plaatsen in het Nederlandstalige onderwijs. Er was dit jaar geen plaats voor 2.800 kinderen in het Nederlandstalig basisonderwijs. Met een totaal van 42.000 kinderen in dat basisonderwijs is het tekort dus erg groot. Er wordt gehoopt dat de meeste kinderen ofwel in het Franstalig onderwijs een plaats vinden ofwel buiten Brussel toch in het Nederlandstalig onderwijs terecht kunnen. Pas vanaf dit jaar informatie uitgewisseld tussen het Nederlandstalig en het Franstalig onderwijs zodat geweten is hoeveel kinderen niet naar school gaan.
Het probleem breidt zich ook snel uit naar het middelbaar onderwijs. Ook daar zijn er verslagen van plaatstekort. Sommigen vinden daar al makkelijker oplossingen voor dan anderen. Zo raakte eerder dit jaar bekend dat er voor de 12-jarige dochter van prinses Astrid geen plaats was in het Sint-Jan Berchmanscollege in Brussel waarop werd beslist om ze naar een private school in Engeland te sturen. Voor iets minder begoede Brusselaars is dat geen optie.
Er is jarenlang te weinig geïnvesteerd in onderwijs, zowel in de infrastructuur als in de kwaliteit van het onderwijs. Dat versterkt de kloof tussen de topscholen en de ‘vuilbakscholen’. Het leidt er bovendien toe dat een groot aantal kinderen volledig uit de boot valt, sommigen kunnen mogelijk zelfs nergens onderwijs volgen omdat er geen plaats is. Elders is er een grote druk op personeel en kinderen wegens gebrek aan middelen waardoor veel te grote klassen het zonder de nodige begeleiding moeten doen. Het is gemakkelijk om jongeren die geen degelijk onderwijs genieten en amper toekomstperspectieven hebben inzake werk en huisvesting af te doen als terroristen. Als de cartoonisten van Het Belang van Limburg de verantwoordelijken voor heel wat actuele sociale problemen te kijk willen zetten, kunnen ze zich beter richten tegen de opeenvolgende neoliberale regeringen die weigeren om de nodige publieke middelen in onderwijs te investeren.
Wij pleiten er alvast voor om de publieke middelen drastisch op te voeren, te beginnen met 7% van het bbp dat naar onderwijs moet gaan zodat er meer personeel kan ingezet worden en de kwaliteit van het onderwijs versterkt wordt. Er is tevens nood aan een dringend en massaal programma van publieke investeringen in infrastructuur zoals schoolgebouwen maar ook sport- en ontspanningsmogelijkheden. Hiervoor is een breuk met het huidige beleid vereist, we zullen moeten strijden tegen het besparingsbeleid om van daaruit offensieve eisen te stellen. De betoging van 7 oktober is een eerste afspraak.
-
“Peeters, Crevits, van ons krijg je niets”. Jongerenprotest bij CD&V
Verslag door Fabian, Foto’s door Jean-Marie en Liesbeth
Vandaag verzamelden enkele scholieren en studenten aan de nieuwjaarsreceptie van CD&V om er actie te voeren tegen de verhoging van de inschrijvingsgelden en de besparingen in het onderwijs. De receptie ging dit jaar door in de Eskimofabriek, aan de Wiedauwkaai in Gent. Ook het ACV voerde actie en Vrede vzw, dat campagne voert tegen de geplande aankoop van F-35 straaljagers, tekende eveneens present.Met een spandoek en de slogan “Hilde Crevits, van ons krijg je niets!” werd de Vlaamse Minister van Onderwijs, die in haar eerste jaar op deze post 800 miljoen zal besparen op het onderwijsbudget, door de jongeren welkom geheten. Bij het uitstappen uit haar Mercedes S-klasse vond ze er niet beter op dan haar tong uit te steken naar de protesterende studenten en scholieren, die er al enige tijd de kou trotseerden. Op de uitnodiging om een herinvestering in het Vlaamse onderwijs te onderhandelen ging ze niet in.
-
Voor toegankelijk onderwijs! Voor een studentenloon!
Artikel door Emily (Namen) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
De afgelopen decennia is de publieke financiering van het onderwijs steeds verder ondermijnd. Met de economische achtergrond waarbij het voor steeds meer mensen moeilijk is om de eindjes aan elkaar te knopen, wordt het tijd om het geld te zoeken waar het zit zodat kwaliteitsvol onderwijs voor iedereen toegankelijk wordt.Chronische onderfinanciering van het onderwijs
Op 40 jaar tijd zijn de middelen per student gehalveerd en verdween ook een groot deel van de begeleiding. Het aandeel van het Bruto Binnenlands Product dat naar hoger onderwijs gaat, bedraagt nog amper 1,3% terwijl zelfs de Europese Unie aanbeveelt dat het 2% zou bedragen. Deze 2%-norm halen, is voor de regeringen in ons land geen prioriteit. Sommige normen zijn belangrijker dan andere…
Naast het tekort aan publieke middelen, zijn ook de studiekosten de pan uit gerezen. Vorig jaar is de schoolpremie nog eens met 15% verminderd, waardoor het stilaan een belachelijk bedrag wordt. Voor 6-11 jarigen bedraagt de schoolpremie 43 euro, voor 12-17 jarigen is dat 60 euro en voor 18-24 jarigen 80 euro. Als er recht is op een verhoogde kinderbijslag gaat het om lichtjes hogere bedragen.
Hierbovenop dreigt de indexering van de kinderbijslag te verdwijnen. De bevoegdheid hierover is geregionaliseerd terwijl niet alle middelen volgen. Terwijl de kinderbijslag al niet volstaat om de kosten te dekken, is ook de indexering ervan bedreigd. Verder zal de verhoging van het inschrijvingsgeld voor het hoger onderwijs van 600 tot 900 à 1.000 euro hard aankomen voor werkende gezinnen. En dan hebben we het nog niet over de kosten voor huisvesting, transport, boeken, …
Onzekerheid troef
De crisis zorgt ervoor dat steeds meer jongeren tot het OCMW veroordeeld zijn. In Brussel was er in 2012 een verdriedubbeling. De toevloed bij het OCMW en het gebrek aan middelen, zorgen ervoor dat er snel gezocht wordt naar alle opties om de kosten door te schuiven naar familieleden. Het maakt jongeren afhankelijk van hun familie, waarbij deze liefdadigheid zelfs gerechtelijk kan afgedwongen worden. Jongeren die wel een OCMW-uitkering genieten, moeten van deze instantie toelating krijgen vooraleer ze hogere studies mogen aanvatten.
Al deze elementen maken dat een groeiend aantal jongeren – niet enkel diegenen die van het OCMW afhangen – geen toegang meer heeft tot hogere studies. Maar ook de zoektocht naar een job waarmee jongeren financieel onafhankelijk kunnen zijn is niet evident. Een kwart van de jongeren onder de 25 jaar zit zonder werk en het duurt gemiddeld 8,9 maanden om werk te vinden. Dan hebben we het nog niet over de arbeidsvoorwaarden en lonen. Jongeren zonder werk zijn volgens de autoriteiten ofwel lui ofwel gaat het om fraudeurs. Er komen controles in de 7de en de 11de maand nadat de studies beëindigd zijn en nog voor er zelfs maar recht is op een vorm van uitkering. Die controles kunnen het recht op een uitkering meteen kelderen.
Een groot aantal jongeren dat het avontuur van hogere studies aangaat, doet dit niet met gelijke wapens. Het aantal aanvragen voor studiebeurzen is tussen 2010 en 2012 met een kwart toegenomen. Studenten zonder rijke ouders moeten vaak werken, niet enkel om wat zakgeld te hebben maar steeds meer om de studies te betalen en te leven.
In 2012 zijn de regels voor jobstudenten aangepast zodat het gemakkelijker wordt om naast de studies ook te werken. Het geeft aan dat dit als normaal wordt gezien. Studenten die in hun eigen financiering moeten voorzien, hebben aanzienlijk minder tijd voor hun studies. Ze zijn oververtegenwoordigd onder de gebuisde studenten. En het is niet altijd mogelijk om een jaar over te doen of een andere richting te kiezen, financieel is dat niet altijd haalbaar en als het OCMW het moet goedkeuren zijn er ook problemen.
Zo wordt het geleidelijk aan enkel voor jongeren met rijke ouders mogelijk om zich bij het studeren ook effectief op het schoolwerk te concentreren zonder zich zorgen te moeten maken over de 9.000 euro studiekosten per jaar. Jongeren komen dus niet gelijk aan de aftrap, ze komen in een onderwijs met twee snelheden. We moeten ons organiseren om dat te veranderen.
Voor financiële onafhankelijkheid, voor een studentenloon!
Opdat iedereen een echte keuze zou hebben om al dan niet hogere studies aan te vatten, is het nodig dat jongeren – maar ook minder jonge studenten – al hun tijd aan hun studies kunnen besteden. Daartoe moeten ze financieel onafhankelijk zijn. Het is onaanvaardbaar dat studiekosten en het gebrek aan middelen jongeren verhinderen om verder te studeren of hun ouders in de schulden duwen. Studieschulden zijn in de VS al aan het exploderen en ook in Europa is er een scherpe toename van.
In plaats hiervan moet het onderwijs volledig door de gemeenschap gefinancierd worden. We eisen naast gratis en degelijk onderwijs maar ook een studentenloon die hogere studies voor iedereen toegankelijk moet maken. Het zou alle studenten toelaten om alle kansen op goede resultaten te benutten maar ook om een degelijk leven te leiden zonder van de ouders afhankelijk te zijn. Hiervoor moeten we het geld zoeken waar het zit, niet in onze zakken, maar bij de bankiers, speculanten en kapitalisten.
-
Meer publieke middelen voor een ander onderwijs!
Artikel door Tim (Brussel) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
De nieuwe gemeenschapsregeringen hebben allen besloten zwaar te besparen op onderwijs. In de Franstalige gemeenschap gaat het voorlopig om 320 miljoen euro, de Vlaamse gemeenschap plant 850 miljoen euro besparingen. Beide regeringen tonen zich bereid om frontaal in de aanval te gaan tegen scholieren, studenten en het personeel in het onderwijs.De besparingen vinden plaats nadat het onderwijs in heel België al decennialang ondergefinancierd werd. Daar waar begin jaren ’80 nog meer dan 7% van het BNP naar onderwijs ging, schommelt dit percentage, naargelang de berekening, vandaag de dag rond de 4 à 5%. Steeds minder personeelsleden moeten instaan voor steeds groter wordende groepen leerlingen en studenten. Ondersteuning wordt op alle mogelijke manieren afgebouwd: de infrastructuur en uitrusting van veel scholen is vaak ondermaats om op een degelijke manier les te geven, overal is er een nijpend tekort aan administratief en technisch personeel. De privésector krijgt steeds meer greep op ons onderwijs: diensten zoals schoonmaak, resto’s etc. worden uitbesteed aan firma’s die meestal dramatische werkomstandigheden bieden aan hun personeel, en een slechte dienstverlening aan te hoge prijzen voor de instellingen. Vooral in het hoger onderwijs wordt steeds meer uitgekeken naar private financiering van onderzoek en onderwijs, zowel door bedrijven als door verhogingen van de inschrijvingsgelden. Privéfinancierders hebben vaak meer oog voor hun winsten dan voor het bieden van een degelijke opleiding aan jongeren.
Meer publieke middelen!
Met LSP en onze jongerenorganisatie ALS pleiten we voor een grondige publieke herfinanciering van het onderwijs. Met het extra geld zou kunnen geïnvesteerd worden in goed lesmateriaal, goede onderzoeksfaciliteiten, betere bibliotheken, … Ook zou extra personeel kunnen worden aangetrokken, om zo de hoge werkdruk in het onderwijs te verlichten. De kwaliteit van het onderzoek en onderwijs zullen ook stijgen, een gezondere werkdruk zal zorgen voor minder stress en meer ruimte om degelijk onderwijs en onderzoek te voorzien.
Het extra geld kan het onderwijs ook verder democratiseren: we kunnen komaf maken met alle studiekosten, en alle economische barrières om deel te nemen aan het onderwijs wegnemen. We kunnen extra aandacht en begeleiding voorzien voor leerlingen die het op sommige vlakken moeilijker hebben, en het onderwijs uitdagend en interessant maken voor elke leerling. Het uiteindelijke doel is een onderwijs waarin elke leerling en student wordt opgeleid tot een breed gevormd, kritisch en mondig lid van de maatschappij.
Een ander onderwijs in een andere samenleving
Stages en meer praktijkgericht onderwijs kunnen de lessen interessanter maken, en het schoolcurriculum moet zo georganiseerd zijn dat jongeren al hun individuele talenten ten volle kunnen ontplooien. Scholen moeten in de wijken een rol kunnen spelen als lokale gemeenschapscentra, waar muzieklessen, debatten, cursussen en andere sociale activiteiten kunnen doorgaan. Universiteiten en hogescholen moeten de middelen krijgen om ook voor werkenden een uitgebreid aanbod aan interessante vormingen te bieden. Ten slotte willen we scholen en universiteiten die democratisch worden georganiseerd, waarin zowel studenten en scholieren, personeel als de lokale gemeenschap hun zeg hebben.
“Wie een school opent, kan een gevangenis sluiten”, zei Victor Hugo. Wij denken dat de maatschappij rond die school even belangrijk is om jongeren een degelijke toekomst te kunnen bieden, maar er valt iets voor te zeggen: een degelijk gefinancierd onderwijs, waar jongeren kunnen worden opgeleid tot kritische, solidaire en individuen vol zelfvertrouwen is van cruciaal belang. Laten we hiervoor de strijd voeren, en meteen ook eisen stellen rond een maatschappij waarin de rijkdommen ter beschikking staan van de hele bevolking, zodat elkeen de middelen heeft een degelijke toekomst uit te bouwen!
Met een sterke beweging kunnen we besparingen stoppen. Maar onder het kapitalisme is geen enkele verworvenheid permanent. Vandaag zijn het immers de patroons van de grote multinationals die beslissen over wat er gebeurt met de rijkdom die wij allemaal samen produceren, en zij hebben er geen enkel belang bij die rijkdom aan te wenden om bijvoorbeeld gratis en degelijk onderwijs te voorzien voor iedereen.
Daarom brengen we ook de noodzaak van een democratisch socialistische maatschappij naar voren. Een maatschappij waarin de sleutelsectoren van de economie worden genationaliseerd, en onder democratische controle geplaatst van de hele bevolking. Enkel zo kan de rijkdom die er is ook worden besteed aan zaken die prioritair zijn, zoals onderwijs. Een onderwijssysteem waarin de behoeften van studenten en scholieren centraal staan, en waar iedereen de mogelijkheden heeft om te studeren naar zijn/haar eigen interesses, en waar de ontplooiing van alle talenten van een individu centraal staan.

