Tag: onderwijs

  • Video. Lerares: besparingen staan bescherming in de weg

    Op de conferentie van campagne ROSA eind maart getuigde een lerares. “Als men echt om de leerlingen had gegeven, had men iets gedaan aan het tekort aan leerkrachten, de overbevolking van de klassen, …” Bekijk de video hieronder:

  • Leerkracht: “Crisis versterkt reeds bestaande problemen”

    Foto: Flickr/alamosbasement

    De huidige situatie is niet gemakkelijk voor veel werkenden en jongeren. Een gebrek aan middelen maakt dat de situatie in de scholen en kinderopvang al kritiek was: de infrastructuur is gebrekkig en het tekort aan voldoende personeel laat zich voelen. Personeel en jongeren stelden voordien al eisen. We zaten al op ons tandvlees en nu komt daar de coronacrisis bovenop!

    door Celia, leerkracht

    Het meest dringend voor de scholen is de levering van extra zeep en handdoeken. Op sommige scholen wordt daar nog altijd op gewacht! Dat is wat wanbeheer en gebrek aan middelen concreet betekent.

    De beslissing over het al dan niet sluiten van scholen werd niet genomen na overleg met de belangrijkste betrokkenen. Bovendien was de beslissing vaag waardoor elke inrichtende macht de aanbevelingen begrijpt zoals het dat wil.

    De regeringen beslisten dat de lessen opgeschort worden, maar scholen blijven open om kinderen van bijvoorbeeld zorgpersoneel op te vangen. Dat is een excuus dat verbonden is met de weigering om alle niet-essentiële werkplaatsen te sluiten.

    Weinig directies hebben op de richtlijnen van vrijdagmiddag 13 maart gewacht. Heel wat directies riepen het personeel op om maandagochtend te verzamelen. Alsof het een goed ogenblik is om een honderdtal mensen in één zaal bijeen te brengen… Neen, leerkrachten en ander personeel vormen geen aparte groep in de samenleving. Ze hebben zelf ook kinderen, kunnen zelf ziek worden en ze zijn ook bang van de huidige crisis. Sluit de scholen en andere niet-essentiële werkplaatsen, organiseer opvang voor kinderen van personeel in essentiële diensten!

  • Geen elite-onderwijs, maar degelijk onderwijs voor iedereen

    De regering-Jambon kondigde bij haar aantreden grote plannen aan voor het onderwijs: het lerarentekort wegwerken, nieuwe scholen bouwen en het basisonderwijs extra financieren. Dit zijn maatregelen die zeker nodig zijn, maar de manier waarop ze dit willen doen is dubieuzer. Jarenlang werd bespaard op het onderwijs, deze regering gaat daar mee door. Enkel het basisonderwijs krijgt netto meer geld, maar daarmee moet heel wat gebeuren en de structurele problemen worden niet opgelost.

    door Thomas (Gent)

    De leerkrachten weten heel goed wat nodig is voor het onderwijs. Op 20 maart vorig jaar was er een geslaagde stakingsdag onder de slogan: “Waarom? Daarom!! Zelfs een kind weet wat onderwijs nodig heeft.” De staking was een succes met leerkrachten die spontaan acties organiseerden naar het voorbeeld van wat hun leerlingen rond de klimaatcrisis deden.

    Uit de Vlaamse werkbaarheidsbarometer van 2019 bleek nogmaals dat onderwijs zeer slecht scoort. Voor 46,3% van de respondenten stelt er zich een probleem inzake psychische vermoeidheid, voor 19% is dit zelfs acuut. Hiermee is onderwijs de slechtst scorende sector. Het evenwicht tussen werk en privé is voor 23,7% problematisch, waarvan 7,2% stelt dat het acuut is. Ook hier haalt onderwijs de slechtste score. Leraren werken gemiddeld 41 uur per week. Dat is op een volledig jaar, dus met vakanties inbegrepen. Het vaak terugkerende argument dat leraren veel vakantie hebben, zegt dus helemaal niets over de werkdruk. Tijdens een lesweek loopt de gemiddelde werktijd op tot maar liefst 49 uur! Dit zijn maar enkele van de redenen waarom velen de droom om leerkracht te worden laten vallen, of al snel opgeven. Eén op de vijf beginnende leerkrachten houdt er binnen de eerste vijf jaar mee op.

    Niet enkel de leerkrachten lijden onder de jarenlange besparingen op onderwijs, ook de leerlingen en hun ouders voelen de gevolgen. In de PISA-testen zakt ons land steeds verder weg. Elke studie wijst erop dat het onderwijs in ons land meer dan elders sociale ongelijkheid bevestigt en versterkt. Ouders krijgen steeds vaker de factuur gepresenteerd: er was al de boterhamtaks voor het gebruik van de refter. Nu kwam daar nog een voorbeeld van een ‘dutjestaks’ bij: in Aalter vraagt een kleuterschool 1 euro per dag per kleuter in de ‘slaapklasjes’.

    Om het tekort aan leerkrachten te compenseren, worden vrijwilligers ingezet. Scholen moeten extra spaghettifestijnen en feesten organiseren om geld in het laatje te krijgen. Van de leerkrachten wordt daarbij uiteraard geheel vrijwillig extra inzet verwacht. Sommige leerkrachten steken in de grote vakantie zelf de handen uit de mouwen om klassen op te frissen of andere klusjes uit te voeren. Dat getuigt van een enorme inzet en betrokkenheid, maar het is vooral het resultaat van een gebrek aan middelen. Bovendien zorgt dit alles voor meer ongelijkheid: scholen met ouders die meer middelen hebben, kunnen meer investeren in de school of in bijscholing.

    Er zijn meer publieke middelen voor onderwijs nodig. Het moet minstens terug naar 7% van het BBP, zoals dit begin jaren 1980 het geval was. Dit is nodig zodat er meer lesuren beschikbaar zijn en scholen kunnen investeren in ondersteunende functies zoals voltijdse leerlingenbegeleiders, psychologen, maatschappelijke experten, sociale begeleiders, … Dan kunnen leraren zich op hun kerntaak concentreren: dynamische lessen geven die jongeren inspireren en laten groeien in hun mogelijkheden.

    Deze en vorige regeringen waren niet bereid om dit te doen. We zullen ze onder druk moeten zetten voor degelijk onderwijs. De staking van 20 maart 2019 maakte duidelijk dat veel leraren bereid zijn dit te doen. We zullen echter de vakbonden op vele scholen opnieuw moeten opbouwen. Dit zullen we niet doen door de besparingen gecontroleerd mee door te voeren, maar door een alternatief plan op te stellen voor wat het onderwijs werkelijk nodig heeft en hierover op iedere school info- en discussiemomenten organiseren om het verzet te organiseren tegen de besparingen en voor degelijk onderwijs voor iedereen.

  • Dendermonde. Solidariteit met de leerlingen, ouders en personeelsleden van De Appelbloesem!

    Het stadsbestuur van Dendermonde heeft beslist om de gemeentelijke kleuter- en basisschool van Appels te sluiten. Dinsdag 11 juni werden de ouders en het schoolteam hiervan op de hoogte gesteld. Pas twee dagen later werd de schoolraad hier officieel over ingelicht. De reden die het stadsbestuur aanhaalt voor de sluiting zijn enerzijds de problemen met de infrastructuur en anderzijds het teruglopend aantal leerlingen.

    Tekst van het LSP-pamflet dat uitgedeeld werd op de actie aan de gemeenteraad op 19 juni 2019

    Weerwraak?

    Het is niet de eerste keer dat de gemeenteschool van Appels met sluiten bedreigd wordt. In 2010 wou CD&V, toen in kartel met N-VA, de school ook al sluiten. Dit stuitte op veel verzet bij coalitiepartner sp.a. Door een wisselmeerderheid met de bijna voltallige oppositie kon de school toch open blijven, zij het onder een andere vorm. Er werd gekozen voor het methodeonderwijs van Freinet. De tegenstanders van toen vormen nu een meerderheid in de gemeenteraad van Dendermonde. Dat zij na vijf maanden besturen al overgaan tot de sluiting van de Appelbloesem neigt dan ook naar weerwraak.

    Halve leugens

    De door het stadsbestuur aangehaalde redenen tot sluiting, problemen met infrastructuur en het teruglopend aantal leerlingen, houden niet volledig steek. In haar intentieverklaring schrijft de stad dat de site open blijft voor verenigingen en voor allerlei evenementen maar om les te geven voldoet de infrastructuur niet?! Het oudercomité stelt terecht dat de huidige infrastructuur voldoende is om de lessen te laten doorgaan. Dit in afwachting van overheidssubsidies vanuit de Vlaamse regering voor een nieuwbouw. De nieuwe site biedt dan onderdak aan een school en een volwaardig gemeenschapscentrum.

    Halve waarheden

    Het tweede argument van de stad, een teruglopend aantal leerlingen, klopt niet volledig. Volgend schooljaar is er inderdaad een daling van het aantal leerlingen. Maar dit mag niet verbazen aangezien er al sinds januari van dit jaar vanuit de meerderheid wordt gefluisterd over de sluiting. Het is normaal dat ouders kiezen voor zekerheid en hun kind in een andere school inschrijven. Daarnaast is het oudercomité al jaren vragende partij voor een duidelijk uitgeschreven visie. Ook de vragen en bezorgdheden die de ouders al lang stellen, bleven steeds onbeantwoord. Het dalend leerlingenaantal is niet de oorzaak van het falen van de school maar wel het gevolg van een jarenlang wanbeleid.

    Onderwijs is een basisrecht, geen wingebied!

    Zoek de schuldige bij het systeem!

    Dendermonde is lang niet de enige stad in België waar problemen opduiken op vlak van onderwijs. Iedereen die met onderwijs te maken krijgt op welk niveau ook, ziet de gevolgen van 30 jaar besparingen. Vooral op infrastructuur is fors bespaard. Zoals voormalig minister van onderwijs Luc Van Den Bossche (SP.A) stelde: “Stenen staken niet, dus daarop wordt bespaard”. Het zorgt ervoor dat veel scholen in erbarmelijke staat zijn. Dat heeft gevolgen voor zowel leerlingen als het personeel. Scholen hebben vandaag niet genoeg middelen om hun onderwijstaak tot een goed einde te brengen.

    Onderwijshervorming is geen oplossing

    Langs Vlaamse kant had je het M-decreet en langs Waalse kant het Pacte d’Excellence (‘Pact om uit te blinken’). Beide beleidsplannen willen “resultaten” en “precieze doelstellingen”, zonder rekening te houden met de menselijke en subjectieve aard van het leren. Of met de realiteit in de klaslokalen. Onze leerlingen en leerkrachten zijn nochtans geen machines.

    De veranderde arbeidsvoorwaarden voor het onderwijzend personeel laten zich duidelijk voelen op de werkvloer. Een job in het onderwijs is iets waar velen van dromen. Eens geconfronteerd met de werkelijkheid, laten ze de droom al snel vallen: 20% van de starters stopt in de eerste vijf jaar. Maar ook ervaren rotten worden overstelpt met extra taken zoals socio-emotionele zorg, aanpakken van discriminatie, opsporen of tegengaan van radicalisering, dossiers voor iedere leerling, … Om deze en andere problemen aan te kaarten werd er eerder dit jaar nog gestaakt binnen onderwijs, eind maart langs Vlaamse kant en begin april in Brussel en Wallonië. Kort daarna laaide er een felle discussie op over de kwaliteit van het onderwijs na een slecht rapport voor het Vlaamse onderwijs volgens de PISA-standaarden. Het publieke debat dat daarop volgde werd geframed als een tegenstelling tussen kennis en vaardigheden. Op geen enkel moment ging het over de middelen die nodig zijn om kwaliteitsvol onderwijs te garanderen.

    Publieke investeringen zijn nodig!

    Er is duidelijk nood aan massale investeringen. Het optrekken van de publieke middelen voor onderwijs tot 7% van het BBP, zoals in de jaren 1980, is een eerste stap. Nu is dit slechts 6,55%. Meer publieke middelen moeten toelaten dat de lonen stijgen, dat meer personeel wordt aangeworven op alle niveaus en dat er een degelijke infrastructuur is. Maar los van welke partijen in de regering zitten, mogen we er niet van uitgaan dat er extra middelen komen. De besparingen zullen verdergaan en de werkdruk zal blijven stijgen.

    De stakingen van eerder dit jaar waren al een duidelijk signaal naar de toekomstige regering, maar volstaan niet. Er is een actieplan nodig om de politici onder druk te zetten. Hierover kan best nu al gediscussieerd worden binnen de vakbonden, maar ook op de scholen met alle personeelsleden, leerlingen en ouders. Kwaliteitsvol onderwijs belangt ons allen aan!

    Link naar de petitie

    Link naar artikel HLN over de actie aan de gemeenteraad

    Link naar reportage TV OOST

  • Onderwijs, een prioriteit die niet altijd prioritair is

    Er waren duizend aanwezigen op een actie in Brussel voor het kabinet van de minister van het Franstalige Onderwijs, Marie-Martine Schyns. In Luik kwamen op 3 april ook 600 actievoerders samen. De Franstalige vakbonden hadden in gemeenschappelijk front gemobiliseerd voor een verhoging van de eindejaarspremie. Het CGSP (Franstalige ACOD) had een staking aangekondigd en breidde zijn eisen uit naar het probleem van de te grote klassen en het Pacte d’excellence (Hervormingsplan van het Franstalige onderwijs). Het CGSP verwerpt een aantal aspecten van dat pact. Leraren riepen slogans als “Leraren in armoede, leerlingen in moeilijkheden. Dat is niet de maatschappij die we willen” en “Boze leraren, moe van armoe”.

    door Celia, leerkracht in Brussel

    Slechts twee weken daarvoor vonden acties plaats van het Vlaamse onderwijspersoneel. Op 20 maart gingen zij in staking met eisen die heel gelijkaardig waren aan die van de Franstalige collega’s: tegen de werkdruk, het tekort aan leraren en het gebrek aan investeringen in onderwijs. De staking werd zeer goed opgevolgd en 85% van het personeel was in staking: een teken van woede en de noodzaak om de strijd voort te zetten.

    Sindsdien laaide de discussie over de kwaliteit van het onderwijs op na een slecht rapport voor het Vlaamse onderwijs volgens de PISA-standaarden. Het publieke debat dat daarop volgde werd geframed als een tegenstelling tussen kennis en vaardigheden. Op geen enkel moment ging het over de middelen die nodig zijn om kwaliteitsvol onderwijs te garanderen, of het nu gaat over kennisoverdracht of vaardigheden.

    De school is geen bedrijf…

    In België zit het onderwijzend personeel maar al te vaak op het tandvlees. In een artikel in La Libre werd in 2015 benadrukt dat 34,74% van de afwezigheden onder leerkrachten te wijten was aan psychiatrische of psychologische redenen die zelf heel vaak verband hielden met de stress veroorzaakt door het werk. Volgens Vlaamse studies is het zelfs het meest burn-outgevoelige beroep. Hieraan dient te worden toegevoegd dat de bijzonder onzekere jobs in de eerste (soms talrijke) jaren van de loopbaan de standaard zijn (deeltijdcontracten, kortetermijncontracten die geen financiële onafhankelijkheid mogelijk maken). Dit alles heeft tot gevolg dat veel leerkrachten besluiten om van beroep te veranderen: 40% van de leerkrachten stopt in de eerste vijf jaar met lesgeven en 19% verlaat na het eerste jaar het onderwijs. Om het tekort aan leerkrachten op te vangen, wil het Franstalige hervormingspact overuren aanbieden aan leerkrachten die het aankunnen en willen. De regering van de Franse Gemeenschap profiteert dus van de lage salarissen om ons tegen elkaar op te zetten en nog meer uit te putten.

    Alle publieke middelen voor onderwijs samengeteld zijn goed voor 6,55% van het BBP. Dat is te weinig. Scholen hebben te weinig personeel en de infrastructuur loopt achter: het regent binnen in sommige scholen, plafonds storten in, prefab gebouwen moeten klaslokalen huisvesten, het verwarmingssysteem is verouderd: in sommige klaslokalen moet je je jas aanhouden, terwijl je in andere lokalen het raam moet openen omdat het te warm is …

    Bovendien leidt het hervormingspact in het Franstalig onderwijs tot een extra belasting voor leerkrachten die al gemiddeld 41 uur per week werken (volgens een KUL-studie). De beleidsplannen willen “resultaten” en “precieze doelstellingen” opstellen zonder rekening te houden met de menselijke en subjectieve aard van het leren, of met de realiteit in de klaslokalen. Onze leerlingen zijn geen machines!

    We hebben nood aan publiek gefinancierd onderwijs dat niet wordt beheerd zoals een bedrijf met bijhorende managementtechnieken gericht op winstgevendheid ten koste van alles! We hebben meer publieke middelen nodig, te beginnen met minstens 7% van het BBP, net zoals begin jaren tachtig. Dat wil zeggen 2 miljard extra. Maar zelfs dat mag slechts het begin zijn. Meer publieke middelen zijn nodig om het minimumloon voor alle medewerkers op te trekken tot minstens 14 euro per uur (dat wil zeggen 2.300 euro per maand). Er is ook nood aan extra personeel op alle niveaus (opleiders, leraren, secretariaatsmedewerkers, logopedisten, onderhoudspersoneel, bemiddelaars, CLB-personeel ….). Verder moet in de nodige kwaliteitsvolle infrastructuur geïnvesteerd worden. Ten slotte vereist adequaat onderwijs en differentiërend leren kleinere klassen met maximaal 15 studenten per klas.

    Laten we niet stoppen bij de acties van april. Door de druk hoog te houden, kunnen we de volgende regeringen meteen dwingen om kleur te bekennen. We moeten ervoor zorgen dat de voorwaarden waaronder we werken en waaronder onze leerlingen les krijgen algemeen bekend zijn. Personeelsvergaderingen zijn nodig om informatie te delen en nieuwe acties voor te bereiden, liefst met een gedurfd actieplan in gemeenschappelijk vakbondsfront. We zullen de broodnodige middelen voor onderwijs niet cadeau krijgen, we zullen er voor moeten strijden.

  • Bespaar niet op onze toekomst! Staking in het onderwijs

    Foto: MediActivista

    Vandaag staakt het volledige Vlaamse onderwijs en dit op alle niveaus: kleuter, lager, middelbaar en hoger onderwijs. De staking wordt over de netten heen gedragen door alle vakbonden. De centrale slogan: “Waarom? Daarom!! Zelfs een kind weet wat onderwijs nodig heeft.” Dit klopt! Iedereen die met het onderwijs te maken krijgt op welk niveau ook, ziet de gevolgen van 30 jaar besparingen.

    PDF van dit pamflet

    Toch komen er geen extra middelen. De besparingen gaan verder en de werkdruk wordt opgedreven. Dit gebeurt los van welke traditionele partij in de regering zit en de minister van onderwijs levert. Er is nood aan massale investeringen. Het optrekken van de publieke middelen voor onderwijs tot 7% van het BBP, zoals dit in de jaren 1980 was, zou een eerste stap zijn.

    Scholen hebben vandaag niet genoeg middelen om hun onderwijstaak tot een goed einde te brengen. Er wordt al 30 jaar bespaard op onderwijs en er lijkt niet meteen een einde aan te komen als we het aan de traditionele politiek overlaten. N-VA stelde reeds dat het de volgende minister van Onderwijs wil leveren. Dit kan de besparingen nog versterken. Alle partijen die de voorbije decennia op onderwijs zaten, zijn verantwoordelijk voor de besparingen.

    Het morrelt dan ook al lang in het onderwijs. Een job in het onderwijs is iets waar velen van dromen. Eens geconfronteerd met de werkelijkheid, laten velen de droom snel vallen: 20% van de starters stopt in de eerste vijf jaar. Maar ook ervaren rotten worden overstelpt met extra taken zoals socio-emotionele zorg, aanpakken van discriminatie, opsporen of tegengaan van radicalisering, dossiers voor iedere leerling, … Bovendien zijn er de steeds groter wordende klassen. Leraars werken gemiddeld 41 uur per week. Dat is op een volledig jaar, dus met de vakanties inbegrepen. Tijdens een lesweek loopt de gemiddelde werktijd op tot maar liefst 49 uur!

    De gecumuleerde besparing in het hoger onderwijs sinds het nieuwe financieringsdecreet in 2008 bedraagt intussen meer dan 500 miljoen euro per jaar. Voor het hoger onderwijs betekent dit ongeveer 5.000 tot 6.000 arbeidsplaatsen! Het aantal personen dat aan de slag is als onderwijzend personeel kende de laatste jaren geen significante stijging terwijl het aantal studenten quasi explodeerde. Bovendien moet dat onderwijzend personeel al jaren inleveren op vlak van lonen, tewerkstelling en sociale verworvenheden. Hiernaast gaan universiteiten en hogescholen hun heil steeds meer zoeken in privé investeringen. Bedrijven kunnen hun grijpgrage klauwen steeds dieper in de curricula slaan; van onafhankelijk onderwijs is stilaan geen sprake meer.

    In het middelbaar onderwijs zijn klassen van meer dan 25 leerlingen de norm aan het worden. Het gebeurt zelfs al dat leerlingen op de vensterbank moeten zitten. Voor zover die vensterbank stevig genoeg is, natuurlijk. Op infrastructuur is immers ook fors bespaard. Zoals voormalig minister van onderwijs Luc Van Den Bossche (SP.a) stelde: ‘Stenen staken niet, dus daarop wordt bespaard.’ Het zorgt ervoor dat veel scholen in erbarmelijke staat zijn. Dat heeft gevolgen voor zowel de leerlingen als het personeel.

    Er is dringend meer geld nodig zodat meer lesuren beschikbaar worden en de scholen kunnen investeren in ondersteunende functies zoals voltijdse leerlingenbegeleiders, psychologen, maatschappelijke experten, sociale begeleiders, … Dan kunnen leraars zich opnieuw op hun kerntaak concentreren: dynamische lessen geven die jongeren inspireren en laten groeien in hun mogelijkheden. De Linkse Socialistische Partij (LSP) eist dat de publieke middelen voor onderwijs opgetrokken worden tot 7% van het BBP, zoals dit begin jaren 1980 het geval was, als eerste stap.

    Om onze eisen voor een beter onderwijs af te dwingen, zal één dag staking wellicht niet genoeg zijn. De gele hesjes en de klimaatstakers tonen dat je met een vastberaden houding de politieke agenda kan bepalen en zelfs toegevingen bekomen. Laten we daarvan leren en het protest ook ondersteunen. Deze waarschuwingsstaking aan de volgende regering is een goed begin. We hebben echter een actieplan nodig om de volgende regering onder druk te zetten. Dit kan best door nu al te discussiëren in de vakbonden, maar ook op de scholen met alle collega’s, leerlingen en ouders zodat we samen opkomen voor goed onderwijs.

  • Onder leerkrachten groeit roep om mee te doen met klimaatprotest

    Bij het schrijven van dit artikel zijn scholieren uit het hele land ondertussen al zeven keer op straat gekomen. Dat gebeurde op verschillende manieren: centrale betogingen in Brussel, lokale acties in centrumsteden en kleine gemeenten, en zelfs stoeten van lagereschoolkinderen met hun leerkrachten. Eén ding hadden alle actiedagen gemeen: ze werden stuk voor stuk door (tien)duizenden actievoerders opgevolgd. Het wordt hoog tijd dat andere lagen in de samenleving onze leerlingen actief beginnen te ondersteunen en zich aansluiten bij hun verzet.

    Artikel door een leerkracht uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    De steun voor onze scholieren komt uit alle hoeken. Ondanks het feit dat conservatieve klimaatontkenners als Jean-Marie Dedecker en belerende moraalpastoors als Rik Torfs uitgebreid de kans krijgen om hun kritieken te uiten in de gevestigde media, is de golf van spontane steunbetuigingen met de klimaatjongeren toch overdonderend luid. Dat is niet verwonderlijk als we vaststellen dat ze erin geslaagd zijn deze beweging op een erg snel tempo te doen groeien en met succes een onderbelicht en levensbelangrijk politiek thema op de agenda hebben gezet. Ook de klimaatmars van 27 januari, met tot 100.000 betogers, was een uitdrukking van de bredere steun in de samenleving voor de klimaatstakers.

    Erg veel scholen houden rekening met de verzuchtingen van hun stakende leerlingen. Er wordt meer aandacht aan het thema besteed in de lessen, eventuele strafstudies worden ingevuld door het maken van pancartes en het verzinnen van slogans, leerlingen worden aangemoedigd om hun strijd niet op te geven en constructief na te denken over hoe de beweging verder uitgebouwd kan worden. Dat toont aan dat het thema ook onder onderwijzend personeel erg leeft. Vanuit dat gegeven is het logisch dat er dan ook heel wat leerkrachten hun leerlingen graag nog actiever zouden willen steunen door actief deel te nemen.

    Daarom hebben we een stakingsaanzegging nodig voor 15 maart. Dat zou een belangrijke stap zijn in de richting van een bredere solidariteit met onze scholieren. Op de nationale stakingsdag van 13 februari viel al op dat velen staakten vanuit een algemeen ongenoegen met het gevoerde beleid, en dat ook de klimaatkwestie een veelbesproken thema is. Een stakingsaanzegging binnen één sector zou een hefboom kunnen zijn om ook in andere sectoren tot stakingen te komen. In het openbaar vervoer bijvoorbeeld: meer investeringen in die sector is een duidelijke klimaateis. Bovendien zouden de vakbonden op die manier meer kunnen wegen op het debat door de eisen rond klimaat en koopkracht aan elkaar te koppelen.

  • Kwaliteit en gelijke kansen vereisen meer middelen voor onderwijs

    Foto: Flickr/alamosbasement

    Het debat over kwaliteit in het onderwijs versus gelijke kansen vertrekt van een verkeerd uitgangspunt, met name dat de huidige tekorten een vaststaand gegeven zijn. Het vertrekt vanuit de vraag waar de weinige publieke middelen het best geïnvesteerd worden, maar het stelt niet de vraag hoe we meer publieke middelen kunnen afdwingen.

    De N-VA voert een forcing rond onderwijs. Voorzitter De Wever kondigde aan dat zijn partij de volgende Vlaamse minister van onderwijs wil leveren. Hij gebruikt het argument dat de minister van onderwijs best verder van de katholieke zuil kan staan, maar tegelijk is het volledige project van N-VA gericht op het versterken van de nu reeds sterkste scholen, vooral katholieke scholen. Pogingen om zwakkere leerlingen mee te trekken, mogen voor N-VA niet ten koste gaan van de sterkere leerlingen. N-VA wil de bestaande grote ongelijkheid – het Belgisch onderwijs is één van de meest ongelijkheidsbevestigende in Europa – behouden en zelfs vergroten. Wat noch N-VA noch de andere gevestigde partijen voorstellen, is om fundamenteel meer publieke middelen in het onderwijs te investeren, te beginnen met 7% van het BBP zoals dit begin jaren 1980 was, om van daaruit iedereen vooruit te trekken.

    Volgens OESO-specialist Dirk Van Damme moet ook de opleiding van leerkrachten beter. “Wanneer een samenleving duidelijke kwaliteitseisen stelt aan mensen in een bepaalde beroepscategorie, dan zal dat de aantrekkelijkheid van het beroep ook bevorderen,” merkte hij op in De Standaard. De aantrekkelijkheid van het beroep bevorderen, vereist eveneens een investering in het personeel. Zowel in de opleiding van het personeel als in de begeleiding en de arbeidsomstandigheden op de werkvloer. Nu stopt bijna de helft van de leraars in het middelbaar binnen de vijf jaar. Dat heeft veel te maken met een grote werkdruk (planlast, administratie, …) en het weinige respect dat daarvoor in de plaats komt. De job aantrekkelijker maken, betekent de werkdruk verlagen en de lonen en arbeidsvoorwaarden verbeteren in plaats van afbouwen, zoals onder de huidige rechtse regeringen gebeurt. Wie wil ook al weer zaken als vaste benoemingen afschaffen? Tevreden en gemotiveerd personeel is niet alleen belangrijk voor de leerkrachten zelf, maar ook voor de jongeren. De arbeidsomstandigheden van het onderwijzend personeel bepalen de leeromstandigheden van de jongeren.

    Al meer dan 30 jaar wordt er bespaard op het onderwijs terwijl we in een zogezegde kenniseconomie leven en de eisen die men aan het onderwijs stelt alsmaar groter worden. Het wordt hoog tijd dat het besparingsbeleid gestopt wordt en dat er meer publieke middelen in onze toekomst worden geïnvesteerd. Dat zullen we enkel doen door ons te organiseren en in verzet te gaan tegen de huidige regeringen.

  • Met 36 in één klas. “Ik heb leerlingen op de vensterbank moeten zetten”

    Spandoek die opkomt voor meer middelen in onderwijs. Foto: Liesbeth

    Terug naar school. Voor jongeren én personeelsleden waren de voorbije dagen spannend. Wij spraken met een leerkracht over de heropstart van het nieuwe schooljaar. De roep om meer meer publieke middelen weerklinkt doorheen dit interview.

    Vorig jaar (en nu nog) hingen er aan verschillende scholen spandoeken die om meer middelen vroegen. Is de regering daarop ingegaan?

    Die vakbondsactie is op poten gezet als antwoord op het voorstel van Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) om de lerarenloopbaan te hervormen. Zij stelde terecht vast dat het lerarenberoep steeds onaantrekkelijker wordt en dat 20% van de beginnende leerkrachten het niet langer dan 5 jaar uithoudt. Maar de voorstellen die Crevits lanceerde, zullen daar zeker niets aan veranderen. Het kwam erop neer dat ze leerkrachten gemiddeld twee lesuren extra per week wil laten geven voor hetzelfde loon. Dat is dus eigenlijk een inlevering van 10%.

    Er worden al dertig jaar continu te weinig middelen voorzien voor onderwijs terwijl ons steeds verteld wordt dat we in een kenniseconomie leven en onderwijs dus steeds belangrijker wordt. Als de minister vandaag zegt dat er extra middelen zouden zijn bijgekomen, is dat een leugen. Eigenlijk werd er enkel met middelen geschoven om ze ‘efficiënter’ in te zetten. In het buitengewoon onderwijs worden erg veel middelen weggenomen omwille van het befaamde M-decreet (zie hieronder), maar die middelen volstaan niet om deze leerlingen in het regulier onderwijs voldoende te begeleiden. De expertise, ervaring en infrastructuur die daarvoor nodig zijn, ontbreken.

    Ondertussen wordt het tekort aan middelen steeds acuter en ondervinden leerkrachten en leerlingen de gevolgen ervan aan den lijve. Op onze school bestaat een gemiddelde klas uit 25 of meer leerlingen met uitzonderlijke uitschieters tot 36 leerlingen. Ik heb tijdens de eerste schoolweek al leerlingen langs de muren van het lokaal en zelfs op de vensterbank moeten zetten. Vandaag is dat nog uitzonderlijk, maar het is eigenlijk hallucinant dat dit mogelijk is. Tegelijkertijd kamperen ouders aan de schoolpoorten om een plaatsje te veroveren voor hun kind… om dan met 36 leerlingen in de klas te zitten.

    Zoals altijd in september, wordt er vandaag weer druk gediscussieerd over eindtermen, leerplannen, onderwijskoepels, enzovoort. Veel leerkrachten voelen zich inderdaad gefrustreerd door het keurslijf dat hen door de eindtermen wordt opgedrongen. Maar de discussie over wie die eindtermen dan uiteindelijk formuleert – de overheid of de onderwijskoepels – zal daar niets aan veranderen. Ons onderwijs heeft in de eerste plaats nood aan een forse opdrijving van de middelen. Dat betekent in eerste instantie meer beschikbare lesuren. En hoe je het ook draait of keert, dat kan enkel met meer geld. Een massale publieke investering in onderwijs moet de basis zijn waarop je verder kan discussiëren over hoe het onderwijsveld georganiseerd moet worden. Zonder die broodnodige financiële injectie blijft die jaarlijks terugkerende discussie betekenisloos. Een terugkeer naar de situatie van de jaren ’80, met 7% van het bbp voor onderwijs, zou een goede eerste stap zijn waarop kan verdergebouwd worden. Dat is echter niet het perspectief waar deze Vlaamse regering en deze minister van Onderwijs voor kiezen. Die spandoeken blijven voorlopig dus nog wel even hangen.

    Heel veel leraars houden het niet lang vol in het onderwijs. Hoe komt dat volgens jou?

    Dat klopt. Zoals gezegd houdt 1 op de 5 jonge leerkrachten het binnen de eerste 5 jaar voor bekeken. Ook dat is een rechtstreeks gevolg van het schrijnend tekort aan middelen. Als beginnende leerkracht word je sowieso al met een enorme werklast geconfronteerd. Lesvoorbereidingen maken, je inwerken in een nieuwe school, het eerste contact met leerlingen en collega’s, … Maar als je dan stelselmatig ervaart wat er allemaal nog meer van leerkrachten verwacht wordt, is het logisch dat velen de moed laten zakken. Als leerkracht word je niet alleen geacht geschoolde arbeidskrachten af te leveren, maar ook in te staan voor socio-emotionele zorg, het aanpakken van discriminatie, en nu ook nog het opsporen en tegengaan van radicalisering onder jongeren.

    Een terugkerend voorstel is dat van ‘ondersteunende functies’. Leerkrachten ondervinden dat die ondersteunende functies niet veel ondersteuning aanbieden, maar eigenlijk alleen nog meer werk met zich meebrengen in de vorm van verslagen, administratie, evaluaties, enzovoort.

    Het lerarenberoep aantrekkelijker maken doe je dus niet door de enorme werklast nog groter te maken, zoals in het voorstel van Crevits dit voorjaar. Je moet er integendeel voor zorgen dat leerkrachten zich weer op hun kerntaak kunnen concentreren: dynamische lessen geven die jongeren inspireren en laten groeien in hun mogelijkheden. Dat betekent dat je de ‘ondersteunende functies’ ook echt ondersteunend maakt en niet beschouwt als extra taken voor leerkrachten. Scholen hebben nood aan voltijdse leerlingenbegeleiders, psychologen, maatschappelijke experts en sociale begeleiders. Ook hier gaat het dus in eerste instantie om de beschikbare financiële middelen. Die komen er niet, dus worden leerkrachten geacht om alles zelf te doen. Gekoppeld aan de gigantische administratieve planlast en de werkonzekerheid die elke beginnende leraar ondervindt, zorgt dat voor een giftige cocktail die de vlam bij heel wat jonge leraars erg snel doet uitdoven.

    Een belangrijke nieuwigheid dit jaar is het M-decreet. Dit wordt verkocht als ‘inclusief onderwijs’. Wat is daarvan aan?

    Inclusief onderwijs betekent dat jongeren met een beperking – of dat nu een fysieke of mentale beperking is – lessen volgen in reguliere scholen. Het buitengewoon onderwijs wordt dus afgebouwd. In principe kan je daar geen tegenstander van zijn. Het is goed dat leerlingen omgeven worden door een sociale mix en leren omgaan met diverse groepen medemensen.

    Het M-decreet zal echter geen positieve gevolgen hebben omdat het een verpakte besparingsoperatie is. Het buitengewoon onderwijs krijgt uiteraard een groot deel van de middelen voor onderwijs omdat de noden daar het grootst zijn. Dat zorgt ervoor dat er daar in kleinere klassen kan lesgegeven worden en dat jongeren omringd worden door personeelsleden die opgeleid zijn om met hun specifieke problematieken om te gaan. Reguliere scholen daarentegen hebben vandaag al niet genoeg middelen om hun onderwijstaak tot een goed einde te brengen. Voeg daar nog de extra zorg en aandacht aan toe die kinderen uit het buitengewoon onderwijs nodig hebben en de leerkrachten en personeelsleden zullen helemaal bezwijken onder de druk.

    Als de regering echt stappen naar inclusief onderwijs wou zetten, zou ze in het M-decreet een enorme toename van de beschikbare middelen voor scholen hebben voorzien. Dat is geenszins het geval: het M-decreet is een besparing. Hier wordt niemand beter van, ook de leerlingen met specifieke noden niet, die hun intensieve begeleiding zien wegvallen.

    Volgens Crevits zou een algemeen eindexamen tot meer gelijkheid in het onderwijs leiden, maar ondertussen bevestigen studies dat ons onderwijs erg ongelijkheidsbevestigend is (zie De Standaard 1 september). Merk je daar iets van op school?

    Uiteraard. Kapitaalkrachtige ouders beschikken over meer middelen om bijvoorbeeld bijlessen te nemen, hun kinderen naar taalkampen te sturen en extra ondersteunend materiaal aan te schaffen. Tegelijkertijd zijn er kinderen die halverwege september nog steeds geen schoolmateriaal hebben omdat dat deze maand niet betaald kan worden. Het is niet meer dan logisch dat deze kinderen minder kansen hebben in ons onderwijs. De meeste scholen beschikken niet over voldoende middelen om hun onderwijstaak naar behoren te volbrengen. Dan is het niet verwonderlijk dat ze al zeker niet over de middelen beschikken om minder kapitaalkrachtige of financieel achtergestelde kinderen extra te ondersteunen. Meestal wordt er geld ingezameld door leerkrachten en leerlingen, door wafels te bakken, auto’s te wassen, evenementen te organiseren, … om ervoor te zorgen dat iedereen mee op schoolreis kan. De groep die daar gebruik van moet maken, wordt over het groter. Zo ondervind je de besparingsmaatregelen die op andere terreinen werden genomen ook in het onderwijs.

    Om hieraan tegemoet te komen, om extra taallessen en bijlessen te geven, om iedereen van degelijk materiaal te voorzien, om een goede infrastructuur te garanderen aan elk kind, … hebben we opnieuw middelen nodig. Elke discussie rond onderwijs valt terug te brengen tot die centrale eis.

  • “Al meer dan 30 jaar wordt bespaard op onderwijs terwijl we in een zogezegde kenniseconomie leven”

    Interview met Jo Coulier, voorzitter ACOD Onderwijs.

    Aan veel Vlaamse scholen hangt een spandoek met als eis ‘meer middelen voor onderwijs’. De Linkse Socialist sprak met Jo Coulier, voorzitter van ACOD Onderwijs, over het waarom van deze actie.

    Kan je ons wat meer uitleg geven bij de reden voor deze actie?

    “Bij haar aantreden had minister van onderwijs Crevits een debat aangekondigd over de problematiek van de onderwijsloopbanen. Vele leerkrachten geven er binnen de vijf jaar na hun start de brui aan en algemeen wordt aangenomen dat het lerarenberoep te weinig aantrekkelijk is.

    “Van debat is er ondertussen weinig sprake geweest en naar de beroepsorganisaties van het personeel in het onderwijs, de vakbonden, wordt te weinig geluisterd. Wel zijn er allerlei ‘experten’ die hun mening mogen geven en dan krijg je voorstellen die gaan van het afschaffen van de vaste benoeming tot differentiatie inzake verloning en dergelijke meer. Ook het creëren van ondersteunende functies is een weerkerend voorstel. In de praktijk merken leerkrachten dat ondersteunende functies meestal weinig ondersteuning betekenen maar wel extra werklast (o.a. vergaderingen, rapportage, evaluatie) met zich meebrengen.

    “Om het kort samen te vatten: de voorstellen die op tafel gelegd worden, dreigen het beroep nog onaantrekkelijker te maken omdat men aan de essentie voorbijgaat en dat is de hoge werkdruk voor het personeel.”

    Leraars hebben toch veel verlof, is er dan een probleem met werkdruk?

    “Een manier om je tegenstander uit te schakelen is het belachelijk maken van de persoon. Bij elke problematiek, of het nu gaat over de lonen, pensioenen of werkdruk, moet het onderwijzend personeel horen dat ze toch niet moeten klagen met al hun verlof.

    “Mijn moeder was kleuterleidster, ik kan u verzekeren dat ze gemiddeld meer dan 38 uur per week presteerde. Tijdens de schoolweken kloppen de leerkrachten veel uren en ook tijdens de vakanties wordt er tijd besteed aan voorbereidingen. De vakanties zijn eigenlijk perioden waarin de gepresteerde overuren (collectief) worden gerecupereerd. Een wetenschappelijke studie toonde aan dat de professoren aan de VUB meer dan 53 uur per week werken.

    “En toch vond een vorige minister het nodig om te verklaren dat ze maar wat harder moesten werken om het tekort – door de besparingen – aan personeel op te vangen.”

    Het probleem zijn dus de besparingen?

    “Ja, maar niet alleen dat. Al meer dan 30 jaar wordt er bespaard op het onderwijs terwijl we in een zogezegde kenniseconomie leven en de eisen die men aan het onderwijs stelt alsmaar groter worden.

    “Behalve het afleveren van (hoog)geschoolde arbeidskrachten, moet het onderwijs ook instaan voor de opvoeding, maatschappelijke problemen zoals discriminatie aanpakken en recent kwam daar nog het voorkomen van ‘radicalisering’ bij. De leerkracht moet in feite een soort superman (of vrouw) zijn, terwijl de waardering voor het beroep alsmaar afneemt.

    “Na de ratificatie van het VN-verdrag waarbij inclusief onderwijs een recht wordt, moet de leerkracht nu ook nog instaan voor het integreren van jongeren met een beperking dankzij het beruchte M-decreet.”

    Wat houdt dit decreet in en bent u dan tegen inclusief onderwijs?

    “Het M-decreet houdt in dat ouders het recht krijgen om hun kind dat anders in het buitengewoon onderwijs zou terechtkomen, in te schrijven in het regulier onderwijs. Als vakbond zijn wij niet tegen inclusie. Waar we wel tegen zijn, is dat de gewone leerkracht die al overbelast is nog eens extra overbelast wordt doordat er kinderen die zorg nodig hebben in hun klas terechtkomen. Indien dit zou gepaard gaan met kleinere en aangepaste klassen en extra zorgondersteuning die de naam waard is, zou dit geen probleem zijn. Maar daar wringt net het schoentje. En de bestaande gespecialiseerde scholen voor buitengewoon onderwijs worden in hun werking door het M-decreet ontwricht omdat de middelen nu verspreid worden. Op die manier dreigt expertise verloren te gaan.”

    Is de oplossing dan niet simpel, namelijk meer middelen?

    “Dat zou inderdaad een goed begin zijn. Maar de Vlaamse regering wil daarvan niet weten en dus moest de Minister van Onderwijs op zoek gaan naar een ‘creatieve’ oplossing. Zij dacht: als we nu eens alle leerkrachten in het secundair onderwijs die een opdracht van 20 of 21 uren hebben, 22 uren les laten geven, dan sparen we bijna 3.000 onderwijsjobs uit en die middelen kunnen we dan inzetten voor beleidsondersteuning en voor zorg. Met andere woorden: omdat de politici niet de nodige financiële middelen willen ophoesten, moeten de leraars in het middelbaar tot 10% meer werken voor hetzelfde loon. Terecht zette dit heel wat kwaad bloed bij de leerkrachten omdat de werkdruk nu al te hoog is. En met dit voorstel zijn we terug bij af: in plaats van het beroep aantrekkelijker te maken, doet men het omgekeerde. Na een uitgebreide ledenconsultatie bleek duidelijk dat de leerkrachten er genoeg van hadden.”

    Is een actie met spandoeken dan het geschikte actiemiddel en waarom gaat men niet in staking zoals recent nog bij Volvo?

    “Elke sector heeft zijn eigenheid. Als de arbeiders bij Volvo het werk neerleggen, dan protesteert er niemand aan de poort of in de fabriek. Als leerkrachten het werk neerleggen, dan worden zij onmiddellijk geconfronteerd met werkende ouders die niet weten waar ze met hun kinderen naartoe moeten. Er is een groot plichtsbesef bij leraars zoals overigens ook het geval is bij andere zorgberoepen en je mag de emotionele chantage ook niet onderschatten. Bij een staking krijg je dan onmiddellijk media die de stakers, die al drie maanden per jaar niet werken, afschilderen als overbetaalde luieriken die de hardwerkende Vlaming met een probleem van opvang opzadelen. Daarom is er gekozen om eerst een sensibiliserende campagne te voeren om duidelijk uit te leggen waarover het gaat. Het ophangen van banners aan zoveel mogelijk scholen was een eerste stap in dit mobilisatieplan.”

    Hoe verloopt de actie?

    “Ondertussen hangen meer dan 1000 banners op en het aantal neemt nog toe. In een aantal scholen wordt het ophangen van een banner door de directie verboden. Sinds de paasvakantie worden andere instrumenten zoals bladwijzers aangeboden om verder te sensibiliseren.

    “Maar het actieplan is ondertussen een beetje ‘on hold’ gezet. Immers, op 16 maart deelde de minister mee dat de geplande maatregelen opgeschort worden en men zal wachten op de resultaten van een onderzoek naar de taakbelasting waarvoor de opdracht ondertussen is gegeven.

    “We kunnen gerust zeggen dat de actie al een eerste succes heeft geboekt. Daar waar de minister aanvankelijk haar plan wilde doordrukken, is dit door de mobilisatie van de vakbonden in de koelkast gestopt. Hoe dit nu verder evolueert, blijft afwachten maar de vakbonden moeten deze stap aangrijpen om het debat in de scholen verder te voeren en de leraars voor te bereiden om desnoods verder in actie te gaan voor meer middelen. Maar vooral moeten we onthouden dat de toegeving van de minister er gekomen is na protest van het personeel en dat dit ook aantoont dat massaal verzet wel degelijk zin heeft. Wordt dus vervolgd.”

    1 mei in Antwerpen. Foto: Liesbeth
0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop