Your cart is currently empty!
Tag: onderwijs
-
Tot 50 leerlingen in de klas. Staking in atheneum Bracops-Lambert in Anderlecht
Op donderdagochtend ging een groot deel van het onderwijzend personeel van het atheneum Bracops-Lambert in Anderlecht in staking uit protest tegen het wanbeheer in de school. De houding van de directeur tegenover het personeel en de methoden van beheer vormen een probleem. Na verschillende waarschuwingen in de vorm van werkonderbrekingen tijdens het vorige schooljaar. Hierna drong een stakingsactie zich op.
De situatie in de school is een toonbeeld van het enorme gebrek aan middelen in het onderwijs en het chaotische beheer van een schoolverantwoordelijke waardoor de gevolgen van de tekorten nog zwaarder doorwegen. Sommige leerkrachten van het vierde jaar moeten les geven aan een klas met bijna 50 leerlingen. Het gebrek aan lokalen is zo groot dat een aantal scholieren les moet volgen in een andere vestiging die vrij ver van deze vestiging verwijderd is. Sommige lokalen zijn bouwvallig. Middelen die voor extra leerkrachten hadden kunnen gebruikt worden, verdwenen in de omkadering van de schoolverantwoordelijke die maar niet wil erkennen dat er zich heel wat problemen in de school stellen.
De gemeente Anderlecht, de inrichtende macht van de school, kijkt steeds in een andere richting en blijft doof voor de vele interpellaties van de vakbonden. Hierdoor was er geen andere keuze dan te staken. De leerkrachten die we aan de stakerspost ontmoetten waren vastberaden en legden uit dat velen van hen ten einde raad zijn door het gebrek aan respect en soms zelfs gewoon de pesterijen door de directeur waar ze het slachtoffer van zijn.
De Actief Linkse Studenten en Scholieren (ALS) vernamen het nieuws van de actie van het gemeenschappelijk vakbondsfront tijdens een eerdere actie aan de gemeenteraad. We besloten om onze solidariteit te betuigen met de leerkrachten en de leerlingen van het atheneum en waren op de stakerspost aanwezig.
Hieronder enkele foto’s door PPICS:
-
De verdedigers van een verhoging van het inschrijvingsgeld van antwoord gediend
1/ Moeten de studenten een bijkomende inspanning leveren?
door Mathias (Antwerpen)
Econoom Paul De Grauwe: “Hoger inschrijvingsgeld? Niet zo onredelijk. De bijdrage van de gemiddelde student aan de totale kost van zijn studie is 5 procent, terwijl de belastingbetalers de overige 95 procent ophoesten.” Dacht de professor echt dat inschrijvingsgeld de enige studiekost was?De plannen van de nieuwe Vlaamse regering om op vijf jaar tijd 819 miljoen te besparen in het onderwijs, heeft heel wat stof doen opwaaien op de opiniepagina’s van de kranten. Het meest controversiële is de aankondiging dat het inschrijvingsgeld van het hoger onderwijs 600 tot 900 euro zou worden opgetrokken. In zijn column in De Morgen stelt Paul De Grauwe dat het niet onredelijk is om die bijkomende inspanning van studenten te vragen.
Zijn redenering gaat als volgt. Het huidige inschrijvingsgeld voor één jaar hoger onderwijs bedraagt ongeveer 600 euro terwijl een gemiddelde student de overheid jaarlijks 12.000 euro kost. Dat betekent dat er sprake is van 5% privékosten en 95% collectieve kosten. Maar de verhouding van de baten ligt anders. Voor De Grauwe moeten we nagaan in hoeverre de maatschappij kan genieten van de aanwezigheid van de kennis die de student verwerft en in welke mate de student er zelf voordeel uit haalt. De Grauwe stelt dat die verdeling ongeveer op 50%-50% zou liggen en er dus een scheef getrokken situatie heerst.
Een verhoging van de inschrijvingsgelden is voor hem bijgevolg niet onrechtvaardig. Trekken we zijn redenering verder logisch door, dan kunnen we zelfs stellen dat de huidige verhoging niet ver genoeg gaat. Een verhoging van 300 euro zal immers de verhouding tussen privé en collectieve baten niet fundamenteel doen veranderen. Voor De Grauwe hoeft die verhouding niet per se te veranderen door een verhoging van het inschrijvingsgeld, het zou ook kunnen door de personenbelasting voor hoger opgeleiden op te trekken. Zo blijft het inschrijvingsgeld betaalbaar, ook voor arme studenten.
Wie de cijfers ziet, zou kunnen denken dat meneer De Grauwe een punt heeft. Hij vergeet echter aan de kostenzijde van de student een heleboel uitgavenposten mee te rekenen, studeren is immers meer dan enkel het inschrijvingsgeld betalen. Er zijn de prijzige studieboeken, de noodzaak aan vervoer, een onmisbare laptop, eventueel een kot, … en ga zo maar door. Een jaartje studeren wordt zo al snel een dure bedoening. Cebud, het Centrum voor Budgetadvies en -onderzoek, becijferde dat een pendelstudent gemiddeld 7.752 euro per jaar kost. Bij een kotstudent loopt dat bedrag zelfs op tot 11.925 euro.
Deze cijfers werpen meteen een andere blik op de situatie. De verhouding tussen de privé en collectieve baten ligt niet meer op 5% tegen 95% maar eerder rond de 45% – 55%. Dichtbij de fifty-fifty-verhouding die volgens De Grauwe in de praktijk aanwezig is. Volgens zijn model kunnen we dus concluderen dat de verhoging van de inschrijvingsgelden de situatie er niet rechtvaardiger op zou maken.
Los van de cijfers loopt er nog een andere redenering als een rode draad door het hele debat over de verhoging van de inschrijvingsgelden en niet alleen bij De Grauwe: dat studeren een soort van luxe zou zijn. Wie vandaag afstudeert uit het ASO (en ook bepaalde richtingen uit het TSO) zal dat nochtans anders ervaren. Waar vroeger dergelijk diploma volstond om aan de slag te kunnen in een bedrijf, is vandaag in veel gevallen een bachelor diploma een minimum vereiste. Het verklaart direct waarom het aantal studenten de afgelopen jaren explosief is toegenomen.
Er valt veel voor te zeggen dat het onrechtvaardig is dat zwakkere inkomens moeten bijdragen tot een hoger onderwijs dat nog altijd meer de midden en hogere inkomens ten goede komt. Maar wie denkt de rijkdom op een rechtvaardige manier te herverdelen door hogere inschrijvingsgelden aan te rekenen, jaagt een illusie achterna.
Het zou beter zijn om het geld te gaan zoeken waar het echt zit: bij de grote bedrijven en de 1% rijksten die zomaar eventjes 17% van het vermogen in België bezit. Multinationals betalen door middel van een heleboel gunstmaatregelen amper belastingen op hun winst. Daar verandering in brengen zal een echte impact hebben een rechtvaardige verdeling van de rijkdom integenstelling tot de verhoging van de inschrijvingsgelden.
2/ Studenten moeten maar een lening aangaan…
André Oosterlinck: “Stel dat je vijf jaar studeert, dan komt dat neer op zowat 25.000 euro. Dat is doenbaar om in tien jaar af te lossen.” De werkloosheidscijfers van hoog geschoolden, de lonen van interimarbeid of de huizenprijzen zullen we dus gemakshalve maar even negeren?De voormalige Leuvense rector André Oosterlinck, nu voorzitter van de Associatie KULeuven, stelt voor om studieleningen in het leven te roepen.
“Voor wie de studiekosten – waar het inschrijvingsgeld maar een klein deel van uit maakt – een te zware dobber zijn, kunnen we een studielening in het leven roepen. Die moet dan tegen een kleine rente aangeboden worden. De banken zullen daarin meestappen want het is klantenbinding. Ze zijn trouwens gered door de overheid, nu mogen ze iets terugdoen.” De rente zou hij mee afhankelijk willen maken van het resultaat op de ‘oriënteringsproef’ bij de aanvang van de hogere studies. Oosterlinck voegde er nog aan toe dat 25.000 euro schulden op tien jaar afbetalen “doenbaar” is.
Waar het systeem van studieleningen bestaat, loopt het al gauw uit de hand. In de VS zijn studieleningen goed voor een bedrag van 1 biljoen dollar. Wie er afstudeert heeft gemiddeld 26.000 dollar studieschulden. Dit bedrag nam op zeven jaar met 40% toe. In Nederland was er op tien jaar een verdubbeling van het geleende bedrag en had een afgestudeerde in 2012 gemiddeld een studieschuld van 15.000 euro. Vanaf 2015 worden ook de studiebeurzen vervangen door een lening. Een groeiend aantal jongeren kan de schulden niet terugbetalen, vorig jaar waren er 594.901 Nederlanders bezig met het aflossen van hun studieschuld.
Probeer met een zware studieschuld maar eens een lening voor een huis of auto aan te gaan. En dat is in het geval de afgestudeerde ook effectief werk vindt. De enigen die voordeel uit deze regeling halen, zijn de banken die toegang krijgen tot de nieuwe lucratieve markt van de studieschulden.
3/ Hoger inschrijvingsgeld als herverdelende maatregel?
Miet Smet (CD&V) ziet geen probleem in een verhoging van het inschrijvingsgeld:
“Men betaalt bijna even veel om naar Rock Werchter of Tomorrowland te gaan als om naar de universiteit te gaan.”Johan Van Gompel, een Senior Economist bij KBC Groep, schreef op 31 juli: “Het huidige lage bedrag werkt averechts herverdelend. Een belangrijk deel van de gezinnen kan een vermeerdering van het studiegeld tot op zekere hoogte aan, omdat de doorsnee student nog altijd uit de meest welstellende helft van de bevolking komt. De modale belastingbetaler betaalt dus mee de studie van welstellende studenten.”
De toegang tot hoger onderwijs is nu niet democratisch en dus kunnen we het gerust nog minder democratisch maken. Dat lijkt het argument te zijn. Moest de econoom van KBC overigens een echte herverdeling willen, dan zijn er efficiëntere middelen dan de rijken meer te laten betalen door het inschrijvingsgeld voor de opleiding van hun kinderen te verhogen. Wat dacht je van de aanpak van fiscale fraude, het stopzetten van legale belastingontduiking door superrijken en grote bedrijven, progressieve belastingen, …
[divider]
Onze mening: meer publieke middelen voor onderwijs afdwingen!
Er is al heel wat bespaard op onderwijs. In 1980 ging in België ongeveer 7% van het Bruto Binnenlands Product naar onderwijs. Na de communautarisering daalde in beide landsdelen de (relatieve) uitgaven voor onderwijs. Er werd flink gesnoeid, voornamelijk door het werken met enveloppefinanciering die door onderindexering geleidelijk erodeert. Sinds eind jaren ’90 zijn we zowel in Vlaanderen als in Franstalig België aan het schommelen rond de 4,5% van het BBP voor onderwijs.
Tussen 1995 en 2010 gingen we in Vlaanderen alleen van 146.344 studenten in het hoger onderwijs naar 207.954. Het aantal studenten nam met 42% toe, het aantal personeelsleden (zonder de onderzoekers) daalde lichtjes. Het hoger onderwijs heeft geen nood aan besparingen, maar net aan meer middelen.
Wij pleiten voor meer publieke middelen. De afgelopen jaren is de greep van de privésector op de universiteiten al fors toegenomen. De KU Leuven ontvangt meer middelen van de privésector voor onderzoek en dergelijke (128,7 miljoen euro) dan dat ze van de overheden krijgt voor wetenschappelijk onderzoek (123,7 miljoen euro). Het maakt natuurlijk dat onderzoek steeds meer afhankelijk is van wat de bedrijven willen. Bedrijven een rechtstreekse bijdrage vragen voor het hoger onderwijs, zoals voorgesteld door de Antwerpse rector Verschoren, is overigens een weinig efficiënte methode om al dan niet legale belastingontduiking van die bedrijven tegen te gaan. Afschaffing van de notionele intrestaftrek en andere fiscale cadeaus zou bijvoorbeeld effectiever zijn.
De publieke middelen moeten worden opgetrokken tot het niveau van begin jaren 1980 toen 7% van het BBP naar onderwijs ging. Dat kan een eerste stap zijn om te komen tot gratis en degelijk onderwijs dat voor iedereen toegankelijk is en niet enkel tot jongeren met rijke ouders en waarbij hoger onderwijs jongeren geen loodzware studieschuld oplevert waarmee ze de rest van hun leven van de willekeur van de speculerende bankiers afhangen.
De Actief Linkse Studenten en Scholieren roepen jongeren en personeelsleden op om samen de strijd tegen de aanvallen op het onderwijs te organiseren. Werk hieraan mee, sluit je aan bij ALS.
-
Geen verhoging van het inschrijvingsgeld, maar democratisch en kwaliteitsvol onderwijs voor iedereen!
Artikel door Koerian, ALS-Gent.
De inschrijvingsgelden voor de Vlaamse hogescholen en universiteiten worden verhoogd. Daarenboven komt er een (aanvankelijk louter indicatieve) ingangsproef voor wie naar het hoger onderwijs wil. De onderwijsinstellingen krijgen weer maar eens een fikse besparing op hun bord. De Vlaamse studenten en het personeel worden wederom getroffen. Onderwijs wordt alsmaar meer een onbetaalbare luxe, gereserveerd voor een kleine elite, of voor zij die bereid zijn zich in te graven in een enorme schuldenberg. Tegelijk is er blijkbaar wel ruimte in de begroting om de rijkste 1% steeds meer fiscale cadeaus te blijven toespelen.Nu CD&V, N-VA en Open Vld tot een akkoord zijn gekomen met betrekking tot een Vlaamse regering wordt de neoliberale besparingbijl meteen boven gehaald. Onderwijs is één van de grootste slachtoffers. Er wordt vijf percent bespaard op de werkingsmiddelen van het hoger onderwijs. Concreet betekent dit een besparing van 80 miljoen euro. De invulling ervan wordt deels overgelaten aan de universiteiten en hogescholen die hun inschrijvingsgelden kunnen optrekken tot 1.072 euro per academiejaar.
De student wordt langs twee zijden aangevallen. Het onderwijs wordt door de eventuele verhoging van de inschrijvingsgelden een stuk minder democratisch. Gezinnen die moeite hebben rond te komen zullen de verhoging in hun budget voelen en een groot aantal jongeren zal hun kansen tot hoger onderwijs door de neus geboord zien. Anderzijds kunnen de onderwijsinstellingen door een verhoging van de inschrijvingsgelden de besparing van 5% procent bij lange na niet dekken. Dit betekent dat er dus ook nog extra zal moeten bespaard worden op personeel en infrastructuur. Verder snoeien in de kwaliteit van het onderwijs dus. Vandaag is het aandeel van onderwijs in de publieke uitgaven lager dan de 7% van het BBP dat begin jaren 1980 hieraan werd besteed.
Het aantal personen dat aan de slag is als onderwijzend personeel kende de laatste jaren geen significante stijging terwijl het aantal studenten quasi explodeerde. Bovendien moet dat onderwijzend personeel al jaren inleveren op vlak van lonen, tewerkstelling en sociale verworvenheden. Hiernaast gaan universiteiten en hogescholen hun heil steeds meer zoeken in privé investeringen. Bedrijven kunnen hun grijpgrage klauwen steeds dieper in de curricula slaan, van onafhankelijk onderwijs is stilaan geen sprake meer. Nu wordt er dus nog verder gesnoeid in de middelen. Een ondemocratisch onderwijs van belabberde kwaliteit, in handen van de privé, dat is waar onze kersverse ministers voor gaan.
Daar bovenop wordt er ook nog eens een ingangsproef ingevoerd. Het lager en middelbaar onderwijs in België behoren reeds tot de meest ongelijke van alle OESO-landen. Een indicatieve ingangsproef kan al gauw een opstap naar een bindend toelatingsexamen zijn. Dat zal de discriminatie van jongeren uit armere gezinnen – jongeren die vaak onderwijs van een lager niveau genoten – enkel verder besvestigen. Dat de regering vooral een elite wil selecteren, bewijzen ook de besparingen op de leerlingenbegeleiding in het secundair onderwijs. Er zal gesnoeid worden in pedagogische begeleiding en de werkingsmiddelen in het algemeen van het secundair onderwijs.
Tegelijk wordt wel budget gevonden om zwaar te investeren in “innovatie en ondernemen”. Daarmee geeft de regering opnieuw een cadeau van maar liefst 500 miljoen euro aan het bedrijfsleven, nog meer geld voor de 1% rijken dat betaald moet worden door de 99%.
Een gemeenschappelijke strijd door arbeiders en studenten is de enige manier om hier iets aan te veranderen. Een strijd om gratis, kwaliteitsvol onderwijs en voldoende sociale voorzieningen is broodnodig. Opnieuw 7% van het BBP als budget voor onderwijs, het afschaffen van inschrijvingsgelden voor hoger onderwijs en voldoende onderwijzend en omkaderend personeel zijn absolute noodzakelijkheden.
Men probeert echter arbeiders en studenten tegen elkaar op te zetten, juist door de verhoging van de inschrijvingsgelden. Door besparingen als noodzakelijk voor te stellen wordt geprobeerd het budget voor studenten en personeel als communicerende vaten voor te stellen. Wat bij de ene bespaard wordt, hoeft niet bij de andere te worden gehaald.
De belangen van beide groepen zijn echter dezelfde: het stoppen van het besparingsbeleid. Daarom roepen wij met Actief Linkse Studenten op tot solidariteit tussen vakbonden en studenten en tot een algemene strijd tegen het neoliberaal beleid en voor een leefbare, sociale maatschappij.
Actief Linkse Scholieren en Studenten eisen:
- Stop de verhoging van de inschrijvingsgelden, gratis onderwijs voor iedereen!
- Geen toelatingsproef voor het hoger onderwijs, investeer in begeleiding in plaats van selectie!
- Onafhankelijke en publieke onderwijsinstellingen, geen inmenging van private belangen in de financiering van de instelling!
- Stop de werkdruk en de concurrentieslag. Meer middelen voor personeel en onderzoek!
- Een drastische verlaging van de indirecte studiekosten. Betaalbaar wonen, gratis openbaar vervoer en degelijke voorzieningen voor iedereen!
- Voor een massale verhoging van de publieke middelen voor onderwijs, beginnend bij 7% van het BBP!
- Stop iedere besparing. Haal het geld waar het zit: bij de banken en grote bedrijven!
-
Voor een school van vrijheid, een socialistische school
Een socialistische kijk op: onderwijs
Zomerdossier door Mandy (Luik)
Het nieuwe PISA-onderzoek heeft ook in ons land heel wat inkt laten vloeien. Na meer dan dertig jaar van hervormingen in ons onderwijs, is het duidelijk dat er een achteruitgang is die leidt tot een versterking van de sociale ongelijkheid. In ons land is er een sterk verband tussen de sociaal-economische positie van de ouders en de schoolresultaten van hun kinderen.
Een kind van bescheiden afkomst maakt vier keer meer kans om niet te slagen en te blijven zitten dan een kind van betere afkomst. Op 15 jaar heeft de helft van onze jongeren al eens een schooljaar moeten overdoen. De ‘zwakste’ leerlingen worden verbannen naar zogenaamde concentratiescholen waar vaak een meerderheid van de kinderen van migrantenafkomst is. De verdedigers van de zogenaamde ‘gelijke kansen’ moeten erkennen dat er ergens een probleem is. Meer nog, kan het onderwijs met de beperkingen van het kapitalisme wel gelijke kansen aanbieden?
Industriële revolutie maakt basisopleiding noodzakelijk
De industriële revolutie heeft doorheen Europa vaak ongeletterde boeren van het platteland naar de stad gebracht waar ze arbeiders werden. Er was een minimum aan opleiding nodig zodat de industriëlen hen aan de machines konden inzetten. Er was bovendien nood aan voormannen, bedienden, … Er was een omkadering nodig voor de industriële productie.
In deze nieuwe situatie ontstond de vraag naar een opleiding. Het besef groeide dat dit een economische en sociale noodzaak was. Er ontstonden tal van intiatieven die aanvankelijk los van de overheid stonden.
Onder druk van de angst voor een uitbarsting van de arbeidersklasse, beseften de politieke leiders van de kapitalisten dat het nodig was om de werkende bevolking aan banden te leggen. Er kwamen wetten om een onderwijsstelsel te vestigen om de werkende bevolking een basisopleiding te geven, maar tegelijk ook vooral discipline en gehoorzaamheid bij te brengen.
Arbeidersbeweging voert strijd voor onderwijs
In 1848 reeds kwamen Marx en Engels in het ‘Communistisch Manifest’ op voor de afschaffing van kinderarbeid en voor gratis en publiek onderwijs, een onderwijs waarvan ze wilden dat het levendig was en aangepast aan de materiële productie. Het onderwijs moest productieve arbeid verenigen met opleiding als methode om de sociale productie te verbeteren en als methode om de veelzijdigheid van de mensen te vergroten. Mensen met een wetenschappelijke kennis van de productie, maar ook van de sociale, politieke en economische dimensies ervan, zouden de economische activiteiten zodanig kunnen aanpassen dat het aansluiting vond bij de vereisten van de samenleving maar ook bij de eigen persoonlijke voorkeuren.
De Commune van Parijs in 1871 (*) was dan wel van korte duur, maar er werd wel de tijd gevonden om voor het eerst in Europa gratis, verplicht en seculier onderwijs op te leggen. De schoolplicht ging regelrecht in tegen de kinderarbeid. Het was ook van toepassing voor meisjes die voorheen amper aan bod kwamen in wat er van onderwijs bestond. Nadat de Communes was overwonnen, verdwenen ook de maatregelen ervan. Het duurde nog tien jaar voor de Franse overheid de lagere school verplicht maakte. In België gebeurde dat pas in 1914.
Een school voor de arbeiders en een school voor de burgerij
Toegang tot onderwijs was een eis van de arbeidersbeweging, maar de basisopleiding werd door de overheid ingevoerd om de belangen van de burgerij te verdedigen. De kapitalisten hadden immers nood aan jongeren die op gedisciplineerde wijze als arbeider of soldaat aan de slag gingen, terwijl van meisjes werd verwacht dat ze het huishouden deden.
De kapitalisten hadden er ook belang bij dat ze hun waarden aan de rest van de bevolking konden opleggen en het respect voor de bestaande orde in de hand konden werken, onder meer door de jongeren ervan te overtuigen dat ze voorbestemd waren om in de industrie te werken. Er bestonden twee vormen van onderwijs. Er was een ruwe basisopleiding om arbeiders klaar te stomen en er was het elitaire en dure onderwijs voor de kinderen, uiteraard niet de meisjes, van de burgerij.
De strijd voor de democratisering van het onderwijs
Vanaf de jaren 1960 was er een massale toestroom van jongeren in het secundair onderwijs. Dat gebeurde op een ogenblik dat alle machines aan modernisatie toe waren en de naoorlogse heropbouw nieuwe technologische vooruitgang stimuleerde. Er was behoefte aan beter opgeleide arbeiders maar ook aan technici en ingenieurs. De bredere toegang tot het algemeen secundair onderwijs wekte de indruk dat er een democratisering van het onderwijs was.
Er bleven echter tal van mechanismen, waarvan velen vandaag nog bestaan, om een selectie te maken die een onderscheid tussen jongeren van bescheiden afkomst en de kinderen van de rijken in stand hield. Gewone jongeren werden meer op technisch en beroepsonderwijs gericht om na een beperkte opleiding aan de slag te kunnen.
Het aantal geschoolde jongeren is onmiskenbaar toegenomen, maar de selectiemechanismen zorgen er nog steeds voor dat er scherpe sociale verschillen zijn. In het technisch en beroepsonderwijs wordt de algemene opleiding beperkt, er zijn lange periodes van stages in bedrijven die zogezegd een professionele opleiding aanbieden maar in de praktijk vooral gebruik maken van goedkope jonge arbeidskrachten.
De toegang tot hoger onderwijs werd ook deels ‘gedemocratiseerd’, maar dat betekent niet dat de samenleving veranderd is. Ongelijkheid en uitbuiting blijven bestaan, ook onder werkenden met een hoger diploma. Een diploma volstaat vandaag lang niet meer als bescherming tegen lage lonen, onzekere jobs of werkloosheid.
Om het onderwijs te veranderen, is een andere samenleving nodig
Het onderwijs is nauw verbonden met het economische en politieke stelsel waarin het tot stand kwam. Achter de retoriek over ‘gelijke kansen’ waarmee we constant om de oren worden geslagen, blijft de ongelijkheid in het onderwijs als uitdrukking van de ongelijkheid in de samenleving overeind. Die ongelijkheid was 50 jaar geleden misschien zichtbaarder aanwezig. Maar het is niet omdat er vandaag een retorisch sausje van ‘gelijke kansen’ over wordt gegoten, dat de onderliggende ongelijkheid verminderd is. Bovendien wordt er van deze retoriek gebruik gemaakt om de verantwoordelijkheid voor mislukkingen op school enkel en alleen aan de jongeren zelf toe te schrijven, ze hadden maar beter gebruik moeten maken van de kansen die ze kregen. Het succes van enkele uitzonderingen wordt gebruikt om de instandhouding van sociale ongelijkheid onder de grote meerderheid te verdoezelen.
Dit wordt door politici vaak aangevuld met het doorschuiven van de verantwoordelijkheid naar de leraars, pedagogische methoden en de ouders. Alles is goed om toch maar niet te moeten spreken over de eigen verantwoordelijkheid van de overheid. Het uitbouwen van een openbare dienst van gratis en degelijk onderwijs dat de nodige praktische, technische en culturele kennis aanbiedt om een waardig leven te leiden. Het gebrek aan investeringen en middelen zet alle niveaus van het onderwijs onder druk, van de kleuterschool tot de universiteit. Deze aftakeling van het onderwijsstelsel komt des te harder aan bij jongeren van bescheiden afkomst.
We moeten ons samen met het personeel, ouders en jongeren verzetten tegen de afbouw van het onderwijs en tegen een schoolstelsel dat gericht is op het bestraffen van iedere fout. We verzetten ons tegen een stelsel waar we van jongsaf aangeleerd krijgen dat we elkaars concurrenten zijn in de strijd om als beste uit de bus te komen. Het doel vandaag is niet zozeer om iets bij te leren, maar wel om punten te halen en te presteren op basis van de waarden van de heersende klasse.
Er werden doorheen de jaren alternatieven voorgesteld tegenover het falende onderwijsstelsel. Zo waren er de voorbeelden van Freinet, Oury of Dolto die een pedagogisch model ontwikkelden op basis van leergierigheid, verantwoordelijkheid en een collectief karakter van samenwerking bij schoolse activiteiten. Er is ook de rondtrekkende school van de Beweging van Landlozen in Brazilië waar de realiteit als vertrekpunt voor iedere kennis wordt gebruikt waardoor de jongeren, maar ook oudere schoolgangers, meteen het praktische nut van hun aangeleerde kennis inzien. Er zijn nog tal van andere voorbeelden die ingaan tegen het kapitalistische onderwijsmodel. Maar deze hebben steeds beperkingen zolang we in een samenleving op basis van uitbuiting leven. Een einde maken aan ongelijkheid door een einde te stellen aan het kapitalisme, zal ons toelaten om te bouwen aan een school van vrijheid, een socialistische school.
(*) Meer over de Commune van Parijs: http://www.marxisme.be/n/?p=3104
-
Oostenrijk. Besparen op onderwijs om geld aan banken te geven…
Door Sebastian Kugler (SLP, Oostenrijk)
Vlak voor de paasvakantie plaatste de Oostenrijkse onderwijsminister Heinisch-Hosek (van de sociaaldemocratische SPÖ) een bom onder het onderwijs. Dit jaar nog moet 57 miljoen bespaard worden en volgend jaar volgt 60 miljoen euro. De overheid verzet hemel en aarde om de bank Hypo te redden en maakte daarvoor 18 miljard euro vrij. Van die 18 miljard wordt 120 miljoen euro bij het onderwijs gezocht. De dreigende gevolgen: grotere klassen, minder personeel,…
Als ouders, scholieren en studenten of onderwijspersoneel weten we nochtans dat er nu al langs alle kanten tekorten zijn op het vlak van middelen en personeel. Het maximale aantal leerlingen per klas is een cijfer dat vaak slechts een vrome wens is, regelmatig wordt het maximale aantal overschreden. De praktijk van ‘Team Teaching’ (met bijvoorbeeld twee docenten) is erg uitzonderlijk. Het ontbreekt vaak aan geld voor cursussen of zelfs voor verwarming in de winter. Er is een drastisch tekort aan goed opgeleid ondersteunend personeel, terwijl studies vaststellen dat een derde van alle scholieren onder grote stress gebukt gaat. Psychologische ondersteuning wordt doorverwezen naar de reeds hopeloos overbelaste ‘vertrouwensleerkrachten’. Talloze schoolprojecten zijn enkel mogelijk door de onvermoeibare (en onbetaalde) inzet van toegewijde leerkrachten, leerlingen en ouders.
Er is al jarenlang bespaard. Volgens de OESO-studie “Education at a glance” is het Oostenrijkse onderwijsbudget in de periode 1995-2010 met ongeveer 15% afgenomen. Het statuut van nieuwe leerkrachten werd onder vuur genomen met een sterke achteruitgang. De besparingen onder de conservatief zwart-blauwe regering – met onder meer een verlaging van het aantal lesuren en afschaffing van de ondersteunende leerkrachten – werden nadien niet terug gedraaid.
Ouders, scholieren en studenten en onderwijspersoneel weten dat het onderwijs geen extra besparingen aan kan. De regering wil de tekorten aanpakken door het onderwijs kapot te besparen op een ogenblik dat er al grote tekorten in het onderwijs zijn. De tekorten van jongeren en onderwijzend personeel worden niet in rekenschap gebracht. Worden we straks in legbatterijen onderwezen? We hebben net nood aan kleinere klassen waar er meer persoonlijke begeleiding mogelijk is.
Van onderwijzend personeel kan niet verwacht worden dat ze honderden scholieren en studenten persoonlijk kunnen volgen en de nodige ondersteuning geven. Er is nood aan een werkomgeving met de nodige ondersteuning, zowel materieel als inzake personeel. Van de ouders kan niet verwacht worden dat ze moeten opdraaien voor de tekorten aan middelen voor het onderwijs. Ze moeten erop kunnen vertrouwen dat het welzijn van hun kinderen een topprioriteit is. Met goed betaald en voldoende personeel die in staat zijn om jongeren een degelijke opleiding te geven, kan het best mogelijke leerklimaat gegarandeerd worden.
Maar met die zaken houdt de regering geen rekening. De rampzalige afbouw van het onderwijs is slechts ‘collateral damage’ in een systeem waar enkel de winsten van de banken en grote bedrijven van tel zijn.
We moeten in verzet gaan om geen enkele bijkomende besparing in het onderwijs te aanvaarden. We zullen daar samen voor moeten strijden. In de afgelopen winter waren er al geslaagde gezamenlijke acties van jongeren en onderwijzend personeel. We mogen ons niet tegen elkaar laten uitspelen. Oproepen als die van de conservatieven om de besparingen te beperken tot het beheer van de scholen, zijn er enkel op gericht om tot verdeling en een verzwakking van het verzet te komen.
Wij eisen:
- Neen aan de besparingen in het onderwijs! Extra middelen zijn nodig: 10 miljard voor onderwijs en de sociale sector, niet voor de banken en grote bedrijven
- Weg met de centralisatie van alle scholen. Voor een onderwijshervorming waarin de betrokken partijen (personeel, jongeren, ouders) het laatste woord hebben en niet de besparingsdrift van de regering
- Na de Paasvakantie moeten we meteen bouwen aan comités van scholieren en studenten, personeel en ouders. Op schoolvergaderingen kunnen we de dreigende besparingen en actievoorstellen ertegen bespreken. Op deze vergaderingen kunnen (permanent afzetbare) vertegenwoordigers verkozen worden in overkoepelende netwerken op lokaal, regionaal en nationaal niveau.
- Scholen, ouderverenigingen,… kunnen resoluties opstellen waarin ze zich uitspreken tegen de besparingen. Ze kunnen petities opzetten en mobiliseren naar een grote betoging.
- Als de regering niet wil toegeven, moet er meer protest komen. Een volgende stap na een grote betoging kan een staking zijn. Als de regering dan nog niet toegeeft, moeten we verder bouwen met betogingen, stakingsacties,…
-
Stop de verhoging van de inschrijvingsgelden!
Voor gratis en degelijk onderwijs voor iedereen
door Mathias, jongerenverantwoordelijke LSP
Op 2 april wordt in heel het land gemobiliseerd voor een betoging “voor kwaliteitsvol onderwijs en tegen de onderfinanciering”. Door de systematische besparingen op de middelen voor hoger onderwijs is het aan de meeste instellingen dramatisch gesteld op vlak van infrastructuur, begeleiding, kwaliteit, studentenvoorzieningen,… Er wordt daarom terecht gepleit voor een optrekking van de middelen voor onderwijs naar 7% van het BRP (Bruto Regionaal Product) waarvan 2% voor hoger onderwijs, het afschaffen van de gesloten enveloppe en het verminderen van zowel de directe als indirecte studiekosten.
Recent dienden alle Vlaamse instellingen een gezamenlijk verkiezingsmemorandum in waarin wordt gepleit voor een drastische verhoging van de middelen. Als zelfs de directies protesteren,moet het wel zeer slecht gesteld zijn. Dat is ook onze politici niet ontgaan. Zij maken echter de omgekeerde redenering. Als het onderwijs meer geld nodig heeft, moet de student er voor opdraaien. Alle traditionele partijen, inclusief Groen, lieten daarom verstaan voorstander te zijn van een verhoging van de inschrijvingsgelden. Enkel SP.a is tegen. Daarmee wil de partij voor de verkiezingen verdoezelen dat het haar ministers Frank Vandenbroucke en Pascal Smet waren die de afgelopen twee legislaturen het onderwijs gepluimd hebben.
Sinds de Bologna-verdragen wordt de interne concurrentie tussen verschillende onderwijsinstellingen opgevoerd. Door de gelijkschakeling van de bachelor- en masterdiploma’s kunnen studenten gemakkelijk kiezen op de “onderwijsmarkt”. Niet enkel kwaliteit, maar vooral de studiekost zorgen voor steeds grotere studentenstromen uit landen waar de inschrijvingsgelden drastisch werden opgetrokken. Afgelopen jaar nam het aantal buitenlandse studenten met maar liefst 12% toe (uitwisselingsstudenten niet meegerekend). Het lotingsysteem, het optrekken van het inschrijvingsgeld naar 1.700 euro en het invoeren van boetes van 3.000 euro voor studieachterstand in Nederland, zorgden voor een toevloed aan Nederlandse studenten, vooral afkomstig uit armere lagen. Om in deze verstikkende marktlogica mee te concurreren en niet als toevluchtsoord te dienen voor armere studenten, wordt nu gepleit om ook in Vlaanderen de inschrijvingsgelden op te trekken.
Er wordt gedacht aan een inschrijvingsgeld van 835 euro, het bedrag dat langs Franstalige kant betaald wordt. Zo wordt meteen duidelijk wat er werkelijk schuilt achter het communautaire opbod van de gevestigde partijen. Door de regionalisering van het onderwijs wordt per regio bespaard om nadien de besparingen langs de andere kant als voorwendsel te gebruiken om hetzelfde te doen.
Met de Actief Linkse Studenten verzetten we ons tegen iedere vorm van inschrijvingsgeld. Het is een asociale maatregel die de toegang tot hoger onderwijs beperkt voor wie er de middelen niet voor heeft. Inschrijvingsgelden zijn amper goed voor 3% van de totale financiering van het hoger onderwijs. Het echte probleem is dat de middelen voor onderwijs sinds 1989 geblokkeerd werden in een “gesloten enveloppe” die bovendien niet met de inflatie steeg. Als we de middelen van 2010 vergelijken met die van 20 jaar eerder, dan was er in reële termen een daling met 10%. In dezelfde periode nam het aantal studenten met 50% toe.
Om toch meer middelen te krijgen, moeten instellingen met de andere concurreren voor een groter aandeel van het vaststaande bedrag. Deze perverse logica leidde de afgelopen jaren tot een enorme toename van de publicatiedruk onder het academisch personeel. Dat is niet alleen nefast voor de kwaliteit van het onderzoek, dat vooral marktconform moet zijn om meer financiering binnen te halen, maar ook de onderwijstaak van het personeel staat onder druk. Studenten worden dan maar samengepropt in overvolle giga-auditoria. Bij gebrek aan personeel en infrastructuur worden tegenwoordig zelfs lessen opgenomen of worden online live-uitzendingen aangeboden. Het hoger onderwijs van de toekomst: ‘do it yourself’?
Het massaonderwijs gaat vooral ten koste van zwakkere studenten die meer begeleiding en interactie nodig hebben. Wie niet meekan, wordt nu afgestraft met hun leerkrediet. In 2012 waren er maar liefst 1293 studenten die zo hun studies moesten stoppen zonder diploma.
Toegankelijk en degelijk onderwijs kan alleen gegarandeerd worden indien iedere student dezelfde kans tot slagen heeft, onafhankelijk van zijn of haar achtergrond. Een kind dat vandaag geboren wordt bij ouders met een arbeidersstatuut maakt vier keer minder kans ooit in het hoger onderwijs terecht te komen. De studietoelagen zijn veel te beperkt voor de directe en indirecte studiekosten van 12.450 euro per jaar voor een kotstudent en 8.280 euro voor een pendelende student.
Om jongeren een echte financiële onafhankelijkheid te bieden, is er nood aan een studentenloon waardoor iedereen toegang heeft tot hogere studies en ook de nodige tijd kan besteden aan deze studies. Hierdoor moeten jongeren ook niet verplicht bijklussen tijdens hun studies of zware inspanningen van familie vragen. Dit garandeert de keuze voor een studie die de jongere echt interesseert. Een dergelijke investering in onderwijs is ondenkbaar in een systeem dat enkel baat heeft bij een kleine toplaag van managers en wetenschappers. Dit is enkel mogelijk binnen een samenleving waar de ontplooiing van de volledige mensheid centraal staat, niet die van een kleine elite.
www.actieflinks.be
-
Tekorten in Brusselse onderwijs blijven zich opstapelen
door Tim
Afgelopen zomer waren er in Brussel volgens een eerste rondvraag 1.200 plaatsen tekort in het Franstalig onderwijs en maar liefst 2.000 in het Nederlandstalig onderwijs. Zelfs op de eerste schooldag waren er nog tekorten: 380 plaatsen in het eerste jaar van het Franstalig secundair onderwijs en 600 kinderen vonden geen plaats in een Nederlandstalige onthaalklas. Nog eens duizenden andere ouders moeten hun kroost noodgedwongen naar de andere kant van de stad naar school brengen. In de eigen buurt was er geen plaats meer.42.000 extra plaatsen nodig tegen 2020
Zelfs voor die leerlingen die een plek vonden, zijn de omstandigheden vaak verre van ideaal. In het Franstalig onderwijs volgen intussen 40.000 leerlingen noodgedwongen les in een container. Veel schoolgebouwen zijn hopeloos verouderd en in veel scholen is er een nijpend tekort aan leerkrachten. Kleuterleid(st)ers die in het eerste kleuterklasje staan, deden onlangs nog een oproep om geen kinderen naar school meer te sturen die nog niet zindelijk zijn. Zelf pampers verversen is voor hen onmogelijk geworden. Klassen tellen nu tot 28 kleuters per begeleider!De toekomst ziet er nog problematischer uit. Het ‘Brussels Studies Institute’ schat dat er tegen 2020 zo’n 42.000 extra plaatsen nodig zijn in het Brusselse onderwijs, waarvan ongeveer de helft al tegen 2015! Met een bezettingsgraad van gemiddeld 99% van de capaciteit zitten de Brusselse scholen vandaag overvol. In veel gemeenten is het, ondanks quota voor de eigen inwoners in 10 van de 19 Brusselse gemeenten, onmogelijk geworden nog een plek te vinden in een school in de eigen buurt.
“Wijsheid bestaat in het voorzien van gevolgen”
De Belgisch-Franse geoloog Haroun Tazieff zei ooit over het bouwen van woningen in overstromingsgebied in Frankrijk: “Wijsheid bestaat in het voorzien van gevolgen”. Dat is een les die niet aan onze Brusselse politici is besteed. Wanneer de traditionele partijen aan de tand worden gevoeld over de tekorten in het onderwijs, antwoorden ze steevast dat dit probleem ontstaan is door een “onvoorziene demografische evolutie”.Het klopt dat de Brusselse bevolking sterk aangroeit, sterker dan in de rest van het land. Dit is echter geen nieuw fenomeen. Het Federaal Planbureau publiceert elke 2 tot 3 jaar een gedetailleerd rapport waarin de verwachtingen rond bevolkingsaangroei worden gepubliceerd. Daarin wordt de aangroei van de Brusselse bevolking, vooral dan de aangroei van het aantal kinderen en jongeren, al verschillende decennia voorspeld.
Dat het verhaaltje van de onvoorziene bevolkingsaangroei niet meer dan een excuus is, blijkt ook uit andere tekorten. Zo is er een groot tekort aan plaats in de kinderopvang, er is voor minder dan 1 op 3 Brusselse kinderen plaats in een erkende crèche. Er wordt geschat dat er tegen 2015 (volgend jaar dus!) zowat 18.000 plaatsen tekort zullen zijn in het basisonderwijs en 4.700 in het middelbaar onderwijs. Alsof onze politici niet wisten dat kinderen die vandaag geboren worden, enkele jaren later in het basisonderwijs terecht komen en nog eens zes jaar later in het middelbaar onderwijs. De mantra van de ‘plotse bevolkingsexplosie’ is niet meer dan een excuus om de systematische onderfinanciering van het onderwijs te verhullen.
Communautaire gehakketak
Als dat fabeltje niet werkt, wordt overgegaan tot een spelletje communautair zwartepieten. Iedere overheid wijst naar een andere regering als de verantwoordelijke voor de tekorten. Nochtans vinden we op alle bestuursniveaus, federaal, in de gewesten, gemeenschappen en gemeenten, telkens dezelfde partijen terug. En overal wordt hetzelfde besparingsbeleid gevoerd, een beleid van systematisch onderinvesteren in openbare voorzieningen, zoals ook het onderwijs. Dáár ligt de echte reden voor de tekorten.
Uiteraard hebben we er niets op tegen dat het onderwijsbeleid in Brussel eenvoudiger zou worden georganiseerd. Voor vele Brusselaars is het absurd dat het door de Vlaamse en Franse gemeenschappen wordt georganiseerd, zonder overleg en zonder voldoende rekening te houden met de specifieke situatie in Brussel. Het lijkt absurd om in een tweetalige stad als Brussel twee eentalige onderwijsnetten naast elkaar te laten bestaan. Wij delen echter niet de illusie dat organisatorische hervormingen, bijvoorbeeld het organiseren van een tweetalig onderwijssysteem door het gewest, een fundamentele oplossing zou betekenen. Het belangrijkste probleem is de onderfinanciering van het onderwijs, ongeacht wie dat onderwijs organiseert.
Meer publieke middelen nodig!
LSP komt op voor een maatschappij waar de rijkdommen die geproduceerd worden democratisch beheerd worden, het socialisme. Telkens opnieuw duiken er weer nieuwe voorbeelden op van hoe het kapitalisme fundamenteel niet in staat is om de basisnoden van de meerderheid van de bevolking in te lossen. Zelfs in een welvarend land zoals België is er voor steeds meer kinderen geen plaats meer op school. Nog meer Brusselse ouders moeten dagelijks de halve stad doorreizen om hun kinderen naar school te brengen.Wij strijden voor een grondige publieke herfinanciering van het hele onderwijs en dat op alle niveaus. Minstens 7% van het bbp moet naar onderwijs gaan. Met die middelen kunnen we zorgen voor de bouw van nieuwe scholen, in de eerste plaats in die gemeenten en wijken waar de tekorten het grootst zijn. Elk kind moet een plek kunnen krijgen op een school in eigen buurt. We willen een verbetering van het statuut van leerkrachten. Motiveer lesgevers door ze werkzekerheid te geven, kleinere klassen waar een meer intensieve begeleiding van leerlingen mogelijk wordt en voldoende omkadering om een goed mogelijk onderwijs te kunnen aanbieden. Het onderwijs moet volledig gratis zijn, van de eerste kleuterklas tot en met het hoger onderwijs, in alle aspecten. Dit is echter alleen mogelijk in een maatschappij waarin de rijkdommen onder democratische controle van de hele bevolking staan.
-
Focus op Brussel (3). Onderwijs en kinderopvang
Zoals in het eerste deel van onze reeks over Brussel werd opgemerkt, kent de hoofdstad een bevolkingsgroei. Er is een groeiend aantal kinderen en jongeren. Op vlak van huisvesting is Brussel daar niet op voorbereid, maar ook inzake onderwijs en kinderopvang zijn er enorme tekorten. We nemen beide aspecten onder de loep in dit derde deel van onze focus op Brussel.
Jarenlange onderinvestering in het onderwijs
Is het Brussels onderwijs verantwoordelijk voor de werkloosheid? Deze vraag werd door de krant Le Soir in het kader van één van haar ‘SOS Brussel’-dossiers voorgelegd aan verschillende politici die in de regio aan de macht zijn. Die politici hebben in deze vraag een mooi achterpoortje gezien om zich te ontdoen van hun verantwoordelijkheid ten opzichte van de werkgelegenheid en met de vinger te wijzen naar een ander machtsniveau, de gemeenschappen, als verantwoordelijke voor de problemen met de werkgelegenheid in Brussel.
In termen van precariteit en onderinvestering klopt het dat de Brusselse scholen zich in een kritieke situatie bevinden. Van nu tot 2015 wordt geschat dat er 23.000 extra plaatsen nodig zijn in het onderwijs, waarvan 18.000 in het basisonderwijs. In 2020 zullen er 27.000 plaatsen nodig zijn in het basisonderwijs (20.000 in de lagere en 7.000 in de kleuterschool), ofwel 1.400 klassen.
Sint-Gillis is net als andere Brusselse gemeenten uit de stadskern bijzonder getroffen door dit probleem. Op dit ogenblik is er geen enkele plaats meer in de lagere school en de situatie zal nog verergeren. “Er is momenteel een honderdtal kinderen dat we niet kunnen opvangen in de lagere school en daarnaast nog om en bij de 300 die we niet naar de kleuterschool kunnen laten gaan,” zo zegt Alain Hutchinson, schepen voor onderwijs in Sint-Gillis (PS). Opnieuw is er sprake van de demografische boom. Daarop antwoordt Alain Hutchinson terecht: “God weet dat we vandaag studiebureaus hebben die statistieken maken, demografische studies,… Ik begrijp niet hoe we die golf niet hebben zien aankomen.” De demografische boom is opnieuw handig om de besparingspolitiek van de PS, dit keer op het vlak van de Franse Gemeenschap, te verdoezelen.
In september kondigde de Franse Gemeenschap de creatie van 20.000 bijkomende plaatsen aan in de Waalse en Brusselse scholen tegen 2017, volgens een interview in de Sudpresse met Jean-Marc Nollet (minister verantwoordelijk voor het beleid wat betreft kleine kinderen, openbare diensten, wetenschappelijk onderzoek, vastgoedbeheer en schoolgebouwen van de regering van de Franse gemeenschap, Ecolo). Van die 20.000 plaatsen zijn er 11.447 beloofd aan de Brusselse scholen, maar dat is verre van genoeg.
Om iets te doen aan dit tekort heeft de Brusselse regio begin 2012 het initiatief genomen om een ‘urgentie-scholenplan’ te lanceren, wat Picqué gebruikte om zijn imago op te krikken in het licht van de gemeenteraadsverkiezingen. Dit urgentieplan bestond uit een budget van 12 miljoen euro voor 12 gemeenten (vooral in het noord-westen) en 29 projecten (25 prefabs en 4 renovaties) waarvan 75% Franstalig. Het doel was om in september 2013 uit te komen bij 3.836 plaatsen voor het basisonderwijs (1/3de kleuter en 2/3de lager onderwijs). Dat is opnieuw ver verwijderd van de benodigde 27.000 plaatsen in het basisonderwijs, eens temeer omdat de levensduur van prefab – net zoals de onderwijsomstandigheden – gelimiteerd is. Deze containers zorgen voor een precair onderwijskader en hun installatie zorgt voor last, zoals in de school Uilenspiegel in Sint-Gillis waar twee ‘modulaire klassen’ op het voetbalterrein van de speelplaats geplaatst werden. Er is dus geen enkel structureel antwoord op het tekort.
Sint-Gillis is één van de gemeenten waar het het moeilijkst is om een plaats te vinden voor de kinderen in een school dichtbij de woonplaats. De PS heeft grote electorale beloften gedaan in verband met onderwijs: 1.000 nieuwe plaatsen in gemeentelijke basisscholen tussen nu en 2016 en een nieuwe secundaire ASO-school. Deze zou gebouwd worden op de voormalige site van de ECAM, zopas door de gemeente verkregen in het kader van het wijkcontract ‘Bosnië’.
Voor het basisonderwijs bestaat sinds 2011 een gemeentelijk plan dat voor 2015-2017 voorziet in de heringebruikname van de oude school in de Louis Coenenstraat voor 120 leerlingen van de school van de Parvis en een nieuw gebouw in de Vlogaertstraat voor de cursussen sociale promotie. Zo zou de school van de Parvis heringericht kunnen worden om 320 plaatsen te creëren in het basisonderwijs.Voor de overige 680 plaatsen, beloofd voor 2016, laat alles uitschijnen dat de pre-electorale beloften nog maar eens dode letter zullen blijven aangezien er sinds de verkiezingen nog niets gebeurd is en er een jaar later voor Sint-Gillis – als enige gemeente – nog steeds geen algemeen politieke verklaring is. Of misschien zal er weer gewerkt worden met één of andere prefab-oplossing of ander geknutsel aan de vooravond van verkiezingen, zoals in 2012?
Tenslotte wordt tweetaligheid vaker en vaker een noodzaak om een job te krijgen in Brussel. De weinige Brusselse arbeiders die hiervoor in aanmerking komen, zeggen veel over de kwaliteit van het onderwijs in Brussel. Van de 163 lagere scholen van de Franse gemeenschap met immersie-onderwijs, bevinden er zich slechts 10 in Brussel. In het secundair zijn dat er 17 van de 91. Om dit gebrek te verhelpen en omdat een meerderheid onder de Brusselaars voorstander zijn van tweetalig onderwijs, hebben vele ouders hun kinderen afgelopen jaren ingeschreven in scholen van de Vlaamse gemeenschap. Om dit fenomeen tegen te gaan, heeft de Vlaamse gemeenschap van haar kant een discriminatie in het leven geroepen, die wel eens te duidelijk in de verf zou kunnen zetten dat ook hier te weinig geïnvesteerd wordt: toch is er voorrang voor kinderen van wie de twee ouders Nederlandstalig zijn. En ondanks die voorrang zijn er maar juist genoeg plaatsen en zijn er honderden Nederlandstalige kinderen die geen school vinden in hun gemeente of zelfs in het net van hun keuze. Als gevolg daarvan zoekt een (onbekend) aantal kinderen een school in de rand. Deze kwestie is een bron van discussie tussen de Vlaamse gemeenschapscommissie en de Vlaamse regering.
Jaren van onderinvestering in de kinderopvang
Ook op vlak van de kinderopvang heeft de onderinvestering geleid tot een tekort aan plaatsen. De Brusselse bevolking onder de 3 jaar zal stijgen tot 57.615 kinderen in 2020 (tegenover 52.254 dit jaar). Kind en Gezin en ONE (haar Franstalige tegenhanger) bieden slechts 16.424 plaatsen aan, wat een dekkingsgraad van slechts 31,34% oplevert. Slechts 18,13% van de opvang wordt aangeboden door gesubsidieerde crèches bij wie de kost voor de ouders verbonden is aan hun inkomen. Opnieuw zijn de tekorten het grootst in de gemeenten van de arme halve maan, waar men gemiddeld tussen de 0,1 en 0,3 plaatsen per kind onder de 3 jaar aanbiedt en dat terwijl de demografische groei net daar het hoogst is. Zo heeft men in Sint-Gillis een dekkingsgraad van slechts 23,11%, waarvan slechts 10% in de gesubsidieerde sector.
In een poging deze enorme tekorten op te lossen, lanceerde het Gewest in 2007 een noodplan. Dit “kinderopvangplan” had als doelstelling per jaar 500 nieuwe opvangplaatsen te creëren. Tot op vandaag werden echter slechts 819 nieuwe plaatsen gevonden. Het plan kent ook haar institutionele beperkingen: na een klacht van een Vlaamse vzw bij het Grondwettelijk Hof heeft de regering in 2011 haar plan moeten stopzetten gezien kinderopvang niet tot haar bevoegdheden behoorde.
Het Gewest heeft desondanks geprobeerd om de beslissing van het Hof te omzeilen door subsidies uit te delen die tot doel moeten hebben tussen 2012 en 2015 zo’n 1934 nieuwe opvangplaatsen te kunnen openen. Helaas heeft ONE (Franstalige Kind & Gezin) niet voldoende erkenningen kunnen voorzien om nieuwe crèches te openen, waardoor zo’n 1.100 van deze nieuwe plaatsen nog steeds in “stand-by” staan. De reden waarom ONE geen erkenningen kan geven, is simpel: er waren gewoon geen nieuwe opvangplaatsen voorzien na 2010. Hoewel de regeringen van het Gewest en de Franstalige gemeenschap proberen om dit probleem te verhelpen met de invoering van het “cigogne III plan”, dat werd opgestart in 2013 en tot doel heeft 1.600 nieuwe plaatsen te creëren in de Franstalige gemeenschap, bestaat het risico nog steeds dat het plan te beperkt zal zijn in impact: het moet immers al in 2014 opnieuw geëvalueerd worden in het kader van het Marshall Plan.
De gemeentelijke kinderopvangplaatsen in Sint Gillis hebben een huidige capaciteit van 327 kinderen. Dit werd mogelijk gemaakt dankzij de opening van 4 nieuwe crèches in 2011 en 2012. Er staan nog drie andere projecten op stapel voor 2013 en 2014, onder meer een crèche voor 10 opvangplaatsen in het kader van het wijkcontract “Zuidstation-Fontainas”, en twee andere crèches voor in totaal 42 opvangplaatsen in het kader van het wijkcontract “Park-Alsemberg”. Een laatste project voorziet in opvang in het toekomstige nieuwe schoolgebouw in de Vlogaertstraat.
Maar om de verkiezingsbelofte van 200 nieuwe opvangplaatsen mogelijk te maken, zouden nog minstens 8 nieuwe crèches moeten ingericht worden. Zelfs dan zal slechts een deel van de 750 gezinnen die vandaag op de wachtlijst staan bij de gemeente kunnen geholpen worden. Bovendien is het volgens Cathy Marcus weinig waarschijnlijk dat er een nieuw gemeentelijk “kinderopvangplan” zal komen. Als waarnemend burgemeester verklaarde ze tijdens een bijeenkomst rond het nieuwe wijkcontract “Bosnië” immers dat de gemeente bij de twee vorige wijkcontracten intussen al meer dan genoeg had gedaan om kinderopvang te verzorgen en dat men ook rekening moet houden met de “budgettaire beperkingen”.
Zitten de scholen en de kinderopvang vast in een institutionele patstelling?
Zowel voor het onderwijs als bij de kinderopvang heeft het Grondwettelijk Hof gelijk gegeven aan de bezwaren die de Vlaamse Gemeenschap had opgeworpen tegen de investeringsplannen van het Gewest. Het Hof bevestigde dat deze materies niet behoren tot de gewestelijke bevoegdheden. Deze beslissing vernietigt niet de reeds aangenomen uitvoeringen van het plan van het Gewest, maar verhindert het Gewest wel nieuwe beslissingen te nemen in deze materie. Om het gezichtsverlies bij een absoluut gebrek aan middelen bij de Brusselse gemeenten te vermijden, heeft de Olijfboomcoalitie een plan B voorgesteld: een lening van 60 miljoen € aan de gemeenten die vrij over dit bedrag mogen beschikken voor investeringen in collectieve voorzieningen.
Moeten we opkomen voor de overheveling van de bevoegdheden over het onderwijs en de kinderopvang naar de Gewesten? Volgens Jean-Claude Marcourt (PS), zou deze overgang ervoor zorgen dat de lokale noden beter worden ingevuld. Er is echter geen enkele basis om te zeggen dat het Brussels Gewest wordt achtergesteld door de Franstalige Gemeenschap: op het vlak van onderwijs ontvangt het Gewest reeds 52% van de middelen voor gerichte omkadering, 26% van de middelen voor renovaties, en 58% van de middelen voor nieuwe scholen. Het probleem situeert zich vooral bij het gebrek aan middelen in de totale enveloppe: het gekrakeel tussen de verschillende regeringen wordt gebruikt om dit te camoufleren. De retoriek is dat “alles de schuld is van de gemeenschappen” is als een spelletje institutioneel “Zwartepieten”, want op alle beleidsniveaus vinden we telkens dezelfde partijen terug.
In onze vorige congrestekst gaven we al aan dat we niet tegen een vereenvoudiging of wijziging van onze staatstructuur zijn, om op die manier bepaalde absurditeiten op te lossen, maar enkel wanneer dit gepaard gaat met de toewijzing van voldoende middelen voor elke bevoegdheid. De logica van de traditionele partijen is net het tegengestelde: de bevoegdheden herverdelen zodat de besparingen beter kunnen worden doorgevoerd.
-
Ongelijkheid wordt op school bevestigd
De afgelopen tien jaar werd met mondjesmaat bespaard op het onderwijs. Er waren geen grote aanvallen, maar ook niet voldoende middelen om degelijk onderwijs voor iedereen toegankelijk te maken. Twee Leuvense onderzoekers stellen vast dat de ongelijkheid in het onderwijs de afgelopen tien jaar verder is toegenomen. De segregatie tussen scholen met ‘kansarme’ en scholen met ‘kansrijke’ leerlingen is fors toegenomen.
Dergelijke studies doorprikken het neoliberale dogma dat ieder individu heer en meester over zijn eigen lot is. Als we maar hard studeren en hard werken, kunnen we allemaal rijk worden. Zo luidt de stelling van menig doorwinterd neoliberaal. Nu blijkt echter dat wie van arme afkomst is een steeds grotere kans heeft om in armoede te blijven. Onderwijs maakt sociale ongelijkheid niet kleiner, maar bevestigt dit net.
De Standaard wijst vandaag op een onderzoek van de Leuvense onderwijseconomen Steven Groenez en Thomas Wouters. Die stellen vast: “Als scholen een goede afspiegeling zouden zijn van de samenleving, dan zouden in buurten waar bijvoorbeeld een op de vier kansarm is en drie op de vier kansrijk, de scholen er ook zo uitzien. Dat is nu niet het geval, en zelfs minder dan tien jaar geleden. Maar ook de scholen die tien jaar geleden een goede mix vertoonden, zijn gemiddeld genomen meer gesegregeerd geraakt.”
Leerlingen van ‘kansarme’ afkomst komen minder gemakkelijk in het aso terecht. Scholen met veel ‘kansarme’ kinderen trekken steeds moeilijker ‘kansrijke’ kinderen aan waardoor de segregatie steeds verder toeneemt. De afgelopen tien jaar werden ‘kansarme’ scholen in de meeste gevallen nog kansarmer, zowel in het lager als het secundair onderwijs.
Kan hier verandering in worden gebracht? Natuurlijk, maar dat vereist een drastische uitbreiding van de publieke financiering voor het onderwijs zodat alle scholen voldoende middelen hebben om alle jongeren beter te begeleiden. En het vereist natuurlijk ook een strijd voor een samenleving waarin de groeiende kloof tussen een kleine superrijke elite en de rest van de bevolking ongedaan wordt gemaakt. Ongelijkheid zit in het kapitalisme ingebakken, hoog tijd om er komaf mee te maken en te bouwen aan een socialistisch alternatief!
-
Regeringen versterken onbetaalbaarheid van studeren
Om kinderen naar school te sturen, kan je best sparen. Goedkoop is het immers niet. Een jaar kleuteronderwijs kost al gauw 300 euro, tegen het einde van het middelbaar loopt dat op tot 1300 à 1500 euro per jaar. Dat is nog zonder de buitenschoolse kosten die steeds meer noodzakelijk zijn, denk maar aan een computer met internet en een printer. De weigering om meer publieke middelen vrij te maken gekoppeld aan het aanhoudende besparingsbeleid versterken de groeiende onbetaalbaarheid van het studeren.
Artikel door Geert Cool
Het is onmogelijk om een overzicht van alle tekorten te bieden. De problemen die er de afgelopen jaren waren om alle kinderen ingeschreven te krijgen, zijn er een tekenende uitdrukking van. Er moeten heel wat kunstgrepen, onder meer met containerklassen, uitgehaald worden om iedereen een plaats op school aan te bieden. De infrastructuur ligt er vaak belabberd bij. Toen de Vlaamse regering begin dit jaar aankondigde dat 39 miljoen euro extra werd uitgetrokken, gebeurt dat in een kader waarin enkel het Gemeenschapsonderwijs al 2 miljard euro nodig heeft voor de renovatie van bestaande scholen.
Op het vlak van personeel is er de afgelopen jaren een sterke toename van de werkdruk geweest, onder meer op het vlak van administratie. Dit zal de komende jaren ongetwijfeld verder toenemen. De toename van het aantal kinderen in het lager onderwijs gebeurde zonder dat de overheden voorbereidingen troffen met tekorten aan infrastructuur en grotere klassen als resultaat. Als deze generatie straks doorgroeit naar het middelbaar onderwijs, zal zich ook daar een gelijkaardige situatie voordoen.
De weigering om meer publieke middelen aan onderwijs toe te kennen, leidt tot tekorten op vlak van infrastructuur, personeel en mogelijkheden om iets te doen aan de oplopende studiekosten. Vlaams minister Smet (SP.a) wil het secundair onderwijs hervormen, maar zonder extra middelen. De belangrijkste hervorming waar personeel en scholieren nood aan hebben, is nochtans net een uitbreiding van de publieke middelen.
Besparingen maken het erger
De penibele situatie wordt versterkt door maatregelen van de verschillende regeringen. Zo besliste de federale regering om de schoolpremie te verlagen. Deze schoolpremie volstond al totaal niet om aan de schoolkosten tegemoet te komen. Maar nu wordt zelfs dit aalmoes afgebouwd. Hieronder vind je de cijfers.
Bovendien wordt de kinderbijslag van wie in of voor 1991 is geboren verminderd. Wie ouder is dan 22 jaar kreeg voorheen 123,99 euro kinderbijslag per maand. Dat bedrag wordt verminderd tot 117,88 euro per maand. Deze maatregel is een van de vele ‘kleine’ besparingen uit het begrotingsakkoord. Samen met de verlaagde schoolpremie verliest een 22-jarige dit jaar een goede 80 euro en volgend jaar loopt dat op tot bijna 100 euro.
Meer publieke middelen nodig!
Voor het hoger onderwijs stelde de academicus Frank Vandenbroucke dat er nood is aan meer publieke middelen. Die zijn de afgelopen jaren achtergebleven, de politicus Frank Vandenbroucke speelde daar overigens een belangrijke rol in. De vaststelling klopt: er moeten meer publieke middelen komen.
Om kwaliteitsvol onderwijs aan te bieden, is er nood aan degelijke infrastructuur en voldoende personeel. Om het onderwijs toegankelijk te maken, moeten de schoolkosten drastisch naar beneden. Dit zullen we niet zomaar gedaan krijgen, we zullen het door strijd moeten afdwingen. Personeel, ouders en jongeren moeten aan hetzelfde zeel trekken en tegenover de jarenlange onderfinanciering meer middelen eisen.
Spectaculaire studieschuldenberg in de VS
In de VS zijn de studentenleningen samen goed voor een bedrag van 1 biljoen dollar, dat zijn 12 nullen. De schuldenberg als gevolg van studiekosten is groter dan het bedrag aan schulden dat via kredietkaarten wordt gemaakt. Wie afstudeert, heeft gemiddeld 26.000 dollar studieschulden. Dat is een stijging met 40% op zeven jaar tijd. Een jaar studeren kost vandaag ruim 21.000 dollar per jaar aan inschrijvingsgelden en huur voor een kot, dertig jaar geleden was dat (aangepast aan de huidige waarde van de dollar) 9.000 dollar. In dezelfde periode is het mediaan gezinsinkomen gestegen van 46.000 tot 50.000 dollar. Kortom, studeren is onbetaalbaar geworden in de VS en leidt tot een voor steeds meer jongeren onoverkomelijke schuldenberg.