Tag: N-VA

  • Jambon onderuit in debat over werkloosheid

    Als actief lid van de Antwerpse diamantlobby is N-VA’er Jan Jambon niet de best geplaatste figuur om over fraude te spreken. Toch deed hij het opnieuw. Alleen valt op dat hij net zoals zijn partijgenoten nooit over fraude bij de rijken spreekt. Neen, werklozen zijn een veel gemakkelijker doelwit. De uitspraak dat een werkloze eerst zijn of haar huis moet verkopen vooraleer recht te hebben op een leefloon, werd al gauw ingetrokken na tussenkomst van bovenaf met De Wever zelf die de nuances moest aanbrengen.

    Maar de uitspraak was wel degelijk geen toeval. Eerder op de maand raakte bekend dat in de Antwerpse OCMW-raad door een N-VA’er was voorgesteld om de tussenkomst van het OCMW in de kosten van een tandoperatie van een 45-jarige HIV-patiënt afhankelijk te maken van de eis dat de betrokkene zijn gouden tanden zou laten smelten en de opbrengst ervan mee zou gebruiken voor de operatie. Ongetwijfeld kennen ze bij N-VA enkele uitstekende adressen om goud te smelten en desnoods op de zwarte markt verder te verkopen.

    N-VA wil fors besparen op de werkloosheidsuitkeringen. Dat wil de partij niet doen door werk te creëren, maar wel door werklozen hard aan te pakken. Wie na drie jaar geen werk gevonden heeft, moet naar het OCMW trekken voor een leefloon. Dat leefloon wil de partij afhankelijk maken van een middelentoets en bovendien wil ze leefloners kunnen inschakelen in gratis jobs zoals het vegen van de straten en de groendienst van de gemeenten die hierdoor meteen vast personeel op straat kunnen zetten. Als dat vast personeel na drie jaar geen werk heeft gevonden, kunnen ze mogelijk hun oude job terug opnemen maar dan voor een aalmoes in plaats van voor een degelijk loon. Dat dit geen absurde doortrekking van de logica van dwangjobs door leefloners is, blijkt uit een voorbeeld uit Nederland van een straatveger die werd afgedankt en nadien in ruil voor zijn uitkering werd opgelegd om de straten te vegen. (zie het artikel hierover in De Morgen)

    Jambon verklaarde in een interview in Het Nieuwsblad dat werklozen drie jaar de tijd hebben om een job te vinden. Daarna kan een leefloon worden toegekend. De journalist vroeg Jambon: “Is het een karikatuur dat je eerst je huis moet verkopen en je spaargeld moet opmaken voor je recht hebt op een leefloon?” Daarop antwoordde Jambon:  “Als je zo veel middelen hebt, moet je die toch eerst aanwenden voor je op de overheid afstapt? Een uitkering dient om mensen uit de armoede te houden.” Op de vraag of dat hard is, stelde Jambon: “Nee, dat is niet hard. Het is de logica zelve.” Jambon las de tekst van de journalisten twee keer na voor publicatie. Hij bleef daarbij bij zijn harde standpunten.

    De kritiek die op het voorstel van Jambon kwam, leidde wel tot een rechtzetting door Jambon en De Wever. Er kwam een krachtige verandering van standpunt: “In ons verkiezingsprogramma staat letterlijk dat het eigen huis is vrijgesteld van de middelentoets voor wie op de bijstand terugvalt. Als ik die indruk gewekt hebt dat iemand een eerste woning moet verkopen, dan was dat fout en neem ik dat terug.” Waar N-VA’ers fouten bij gewone mensen hard aanrekenen onder het motto ‘voor wat, hoort wat’, worden de eigen fouten snel met de mantel der liefde toegedekt. Hier geen GAS-boetes of schorsing van de riante parlementaire uitkering, Jambon moet ook geen enkele gouden tand inleveren. Het wordt hem niet zwaar aangerekend omdat het eigenlijk enkel inzake perceptie fout zat. De Wever stelde dat hij zich verzet tegen het beeld van de N-VA als ‘asociaal’. Moest zijn partij geen asociale voorstellen doen, dan zou dat gemakkelijker zijn. Maar De Wever heeft het over het “beeld van de N-VA”, de perceptie dus. Dat CD&V de uitspraak van Jambon had uitgespeeld, vond De Wever getuigen van het “laagste niveau” dat hij ooit in een Belgische kiescampagne zag. Een politicus die zich als panda verkleedt uit frustratie tegen de komst van panda’s naar een Waals dierenpark is ongetwijfeld een expert om over het niveau van de campagne te spreken. Eens te meer werd wild geschoten op al wie kritiek gaf om niet al te diep op de eigen asociale voorstellen te moeten ingaan.

    Het voorstel van Jambon kwam in een dubbelinterview met Groen-voorzitter Van Besien die meteen verwees naar de afgedankte arbeiders van Ford. Voor Jambon was dat geen bezwaar om zijn aanvallen op de werklozen door te drukken. Het is inderdaad nuttig om de discussie over werklozen te verbinden met de redenen waarom mensen zonder werk komen te zitten. Dit zorgt voor een beter begrip voor de positie van werklozen. Zelfs op de website van Gazet van Antwerpen haalt een online peiling over de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd geen meerderheid voor dat standpunt.

    Werkloosheid is niet de schuld van de werklozen. Bedrijven weigeren te investeren omdat ze er onvoldoende winsten mee maken. Er wordt nog liever belegd in belastingparadijzen dan in productie. Hoe efficiënter en harder we werken, hoe minder personeel er nodig is om hetzelfde werk te doen. In plaats van ons daarvoor te belonen door iedereen minder lang te laten werken, worden werkenden afgedankt en weg gestructureerd waarna bovendien diegenen die wel nog werk hebben worden verweten dat hun lonen te hoog zijn. De voorstellen van N-VA om de werklozen hard aan te pakken, zijn erop gericht om de gewone mensen eerst aan te pakken. Waarom wil N-VA 3 miljard euro besparen op de kap van de werklozen en wordt gezwegen over de grote fraudeurs?

    De nuances van het asociale karakter van het N-VA-programma waren Jambon blijkbaar eerst ontgaan. Die nuances dienen enkel voor de beeldvorming, achter de schermen dromen de neoliberalen van een beleid waar Thatcher jaloers op zou zijn. Laat het een waarschuwing zijn voor al wie van een uitkering leeft of iemand kent die zijn of haar job verloor, de N-VA is niet in uw belang.  Daar tegenover is er nood aan een beleid dat de werkloosheid aanpakt. Dat kan door het beschikbare werk te verdelen door een collectieve arbeidsduurvermindering met bijkomende aanwervingen en met loonbehoud en verlaging van het werkritme. Het kan ook door een massaal programma van publieke investeringen in de dringende sociale noden met de bouw van extra kinderopvang, scholen, sociale huisvesting,… Een dergelijke verandering en vooruitgang voor de meerderheid van de bevolking is echter niet aan de Nieuw-Vlaamse Asocialen besteed.

  • Asociaal, asocialer, N-VA

    Achteruitgang van onze levensstandaard wordt als ‘verandering’ omschreven. De vooruitgang daarentegen is beperkt tot wie vandaag al tot de kleine elite van superrijken behoort. Lastenverlagingen en andere cadeaus vallen hen te beurt. En dat op onze kosten. Dat is kort samengevat waar het ‘Plan V’, het sociaaleconomische programma van N-VA op neerkomt. De partij stelt dat “moeilijke keuzes” moeten gemaakt worden. Dat de gewone werkenden en uitkeringstrekkers het zijn die alle moeilijke aspecten van de keuze van de grote werkgevers moeten dragen, wordt amper verhuld.

    Nieuw is het natuurlijk niet, maar N-VA blijft hameren op de harde sociaaleconomische tegenhervormingen die het wil doorvoeren. Terwijl wereldwijd de 85 rijksten evenveel bezitten als de armste helft van de wereldbevolking en terwijl topmanagers van grote bedrijven in ons land vorig jaar goed waren voor een gemiddeld jaarloon van 2,2 miljoen euro, een stijging met 11% op jaarbasis, zoekt de partij van Bart De Wever het geld elders: bij de werkenden en uitkeringstrekkers.

    Een opmerkelijk detail: eens te meer wordt de Europese druk bovengehaald om de noodzakelijkheid van het besparingsbeleid te rechtvaardigen. “We gaan met Europa de verbintenis aan om een direct herstelbeleid te voeren, een begroting in evenwicht te realiseren in 2018 en een overschot in 2019.” Het is toch wat bizar dat een partij die meent dat niet met Franstaligen kan samengewerkt worden in het kader van het kleine België, veel minder problemen heeft met dictaten van de Europese Unie. De reden hiervoor is evident: de EU doet graag dienst als stormram tegen alle sociale verworvenheden.

    De werklozen moeten het grootste deel van de besparingsoperatie van N-VA voor hun rekening nemen. Daar wil N-VA maar liefst 3 miljard of ongeveer een derde van alle huidige uitgaven knippen. Dat moet door de werkloosheid in de tijd te beperken, na drie jaar volgt onvermijdelijk een leefloon in plaats van een uitkering. “Wat helpt het ons dat mensen voor altijd afhankelijk blijven van overheidsuitkeringen?”, vraagt voorzitter (en beroepspoliticus die betaald wordt met gemeenschapsmiddelen) De Wever zich in zijn voorwoord op het programma af. De neoliberale N-VA vindt niet de werkloosheid problematisch, maar wel de werklozen. Zelfs de donkerblauwe mediaprofessor Marc De Vos, iemand die nooit verlegen is om er een neoliberaal schepje bovenop te doen, stelt zich vragen bij de N-VA-voorstellen. “Volgens alle projecties zal de werkloosheid de komende jaren nog toenemen. Dan stijgen de uitkeringen normaal. Het is erg voluntaristisch om dan 3,1 miljard in de uitkeringen te snoeien. (…) Het kan, maar het vraagt véél politieke wil.” Vrij vertaald: voor ons neoliberalen is dit onze natte droom, maar we willen het niet verkwanselen door te snel te willen gaan.

    Werklozen vallen sneller terug op een leefloon, dat de N-VA wil optrekken tot de Europese armoedegrens (hiermee vinden we meteen het goed verstopte sociale voorstel in dit plan, extreme armoede hoeft niet, gewone armoede volstaat!). Maar leefloners moeten wel verplicht worden tot gemeenschapsdienst. Stadsdiensten kunnen dan meteen afgebouwd worden, reguliere arbeid wordt vervangen door dwangarbeid tegen bijzonder concurrentiële voorwaarden in de vorm van een uitkering ter hoogte van de armoedegrens. De N-VA grossiert graag in armzalige ideeën.

    Gewone werkenden moeten eveneens hard betalen. De indexering van de lonen, een aanpassing aan de stijgende levensduurte, moet eraan geloven. In 2015 wil N-VA een indexsprong gevolgd door de afschaffing van nationale onderhandelingen die plaats moeten maken voor all-inakkoorden op sectorniveau. Lees: bye bye index en koopkracht. De indexsprong zou overigens ook gelden voor de meeste uitkeringen. De lonen wil N-VA sterker individueel bepalen, onder meer door een einde te maken aan verhogingen op basis van anciënniteit. De partij pleit voor “een verloning die meer dan vandaag vertrekt vanuit de competenties van de werknemer en niet of minder van leeftijd of anciënniteit.”

    Naast de 2 miljard euro die N-VA rechtstreeks op onze koopkracht wil besparen, komen nog eens 2,1 miljard besparingen op de gezondheidszorg, 2,5 miljard euro van de afschaffing van iedere vorm van brugpensioen en 2,4 miljard euro besparingen op de algemene overheidsuitgaven. Dat laatste betekent dat de dienstverlening aan de bevolking drastisch wordt afgebouwd, onder meer door extra privatiseringen en afbouw van belangen in vroegere overheidsbedrijven. “We bouwen de overheidsparticipaties in commerciële bedrijven verder af. Zo maken we verder werk van de liberalisering van de verschillende sectoren zoals de Europese Unie die voorschrijft.”

    Het pensioen ligt eveneens onder vuur. N-VA beweert dat het de pensioenleeftijd op 65 jaar wil houden, maar dat wordt een ondergrens in plaats van een bovengrens. Voor 65 jaar wordt enige vorm van pensionering onmogelijk. Vanaf 65 jaar wordt het mogelijk na een loopbaan van 45 jaar. Wie niet blijft werken tot 45 loopbaanjaren zal het met een lager pensioen moeten doen. Wie niet vanaf zijn 20ste zonder enige onderbreking heeft gewerkt, zou dus langer dan 65 jaar moeten werken.

    Terwijl wij hard moeten inleveren, zijn er ook winnaars. Diegenen die de afgelopen jaren hun winsten steeds verder zagen toenemen. Diegenen die hun miljarden naar belastingparadijzen versluizen. Diegenen die hun topmanagers gemiddeld 2,2 miljoen euro per jaar betalen. Zij mogen rekenen op nieuwe cadeaus. N-VA wil de werkgeversbijdragen vanaf 1 april 2016 – en wees er maar zeker van dat dit géén aprilgrap is – verminderen met 3 miljard euro op jaarbasis, oplopend tot 4,5 miljard in 2019.

    De maatregelen die N-VA wil doorvoeren zijn niet gericht op de ‘modale Vlaming’ waar de partij de spreekbuis van beweert te zijn. De N-VA verwoordt de natte dromen van het kleine groepje superrijken en de iets bredere laag van diegenen die tot het selecte clubje superrijken wil behoren, de kleinburgerij. ‘Da joenk’ De Wever biedt voor ons geen vooruitgang, maar achteruitgang naar het model van Thatcher en Reagan.

  • Confederalisme: hoe verdelen om te heersen?

    Artikel door Anja Deschoemacker uit de februari-editie van ‘De Linkse Socialist’

    Confederalisme, je ontsnapt niet meer aan de term. Door de ene verguist als “opstap naar het separatisme”, door de andere net aangeprezen als “democratisch”. Het sterk technische en academische karakter van de discussie maakt dat de meeste mensen dergelijke artikels gewoon overslaan. Geen probleem voor de Belgische elite die wel van wat publieke onverschilligheid houdt om haar beslissingen te kunnen nemen door wat oude mannen samen te brengen in oude kastelen.

    Confederalisme kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden. De CD&V wil een belangrijker pakket bevoegdheden nationaal houden, terwijl de N-VA op vlak van financiering bijna enkel nog de BTW nationaal laat, die bovendien enkel mag dienen om de staatsschuld af te bouwen. Bijna enkel defensie blijft nog federaal, gefinancierd via dotaties vanuit de deelstaten. De CD&V heeft ondertussen al een aantal Europese collega’s ingeschakeld om duidelijk te maken dat de N-VA-ideeën door de EU niet aanvaard zouden worden.

    Beide partijen willen met hun ‘confederalisme’ de Vlaamse en Waalse arbeidersklasse uit elkaar drijven om zo een harder besparingsprogramma te kunnen doorvoeren. Het verschil tussen hen beide is voornamelijk dat CD&V daarbij geen terugkeer wil naar de onstabiliteit van de jaren 1970-’80 die volgde op het harde besparingsbeleid. De rust kwam toen pas terug in ’87-’88 met een rooms-rode regering die haar banden met de vakbondsleidingen gebruikte om een enorme structurele beparingsoperatie (Globaal Plan, 1993) door te voeren. De N-VA denkt zich te kunnen permitteren daarmee geen rekening te houden, de burgerlijke partijen weten door scha en schande beter.

    En dan is er Open Vld die zich opnieuw bekeerd heeft tot het ‘federalisme’, waarbij ze confederale elementen uit de staatsstructuur wil verwijderen. Het is onwaarschijnlijk dat dit de discussie met de Franstalige partijen zal vergemakkelijken. Een aantal van de ‘confederale’ elementen (pariteit in de federale regering, belangenconflict, dubbele meerderheden, …) zijn er net gekomen onder druk van de Waalse regionalisten om de Franstalige minderheid te beschermen tegen opgelegde dictaten van Vlaanderen.

    De Franstalige partijen verdedigen min of meer het status quo, hoewel o.a. bij de PS ook regionalistische stemmen opgaan. Het gekrakeel tussen de Franstalige instellingen, tussen Brussel en Wallonië, tussen regionalisten (die meer bevoegdheden of ronduit autonomie willen voor het Waalse en het Brusselse Gewest) en communautaristen (die vooral gericht zijn op de Franstalige Gemeenschap, enige tijd terug hernoemd tot Federatie Wallonië-Brussel, waarbij het bestaan van Vlamingen in Brussel feitelijk wordt ontkend), komt niet zo vaak aan bod in de Vlaamse pers, maar in de Franstalige pers is het schering en inslag.

    Om de verwarring compleet te maken, worden al deze termen in België oneigenlijk gebruikt. Aparte regio’s beginnen samen te werken en besluiten tot de vorming van een confederatie, waarbij beslist wordt een aantal centrale beleidsterreinen gezamenlijk te bepalen. Als dit lukt, wordt dan verder gegaan met de vorming van een federale staat (waarin een centrale staat wordt gecreëerd, met behoud van een aantal bevoegdheden voor de deelstaten). De uiteindelijke uitkomst in een periode van kapitalistische opgang is de unitaire natiestaat waarbij het hoogste niveau voorrang heeft op de lagere. Wat we in België zien, is de ontrafeling van de unitaire staat, samen met bitterheid tussen de verschillende regio’s, zeker niet een positief proces van eenmaking.

    En dan moet nog beslist worden uit welke eenheden dat toekomstige België moet bestaan. De Vlaamse en Franstalige Gemeenschap (dominante visie in Vlaanderen)? De drie gewesten Vlaanderen, Wallonië en Brussel (dominant in Franstalig België)? Of vier eenheden gezien de minister-president van de Duitse Gemeenschap heeft laten verstaan dat zij de gewestbevoegdheden (nu bij Wallonië) zelf willen beheren. Vier verschillende opties (federalisme, confederalisme, unitaire staat of splitsing) voor twee, drie of vier eenheden – je zou voor minder de discussie aan de ‘experts’ overlaten…

    De arbeidersbeweging heeft zich in het verleden al vaak laten meeslepen door de nationale programma’s van de burgerlijke partijen. De zoektocht naar institutionele oplossingen die het kapitalisme intact houden loopt echter steevast uit op nederlagen voor de arbeidersklasse. De leiding van de arbeidersbeweging moet de klassenstrijd op de eerste plaats stellen. Daarvoor moet de nationale kwestie niet worden ontkend – de arbeidersklasse moet om eenheid te bereiken juist strijd voeren voor essentieel democratische eisen die soms schuilgaan achter het communautaire geroezemoes – maar moet worden begrepen dat de burgerij de nationale kwestie misbruikt voor haar eigen belangen en dat de arbeidersbeweging nood heeft aan haar eigen programma en haar eigen nationale partij die aansluiting zoekt bij de internationale arbeidersbeweging.

    Enkel op basis van het vooropstellen van de belangen van de meerderheid van de bevolking en het breken van de kapitalistische systeem zal een vreedzame en voor alle nationale bevolkingsgroepen bevredigende oplossing mogelijk zijn door het creëren van de mogelijkheid tot totaal vrije samenwerking tussen vrijwillige en evenwaardige groepen.

     

     

  • Keuze niet beperken tot ultraliberalisme van N-VA en neoliberalisme van PS

    Alle gevestigde partijen aanvaarden de afbraak van sociale verworvenheden, de meningsverschillen beperken zich tot de nuances

    Artikel door Stéphane Delcros uit de februari-editie van ‘De Linkse Socialist’

    De recente voorstellen van de sociaaldemocraten waren opvallend. De sp.a kwam met maatregelen als de werkcheque voor werkzoekenden of het verhogen van de loopbaanvereiste voor het pensioen en de volledige afschaffing van het brugpensioen. Het gaat om asociale maatregelen, cadeaus aan het patronaat waar de Vlaamse ‘socialisten’ amper nog een linkse retoriek voor verzinnen.

    Bij de PS wordt gesproken over een belasting op de grote huiseigenaars, met het idee van een belasting op hoge huurinkomsten. Dat is in werkelijkheid geen sociale maatregel, de eigenaars zouden de hogere factuur natuurlijk doorrekenen in de huurprijs. De PS weet overigens heel goed dat de andere partijen op dit punt niet volgen. Het gaat om vrijblijvende aankondigingen zoals er de komende vier maanden nog veel zullen volgen.

    Alle andere partijen lijken zich te positioneren tegenover de ‘extremen’, de N-VA en de PS. De N-VA wil de werkenden en hun gezinnen hard laten bloeden en gebruikt daarvoor een retoriek die steeds meer ‘antisocialistisch’ is. De PS kan de voorzet van N-VA dankbaar binnentrappen. Het biedt de Franstalige ‘socialisten’ immers de kans om te vermijden dat de campagne gaat over de 21 miljard euro die werd bespaard door de regering-Di Rupo.

    Van de 69 jaren na het einde van de Tweede Wereldoorlog, zit de Belgische sociaaldemocratie er binnenkort 50 in de regering. Sinds 1988 maakt de PS onafgebroken deel uit van de regerende coalitie. De afgelopen jaren werd stelselmatig een neoliberaal beleid gevoerd. Het is dat beleid dat het ongenoegen voedt dat steeds meer mensen doet zoeken naar alternatieven op het ‘traditionele establishment’. De N-VA werd op die basis groot.

    Naarmate de steun voor de andere partijen door hun neoliberale beleid te veel werd ondermijnd, werd de PS het belangrijkste wapen van de Belgische werkgevers. Bij iedere asociale maatregel en elke verkiezing wordt gerekend op de volgzame leiding van het PS-netwerk bij de vakbonden, mutualiteiten,… om zo de woede onder de werkenden onder controle te houden. Het ontbreken van een sociaal beleid wordt vervolgens gerechtvaardigd met de stelling dat de PS ‘niet alleen’ in de regering zit.

    Zal de keuze beperkt zijn tussen PS en N-VA? Zeker niet. De economische elite en hun politieke strategen verkiezen een regering-Di Rupo II die snel overgaat tot nieuwe besparingen. Maar als de verkiezingsresultaten het vereisen, is een rechtse sociaaleconomische regering rond de N-VA en dus waarschijnlijk zonder de sociaaldemocratie niet uitgesloten. Dat zou een hard asociaal beleid inhouden, waarna de PS zich kan opwerpen als de ‘redder van de kleine man’ en nadien opnieuw de macht kan overnemen om de nieuwe verworvenheden van de werkgevers te verdedigen.

    We mogen niet staan toekijken terwijl ze onze verworvenheden aanvallen. Terwijl zij zoeken naar de beste manier om ons voor de crisis te laten opdraaien, moeten wij de nodige instrumenten van verzet proberen uit te bouwen. Het PS-argument van ‘zonder ons zou het erger zijn’ wordt ter linkerzijde steeds meer in vraag gesteld door syndicale initiatieven en de eerste successen van consequent links. Dit proces zal versnellen. Er wordt gezegd dat er nog nooit zoveel rijkdom in ons land was, maar ook de ongelijkheid was nooit zo groot. De 85 rijksten in de wereld bezitten evenveel als de armste helft van alle mensen. Het is voor die rijken dat Di Rupo de rode loper uitrolde op het Wereld Economisch Forum in Davos. De enige reden waarom de ongelijkheden in ons land nog niet zo groot zijn als in sommige andere landen is overigens de kracht van de arbeidersbeweging die lang heeft gevochten om stelsels van collectieve solidariteit af te dwingen.

    Het is weinig waarschijnlijk dat er voor de verkiezingen nog grote besparingsmaatregelen zullen komen. In die periode moeten we ons syndicaal en politiek voorbereiden op het verzet dat nodig zal zijn na de verkiezingen. Dit moet de arbeidersbeweging en de jongeren toelaten om zo sterk mogelijk deze strijd aan te gaan. De verkiezingsperiode biedt mogelijkheden om ons te versterken en in die zin voor te bereiden. Laat ons die kans grijpen!

  • Toen de neoliberalen even hun eigen loonkostendiscours verlieten

    Het was opmerkelijk. De ene neoliberaal viel de andere over de voeten om te protesteren tegen een voorstel tot loonsverlaging. Ze konden er niet snel genoeg bij zijn om te zeggen dat talent nu eenmaal goed moet verloond worden. Dat ze hiermee de eigen retoriek rond loonkosten naar de prullenmand verwezen, leek hen zelfs volledig te ontgaan. Alleen bleek de verontwaardiging beperkt te zijn tot managers die meer dan een miljoen per jaar verdienen.

    Even dachten we dat 1 april op kerstmis viel. Sinds wanneer heeft de N-VA een probleem met een loonkostenverlaging van bijna een half miljoen euro? Sinds wanneer vinden de blauwe collega’s van Open Vld dat een lager loon niet zomaar kan – zij waren toch diegenen die voor mini-jobs, eigenlijk flexi-jobs met mini-lonen, pleitten? De plotse bocht was ingegeven door het opstappen van postbaas Johnny Thijs die niet wilde instemmen met een jaarloon van 650.000 euro. Het was een miljoen of niets. De bocht van de neoliberalen was dus ingegeven door en beperkt tot de hebberigheid van een topmanager. Voor wie een gewoon loon heeft, blijft de gewone retoriek overeind: wij verdienen teveel, iedereen moet de broekriem aanhalen, we moeten toch concurrentieel blijven,…

    Nu weten we meteen dat de gevestigde politici opkomen voor de mensen met lonen boven het miljoen euro. Wellicht horen weinig lezers van deze site daarbij, niet enkel omdat er hier ongetwijfeld weinig topmanagers een kijkje komen nemen maar meer algemeen ook omdat er nu eenmaal weinig miljoenenverdieners zijn. Neem zelf maar eens de proef op de som. Om je bruto jaarloon te berekenen, moet je doorgaans een gewoon brutomaandloon vermenigvuldigen met 13,92 (12 maanden, eindejaarspremie en vakantiegeld). Normaal gezien kom je dan aan een getal met vijf cijfers. Bij Thijs waren dat er zeven.

    Het was opvallend dat Thijs door alle politici, media en zelfs vakbondsverantwoordelijken werd opgehemeld. Wat waren zijn verdiensten dan wel? Hij zou het logge postbedrijf hebben omgevormd tot een modern beursgenoteerd en succesvol bedrijf en dat met inachtneming van de sociale vrede. Hebben we hier over de Johnny Thijs die honderden postkantoren sloot en een sociaal bloedbad van ongeveer 18.000 jobs aanrichtte? De toplui van pakweg Opel Antwerpen of Ford Genk werden – terecht – zwaar aangepakt toen zij een sociaal bloedbad aanrichtten. Maar als Thijs, gespreid over enkele jaren, hetzelfde doet, wordt hij de hemel ingeprezen. In plaats van een openbare dienst met postkantoren, kregen we een beursgenoteerd bedrijf met postpunten en laag betaalde postbezorgers. Postbodes worden een onhoudbaar werkritme opgelegd met computerprogramma’s en binnenkort moeten ze mogelijk nog een reeks taken erbij nemen (zoals het opmeten van de elektriciteit- en waterstand).

    Dat de neoliberale politici dat goed vinden, kunnen we begrijpen. Maar van de vakbondsverantwoordelijken hadden we toch iets meer weerwerk verwacht. Bij de invoering van iedere nieuwe besparingsronde waren er wel geïsoleerde acties en stakingen. Er werd kantoor per kantoor actie gevoerd tegen de Georoute voor de postbodes, wat enerzijds het potentieel van actie aantoonde maar anderzijds ook het gebrek aan een actieplan om allemaal samen beslissende actie te ondernemen. Thijs besefte dat. Naar aanleiding van een stakingsactie in februari 2011 schreef de in directiekringen goed ingelichte krant De Tijd: “Als directie moet je af en toe je personeel en je vakbonden de kans geven stoom af te blazen, is te horen in directiekringen. Zeker als er jaren aan een stuk is geherstructureerd en gereorganiseerd. Ventileert dat ongenoegen zich via een staking, dan is dat spijtig. Maar als dat uiteindelijk, met een paar borrelnootjes, leidt tot het beoogde doel, dan moet dat maar.” (De Tijd, 12.2.2011).

    Meestappen in de managerslogica is voor de werkenden geen optie. Het betekent steeds meer sociale afbraak en in het geval van Bpost een verder oprukken van flexi-jobs met mini-lonen. Tal van partijen staan al te springen om steeds meer dergelijke jobs in te voeren, bij onder meer de postbezorging hopen ze snel verdere stappen in deze richting te kunnen zetten. Nu al kent het personeel van Bpost niet bepaald de beste loonsvoorwaarden (of het zou de top moeten zijn, daar verdienen ze tot 30 keer zoveel als een gewone postbode!), maar alles kan beter. In zowat alle buurlanden zijn er pogingen en aanzetten om postbezorgers voor een aalmoes enkele uren per dag tewerk te stellen.

    De gevestigde politici zijn hypocriet als ze wel opkomen voor de lonen van de kleine superrijke toplaag maar tegelijk de aanval op de lonen van de overgrote meerderheid van de bevolking willen verderzetten. De sociaaldemocraten van PS en SP.a verdedigden de loonsinlevering, maar vergaten blijkbaar dat heel wat van die topmanagers door hen zelf zijn aangeduid. Was het overigens niet Luc Van den Bossche (voormalig SP.a-minister) die verklaarde dat je “met 290.000 euro alleen missionarissen krijgt”? De sociaaldemocratie is zelf meegestapt in de neoliberale politiek van liberaliseringen en privatiseringen. Zij dragen een grote verantwoordelijkheid in de totale afbouw van de openbare diensten. Pogingen om dat op een ‘zachtere’ manier te doen door de toplonen te beperken, zijn gedoemd om te mislukken. De ‘vrije markt’ laat zich niet aan banden leggen, de kleine toplaag van grote aandeelhouders en andere speculanten legt zijn wil op.

    Er is nood aan verzet tegen deze logica. In dat verzet moeten we bouwen aan solidariteit en eengemaakte strijd doorheen alle geledingen van het postpersoneel en de openbare sector in het algemeen. Dat kan door te vertrekken van het uitgangspunt dat de post een openbare dienst moet zijn, geen melkkoe voor private speculanten. Een openbare dienst moet diensten aan de bevolking leveren, niet aan de aandeelhouders op de beurs. Een degelijke dienst aanbieden, betekent dat er voldoende postkantoren en voldoende personeel moeten zijn. Om toplonen aan banden te leggen, stellen wij voor om een maximale loonspanning van één op vier in te voeren. Dit betekent dat het hoogste loon maximaal vier keer zoveel mag zijn als het laagste loon. Als wij met het laagste loon moeten rondkomen, kan iemand die extra hard werkt of veel verantwoordelijkheden heeft tot vier keer zoveel verdienen en zich dus extra luxe veroorloven. Het zou bovendien een goede stimulans zijn om de laagste lonen op te trekken. Het personeel moet aan degelijke voorwaarden werken, zowel inzake werkritme en omstandigheden als inzake verloning. Het beheer van een openbare dienst kan het beste worden uitgeoefend door het personeel en de gebruikers, de gemeenschap in het algemeen dus. Zij weten best wat nodig is en hebben daar geen vetbetaalde managers voor nodig. Dat we ook na het vertrek van Thijs gewoon post in de bus kregen, bevestigt dat we die miljoenenverslindende top niet nodig hebben.

  • Stadspersoneel afdanken en vervangen door leefloners

    Van echte jobs naar dwangarbeid

    Ergens is onduidelijkheid gerezen over wat termen als ‘werkloosheidsuitkering’ en ‘leefloon’ betekenen. Steeds meer wordt ervan uitgegaan dat dit vrijwillige keuzes zijn van mensen die liever lui dan moe zijn. Nu verklaarde ook de Antwerpse OCMW-voorzitter Liesbeth Homans (N-VA) dat ze leefloners aan het werk wil zetten als tegenprestatie voor hun uitkering. Nu het stadsbestuur de komende jaren 1.400 jobs wil schrappen onder het gemeentepersoneel, wordt duidelijk hoe deze zullen vervangen worden: door dwangarbeid.

    Het voorstel geeft immers aan dat ook de term ‘job’ is gewijzigd. Waar voorheen ‘werk hebben’ betekende dat je op vrijwillige basis een overeenkomst sloot met wederzijdse rechten en plichten, wordt het nu een eenzijdig verhaal met voor de werkende enkel plichten. Zelfs het recht op loon – nochtans een essentieel onderdeel van een arbeidsovereenkomst – wordt aan de kant geschoven. De leefloner moet werken voor zijn werkloosheidsvergoeding. Maar hoe kun je daar nu recht op hebben als je werkt? En vooral: hoe kan het stadsbestuur met zoveel heisa aankondigen dat er personeel moet afvloeien als er blijkbaar werk genoeg is om ook nog een reeks leefloners aan te werven?

    De rechterzijde met N-VA op kop probeert met dergelijke voorstellen de verantwoordelijkheid voor werkloosheid en miserie af te wentelen op wie daar het slachtoffer van is. Daarmee hopen ze de steun te krijgen van wie wel werk heeft en vaak hard moet werken voor een beperkt loon. Voorlopig slagen politici als Homans daarin. Het artikel van Gazet van Antwerpen over het voorstel van Homans gaat in de online versie gepaard met een poll waarin momenteel 90% het eens is met het voorstel om leefloners voor hun uitkering te laten werken. Moest gevraagd worden wie er voor is dat zijn/haar eigen job voortaan wordt ingevuld door een leefloner, het resultaat zou er helemaal anders uitzien. Voor de 1.400 bedreigde jobs bij het Antwerpse stadspersoneel is die laatste vraagstelling nochtans de enige correcte.

    Wat in deze discussie immers niet aan bod komt, is de vraag of de arbeidsvoorwaarden en verloning van de verplicht tewerkgestelde leefloners straks de norm wordt. In Nederland bijvoorbeeld hebben de meeste steden en gemeenten een groot deel van hun personeel afgedankt en vervangen door de Nederlandse versie van leefloners. Het resultaat werd duidelijk toen de media berichtten over een straatveger die door de stad Den Haag was afgedankt en vervolgens in ruil voor zijn uitkering werd verplicht om… de straten schoon te vegen (zie het artikel van De Standaard hierover, maar ook bijvoorbeeld het comité tegen dwangarbeid in Nederland: dwangarbeidnee.nl).

    Dat lijkt lachwekkend of een vreemde speling van het lot, maar het gaat wel over de essentie van deze discussie. Van vastbenoemd statutair personeel met een degelijk loon en recht op een goed pensioen, gaan de steden en gemeenten steeds meer in de richting van arbeid door ‘werklozen’ en ‘leefloners’ die voor een aalmoes verplicht tewerkgesteld worden. Hoe kan je dat anders omschrijven dan dwangarbeid die meteen een algemene neerwaartse druk op alle lonen en arbeidsomstandigheden zet? Momenteel worden in Antwerpen al leefloners ingezet voor klusjes, maar de stad klaagt erover dat ze de leefloners daar nog niet tot kan verplichten.

    Als mevrouw Homans toch voldoende werk heeft om leefloners in te zetten, dat ze hen dan een degelijke job aanbiedt. En dat geldt niet alleen voor pakweg universitairen die een leefloon krijgen omdat ze nog niet lang genoeg werkten om een werkloosheidsuitkering te krijgen. Minister De Coninck (SP.a) verwees op de radio naar die groep. Moest er een greintje socialisme in de minister van werk zitten – iets wat we betwisten of ons alleszins nog nooit is opgevallen – dan zou ze pleiten voor een drastische publieke herfinanciering van alle openbare diensten waarbij de dienstverlening wordt aangeboden door mensen met een stabiele job met goede arbeidsvoorwaarden en bijhorende verloning. Minstens zou toch worden opgemerkt dat het vreemd is dat de stad Antwerpen eerst zelf de werkloosheid en armoede organiseert met een sociaal bloedbad (door 1400 jobs te schrappen), vervolgens de werklozen hiervoor verantwoordelijk stelt en dat dan als argument gebruikt om over te aan tot een moderne vorm van dwangarbeid.

  • De kracht van de neoliberale kopieermachine

    Grijsgedraaid. Zo ziet de sociaal-economische plaat van de N-VA eruit. Een reeks oude voorstellen worden eens te meer gerecycleerd in een liberaal geheel van aanvallen op de werkende bevolking om dit vervolgens voor te stellen als ‘verandering’ en ‘vooruitgang’. Verandering betekent voor ons achteruitgang (lagere lonen, lagere uitkeringen, minder sociale zekerheid, minder openbare diensten) om de vooruitgang van een kleine minderheid te financieren.

    In een poging om de negatieve mediaberichten van de afgelopen weken te keren, kwam de N-VA met haar sociaal-economische voorstellen op de proppen. Exacte teksten hebben we nog niet gezien, maar de voorstellen kabbelen verder op wat de partij bij eerdere verkiezingen voorstelde. Zo wordt gepleit voor de afschaffing van de indexering van de lonen, beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd, 45 jaar werken voor een normaal pensioen, algemene bevriezing van alle uitgaven,… Kortom een overzicht van alle eerder opgeworpen neoliberale besparingsvoorstellen waarbij wij moeten inleveren op lonen, uitkeringen en sociale bescherming om extra miljarden aan het patronaat te geven.

    Hoe de dissidente ex-N-VA’er Nick Mouton erbij komt om in de media te verklaren dat de congresteksten “een sterkere sociale koers” laten opmerken dan in de eerdere versies, ontgaat ons volkomen. Het doet de vraag opwerpen of en hoe het nog asocialer kan.

    De basis voor het N-VA-programma is een forse besparing van 14 miljard euro in Vlaanderen door na een opsplitsing van zowat alle bevoegdheden alle uitgaven te bevriezen. Dat betekent dat zelfs geen aanpassing aan de index gebeurt en dat bijgevolg op alles wordt bespaard. Volgens De Wever wil zijn partij “werken weer lonend maken”. Hij zegt er niet bij voor wie het lonend zou zijn, maar blijkbaar niet voor de werkenden. De hoogste lonen zouden minder belast worden en ook de bedrijven zouden minder belastingen moeten betalen. Het tarief van de vennootschapsbelasting wil N-VA verminderen van 33,99 naar 27%. Dat is vooral voor KMO’s bedoeld, grotere bedrijven betalen sowieso al een pak minder dan 33,99%.

    Voor onze lonen ziet de ‘verandering’ die de N-VA in petto heeft er niet goed uit. De partij is voor de afschaffing van de index en all-inakkoorden voor twee jaar, waarbij geen nationale akkoorden worden gesloten. Het interprofessioneel overleg, waarbij sterkere sectoren toegevingen kunnen bekomen die ook voor zwakkere sectoren gelden, heeft voor N-VA afgedaan. Als er al overkoepelende akkoorden in een sector zijn, wil N-VA dat bedrijven daar van kunnen afwijken met een ‘opt-out clausule’. Kortom, sociaal overleg wordt volledig afgebouwd. Tegelijk wil de N-VA rechtstreeks aan de indirecte lonen knabbelen door 3,7 miljard euro te besparen op de zogenaamde werkgeversbijdragen.

    Een afbouw van de sociale zekerheid, openbare diensten en ondermijning van onze lonen. Dat is wat de N-VA onder ‘verandering’ verstaat. In werkelijkheid gaat het om een versneld opvoeren van de asociale maatregelen die vandaag ook door de regeringspartijen worden genomen. Voor de N-VA gaan de aanvallen op onze levensstandaard niet snel genoeg. Het is niet verwonderlijk dat de liberalen meteen reageerden met de stelling dat hun voorstellen door de blauwe collega’s van N-VA werden gekopieerd. Ze hebben gelijk, maar wie nu juist van wie kopieert is na het veelvuldige over en weer gekopieer niet meer helemaal duidelijk.

    Tegenover deze eenheidsworst van neoliberalisme met enkel discussie over het tempo van de aanvallen en besparingen, is er nood aan een alternatief dat vertrekt vanuit de belangen van de werkenden en hun gezinnen. Een sociaal-economisch beleid dat de behoeften aan een degelijke jobs, huisvesting, openbare diensten, onderwijs,… centraal stelt.

  • N-VA’er Jambon onder vuur

    De marginale neonazi’s van de N-SA (Nieuw-Solidaristisch Alternatief) zagen hun kans om op de kar van de anti-N-VA hetze in de media te springen. Ze haalden eerder gepubliceerde foto’s van Jan Jambon op een feest van het Sint-Maartensfonds terug boven. Deze keer haalden ze er de gevestigde media wel mee, de timing zat immers beter. Neonazi’s die via de systeempers de conservatieve neoliberalen van N-VA aanpakken, het is eens iets anders. Een gelegenheid om een en ander te duiden aan de hand van enkele archiefteksten.

    Geert Cool

    Wat was het Sint-Maartensfonds?

    Officieel hield het Sint-Maartensfonds het in 2006 voor bekeken, een jaar later was er echter nog een publieke bijeenkomst van de groep. Maar sindsdien lijkt het volledig over en uit voor de groep die gericht was op het bijeenbrengen van voormalige Oostfrontstrijders die vrijwillig en uit overtuiging met de Duitse nazi’s gingen vechten.

    Het Sint-Maartensfonds (SMF) kende in de naoorlogse periode een zekere aanhang, onder meer met militanten die ook actief waren bij andere verenigingen zoals de verboden privé-militie VMO (Vlaamse Militanten Orde). Geüniformeerde VMO-militanten bleven ook na het verbod op die organisatie op feesten van het SMF opduiken. Dat bleek in 2001 toen Johan Sauwens (toen nog VU, nadien CD&V) als minister moest aftreden na een bezoek aan een SMF-feest waarbij het Vlaams Belang beeldmateriaal hiervan vrijgaf.

    Doorheen de jaren kende het SMF ook afsplitsingen, zo vertrok de groep rond André Vanhecke om het tijdschrift Periodiek Contact uit te brengen. In dat tijdschrift werd nog een stap verder gegaan en verschenen openlijke lofbetuigingen aan Hitler. Niet dat ze bij het SMF niet zo aangebrand waren, maar er werd iets meer voorzichtigheid aan de dag gelegd bij het onderscheid tussen wat intern en extern werd gezegd. In ‘Berkenkruis’, het tijdschrift van het SMF, werd wel een forum geboden aan tal van voormalige nazi’s, zoals de naar Argentinië uitgeweken ter dood veroordeelde Leo Poppe of Jef François en Ward Hermans.

    Banden met gevestigde politici en andere organisaties

    Samen met het doelpubliek van het SMF is ook de organisatie zelf grotendeels van het toneel verdwenen en uitgestorven. Maar tot eind jaren 1980 had deze organisatie een zeker gewicht. Er was politieke invloed bij de Volksunie maar ook andere partijen hoopten een graantje steun te kunnen meepikken. In 1985 werd in het Europees Parlement een lijst van gevaarlijke organisaties aangelegd en daarbij kwam er lobbywerk bij te kijk om het Sint-Maartensfonds van deze lijst te houden. Dat gebeurde niet alleen door de VU-afgevaardigde, maar ook door liberalen, christendemocraten en zelfs een sociaaldemocraat (ondanks intern protest). Het liberale Europese parlementslid op dat ogenblik was huidig Europees Commissaris Karel De Gucht die in 2007 de toespraak van Jan Jambon voor het SMF nog voor de voeten van Yves Leterme van Jambon’s kartelpartner CD&V gooide.

    Het feest waar Jambon namens de Vlaamse Volksbeweging sprak, was dezelfde gelegenheid waar ook Johan Sauwens aanwezig was. Het ging om de 50ste verjaardagsviering van het SMF in 2001. Na de oorlog duurde het immers een paar jaar vooraleer de nazicollaborateurs zich opnieuw konden en durfden te organiseren. Groepen als de Vlaamse Volksbeweging en andere waren aanwezig op SMF-bijeenkomsten omdat hun ledenbestand deels overlapte. Het SMF deed er ook alles aan om in verschillende kringen invloed uit te oefenen. Toen de media in 2001 op de aanwezigheid van Sauwens op het SMF-feest sprong, verklaarde het SMF zelf dat het leden had in alle grote partijen (met uitzondering van het groene Agalev). Jammer genoeg werden geen namen genoemd.

    Neonazi’s springen nu op de kar

    Het is uiteraard geen verrassing dat N-VA’ers met een verleden in de Vlaamsnationalistische beweging ook in aanraking kwamen met de meer aangebrande onderdelen van die beweging. Van Jambon circuleren allerhande geruchten. Zo zou hij in 1984 aanwezig geweest zijn bij NSV-geweld in Leuven (zie foto). De banden met figuren die sindsdien een tussenstap maakten via VB om nu ook bij N-VA te belanden, zoals Jurgen Ceder, zouden uit die tijd dateren.

    Het is opvallend dat er vandaag wel mediabelangstelling is voor neonazi’s die eerder al probeerden om dezelfde foto’s te slijten. De timing vandaag is natuurlijk beter, de N-VA ligt langs alle kanten onder vuur en elk mogelijk incident wordt opgeklopt. Niet dat we medelijden moeten hebben, N-VA is op net dezelfde manier groot geworden. Dat de neonazi’s op de anders door hen uitgespuwde regimepers beroep doen om hun vroegere medestanders uit SMF-kringen aan te pakken, biedt amusant spektakel.

    Maar tegelijk moeten we terugkeren naar de waarschuwing die wij al meermaals naar voor brachten: indien de electorale zeepbel van De Wever en co stilaan leegloopt, is een terugkeer van het Vlaams Belang en andere extreemrechtse krachten niet uitgesloten. Tegen een achtergrond van politieke onstabiliteit aangewakkerd door de crisis en met een ondermijning van de autoriteit van alle instellingen en een op organisatorisch en ideologisch vlak nog zwakke arbeidersbeweging, is er een grote ruimte voor afkeer (niet gaan stemmen) en proteststemmen voor diverse populistische en extreemrechtse groepen.


    Lees ook:

  • Alles goed in scène gezet voor langste verkiezingscampagne ooit

    Deze zomer, terwijl velen van ons een welverdiende vakantie genoten, hebben de diverse regeringen in dit land niet stilgezeten. We waren getuige van een opmerkelijke mise en scène – door de traditionele partijen en met de hulp van de burgerlijke media – om de langste verkiezingscampagne ooit in de beste omstandigheden te beginnen.

    Artikel door Anja Deschoemacker uit de oktobereditie van ‘De Linkse Socialist’

    Rustige vastigheid in aanloop naar verkiezingen

    Straks moeten begrotingen op alle niveaus (federaal, gewesten en gemeenschappen, gemeenten) worden voorgelegd die het begrotingstekort van België onder de Europese normen duwen (voor België een tekort van maximaal 2,15%). De enormiteit van deze nieuwe besparingsoperatie (opnieuw meer dan 4 miljard euro) zal dit najaar echter aan velen voorbijgaan. Besparingen laten zich altijd pas later aan de lijve ondervinden, maar het aankondigingeffect leidt in veel gevallen tot ongenoegen en strijd.

    Dit najaar hebben de traditionele partijen echter zelfs het aankondigingeffect van de tafel geveegd: voor de federale regering – de regering die het meest in vraag wordt gesteld – zal het nu slechts gaan over een kleine 200 miljoen euro gezien deze zomer reeds over 2,4 miljard euro besparingen werd beslist. Ook het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap hebben dit voorbeeld gevolgd en sneden deze zomer reeds de helft van de inspanningen voor 2014 weg, een goede 300 miljoen euro.

    Bovendien werd een nieuwe koning geïnstalleerd en werkten de media reeds hard aan het opdrijven van de populariteit van Filip en Mathilde. Maar bovenal werd – in de zomerse luwte – over het eenheidsstatuut beslist, een beslissing die vrij eenzijdig ten goede kwam aan het patronaat en waarbij honderdduizenden bedienden en arbeiders aan de kant van de verliezers staan. Dat regering en patronaat hierin zijn geslaagd, is ook te wijten aan de houding van de leiding van de vakbonden die dit hebben toegelaten zonder enige vorm van strijd.

    Wat met de N-VA?

    De motivatie voor dit alles: voorkomen dat de verkiezingen volgend jaar in chaos en stilstand eindigen of, met andere woorden, voorkomen dat we naar een nieuw 2010 gaan. Volgens de gevestigde mediakanalen en alle traditionele partijen gaan de verkiezingen van 2014 dus vooral over het tegenhouden van de N-VA, die opnieuw heeft bevestigd dat ze zonder confederalisme niet in een federale regering stapt.

    Gezien het confederalisme à la N-VA (met splitsing van de sociale zekerheid en het doorknippen van alle vormen van solidariteit over de taalgrens heen) voor de Franstalige partijen onaanvaardbaar is en geen enkele Vlaamse partij zich achter het voornemen van de N-VA wil scharen, is dit scenario echter zo goed als uitgesloten.

    En zo hebben de media ons deze zomer dan ook getrakteerd op een hele waslijst van negatieve berichten over de lokale N-VA-mandatarissen: een Dilbeeks gemeenteraadslid die zijn broek afsteekt, de Turnhoutse N-VA die uiteenspat en de stad onbestuurbaar achterlaat, de beslissing in Sint-Niklaas om de privatiseringen van de huisvuilophaling toch door te voeren ondanks een referendum waarin een grote meerderheid zich daartegen uitsprak, de ‘antifraudecel’ in Aalst waar een onderzoek naar volgt of ze wel grondwettelijk is, of ook nog de pogingen van N-VA-Antwerpen om een ongrondwettelijke vreemdelingentaks op te leggen. Interne onenigheid kwam naar buiten met gegrom bij enige nationale N-VA-figuren over Geert Bourgeois die zich in de media voorstelde als kandidaat-minister-president en vooral na de uitspraken van Bracke over de mogelijkheid van een federale regering zonder confederalisme omdat het sociaaleconomische vlak (nog hardere besparingen) belangrijker is.

    Onze stem komt niet aan bod

    De toon is gezet, maar met de juiste instrumenten zou de arbeidersklasse niet naar de pijpen van de burgerlijke media en de burgerlijke traditionele partijen moeten dansen. Met een eigen partij die de belangen van de meerderheid van de bevolking verdedigt tegen het valse ‘algemeen belang’ dat in een kapitalistische samenleving altijd het belang van de kapitalisten blijkt te zijn, en met vakbonden die democratisch functioneren en met een leiding die de banden breekt met de burgerlijke en verburgerlijkte partijen die hen steeds meer hebben betrokken in het beheer van de crisis en in het doorschuiven van de factuur naar de grote meerderheid van de bevolking, zou de georganiseerde arbeidersklasse de vorige en komende aanvallen kunnen afslaan. De numerieke sterkte is er, evenals de organisatiegraad, om hierin te slagen. Maar er is geen arbeiderspartij en de leiding van de vakbonden is nauw verbonden met partijen (vooral PS en ook CD&V) die centraal staan in het uitwerken en uitvoeren van het programma van de burgerij.

    Dat een nieuwe partij en een reorganisatie van de vakbonden tot democratische, van onderuit gecontroleerde en bestuurde strijdorganisaties nog voor 2014 uit de lucht zullen vallen, is hoogst onwaarschijnlijk. Er zijn echter geen omwegen, zonder die instrumenten blijven we veroordeeld tot vechten terwijl onze handen op onze rug zijn gebonden. Het is daarom dat strijdbare syndicalisten van zowel ABVV als ACV, jongeren die willen vechten voor verandering van dit systeem dat hun toekomst de nek omdraait, activisten uit de diverse sociale bewegingen,… zich in die langste verkiezingscampagne ooit moeten concentreren op het propageren en uitbouwen van het initiatief van het ABVV van Charleroi, dat samen met het CNE oproept tot het opzetten van een eigen politieke vertegenwoordiging.

    Dit is bij verre de belangrijkste verandering in de laatste decennia binnen de vakbonden, een kans om na het verlies van een eigen partij (door de verburgerlijking van SP.a en PS) eindelijk terug stappen in de richting van een arbeiderspartij te zetten. Een arbeiderspartij die zelfs de best verpakte leugens van de burgerlijke partijen kan doorprikken en met succes strijd kan voeren tegen hun pogingen om de levensstandaard van de werkenden terug te brengen naar vooroorlogse omstandigheden. Een partij die maakt dat patroons als Mittal al niet bij voorbaat gewonnen hebben. En die ook maakt dat de werkende bevolking in dit land niet moet kiezen tussen de pest van de N-VA-strategie en de cholera van die van de andere gevestigde partijen.

    Zoals je elders op deze website kunt lezen, zullen militanten van LSP zich de komende maanden op die taak concentreren: het propageren en mee verbreden van het initiatief van Charleroi. Ook indien dit initiatief er niet meer in slaagt om voor de verkiezingen van 2014 een eengemaakte linkse lijst in elkaar te boksen, zullen onze militanten er op de plaatsen waar we aanwezig zijn alles doen wat in hun mogelijkheid ligt om in die verkiezingen tot een eengemaakte linkse oproep te komen. Informeer je over het initiatief van Charleroi en doe mee!

  • Recensie. ‘N-VA. Analyse van een politieke ideologie’ van Ico Maly

    Na het relatief korte en krachtige boek ‘De beschavingsmachine’ – een boek dat wij erg wisten te smaken – was het even schrikken toen we ‘N-VA. Analyse van een politieke ideologie’ in handen kregen. Dit is immers een klepper van 600 pagina’s. Bovendien hanteert Ico Maly in zijn doctoraatsthesis een eerder academische toon. Het verschil met zijn vorige boek is groot, maar ook dit gaat Maly goed af.

    Geert Cool

    Eigenlijk is het opvallend dat er relatief weinig boeken over de N-VA zijn verschenen. Er zijn natuurlijk wel de boeken van De Wever zelf – tot zelfs een dieetboek toe, maar kritische analyses over de partij, haar programma en haar snelle ontwikkeling zijn vreemd genoeg zeldzaam. Ico Maly legt met dit boek meteen een hoge standaard voor kritische werken. Zoals Maly zelf bij aanvang van het boek stelt, dekt de titel de (uitgebreide) lading van het boek.

    In dit boek brengt Maly een pak informatie en analyses over het denken van de N-VA en de wijze waarop de partij en De Wever in het bijzonder deze ideeën naar buiten brengen. Daarbij wordt al snel duidelijk dat de ideologie van de N-VA een samenraapsel van verschillende ideeën is, van het conservatieve anti-verlichtingsdenken over een mystiek nationalisme tot een economisch neoliberalisme. Vooral het conservatieve aspect wordt sterk uitgewerkt in dit boek waarbij de beperkingen en de tegenstrijdigheden ervan uit de doeken worden gedaan. De filosofische voorbeelden worden aan een kritisch onderzoek onderworpen.

    De basis van het N-VA-nationalisme is bijzonder vaag, ondanks zijn opleiding als historicus heeft De Wever het steevast over de “lotsgemeenschap” die in Vlaanderen zou gevormd zijn omdat zes miljoen Vlamingen ‘nu eenmaal’ decennialang hebben samengeleefd en daarbij gezamenlijke waarden en ideeën zouden ontwikkeld hebben. En laat dit volgens de N-VA nu toch wel net de ideeën zijn die ze zelf verdedigen: een cocktail van conservatisme, nationalisme en neoliberalisme. De ‘gedeelde waarden’ worden als een evidentie en zelfs als een objectief gegeven neergezet.

    Ico Maly geeft tal van voorbeelden van hoe de N-VA haar eigen standpunten als objectieve waarheden probeert neer te zetten. En ook hoe de partij daar met een uitgekiende mediastrategie erg goed in lukt. Zoals het idee van N-VA dat er in België “twee democratieën” zouden zijn die haaks op elkaar staan. Dat concept is door De Wever ontwikkeld en wordt vandaag vrij algemeen overgenomen in de media en de politieke wereld.

    Er is in feite een grote tegenstelling tussen de conservatieve roep naar de oude waarden en gedachten en het concept van een ‘lotsgemeenschap’ waar de huidige waarden en normen toch net het resultaat van de ontwikkeling van het lot van deze gemeenschap zouden moeten zijn. Er is dan ook een externe vijand nodig om uit te leggen waarom het fout gelopen is. De ‘linkse kerk’ waartoe zelfs collega-liberalen zouden behoren, is een van de favoriete vijanden. Die ‘linkse kerk’ is alles gaan kapot relativeren waardoor de samenhang van de ‘goede oude tijden’ verdwijnt, uiteraard tegen de wil van de Vlaamse ‘lotgemeenschap’ in. Dat er in de ‘andere democratie’ van dit land – de Franstaligen – linkser wordt gestemd, draagt bij tot dat verval en tot de ondermijning van de traditionele waarden. Het roept meteen de vraag op: zou N-VA afstand nemen van haar nationalisme indien zich langs Franstalige kant een gelijkaardig electoraal resultaat zou aftekenen? Of is ook dit slechts een argument dat wordt gebruikt omdat het de nationalisten goed uitkomt. Dat de PS al 25 jaar deel uitmaakt van de federale regering en daarbij een neoliberaal beleid heeft gevoerd, weegt voor de N-VA niet op tegen de linkse uitspraken die sommige PS-kopstukken soms doen om hun rechtse beleid te verdoezelen.

    Het ‘culturele’ en ‘morele’ element van het ‘civiele nationalisme’ van N-VA lijkt vooral een argument te zijn dat wordt gebruikt om het nationalisme niet puur op de etnische kant ervan te moeten baseren. Dat element van het nationalisme is onder meer door extreemrechts aangebrand, maar het vormt wel degelijk ook de basis van het N-VA-nationalisme.

    In zijn boek legt Ico Maly tal van tegenstrijdigheden in de N-VA-retoriek bloot. De ‘ideologie’ van N-VA bestaat uit een samenraapsel van standpunten die bijzonder conformistisch zijn en allemaal hun failliet hebben aangetoond. De cocktail van gefaalde ideeën vereist een uitgekiende strategie om verkocht te geraken. Het feit dat wat de andere partijen aanbieden zo verguisd wordt, is de grootste troef daarbij. De grote nadruk op de filosofische en ideologische voorbeelden van N-VA in dit boek kan de verkeerde indruk wekken dat daar de basis voor haar succes ligt, wat niet het geval is. Maly stelt vast hoe zwak die ideologische basis wel is – een vaststelling die overigens ook bij de andere gevestigde partijen kan gemaakt worden.

    Het is niet omdat er met ‘N-VA. Analyse van een politieke ideologie’ zo’n goed uitgewerkte turf verschijnt dat er geen ruimte meer zou zijn om een aantal aspecten dieper uit te werken. Wat in dit boek niet sterk aan bod komt, is de politieke en socio-economische achtergrond waartegen een partij als N-VA zo snel groot kon worden. De ondermijning van alle gevestigde partijen en de roep naar verandering die tot uiting komt in politieke volatiliteit in Europa waarbij allerhande nieuwe formaties een opmars kunnen kennen, omvat meteen ook een groot probleem voor de N-VA.

    Bij de opkomst van het Vlaams Belang wezen wij er steeds op dat de electorale steun voor deze partij niet noodzakelijk betekende dat brede lagen van de bevolking overtuigd waren van een neofascistisch ‘alternatief’ op het huidige systeem. De electorale steun was steeds gebaseerd op een vage roep naar verandering, waarbij racistische vooroordelen ongetwijfeld een rol speelden. Vandaag kan ook de N-VA inspelen op die afkeer tegenover de gevestigde partijen. Het feit dat ‘afkeer’ een vaag gegeven is, vormt een belangrijke beperking voor de N-VA. De Wever lijkt zich als historicus bewust te zijn van het feit dat zijn partij in een electorale zeepbel zit, maar er is geen plan B voor het geval de zeepbel barst.

    Waar het Vlaams Belang zich doorheen een jarenlange groei enigszins had kunnen consolideren, ligt dat met de bijzonder snelle groei van N-VA anders. De basis voor die electorale groei is in beide gevallen niet toe te schrijven aan een brede steun voor de opvattingen van deze partijen. De objectieve achtergrond van de politieke volatiliteit waar N-VA vandaag op kan teren, is in niet onbelangrijke mate bepaald door de gevolgen van het neoliberale economische beleid waarbij een kleine minderheid zich enorm kan verrijken terwijl de meerderheid van de bevolking zijn levensstandaard ziet afnemen. In deze tegenstelling tussen de 1% rijksten en de 99% anderen kiest de N-VA overigens steeds de kant van de 1% rijksten. Dat is voor die partij immers de normale gang van de zaken, onderdeel van onze ‘gedeelde waarden’. De heersende ideologie is nog steeds die van de heersende klasse, de N-VA gaat daar niet tegenin. Aan de ‘hangmatkapitalisten’ – in nieuw vlaams jargon ‘de hardwerkende Vlaamse ondernemers’ – wil De Wever niet raken, integendeel.

    Door zich steevast als underdog op te werpen, ook al is N-VA de grootste partij bij de verkiezingen en ook al is de partij op verschillende niveau’s mee aan de macht, kan de partij van De Wever de consequenties van haar sociaal-economische standpunten op de achtergrond houden. Het feit dat de partij op dat vlak niet bepaald anders is dan de andere gevestigde partijen, zorgt er bovendien voor dat er weinig steekhoudende kritiek vanuit die hoek te verwachten valt. Het sociaal-economische programma van N-VA komt in het boek van Ico Maly maar beperkt aan bod. Het zou nochtans de moeite zijn om ook dat aspect aan een grondig onderzoek te onderwerpen.

    Het zal voor auteurs niet evident zijn om in de voetsporen van Ico Maly te treden. We hopen alvast dat de gedegen kritiek van Maly een standaard zet voor andere boeken die mee leiden tot een beter begrip van het fenomeen N-VA, het beleid waar die partij voor staat en de wijze waarop we daarop kunnen antwoorden.

    Tenslotte vroegen we ons, kritisch al we zijn, af hoe N-VA zelf omgaat met de kritieken in het boek van Ico Maly. Een zoektocht op het internet leverde ons niets op. De partij beperkte zich tot een opmerking vóór de verschijning van het boek waarbij vooral de auteur werd geviseerd. De partijkrant schreef in oktober 2012: “De slachter van dienst is coördinator van Kif Kif, een onderdeel van Marokkaanse organisaties in België, dat onder de krakkemikkige slogan ‘Open je wereld, voor racisme ze sluit’ mensen van een interculturele maatschappij overtuigt. Maly bereidt een doctoraat voor aan de universiteit van Tilburg en het onderwerp laat zich makkelijk raden: ‘N-VA. Analyse van een politieke ideologie’. Als de inhoud van hetzelfde niveau is als ’s mans columns die op internet circuleren, wordt het lachen geblazen.” Terwijl in de boekskes in alle geuren en kleuren wordt bericht over de beruchte humor van Bart De Wever, heeft hijzelf noch zijn partij ons al laten meegenieten van dat beloofde gelach naar aanleiding van het boek van Maly.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop