Tag: Frankrijk

  • Frankrijk. Nieuwe historische klap voor de heersende klasse

    Het rechtse beleid en de groei van extreemrechts blokkeren door strijd

    Twee maanden na de historische klap voor de politieke instrumenten van de kapitalistische klasse in de presidentsverkiezingen, is de uitslag van de parlementsverkiezingen opnieuw een afrekening.

    Dossier door Stéphane Delcros

    Meer dan de helft van de kiesgerechtigden heeft eenvoudigweg besloten niet aan de stemming deel te nemen. Daarmee keuren ze het gevoerde beleid af en geven ze te kennen dat ze geen hoop stellen in één van de kandidaten. Degenen die wel stemden, besloten vooral om geen absolute meerderheid aan president Macron te verlenen en hebben een historisch aantal “antisysteem” parlementsleden verkozen, of kandidaten die zo gezien worden. Onder hen maakte de extreemrechtse partij van Le Pen een enorme doorbraak in het parlement.

    Gezien de stijgende rente en de begrotingstekorten zal Macrons tweede termijn zeker niet linkser zijn, zeker niet als we kijken naar wie zijn bondgenoten zullen zijn om zijn beleid uit te voeren. Het belooft meer besparingen, terwijl de koopkracht al op een dieptepunt is. De enige uitweg is het opbouwen van strijd – op straat, op het werk, in de wijken, op hogescholen en scholen – om de krachtsverhouding tussen arbeid en kapitaal om te keren.

    De georganiseerde arbeidersbeweging en “consequent links” – d.w.z. links dat het eenzijdige beleid ten gunste van de rijken en de bazen wil doorbreken – moeten het voortouw nemen in de strijd tegen de asociale beloften van Macron, om het valse alternatief van Le Pen een halt toe te roepen en de weg te wijzen naar een noodzakelijke maatschappelijke omwenteling.

    De heersende klasse bevindt zich in een grote politieke crisis

    Na een mandaat dat werd gekenmerkt door een historische toename van ongelijkheid, sociaal geweld en politiegeweld en de verscherping van onderdrukking en discriminatie, wordt Macron de eerste president die zijn ambtstermijn aanvat zonder  absolute meerderheid in het parlement (50%+1). Hij komt daarvoor meer dan 40 parlementsleden tekort, hetgeen betekent dat zijn regering fragiel zal zijn. De regering zal aangewezen zijn op samenwerking met een andere parlementaire kracht, of op allianties met voldoende andere parlementsleden om tijdelijke meerderheden te vormen.

    Deze verkiezingsuitslag is een nieuwe bevestiging van het feit dat de politieke instrumenten van de burgerij ondermijnd zijn na decennia van besparingsbeleid. Dit fenomeen beperkt zich uiteraard niet alleen tot Frankrijk. Het bevestigt ook dat Macron op een erg zwakke basis verkozen raakte als president. Zijn score lag dan wel 4% hoger, maar het kamp van de traditionele regeringspartijen kreeg zware klappen met voor het eerst minder dan 50% van de stemmen. Dat was ook in de parlementsverkiezingen het geval. De twee traditionele partijen van de Vijfde Republiek deden het historisch slecht: de Republikeinen (LR) en de Socialistische Partij (PS) hebben samen slechts 88 afgevaardigden – dat wil zeggen één minder dan de Rassemblement National (RN) van Marine Le Pen.

    De traditionele rechtse partij, Les Républicains (LR), verloor de helft van haar zetels en werd slechts de 4e kracht in de Assemblée … Door een zekere lokale verankering konden ze nog 64 zetels redden, nadat LR 85% van de tweede rondes waaraan het deelnam won. LR bevindt zich in een soort positie van scheidsrechter in de Assemblée. Het is de enige traditionele partij (naast PS en Les Verts) die de mogelijkheid heeft om Macron een echte meerderheid te bezorgen, via een coalitie of via specifieke steun. Gezien de begrotingscrisis en in een situatie van economische crisis zal LR waarschijnlijk geen andere keuze hebben dan een verantwoordelijke houding aan te nemen ten opzichte van de kapitalistische klasse, en dus het besparingsbeleid steunen.

    De klap voor Macron en de heersende klasse blijkt ook uit het verlies voor figuren “van het systeem”. In de eerste ronde: voormalig premier onder Hollande Manuel Valls en de onpopulaire voormalige minister van Onderwijs Jean-Michel Blanquer. In de tweede ronde: Christophe Castaner (bijgenaamd éborneur en chef – hoofd-blindmaker – omdat hij als minister van Binnenlandse Zaken tijdens de Gele Hesjes-beweging, verantwoordelijk was voor het politiegeweld dat leidde tot de dood van 4 demonstranten en tot 2.500 gewonden, voornamelijk door het gebruik van flash-ball, wat resulteerde in 30 verblindingen en 6 afgescheurde handen) en Richard Ferrand, voorzitter van de Assemblée Nationale en voorzitter van de Macronistische alliantie “Ensemble”. Ook drie ministers in de regering van Elisabeth Borne verloren en namen ontslag.

    In de tweede ronde werd de Macronistische oud-minister van sport Roxana Maracineanu uitgeschakeld door Rachel Keke van La France Insoumise (FI), een schoonmaakster en CGT-activiste die vooraan stond in de 22 maanden durende staking in het hotel Ibis-Batignolles die in mei 2021 met een overwinning eindigde.

    NUPES: goede dynamiek in campagne levert goed resultaat op, maar minder dan gehoopt

    Rachel Keke is één van de meer dan 70 parlementsleden van La France Insoumise (FI), dat er vijf jaar geleden maar 17 had. Zij maken ongeveer de helft uit van de nieuwe ploeg parlementsleden van NUPES (142 verkozenen). Deze coalitie werd door Mélenchon opgezet om te vermijden dat de linkse kandidaturen op elkaars tenen zouden trappen, en om eventueel te proberen een toekomstige regering te vormen, waarin de PCF, de PS en de groenen (EELV) rond FI worden verenigd.

    Er ontstond een dynamiek in de campagne. Die was gedreven door de kans om 5 nieuwe jaren beleid van Macron tegen te houden, in het bijzonder de verhoging van de pensioenleeftijd tot 65 jaar en de 20 uur verplichte arbeid voor uitkeringsgerechtigden. Deze dynamiek slaagde niet in haar opzet om een meerderheid in de Assemblée te behalen, wat onrealistisch was, maar droeg er wel toe bij om een absolute meerderheid voor Macron te voorkomen. De Macronistische coalitie werd qua stemmenaantal in de 1e ronde geëvenaard en er werden veel meer parlementsleden verkozen dan in 2017.

    Toch is er een zekere teleurstelling. De meeste peilingen gaven aan dat NUPES tot 200 zetels kon halen, dat zijn er ruim 50 meer dan het uiteindelijke resultaat.

    We mogen echter niet vergeten hoe de situatie er een jaar of zelfs maar zes maanden geleden uitzag in Frankrijk. De hele politieke context draaide rond Macron of extreemrechts die in een onderling opbod verwikkeld waren over veiligheid en migratie. Sinds eind februari was er een belangrijke kentering: koopkracht en sociale eisen traden op de voorgrond, aangewakkerd door de inflatie. Tegelijk was er een dynamiek in de presidentscampagne van Mélenchon die zorgde voor een zeker enthousiasme. De krachtsverhoudingen werden de afgelopen maanden dus deels hersteld, maar dit gebeurde zonder veralgemeende strijdbewegingen waardoor het erg fragiel blijft en het niet mogelijk is om het volledige potentieel voor linkse eisen en ideeën te benutten.

    Het beleid van Macron ligt aan de basis van de verkiezing van 89 extreemrechtse parlementsleden

    De politieke brutaliteit van Macron tegen werkenden en jongeren was een echte stimulans voor de groei van het extreemrechtse RN. Er is al jaren een heftig klimaat van verdeeldheid in het land, aangevuld met brutaal politiegeweld tegen vakbonden en sociale bewegingen in het algemeen (en tegen jongeren, vooral van allochtone afkomst, in het bijzonder). Het staatsracisme en de permanente stigmatisering zijn toegenomen: van de wet op de algemene veiligheid tot de wet tegen separatisme over de jacht op het ‘islamo-gauchisme’… Macron en zijn regeringen hebben niet nagelaten verdeeldheid aan te wakkeren en extreemrechts naar de mond te praten.

    De verpletterende intrede van het RN-blok in de Assemblee is wel een verrassing, maar alleen de omvang ervan: van 8 afgevaardigden in 2017 is het gestegen tot 89, met overwinningen in meer landelijke kiesdistricten en in voormalige arbeidersbastions van het Noorden. Het is de brede sociale wanhoop, ontstaan door het neoliberale beleid van zowel traditioneel rechts als ‘linkse’ regeringen sinds de jaren tachtig, die de groei van Le Pen voedt. Tegenover de meest asociale programmapunten van Macron, stelt  extreemrechts een vals sociaal programma voor dat ze niet van plan is in de praktijk toe te passen als ze aan de macht komt. In elke gemeente die door RN-verkozenen of partners wordt bestuurd, heerst verdeeldheid, teruggetrokkenheid op zichzelf en repressie. De enige manier om extreemrechts en racisme te bestrijden, is door de wortels van de verdeeldheid te lijf te gaan met een offensief links beleid dat breekt met het kapitalistische systeem.

    Het “republikeinse front”, het idee van “extreemrecht blokkeren”, lijkt voorbij te zijn. Met het oog op de tweede ronde hebben de Macronisten ervoor gekozen om ‘alle extremen’ te demoniseren. Dit was uiteraard een bewuste strategie, die erop gericht was het momentum en een deel van het potentieel van NUPES te breken.

    Bovendien sluit Macron absoluut niet uit om specifieke steun te zoeken bij de RN-groep. Minister van Justitie Eric Dupond-Moretti hintte daar op de avond van de tweede ronde baar toen hij sprak over de mogelijkheid om met RN akkoorden te sluiten over hervormingen van politie en justitie. Marine Le Pen lijkt er niet tegen te zijn: “Ik heb president Macron gezegd dat de groep van 89 RN-afgevaardigden in de oppositie zit, maar geen systematische obstructie wil plegen.”

    NUPES: sterktes, maar ook gevaarlijke zwaktes

    Veel FI- en NUPES-activisten trekken de conclusie dat de uitslag van de parlementsverkiezingen te wijten is aan het feit dat de Macronistische leiders geen duidelijke oproep deden om tegen extreemrechts te stemmen wanneer de Macronistische kandidaat al was weggestemd in de eerste ronde. Het klopt dat de meeste van deze kiezers niet gingen stemmen in geval van een duel tussen NUPES en RN in de tweede ronde. Maar de analyse klopt niet. Uiteraard weten we dat de aanhangers van Macron hypocriet zijn. Ze verweten Mélenchon dat hij opriep om “geen enkele stem aan Le Pen” te geven zonder op te roepen om voor Macron te stemmen. Links moet echter niet rekenen op een transfer van Macron-kiezers om te winnen. Het zijn andere potentiële kiezers die moeten overtuigd worden. Denk maar aan diegenen die niet gaan stemmen.

    Zowel bij de presidentsverkiezingen als bij de parlementsverkiezingen is Mélenchon er met zijn campagnes in geslaagd een dynamiek op gang te brengen waarbij jongeren en mensen uit armere buurten werden betrokken. Dat zijn mensen die massaal op FI en NUPES stemden. Toch bleef niet stemmen het meest populair in deze wijken en onder deze groepen, zeker in de parlementsverkiezingen. Meer nog dan bij de presidentsverkiezingen voelden grote delen van de mensen uit de volkse wijken zich niet aangesproken.

    Ondanks de positieve dynamiek zijn sommige zwaktes die FI in de afgelopen jaren had na de presidentsverkiezingen nog versterkt. Eén daarvan is de vorming op gemeentelijk niveau van coalities waar ook de PS en EELV deel van uitmaken. Het zijn coalities die geen echte breuk maken met de traditionele politiek. Deze tendens is versterkt in deze parlementscampagne, aangezien deze partijen nu rechtstreeks met FI gelieerd waren in NUPES.

    Dit zijn partijen die het neoliberale beleid hebben geleid in de regering-Jospin tussen 1997 en 2002, met de PCF, en onder Hollande tussen 2012 en 2017. Zij zijn medeplichtig aan de electorale successen van Le Pen in 2002 en 2017. Het zal moeilijk zijn om Macron en Le Pen te verslaan door zich te verenigen met degenen die het beleid hebben gevoerd dat voor hen het pad heeft geëffend.

    Velen weigerden om te stemmen voor partijen die meer deel uitmaken van het probleem dan van de oplossing: de PS, zelfs ontdaan van haar meest rechtse elementen, EELV en zelfs tot op zekere hoogte de PCF. In dit opzicht is het begrijpelijk dat sommigen twijfelden om een stem op een FI-kandidaat uit te brengen, aangezien FI zich gelieerd had met die traditionele partijen. Tegelijkertijd zijn sommige activisten uit volkswijken die de FI-kandidaat konden zijn, aan de kant geschoven om plaats te maken voor NUPES-kandidaten van andere partijen.

    De PS en EELV hebben als doel om het systeem mee te besturen. Ze zijn daarvan doordrongen. Het zou zeer verwonderlijk zijn indien zij in een crisissituatie bereid zijn de maatregelen te nemen die ondubbelzinnig de kant van de werkenden kiezen boven die van het patronaat en de markt. De verdedigers van het kapitalisme zullen wel weten met wie ze moeten praten. NUPES is gevormd door de partijtoppen, ze moet verder geduwd worden door te mobiliseren op basis van het enthousiasme dat gelukkig niet ontbreekt onder grote delen van de bevolking.

    Voor een programma dat echt breekt met het systeem

    Wat het programma betreft, stelde NUPES eisen die grotendeels overeenkwamen met die van het programma “L’Avenir en commun” van FI, zij het soms iets afgezwakt. Maar het NUPES-akkoord betekende ook enkele veranderingen in houding en retoriek. Verwijzingen naar “pluriform links” (gauche plurielle) onder Jospin werden milder van de kant van FI, zonder kritiek op en zelfs met lof voor de hervorming van de 35-urenweek. Die maatregel werd nooit volledig uitgevoerd en was niet volledig in het belang van de werkende klasse. Bovendien werd de maatregel vooral ingevoerd in ruil voor meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt.

    Het programma van FI en NUPES bevat enkele zeer goede eisen. Het pensioen op 60 jaar, de uitkering van 1063 euro per maand voor studenten, de verhoging van het SMIC (minimumloon) tot 1500 euro, het bevriezen van de prijzen van basisbehoeften, ecologische planning, de intrekking van de arbeidswet (“El Khomri”) die onder Hollande is ingevoerd, het herstel van de vermogensbelasting ISF, 1 miljard euro tegen geweld tegen vrouwen … Een consequent links programma, maar helaas zonder de ambitie om een einde te maken aan het kapitalisme. Om werkelijk tegemoet te komen aan de behoeften van de werkende klasse en de jongeren en om tegelijkertijd de belangen van de kapitalistische klasse aan te vechten, moeten we eisen dat de belangrijkste sectoren van de economie onder het beheer en de controle van de gemeenschap worden genationaliseerd. Te beginnen met de financiële sector en de energiesector, zodat we werkelijk controle kunnen uitoefenen op de prijzen en tegelijkertijd de ecologische planning kunnen financieren.

    Geen andere keuze: een krachtsverhouding opbouwen voor maatschappijverandering!

    Tijdens de eerste maanden van het mandaat van de afgevaardigden van FI vijf jaar geleden waren er oproepen om de strijd te organiseren en werd de georganiseerde arbeidersbeweging gestimuleerd om massaal in actie te komen om het beleid van Macron tegen te houden. Dat is nu afwezig. Het potentieel is er, elke week breken er wel sociale conflicten uit voor loonsverhogingen, maar dit gebeurt bedrijf per bedrijf en geïsoleerd.

    Die zwakte kenmerkte helaas ook de verkiezingscampagnes in 2022. In tegenstelling tot wat werd beweerd, is stemmen voor links geen alternatief voor de strijd. Integendeel, stemmen voor links en het stimuleren van de strijd moeten elkaar aanvullen. Dit had het electorale potentieel voor Mélenchon kunnen verhogen, door voldoende kiezers te mobiliseren die anders niet zouden stemmen. Op die manier zouden we het parlementaire platform en de zichtbaarheid in de media kunnen gebruiken als een ondersteunende kracht voor de strijd. Om terug te vechten tegen elke aanval die een regering onder leiding van Macron zal proberen te doen en om een gunstige krachtsverhouding te creëren, waarop werkenden en jongeren kunnen rekenen in elk van hun terreinen van strijd. Dit zou ook een permanente waakzaamheid van onderaf mogelijk maken tegen het onvermijdelijke verraad van diegenen binnen NUPES die het minst gericht zijn op een breuk met de traditionele politiek.

    Na de ontelbare (maar ongecoördineerde) strijdhaarden van de laatste jaren is er een enorme ruimte voor FI als verlengstuk en initiatiefnemer van strijd. Er is ook ruimte voor de vakbondsleiding om de strijd aan te gaan, samen met FI en NUPES. Sinds de sterke beweging tegen de pensioenhervorming eind 2019 is er echter geen echt initiatief meer gekomen – en dus ook niets of bijna niets tijdens de covid 19-pandemie, ondanks de sociale noodsituatie.

    De enorme zwakte van de politieke instrumenten van de kapitalistische klasse kan de werkenden vandaag vertrouwen geven om de strijd aan te gaan. Dit kan kansen bieden, vooral op het gebied van de pensioenen, waarvan de pogingen tot hervorming altijd hebben geleid tot massabewegingen. Dit impliceert de voorbereiding en organisatie van een massastrijd die ambitieuze sociale en ecologische eisen verdedigt. Het is dringend nodig dat links en de georganiseerde arbeidersbeweging initiatieven in die richting nemen!

    Chili, Colombia  … Welk programma en welke vooruitzicht voor linkse regeringen?

    De campagne van Mélenchon voor de presidentsverkiezingen en het NUPES-akkoord voor de parlementsverkiezingen brachten de discussie over de mogelijkheid van links om aan de macht te komen weer op de voorgrond. Deze discussie beperkt zich niet tot Frankrijk: elders zorgden recente verkiezingsoverwinningen ervoor dat hergroeperingen van linkse krachten aan de macht kwamen. Dit is met name het geval in Latijns-Amerika, het meest recent in Chili en Colombia, waar de massale betogingen van de afgelopen jaren het mogelijk maakten dat dergelijke coalities aan de macht kwamen.

    In Chili werd Gabriel Boric met de alliantie “Apruebo Dignidad” (Goedkeuren van Waardigheid) in december 2021 verkozen. In Colombia hebben de presidentsverkiezingen van mei-juni 2022 geleid tot de overwinning van Gustavo Petro van de coalitie Pacto Histórico (Historisch Pact). Deze successen hebben de hoop gewekt dat er eindelijk een beleid zal gevoerd worden dat breekt met besparingen, ten gunste van de werkende klasse, de jongeren, vrouwen- en LGBTQIA+-rechten, en van de strijd tegen de klimaatverandering. Maar links dat aan de macht is in het kader van het kapitalistische systeem zal worden geconfronteerd met obstakels. Die moeten we bediscussiëren. In Chili wordt Boric trouwens geconfronteerd met teleurstelling en de eerste kritieken op zijn beleid.

    Links moet een offensief programma hanteren dat in staat is om een beleid te voeren dat volledig aan de kant staat van de werkende klasse. De heersende klasse zal daar onvermijdelijk op reageren omdat zo’n beleid haar belangen bedreigt. Links moet de werkenden daarop voorbereiden.

    We beginnen niet van nul: de ervaring uit het verleden is zeer leerrijk.

    • In 1970 werd Salvadore Allende verkozen tot president van Chili op basis van een massale sociale beweging die de regering dwong tot maatregelen die verder gingen dan wat de reformistische leiders van plan waren. Dat ging bijvoorbeeld over nationalisaties. Het Chileense kapitalisme en het Amerikaanse imperialisme gingen in de tegenaanval met economische maatregelen én met een militaire staatsgreep in 1973. Die staatsgreep effende het pad voor de dictatuur van Pinochet en het brutale neoliberale beleid.
    • In 1981 werd François Mitterrand verkozen als president van Frankrijk op basis van een links programma en een golf van steun in de werkende klasse. De eerste maatregelen, zoals de nationalisatie van de banken en van sleutelbedrijven, veroorzaakten onmiddellijk een reactie van het patronaat met een kapitaalvlucht. Mitterrand had geen plan om daarop te antwoorden, is geplooid en maakte de “tournant de la rigueur” (besparingsbocht) met neoliberale maatregelen.
    • In 2015 werd Alexis Tsipras premier van een linkse regering in Griekenland na maanden van algemene stakingen en de opkomst van de linkse partij SYRIZA. Toen hij eenmaal aan de macht was, onderschatte Tsipras de weerstand van werkgevers en internationale financiële instellingen. Na zes maanden regering en een referendum waarin de bevolking zich uitsprak tegen de besparingen, capituleerde Tsipras. Het voorbeeld van de regering van SYRIZA toont hoe het kamp van het kapitaal in staat is om nog eerder het risico te lopen op een economische ramp, dan een links politiek alternatief dat opkomt ook haar beleid te laten toepassen.

    Links kan en mag zichzelf niet wijsmaken dat het met een ambitieus programma aan de macht zal komen en erin zal slagen om het kapitalistische systeem aan banden te leggen “omdat het de wil van de stembus is”. “Een tijger wordt nooit vegetariër”. Het tegenovergestelde kamp, dat gebaseerd is op de economische infrastructuur van de kapitalistische samenleving, zal al haar duivels ontbinden. Onder andere met de economische wapens van kapitaalvlucht, lockouts en dreiging van delokalisatie. Elke poging die de confrontatie met het systeem probeert te ontlopen en die vermijdt om dat systeem, op basis van een revolutionaire beweging, te vervangen door een ander systeem, is gedoemd om tot rampen te leiden. Dit is ook deel van wat er in Venezuela is gebeurd.

    Een linkse regering zal onvermijdelijk de nationalisatie van de bank- en financiële sector in zijn geheel moeten doorvoeren en daarnaast de oprichting van één enkele openbare kredietinstelling. Dit is de enige oplossing om de controle over het kapitaal te verzekeren en te voorkomen dat de kapitalisten de investeringen controleren. Ook andere sleutelsectoren van de economie (energie, telecom, staal, petrochemie, enz.) moeten volledig genationaliseerd worden. Zonder schadeloosstelling of compensatie behalve op basis van bewezen behoeften, en onder controle en democratische beheer van de werkende klasse en de gemeenschap. Dat is het enige effectieve antwoord op de tegenaanvallen en bedreigingen die veel grote patroons zullen ontplooien. Op basis hiervan zal een linkse regering de economie en de ecologische transitie moeten plannen, kapitaalcontroles opleggen, de terugbetaling van de schuld weigeren en een staatsmonopolie op buitenlandse handel opleggen.

    Een dergelijk beleid kan niet zonder een wijdverspreide strijd om de middelen op te eisen. Rijkdom bestaat op grote schaal. Maar om ze te kunnen vrijmaken, moet er een krachtsverhouding in de samenleving worden opgebouwd: het mobiliseren van een maatschappelijke tegenmacht door middel van strijd, die ook beroep doet op werkenden uit andere landen. Op deze manier kunnen socialistische maatregelen worden toegepast en kan een ​​nieuw systeem uitgebouwd worden, een democratisch-socialistische samenleving vrij van kapitalistische hebzucht.

     

  • Frankrijk. Macron, inflatie, recessie… Geen andere keuze dan een krachtsverhouding opbouwen voor maatschappijverandering

    5 mai 2018, manifestation « Stop Macron ». Photo : Olivier Ortelpa, Wikimedia Commons

    De werkende klasse en de jongeren staan voor enorme uitdagingen. De inflatie explodeert, de rente zal stijgen, het begrotingstekort zal aanzwellen en voor Macron betekent dit alles besparen, terwijl onze koopkracht al aan het instorten is. De enige uitweg is het opbouwen van strijd op straat, op het werk, in de wijken, op hogescholen en scholen. Dat is noodzakelijk om de krachtsverhouding tussen arbeid en kapitaal om te keren. Het is ook de beste manier om in de Nationale Vergadering niet alleen een linkerzijde te hebben die het verzet op het terrein vertegenwoordigt, maar ook om een permanente waakzaamheid in te stellen tegenover de krachten die de nieuwe linkse eenheidsformatie NUPES (Nouvelle Union populaire écologique et sociale, Nieuwe ecologische en sociale volkseenheid) vormen.

    Door Stéphane Delcros

    Jean-Luc Mélenchon en La France Insoumise (FI)zorgden in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen voor een verrassing door derde te worden met 22% van de stemmen. Dit was nipt onvoldoende om naar de tweede ronde door te stoten. Na deze verrassing volgde een nieuwe. Dit gebeurde eerst door de campagne voor de parlementsverkiezingen op te voeren met de uitdaging om Mélenchon tot premier verkozen te krijgen, vervolgens door de belangrijkste politieke krachten links van Macron te verenigen in de Nieuwe Ecologische en Sociale Volkseenheid NUPES.

    De niet aflatende aanvallen van rechts, extreemrechts en de mainstream media getuigen van de angst die de dynamiek en de hoop van links de heersende klasse inboezemen. Er zijn sterke punten, maar ook gevaarlijke beperkingen in deze nieuwe linkse formatie die een breuk wil vormen met het eenzijdige beleid ten gunste van de rijken en de bazen, maar helaas zonder de ambitie om een einde te maken aan het kapitalisme.

    Linkse thema’s domineren het debat

    In een context van snel stijgende energie- en grondstoffenprijzen en een koopkrachtcrisis maakt de aanwezigheid van links – met sterke elementen van een breuk met het systeem – in de schijnwerpers van de media het mogelijk sociale en ecologische thema’s op de voorgrond van de discussies te plaatsen. En dit ondanks de pogingen van Macron en Le Pen om de aandacht af te leiden naar ‘identiteitskwesties’, om te proberen het momentum rond Mélenchon te breken.

    Na maanden en maanden waarin migratie- en veiligheidskwesties de media overheersten om verdeeldheid te zaaien en de uitslag van de presidentsverkiezingen te beïnvloeden, stonden sociale kwesties vanaf eind februari eindelijk op de agenda, tegen de wil van de dominante media en partijen in. Dit gebeurde op basis van de razendsnelle prijsstijgingen. Door zich te baseren op de linkse elementen van zijn programma heeft Mélenchon een laag van kiezers die anders niet zou stemmen kunnen overtuigen. Le Pen van haar kant had haar campagne opgebouwd door sociale bekommernissen te instrumentaliseren voor een schijnbare breuk met het beleid van Macron.

    Macron beweert nu begrepen te hebben dat zijn tweede termijn socialer en ecologischer moet zijn. De benoeming van Elisabeth Borne tot premier half mei is een poging om een schijn van een feministisch, ecologisch en progressiever imago hoog te houden. Het is een poging die weinig indruk maakt. Zonder lid te zijn geweest, is Borne al sinds het begin van de jaren negentig verbonden aan de PS, en werd ze zelfs adviseur inzake vervoer onder premier Lionel Jospin tussen 1997 en 2002 en kabinetschef van Ségolène Royal op het ministerie van Ecologie in 2014. Ze maakt deel uit van die golf PS-leden en naaste medewerkers die zich in 2017 bij de partij van Macron aansloten. Ze werd vervolgens minister van Vervoer en minister van ‘Ecologische en Solidaire Transitie’. In al haar functies heeft Borne een grote rol gespeeld bij de openstelling van het spoor voor concurrentie en werd tijd verloren om de klimaatcrisis effectief aan te pakken. Borne weigerde een ambitieus beleid van ecologische strijd te voeren, wat onder meer zou kunnen door gratis en meer openbaar vervoer in te voeren.

    In 2020 werd Borne benoemd tot minister van Arbeid, Werkgelegenheid en Integratie en drukte zij een hervorming van de werkloosheidsuitkeringen door waardoor meer dan een miljoen werklozen hun uitkering zagen dalen. Met de sociale kwesties in het nieuws en achter het linkse momentum, is het mogelijk dat de nieuwe regering van Macron bijvoorbeeld de lage lonen en pensioenen zal indexeren. Maar de regering zal in wezen een politiek ten voordele van de rijken blijven voeren. Een nieuwe diepe recessie zal spoedig als excuus dienen om zelfs beperkte koopkrachtmaatregelen van tafel te vegen.

    “Le Pen is niet aan de macht gekomen, laten we er nu voor zorgen dat Macron daar niet blijft”

    Met deze slogan lanceerde La France Insoumise haar campagne om president Macron een linkse regering op te leggen door een alternatieve meerderheid in het parlement te laten verkiezen waardoor Macron een regering-Mélenchon zou moeten aanvaarden. Het idee van deze electorale ‘derde ronde’ had de verdienste een perspectief van een volgende strijd te bieden meteen na de presidentsverkiezingen. La France Insoumise probeerde zich niet te beperken tot oppositie, maar om de basis te leggen om elementen van haar programma te realiseren.

    Deze benadering liet toe om de mobilisatie tussen de presidents- en de parlementsverkiezingen door te zetten, voortbouwend op het elan van de campagne en het resultaat van Mélenchon in de presidentsverkiezingen. Het doel is om bij de parlementsverkiezingen van 12 en 19 juni een meerderheid in het parlement te veroveren voor het programma dat La France Insoumise verdedigde bij de presidentsverkiezingen.

    NUPES

    Op basis van het resultaat in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen slaagde La France Insoumise erin om op 13 dagen een akkoord te creëren rond een linkse eenheid: de NUPES.

    Parallel aan deze oproep om hem tot premier te verkiezen, sloten Mélenchon en FI een akkoord met de drie grootste formaties die zich rechts van FI en links van Macron bevinden: de Franse Communistische Partij (PCF), Europa Écologie Les Verts (EELV) en de Socialistische Partij (PS). Het doel is vooral om concurrentie tussen kandidaten van deze formaties in zowel de eerste als de tweede ronde van de parlementsverkiezingen te voorkomen. Dergelijke concurrentie zou een obstakel zijn om de drempel van 12,5% van de geregistreerde kiezers te halen die in elk kiesdistrict nodig is om de tweede ronde te behalen. Het doel van de eenheid is om zoveel mogelijk linkse verkozenen naar het parlement te sturen, in de hoop dat ze samen een meerderheid hebben en een linkse regering kunnen vormen die een ander soort politiek voert.

    Bij de onderhandelingen die tot dit akkoord leidden, had FI enkele “niet-onderhandelbare” eisen uit haar programma ‘L’Avenir En Commun’ naar voren gebracht, met name pensioen op 60 jaar; de uitkering van 1063 euro per maand voor jongeren; de verhoging van het minimumloon met 15% (aanvankelijk 1400 euro netto, nu verhoogd tot 1500 euro); de bevriezing van de prijzen van eerste levensbehoeften; ecologische planning; de intrekking van de arbeidswet (“El Khomri”) die onder Hollande ten uitvoer is gelegd; 1 miljard euro tegen geweld tegen vrouwen; de 6e republiek en het referendum op volksinitiatief; de ontwikkeling van de openbare diensten en de weigering om deze te privatiseren en open te stellen voor concurrentie; en de verwerping van Europese regels die onverenigbaar zijn met deze voorstellen.

    Dit zijn linkse elementen die breken met de huidige politiek, maar helaas worden zij afgezwakt door een reeks belangrijke eisen te laten vallen die een grotere breuk betekenen, zoals het afzien van kernenergie en een aantal noodzakelijke concrete punten betreffende met name de gezondheidszorg, het onderwijs en het vervoer. In het door NUPES goedgekeurde akkoord werd een aantal eisen bovendien minder duidelijk geformuleerd. Zo wordt in het FI-programma gepleit voor “het garanderen van gratis schoolmaaltijden”, terwijl er in de NUPES-overeenkomst sprake is van “het streven naar gratis schoolmaaltijden.”

    Een ander element dat door de tijd en de onderhandelingen met de andere partijen is afgezwakt, is de benadering van de Europese Unie. Mélenchon is gelukkig altijd verder gegaan dan ‘links Europeanisme’ met beperkte ambities om de EU beetje bij beetje van binnenuit te veranderen. Het is een illusie om deze instelling te willen hervormen. De EU is vanaf het begin een niet-democratisch instrument in handen van de kapitalistische heersende klasse om haar belangen te verdedigen. Het verbiedt bijvoorbeeld de verlaging van de BTW tot minder dan 5% op eerste levensbehoeften of de oprichting van staatsmonopolies op bepaalde goederen of diensten. De verdediging van de private eigendom van de productiemiddelen en de dictatuur van de markten zit in haar DNA.

    In 2017 verdedigde Mélenchon een ‘Plan A’ (een breuk met de Europese verdragen die een sociaal en klimaatbeleid in de weg staan) en een ‘Plan B’ (uit de EU stappen). Vandaag bestaat ‘plan B’ er gewoon in de EU-regels te negeren die onverenigbaar zijn met het programma. Om dit standpunt van ongehoorzaamheid aan de verdragen te verdedigen, haalde Mélenchon de “2903 gevallen van andere landen aan waarin sprake is van schendingen” en waarover “niemand iets heeft gezegd”, of de “gouden regel” volgens welke het jaarlijkse begrotingstekort niet meer dan 3% van het bruto binnenlands product (BBP) mag bedragen, die 171 keer zou zijn geschonden, waaronder 7 keer door Duitsland. Mélenchon zelf omschreef zijn nieuwe aanpak als “minder agressief”.

    Maar terwijl de ‘ongehoorzaamheid’ aan bepaalde Europese regels (met name economische en begrotingsregels zoals het stabiliteits- en groeipact, het mededingingsrecht, de neoliberale oriëntaties van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, enz.) duidelijk werd bevestigd in het gezamenlijke communiqué van EELV en FI, zijn de zaken veel vager in het gezamenlijke communiqué van FI en PS.

    We moeten duidelijk zijn: we moeten niet alleen breken met dit Europa van het kapitaal, maar ook rechtstreeks opkomen voor de opbouw van een ander Europa, een Europa van de werkenden en de onderdrukten, met behulp van een socialistisch programma dat gebaseerd is op mobilisatie van onderaf om de macht van de heersende klasse aan te vallen. Het is belangrijk dat we ons daarop voorbereiden door deze noodzaak nu al uit te leggen, zelfs indien dit vandaag misschien minder begrepen wordt.

    FI had nog een voorwaarde voor een akkoord met de andere partijen, namelijk dat in een akkoord de krachtsverhoudingen tussen de verschillende formaties in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen (min of meer) zouden worden gerespecteerd. Het ging om de verdeling van de 577 kiesdistricten, waarbij elke partij een ‘monopolie’ op elk van die kiesdistricten kreeg om concurrentie te voorkomen.

    Zo sloot FI een akkoord met de groenen van EELV (4,6% in de eerste ronde), de PCF (2,3%) en de PS, die niet was uitgenodigd voor de eerste onderhandelingen maar door haar enorme debacle (1,7%) geen andere keuze had dan zichzelf uit te nodigen. Naar eigen zeggen verliet de NPA (Nieuwe Antikapitalistische Partij, 0,8%) de onderhandelingen wegens de aanwezigheid van de PS, maar ook wegens een meningsverschil over de verdeling van de kiesdistricten. LO (Lutte Ouvrière, 0,6%) van haar kant analyseert de huidige periode ten onrechte als één van “politieke terugtrekking en verrechtsing van het hele politieke leven.” LO verkiest zich afzijdig te houden van deze “opsmukoperatie van het reformisme.” De houding van NPA en LO, waarop we verder terugkomen, laat een boulevard open voor carrièristen, opportunisten en rechtse elementen die alle zwakheden van de NUPES zullen versterken.

    Zowel wat het programma als wat het aantal kiesdistricten betreft, zijn de krachtsverhoudingen zeer gunstig voor FI. De formaties zijn uiteindelijk tot deze verdeling van kiesdistricten gekomen: 326 voor FI, 100 voor EELV en haar bondgenoten, 70 voor de PS en 50 voor de PCF (over 31 kiesdistricten, op Corsica en in de overzeese gebieden, is geen overeenstemming bereikt of is later een akkoord bereikt). Elk onderdeel van de NUPES zal de mogelijkheid hebben zijn eigen fractie te vormen in het parlement.

    Helaas is dit alles nog steeds een kwestie van top-down onderhandelingen tussen apparaten die, in het geval van de PS en EELV, gepokt en gemazeld zijn in het meebesturen van het systeem en daar sterk door aangetast zijn. Het zou uiterst verbazingwekkend zijn indien deze laatsten in een crisissituatie bereid zouden zijn de nodige maatregelen te nemen door ondubbelzinnig de kant van de werknemers te kiezen boven die van de bazen en de markt. De voorstanders van het kapitalisme zullen weten met wie ze moeten praten. NUPES is gevormd door apparaten, maar kan verder geduwd worden door het enthousiasme te mobiliseren dat gelukkig niet ontbreekt onder grote delen van de bevolking.

    Golf van hoop voor een breuk met het beleid van Macron

    Het akkoord dat een (zij het kleine) kans op een ‘linkse’ regering biedt, wekte in het land een golf van hoop op. Dat is uiteraard het geval bij de linkse partijen, waar er een spontane neiging tot eenheid bestaat, maar ook bij bredere lagen van de werkende klasse en de jongeren die actief werden in de dynamiek van de campagne van Mélenchon. Dit is vooral het geval in de steden, waaronder in de arme wijken waar veel mensen met een migratie-achtergrond leven, en ook in de overzeese departementen.

    Deze golf van enthousiasme is gebaseerd op de mogelijkheid om te voorkomen dat het programma van Macron nog vijf jaar wordt toegepast; om te voorkomen dat mensen pas op 65 jaar met pensioen gaan of nog om het idee van 20 uur dwangarbeid per week voor mensen met een uitkering tegen te houden.  Mélenchon spreekt van een “eenheidsreflex tegenover een aangekondigde episode van verergerde sociale mishandeling.”

    Begin mei beschouwde 37% van de mensen Mélenchon als de belangrijkste tegenstander van Macron, tegen 33% voor Le Pen. In de eerste ronde van de presidentsverkiezingen had hij veruit de meeste stemmen verzameld onder jongeren van 18-24 jaar en 25-34 jaar (na onthoudingen). Dit momentum lijkt zich nog te versterken naar de parlementsverkiezingen toe: volgens een enquête van begin mei zou 59% van de jongeren van 18-24 jaar (onthoudingen niet meegerekend) op NUPES stemmen (+9%), tegen 13% voor zowel Macron en zijn bondgenoten (-6%) als voor het extreemrechtse Rassemblement National.

    Om een idee te krijgen van het potentieel van deze eenheid (en natuurlijk wetende dat het geen mechanische herhaling zal zijn), zou NUPES in een projectie op basis van de resultaten van de presidentsverkiezingen de grootste worden in 261 kiesdistricten en in 471 doorstoten naar de tweede ronde. Macron en zijn bondgenoten zouden de grootste worden in 155 en in 448 districten naar de tweede ronde gaan. Het Rassemblement National zou de grootste worden in 161 districten en in 296 naar de tweede ronde gaan.

    Volgens peilingen half mei staat NUPES op 28-34% van de stemmen, tegenover 24-27% voor Macron en zijn bondgenoten, 19-24% voor het Rassemblement Nationale en 9-12% vaan Les Républicains. Dit geeft op zich geen volledig beeld aangezien er geen rekening wordt gehouden met de kiesdistricten en het feit dat er verkiezingen in twee ronden zijn.

    Ondanks deze peilingen en de bevraging waaruit bleek dat 68% voorstander is van een cohabitatie (president en regering die niet tot dezelfde politieke formatie behoren), is een scenario van een linkse meerderheid niet het meest waarschijnlijke. Het kan niet worden uitgesloten, zeker niet indien de verkiezingen gepaard gaan met een dynamiek van strijd op de werkplaatsen, in de straten en in de wijken. Het is waarschijnlijker dat Macron en zijn bondgenoten dankzij de tweede ronde de meeste kiesdistricten winnen, ook al zullen zij misschien de handen ineen moeten slaan met bijvoorbeeld een deel van de Republikeinse parlementsleden (traditioneel rechts) om een absolute meerderheid te behalen, wat de interne crisis bij hen nog zou kunnen verergeren.

    Akkoord leidt tot verdeeldheid bij de andere NUPES-partijen

    De verhoudingen binnen NUPES, die zeer gunstig zijn voor La France Insoumise, en het programma van de linkse eenheid, zorgen voor spanningen binnen de andere formaties. Binnen de PCF vooral met diegenen die op basis van het akkoord geen kandidaat kunnen zijn in hun kiesdistrict. De groenen zijn verdeeld tussen verschillende stromingen. Dit bleek al in de voorverkiezingen in september die gewonnen werden door Yannick Jadot van de meer liberale vleugel. Hij haalde 51% tegen Sandrine Rousseau, die een meer sociaal programma verdedigde.

    Maar het is natuurlijk in de PS dat de spanningen het meest explosief zijn, tussen de leiding rond partijsecretaris Olivier Faure en de meest rechtse en carrièristische elementen (althans onder degenen die de afgelopen jaren de PS nog niet hadden verlaten), met name in de entourage van François Hollande, Macrons voorganger als president. Binnen de PS-leiding werd het akkoord goedgekeurd met 57% tegen 35% (van de 292 stemmers). De meerderheid staat kritisch tegenover het onder Hollande gevoerde beleid, zoals wordt verwoord door Stéphane Troussel, één van de nationale secretarissen: “een periode van vijf jaar gekenmerkt door de CICE [belastingverlaging voor bedrijven] en het stabiliteitspact zonder enige tegenprestatie op het gebied van jobs, lonen, arbeidsvoorwaarden, dat is één van onze problemen. Het misselijkmakende debat over het verlies van nationaliteit is één van onze moeilijkheden. De Arbeidswet is één van onze moeilijkheden.” De nieuwe periode die we wereldwijd zijn ingegaan en die breekt met het tijdperk van het neoliberalisme – het “tijdperk van de wanorde”, waarin de meervoudige crises van het kapitalisme leiden tot een proces van verdieping van de sociale en politieke polarisatie – dwingt een meerderheid in de PS ertoe kritisch te zijn over haar beleid in het verleden.

    Tijdens het mandaat van Hollande werden degenen binnen de PS die tegen zijn beleid waren de “frondeurs” genoemd; vandaag zijn de frondeurs de “olifanten” van de PS in de entourage van Hollande geworden. Voormalig partijsecretaris Jean-Christophe Cambadélis riep op tot zelfontbinding van de partij om in de herfst een heroprichtingscongres te houden. Hij waarschuwde dat Frankrijk zich met een overwinning van Mélenchon “in de positie van Noord-Korea zou bevinden.” Jean-Marc Ayrault en Bernard Cazeneuve, twee voormalige premiers onder Hollande, waren fel tegen het akkoord gekant en de laatste verliet zelfs de partij. De federale voorzitter van de PS in Bourgogne-Franche-Comté verklaarde: “Wat Mélenchon wil, is dat de PS de suiker in de koffie is en oplost.”

    Dissidente kandidaturen werden rechtstreeks aangekondigd door degenen die gefrustreerd waren over het akkoord, met name uit de PS. De voorzitter van de regio Occitanie (Zuid-West) en voormalig staatssecretaris Carole Delga en de voormalige minister Stéphane Le Foll willen alle dissidente kandidaten van de partij – die met uitsluiting bedreigd zijn – bijeenbrengen. Terloops moet nog opgemerkt worden dat de PS amper tien jaar geleden de verkiezingen op alle niveaus won: van de gemeenten tot de presidentsverkiezingen.

    In reactie op de lancering van NUPES heeft Macron zijn eigen alliantie opgericht: “Ensemble”, waarin zijn Renaissance-partij (ex-LREM) en haar bondgenoten Horizon en MoDem zijn verenigd. Hij heeft ook een campagne gelanceerd om te proberen elementen van de PS en de Groenen aan te trekken die de deal met FI afwijzen. Eén van de leiders van Renaissance, Stanislas Guerini, nodigde de “sociaaldemocraten” uit die teleurgesteld zijn in de PS “die haar overtuigingen voor sommige kiesdistricten heeft verloochend.”

    Sommige dissidenten zullen de partij inderdaad verlaten, anderen zullen worden uitgesloten, maar vele anderen zullen zich gewoon stil houden, en eerst wachten tot zij na de parlementsverkiezingen een verkozen plaats hebben, en dan een gunstiger moment om te proberen de interne verhoudingen te keren.

    Sommige kandidaten in het NUPES-akkoord dragen de breuk met het beleid van de afgelopen decennia duidelijk niet in zich. Dit is met name het geval voor Cécile Untermaier, uittredend PS-parlementslid voor het kiesdistrict Bresse, die van plan was zich aan te sluiten bij de gelederen van Macron. Het is niet alleen in de PS dat er zulke kandidaten zijn. Tot de bondgenoten van EELV behoren Les Nouveaux Démocrates (LND), een partij gevormd door parlementsleden die in 2017 in het kamp van Macron werden verkozen.

    Het is niet verwonderlijk dat er, terecht, dissidente kandidaturen uit de sociale beweging zijn. Dit is met name het geval voor Raphaël Arnault, van de antifascistische beweging Jeune Garde, in het 2e kiesdistrict van Lyon (waarschijnlijk de grote Franse stad waar extreemrechts in al zijn vormen het meest actief is), tegenover een NUPES-kandidaat van Génération Ecologie die tussen 2017 en 2020 Macronistisch parlementslid was.

    Een overeenkomst en een campagne met sterktes, maar ook gevaarlijke zwaktes

    Het enthousiasme en de hoop onder brede lagen van de bevolking worden niet door iedereen ter linkerzijde of in de volkswijken gedeeld.

    Zo sprak de activiste Zouina op televisie over de oproep ‘On s’en mêle’ die in de volkswijken campagne voerde voor Mélenchon. Ze stelde: “Het is moeilijk de allianties te verteren met de PCF, met de PS, met de Groenen, met al diegenen die hebben deelgenomen aan het tot stand brengen van een groot verraad, een verschuiving in de richting van racisme. Het is moeilijk deze allianties te aanvaarden, maar ze worden gesloten op basis van een programma en ze worden gesloten opdat het parlement van morgen zal worden bezet door een meerderheid van linkse afgevaardigden.” Ze wees er ook op dat verscheidene activisten uit arbeiderswijken die bij deze parlementsverkiezingen kandidaat hadden kunnen zijn, niet zijn geselecteerd, met name omdat er ruimte moest worden gelaten voor de nieuwe FI-bondgenoten.

    Het is waar dat met deze eenheid de campagne meer gericht is op de logica van het partijapparaat en minder op bepaalde lagen die nochtans de campagne voor de presidentsverkiezingen tot een succes hadden gemaakt. Veel jongeren en arbeiders, vooral onder de meest precaire en onderdrukte groepen, zijn terecht van mening dat de PS, zelfs ‘gezuiverd’ van haar meest rechtse elementen, en grote delen van de EELV, en zelfs binnen de PCF, deel uitmaken van het probleem en dus niet van de oplossing. Op gemeentelijk niveau voeren de meerderheden die aan de macht zijn, waaronder PS, EELV en PCF, geen echt ander beleid. En bovenal hebben zij het neoliberale beleid geleid in de regeringen Jospin tussen 1997 en 2002 en onder Hollande tussen 2012 en 2017. Zij zijn medeplichtig aan de electorale successen van vader en dochter Le Pen in 2002 en 2017. Het zal moeilijk zijn om Macron en Le Pen te verslaan door zich aan te sluiten bij degenen die het beleid hebben uitgevoerd dat de weg voor hen heeft vrijgemaakt…

    Toch heeft deze campagne een groot belang en wekt hij hoop op. De campagne is gebaseerd op een programma van breuk, ook al is het afgezwakt, en een intern machtsevenwicht binnen de NUPES dat zeer gunstig is voor FI, met de kleine mogelijkheid van een regering die zeker niet ver genoeg zou gaan, maar wel in de goede richting. De campagne omvat kandidaten die belangrijke strijdfiguren zijn, zoals Rachel Keke, woordvoerster van de stakers van het hotel Ibis Batignolles die na meer dan een jaar van strijd een overwinning boekten. Maar hoewel er duidelijke sterke punten zijn, zijn er ook zwakheden in de campagne en in deze eenheid. Het programma is afgezwakt en de waakzaamheid tegen interne en externe gevaren moet worden opgevoerd, in het bijzonder door de strijd van onderaf tegen Macron en co te organiseren.

    Wat is de houding van ‘revolutionair links’?

    LO en de NPA hadden een rol kunnen spelen, maar deze formaties (vooral LO) hebben ervoor gekozen aan de zijlijn te blijven staan, alsof ideale situaties uit de lucht komen vallen. Tussenkomen in de klassenstrijd betekent uitgaan van de situatie zoals die is, waarbij moeilijkheden worden onderkend en niet weggemoffeld, maar ook waarin het potentieel wordt gezien en aangegrepen om het te versterken.

    Zoals gezegd heeft de NPA uiteindelijk de deur voor de NUPES-onderhandelingen dichtgeslagen: “naarmate de besprekingen met de andere politieke krachten vorderden, verschoof het politieke evenwicht van de coalitie, waardoor het karakter van breuk met het liberale beleid, dat haar kracht was, werd afgezwakt.” De NPA hekelt de “problematische” overeenkomst met de PS en vele elementen van de EELV “die geen breuk met het liberalisme betekenen”, en zij heeft niet helemaal ongelijk, ook al menen wij dat het zwaartepunt van NUPES grotendeels blijft liggen bij een linkerzijde die wel wil breken met het gevoerde beleid.

    De NPA zegt ook dat zij zich uit de onderhandelingen heeft teruggetrokken wegens het geringe aantal kiesdistricten dat haar werd toegekend (5), en het feit dat zij geen kiesdistrict in de Gironde kreeg om Philippe Poutou verkozen te krijgen. Poutou in het parlement zou inderdaad een welkome versterking van NUPES geweest zijn. We  begrijpen de frustratie van de NPA, maar moeten tegelijk opmerken dat de houding van Besancenot en Poutou de afgelopen tien jaar op geen enkele manier de weg heeft bereid voor een akkoord.

    LSP/PSL heeft uiteraard meer programmatische affiniteit met Poutou dan met Mélenchon. Net als in 2012 en 2017 ging het er echter niet om deze verkiezingen te benaderen vanuit de invalshoek van een kandidatuur ‘om te bestaan’. Een kandidatuur die enkel dient om een programma en ideeën te promoten, kan op bepaalde momenten een belang hebben. De vraag vandaag is echter wat de klassenstrijd kan versterken en de noodzaak van maatschappijverandering het beste kan profileren.

    Mélenchon’s kandidatuur droeg een programma van breuk, verhoging van het klassenbewustzijn, dat zich tot zeer brede lagen richtte en deze probeerde te mobiliseren, en dat mogelijk de tweede ronde van de verkiezingen kon bereiken. Dit programma voor een breuk met het gevoerde beleid en deze campagne waren een stap vooruit, waarop een antikapitalistische formatie kon steunen om constructieve voorstellen te doen, deel te nemen aan de opbouw van de maatschappelijke krachtsverhouding en een socialistisch alternatief voor het kapitalisme kon populariseren.

    De NPA, evenals LO en de PCF, lieten zich vangen in de val van het pessimisme en gaven er de voorkeur aan een kandidatuur te presenteren en te handhaven ‘om te bestaan’ in plaats van de dynamiek van de campagne van Mélenchon te versterken. Zij dragen een zeer zware verantwoordelijkheid voor de valse keuze van de tweede ronde van Macron vs Le Pen. Een oproep om voor Mélenchon te stemmen en bijvoorbeeld het terugtrekken van de eigen kandidaten in de laatste fase van de campagne, had niet alleen een deel van hun kiezers kunnen mobiliseren maar ook mensen die anders niet zouden stemmen. Opnieuw werd een kans gemist, zelfs na de ervaring van 2017.

    Het was mogelijk om deel te nemen aan de NUPES-dynamiek, niet alleen om kritische steun te geven, maar ook om de noodzaak van strijd en waakzaamheid van onderaf te stimuleren. Dit zou de NPA in een veel betere positie hebben geplaatst om op te roepen tot de oprichting van waakzaamheidscomités aan de basis tegen elke mogelijkheid van verraad over het programma, door een beroep te doen op en voorstellen te doen voor actie bij de plaatselijke NUPES-groepen die bijvoorbeeld de presidentscampagne van Mélenchon hadden geleid, en door te proberen vakbondsmensen aan de basis, huisvestingsactivisten, activisten zonder papieren en al diegenen die een einde willen maken aan de politiek van de rijken, te betrekken. Een dergelijke dynamiek, gericht op werkenden en jongeren in de strijd, kan de druk opvoeren om een programma van een breuk met het beleid te handhaven en om de meer rechtse en carrièristische elementen te verdringen. In geval van verraad aan de belangen van de werkenden en de onderdrukten, had de NPA als onderdeel van NUPES nog uit het akkoord kunnen stappen en een ander ambitieus initiatief lanceren samen met anderen die teleurgesteld zijn in de wending van NUPES.

    Heersende klasse in het offensief tegen Mélenchon en NUPES

    Het is niet alleen uit de entourage van Hollande dat de aanvallen op NUPES komen. Ze zijn ook brutaal van rechts en uiterst rechts, geholpen door de mainstream media, en weerspiegelen de vrees dat een door La France Insoumise geleide linkerzijde kan winnen, en mogelijk zelfs een regering kan vormen.

    Maar de huidige aanvallen van de bazen zijn niets vergeleken met wat er van hun kant zal gebeuren indien NUPES effectief wint en er een regering-Mélenchon komt. Het beleid dat een dergelijke regering zou willen voeren, zal onmiddellijk op een “kapitaalstaking” botsen, een totale sabotage van elke poging om een links beleid uit te voeren. We zullen rechts horen roepen dat “Mélenchon Frankrijk in de schulden wil steken.” Indien er geen krachtsverhouding opgebouwd is om die argumenten te weerleggen, zou het kunnen pakken en NUPES terugdringen. Dat is wat SYRIZA in 2015 overkwam – in een land als Griekenland dat economisch helemaal niet op hetzelfde niveau staat als Frankrijk. Zes maanden na de vorming van een regering moest SYRIZA inbinden en werd het gedwongen een beleid te voeren dat gunstig was voor de belangen van de Griekse en Europese heersende klasse.

    Zonder een krachtsverhouding zal de reactie van de werkgever het zeer moeilijk maken om het (zelfs beperkte) programma van NUPES concreet uit te voeren. De herinvoering van de vermogensbelasting, de oprichting van publieke polen in bepaalde sleutelsectoren van de economie (naast private ondernemingen), of de verwachting van gunstige effecten van een beleid ter stimulering van de vraag: deze maatregelen zullen niet alleen moeilijk toe te passen zijn, maar zullen ook grotendeels ontoereikend zijn om een beleid te voeren dat werkelijk aan de behoeften beantwoordt.

    Het voorbeeld van Griekenland en de SYRIZA-regering heeft duidelijk aangetoond dat het kamp van het kapitaal nog liever een economische ramp ondergaat dan ruimte te laten voor een links politiek alternatief. Een links beleid vereist dat het wapen van de nationalisatie onder controle van de werkenden en de gemeenschap wordt gebruikt, alsook de controle op kapitaalstromen en het staatsmonopolie op buitenlandse handel.

    Dit zullen slechts de eerste stappen zijn in de richting van de nationalisatie van sleutelsectoren van de economie, met name de financiële sector en het bankwezen, maar ook de energiesector – hetgeen echte prijsbevriezing mogelijk zal maken, maar ook de financiering en de verwezenlijking van de noodzakelijke ecologische planning. Om de aanvallen van de heersende klasse af te slaan, moet een tegenmacht worden gemobiliseerd: een oproep aan de werkenden en jongeren elders in Europa om het voorbeeld te volgen en een krachtsverhouding op te bouwen voor de uitvoering van de noodzakelijke maatregelen.

    Doorheen strijd een echte krachtsverhouding opbouwen

    De derde ronde is uiteraard ook electoraal, maar moet vooral sociaal zijn: een krachtsverhouding opbouwen ten gunste van de werkende klasse en de jongeren. Dat kan doorheen strijd op de werkplaatsen, op straat en in de wijken. Er is een offensievere benadering nodig naar de georganiseerde arbeidersbeweging, waarvan de kracht niet hoeft aangetoond te worden (denk maar aan de massale vakbondsbewegingen tegen de wet-El Khomri in 2016 of tegen de pensioenhervorming in 2019). Tegelijk laat de linkse eenheid geen excuus meer over voor de vakbondsleiders om de strijd niet te organiseren.

    Een grootscheepse strijd om deze verkiezingscampagne te begeleiden, zou het mogelijk maken voldoende kiezers te mobiliseren die anders niet zouden stemmen. Dit is nodig om een zo groot mogelijke overwinning bij de verkiezingen te behalen. Het zou ons ook in staat stellen om een links programma af te dwingen indien er een meerderheid wordt behaald en om, indien dit niet het geval is, de parlementaire aanwezigheid en zichtbaarheid in de media te gebruiken om de strijd van de werkende klasse te versterken. Het zou ons versterken in het gevecht tegen elke aanval die een regering op aandringen van Macron zal doen. Een gunstige krachtsverhouding voor de werkenden en jongeren is de belangrijkste uitdaging.

    Het zou bovendien een permanente waakzaamheid van onderaf creëren tegen het onvermijdelijke verraad van die elementen binnen NUPES die niet voor een breuk met gevoerde beleid staan. Het zou ons in staat stellen om het potentieel voor systeemverandering duidelijker te maken: de vestiging van een democratisch socialistische samenleving waar de productiemiddelen collectief gepland worden en gericht zijn op de behoeften van mens en planeet.

  • Macron haalt het, maar zonder enthousiasme. Voor een ‘derde ronde’ van strijd!

    5 mei 2018, betoging ‘Stop Macron’. Foto: Olivier Ortelpa, Wikimedia Commons

    De tweede ronde van de Franse presidentsverkiezingen eindigde met 58,5% voor Macron en 41,5% voor Le Pen. Het enthousiasme voor Macron was bijzonder beperkt. Het aantal mensen dat niet ging stemmen bereikte het op één na hoogste niveau voor een tweede ronde in de geschiedenis van de Vijfde Republiek: 28% stemde niet en daar komen 4,6% blanco en 1,6% ongeldige stemmen bij.  Als daar rekening mee wordt gehouden, haalde Macron het met slechts 37,9% van de geregistreerde kiezers. Daarmee is hij de slechtst scorende president van de Vijfde Republiek sinds 1969. Toen deed Pompidou het één jaar na mei 1968 nog slechter. Bijna twee op de drie Fransen stemde niet voor Macron. Van diegenen die dit wel deed, verklaarde 42% voor Macron te hebben gestemd om Le Pen te stoppen. De echte ‘aanhang’ van Macron is dus beperkt tot 15,9% van de bevolking.

    Door Stéphane Delcros en Nicolas Croes

    De eerste ambtstermijn van Macron werd gekenmerkt door asociale aanvallen, politiegeweld en meer onzekerheid voor grote delen van de bevolking. Tegelijk werden zondebokken gezocht met een optimale benutting van de verdeel-en-heersstrategie. De ideeën van extreemrechts werden gebagatelliseerd tot het punt waarop het aanvaardbaar werd. Dit maakte de weg vrij voor een nieuwe groei van extreemrechtse opvattingen. Macron bood geen antwoord op extreemrechts, integendeel! Het ziet ernaar uit dat hij op dezelfde weg verder zal gaan. Macron beweert begrepen te hebben dat zijn tweede ambtstermijn meer nadruk op het sociale en het ecologische moet leggen. Hij zal ongetwijfeld proberen een schijn van progressief imago hoog te houden, mogelijk door een premier aan te stellen met enige sociale, feministische en ecologische geloofwaardigheid. Macron kan de lage lonen en pensioenen indexeren. Maar in wezen maakt hij zich op om het beleid ten voordele van de rijken gewoon verder te zetten.

    Toen hij in 2017 verkozen werd, ging Macron verder met de aanval op de arbeidswetgeving. Onder president Hollande (PS) was het offensief al ingezet met de wet El Khomri. Macron wilde de arbeidsverhoudingen verder individualiseren, weg van de collectieve onderhandelingen om zo de rol van de vakbonden af te zwakken. In zijn programma voor 2022 verklaarde Macron dat hij de “modernisering van de arbeidswetgeving die in 2017 is ingezet moet doorgezet worden.” Hij maakte er tijdens zijn campagne ook geen geheim van zijn plan om de pensioenleeftijd te verhogen naar 65 jaar.

    Tussen de twee ronden van de presidentsverkiezingen konden we op de website van Mediapart een getuigenis lezen van N’Diaye, een 23-jarige zwarte vuilnisophaler die praktiserend moslim is. Hij zei dat hij zich niet kan voorstellen dat hij tot 65 jaar moet werken. Met 1600 euro per maand zegt hij veel banger te zijn voor de prijsstijgingen dan voor het racisme van Le Pen. Hij dacht dat Le Pen meer zou doen voor de koopkracht. Deze getuigenis vat veel samen: de diepe afwijzing van het asociale en autoritaire beleid van Macron, maar ook het gevaar van het extreemrechtse Rassemblement National dat erin geslaagd is de bezorgdheid onder de bevolking te instrumentaliseren door zich voor te doen als een verdediger van de koopkracht. Het gaat om een vals ‘sociaal’ programma. Op deze manier werd het openlijke racisme en de haat in de campagne grotendeels overgelaten aan Zemmour en Pécresse. Het moet duidelijk zijn dat Macron geen antwoord biedt op extreemrechts, maar net een garantie voor een verdere versterking ervan.

    Mélenchon: goed resultaat gebruiken als springplank voor zijn programma in aanloop naar parlementsverkiezingen

    In de eerste ronde overtrof de score van de kandidaat van de “Union Populaire” (Volkseenheid) en van La France Insoumise, Jean-Luc Mélenchon, ruimschoots de verwachtingen. Deze campagne was gebaseerd op een programma dat een linkse breuk met het status quo voorstelde. Mélenchon haalde stemmen van kiezers die ontgoocheld waren in de andere linkse partijen die zich volledig in het systeem inschakelen en deelnamen aan regeringen met een rechts programma. Het gaat daarbij vooral om de sociaaldemocratische PS maar ook de groene partij EELV en de communistische PCF. Daarnaast haalde Mélenchon ook stemmen onder lagen van de bevolking die oorspronkelijk niet van plan waren om naar de stembus te gaan, vooral onder jongeren en in de arme buitenwijken rond de grote steden.

    Met 22% voor Mélenchon in de eerste ronde was het verschil met Le Pen bijzonder klein. De linkse partijen (PCF, NPA, LO) die er de voorkeur aan gaven om zelf op te komen met een campagne ‘om te bestaan’, in plaats van de dynamiek van de campagne van Mélenchon te versterken, dragen een zware verantwoordelijkheid voor het feit dat de keuze in de tweede ronde er één was tussen Macron en Le Pen.

    Veel analisten leggen nadruk op het feit dat de ‘nuttige stem’ van links de score van Mélenchon aan het einde van de campagne een grote boost zou gegeven hebben. Begin maart, meer dan een maand voor de eerste rond, stond Mélenchon in de peilingen echter op maximaal 12% terwijl het uiteindelijke resultaat van de andere linkse of zogenaamd ‘linkse’ kandidaten ongeveer overeenstemde met of slechts lichtjes onder hun gepeilde resultaten lag. De score van Mélenchon heeft in werkelijkheid veel meer te maken met de afwijzing van het beleid van de meeste anderen en de wil om een sociaal en ecologisch programma te verdedigen dat breekt met het gevoerde beleid ten gunste van een minderheid van ultrarijken. Naast de traditionele linkse kiezers werden mensen aangetrokken die niet van plan waren om te stemmen. In de laatste peilingen lag de verwachte opkomst nog 5 procentpunten onder de uiteindelijke deelname aan de verkiezingen. De kiezers van Mélenchon die het meest te lijden hadden onder de politiek van Macron – in de overzeese departementen en regio’s, onder de arbeiders, onder de armsten – hebben in de tweede ronde verhoudingsgewijs meer op Le Pen gestemd om Macron te blokkeren. In de grote steden en onder jongeren stemden de kiezers van Mélenchon verhoudingsgewijs meer op Macron om Le Pen te blokkeren.

    Dit resultaat spreekt al degenen tegen die hoopten dat de doorbraak van Mélenchon in 2017 een toevalstreffer was. Het zorgt bovendien voor een krachtig antwoord op degenen die de verkiezingscampagne begonnen in de greep van wanhoop en defaitisme. In de eerste ronde ontstonden drie grote blokken: een sterk aftakelend neoliberaal en autoritair rechts blok, een groeiend extreemrechts blok van Le Pen die lagen wist te winnen die door het systeem in de steek gelaten zijn (met name in meer landelijke gebieden en in voormalige bolwerken van de PCF) en een derde groeiend blok van radicaal links.

    Zodra de resultaten van de eerste ronde bekend waren, riep Mélenchon op om “geen enkele stem aan Le Pen te geven.” Hij benadrukte de noodzaak om gemobiliseerd te blijven in de aanloop naar de parlementsverkiezingen van 12 en 19 juni. “Gezien de standpunten van de twee protagonisten is er in de tweede rond geen mogelijkheid tot de onontbeerlijke breuk die nodig is om te antwoorden op de drievoudige ecologische, sociale en democratische crisis. Geen van de politieke spanningen in het land zal worden opgelost. Ze zullen integendeel wellicht nog erger worden.” Na de overwinning van Macron zei Mélenchon: “De kiezers kunnen Macron nog verslaan en een andere weg kiezen. Op 12 en 19 juni is er nog een andere wereld mogelijk als je een meerderheid van afgevaardigden van de Union Populaire kiest, een nieuwe eenheid die we verder moeten uitbreiden.”

    La France Insoumise wil links verenigen om de electorale “derde ronde” te winnen. Dit zou Macron verplichten om met een linkse meerderheid in het parlement samen te werken. Deze “Union Populaire” (Volkseenheid) wil politieke organisaties, personaliteiten, vakbonden, verenigingen, culturele organisaties … samenbrengen rond een programma dat gebaseerd is op de grote lijnen die in “L’Avenir en Commun”, het programma van Mélenchon, worden verdedigd. Onder de niet-onderhandelbare programmapunten onder meer: pensioen op 60 jaar; intrekking van de wet-El Khomri en de tegenhervormingen van de arbeidswet en werkloosheidsverzekering; de verhoging van het minimumloon tot 1400 euro netto; een autonome uitkering voor jongeren die 1063 euro per maand moet bedragen; bevriezing van de prijzen van basisproducten; ecologische planning; het einde van de presidentiële monarchie met de Zesde Republiek en het referendum op volksinitiatief; de ontwikkeling van openbare diensten; stopzetting van privatiseringen en liberaliseringen; voor 1 miljard euro investeringen in de strijd tegen geweld op vrouwen; rechtvaardiger belastingen met de herinvoering van de vermogensbelasting en afschaffing van de vlaktaks; afschaffing van de wetten ‘inzake separatisme’, inzake globale veiligheid en inzake gezondheidspas; niet-naleving van Europese regels die onverenigbaar zijn met deze voorstellen. “Dit is de minimale basis waarover geen discussie mogelijk is,” aldus Mélenchon.

    Er zijn rechtstreekse gesprekken gestart met de groene partij EELV (4,6% in de eerste ronde), PCF (2,3%) en de NPA (0,8%). De onderhandelingen met de PCF lijken goed te vlotten, hoewel de communistische partij meer kiesdistricten lijkt te eisen. Bij de groenen zijn er grote onderlinge spanningen, zoals al bleek in de voorverkiezingen in september die werden gewonnen door de vertegenwoordiger van de liberale vleugel, Yannick Jadot, die het met slechts 51% haalde van Sandrine Rousseau, die een meer sociaal en ecologisch programma verdedigde.

    De PS was niet uitgenodigd voor de onderhandelingen, maar haar enorme debacle (1,7%) liet haar geen andere keuze dan zich op zijn minst open te stellen en de eerste gesprekken zijn begonnen. Partijsecretaris Olivier Faure verklaarde echter ronduit: “De pensioenhervorming die La France Insoumise wil, kost 72 miljard. Volgens mij kan dit geld ook gebruikt worden voor onderwijs of de ecologische transitie. Ik denk niet dat we de loopbaan van iedereen terug moeten brengen naar 40 jaar.” Het heeft het voordeel van de duidelijkheid omtrent de terughoudendheid van de PS om een sociaal beleid te voeren. Zijn voorganger, Jean-Christophe Cambadélis, stond nog minder open voor onderhandelingen en riep op tot zelfontbinding van de PS tijdens een heroprichtingscongres in het najaar. De voormalige president François Hollande waarschuwde onomwonden dat de PS het risico loopt te “verdwijnen” in geval van een verkiezingsakkoord met La France Insoumise. Hij verdedigt de optie van een andere eenheid, met de groenen en de PCF. Dit komt neer op een ‘terugkeer’ naar “pluralistisch links” dat onder de regering-Jospin een asociaal beleid voerde en daarvoor in 2002 op vernederende wijze voor afgestraft werd. Door steeds weer regeringen te leiden die de belangen van de werkenden niet verdedigen, is de PS (net als de groenen) meer deel van het probleem dan van de oplossing.

    Voor een sociale derde ronde: krachtsverhouding opbouwen in het parlement, op de werkvloer en op straat

    Er staan wel wat sterke punten in het programma dat door La France Insoumise wordt voorgesteld, onder meer de ambitieuze sociale voorstellen en de ecologische planning om af te stappen van koolstof en kernenergie. Maar het blijft een reformistisch programma, zonder enige eis tot nationalisatie onder democratische controle en beheer van de sleutelsectoren van de economie. Het programma beperkt zich tot het voorstel van publieke polen die met de markt moeten concurreren en bijgevolg aan haar dictaten onderworpen worden. Het voorstel van een Zesde Republiek is een samenvatting van de illusoire zoektocht naar een sociaal alternatief binnen de enge grenzen van het kapitalistisch systeem.

    Dit is de achillespees van de voorstellen van Mélenchon. In een periode van meervoudige crises van het kapitalisme die elkaar versterken, zijn de uitdagingen groter. De arbeidersbeweging moet alle productiekrachten die in de maatschappij bestaan mobiliseren om die uitdagingen aan te gaan. Het zou beter zijn als dit openlijk werd verduidelijkt, zodat een begin kan worden gemaakt met de opbouw van de krachtsverhouding die wij nu nodig hebben, zeker bij de parlementsverkiezingen, maar ook en vooral op de werkplekken, in de scholen en universiteiten en in onze buurten. Het is vooral op straat dat we overwinningen kunnen behalen, waarbij we de parlementaire platforms en de zichtbaarheid in de media die dit biedt als ondersteunende kracht gebruiken.

    “Le Pen is niet aan de macht gekozen, laten we er nu voor zorgen dat Macron daar niet blijft.” Met deze slogan is La France Insoumise haar campagne begonnen om president Macron een linkse regering op te leggen door Mélenchon tot premier te kiezen. Deze campagne heeft de verdienste dat het een perspectief geeft voor de volgende stap in de strijd naar de parlementsverkiezingen en zich niet beperkt tot oppositie, maar integendeel probeert om programmapunten te realiseren die een regering kan doorvoeren.

    Maar zonder een echte krachtsverhouding in de samenleving in het voordeel van de arbeidersklasse zal het niet alleen moeilijk zijn om voldoende potentiële onthouders te mobiliseren, maar ook om eenmaal verkozen een dergelijk programma uit te voeren. Met de hulp van de vakbonden, linkse organisaties en verenigingen moeten we een consequente krachtsverhouding opbouwen op straat en in de werkplaatsen om zelfs deze beperkte eisen op te leggen en het hoofd te bieden aan de reactie van de heersende klasse, die alles in het werk zal stellen om een echte linkse politiek te verhinderen.

    Zo kan de ‘derde sociale ronde’ worden opgebouwd: door strijd op straat, in de bedrijven en in de wijken tegen het beleid van Macron, dat extreemrechts versterkt door de ongelijkheid en de bestaansonzekerheid te vergroten; dat protestbewegingen, bevolkingsgroepen van Afrikaanse, overzeese en moslimafkomst en jongeren brutaal aanpakt; en dat de klimaatontwrichting verergert.

    Een grootschalige strijd is de beste manier om een sterke aanwezigheid van linkse afgevaardigden in de Nationale Assemblee af te dwingen en voor het sociale en ecologische beleid dat de Union Populaire kan voeren als een alternatieve meerderheid kan worden bereikt; of op zijn minst om terug te vechten tegen elke aanval die een regering op aandringen van Macron zal proberen door te voeren en om een krachtsverhouding te creëren die gunstig is voor de arbeidersklasse, waarop arbeiders en jongeren kunnen rekenen in elk van hun gevechten de komende maanden.

    Met haar hegemoniale positie aan de linkerzijde staat La France Insoumise voor grote uitdagingen. Een groot gevaar wordt gevormd door degenen die nu vanuit hun opportunisme openlijk naar Mélenchon lonken, zoals Ségolène Royal. Toen Syriza in Griekenland Pasok verdrong, trokken ook heel wat sociaaldemocratische carrièristen naar die linkse formatie. Dit versterkte het proces om Syriza om te vormen tot een partij die onderdanig was aan de markten. De beste manier om deze opportunisten af te weren is het vergroten van de betrokkenheid van La France Insoumise bij strijd op straat en het aanzienlijk versterken van de democratische organisatie rond haar basisgroepen. Op den duur zou dit de basis kunnen leggen voor de oprichting van een echt politiek instrument van de arbeiders en de onderdrukten, een strijdpartij met een brede basis, met democratische participatie aan de basis, die de oriëntatie ervan bepaalt om te bereiken wat objectief vereist is voor de hele arbeidersklasse: de opbouw van een totaal andere maatschappij, een democratische socialistische maatschappij.

  • Frankrijk: geen enkele stem voor Le Pen, maar Macron is niet de oplossing

    Om onze koopkracht te verdedigen, is massale sociale strijd op straat nodig

    In een context van crisis van het kapitalisme, versterkt door het rampzalige beheer van de pandemie en de imperialistische oorlog in Oekraïne, zal de tweede ronde van de Franse presidentsverkiezingen Emmanuel Macron tegenover Marine Le Pen plaatsen. Is dit een eenvoudige herhaling van de verkiezingen van 2017? Alleen aan de oppervlakte. Met de duizelingwekkende ineenstorting van de centrale partijen van de 5e Republiek (de sociaaldemocratische PS en het rechtse Les Républicains), het uitstekende resultaat van de linkerzijde die op een haar na van de tweede ronde kwam en de manier waarop sociale thema’s zich tegen de wil van de media en de dominante partijen opdrongen, was deze 10 april 2022 historisch.

    Door Nicolas Croes

    Verdeel en heers voor de rijken

    Dit resultaat is de uitdrukking van het falen van de tactiek ‘Met Macron extreemrechts stoppen’. De balans van de vijf jaar van het project “Start Up Nation” is onweerlegbaar: er was een enthousiaste voortzetting van de politiek van overdracht van middelen van de gemeenschap naar de ultra-rijken door het ondermijnen van de levens- en arbeidsomstandigheden van de meerderheid van de bevolking, de afbraak van de openbare diensten door privatiseringen en besparingen, en er was een fiscaal beleid dat wordt gesymboliseerd door de afschaffing van de vermogensbelasting.

    Dit uiterst asociale beleid ging gepaard met een toenemende politieterreur tegen de gele hesjes en andere sociale bewegingen. Men herinnert zich bijvoorbeeld het bebloede gezicht van een verpleegster na een protestdag van het zorgpersoneel na de eerste lockdown. De cocktail zou niet compleet zijn zonder verdeeldheid zaaiende elementen, in het bijzonder door staatsracisme via het “separatisme-plan” dat uitdrukkelijk tegen moslims was gericht. Er was het ontstellende televisiedebat in februari 2021 tussen minister van Binnenlandse Zaken Gérald Darmanin en Marine Le Pen, waarin de minister de voorzitster van het Rassemblement National ervan beschuldigde “soft” te zijn tegenover de islam… Daar kwam nog de brutale en autoritaire aanpak van de pandemie bij. De agressiviteit tegenover de niet-gevaccineerden werd gebruikt als een rookgordijn om de tekorten in de zorgsector te verbergen. “Ik wil echt de niet-gevaccineerden kwaad maken. Dat is de strategie,” verklaarde Macron publiekelijk.

    Bij gebrek aan een samenhangend sociaal antwoord, in het bijzonder van de vakbonden, kon deze verdeeldheid wortel schieten en zich voeden met het cynisme, de frustratie en het gebrek aan perspectief van grote delen van de samenleving. Dat is waar Macron op rekende: een situatie bereiken waarin electorale chantage tegen extreemrechts zijn gebrek aan echte steun in de samenleving kan verhelpen. Het is aan Macron te danken dat Marine Le Pen vandaag sterker lijkt.

    Wordt Frankrijk extreemrechts? 

    In de traditionele media wordt de vraag zelfs nauwelijks meer gesteld, het is een bewering geworden die geen argumentatie behoeft. Maar zelfs in een campagne die begon met de favoriete thema’s van rechts, is het uiteindelijk de koopkracht die zich opdrong als hét centrale probleem. Iedereen werd gedwongen daar een standpunt over in te nemen.

    De grote winnaar van de eerste ronde was vooral de onthouding en de afkeer van alle politiek. De opkomst is het laagste sinds de verkiezingen van 2002, toen Jean-Marie Le Pen doorging naar de tweede ronde om het op te nemen tegen Jacques Chirac. Nu ging 26% niet stemmen, of 4% meer dan in 2017. Het verschijnsel doet zich vooral voor bij jongeren, wier toekomstperspectieven steeds somberder worden, en in volksbuurten, waar de aanwezigheid van de overheid bijna uitsluitend beperkt is tot staatsrepressie.

    Uit talrijke getuigenissen van mensen die niet stemden, komt het gevoel naar voren dat de verkiezingscampagne geen greep had op de werkelijkheid. Migratie- en veiligheidskwesties domineerden het grootste deel van de campagne ten nadele van sociale kwesties. De kwestie van koopkracht dwong zichzelf op de voorgrond, maar dit gebeurde pas op het einde van de campagne. Het was bovendien een thema dat bijna exclusief door Marine Le Pen werd uitgespeeld, met haar voorstel van een BTW-tarief van 0% op voeding. Le Pen liet het aan Zemmour over om een extreem racistische campagne te voeren. Valérie Pécresse, de kandidate van LR, volgde hem daarin, maar liep recht op de muur. Verschillende leidende figuren van LR hebben zich tijdens de campagne aangesloten bij Macron of Zemmour, de kiezers uiteindelijk ook.

    Dus ja, extreemrechts kent een opgang. Met 23% behaalde het Rassemblement National / FN zijn beste score. Met Zemmour en Dupont Aignan erbij koos 32% voor reactionair uiterst rechts. Maar er was ook 25,5% voor de radicale linkerzijde (France Insoumise, PCF, LO, NPA): de beste score voor radicaal links sinds 1969.

    Macron: een overwinning die gezichtsbedrog vormt

    De echte les van deze eerste ronde is de ineenstorting van de regeringspartijen en van de traditionele politiek van het kapitalisme. LREM (de partij van Macron), LR (historisch rechts), de PS en EELV (Europa Ecologie Les Verts) haalden samen 39%. Het is de eerste keer dat deze formaties samen onder de drempel van 50% komen. De twee traditionele partijen van de Vijfde Republiek, de officiële rechtse partijen (Les Républicains vandaag, 4,8%) en de PS (1,8%), kregen zware klappen bij de verkiezingen en eindigden met minder dan 5% van de uitgebrachte stemmen (en dus zonder volledige terugbetaling van hun campagnekosten).

    In 2017 leed de PS al een verpletterende nederlaag na het mandaat van François Hollande. De kandidaat van officieel rechts, François Fillon, haalde toen echter nog 19% van de stemmen. Vandaag is Valérie Pécresse, die gisteren nog beweerde “Mijn waarden zijn voor werk, geen sociale hangmat”, gedwongen om donaties te vragen om haar campagnekas aan te vullen na een tekort van 7 miljoen euro… Wat de PS betreft, die van 2008 tot 2012 alle verkiezingen had gewonnen, van het gemeentelijke tot het presidentiële niveau: zij slaagde er zelfs niet in om 2% van de kiezers te overtuigen. Het enige wat deze twee partijen nog rest is hun lokale verankering, maar hoe lang zal dit nog duren? Macron probeerde steeds een lokale verankering op te bouwen, zonder daar evenwel in te slagen.

    Macron had zijn overwinning van 2017 al gebouwd op de neergang van de PS en LR, waardoor de heersende klasse haar beleid kon voortzetten, maar dan onder een nieuw gezicht. Op 10 april haalde Macron 4% meer dan in de eerste ronde van 2017. Toch is dat resultaat uiteindelijk erg laag, gezien de ineenstorting van de PS en LR. De stem voor Macron is een concentratie van de hele steun voor de gevestigde ideologie. Dan is zijn resultaat niet bepaald sterk. De heersende klasse heeft een monumentale klap in het gezicht gekregen.

    De verrassing van Mélenchon 

    Aan het begin van de campagne gaven de peilingen hem 8% en eind maart stond Mélenchon op 14%. Uiteindelijk liep Jean Luc Mélenchon net de tweede ronde mis. Hij haalde 22% van de stemmen. In de laatste ogenblikken van de campagne is hij erin geslaagd kiezers te mobiliseren die anders niet zouden stemmen. De peilingen voorspelden dat 30% niet zou stemmen. Daarnaast vertegenwoordigde hij een zekere “nuttige stem” van links. Het is opmerkelijk dat de “nuttige stem” voor links naar radicaal links gaat. Mélenchon is de eerste kandidaat van de jongeren, zozeer zelfs dat commentatoren spraken van een “generatie niet-deelname” die hand in hand gaat met een “generatie Mélenchon.” Hij ging bijna overal in de grote steden vooruit, maar er was lichte achteruitgang in de kleine steden en op het platteland, precies waar Marine Le Pen haar campagne had geconcentreerd.

    Met een betoging gevolgd door een bijeenkomst die in Parijs 100.000 mensen en in Marseille 35.000 mensen op de been bracht, voerde Mélenchon opnieuw een campagne die qua opkomst en mobilisatie ver boven alle andere kandidaten uitsteeg. Dit kenmerk was in 2017 nog sterker aanwezig, als uitdrukking van de klassenstrijd met een campagne die volgde op de sterke sociale mobilisaties tegen de aanval op de arbeidswet met het voorstel El Khomri in 2016. De dynamiek van de sociale strijd bepaalde in 2017 de inhoud en de dynamiek van de campagne van Mélenchon.

    Zoals we in onze verkiezingsoproep uitlegden, kon de kandidatuur van Mélenchon aangegrepen worden als hefboom om de strijd voor maatschappijverandering te stimuleren. Naar onze mening maakte de campagne verschillende fouten. De belangrijkste campagneslogan – “een andere wereld is mogelijk” – was eigenlijk erg zwak in vergelijking met de problemen en de woede na vijf jaar bewind door Macron. Het verwijst bovendien naar een sociale beweging (andersglobalisering) die ondertussen toch al 20 jaar achter ons ligt. Het was beter geweest om de banden met de georganiseerde arbeidersbeweging en haar eisen te benadrukken.

    Tijdens de eerste maanden van de campagne, toen de aandacht van de media gericht was op racisme en de kandidatuur van Zemmour, beantwoordde Mélenchon dit met nadruk op het begrip “creolisering”: een uitdrukking van een samenleving waarin de vermenging van culturen en origines de creatie van een grotere collectieve rijkdom mogelijk maakt. Die benadering was welkom, maar volstond niet. Zeker op een ogenblik dat het in het programma van Mélenchon niet ontbrak aan sociaaleconomische antwoorden op de sociale problemen. Die elementen moesten ook gebruikt worden in de strijd tegen extreemrechts.

    Het programma van Mélenchon bevat heel wat sterke punten, maar blijft uiteindelijk reformistisch. Er wordt niet gepleit voor de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie en het beperkt zich tot de oprichting van publieke polen, die moeten concurreren met de markt en dus aan de dictaten ervan onderworpen worden. Het streven naar een 6e republiek is een synthese van de illusoire zoektocht naar een sociaal alternatief binnen de beperkingen van het kapitalistisch systeem, op een ogenblik van meervoudige elkaar versterkende crisis van het kapitalisme.

    Anderzijds ontbrak tijdens de hele campagne een essentieel aspect, dat ook nu nog ontbreekt: de voorbereiding op toekomstige strijd. In geval van een overwinning van Mélenchon zouden de markten en de kapitalistische klasse niet hebben nagelaten te reageren door kapitaalvlucht en patronale lockouts. Ze zouden alles in het werk te stellen om Mélenchon te doen plooien, zoals Mitterrand in het verleden en zoals Syriza meer recentelijk in Griekenland deed. Welk antwoord zou dat hebben vereist? Hoe zou de werkende klasse daarop voorbereid worden? Deze cruciale elementen zijn onbeantwoord gebleven.

    Deze zwakke punten, die ook verbonden zijn met het gebrek aan democratie en structurering aan de basis binnen La France Insoumise, de soms dubieuze internationale positionering van Mélenchon en de deelname aan lokale coalities onder leiding van EELV of zelfs PS-burgemeesters (waarbij deze politieke organisaties terecht worden gezien als onderdeel van het probleem en niet van de oplossing), hebben er zeker toe bijgedragen dat Mélenchon de tweede ronde niet heeft gehaald. De campagne ging echter ontegenzeggelijk in de goede richting en nam deel aan het proces van her-politisering van brede lagen van de samenleving door het populariseren, zo niet van een antikapitalistisch en socialistisch programma, dan toch van elementen van breuken die de link kunnen leggen met de noodzakelijke socialistische transformatie van de samenleving.

    De derde sociale ronde voorbereiden

    Als je ziet hoe nipt het was om Mélenchon in de tweede ronde tegen Macron te krijgen, dan is de woede tegen de kandidaturen van de PCF, LO en NPA begrijpelijk. In plaats van na te denken over wat mogelijk was voor een linkse campagne en wat een doorbraak naar de tweede ronde zou hebben betekend – en dit zou een echte bom zijn geweest in het politieke landschap en het vertrouwen van de werkende klasse aanzienlijk hebben versterkt – lieten deze partijen zich vangen in de val van het pessimisme en voerden zij campagnes ‘om te bestaan’.

    We moeten natuurlijk opletten voor post-electorale rekenkunde. Veel kiezers van de PCF (die de op één na slechtste score uit haar geschiedenis haalde), de NPA of de LO (die de slechtste scores haalden van formaties die beweren trotskistisch te zijn sinds 1969) zouden niet op Mélenchon hebben gestemd. Een stemoproep en/of een terugtrekking van de eigen kandidatuur in de laatste fase van de campagne zou evenwel niet alleen een deel van hun kiezers, maar ook meer onthouders hebben gemobiliseerd. Er is weer een kans gemist – zelfs na de ervaring van 2017. We moeten er nu voor zorgen dat we de volgende kans niet opnieuw missen.

    Bovenal geven deze verkiezingen uiting aan het totale failliet van de 5e Republiek, waarvan de presidentsverkiezingen als een factor van politieke stabilisatie werden voorgesteld, maar waarvan de controle aan de heersende klasse ontsnapt. Na het debacle van Pécresse komt LR in een existentiële crisis terecht en zal het steeds meer verdeeld raken tussen Macron en Le Pen. Hetzelfde geldt voor de PS, en sommigen van hen zullen nu openlijk opportunistisch naar Mélenchon lonken, zoals Ségolène Royal. Ook in Griekenland klopten, toen Syriza Pasok verdrong, een aantal sociaaldemocratische carrièristen aan bij de linkse formatie en versnelden zij het proces om Syriza om te vormen tot een partij die onderdanig was aan de markten. De beste manier om deze opportunisten af te weren is het vergroten van de betrokkenheid van France Insoumise bij de strijd in de bedrijven en op straat en het aanzienlijk versterken van de democratische organisatie van FI rond haar basisgroepen.

    In de huidige situatie van crisis, militarisering en internationale spanningen is één ding zeker: er zullen meer antisociale en zondebokaanvallen komen en meer repressie. Macron heeft al ruimschoots laten zien hoe hij staatsaangelegenheden in normale tijden en in tijden van crisis beheert. Daarom overwegen zoveel mensen om op extreemrechts van Marine Le Pen te stemmen, soms in de verkeerde veronderstelling dat de partij verzacht is in haar racisme en dat haar sociaal vernisje meer dan een kat in de zak is. Haar politieke project blijft nochtans duidelijk extreemrechts en is gebaseerd op de bewondering voor ‘sterke’ regimes onder leiding van autocraten gericht op een streng racistisch en asociaal, maar ook vrouwvijandig en anti-LGBTQIA+ beleid. Macron en Le Pen delen hetzelfde project – de bescherming van kapitalistische belangen – maar met verschillende accenten.

    Geen enkele stem voor Le Pen, maar Macron is niet de oplossing

    Zonder afbreuk te doen aan het belang van verkiezingen, moeten we er rekening mee houden dat politiek veel meer is dan dat. Alle sociale verworvenheden die tot dusver zijn afgedwongen, zijn het resultaat van massamobilisatie in de bedrijven, de scholen en op straat, niet in het parlement. Dit is waar een echte krachtsverhouding wordt opgebouwd. De twee kandidaten in de tweede ronde zullen proberen de invloed van de straat op de politiek te verminderen, en dus de repressie op te voeren en tegelijk de democratische vrijheden en de vakbondsrechten te beperken. We hebben begrip voor degenen die geneigd zijn voor Macron te stemmen tegen Le Pen, maar Macron is de kern van het probleem en maakt geen deel uit van de oplossing, zelfs geen klein beetje. Het is precies de logica van het ‘minste kwaad’ die ons in deze situatie heeft gebracht.

    Het is noodzakelijk om een grote conferentie van sociale strijd te organiseren – waaronder wij verstaan grote, open en democratische vergaderingen die gekoppeld zijn aan de uitwerking van een actieplan en eisen – om de derde sociale ronde voor te bereiden, om op straat de weg naar Le Pen en alle reactionaire beleidsvormen te versperren en om het sociale verzet tegen de politiek van het nieuwe presidentschap voor te bereiden. Mélenchon en La France Insoumise kunnen en moeten een rol spelen bij het bijeenbrengen van alle sociale, vakbonds- en politieke organisaties (met inbegrip van radicaal links) om een offensief strijdplan rond sociale eisen op te stellen. Dit is ook de beste manier om de leugens van extreemrechts te ontmaskeren.

    Deze strijd zou het ook mogelijk maken de grondslagen te leggen voor de oprichting van een massapartij van arbeiders en jongeren, een strijdbare linkerzijde die in staat is allen die willen strijden tegen het kapitalisme en zijn gevolgen, bijeen te brengen en democratisch te organiseren. Zo zou men kunnen evolueren naar een heel ander soort maatschappij en economisch systeem: een maatschappij vrij van uitbuiting en van de wet van de winst, een democratische socialistische maatschappij.

  • Kandidatuur van Mélenchon gebruiken als hefboom om strijd voor sociale verandering te versterken

    Vijf jaar presidentschap van Macron. Vijf jaar die een eeuwigheid leken van asociale aanvallen, politiegeweld, verdeel-en-heers en precarisering en gebrek aan perspectieven voor grote delen van de samenleving, die de weg hebben vrijgemaakt voor een nieuwe opkomst van extreemrechtse ideeën. Vijf jaar ook van golven van massale mobilisaties tegen een politiek in dienst van de heersende klasse – de massale staking van het onderwijspersoneel is daar het meest recente voorbeeld van. De campagne van Mélenchon en France Insoumise kan dienen om een algemene strijdbeweging met antikapitalistische perspectieven op gang te brengen; een overwinning van deze kandidatuur zou een springplank zijn om onmiddellijke veranderingen teweeg te brengen en om vooruitgang te boeken in de richting van maatschappijverandering.

    Door Stéphane Delcros

    5 jaar Macron heeft extreemrechts een boost gegeven

    Na 5 jaar Macron is de woede waar Marine Le Pen in 2017 mee scoorde sterker en wijder verbreid. De jaren onder Macron hebben de ongelijkheid in een stroomversnelling gebracht: de 5 rijkste families hebben hun rijkdom verdubbeld; zij bezitten nu evenveel als de armste 40% van de bevolking. Deze tendens is tijdens de pandemie versneld: volgens Oxfam is het vermogen van de Franse miljardairs van maart 2020 tot oktober 2021 met 86% gestegen. Met de 236 miljard euro die deze miljardairs in 19 maanden extra hebben verdiend, zouden we het budget van de openbare gezondheidszorg kunnen verviervoudigen of een cheque van 3500 euro per persoon in Frankrijk kunnen uitdelen… Maar er komt geen geschenk aan de bevolking. De ellende neemt zelfs toe: 10 miljoen mensen leven onder de armoedegrens, 8 miljoen zijn afhankelijk van voedselhulp, 12 miljoen verkeren in een situatie van energieonzekerheid …

    Macron begon zijn presidentschap als een kamikaze met een Thatcheriaans beleid van aanvallen op vakbondsrechten en een vloedgolf van besparingen, waarbij hij de samenleving maximaal polariseerde om verdeeldheid te zaaien en verenigd protest te voorkomen. Deze politiek ging gepaard met het opvoeren van repressie en een autoritaire aanpak. Het racisme van de staat werd versterkt. Er was politiegeweld tegen vakbondsacties en andere sociale strijd, alsook tegen jongeren, in het bijzonder jongeren met een migratie-achtergrond. Dit gebeurde in een context dat de historische ‘linkerzijde’ na vijf jaar aan de macht en gesteund door de meeste vakbondsleiders niet langer gezien werd als een geloofwaardig alternatief.

    Dit alles vergroot de ruimte voor populistisch rechts en extreemrechtse krachten om vertrouwen te winnen en hun ideeën ingang te doen vinden. De bliksemsnelle opkomst van Éric Zemmour illustreert eens te meer het falen van de strategie van 2017 om “Macron te stemmen om extreemrechts te blokkeren.”

    Het is niet verwonderlijk dat uiterst rechts en de rechtervleugel in de peilingen vooraan staan, met Macron (LREM) op de eerste plaats, vóór Le Pen (Rassemblement National, ex-FN), Zemmour (Reconquête) en Pécresse (Les Républicains, ex-UMP), waarbij de laatste zich ook bedient van islamofobe en anti-migratieretoriek.

    Half februari stond Jean-Luc Mélenchon van de France Insoumise (FI) op de 5e plaats, niet ver van het leidende kwartet en dus van een mogelijke 2e ronde, met een voorsprong op alle andere kandidaten. Hij staat in de peilingen rond de 11-12%, dat wil zeggen op hetzelfde niveau als 5 jaar geleden, eind februari 2017. Bij de verkiezingen twee maanden later had hij uiteindelijk bijna 20% van de stemmen gehaald, nipt onvoldoende om naar de tweede ronde door te stoten.

    Mélenchon en La France Insoumise

    Mélenchon en La France Insoumise (FI) worden met een andere situatie geconfronteerd dan bij de vorige presidentsverkiezingen. Voor het eerst sinds 2007 heeft de Communistische Partij (PCF) besloten een kandidaat voor te dragen en Mélenchon niet te steunen. Maar bovenal is de FI geen nieuw gegeven meer, en het is niet gemakkelijk om de dynamiek van de campagne van 2017 te herhalen. Deze campagne komt na een ambtstermijn waarin FI het zeer goede afwisselde met het goede maar ook het minder goede.

    Na de verkiezingen van 2017 maakten de nieuwe verkozenen van La France Insoumise (FI) voorbeeldig gebruik van hun positie in het parlement om de sociale strijd te stimuleren. Dat is iets wat de leiders van de belangrijkste vakbonden en traditioneel links weigerden te doen, zij beperkten zich tot de ijdele hoop dat de PS wel terug aan de macht zou komen. De initiatieven van FI hadden sommige vakbonden er zelfs toe aangezet om stakingsdagen en acties te organiseren, maar helaas zonder veel vervolg, ondanks het grote potentieel dat er bestond voor een massale veralgemeende strijd. Helaas werd het veelbelovende begin van FI niet doorgezet. De aandacht werd gevestigd op het parlementaire oppositiewerk, met voorstellen die een breuk met het verleden vormden en ondertussen werd strijd ondersteund, maar er kwamen minder initiatieven om de sociale strijd te stimuleren en te organiseren.

    Als we vandaag de campagne van La France Insoumise steunen is dat zeker niet zonder kritiek. Maar net als in 2017 gaan de voorstellen zoals geformuleerd in het programma ‘L’avenir en commun’ in de goede richting. Samen met de dynamiek van de campagne draagt dit bij tot de noodzakelijke politieke discussie onder werkenden en jongeren na jaren van afkeer, ontgoocheling en wanhoop. Dit biedt de mogelijkheid om delen van de samenleving te bereiken die zich de afgelopen jaren van de politiek hebben afgekeerd.

    Dit potentieel wordt echter gehinderd door het gebrek aan interne democratie van FI en door een aantal dubieuze standpunten inzake buitenlands beleid en de grote nadruk op Franse soevereiniteit. Op lokaal niveau steunt FI – of neemt het zelfs deel aan – allianties met de Groenen, of zelfs met de PS, zoals in de steden Grenoble en Montreuil. Deze politieke organisaties zijn nochtans met handen en voeten gebonden aan het asociale beleid van de afgelopen decennia. Ze zijn meer deel van het probleem dan van de oplossing.

    Het programma ‘L’avenir en commun’

    Er staan veel goede en zeer goede eisen in het programma ‘L’avenir en commun’, maar het is onmogelijk om die hier volledig te bespreken. Dit zijn enkele van de voorgestelde maatregelen:

    • Een collectieve arbeidsduurvermindering, d.w.z. een strikte toepassing van de 35u en de 32u voor zware beroepen, en het openen van onderhandelingen om de 32u te veralgemenen; de invoering van pensioen op 60 jaar; het minimumloon (SMIC) op 1400 euro en geen enkel pensioen onder het SMIC.
    • Een jobgarantie: iedere langdurig werkloze die een baan wil, moet van de overheid een job aangeboden krijgen die overeenkomt met zijn/haar kwalificaties, dicht bij huis en voor taken die de markt weigert uit te voeren en die we nodig hebben, onder meer in de zorg, gekoppeld aan ecologische planning.
    • Een maandelijkse toelage van 1063 euro per maand voor studenten, zodat ze financieel onafhankelijk kunnen zijn van hun familie en zich volledig kunnen wijden aan hun studie, zonder in soms penibele omstandigheden te hoeven werken;
    • Een universele huurgarantie; een verbod op huisuitzettingen zonder openbare herhuisvesting; huurcontroles en -verlagingen in de steden; de bouw van 1 miljoen openbare woningen over een periode van 5 jaar, met inachtneming van ecologische normen; een quotum van 30% sociale woningen in de steden; het opeisen van leegstaande woningen.
    • Maatregelen om de lonen en het respect te verhogen en extra personeel aan te werven in de gezondheidszorg en het onderwijs, alsmede investeringen in infrastructuur en de beschikbaarstelling van uitrusting en materiaal in deze sectoren; het scheppen van ten minste 210.000 arbeidsplaatsen in de ouderenzorg; de terugbetaling van 100% van de kosten van voorgeschreven gezondheidszorg; en het volledig gratis maken van openbare scholen voor zowel kantine als materiaal.
    • Inzake de klimaatuitdaging herneemt FI haar interessante idee van “ecologische planning” over, met in het bijzonder een plan voor 200 miljard euro aan ecologisch en sociaal nuttige investeringen, om uit de koolstofenergie en de kernenergie te stappen, waarbij wordt gezorgd voor de omscholing van werknemers en massale investeringen in de betrokken sectoren, met als doel uiterlijk in 2050 100% hernieuwbare energie – een plan dat voorziet in de renationalisatie van de energiebedrijven EDF en Engie en het massaal scheppen van jobs.
    • Herstel van het netwerk van openbaar vervoer en openbare diensten, met name in plattelandsdepartementen en volksbuurten, om de toegang tot openbare basisdiensten binnen 30 minuten van huis te waarborgen.
    • Bijeenroeping van een grondwetgevende vergadering om over te gaan naar een 6e republiek; invoering van een referendum op volksinitiatief en van het stemrecht vanaf 16 jaar.

    Dit zijn slechts enkele elementen van het programma, waaraan nog specifieke maatregelen voor de overzeese gebieden moeten worden toegevoegd, een plan voor mensen met een handicap, een plan ter bestrijding van discriminatie en racistisch, seksistisch en LGBTI-geweld, de nationalisering van spoorbedrijf SNCF, snelwegen en strategische luchthavens, de terugtrekking uit de NAVO, enz., en maatregelen om onmiddellijk te reageren op de sociale noodsituatie, met een bevriezing van de prijzen van eerste levensbehoeften, de eerste kubieke meter water gratis, een plan om dakloosheid uit te bannen, enz.

    Het is een ambitieus programma, dat probeert het dagelijks leven en de toekomst van arbeiders en jongeren te verbeteren, om tegemoet te komen aan de werkelijke behoeften in de maatschappij, terwijl het binnen het kader van het kapitalistische systeem blijft, maar met elementen van breuk met de werking van het systeem. LSP wil haar constructieve steun geven. Naar onze mening gaat dit programma niet ver genoeg, maar de meeste van de erin vervatte maatregelen en de campagne eromheen maken het mogelijk antikapitalistische conclusies te trekken en een open discussie te voeren over het soort maatschappelijk alternatief dat nodig is.

    Voor een plan om de sleutelsectoren te nationaliseren

    Op de vraag naar hoe dit programma te betalen, antwoordt FI: “Financiering is geen probleem. De vraag die we ons eerst moeten stellen is wat we nodig hebben.” Het financieringsproject is hoofdzakelijk gebaseerd op belastingen, uiteraard vooral op de rijksten: op dividenden; op erfenissen, met een successie-eis van meer dan 12 miljoen euro; op de hoogste inkomens, met de herinvoering en versterking van de solidariteitsbelasting op grote vermogens (ISF), met inbegrip van een klimaatcomponent om grote vervuilers te belasten; de inkomstenbelasting progressiever maken met een schaal van 14 schijven, tegen 5 nu. Belastingen heffen op de rijken is natuurlijk belangrijk, maar we kennen hun vermogen tot belastingoptimalisering op al dan niet legale wijze. Een dergelijk project blijft ontoereikend om een programma te financieren dat werkelijk in de behoeften voorziet, temeer daar de heersende klasse zal terugslaan door het kapitaal te ontvluchten.

    Het programma van Mélenchon verwijst meermaals naar nationalisatie, maar dit gebeurt slechts gedeeltelijk en schuchter. Het gaat nooit om een hele sector, alleen om sleutelbedrijven of om de oprichting van ‘publieke polen’. Voor verandering is er nood aan democratisch beheer en controle van de productie door de werkende klasse en de gemeenschap in alle sleutelsectoren van de economie. De nationalisatie van de gehele financiële sector en de oprichting van één enkele openbare kredietinstelling is de enige manier om de controle over het kapitaal te verzekeren en te voorkomen dat de kapitalisten de investeringen naar hun hand zetten.

    De sleutelsectoren (bankwezen, financiën, energie, telecommunicatie, staal, petrochemie, enz.) moeten in hun geheel worden genationaliseerd, zonder compensaties behalve op basis van bewezen behoefte. Ze moeten onder democratische controle en beheer van de werknemers en de gemeenschap worden geplaatst. Dit is het enige doeltreffende antwoord op de dreigementen met bedrijfsverplaatsingen die van veel grote bazen zullen komen.

    Voor een verandering van systeem, voor een democratische socialistische samenleving

    Het project van een 6e Republiek, gericht op de afschaffing van het huidige systeem, heeft de verdienste dat het de instellingen ter discussie stelt die de overheersing van de kapitalistische klasse beschermen. Een reeks in dit programma opgenomen maatregelen wijst in de richting van een breuk met het systeem, zonder evenwel duidelijk op deze noodzaak te durven wijzen.

    We moeten verder gaan. Waarom passen we het uitstekende voorstel van ecologische planning niet toe op de economie zelf? Een democratische economische planning zou het mogelijk maken om de productie te richten op wat noodzakelijk is, op de werkelijke behoeften van de overgrote meerderheid van de bevolking en die van onze planeet.

    Wij moeten discussiëren over en toewerken naar een ander soort economisch systeem, naar een maatschappij die vrij is van uitbuiting en de wet van de winst: een democratische socialistische maatschappij. Enkel dan is het mogelijk om te vermijden dat een handvol ultra-rijken over alles beslist in functie van de eigen belangen. Het is de enige optie om een harmonieus samenleven van de mens en zijn omgeving te verzekeren. Het gebrek aan durf inzake het alternatief moet worden bestreden. Het gaat niet alleen om verzet tegen de ‘financiële oligarchie’ maar tegen het volledige kapitalisme. Deze beperking in de benadering van FI ligt ook aan de basis van andere zwakke punten, zoals het terugplooien op de ‘soevereine natie’.

    Dit programma kan alleen werkelijkheid worden als we in de bedrijven en op straat een krachtsverhouding creëren rond de georganiseerde arbeidersbeweging. De kapitalistische klasse zal immers niet toestaan dat dergelijke maatregelen worden doorgevoerd zonder er tegen te reageren.

    In deze strijd om zich de middelen toe te eigenen, een dergelijk programma uit te voeren en maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen, is het de arbeidersklasse die de hoofdrol kan spelen. Naar onze mening moet deze klassenbenadering een basis zijn voor de verkiezingscampagne, samen met een internationalistische benadering van de strijd.


    De druk voor linkse eenheid

    Sinds het begin van de verkiezingscampagne is er permanente druk uitgeoefend op de kandidaten van links (of van rechts die voorgesteld worden als links) om een vorm van linkse eenheid achter één enkele kandidaat te bereiken, een strategie die wordt gezien als de enige mogelijkheid om de verkiezingen te winnen. Mélenchon, het eerste doelwit van deze door de traditionele media geleide campagne, wordt regelmatig opgeroepen zijn kandidatuur in te trekken ten gunste van iemand die bereid is om meer toegevingen te doen. Nochtans staat Mélenchon in de peilingen een heel eind voor die andere kandidaten.

    Het meest bekende onderdeel van deze ‘eenheidscampagne’ was de organisatie van een ‘volksvoorverkiezing’ die als springplank diende voor kandidatuur van Christiane Taubira, voormalig minister onder François Hollande. Taubira wordt als links beschouwd, maar is altijd rechts geweest. Deze campagne is in feite een poging om gebruik te maken van de spontane neiging tot eenheid die onder de arbeidersklasse en de jongeren bestaat, een idee dat is misbruikt om te proberen de kandidatuur van Mélenchon in diskrediet te brengen, door deze voor te stellen als tegengesteld aan eenheid.

    Waarom geen oproep voor de PCF of een kandidaat links van Mélenchon?

    Fabien Roussel van de PCF zet een campagne en een programma uiteen met sterke punten, die vergelijkbaar zijn met die van de FI, en zelfs sterker, zoals de nationalisatie van de banken BNP Paribas, Axa en de Société Générale. Maar zijn campagne wordt ook gekenmerkt door elementen die duidelijk rechts van Mélenchon staan, zo spreekt hij over de beheersing van migratie en drijft hij de spot met het project van FI voor gegarandeerde werkgelegenheid (‘FI wil kolchozen’). Bovenal heeft het PCF met zijn voorstel voor een mix van hernieuwbare energiebronnen en kernenergie een klimaatplan dat ver afstaat van ‘ecologische planning’.

    Bij elke verkiezing is er wel een linkse figuur die door de media en verschillende “specialisten” wordt gebruikt om rechtse aanvallen uit te voeren tegen de persoon die het meest waarschijnlijk een links alternatief vertegenwoordigt dat breekt met het systeem – en deze keer is het Roussel tegen Mélenchon. In elke regering onder leiding van de PS maakte de PCF deel uit van de coalitie en voerde samen het asociale beleid. Op plaatselijk niveau is de situatie zo dat het soms moeilijk is de ene van de andere te onderscheiden, behalve bij naam.

    LSP staat inzake programma natuurlijk dichter bij kandidaten als Anasse Kazib (Révolution Permanente), Nathalie Arthaud (Lutte Ouvrière) of Philippe Poutou (Nouveau Parti Anticapitaliste). Net als in 2012 en 2017 gaat het er echter niet om deze verkiezingen te benaderen vanuit de invalshoek van een kandidatuur ‘om te bestaan’. Een kandidatuur die enkel dient om een programma en ideeën te promoten, kan op bepaalde momenten van belang zijn. De vraag vandaag is echter wat de klassenstrijd kan versterken en de noodzaak van maatschappijverandering het beste kan profileren.

    Er bestaat een kandidaat met een programma van breuk, van verhoging van het klassenbewustzijn, die zeer brede lagen aanspreekt en probeert te mobiliseren, en die ook in staat is de tweede ronde van de verkiezingen te halen, dat is Mélenchon. Dit programma voor een linkse breuk en deze campagne zijn een stap vooruit, waarop we ons kunnen baseren om constructieve voorstellen te doen en ons maatschappelijk alternatief naar voren te brengen. De uitdaging bestaat er ook in deel te nemen aan de opbouw van een krachtsverhouding in de samenleving. Om dit te doen, zijn we beter af met een tweede ronde Mélenchon vs Macron in plaats van Macron vs Le Pen of Zemmour.

    Beeld je in dat Arthaud en/of Poutou in 2017 hun kandidatuur hadden ingetrokken om kritische steun te geven aan Mélenchon met deze benadering: ‘We zetten ons 100% in voor deze campagne, maar op basis van ons eigen programma, om de eisen van ‘L’Avenir en Commun’ in de tweede ronde te brengen, en misschien zelfs in het Elysée. Tegelijk willen we de revolutionaire derde ronde voorbereiden op de werkplaatsen en op straat.’ Waar zouden we vandaag, vijf jaar later, gestaan hebben? Wellicht veel beter geplaatst. Dezelfde vraag dringt zich vandaag opnieuw op.

  • Frankrijk: haatcampagne van Eric Zemmour beantwoorden met strijd en solidariteit

    Met minder dan 6 maanden te gaan voor de Franse presidentsverkiezingen, stijgt de TV-columnist en extreemrechtse auteur Eric Zemmour zo snel in de peilingen dat hij in sommige ervan zelfs op de tweede plaats staat. Hoe valt deze opkomst van een notoire racist, seksist, homofoob en anti-arbeider te verklaren? Hoe kunnen we een campagne opzetten om zijn haat te beantwoorden met een boodschap van solidariteit en een echt perspectief?

    door Stéphane Delcros

    De afgelopen jaren was er in Frankrijk een opmars van verdeeldheid en brutaal politiegeweld tegen vakbonden en sociaal protest in het algemeen, vooral tegen jongeren van allochtone afkomst. Het staatsracisme en de permanente stigmatisering van mensen met een migratie-achtergrond kenden een verdere opgang. 

    De ‘separatismewet’, de ‘wet van de globale veiligheid’, minister van Binnelandse Zaken Gérald Darmanin die in een televisiedebat Marine Le Pen op rechts voorbijsteekt, minister van Onderwijs Jean-Michel Blanquer die de mond vol heeft over ‘islamo-links’ De voorbeelden stapelen zich op van hoe Macron en zijn regering de verdeeldheid aanwakkeren. Als je de woede van zoveel lagen in de samenleving opwekt, is verdeeldheid noodzakelijk om gezamenlijk verzet te vermijden.

    De opkomst van de TV-columnist

    Zemmour verspreidt zijn reactionaire standpunten nu al jaren in de gevestigde media. Tussen zijn veroordeling voor het uitlokken van rassendiscriminatie in 2011 en zijn veroordeling voor het uitlokken van haat jegens moslims in 2018 is zijn discours nog radicaler geworden en het blijft dat ook doen. Zijn vertrouwen wordt opgeblazen door de sfeer van haat en verdeeldheid die door de autoriteiten in de hand wordt gewerkt. 

    Zijn succes illustreert eens te meer de totale mislukking van de strategie om ‘voor Macron te stemmen om extreemrechts tegen te houden’. Het is ook een uiting van het falen van links en de vakbonden om hun project op de agenda te krijgen. Zonder een sociaal antwoord dat aangepast is aan de ernst van de sociale crisis, creëren de besparingen en het asociale beleid van Macron een voedingsbodem voor frustratie en wanhoop, die nog meer vooroordelen en verdeeldheid in de hand werkt. De populariteit van Zemmour getuigt niet zozeer van grote steun voor zijn misselijkmakende ideeën. Het is een resultaat van een door het establishment in stand gehouden en versterkte sfeer van verdeeldheid gekoppeld aan het ‘frissere’ ‘anti-systeem’ imago van Zemmour, die los staat van alle partijen en het traditionele politieke wereldje. 

    Zemmour’s sterkste punt is niet Zemmour

    Zemmour heeft zichzelf niet zo groot gemaakt, zijn succes is een resultaat van het beleid van het establishment. Extreemrechts gebruiken om de onmiddellijke belangen van de machthebbers te dienen, is een oude gewoonte in Frankrijk. De opkomst van het Front National in de jaren 1980 werd aangemoedigd door Mitterand om rechts te verzwakken. Na het verraad van het programma waarmee hij verkozen raakte, vreesde Mitterand de terugkeer van rechts. Dat het FN  niet alleen rechts verdeelde, maar ook ontgoochelde PS-kiezers aantrok, had Mitterand niet verwacht. 

    Macron maakte nooit een geheim van zijn strategie voor een tweede ambtstermijn. Hij wil een basis van minstens 10% van de kiezers consolideren (wat neerkomt op 20% bij de verkiezingen gezien de lage opkomst) en vervolgens in de tweede ronde tegen Marine Le Pen de kaart van het ‘minste kwaad’ uitspelen. Na een ambtstermijn waarin er een grote bocht naar autoritarisme en versterking van het staatsracisme was, is deze strategie gevaarlijker dan ooit. Door het momentum voor Marine Le Pen en haar Rassemblement National te verzwakken, bewijst Zemmour een waardevolle dienst aan Macron. Maar dat is een wel erg gevaarlijke vlucht vooruit.

    De arbeidersbeweging moet de microfoon uit de handen van rechts en extreemrechts halen

    Jean-Luc Mélenchon van France Insoumise had gelijk dat hij zichzelf uitnodigde voor een tv-debat met Zemmour eind september. Het is al jaren dat rechts en extreemrechts in alle media aanwezig zijn zonder echt weerwoord. 

    Eindelijk kwam er een ander soort discours. In het debat beantwoordde Mélenchon de racistische haatzaaierij met wat hij de ‘creolisering’ noemde: een samenleving waarin culturen en afkomst steeds meer gemengd zijn en bijdragen aan een grotere collectieve rijkdom. Voor wie zich steeds verzet heeft tegen de heersende retoriek van verdeeldheid, was dit antwoord op extreemrechts voor een groot publiek zeer welkom, zelfs indien er uiteraard beperkingen zijn aan de benadering van Mélenchon. 

    De wortels van verdeeldheid bestrijden

    Om racisme en haat te bestrijden, volstaat het niet om de waarde en de verrijking van het multiculturalisme te benadrukken. Het antwoord op Zemmour en co is ook en vooral sociaaleconomisch, om te reageren op de sociale wanhoop die de voedingsbodem vormt voor de opmars van racisme en verdeeldheid. 

    ‘L’Avenir En Commun’, het programma van France Insoumise, waarvan midden november een nieuwe editie zal verschijnen, staat vol met uitstekende eisen die mensen kunnen verenigen rond solidariteit: een verhoging van het minimumloon (gewenst door 9 op de 10 Fransen), de herinvoering van de vermogensbelasting die door Macron is afgeschaft, de invoering van een belasting op crisisprofiteurs, een groot investeringsplan in openbare diensten (gewenst door 8 op de 10 Fransen), de terugkeer van pensionering op 60 jaar (gewenst door 7 op de 10 Fransen) … 

    Maar dit programma kan slechts op twee voorwaarden werkelijkheid worden. Enerzijds moet er in de bedrijven en op straat een krachtsverhouding opgebouwd worden rond de georganiseerde arbeidersbeweging. Anderzijds moet er een einde gemaakt worden aan de dictatuur van de markten, zodat het mogelijk wordt om de nodige maatregelen te financieren. De onteigening en nationalisatie van sleutelsectoren van de economie (waaronder in de eerste plaats de financiële sector, met name om de vlucht van het grootkapitaal te blokkeren) zou het mogelijk maken een planmatige aanpak van de vele sociale en milieuproblemen op gang te brengen. De “ecologische planning” in het programma van France Insoumise is een schuchtere stap in de goede richting. 

    Eenheid in strijd

    De laatste jaren ontbrak het niet aan massabewegingen in Frankrijk. Na de enorme vakbonds- en sociale mobilisatie tegen de arbeidswet onder Hollande in 2016, volgden strijdbewegingen van het zorgpersoneel en in het openbaar vervoer, er waren de gele hesjes, de massale strijd tegen de pensioenhervormingen (één van de hevigste sociale conflicten sinds mei 1968!), jongerenprotest tegen seksistisch geweld, protest tegen racisme en politiegeweld, klimaatacties … 

    Deze recente massale mobilisaties moeten een inspiratie zijn. Ze verenigden ons in plaats van ons te verdelen. We moeten de strijd verderzetten en richten op meer verregaande sociale eisen die zich niet beperken tot wat aanvaardbaar is binnen de winstlogica van het kapitalisme. Zo kunnen we het vertrouwen opbouwen in revolutionaire hoop op verandering tegenover de contrarevolutionaire wanhoop. Onze strijd is gericht op een ander soort samenleving, een democratisch socialistische maatschappij waarin de technologische mogelijkheden en beschikbare middelen gebruikt worden in het belang van alle mensen en de planeet.

  • Frankrijk: de arbeidersbeweging moet zich organiseren om strijd en solidariteit terug op de agenda te zetten

    In juni waren er departementale en regionale verkiezingen in Frankrijk. Die toonden een historische desinteresse: 68% ging niet stemmen, onder 18 tot 24-jarigen was dit zelfs 87%. Het is een scherpe uitdrukking van het gebrek aan legitimiteit van de Franse politieke wereld. Welke lessen vallen er te trekken in de aanloop naar de presidentsverkiezingen van 2022?

    Duel Macron-Le Pen niet onvermijdelijk

    De peilingen worden stelselmatig geïnterpreteerd als een indicatie van een onvermijdelijk duel tussen Macron en Le Pen in de presidentsverkiezingen van volgend jaar, waarbij Le Pen voorop zou liggen in de eerste ronde en Macron vervolgens wint in de tweede ronde. De regionale verkiezingen nuanceren dat beeld. Zes jaar geleden lag extreemrechts op kop in 6 van de 13 stedelijke regio’s. Nu viel het Rassemblement National van Marine Le Pen nationaal van 28% terug op 19%. Nochtans werd de campagne gedomineerd door haar favoriete thema’s: veiligheid en migratie.

    De afgelopen maanden was er een publiek debat over het zogenaamde ‘separatisme’ van al wie ageert ‘tegen de Republiek’. Dit werd al gauw doorgetrokken naar islamofobie en een campagne tegen “islamo-links” die belachelijke proporties aannam. Rechts en extreemrechts domineerden dit ‘debat’ en monopoliseerden de spreektijd in de media. Zo was er een afgrijselijk debat tussen Marine Le Pen en minister van Binnenlandse Zaken Gérald Darmanin, waarin Le Pen het originele verwijt kreeg dat ze te zacht is tegen de islam. Elke dag zijn er racistische en islamofobe commentaren in de media. De extreemrechtse journalist Eric Zemmour kan meermaals per week al zijn haat uitstorten op de televisiezender CNEWS en doet er alles aan om racisme, seksisme en LGBTQI+-fobie te normaliseren. Het leidt tot geruchten dat Zemmour kandidaat voor extreemrechts in de presidentsverkiezingen zal zijn. In de peilingen staat hij alvast op 5,5%.

    Dit weerzinwekkend klimaat is niet te wijten aan toeval of het ‘racisme van de gewone Fransen’. Het is onderdeel van een politieke strategie. Macron maakt er geen geheim van hoe hij hoopt herkozen te raken: hij speelt in op het totale diskrediet van de politieke wereld om zo naast Marine Le Pen naar de tweede ronde door te stoten en opnieuw als president verkozen te worden op basis van een ‘republikeins front’ tegen extreemrechts. Dat is een gevaarlijke gok na vijf jaar presidentschap gekenmerkt door brutale en bloedige repressie tegen sociale bewegingen en tegelijk een toename van ongelijkheden. De regionale en departementale verkiezingen tonen bovendien aan dat de enorme instabiliteit ervoor zorgt dat niets op voorhand vastligt. Een tweede ronde tussen Macron en Le Pen in 2022 is dus niet onvermijdelijk.

    Welke rol kan France Insoumise spelen?

    Tussen 2009 en 2020 is de rijkdom van Franse miljardairs gestegen met… 439%! Deze stijging was enkel in China groter. De vooruitgang van de Franse miljardairs ligt een pak boven die van hun Amerikaanse (170%) en Britse (168%) collega’s. Als het minimumloon (SMIC) even snel gestegen was, had dit nu 4.805 euro netto bedragen.

    Het zal geen verbazing wekken dat 9 op de 10 Fransen voorstander is van een hoger minimumloon. Acht op de tien wil de door Macron afgeschafte vermogensbelasting herstellen. Eenzelfde aantal wil een belasting op diegenen die profiteerden van de crisis alsook een groot investeringsplan in de openbare diensten (in het bijzonder in de zorg). 80% wil dat een deel van het water gratis wordt en wil de erkenning van burn-out als beroepsziekte. Zeven op de tien Fransen wil een verlaging van de pensioenleeftijd naar 60 jaar. Zes op de tien is voorstander van een vierdaagse werkweek. Dit zijn allemaal eisen die verdedigd worden in het programma van France Insoumise.

    Mélenchon staat momenteel op 12% in de peilingen. Dat is een pak hoger dan de PS, de groenen en het communistische PCF, die besloot om met een eigen kandidaat op te komen. In 2012 steeg Mélenchon van 3% in de peilingen een jaar voor de verkiezingen naar 11% in de verkiezingen. In 2017 ging hij van 11% een jaar voor de verkiezingen naar bijna 20%, met slechts 600.000 stemmen tekort om naar de tweede ronde door te stoten. Deze vooruitgang was telkens het resultaat van een campagnedynamiek die erin slaagde om van veel kiezers activisten te maken. Dat is ook nu niet onmogelijk, ondanks een nooit geziene anti-Mélenchon-campagne in de media. Het kan zelfs indien Mélenchon steun verloor door enkele ongelukkige standpunten en door het feit dat France Insoumise vooral wordt gezien als een parlementaire groep en niet als een democratisch georganiseerde strijdpartij, terwijl het bij het begin van de ambtstermijn van Macron een dynamische rol speelde in het stimuleren van syndicale en sociale strijd.

    Het programma van France Insoumise kent heel wat beperkingen. Het blijft binnen het kader van een hervormd kapitalistisch systeem onder de 6e Republiek. Het vormt echter een goede basis om de discussie te voeren over wat nodig is voor werknemers en hun gezinnen. Om mensen te overtuigen om te stemmen en de mobilisatie rond een project van sociale verandering op te voeren, zal France Insoumise aansluiting moeten zoeken bij de sociale bewegingen op straat en daar een actieve rol in spelen. Wij denken dat de verkiezingen van 2022 en de strijd die er de komende periode ongetwijfeld zal zijn, moeten worden gezien als een aanzet naar de vorming van een brede partij van de werkende klasse en van het sociaal verzet, een partij die een actieve rol speelt in de strijd tegen de kapitalistische klasse. Dat zal cruciaal zijn om de krachtsverhouding te veranderen, het vertrouwen in de collectieve kracht van de werkende klasse te herstellen en om het vooruitzicht te vestigen van echte maatschappijverandering die vertrekt van de sociale noden.

  • Ontbinding Génération Identitaire maakt geen einde aan gevaar van neofascisten

    Foto: Wikimedia Commons

    De ontbinding van de extreemrechtse groepering Génération Identitaire werd bezegeld met een decreet van de Franse regering waarin bepaald werd dat de “vereniging en sommige van haar activisten moeten worden beschouwd als aanhangers van haatdragende taal die aanzet tot discriminatie van of geweld tegen personen wegens hun afkomst, ras of godsdienst.” Bovendien stelde de Franse regering dat Génération Identitaire (GI) “door haar militaire vorm en organisatie kan worden beschouwd als een privémilitie.”

    door Marina (Brussel)

    Met haar acties en publicaties op sociale media zorgde Génération Identitaire (GI) voor voldoende bewijs hiervan. De groep was actief sinds 2012 en stelde zichzelf als doel om de “etnische en culturele Europese identiteit te verdedigen tegenover de dreiging van vermenging” waarbij GI verklaarde dat “samenleven tussen verschillende culturen onmogelijk is.” De afgelopen jaren werden verschillende racistische, islamofobe en homofobe spandoeken ontrold. GI keerde zich tegen een ngo die betrokken was bij het redden van vluchtelingen op de Middellandse Zee. Er werd actie gevoerd tegen vluchtelingen in de Alpen aan de Frans-Italiaanse grens.

    Een reportage van Al Jazeera uit 2018 toonde hoe leden van de groep zich bezondigen aan een verdediging van het nazisme en opschepten over geweld tegen mensen van Arabische afkomst. Génération Identitaire kreeg financiële steun van heel wat extreemrechtse figuren. Eén van hen was Breton Tarrant, de dader van een aanslag op twee moskeeën in Christchurch (Nieuw-Zeeland) waarbij in maart 2019 51 mensen omkwamen.

    Gevaar niet geweken

    Het is niet omdat GI nu ontbonden wordt, dat de netwerken van extreemrechts zomaar zullen verdwijnen. Wellicht komt er een nieuwe organisatie, net zoals het Vlaams Blok in 2004 enkel van naam veranderde na een veroordeling wegens racisme. Op de betoging in Parijs ter ondersteuning van Génération Identitaire in februari was Dries Van Langenhove prominent aanwezig. Het parlementslid van het Vlaams Belang lag aan de basis van Schild & Vrienden, een groep die zich uitdrukkelijk baseerde op het voorbeeld van Génération Identitaire.

    Van Langenhove stelde zijn aanwezigheid voor als een verdediging van de “vrije meningsuiting.” Voor extreemrechts gaat het echter niet zozeer om het uiten van meningen, maar om het uitbouwen van een krachtsverhouding voor hun haat en discriminatie. De vrije meningsuiting en het recht op actie van tegenstanders van extreemrechts zijn doorgaans de eerste slachtoffers als extreemrechts een dergelijke krachtsverhouding kan uitbouwen. Extreemrechts beweert op te komen tegen het establishment, maar richt zich in de eerste plaats tegen zwakkeren in de samenleving (zoals vluchtelingen) en diegenen die actief ingaan tegen sociaal onrecht (zoals de arbeidersbeweging).

    De enige manier om dergelijke groepen efficiënt te bestrijden, is door massaal antifascistisch en antiracistisch verzet op straat, in de bedrijven en in de wijken. Om een maximale betrokkenheid van jongeren en werkenden op te bouwen, is er nood aan een programma dat inspeelt op de sociale noden. Dat is een programma dat precies het tegenovergestelde is van wat de regering-Macron in Frankrijk doet. Er is nood aan betaalbare huisvesting door de bouw van sociale woningen, degelijke jobs die een toekomst voor iedereen garanderen, investeringen in zorg en onderwijs … Als we extreemrechts willen stoppen, hebben we uiteindelijk geen andere keuze dan het bestrijden van het kapitalisme zelf.

     

    Génération Identitaire?

    • Génération Identitaire komt voort uit het Bloc Identitaire, de opvolger van Unité Radicale, een organisatie die in 2002 verboden en ontbonden werd nadat een lid van de groep, Maxime Brunerie, een mislukte moordaanslag op toenmalig president Chirac probeerde te plegen.
    • Verschillende leidinggevende figuren van het Bloc Identitaire werden veroordeeld wegens racisme. In 2007 stuurde het Vlaams Belang een officiële afvaardiging naar een conferentie van Bloc Identitaire in de Bourgognestreek.
    • In 2016 dreigde Génération Identitaire met een gewelddadige mars in Molenbeek in ons land, na de aanslagen in Zaventem en Maalbeek. Die ging uiteindelijk niet door.
    • In 2020 trok VB-parlementslid Van Langenhove naar de 11-juli-viering in Kortrijk in gezelschap van GI-kopstuk Aurélien Verhassel. Die werd in 2018 veroordeeld wegens geweld tegen migranten.
  • Frankrijk: De arbeidersbeweging moet haar volle gewicht in de strijd tegen repressie en racisme werpen

    Afgelopen zaterdag 12 december betoogden voor de derde achtereenvolgende week duizenden mensen in verschillende Franse steden uit verzet tegen de plannen voor de algemene veiligheidswet en de zogenaamde antiseparatisme-wet. Te midden van de pandemie zijn de prioriteiten van de regering van president Macron de versterking van het repressieve arsenaal van de staat en een poging om de bevolking op racistische basis te verdelen.

    Door Nicolas Croes

    Het wetsvoorstel heeft duidelijk tot doel de persvrijheid, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van betogen te beperken. Zo is er artikel 24, dat de kwaadwillige verspreiding van beelden van wetshandhavers strafbaar stelt. Het voorziet in een gevangenisstraf van één jaar en een boete van 45.000 euro voor de verspreiding van “herkenbare gezichtsfoto’s of enig ander identificatie-element” van politieagenten die tussenbeide komen, wanneer dit hun “fysieke of psychische integriteit” zou “schaden.” Zoals La France Insoumise opmerkt, is het doel om “mensen die willen betogen massaal af te schrikken en te filmen wat er tijdens de betoging gebeurt.”

    De aanpak van de regering en haar bondgenoten ten aanzien van politiegeweld is duidelijk: het verbergen ervan en niet het bestrijden ervan. Maar terwijl de wet werd besproken in de Nationale Assemblee (waar hij op 24 november werd aangenomen), maakte een reeks gebeurtenissen van de zaak een echt fiasco.

    Op de avond van maandag 23 november werden honderden migranten, vergezeld van mensen uit het verenigingsleven, parlementairen en activisten van linkse partijen, door de politie op brute wijze verjaagd van de Place de la République in Parijs. De politie deed dit met behulp van wapenstokken en traangas. Onder de schokkende beelden waren die van een divisiecommissaris die een man die probeerde te ontsnappen liet struikelen door met de matrak slagen uit te delen. Enkele dagen later, op 26 november, werden beelden vrijgegeven van de politie die een zwarte man, Michel Zecler, in elkaar sloeg. Het slachtoffer was aanvankelijk twee dagen in politiebewaring gehouden op beschuldiging van “geweld tegen een persoon die het openbaar gezag uitoefent” en “opstandigheid”, voordat het onderzoek werd afgesloten dankzij de videobeelden van de gebeurtenissen. Zonder dat zou hij zeker in de gevangenis zitten.

    Het deed uiteraard denken aan de explosie van de Black Lives Matter beweging in de VS na de moord op George Floyd. Op zaterdag 28 november betoogden ongeveer 500.000 mensen in het land als reactie op de oproep van verschillende journalistenorganisaties, vakbonden en diverse verenigingen verenigd in de coördinatie #StopLoiSécuritéGlobale. Onder druk van deze indrukwekkende mobilisatie, vooral in deze periode van lockdown in Frankrijk, kondigde de regering twee dagen later de “totale herschrijving” van artikel 24 aan, het meest omstreden artikel. Deze verklaring rook duidelijk naar paniek, aangezien de tekst al in de Nationale Vergadering was gestemd en nu in behandeling is van de Senaat, waar de kwestie in januari zou moeten worden beslist. Er wordt terecht gevraagd om het wetsvoorstel volledig in te trekken.

    De mobilisaties gingen door op zaterdag 5 december: er werden bijna 90 acties in het hele land aangekondigd. De eerste zaterdag van december is traditioneel een dag van mobilisatie tegen onzekerheid georganiseerd door de vakbond CGT. Dit werd nu uiteraard gekoppeld aan de strijd tegen politiegeweld en de veiligheidswet. Alsof de regering extra olie op het vuur wilde gooien, kwam ze de dag ervoor met drie decreten die het gemakkelijker maken om informatie over mensen te verzamelen. Deze decreten vullen de veiligheidswet aan.

    Repressief arsenaal en maatschappelijk verzet

    De veiligheidswet van Macron kadert in een bredere context. Er is in Frankrijk een toename van wetgeving of procedures gericht op het onderdrukken of intimideren van protest. Dit is vooral sinds 2016 het geval: toen was er een beweging tegen de arbeidswet van president François Hollande (PS) en vervolgens begon in 2018 de beweging van de gele hesjes onder president Macron. Tenslotte waren er de betogingen tegen de pensioenhervorming in december en januari vorig jaar. Op 3 december werd een lid van het collectief “Désarmons-les” (dat politiegeweld documenteert) veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf na een arrestatie tijdens protest van de gele hesjes in september 2019. Hij werd ervan beschuldigd het schild van een agent geslagen te hebben tijdens zijn arrestatie…

    Tegelijkertijd is politiegeweld tijdens betogingen de norm geworden. Dit heeft een tweeledig doel. In de eerste plaats om de betogers te intimideren en de boodschap uit te dragen dat men ernstig gewond kan raken of het doelwit kan zijn van wapens, zelfs indien men uit de buurt blijft van de confrontaties. Onder de slachtoffers van het politiegeweld bevindt zich bijvoorbeeld Zineb Redouane, een 80-jarige vrouw uit Marseille die op 2 december 2018 stierf nadat ze door een traangasgranaat in het gezicht was gewond terwijl ze de luiken van haar appartement op de vierde verdieping wilde sluiten.

    Een tweede doel van het geweld is om de beweging te verdelen, onder meer op basis van de sensationele berichtgeving erover in de gevestigde media die incidenten in de marge van protest uitvergroten en al wie protesteert voorstellen als een stelletje schurken. Deze strategie van geweld is volkomen bewust van de kant van de autoriteiten.

    Politiegeweld en systemisch racisme

    Het geweld van de politie treft de arbeiderswijken al langer. Het is geen toeval dat toen de Black Lives Matter beweging afgelopen voorjaar weer op gang kwam, deze vooral in Frankrijk weerklank vond. Het comité ‘De waarheid voor Adama’ bracht enkele tienduizenden betogers op de been, ondanks een betogingsverbod. Naast George Floyd stonden de namen van Adama Traoré (die stierf tijdens een arrestatie door de gendarmes in Val-d’Oise), Lamine Dieng (die stierf in een politiebusje in Parijs), Amadou Koumé (die stierf in een politiebureau in Parijs) … Het is niet ongewoon dat jonge mannen sterven als gevolg van politieoptreden in verdachte omstandigheden en dat hun familieleden comités oprichten en lange gevechten voor gerechtigheid voeren.

    Afgelopen juli onthulde de onafhankelijke online mediasite “Basta!” dat er op 43 jaar tijd in slechts tien van de 213 dodelijke politie-interventies uiteindelijk een veroordeling van de agenten wegens moord volgde. De laatste veroordeling dateert van 1999. Uit een analyse van StreetPress blijkt dat er tussen 2007 en 2017 maar liefst 47 ongewapende mannen zijn overleden als gevolg van politie-interventies. Geen van de betrokken politieagenten of rijkswachters is in de gevangenis beland. Meer dan een derde van de procedure heeft geleid tot seponering of vrijspraak van de agenten. De meeste zaken zijn nog lopende.

    Het plan tegen separatisme

    De wens om het maatschappelijk verzet het zwijgen op te leggen gaat gepaard met de stigmatisering van moslims. Dit kadert uiteraard in de komende verkiezingscampagnes: eerst zijn er in maart 2021 regionale en departementale verkiezingen, maar dan volgen in 2022 de verkiezingen van de president en het parlement. Als voorbereiding hierop werd de regering afgelopen zomer herschikt, een herschikking die duidelijk naar rechts gericht was en tot doel had om een basis van rechtse kiezers te behouden in een politieke context gekenmerkt door grote instabiliteit.

    Bij zijn aantreden heeft de nieuwe minister van Binnenlandse Zaken, Gérald Darmanin (tegen wie overigens een verkrachtingsklacht loopt) niet geaarzeld om het politiegeweld in Frankrijk te ontkennen. Hij verklaarde: “Als ik het woord ‘politiegeweld’ hoor, stokt mijn adem.” Dat is een zeer schokkende uitdrukking enkele weken na de moord op George Floyd en nadat in Frankrijk een bezorger, Cédric Chouviat, in januari omkwam nadat hij door de politie op de grond werd geworpen en tevergeefs riep ‘ik kan niet ademen’.

    Vervolgens werd op 2 oktober het “Plan tegen het separatisme” van Macron gepresenteerd: een wetsvoorstel tegen de politieke en radicale islam dat begin 2021 in het parlement zal worden besproken en dat het verbod op religieuze tekens en praktijken in de openbare sector op de werkplek verder zal uitbreiden. Het idee was heel duidelijk om de emotie te gebruiken die verbonden was aan de opening van het proces van de Charlie Hebdo-aanvallen. Het was de context achter de moord op Samuel Paty en de aanslag op de Basiliek van Nice die op 29 oktober drie slachtoffers maakte. (Lees hier ons eerder artikel).

    Christian Estrosi, de burgemeester van Nice (Les Républicains), verklaarde onmiddellijk dat hij “de Grondwet wilde wijzige” om “oorlog te kunnen voeren” tegen een ideologie die hij omschreef als “islamo-fascisme”. Eric Ciotti, een parlementslid van dezelfde partij riep op tot de oprichting van “een Guantanamo in Franse stijl”. De minister van Onderwijs, Jean-Michel Blanquer, haalde op 22 oktober uit naar het “islamo-gauchisme” dat volgens hem een ware ravage aanricht aan de universiteiten. Een amendement dat in de Senaat werd aangenomen, bepaalt dat universitair onderzoek zich voortaan “moet uitdrukken in het kader van de waarden van de Republiek.” Dat is een dubbelzinnige formulering die een poging doet om iedereen in de pas te doen lopen.

    Dit klimaat geeft zelfvertrouwen aan extreemrechts, waaronder de meest extremistische groepen. Enkele uren na de aanslag in Nice werd een jongeman die verbonden was met Génération Identitaire door de politie doodgeschoten omdat hij mensen van Noord-Afrikaanse afkomst met een pistool bedreigde. In Cholet was er op 14 november een incident met een man die naar eigen zeggen “door God aangezet was om te handelen.” Hij vermoordde twee mensen en verwondde ook zijn vrouw ernstig. De nationale media zwegen hierover en de lokale media deden er alles aan om niet over een terreuraanslag te spreken. Het ging immers om een katholieke moordenaar die ongelovigen wilde straffen.

    De arbeidersbeweging moet het initiatief nemen

    Aan de vooravond van de mobilisaties tegen de veiligheidswet bleek uit een peiling van het Ifop Institute dat 85% van de Fransen een sociale explosie in het land verwacht in de komende maanden. Dit is 13 punten meer dan bij de laatste peiling in januari 2020, toen de beweging tegen de pensioenhervorming nog in volle gang was.

    De huidige mobilisatie wordt voornamelijk geleid door journalisten en mensenrechtenorganisaties en heeft een enorme weerklank gevonden bij de jongeren. Maar het is duidelijk dat vooral de werkenden het doelwit van de maatregelen zijn. De sociale verwoestingen als gevolg van de economische crisis staan nog in hun kinderschoenen – in Frankrijk zijn in de eerste zes maanden van 2020 al 700.000 jobs verdwenen. De versterking van de politie en het repressief arsenaal zullen zich binnenkort richten tegen degenen die op hun werkplek strijden.

    De arbeidersbeweging moet haar stempel drukken op het maatschappelijk protest en niet aarzelen om haar meest effectieve wapen te gebruiken: stakingsacties. Politiegeweld, crimineel falen in de gezondheidszorg en ouderenzorg, onzekerheid, systemisch racisme … Het ontbreekt niet aan redenen tot woede. Deze moeten samengebracht worden rond een programma dat ingaat tegen de sociale afbraak en het systeem in crisis. Het is ook de beste manier om extreemrechts en fundamentalisten van allerlei slag te bestrijden.

    Maar er moet ook een politiek alternatief worden ontwikkeld. Eind oktober gaf een peiling van Le Figaro aan dat 79% een tegenstem in 2022 voor ogen had. Om dit potentieel te benutten, moet de woede door de arbeidersbeweging worden georganiseerd op basis van een programma dat tegenover besparingen en racisme gezamenlijke strijd en solidariteit plaatst. De onlangs aangekondigde presidentiële kandidatuur van Jean-Luc Mélenchon kan een rol spelen in deze richting. Zijn campagne heeft een offensief programma nodig. Het door La France Insoumise in 2017 verdedigde programma was een uitstekende poging om de noodzaak van ecologische planning en de nationalisering van bepaalde delen van de economie te benadrukken. Maar de uitdagingen van de huidige economische crisis (de ergste sinds de jaren dertig), de gezondheidscrisis en de ecologische crisis laten geen andere keuze dan verder te gaan en volledige breuk met het kapitalisme te verdedigen.

    Zowel op straat als op de stembus moet het kapitalistische systeem als zodanig worden aangevallen en vervangen door een systeem dat gebaseerd is op de sociale behoeften en niet op de winsthonger: een democratisch geplande socialistische samenleving.

  • Woede na moord op Samuel Paty. Terrorisme bestrijden met solidariteit, niet met haat!

    Actie aan de Beurs in Brussel na de aanslagen van maart 2016. Foto: PPICS

    Frankrijk werd op 16 oktober geschokt door de moord op Samuel Paty, een leraar die door een 18-jarige Tsjetsjeen op straat werd onthoofd omdat hij cartoons van de profeet Mohammed had laten zien tijdens een cursus burgerschapseducatie over de vrijheid van meningsuiting. Als reactie daarop waren er overal in Frankrijk betogingen tegen haat en uit solidariteit met de leraars. Het racistische en islamofobe discours dat de Franse politiek al jarenlang domineert, grijpt deze tragedie echter aan om zichzelf te versterken.

    Door Tiphaine (Polen) en Brune (Brussel)

    We delen de afschuw die in Frankrijk en elders heerst als gevolg van deze vreselijke moord. Deze aanval is niet anders dan de imperialistische drone-aanvallen waarmee bommen op Afghaanse gezinnen gegooid worden. We zijn boos op deze terrorist, maar ook op de schurken van het salafisme of traditioneel extreemrechts. De salafisten willen hun haatideologie verspreiden door racisme en islamofobie te instrumentaliseren. Op dezelfde manier zal Le Pen – maar ook Macron – deze tragische gebeurtenis gebruiken om haat binnen de arbeidersklasse te verspreiden.

    Gevestigde politici maken het erger

    De afgelopen jaren zijn het officiële discours en de racistische en islamofobe maatregelen steeds verder aangescherpt. In de media is alles een voorwendsel om olie op het vuur te gooien: boerkini’s, menu’s in kantines en zelfs de voornamen van mensen. Onlangs protesteerden parlementsleden door het halfrond te verlaten omdat de ondervoorzitter van de studentenvakbond UNEF, Maryam Pougetoux, aanwezig was met een hoofddoek op. Macron kondigde op 2 oktober nog een wetsvoorstel aan om het “secularisme te versterken.” Daarmee wil hij het verbod op religieuze tekens en praktijken op de werkplek in de publieke sector verder uitbreiden.

    In zekere zin gaat dit volledig in tegen de geest van de scheiding van kerk en staat en de godsdienstvrijheid. Het is aan de staat om seculier te zijn, niet aan individuele gebruikers van openbare diensten of aan ambtenaren. Volgens het principe van het secularisme moet de staat iedereen de vrijheid van geweten en godsdienst garanderen. In de mond van de gevestigde politici is ‘secularisme’ echter al jarenlang synoniem voor ‘anti-islam’.

    Er kunnen vragen gesteld worden bij hun notie van “vrijheid van meningsuiting” wanneer Frankrijk op de wereldranglijst van de persvrijheid van Reporters Sans Frontières (Journalisten zonder grenzen) slechts op de 34e plaats staat. Activisten weten ook wat politieke vrijheid en vrijheid van betogen betekent onder Macron: van brutale repressie tegen gele hesjes tot huiszoekingen bij La France Insoumise.

    Leerkrachten in de frontlinie

    Bij het organiseren van deze cursus over vrijheid van meningsuiting en het gebruik van deze cartoons als lesmateriaal, heeft Samuel Paty slechts het programma gevolgd dat door het ministerie van Onderwijs wordt opgelegd. De overheid vraagt de leerkrachten essentiële kwesties te bespreken, ook al heeft zij die eerder ondermijnd.

    Er zijn veel getuigenissen van leraren die zich in gespannen situaties bevinden en waar de directie hen helemaal niet helpt of zich zelfs tegen hen keert (vaak om hen individueel schuldig te laten voelen). Toen Samuel Paty bijvoorbeeld melding maakte van de intimidatie en bedreigingen tegen hem, vroeg zijn directeur hem om zich te verontschuldigen (voor het doen van zijn werk zoals gevraagd!) en deed hij niets om hem te beschermen.

    Dit is des te hypocrieter omdat leerkrachten onderworpen zijn aan een plicht van terughoudendheid en gesanctioneerd kunnen worden als ze tijdens hun werk over politiek praten. Ook hier is het de bedoeling om te voorkomen dat de leerkrachten zich tegen het gevoerde beleid uitspreken. Tegelijk moeten ze de officiële propaganda brengen in onder meer de lessen burgerschapseducatie.

    De verslechtering van de studieomstandigheden staat niet los van het fysieke gevaar waarmee de leerkrachten worden geconfronteerd. Vanwege de concurrentie tussen instellingen hebben directies er belang bij om geen incidenten te melden zodat ze geen slechte naam krijgen. Door het schrappen van jobs hebben leerkrachten weinig tijd om aan elke leerling te besteden en om een vertrouwensband op te bouwen, wat nochtans essentieel is om gespannen situaties aan te pakken.

    Dit is een algemene situatie in de openbare diensten. In dit klimaat wordt personeel in de publieke sector blootgesteld aan beledigingen en geweld, waarbij ze zelfs hun leven riskeren – allemaal terwijl ze voorgesteld worden als lui en steeds in staking met oproepen om hun lonen en jobs te bevriezen of af te bouwen.

    Wanneer een werkende net met zijn of haar leven heeft betaald voor de spanningen die worden gevoed door de gevestigde politici, gaan die laatsten toch over tot een opbod. Ze brengen een verhaal waarbij er zonder nuance twee kampen zouden zijn: dat van de republiek zoals zij het opvatten en dat van het islamitisch terrorisme.

    In de bijeenkomsten die na de moord op Samuel Paty plaatsvonden, werden activisten meermaals beledigd omdat ze een genuanceerder standpunt innamen. De voorzitter van UNEF Mélanie Luce werd een “collaborateur” en een “verrader van het secularisme” genoemd. In Anger werd een CGT-professor uitgejouwd omdat hij wees op de onderfinanciering van de openbare scholen, wat gunstig is voor de private katholieke scholen.

    Omdat Mélenchon vorig jaar deelnam aan een mars tegen islamofobie, werd hij door Manuel Valls beschuldigd van regelrechte medeplichtigheid aan de moord. Hij wordt ervan beschuldigd een “islamo-gauchist” te zijn – een term die aangeeft hoe rechts deze binaire visie op de situatie wil gebruiken voor zijn eigen politieke agenda.

    Op televisie struikelen rechtse politici over elkaars voeten in een opbod om de repressie op te voeren, met voorstellen rond meer gevangenissen of zelfs de herinvoering van de militaire dienstplicht. Minister van Binnenlandse Zaken Darmarin kondigde aan dat hij “231 illegalen die verdacht worden van radicalisering” zal uitzetten. Daar zal hij het niet bij laten: dit voorwendsel zal gebruikt worden om tot meer uitwijzingen over te gaan en om dit te rechtvaardigen.

    Dit alles maakt de situatie in de klaslokalen alleen maar erger. Leerkrachten gaan gebukt onder de gevolgen van de toenemende sociale spanningen en tegelijk ook onder de gevolgen van het besparingsbeleid op hun arbeidsomstandigheden. Dit zijn de twee kanten van de medaille van het Franse beleid vandaag: een crashdieet voor de openbare diensten en massale werkloosheid creëren de voedingsbodem voor haat en discriminatie, terwijl tegelijk het besparingsbeleid wordt goedgepraat door een spel van ‘verdeel en heers’.

    Wij vinden het dan ook belangrijk dat de solidariteit van de leerkrachten voor hun vermoorde collega en de solidariteit van de werkende klasse wordt onderscheiden van de positie van de regering en de elite. Er is nood aan solidariteit die oproept tot eenheid van de werkenden tegen terrorisme, racisme en besparingen. Het is betreurenswaardig dat Jean-Luc Mélenchon zich heeft uitgesproken voor “nationale eenheid” met rechts. Hij riep zelfs op tot meer onderdrukking, controle en uitwijzingen in de Tsjetsjeense gemeenschap. Zelfs Darmarin zei dat Mélenchon te ver naar rechts was opgeschoven!

    Veiligheid is een illusie in een sociale woestijn

    Er is een sociale woestijn in een context van groeiende onzekerheid, van economische, sociale en ecologische crisis – verergerd door de Covid-19 pandemie. Dit laat niet toe om iedereen kansen te geven in een vreedzame samenleving. De spanningen nemen toe met de verergering van de crises. Sociale uitsluiting wordt steeds zichtbaarder.

    De moordenaar van Samuel Paty, Abdullakh Anzorov, kwam 10 jaar geleden op 8-jarige leeftijd in Frankrijk aan. In plaats van zich af te vragen of zijn vader wel of niet de vluchtelingenstatus had moeten krijgen, kan men zich afvragen hoe Frankrijk, de zesde economische macht ter wereld, die zich beroemt op zijn zogenaamd egalitaire republikeins onderwijs, er in tien jaar tijd niet in is geslaagd een tiener ervan te overtuigen dat er betere vooruitzichten waren in deze maatschappij dan deze aanslag, die even afschuwelijk als suïcidaal was.

    Enkele dagen voor de aanslagen van 2016 in Brussel schreef sociologe Sarah Bracke in het Vlaamse dagblad De Standaard (19/03/2016) over de systematische marginalisering en ontmenselijking van bevolkingsgroepen in de arme wijken van het land, wijken waar veel migranten wonen: “Ontmenselijking brengt geweld met zich mee. In eerste instantie symbolisch geweld, maar het kan snel fysiek geweld worden.”

    De Franse regering – maar ook de Belgische – ondermijnt onze veiligheid door te besparen op sociale zekerheid, arbeidsomstandigheden en lonen. Dit leidt tot een toename van conflicten en sociale spanningen in de samenleving. Reactionairen van allerhande gezindheid – populisten, salafisten, racisten, fascisten… – vinden hier een vruchtbare voedingsbodem. Net als de regering willen ook zij onze collectieve politieke en vakbondsoppositie de kop indrukken.

    Het idee van ‘veiligheid’ wordt steeds meer een illusie met de vernietiging van openbare diensten, besparingen, het bevriezen van de lonen, door de regeringen gerechtvaardigd als ‘noodzakelijk’ om de economie nieuw leven in te blazen.

    Elke werkende weet dat de veiligheid op de werkplek een investering in infrastructuur en algemene werkomstandigheden vereist om stress en andere gezondheidsproblemen te voorkomen. In onze wijken en de maatschappij is het niet anders.

    Imperialisme

    Samuel Paty, maar ook de slachtoffers van de aanslagen in Frankrijk, België en elders, zijn in feite niet beschermd door de staat, die niettemin aanzienlijke middelen inzet voor zijn “oorlog tegen het terrorisme.” De staat gebruikt de ‘bescherming van de burgers’ als rechtvaardiging voor imperialistische interventies in Afghanistan, Libië, Irak, Syrië, de Sahel …

    Deze interventies leiden ook tot ‘radicalisering’. De interventies van de Amerikaanse en Britse imperialisten hebben een beslissende rol gespeeld in de ontwikkeling van fundamentalistische organisaties, waaronder Al-Qaeda en de islamitische staat. Deze organisaties vonden een vruchtbare voedingsbodem in de vernietiging van infrastructuur in de aangevallen landen. Het sociale vacuüm en het gebrek aan reactie van de geatomiseerde arbeidersbeweging in deze landen werd opgevuld door fundamentalistische krachten.

    Sociale spanningen en extreemrechts groeien, maar het maatschappelijk verzet ook

    De Covid-19 crisis, de economische crisis, de oorlogen … Al deze spanningen zullen de komende tijd niet verbeteren. Islamofobe toespraken van zogenaamde deskundigen zullen deze spanningen alleen maar doen toenemen en racistische aanvallen uitlokken. We zagen al snel voorbeelden hiervan na de moord op Samuel Paty, waaronder de aanval op twee vrouwen die werden neergestoken en onderworpen aan racistische beledigingen toen ze in de buurt van de Eiffeltoren liepen.

    Extreemrechts, in het bijzonder de Rassemblement National van Marine Le Pen, wrijft zich in de handen om zoveel mogelijk munt te slaan uit de dood van Samuel Paty.

    De arbeidersbeweging, de vakbonden, de organisaties van de arbeidersklasse moeten zich voorbereiden op een toename van extreemrechtse ideeën en een steeds verdergaande normalisering van dit soort misselijkmakende ideeën. Alleen door een programma met echte oplossingen voor te stellen om de sociale woestijn en de crisis van het systeem aan te pakken, kunnen we voorkomen dat extreemrechts en fundamentalisten van allerlei pluimage aan invloed winnen.

    De laatste jaren is de sociale mobilisatie in Frankrijk massaal geweest, gele hesjes, de strijd tegen de pensioenhervorming, de strijd voor de gezondheidszorg, de strijd van mensen zonder papieren … Al deze voorbeelden tonen het ongelooflijke potentieel voor sociale strijd in Frankrijk.

    Het is op straat en allemaal verenigd tegen de verdeeldheid van de heersende klasse, dat we haat en verdeeldheid kunnen vervangen door solidariteit. Uiteindelijk is echter het hele kapitalistische systeem schuldig. Het is schuldig aan onderdrukking, economische en sociale crisis en zo aan het creëren van een voedingsbodem voor extreemrechts en allerhande rottigheid, waaronder vreselijke aanslagen zoals die op Samuel Paty. Het is de hoogste tijd om het te vervangen door een systeem dat gebaseerd is op de sociale behoeften en niet op het winstbejag; een democratisch socialistische samenleving.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop