Your cart is currently empty!
Tag: PS
-
Wallonië: progressieve meerderheden in 2019?
Een peiling, besteld door de MR bij het instituut Dedicated Research, gaf op 1 juli bijna 25% van de Waalse stemintenties aan de PVDA. Een politieke aardbeving. Nooit geziene situaties zorgen voor onuitgegeven ontwikkelingen. Niet veel later verklaarde de algemeen secretaris van de Waalse interregionale van het ABVV, Thierry Bodson, op de RTBF: “Als in 2019 de mogelijkheid van een progressieve meerderheid (Ecolo, PVDA, PS) zich aandient, moet geprobeerd worden om een dergelijke coalitie in het zadel te heffen. In de politiek zijn er momenten die niet gemist mogen worden.”Standpunt door Nicolas Croes, hoofdredacteur van ons maandblad ‘Lutte Socialiste’
Het Waalse ABVV kondigde een reeks ontmoetingen aan ter voorbereiding van congressen in mei 2018. Zo wil de vakbond verschillende eisen op tafel leggen. De PS was niet langer de enige formatie die geconsulteerd werd. Er waren ook discussies voorzien met Ecolo en de PVDA. In januari volgt een nieuwe reeks ontmoetingen, dit keer specifiek rond het project van een links-groene samenwerking in 2019.
Van angst naar stoutmoedigheid
Veel mensen waren ongetwijfeld enthousiast over de mogelijkheid dat deze drie partijen een einde maken aan het besparingsbeleid. Het enthousiasme is beperkter bij de top van deze partijen. De stilte bij de PS is oorverdovend. Bij Ecolo verstopt co-voorzitster Zakia Khattabi zich achter de “keuze van de kiezer” in 2019 en is er enige minachting. En bij de PVDA? Partijvoorzitter Peter Mertens verklaarde naar aanleiding van zijn bezoek aan het ABVV: “Wij stappen niet in een regionale en federale regering in 2019.” (1) De redenen hiervoor zijn een gebrek aan bereidheid om een regering te vormen die “een totale confrontatie met de Europese instellingen wil aangaan.” Maar ook om te vermijden dat “onze partij gebroken wordt door alle kaders in ministeriële kabinetten te laten plaatsnemen.”
Deze reacties kunnen wel eens niet begrepen worden door al wie een einde wil maken aan de neoliberale aanvallen. Niet dat de risico’s waar Peter Mertens op wijst niet bestaan. De PVDA beschikt over een indrukwekkend partij-apparaat en een harde kern van trouwe militanten die bereid zijn om grote opofferingen te maken, maar zal dat sterk genoeg zijn om het hoofd te bieden aan de grote uitdagingen?
Jean-Luc Mélenchon heeft zich waarschijnlijk gelijkaardige vragen gesteld voor hij de dynamiek van La France Insoumise lanceerde. Toch is hij er heel snel in geslaagd om een brede politieke beweging op te bouwen. Hij deed dit door ruimte te bieden aan iedereen die wil strijden tegen de besparingen: syndicalisten, ecologisten, feministen, leden van ngo’s, … Deze benadering – open en zonder beperkingen ter linkerzijde – heeft een dynamiek in het leven geroepen die nog steeds in opbouw is, denk maar aan de enorme betoging van 23 september met 150.000 aanwezigen. Het is deze benadering die toeliet om een spectaculaire politieke kracht te creëren. Zo werd een reservoir aan talent aangetrokken dat voorheen verspreid was over de samenleving. Het Franse politieke landschap is stevig door elkaar geschud.
Vanaf vandaag bouwen aan sociaal front van verzet
Met een dergelijke benadering zou de oproep van het ABVV aangegrepen kunnen worden als middel om vanaf vandaag een sociaal front van verzet uit te bouwen dat evengoed syndicalisten van het ACV zou kunnen aantrekken. Mobilisaties op straat zouden op een brede manier duidelijk kunnen maken wie het werkelijk serieus meent met zijn bereidheid om een einde te maken aan de dictatuur van de markt en wie zich liever beperkt tot mooie woorden tijdens verkiezingscampagnes. Maar bovenal zou de ervaring die op deze manier opgedaan wordt, de basis kunnen leggen voor de ontwikkeling van een breed kader van ervaren militanten dat de ontwikkeling van een democratisch, strijdbaar antibesparingsalternatief op zijn schouders kan nemen.
Een dergelijk alternatief kan gunstige voorwaarden creëren voor de belangen van de werkenden. Tegenover het gevaar van een nieuwe rechtse regering, begrijpen we het enthousiasme voor ‘progressieve coalities.’ Maar we mogen geen illusies hebben: alles zal afhangen van de concrete inhoud van het beleid. En dus van de krachtsverhouding van de arbeidersbeweging.
(1) La Libre Belgique, 23 en 24 september 2017.
-
Franstalige politieke crisis. Werkenden moeten hun stem laten horen

Toen cdH-voorzitter Benoît Lutgen op 19 juni de stekker uit de Brusselse, Waalse en Franstalige regeringen trok, verwees hij naar de vreselijke schandalen waar de PS in betrokken is. De hypocrisie viel meteen op: de cdH is zelf in tal van schandalen betrokken. Midden augustus gaf de site Cumuleo bovendien aan dat zes van de zeven ministers in de nieuwe Waalse regering van MR (liberalen) en cdH “vergeten” waren om bepaalde mandaten, functies of beroepsactiviteiten te vermelden.
Dat Lutgen, een vertegenwoordiger van de rechterzijde in de cdH, het niet op samenwerking met de PS begrepen had, was geen geheim. Bovendien waren er de geruchten over een mogelijke deelname aan de federale regering-Michel na de verkiezingen van 2019. Er waren ook de slechte resultaten in de peilingen. Dit alles bepaalde de gok van Lutgen. Eind augustus lijkt het er steeds meer op dat hij te snel heeft gehandeld en er niet in slaagt om alternatieve meerderheden op alle niveaus op de been te krijgen. Er is nog altijd geen akkoord rond de Brusselse regering en ook de Federatie Wallonië-Brussel heeft nog geen nieuwe coalitie. De peilingen lijken aan te geven dat Lutgen en co vooral gezien worden als opportunistische avonturiers die problemen veroorzaken.
Wijdverspreide paniek
Niet dat de PS daarvan kan profiteren. Alle peilingen bevestigen de enorme ineenstorting van de partij van Di Rupo. Met 16% zou de PS niet alleen de MR moeten voorlaten, maar ook de PVDA. De woede neemt toe. Een peiling van iVox voor de kranten van Sudpresse op 24 augustus was veelzeggend. Voor 2019 “denken de kiezers van de PS vooral aan linkse coalities, ook met de PVDA. (…) 57,5% is voorstander van een alliantie met Ecolo en 44% met de PVDA. Elke samenwerking met de MR wordt massaal verworpen. Ook een verzoening met de cdH is niet populair.”
Kort voordien haalde Elio Di Rupo de voorpagina’s van de kranten met zijn boek “Nouvelles conquêtes” (nieuwe verworvenheden) waarin een aantal linkse voorstellen worden gedaan. De peiling van iVox is echter vernietigend voor Di Rupo: een derde van de PS-kiezers vertrouwt hem niet, de helft daarvan geeft aan anders te stemmen als hij voorzitter blijft en 35% geeft aan niet meer voor de PS te zullen stemmen. Niet dat de voorstellen uit het boek van Di Rupo daarom niet relevant zijn: ze kunnen bijdragen aan het populariseren van bepaalde eisen die belangrijk zijn als antwoord op de sociale problemen.
De kleine broer van de federale regering
De werkgeversfederaties UEW (Union Wallonne des Entreprises), UCM (Union des classes moyennes) en CCW (Confédération de la construction wallonne) reageerden enthousiast op de beslissing van Lutgen. MR-voorzitter Olivier Chastel zei meteen dat “jobs de absolute prioriteit” zouden zijn met voorstellen om flexi-jobs, nachtwerk en e-commerce te promoten. Het duurde niet lang voor er in de media bericht werd over oproepen om de “belastingen voor bedrijven te beperken”, de middelen voor de gemeenten naar beneden te halen en een minimale dienstverlening in te voeren bij het openbaar vervoer.
Bij de basis van de vakbonden en onder bredere lagen van de bevolking is er ongerustheid over de plannen van de nieuwe Waalse regering die dezelfde onverteerbare koers als op federaal vlak gaat varen. Er is nood aan verzet. De PVDA kan daar een belangrijke rol in spelen. Er zijn enorme mogelijkheden als de werkenden en jongeren zich kunnen verenigen rond een breed en strijdbaar politiek alternatief dat open en democratisch is. Op die basis kan actief gemobiliseerd worden in de wijken en op de werkplaatsen waarbij strijdbare syndicalisten versterkt worden in het verzet tegen het besparingsbeleid op alle niveaus. LSP ondersteunt elk initiatief in deze richting.
-
Graaiende socialisten versterken rechts. Echte socialisten vechten voor een ander systeem
De aanhoudende schandalen over graaiende politici treffen de PS hard. Terecht: wie verrijkt zichzelf nu op de kap van de allerzwaksten zoals daklozen? Dat dit gebeurt door mensen die zichzelf ‘socialist’ noemen, komt des te harder aan. Als de PS hiervoor afgestraft wordt, is het niet omdat de partij zich ‘socialistisch’ heeft opgesteld, maar net omdat er van socialisme geen sprake meer is.De neoliberale logica van winstgevendheid en toplonen voor de managers is doorgetrokken naar de publieke sector. Dat is niet verwonderlijk: alle gevestigde partijen, ook de sociaaldemocratie, hebben het neoliberalisme omarmd en doorgevoerd. Openbare diensten werden publieke bedrijven: dienstverlening maakte plaats voor een jacht op winst. Gevestigde politici vergeleken zich met managers in de private sector die voor de minste wind die ze laten een vergoeding krijgen.
De woede tegenover de hoge vergoedingen wordt versterkt door het jarenlange besparingsbeleid waaronder de levensstandaard van de hardwerkende gewone bevolking gebukt gaat en waardoor de openbare dienstverlening is afgebouwd. Terwijl er voor ons minder diensten waren, kregen de toppolitici meer vergoedingen. Dat is een opstap naar een volledige privatisering waardoor de toplonen en winsten naar de grote bedrijven doorvloeien. N-VA wilde dit bijvoorbeeld doen door de Antwerpse daklozenopvang aan G4S over te dragen. Voorlopig is dit van de baan, maar de daklozenopvang kreeg een zware slag. Of het nu PS-politici of grote aandeelhouders zijn, wat ons betreft is verrijking op de kap van armen en daklozen altijd schandalig.
Het probleem beperkt zich niet tot enkele figuren met ‘vuile handen.’ Het hele systeem zit fout. Het werkt groeiende ongelijkheid in de hand en dus ook excessen.
De woede hiertegen groeit en maakt ‘oude socialisten’ zoals Bernie Sanders, Jean-Luc Mélenchon en Jeremy Corbyn populair. Terwijl de PS en SP.a in naam ‘socialistisch’ zijn, is de inhoud ervan al lang verdwenen. Door te vertrekken van de belangen van de meerderheid van de bevolking, het vertrekpunt van echte socialisten, was de aantrekkingskracht van Sanders, Mélenchon en Corbyn groot. Het lijkt tegenstrijdig, maar terwijl de PS in elkaar stort, is er net een heropleving van socialisme. De sociaaldemocratie kan daar niet op inspelen omdat ze niet meer weet wat socialisme is.
Het programma van Jeremy Corbyn, Sanders of van Mélenchon werd door tegenstanders afgedaan als “onbetaalbaar”. Dat argument is nu steeds meer ook de laatste strohalm voor de neoliberale vertegenwoordigers in die sociaaldemocratische partijen. Belastingverminderingen en fiscale gunstregimes waren nooit onbetaalbaar. Degelijk en betaalbaar onderwijs, veilige huisvesting, goed werkend openbaar vervoer of echte jobs, zijn dat blijkbaar wel.
Tegenover het decennialange mantra dat privatiseringen iedereen ten goede kwamen, staat nu de afschuwelijke realiteit: als sociale woningbouw overgelaten wordt aan de winstbelangen, vormen kwaliteit en veiligheid een “verliespost”. Het drama van de appartementsbrand in London is niet enkel dat deze of gene regeltjes met de voeten getreden werden of dat er in het Verenigd Koninkrijk andere veiligheidsnormen bestaan, het is ook dat neoliberale regeringen of besturen de fiscale gunstregimes organiseren met publieke middelen, voor onder andere bouwpromotoren, ten koste van veiligheidsvoorschriften of noodzakelijke investeringen in kwaliteitsvol en veilig wonen.
De heropleving van socialistische ideeën is nog maar net begonnen. Het zijn net de eisen uit de “oude doos”, jarenlang afgedaan als “oubollig”, die enthousiasme opwekken. De (her)nationalisatie van industrieën en diensten, gratis onderwijs, … zijn populair. Wel blijven ze vaak nog voorwaardelijk of ontbreekt nog de strategie om deze af te dwingen. Zo wil Corbyn de spoorwegen pas hernationaliseren wanneer de huidige concessies aflopen. Zijn overstap naar duurzame energie zou gaan via een stapsgewijze uitbouw van publieke controle over energieproductie naast bestaande private spelers; Mélenchon concentreerde zich vooral op het argument dat hogere lonen de economie kunnen herlanceren en dat wettelijke voorzieningen nodig zijn om bedrijven te controleren.
Zulke eisen zijn een goed begin, maar het enthousiasme voor zo’n programma is er net omdat het uitzicht geeft op een onmiddellijke ommekeer van de sociale afbraak en de uitwassen van het kapitalisme. Het klimaat, om maar één voorbeeld te geven, kan niet wachten op een geleidelijke overgang van marktgedreven naar massale publieke investeringen.
Om de chantage en sabotage door kapitalistische beleidsmakers tegen te gaan, zal een standvastige houding nodig zijn. Het zal de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie onder democratische controle van de werkende bevolking vereisen. De winsten in die sectoren kunnen dan gebruikt worden voor de investeringen in diensten en wetenschappelijk onderzoek, terwijl de democratische controle noodzakelijk is om genationaliseerde sectoren te behoeden van onderfinanciering en corruptie. Echte socialisten graaien niet, maar strijden actief voor een socialistische samenleving! Doe mee met LSP!
-
Politieke crisis: naar rechtse regeringen in Wallonië en Brussel?

De zetel van de Waalse regering in Namen. Foto: Flickr, Myben.be CDH-voorzitter Benoit Lutgen maakte een einde aan de coalities met de PS in Wallonië, Brussel en de Waals-Brusselse Federatie. Hierdoor ligt de weg open voor rechtse regeringen met MR op regionaal vlak. Hiervoor zal wel eerst een prijs betaald worden aan Défi, dat nodig is om in Brussel een meerderheid te vormen, en eventueel ook aan Ecolo.
Standpunt door Boris (Brussel)
Publifin, Kazachgate, Samusocial, … De vele schandalen hebben het voor iedereen duidelijk gemaakt: de politici van PS, MR en CDH laten zich leiden door carrièrisme en inhaligheid. De onthullingen blijven maar komen. De affaire rond Samusocial in Brussel, waar mandatarissen van de PS zichzelf bedienden met middelen die bedoeld zijn voor de allerzwaksten, zorgde voor algemene afkeer en walging. De Franstalige christendemocraten van CDH grepen dit aan om de stekker uit de regionale regeringen met de PS te trekken. Het getuigt van een sterke vorm van hypocrisie: de CDH is zelf betrokken in verschillende schandalen en coalitiepartner MR al evenzeer. De peilingen die de CDH lieten krimpen tot de vijfde partij van Wallonië en de zesde van Brussel, maakten wellicht dat de partij iets wilde doen om het eigen vel te redden.
De verburgerlijking van de sociaaldemocratie en het overnemen van de logica van sociale afbraak, hebben de opgang versterkt van politici die de eigen zakken vullen naar het voorbeeld van topmanagers, ook in die vroegere arbeiderspartijen. In tegenstelling tot de schandalen rond de PS in de jaren 1990 (UNIOP, Agusta, …) of die van de jaren 2000 (Charleroi) is de schade voor de PS nu veel groter. We hebben ondertussen de grote recessie van 2008 gehad. Dit leidde tot een diepgaande crisis van de sociaaldemocratie in Europa. In Griekenland, Frankrijk, Nederland, … kregen de zusterpartijen van de PS rake klappen. De PS leek beter stand te houden, vooral door het gebrek aan consequente concurrentie ter linkerzijde. Ondanks jarenlange regeringsdeelname kon de PS zich voordoen als een soort van oppositie binnen de regeringen die de sociale afbraak afzwakte. Daarna kregen we echter de regering-Di Rupo die private schulden naar de gemeenschap overdroeg en die de weg voorbereidde voor een Thatcheriaanse federale regering.
Na de onthullingen in de Publifin-affaire stak de PTB voor het eerst de PS voorbij in een Waalse peiling. Dat wijst op de mogelijkheid van een historische doorbraak in de verkiezingen. In dit klimaat van schandalen loont de praktijk van verkozenen aan een gemiddeld werknemersloon pas echt ten volle.
De crisis van de sociaaldemocratie heeft niet alleen gevolgen voor de krachten die er links van staan. Dat zagen we met ‘La République en Marche’ van Emmanuel Macron in Frankrijk. Lutgen probeert zich op dat voorbeeld te beroepen.
Bij de werkgevers wordt de politieke crisis in Wallonië en Brussel gezien als een kans om de regering-Michel te versterken. Voor de federatie van Waalse ondernemers “kan dit leiden tot een zekere symmetrie. Dat zou een goede zaak zijn. De maatregelen van de federale regering om de arbeidskost te herleiden en de geplande hervorming van de vennootschapsbelasting zijn van groot belang voor de ondernemers.” Bij de MR doen sommigen nu wat lacherig over de term “kamikazeregering” die bij de vorming van de federale regering werd gebruikt. Nochtans kreeg de stakingsbeweging van de herfst van 2014 de regering op haar knieën. De kans om dit af te werken en de regering weg te krijgen, grepen de vakbondsleidingen echter niet.
Alle hoop vestigen op de verkiezingen van 2019 om tot een andere regering te komen, is bijzonder gevaarlijk. De regering-Michel blijft zwak en breekbaar, maar de grootste kracht van deze regering is de zwakte van de oppositie, in het bijzonder de gediscrediteerde PS. Het idee van regionale regeringen van PS en CDH die een oppositie vormen tegen de federale regering, ligt in duigen. Dit maakt een federale rechtse regering, versterkt met CDH, na de verkiezingen van 2019 mogelijk. Het zou ons een nieuwe harde rechtse regering opleveren.
De arbeidersbeweging moet bewust zijn van dit gevaar. We hebben maatregelen nodig rond de transparantie van publieke mandaten, maar dit volstaat niet. Er is ook, en vooral, nood aan een programma van strijd om een krachtsverhouding uit te bouwen die gunstig is voor de werkenden en hun gezinnen. Er is ook nood aan verkozenen die leven aan een gemiddeld werknemersloon om een programma van sociale verandering te verdedigen. Het is in die zin dat LSP met zijn beperkte krachten de hand reikt naar de PVDA om de mogelijkheden in de huidige situatie maximaal te benutten.
-
De PS lijkt doodstrijd van Europese sociaaldemocratie dan toch te vervoegen

Foto: PPICS De 1 mei-vieringen zullen dit jaar een sociaaldemocratie in crisis tonen. Overal in Europa waart het spook van de ‘pasokificatie,’ een verwijzing naar de Griekse partij PASOK die van 43,92% in de verkiezingen in 2009 wegzakte tot 4,68% in 2015. Het argument van het ‘minste kwaad’ is tot op de draad versleten. Bijna tien jaar na het begin van de huidige economische crisis heeft de sociaaldemocratie er nog steeds geen antwoord op.
Artikel door Ben (Charleroi) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
In Frankrijk verloor de PS in de loop van de 5 jaar dat François Hollande president was 40.000 leden. Hollande bedankte wijselijk voor een kandidatuur om zichzelf op te volgen. Het magazine Marianne stelt dat de presidentscampagne het einde van de PS inluidt. (1) We zouden ook nog Nederland, Italië, Ierland, Spanje, … kunnen aanhalen.
De PS in ons land leek tot nu toe de uitzondering op de regel. Langs Vlaamse kant had de SP.a het al langer moeilijk: voor het ineenstorten van onder meer PASOK dong de partij mee naar de titel van de kleinste sociaaldemocratische partij van Europa. De PS hield stand en dit ondanks een ononderbroken deelname aan de federale regering tussen 1987 en 2014. De laatste peilingen leiden echter ongetwijfeld tot angstzweet in het hoofdkwartier van de PS aan de Keizerslaan.
De kruik gaat te water tot ze barst
Van waar komt deze crisis van de sociaaldemocratie? Het gaat terug op beperkingen die al langer aanwezig waren, maar nu tegen de achtergrond van het volledig omarmen van de neoliberale dogma’s en de economische crisis volop tot uiting komen.
Reeds toen de sociaaldemocratie de massa’s deed dromen, was het enkel onder druk van die laatsten dat ze een relatieve herverdeling van de rijkdom beloofde en soms ook deels realiseerde. De sociaaldemocratie heeft zich van bij haar ontstaan opgebouwd door de arbeidersklasse te organiseren, waardoor ze kon profiteren van de kracht van die laatste. Dat vereiste een radicaal discours terwijl de leiding tegelijk poogde om de impact te beperken van wat mogelijk een fatale kracht was voor het bestaande sociale orde. (2) Of zoals Lenin het omschreef: arbeiderspartijen aan de basis, burgerlijk aan de top.
Na de grote algemene staking in de winter van 60-61 behaalde de PS in Wallonië 47,1% van de stemmen. Eenmaal verkozen verraadde ze haar programma. Die bittere ervaring heeft de deur opengezet voor frustratie, woede en een electorale afstraffing. Tegen de verkiezingen van 1965 had een kwart van de PS-kiezers de partij de rug toegekeerd. De PS behield enkel de macht op basis van steeds onwaarschijnlijkere coalities die voor een verdere neergang zorgden in de jaren 1970 tot aan de verbanning naar de oppositie in 1981.
Na zes jaar van harde rechtse regeringen kwam de PS in 1987 terug aan de macht nadat ze 43,9% haalde in Wallonië. Die stem was vooral een verwerping van rechts en niet zozeer een stem uit overtuiging. Sindsdien werd het argument van het ‘minste kwaad’ het fundament. Na alle desillusies, het vertrek of uitsluiting van de meest strijdbare elementen, worden de woorden van Marcel Liebman bewaarheid: “Ziedaar de top overgeleverd aan zichzelf, bedreigd door de conservatieve tendensen en door de bureaucratische inertie die door geen enkele volksbeweging nog in evenwicht kan gebracht worden. De organisatie blijft bestaan, maar de revolte zwijgt en berooft zo de beweging van een hinderlijke en kostbare dynamiek.” (3)
Hoeveel hebben er, zoals Fréderic Gillot – nu Waals parlementslid voor de PVDA, de partij resoluut de rug toegekeerd na de aanvallen op de pensioenen in 2005 (Generatiepact)? En nadat de “jacht op de werklozen” werd geopend? De afwezigheid van een alternatief vormde lange tijd een sterke rem op de afkalving van de PS. Bij gebrek aan beter en in weerwil van hun afkeer, bleven de kiezers voor de PS stemmen.
De wind van de klassenstrijd waait opnieuw
De intrede van de PVDA in het parlement heeft de breekbaarheid van de PS aangetoond. Sindsdien is de geest uit de fles. De PS-leiding is in paniek en probeerde om zich links te herpositioneren. Di Rupo verklaarde dat zijn “hart bloedt” bij het idee dat duizenden werklozen hun uitkering verliezen – een maatregel die hij nochtans zelf doorvoerde. Magnette heeft met zijn verzet tegen het vrijhandelsverdrag CETA geprobeerd om de PS voor te stellen als standvastig. Het was te laat en te weinig. En dan moest het Publifin-Nethys schandaal nog komen …
In maart plaatste een peiling van RTBF, La Libre en Dedicated de PVDA op de tweede plaats in Wallonië (20,5%), vlak voor de PS (20,3%). Een ander element: sinds de jaren 1970 verloor de PS de helft van haar leden. De geloofwaardigheid van de partij is weg. Het spook van de ‘pasokificatie’ bereikt ook de PS en bezorgt enkele kopstukken slapeloze nachten.
De politieke ruimte ter linkerzijde zal ondertussen blijven groeien. Dit zorgt voor heel wat interessante nieuwe uitdagingen voor de PVDA en al wie zich tegen de neoliberale besparingen verzet. Hoe kunnen we vermijden om in dezelfde vallen als Syriza in Griekenland te trappen? Hoe reageren op samenwerking met gevestigde partijen? Hoe de passieve electorale steun omzetten in actieve sociale mobilisatie? Hoe ervoor zorgen dat de dynamiek in Wallonië en in iets mindere mate in Brussel straks ook Vlaanderen bereikt? Dat zijn kwesties waaraan LSP op een constructieve wijze wil bijdragen.
- Marianne N°1046-1047 van 14 tot 24 april 2017
- Jean Faniel, “Le Parti Socialiste est-il populaire ?”, Revue Politique nr 62, December 2009.
- Liebman, “Les socialistes Belges 1914-1918”, Brussel, La Revue nouvelle/FJJ/EVO, 1986, pp 66-67 aangehaald door Jean Faniel
-
De PS kraakt onder de schandalen en een linkse oppositie
PTB op 20% in Wallonië volgens peiling RTBF
Peter Mertens op 1 mei in Antwerpen. Foto: LiesbethMochten er morgen verkiezingen zijn dan zou, volgens een peiling uitgevoerd door de RTBF, de PS met 20,3% in Wallonië en 20,1% in Brussel haar slechtste resultaat ooit neerzetten. Het verlies aan vertrouwen in de PS als verdediger van de belangen van de werkende bevolking is al lange tijd geleden ingezet. De recente affaires met prominente PS’ers als de meesters van de graaicultuur waren een zoveelste druppel in een reeds overvolle emmer van wantrouwen en frustratie. De belangrijkste winnaar in die peilingen is de PTB die voor het eerst boven de PS uitkomt en tweede partij wordt met 20,5%. In Brussel stijgt de PTB/PVDA tot 14,1%.
Artikel door Bart Vandersteene voor de aprileditie van ‘De Linkse Socialist’ die vrijdag van de drukker komt (Abonneer je vandaag nog!)
De PS werd in Europa lange tijd gezien als een uitzondering op de regel waarbij alle sociaaldemocratische partijen zware klappen kregen voor hun verantwoordelijkheid bij de politiek van sociale afbraak. De PS behield ondanks 26 jaar ononderbroken (1988-2014) deelname aan de Federale regering min of meer haar electorale positie. Maar die uitzondering was slechts schijn en vooral de uitdrukking van het gebrek aan een degelijk alternatief. Sinds 2014 heeft de PTB twee verkozenen in het Federaal parlement en wordt de PS geconfronteerd met een linkse oppositie. Nu blijkt hoe fragiel haar electorale steun wel was.
De schandalige zelfverrijking waar alle klassieke politieke partijen aan deelnamen, schudt de politieke kaart in Franstalig België ernstig door elkaar. Maandenlang kwam schandaal na schandaal aan de oppervlakte en dit tegen de achtergrond van een regio waar slechts 6 op 10 van de actieve bevolking een job heeft. Waar er een armoederisico is dat gelijkenissen vertoont met Oost-Europese landen. Als in zo’n context zelfverklaarde socialisten via het cumuleren van jobs en mandaten hun zakken rijkelijk vullen, tot een miljoen euro per jaar voor PS’er Stéphane Moreau, dan is het niet verbazend dat ze afgestraft worden door de kiezers.
Ook in Vlaanderen gaat de PVDA vooruit en haalt met 5,5% de kiesdrempel en zou daarmee drie verkozenen halen. De N-VA blijft de grootste en stabiliseert rond de 28%, het dubbele van de tweede partij: CD&V met 14,1%. Daarnaast zijn er nog 4 partijen die tussen de 10% en 14% halen: Open VLD, SP.a, Vlaams Belang en Groen. De sociale strijd van eind 2014 en 2015 domineerde een tijdlang het politieke debat en zette de regeringspartijen in Vlaanderen in het defensief. Het einde van die periode van sociale strijd heeft vooral N-VA en Vlaams Belang de kans gegeven om de publieke aandacht te oriënteren naar de thema’s van veiligheid, terrorisme, migratie, vluchtelingen, … Desondanks blijft er ook in Vlaanderen een potentieel voor een sterke linkse oppositie bestaan.
Bart De Wever sprak begin maart reeds zijn hoop uit dat “een situatie waarin een tandem van PS en PTB de Franstalige politiek domineert voor een communautaire doorbraak kan zorgen.” De N-VA zal als rechtvaardiging voor een confederaal staatsmodel beweren dat er twee verschillende realiteiten bestaan in het land. In het leven van de gewone bevolking zijn er echter veel meer gelijkenissen dan verschillen. In alle landsdelen hakt het besparingsbeleid hard in op de levensstandaard en is de steun voor de klassieke partijen ondermijnd door jarenlange besparingen en schandalen. De nood aan een links alternatief stelt zich in alle landsdelen even scherp.
Een confederale hervorming waarbij het volledige sociaal model wordt geregionaliseerd is een gevaarlijk scenario voor zowel de Vlaamse, Brusselse als Waalse werkende klasse. In de armere Brusselse en Waalse regio’s betekent het binnen een neoliberale logica een verdere afbouw van arbeids-en loonvoorwaarden om investeringen aan te trekken. In Vlaanderen zal de rechterzijde de forcing proberen voeren bevrijd van de rem die de meer strijdbare Franstalige vakbondsmilitanten vandaag bieden. Bij een verdere regionalisering wint enkel de kapitalistische elite die zo een interne competitie in eigen land kan introduceren om de spiraal naar beneden te versnellen.
In deze context wordt de sterkst mogelijke uitbouw van een linkse oppositie in Vlaanderen des te dringender. Om daarin te slagen is een inclusieve benadering geen overbodige luxe. Daarvoor is een bundeling van alle krachten links van de sociaaldemocratie en de groenen met respect voor elkaars eigenheid, nodig. LSP is bereid daar een constructieve bijdrage aan te leveren.
-
Publifin/Nethys. Het is ons geld, waarom hebben we er dan geen controle over?
De politieke wetenschapper François Gemenne (ULg) ging niet lichtzinnig te werk toen hij op de RTBF de structuur van Publifin-Nethys als “maffioos” omschreef. “Het is een systeem dat van maffiosi aard is, er wordt geld aan iedereen uitgedeeld zodat niemand vragen zou stellen.” Blijkbaar is er wel heel veel geld beschikbaar om uit te delen. In het geval van deze intercommunale structuur gaat het overigens om geld van de gemeenschap, van ons dus.
Publifin (het vroegere Tecteo) is een intercommunale die onder meer Nethys, VOO (tegenhanger van Telenet), de Luikse intercommunale voor elektriciteit en gas, de kranten van “L’Avenir”, … controleert. Het gaat dus om een bijzonder groot bedrijf dat tussen de publieke macht en de private sector zweeft met een omzet van 759,1 miljoen euro. Het kapitaal is voor 52% in handen van de provincie Luik en voor 47% door 76 gemeenten.
Het schandaal begon naar aanleiding van onthullingen over de wel erg vrijgevige opstelling van de intercommunale tegenover de 31 leden (van CDH, MR en PS) in de vier sectorcomités van de groep. Deze 31 mensen kregen 1.340 tot 2.871 euro bruto per maand voor amper bijgewoonde vergaderingen die louter raadgevend waren. De kost van deze vergoedingen liep op tot 2,5 miljoen euro. Gezien de onregelmatigheid van de vergaderingen, was er een vergoeding die opliep tot 516 euro per minuut vergadering.
Het stelsel is perfect legaal, maar op een ogenblik van besparingen is het natuurlijk problematisch om hiermee in het nieuws te komen. De onthullingen bleven elkaar overigens maar opvolgen. Zo werd bekend dat Daniel Weekers, de “strategisch adviseur” van Stéphane Moreau (CEO van Nethys en PS-burgemeester van Ans), maar liefst 50.000 euro bruto per maand verdiende bovenop verschillende premies en voordelen. Dat komt neer op een jaarloon van 600.000 euro of het dubbele van dat van de premier. Een anonieme bron getuigde in de krant L’Echo dat de strategisch adviseur in kwestie voor dit enorme jaarloon “10 uur per week werkt.”
Stéphane Moreau kon zelf natuurlijk niet achterblijven. Nog steeds volgens L’Echo was hij goed voor 80.000 euro bruto per maand of 960.000 euro bruto per jaar. Daar komt nog zijn loon als burgemeester bovenop. Dat is goed voor 80.000 euro. Nethys verdeelde in 2014 en 2015 alleen 4,4 miljoen euro onder zijn bestuurders, waaronder 8 politici (6 PS, 1 MR en 1 CDH). En dat zijn dan nog maar enkele voorbeelden…
Wat nu?
Toen de schandalen in Charleroi bekend raakten in 2005 waren alle gevestigde politici er snel bij om hun verontwaardiging te uiten. Elio De Rupo zweerde plechtig: “Ik wil geen parvenu’s meer. Ik zal ze zelf achterna zitten, ik ben het beu. Er is geen plaats voor hen in de PS.” De communicatiediensten van Di Rupo en co kunnen vandaag heel wat geld uitsparen door gewoon dezelfde verklaringen van 2005 opnieuw op te diepen…
Na het uitbarsten van de economische crisis werd veel gesproken over het aanpakken van de banken en de financiële wereld en van het opleggen van morele regels. Maar uiteindelijk is er niets veranderd en bleef het business as usual.
De hele affaire dwingt ons tot een conclusie: wat we niet bezitten, kunnen we niet controleren. De dictatuur van de financiële wereld stoppen betekent strijden om deze sector in publieke handen te nemen. Om toestanden zoals die van Moreau en co (tot hiertoe volledig legaal!) te stoppen en ervoor te zorgen dat publieke autoriteiten effectief in dienst van de gemeenschap staan, is er een ernstige controle van de werkenden en gebruikers nodig. Het beheer moet op democratische wijze door gewone werkenden en gebruikers in handen genomen worden. Dat is een compleet andere opstelling dan publieke diensten die als private bedrijven worden beheerd waarbij de publieke instanties slechts aandeelhouders zijn.
[divider]
Loonmatiging voor de enen… maar niet echt voor de anderen
Hieronder enkele lonen van politici en toplui in publieke bedrijven. Wij denken dat vertegenwoordigers van de werkende bevolking in publieke functies niet meer mogen verdienen dan een gemiddeld loon van een werknemer.
- Premier: 227.000 euro per jaar / Vicepremiers: 227.000 euro / Ministers: 223.000 euro / staatssecretarissen: 212.000 euro
- Elio Di Rupo (burgemeester van Bergen): 122.501,14 euro per jaar
- Dominique Leroy (CEO Proximus): 799,175 euro
- Jan Smets (topman Nationale Bank): 478.514 euro
- Jean-Paul Philippot (CEO RTBF): 295.000 euro
- Johan Decuyper (CEO Belgocontrol): 204.380 euro
- Luc Lallemand (CEO Infrabel): 303.171 euro
-
PS-verzet tegen CETA: storm in een glas water of is er meer aan de hand?
Foto: PPICSDe voorzitters van de Europese Raad en de Europese Commissie waren opgelucht toen ze op 30 oktober dan toch de Canadese premier Trudeau mochten verwelkomen om het vrijhandelsverdrag met Canada te tekenen. Dat gebeurde drie dagen nadat de top tussen de EU en Canada op het laatste nippertje was afgelast omdat Charles Michel niet kon tekenen namens de Belgische regering. Paul Magnette en de PS speelden een hoofdrol in deze dramatische dagen die voor paniek en verontwaardiging bij de Europese leiders, ook de sociaaldemocratische partijgenoten van Magnette, zorgden.
Dossier door Tanja
Vrijhandel betwist
De CETA-crisis kan opgenomen worden op de lange en aangroeiende lijst van crisissen die wijzen op de tendens van toenemende desintegratie binnen de Europese Unie. De crisis zette het resultaat van zeven jaar durende onderhandelingen op de helling. Het ging bovendien om veel meer: de toekomst van het Europese handelsbeleid ten dienste van de grote bedrijven was in gevaar.
Toen er toch een akkoord was, kon de vreugde bij het establishment niet op. Plots mocht democratie volgens commissievoorzitter Juncker zelfs wat meer tijd in beslag nemen. Donald Tusk waarschuwde dat het mislukken van CETA zou betekenen dat de EU nooit meer in staat zou zijn om een internationaal handelsakkoord te sluiten.
Die internationale akkoorden liggen echter sowieso onder vuur. TTIP ligt al een tijdje op sterven, de verkiezing van Donald Trump betekent mogelijk het definitieve einde van TTIP, tenminste onder de huidige naam en vorm. De meerderheid van de tegenstanders van TTIP hebben natuurlijk niets gemeen met Trump: zij voerden actie vanuit de belangen van de werkenden, het milieu, consumentenrechten, … Allemaal zaken waar Trump regelrecht tegen ingaat.
Delen van het establishment beseffen dat het doordrukken van vrijhandelsverdragen enkel olie op het vuur van de politieke onrust giet. Tegelijk is internationale handel een kernstuk van het economische neoliberale Europese project. Het moet de concurrentiepositie van de Europese economieën tegenover de rest van de wereld versterken. Als dit wegvalt, zullen sommige vertegenwoordigers van de big business zich afvragen welk nut de EU nog heeft.
Discussie is niet voorbij
Als we de gevestigde politici en hun spreekbuizen in de media mochten geloven, was de discussie over CETA eind oktober beslecht. Ondertussen wordt achter de schermen gemanoeuvreerd. Zo pleit Guy Verhofstadt ervoor om CETA als “EU only” te beschouwen in plaats van een “gemengde bevoegdheid.” Hierdoor zou het akkoord niet meer terug naar de nationale en sommige regionale parlementen moeten voor ratificatie.
Dat proces van ratificering kan jaren aanslepen en is daarom al langer een doorn in het oog van de meest ongeduldige voorstanders van ongebreidelde vrijhandel. Zij beschouwen de ratificering als een remmende stoorzender die de winsten voor de 1% rijksten vertraagt. In de toekomst moet een uitspraak van het Europees Gerechtshof hierover uitsluitsel geven.
Momenteel moet CETA door de parlementen in de lidstaten geratificeerd worden. De beslissing daartoe kwam er na het Brexit-referendum van 24 juni. Er werd toen gepraat over maatregelen om het democratisch deficit binnen de EU aan te pakken. Dat deficit kan niet ontkend worden, denk maar aan het optreden van de Trojka in Griekenland. Om de schijn van democratie hoog te houden, werd een toegeving gedaan. Maar dat ontploft in het gezicht van de EU.
Het ‘non’ van verschillende regionale parlementen heeft ertoe geleid dat CETA plotsklaps in heel België en zelfs internationaal gekend is. Dat is een goede zaak voor de beweging tegen TTIP en CETA. Zodra die vrijhandelsverdragen wat bekend raken, groeit het verzet ertegen. Dat verhoogt de druk op alle parlementen in de EU-lidstaten op een ogenblik dat ze er over moeten stemmen.
Dit heeft ook de basis gelegd voor een mogelijk CETA-referendum in Nederland. Begin november waren al 200.000 handtekeningen hiervoor verzameld, dat is twee derden van het vereiste aantal. Zo’n referendum zou natuurlijk de kans vergroten dat CETA alsnog gestopt wordt.
Verzet van PS leidt niet tot wijziging van CETA
In onze vorige krant hebben we gewezen op de redenen waarom de PS zo reageerde. Het verandert het karakter van de PS niet fundamenteel, maar het zette Magnette tijdelijk wel op de kaart als David die de strijd tegen Goliath durfde aangaan. Maar de PS heeft niet doorgezet, het blijft een potentiële en voor de burgerij betrouwbare federale regeringspartij. Politicoloog Dave Sinardet (VUB) merkte in Knack terecht op dat “de PS in de federale regering hier geen punt van had gemaakt, zeker als Elio Di Rupo nog steeds premier was geweest en het zelf had mogen gaan uitleggen aan de Europese politici.” Anderzijds staat de PS meer dan de andere gevestigde partijen onder druk van de vakbonden en daar komt nu de electorale groei van de PTB bij.
Zoals het Engelse spreekwoord zegt: “The proof of the pudding is in the eating.” De resolutie van het Waals parlement van 14 oktober wees CETA met grote meerderheid van 46 stemmen tegen 16 stemmen volledig af, maar uiteindelijk is er aan de tekst van het CETA-akkoord niets veranderd. Het Investment Court System (ICS), het systeem van de omstreden arbitrage rechtbanken waarmee buitenlandse investeerders staten voor de rechtbanken kunnen trekken als ze hun winsten bedreigd zien, is nog steeds onderdeel van CETA. Nochtans was dit, naast een reeks andere heel terechte bekommernissen en kritieken, een centraal punt in het verzet tegen CETA en TTIP.
Hoe zit het met die interpretatieve verklaring?
Het verzet van de PS heeft wel een nieuw document opgeleverd: een Joint Interpretative Instrument/Declaration, een interpretatieve verklaring die op 30 oktober samen met de tekst van CETA zelf door zowel de EU als Canada ondertekend werd en die als juridisch bindend ingeschat wordt.
De interpretatieve verklaring omvat verduidelijkingen over het ICS, mogelijk kan het leiden tot strengere regels voor deze rechtbanken. Maar het voldoet niet aan de eis van de beweging die zich verzet tegen uitzonderingsrechten voor multinationals.
Deze interpretatieve verklaring is niet echt nieuw en is ook niet alleen door de PS afgedwongen. Specialisten stellen dat het document een poging is om de gemoederen van de tegenstanders van CETA te bedaren. De tekst moest ook tegemoet komen aan de tegenstanders van CETA binnen de Duitse sociaaldemocratische regeringspartij SPD. Er werd gevreesd dat deze tegenstanders wel eens tegen partijvoorzitter en vice-kanselier Sigmar Gabriel zouden stemmen. Een ‘Waals scenario’ in Duitsland zou een groot effect hebben. Gabriel was niet blij met het standpunt van zijn PS-kameraden, het dreigt immers het ratificeringsproces te verstoren.
Daarnaast is er een intra-Belgische verklaring die onderhandeld werd tussen de verschillende Belgische regeringen. Het is niet de enige verklaring: er waren in totaal 38 verklaringen met standpunten van verschillende lidstaten en Europese instellingen. Volgens Guillaume Van der Loo (Centre for European Policy Studies) worden deze verklaringen opgenomen in de notulen, maar zijn ze juridisch niet bindend. Het maakt deze verklaringen echter niet minder interessant. Het feit dat er 38 verklaringen met bedenkingen en standpunten zijn, wijst op de druk op de verschillende regeringen. Hopen dat de bevolking niet doorheeft wat er gebeurt, is immers geen optie meer.
Guillaume Van der Loo merkt op dat de intra-Belgische verklaring bepaalt dat de regionale regeringen, met uitzondering van de Vlaamse regering, niet van plan zijn om CETA te ratificeren op basis van het ICS “zoals dit voorligt op de dag dat CETA ondertekend wordt.” Ze zullen niet ratificeren, tenzij hun parlementen er anders over beslissen. Mogelijk wordt het scenario van eind oktober dus herhaald, maar dan met het einde van CETA als gevolg. Ongetwijfeld zal de druk op de PS in aanloop naar de stemming verder opgevoerd worden. De tegenstanders van CETA kunnen enkel de druk van onderuit vergroten met mobilisaties.
Acties doorzetten!
Op 23 november stemt het Europees Parlement nog over een resolutie, die door een 100-tal parlementairen werd ingediend. De resolutie vraagt de opinie van het Europees Gerechtshof inzake de compatibiliteit van het CETA verdrag met de Europese Verdragen. Gelet op de krachtsverhoudingen in het Europees Parlement is het niet waarschijnlijk dat deze resolutie goedgekeurd wordt en zal de tijdslijn voor CETA er waarschijnlijk als volgt uitzien.
De Internationale Handelscommissie (INTA) van het Europees Parlement zal waarschijnlijk op 5 december over CETA stemmen, het volledige parlement volgt in december of januari. Vermoedelijk zal CETA zonder grote problemen goedgekeurd worden. Als het Canadese parlement hetzelfde doet, is de weg vrij voor een voorlopige inwerkingtreding, wellicht vanaf maart 2017. Het controversiële element van het ICS valt buiten die voorlopige inwerkingtreding. Na de goedkeuring van het Europees en Canadees parlement begint het ratificeringsproces via de nationale parlementen. Als één parlement tegen is, dan moet eigenlijk het proces in gang gezet worden om de voorlopige inwerkingtreding stop te zetten.
Dat zou dan alsnog het einde van CETA kunnen betekenen. Juncker probeert daar nu al op in te spelen door enkel die delen te stoppen die tot de bevoegdheid van de lidstaten behoren.
Het proces van ratificering kan lang duren, mogelijk zal dit in België pas opgestart worden nadat het Duitse Hooggerechtshof uitspraak heeft gedaan over het ICS wat tot aanpassingen kan leiden die de PS vervolgens kan gebruiken om alsnog ja te stemmen. Het is gevaarlijk om de discussie te beperken tot de meest symbolische onderdelen van CETA, zoals ICS. We moeten opkomen voor de volledige verwerping van het akkoord.
De definitieve toekomst van het akkoord zal afhankelijk zijn van de druk die de beweging kan uitbouwen. De Europese Commissie kan het handelsbeleid niet zomaar meer achter gesloten deuren beslissen. Steeds meer mensen stellen zich vragen bij het Europese beleid en maken terechte bedenkingen over wie nu eigenlijk profiteert van dit soort akkoorden. Twintig jaar ervaring met NAFTA, het vrijhandelsakkoord tussen de VS, Canada en Mexico, toont aan dat vrijhandel leidt tot desindustrialisering en het verdwijnen van goede jobs.
De ongerustheid bij brede lagen van de bevolking biedt een kans om een discussie te voeren en te bouwen aan een beweging die niet alleen deelaspecten van een vrijhandelsakkoord als CETA aanklaagt, maar ook opkomt voor een alternatief economisch systeem waarin de belangen van mens en milieu centraal staan. In België moet er nu gewerkt worden aan een breed front van vakbonden, milieuorganisaties, NGO’s, antiglobaliseringsnetwerken en partijen zoals PVDA, LSP en anderen. Zo’n front kan het verdere verzet tegen CETA bespreken en acties organiseren om de druk hoog te houden tot de verschillende parlementen over de ratificatie van CETA beslissen.
-
Draai naar links door PS: paniekreactie op de opmars van de PTB of is er meer aan de hand?

Foto: PPICS Wat gebeurt er toch bezuiden de taalgrens? De regeringen van Brussel en Wallonië blokkeren het Europees-Canadees handelsverdrag (CETA), nochtans nog maar een lauw opstapje vergeleken bij het nog veel meer gecontesteerd Transatlantische Verdrag (TTIP). De PS haalt arbeidsduurvermindering en economische democratie van onder het stof, traditionele eisen van de arbeidersbeweging die al tientallen jaren verbannen waren naar de programma’s van de radicale linkerzijde. Is het slechts paniek omwille van de opmars van de PTB of is er meer aan de hand?
Artikel door Eric Byl voor de novembereditie van ‘De Linkse Socialist’
Platgelopen paden van de traditionele politiek worden verlaten
Het kerstprogramma (1945) van de CVP, van de wederopbouw na WOII, droeg de titel “Wie zal de bouwmeester zijn?” Zo wierp de CVP zich op als ‘leider van de natie.’ Ze kon dat, zoals veel andere traditionele partijen in Europa, omdat een deel van de gigantische welvaartstoename van de naoorlogse bloeiperiode besteed werd aan het afkopen van sociale vrede. Dat moest door de sterkte van de arbeidersbeweging en het bestaan van een alternatief systeem onder de vorm van de stalinistische karikaturen van socialisme in het Oosten. Dat dit niet de regel maar de uitzondering was, bleek vanaf de crisis in het begin van de jaren ’70. Massale structurele werkloosheid deed toen blijvend haar intrede en kapitaalbezitters eisten dat de winsten gevrijwaard bleven ten koste van lonen, arbeidscondities en sociale uitgaven.
Alle traditionele partijen, ook de volkspartijen, de sociaaldemocratie en in Italië zelfs de communistische partij, aanvaardden dit, zelfs als daarvoor ideologie en programma overboord moesten. Het holde hun autoriteit uit en leidde onder andere in Vlaanderen tot politieke versplintering. De besparingspolitiek leverde echter slechts een nieuwe Grote Recessie (2008-2009) op. Dat traditionele politici geen oplossingen bieden werd steeds duidelijker, niet voor de klimaatcrisis, de vluchtelingenstroom, de militaire conflicten of de relance van de wereldhandel, noch voor kansarmoede, mobiliteit, het nationale vraagstuk, tewerkstelling, vergrijzing, …
Dat is waarom steeds meer mensen de platgelopen paden van de traditionele politiek verlaten. Eerst kanaliseerden vooral rechtse en extreemrechtse populisten dat. Schatrijk of met schatrijke sponsors, beschikken ze over middelen om de woede af te leiden naar “werkloze profiteurs”, “economische vluchtelingen”, “luie zuiderlingen”, … Het is een belangrijk en gevaarlijk verschijnsel, maar vooral gebaseerd op wie individueel een oplossing zoekt en niet uitkijkt naar maatschappelijke krachten. Veel belangrijker is dat ook maatschappelijke groepen de traditionele politiek de rug toekeren. Het verklaart de opkomst van nieuwe linkse formaties die een reële bedreiging vormen voor de kapitalistische heerschappij omdat hun aanwezigheid sociale actie stimuleert en hoop doet opleven. Syriza in Griekenland, tot de leiding helaas door de knieën ging. Podemos in Spanje, Die Linke in Duitsland, de Socialistische Partij in Nederland, Anti Austerity Alliance – People Before Profit in Ierland, … Het fenomeen verspreidt zich als een olievlek. Peilingen geven aan dat de PVDA-PTB, zeker in Wallonië (16%) en Brussel (11%), haar plaats in dat rijtje opeist.
Bocht naar links bij de PS?
Dat ze er bij de PS niet gerust in zijn, zal wel. De toepassing van een vierdagenweek aan het loon van een vijfdagenweek voor het gemeentepersoneel van Sint-Joost en sommige amtenaren ouder dan 60 in Wallonië, moet aantonen dat de PS niet alleen praat over arbeidsduurverkorting, maar het uitvoert. Natuurlijk zal de PS dat niet uitbreiden naar alle werknemers van de openbare diensten of opleggen aan de privé. Het mag de vakbonden er niet van weerhouden die eis in te zetten als centraal strijdmiddel tegen de werkloosheid in alle sectoren.
Haar voorstel voor ‘dubbelmacht’ in de bedrijven, waarbij de raad van bestuur haar beslissingsrecht moet delen met een raad van werknemers, ziet de PS wellicht als pasmunt om niet te moeten spreken over socialisme. Er is een reëel gevaar dat dit leidt tot klassencollaboratie of medebeheer zoals in Duitsland. Maar strijdbare delegaties kunnen het ook aangrijpen om de macht van de aandeelhouders te betwisten en het omvormen tot een feitelijk vetorecht voor de arbeiders. Het zou in dat geval niet lang duren vooraleer de aandeelhouders hun biezen pakken. Nationalisatie zonder schadeloosstelling onder controle van de gemeenschap en de arbeiders zou dan de enige uitweg zijn. Als het de PS echt menens was, waarom dan niet beginnen bij Caterpillar?
Maar er speelt nog wat anders. In Griekenland werd PASOK electoraal van de kaart geveegd. De Nederlandse PvdA zou van 38 naar 10 zetels terugvallen. De Spaanse PSOE werd ingehaald door Podemos. Hollande in Frankrijk haalt wellicht de tweede ronde van de presidentsverkiezingen niet. De sociaaldemocratie zit in een diepe crisis terwijl de trend naar links zich uit in allerlei varianten van nieuwe formaties. Sinds kort is die trend zo sterk geworden dat Sanders in de VS in staat was een ‘politieke revolutie’ op gang te trekken via de voorverkiezingen van de Democratische partij. In het Verenigd Koningkrijk vond die trend een uitlaatklep via Corbyn in de voorzittersverkiezingen van Labour.
Met de afgrond voor ogen komen sommige sociaaldemocraten tot inkeer, ook al omdat steeds meer burgerlijke commentatoren eveneens pleiten voor een politiek van publieke investeringen. In Nederland werpt een backbencher zich plots op als linkse kandidaat voor het PvdA-lijsttrekkerschap. In Spanje organiseert de rechtervleugel van de PSOE een coup tegen partijleider Pedro Sanchez uit ongenoegen om diens weigering een PP-minderheidsregering toe te staan. In Franstalig België gooit de partijtop van de PS zelf het stuur fors om. Terwijl Corbyn de uitdrukking werd van een beweging van onderuit, is hun draai veeleer een wanhopige overlevingspoging van bovenaf. In tegenstelling tot Sanders of Corbyn genieten ze niet van een reputatie van standvastigheid, geloofwaardigheid en integriteit. Het is bijgevolg verre van zeker hoever ze ermee zullen geraken, maar dat de crisis van de sociaaldemocratie een nieuwe fase intreedt, is onbetwistbaar.
LSP zal iedere stap vooruit voor de arbeidersbeweging, hoe klein ook, blijven ondersteunen, maar niet zonder te waarschuwen voor valse illusies. De beste garantie tegen ontgoocheling door het niet nakomen van valse beloftes, is door de beweging van onderuit op te bouwen en democratische inspraak te eisen op elk niveau. Zeker in de PS, maar ook in de vakbond en de PVDA ligt er wat dat betreft nog heel wat werk voor de boeg.
