Tag: IPA 2021

  • Sociaal overleg loopt keer op keer vast. Strijdbaar syndicalisme versterken als alternatief

    Foto uit Luik vanop de staking van 29 maart

    De tweejaarlijkse onderhandelingen over een Interprofessioneel Akkoord (IPA) inzake lonen, eindeloopbaan, flexibiliteit, arbeidsduur, minimumloon … zitten er weer op. Een deel van de vakbondsleiding ziet in deze onderhandelingen het hoogtepunt van de vakbondsmacht in België, er worden immers afspraken gemaakt die miljoenen mensen aangaan.

    Door Thomas (Gent)

    Het grootste probleem is echter dat de afspraken de voorbije jaren vooral over cadeaus aan de bedrijven gingen terwijl er voor de gewone werkenden amper iets in zat. De slechte akkoorden worden verdedigd met het argument dat het verwerpen ervan de doodsteek van het sociaal overleg zou betekenen. Een groot deel van de vakbondsbasis laat zich daar niet door vangen: binnen het ABVV was er, ondanks kunstgrepen bij de telling, geen meerderheid voor het sociaal akkoord en ook bij het ACV was de marge erg klein. Zelfs bij de voorstemmers was het enthousiasme klein en werd doorgaans verwezen naar de beperkte verhoging van het minimumloon.

    Het werpt de vraag op wat er nog kan bekomen worden via sociaal overleg. De afgelopen decennia werd de onderhandelingsmarge steeds verder beperkt, althans wat de werknemers en hun gezinnen betreft. Onder de regering-Michel werd de loonwet nog verstrengd, waardoor de loonnorm bindend werd. Er is enkel nog overleg mogelijk over zaken die aanvaardbaar zijn voor de bazen.

    Binnen dit kader is het extreem moeilijk om vooruitgang voor de werkenden te bekomen. De loonnorm van 0,4% werd terecht verworpen en de acties ertegen werden goed opgevolgd. Er groeide een momentum om niet alleen de loonnorm maar ook de loonwet van 1996 te breken.

    In de aanloop naar 1 mei kwamen zowel Vooruit als PS met straffe uitspraken over de loonwet en er was zelfs de schijn van een crisis in de federale regering. Na 1 mei was dit voorbij. De sociaaldemocraten slikten hun beloftes opnieuw in en stelden een éénmalige premier van 500 euro die op bedrijfsniveau te onderhandelen was voor als de grote overwinning. Het protest tegen de loonnorm werd niet georganiseerd, waardoor de strenge loonwet van 1996 ook de volgende IPA-onderhandelingen onmogelijk dreigt te maken.

    Het sociaal akkoord had geen betrekking op de loonnorm van 0,4%. De regering wil die geruisloos opleggen. Het initiatief voor een betoging na de zomer is goed, maar het mag niet dienen om gewoon wat stoom af te laten.
    Overleg zonder noemenswaardig resultaat ondermijnt de positie van de vakbonden. Cynisme is geen optie, we hebben nood aan een alternatieve syndicale strategie. Die legt best nadruk op actieve campagnes waarrond een momentum kan opgebouwd worden, zoals rond het minimumloon van 14 euro per uur en de afschaffing van de loonwet van 1996.

    Als we niemand achter willen laten, zal de campagne rond de laagste lonen moeten doorgaan. Indien de inflatie aantrekt, zal dit sowieso terug op de agenda staan en zal de ondermijning van de index eveneens gevoeliger liggen. Ook rond de eindeloopbaan of de opnieuw toegenomen flexibiliteit zitten we al lang over de limiet, kijk maar naar het aantal burn-outs en de gemiddelde gezonde leeftijdsverwachting.

    Een krachtsverhouding rond deze punten opbouwen is een werk van elke dag. Dit betekent onder meer het organiseren van militanten, hen betrekken bij de discussies over de nationale en sectorale eisen en voorstellen, het houden van personeelsvergaderingen om de inzet van strijdpunten uit te leggen.

    Overleg op basis van een breed gedragen betrokkenheid van de basis zou de syndicale onderhandelaars overigens in een veel sterkere positie plaatsen.

    Strijdbaar syndicalisme vertrekt niet van wat aanvaardbaar is voor de bazen, maar van wat nodig is voor de werkenden, werklozen en hun gezinnen. Daar echt voor gaan betekent dat er buiten de lijntjes van het systeem gedacht wordt en dat er gezocht wordt hoe dat af te dwingen.

  • Slap sociaal akkoord staat mijlenver af van waarvoor we staakten op 29 maart

    Het sociaal akkoord zorgt voor opluchting in de regering. Protest vanuit de arbeidersbeweging zet immers druk op de regering, in het bijzonder de PS die het zich niet kan veroorloven om al te openlijk gezien te worden als het hulpje van de bazen. Op 1 mei riep Frédéric Daerden in Luik nog uit: “Alles voor het patronaat, met de PS is dat gedaan.” Tegelijk zijn de regels de afgelopen jaren, ook toen de PS in de regering zat, zodanig aangepast dat de krijtlijnen waarbinnen akkoorden mogelijk zijn op maat van de bazen zijn vastgelegd.

    Dit blijkt ook uit het akkoord dat nu voorligt. Positief is uiteraard dat de regeling inzake landingsbanen wordt verlengd. Het zou er nog maar aan ontbreken dat dit niet gebeurt. Heel wat oudere werknemers hebben moeite om voltijds mee te blijven draaien. Vanaf een bepaalde leeftijd minder werken is dan ook een must. Sinds begin dit jaar was de regeling rond landingsbanen afgelopen. Nu is die er terug en is het mogelijk om vanaf 55 jaar een vijfde of de helft minder te werken met een bijpassing, mits voldaan is aan enkele voorwaarden. Het leverde meteen protest op van N-VA-fractieleider Peter De Roover. Voor N-VA moeten we werken tot we erbij neervallen, dat is duidelijk.

    De toegeving rond de landingsbanen – een verlaging van de leeftijd voor toegang tot halftijds werken van 57 naar 55 jaar – moet voor de regering en de bazen volstaan om het blokkeren van elke toegeving rond de SWT (het vroegere brugpensioen) te rechtvaardigen. De vakbonden eisten een terugkeer naar SWT op 58 jaar voor bedrijven in herstructurering en zware beroepen. Daar komt niets van in huis.

    De socialisten benadrukken dat de minimumlonen worden opgetrokken. De vakbondseis van 14 euro per uur komt overeen met 2300 euro bruto per maand. Dat bedrag wordt in de verste verten niet behaald. Het akkoord voorziet in het optrekken van het minimumloon naar 1.702 euro bruto vanaf april volgend jaar, een stijging met 76 euro bruto voor 18-jarigen, en vervolgens een stijging met telkens 35 euro per maand in 2024 en 2026. Met andere woorden: binnen vijf jaar blijft de 14 euro per uur nog erg ver af! Het akkoord voorziet zelfs dat er pas vanaf 1 april 2028 een verhoging mogelijk is, op basis van de evoluties in de buurlanden. Bovendien wordt de prijs voor deze loonsverhoging niet door de werkgevers gedragen, maar door de gemeenschap. We betalen dus zelf voor onze loonsverhoging en tegelijk wordt de sociale zekerheid verder ondermijnd met lastenverlagingen voor de bazen.

    Over de wel erg beperkte loonnorm van 0,4% wordt gezwegen. De onderhandelingen nu gingen over alle andere kwesties, maar ondertussen blijft die loonnorm op tafel liggen met enkel de mogelijkheid van een eenmalige premie van 500 euro. Waar er wel ruimte voor gevonden werd, is het opvoeren van de flexibiliteit met gemakkelijker toegang tot overuren. Zowel dit als volgend jaar is er de mogelijkheid van 120 ‘vrijwillige’ overuren. Dat komt neer op 2,5 uur per week. De 38-urenweek wordt op die manier terug een 40,5-urenweek zonder dat overloontoeslag moet betaald worden. Meer nog: de bazen krijgen vrijstellingen voor sociale bijdragen!

    Alles samen is dit een slap akkoord. Het staat mijlenver van de redenen waarom gestaakt werd op 29 maart. Een grondige discussie in alle geledingen van de vakbonden is nodig, ook over wat de volgende stappen zijn indien dit akkoord wordt verworpen. Welk actieplan wordt dan voorgesteld en met welk eisenplatform?

  • Lonen en uitkeringen: strijd verder opvoeren!

    Staking van 29 maart in Brussel.

    De sociale partners van de “Groep van 10” onderhandelen elke twee jaar in de privésector over loon- en arbeidsvoorwaarden. Dat resulteert in een Interprofessioneel Akkoord (IPA). De magere loonmarge van 0,4% maximale loonstijging voor de komende twee jaar werd in januari al afgeschoten door de vakbonden, maar wordt nu brutaal opgelegd door de federale regering-De Croo, een regering die volgens sommigen beschouwd wordt als “de best mogelijke” en alleszins beter dan Michel, want zonder N-VA.

    door Tina (Denderstreek) uit maandblad De Linkse Socialist – geschreven voor het akkoord van afgelopen nacht

    0,4%? No way!

    Na het rapport van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) met de “berekening” van de loonnorm van 0,4% op 14 januari 2021, volgden al snel drie vakbondsacties die duidelijk maakten dat die norm voor de gewone werkmens onaanvaardbaar is. De pandemie toonde aan dat arbeiders essentieel zijn, dat zij de motor van de economie zijn. Het waren diezelfde arbeiders die grote risico’s namen door te blijven doorwerken. Nu een loonnorm opgelegd krijgen, terwijl CEO’s en aandeelhouders ongebreideld kunnen genieten van de welvaart die door die arbeid gecreëerd werd, is onaanvaardbaar.

    De IPA-onderhandelingen, een decennialange traditie in België, worden sinds 1996 gegijzeld door de loonnormwet (die onder Michel in 2017 nog strenger werd). Daardoor worden vakbonden systematisch geconfronteerd met een plafond voor loonstijgingen, berekend aan de hand van de verwachte stijging van de lonen in onze buurlanden, zogezegd om onze concurrentiepositie niet in gevaar te brengen. De vakbonden zouden de krachten moeten bundelen om definitief komaf te maken met de loonnorm en vrij te kunnen onderhandelen over de lonen.

    Voor dividenden en CEO-lonen geldt ondertussen geen enkele beperking. Die beperking kan wél ingeroepen worden volgens diezelfde loonnormwet. Wanneer ‘King Connah’ dit vermeldde op 1 mei, was dat echter puur populisme. Het was slechts communicatie, zonder enig plan om het ook effectief te realiseren. Het wetsvoorstel van de PVDA en PS’er Marc Goblet stelt een indicatieve loonnorm voor in plaats van een bindende norm. Dat zou een stap vooruit zijn, maar ook daarvoor zal actieve strijd nodig zijn. Bovendien moet verder gegaan worden: de loonnormwet moet weg!

    Eerste overwinning na stakingsdag

    Een eerste overwinning na de nationale stakingsactie op 29 maart, was de toegeving dat de 9 miljoen euro die reeds in september 2020 was toegezegd om de uitkeringen (van ziekte, werkloosheid …) te verhogen, ook effectief naar de sociale zekerheid zou gaan, al was er nog steeds geen IPA. Heel lang werd deze enveloppe om de welvaartsvastheid van de uitkeringen te garanderen door de patroons als pasmunt gebruikt om eigen eisen te verwezenlijken binnen een IPA.

    Wanneer de sociale partners er binnen de twee maanden na het rapport van het CRB niet uit geraken, is de regering normaal gezien aan zet. De regering-De Croo, met PS-minister van werkgelegenheid Dermagne op kop, probeerde nog lang de hete aardappel wéér bij de sociale partners te leggen, maar kwam begin mei (nadat bleek dat het water echt veel te diep was) dan toch met een eigen voorstel. Het VBO was onmiddellijk zeer positief. Dat maakt nogmaals duidelijk uit wiens hand de regering eet. Het voorstel legt terug de 0,4% op als plafond, met als enige nuancering een schamele éénmalige netto premie van maximaal 500 euro (met beperkte patronale lasten van 16,5%) voor bedrijven die goed boerden het afgelopen jaar. Deze premie zou op ondernemingsniveau onderhandeld worden.

    Rond de andere kwesties kregen de sociale partners een maand om te onderhandelen. Zo is er vanuit de vakbonden de meer en meer gezamenlijke roep om een hoger minimumloon. Het minimumloon in België volgde immers jarenlang niet de stijging van de levenskost, waardoor het flirt met de armoedegrens. Het voorstel is nu dat de sociale partners afspraken maken over een zeer geleidelijke optrekking van het minimumloon, die pas na de Corona-periode zou starten. Ook hier zullen de vakbonden verder moeten mobiliseren en blijven gaan voor minstens 14 euro per uur, of méér, aangezien die eis binnenkort voorbijgestreefd is door de reële levenskost.

    De regering, die meer de patroons tegemoet komt dan de vakbonden, stelt ook voor om de harmonisering van aanvullende pensioenen tussen arbeiders en bedienden nogmaals uit te stellen, en extra overuren mogelijk te maken in 2021.

    Een laatste luik gaat over de besprekingen rond landingsbanen: de mogelijkheid voor oudere mensen om de arbeidstijd te verminderen met 1/5de of de helft. Momenteel is er geen regeling meer: de vorige liep af op 31 december 2020. Hierdoor kan niemand nog zijn loopbaan verminderen met een uitkering van de RVA als bijpassing. Dit is nochtans nodig, zeker in een context van moeilijke Corona-tijden, hoge werkdruk en een brede verspreiding van burn-outs. Landingsbanen zijn noodzakelijk, maar er is meer nodig: algemene arbeidsduurvermindering zonder loonverlies en met compenserende aanwervingen. Dat zou niet alleen een antwoord bieden op de werkdruk, maar ook op de vermindering van het werk in een aantal sectoren.

    Tot slot heeft de regering in haar voorstel met geen woord gerept over de SWT, het vroegere brugpensioen. De mogelijkheid om vroeger op pensioen te gaan (met een bijpassing van de werkgever bovenop de werkloosheidsuitkering en gelijkstelling voor het pensioen), is een eis die de vakbonden moeten blijven opnemen. Dat is immers noodzakelijk om de ouderen te ontlasten en jongeren een kans te geven op degelijke contracten van onbepaalde duur.

    De besprekingen rond deze punten moeten half juni rond zijn, maar verwacht wordt dat de regering zal doorvoeren wat de patroons hen influisteren. Midden mei was er een beperkte actie van de vakbonden in Brussel. Er zal in navolging van de stakingsdagen voor hogere lonen een massalere strijd nodig zijn om rond alle eisen vooruitgang te boeken.

  • Loonoverleg onmogelijk: strijd organiseren voor hogere lonen!

    Staking van 29 maart

    Het loonoverleg zit muurvast. De voorgestelde marge van maximaal 0,4% loonsverhoging bovenop de index is een belediging voor alle werkenden. De bazen willen er echter niet van afwijken. De regering beweerde een opening te bieden in de vorm van eenmalige premies, maar zelfs daarover willen de bazen niet ernstig onderhandelen. Ze houden vast aan de loonnorm die vastgelegd is door de loonwet en ze weten dat de regering, ook met de PS erin, niet bereid is om aan die loonwet te raken.

    De PS zit in een lastig parket: de partij heeft zich gebonden aan de loonwet van 1996 in het kader van het regeerakkoord. Het beste wat de partij kan voorstellen is het ‘omzeilen’ van de wet via eenmalige premies. De bazen verzetten zich resoluut tegen vrije onderhandelingen over die eenmalige premies in bedrijven en sectoren. Eigenlijk maakte dit voorstel nooit een kans. Een andere maatregel, die wel een reële stap vooruit betekent, is het loskoppelen van de welvaartsenveloppe voor de laagste uitkeringen en pensioenen van de discussie over de loonnorm. Die laagste uitkeringen hebben op zich niets met de loonnorm te maken, waardoor een loskoppeling niet meer dan normaal is. De bazen gebruikten die koppeling om de vakbonden te chanteren: als ze het onaanvaardbare voorstel rond de lonen niet slikten, zouden ook de laagste uitkeringen en pensioenen niet stijgen. De laagste uitkeringen werden gegijzeld door de inhaligheid van de bazen die niet bereid zijn om hun personeel het nodige respect te tonen.

    De bazen zaten in een zetel wat het loonoverleg betreft: de regering kondigde aan dat ze bij gebrek aan een akkoord tussen sociale partners de norm van 0,4% zou opleggen. Als je zonder akkoord toch krijgt wat je wilt, waarom dan moeite doen om tot een akkoord te komen en toegevingen doen die minder gunstig zijn dat wat er sowieso komt? Het overleg zit vast omdat 0,4% onaanvaardbaar is. De regels voor de loonnorm zijn de afgelopen jaren zodanig aangepast dat de werkgevers geen eisen moeten stellen: wat ze willen, is de regel geworden. Dat is ook zo met de PS in de regering. De ‘uitweg’ van eenmalige premies in bepaalde sectoren, volstaat niet. Om onaanvaardbare loonnormen te breken, moet de loonwet weg.

    “Als er iets onrustwekkends is aan het geflopte loonoverleg, is het dat onbegrip over hoe welvaart wordt opgebouwd,” schrijft De Tijd vandaag in een edito. Volgens de zakenkrant zijn het de ondernemers die welvaart creëren door te investeren. Feit is echter dat waarde gecreëerd wordt door onze arbeid. Elke discussie over de lonen gaat over wie welk deel van de door ons geproduceerde waarde krijgt. De bazen willen een zo groot mogelijk deel voor zichzelf en hun aandeelhouders. Met ruim 5 miljard euro aan dividenden deden de aandeelhouders van de BEL20-bedrijven het in 2020 uitstekend. De bazen en hun woordvoerders willen ons zo snel mogelijk doen vergeten dat het de werknemers zijn die alles doen draaien.

    VBO-topman Timmermans verklaarde: “Als er geld te verdelen valt, staan de vakbonden altijd op de eerste rij. Telkens als het moeilijk gaat, gaan ze aan de kant staan. Ik betreur dat.” Is Timmermans vergeten wie ons door de moeilijke coronatijden trekt? Dat zijn de gewone werkenden in de zorg en andere essentiële sectoren. Het is schandalig dat de bazen nu doen alsof er het voorbije jaar niets gebeurd is. 40% van de coronabesmettingen kan naar de werkplaatsen herleid worden. Het zijn de werknemers die de grootste risico’s nemen in deze crisis. Het risico van hun gezondheid is voor het VBO echter ondergeschikt aan het risico dat een aandeelhouder wat minder miljoenen kan doorsluizen naar belastingparadijzen.

    Het argument dat het meest wordt ingeroepen, is dat van de crisis. “Als iemand solidair moet zijn, zijn het de werknemers,” schrijft Bart Haeck in De Tijd. Zo kennen we de spreekbuizen van de bazen: niet de manager met 2,64 miljoen euro per jaar moet solidair zijn, maar de winkelbediende met 12 euro per uur. Ook als het verpakt is onder het woord solidariteit blijft een loonstop een voorstel van patronale hebzucht. Gisteren merkte dezelfde krant overigens op dat de bedrijfsleiders in tien jaar tijd nooit zo optimistisch waren. Ze verwachten een economische heropleving in het tweede en derde kwartaal, onder meer op basis van de relanceplannen door de overheid. De bazen kijken naar de bocht in het gevoerde beleid waarbij er plots wel geld beschikbaar is. Ze willen dat al dit geld rechtstreeks in hun zakken terechtkomt. Over de maatregelen in de VS waarbij ook gewone werkenden een klein deel van het beschikbare geld krijgen, zwijgen ze uiteraard in alle talen. Het doel van die cheque van 1400 dollar per Amerikaan is het overeind houden van de economie, het redden van het kapitalistisch systeem en niet het ondersteunen van wie het moeilijk heeft. Van de economische groei die uit dit soort maatregelen voortvloeit, hopen de Belgische bazen een graantje mee te pikken. Tegelijk willen ze niet dat de koopkracht van hun eigen personeel vooruit gaat.

    Hoe moet het nu verder? PS-minister Dermagne wil gerust de sociale partners opnieuw bijeen brengen, maar alleen als er kans op succes is. Zolang er slechts 0,4% op tafel ligt, is een akkoord niet mogelijk. Er is actiebereidheid onder de werknemers. Dat bleek tijdens de actiedagen in februari en op de nationale staking van 29 maart. Geen nationaal loonakkoord betekent dat er geen sociale vrede is. Nieuwe acties zullen noodzakelijk zijn, zoniet blijven de patroons gewoon in hun zetel zitten terwijl de regering hen bedient.

    We moeten op het elan van de staking van 29 maart voortbouwen. Hoe kan dat? We denken nog aan het actieplan van 2014 tegen de regering-Michel, dat na het daverende succes van de algemene staking van 15 december jammer genoeg door de top werd gestopt. Een dergelijk actieplan moet dringend worden besproken en voorbereid. Dit zou duidelijk maken dat we het ernstig menen. Dat is nodig om lagen van arbeiders die vandaag misschien geen vertrouwen in de strijd hebben in actie te krijgen. Zo kunnen we de loonnorm en de loonwet breken.

  • In strijd voor wetsvoorstel Hedebouw-Goblet krachtsverhouding opbouwen om alle lonen op te trekken

    Foto uit Luik vanop de staking vorige week

    De loonstrijd zet druk op de regering-De Croo. Het regeerakkoord bepaalt dat er niets aan de loonwet mag veranderd worden en de liberalen staan daarop. Om de loonnorm van 0,4% te breken, moet de loonwet aangepakt te worden. De PS beweert 200% achter de staking van 29 maart te staan. SP.a/Vooruit is bij monde van voorzitter Rousseau voorstander van het breken van de loonnorm van 0,4%. Staken vindt Rousseau echter “een verkeerd signaal.”

    Raoul Hedebouw (PVDA) en Marc Goblet (PS-parlementslid en voormalig ABVV-voorzitter) dienden samen een voorstel in om de wet van 1996 te herzien. Ze willen de loonnorm facultatief maken in plaats van de huidige dwingende loonnorm met sancties op het overschrijden van de norm. Deze eis wordt ook verdedigd door het gemeenschappelijk vakbondsfront.

    Het dwingend karakter van de loonnorm is één van de grote problemen van de wet van 1996. Dat element eruit halen, zou een nuttige eerste stap vooruit zijn voor de arbeidersbeweging. Het zou het mogelijk maken om in sterkere sectoren grotere loonsverhogingen af te dwingen en met deze sectoren een locomotiefrol te spelen voor sectoren waar de arbeidersbeweging nog niet zo sterk staat.

    Het wetsvoorstel volstaat niet als antwoord op de roep om de wet van 1996 volledig van tafel te halen en te vervangen door loononderhandelingen die een minimale verhoging en een hoger minimumloon voor alle werkenden vastleggen. Een overwinning rond dit wetsvoorstel, zou de arbeidersbeweging echter positioneren in een krachtsverhouding voor de strijd rond meer verregaande eisen.

    Om een overwinning te boeken, mag het wetsvoorstel niet beperkt blijven tot een parlementair initiatief. Het is door massastrijd dat verandering mogelijk is en dat in het verleden sociale verworvenheden werden afgedwongen. Dat zal nu niet anders zijn. Als het debat over het wetsvoorstel Goblet-Hedebouw beperkt blijft tot het parlement, zal het louter gezien worden als druk van de PVDA op de PS. Andere partijen zullen het vervolgens gewoon wegstemmen.

    Een informatiecampagne gekoppeld aan mobilisaties zou de buitenparlementaire druk opvoeren. Hedebouw en Goblet kunnen samen met de vakbonden een initiatief hiertoe nemen: open algemene vergaderingen in alle regio’s gevolgd door acties. De algemene vergaderingen kunnen gebruikt worden om het eisenplatform verder uit te werken op basis van wat de werkenden en hun gezinnen nodig hebben, niet wat aanvaardbaar is voor het establishment.

    Het opbouwen van een krachtsverhouding is niet alleen nodig om een overwinning te boeken, maar ook om deze nadien te verdedigen. Op een ogenblik van crisis staat elke hervorming meteen onder druk. Dat is waarom LSP de strijd voor verbeteringen steeds koppelt aan de noodzaak van een socialistisch alternatief. Socialisme is niet iets om elk jaar op 1 mei te vermelden, maar een onderdeel van onze dagelijkse campagnes. Om degelijke lonen, pensioenen en openbare diensten te bekomen, moet de werkende klasse de economie zelf beheren en controleren.

  • Interprofessioneel Akkoord (IPA): Weg met de wet van 1996!

    Dehaene. Foto: Wikimedia Commons

    De bazen en de Vivaldi-regering (Open VLD, PS, MR, Ecolo, CD&V, sp.a, Groen) willen de loonwet van 1996 gebruiken om een interprofessioneel akkoord (IPA) op te leggen dat een maximale loonsverhoging van 0,4% oplegt. Wat is deze wet? Wie heeft het plafond op 0,4% gelegd?

    Artikel door Guy Van Sinoy uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    Centrale Raad voor het Bedrijfsleven

    Na de Tweede Wereldoorlog richtte de burgerij een reeks overlegorganen op. Op bedrijfsniveau: de Comités voor Veiligheid en Gezondheid (nu Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk) en de Ondernemingsraden. Op nationaal niveau: de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. Het doel van de werkgevers was de eisen van de werkenden te controleren en te kanaliseren. Het is geen toeval dat het statuut van de vakbondsdelegaties, organen die eisen in de bedrijven stellen, pas veel later geregeld is.

    Vandaag telt de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) 48 effectieve leden: 24 vertegenwoordigers van de werkgevers en 24 vertegenwoordigers van de werkenden (1). De vakbondsvertegenwoordigers lopen er dus verloren in een erg heterogeen samengesteld orgaan. De CRB heeft geen beslissingsbevoegdheid. Het kan enkel advies uitbrengen, onder meer over de marge voor loonsverhogingen bij een interprofessioneel akkoord.

    De wet van 1996 en de interprofessionele akkoorden

    In 1996 voerde de regering-Dehaene II (CD&V, PS, SP, PSC) een wet in die het mogelijk maakte de lonen te bevriezen en die de indicatieve adviezen van de CRB over loonsverhogingen omzette in dwingende normen.

    Zo werden de loonstijgingen onder de regering-Leterme afgetopt op 0% in 2011 en 0,3% in 2012; 0% in 2013 en 2014 onder de regering-Di Rupo tot 0,3% in 2015 en 0,5% in 2016 onder de regering-Michel. In 2019-2020 werd de loonnorm na strijd opgetrokken tot 1,1%.

    De interprofessionele overeenkomsten die het vóór 1996 mogelijk maakten de lonen te verhogen in sectoren met zwakke vakbonden, zijn nu dwangbuizen geworden die de lonen in alle sectoren blokkeren.

    0,4%: nog geen kruimels

    Vandaag beweert de regering-Vivaldi dat de loonsverhoging niet hoger mag zijn dan 0,4%. Dat is schandalig weinig! Voor de sector van de dienstencheques bijvoorbeeld (met een bruto uurloon van 11,35 euro) zou dit neerkomen op een stijging met 4,5 cent per uur! Om het bedrag van 14 euro per uur (d.w.z. 2.300 euro bruto per maand) te bereiken, zou er in deze sector een loonsverhoging met 2,65 euro per uur of 23,34% nodig zijn.

    Ook veel andere beroepen hebben lage lonen: pakjesbezorgers, taxichauffeurs, verhuizers en vrachtwagenchauffeurs … Hun loon ligt tussen 12,50 en 13,00 euro bruto per uur. Tienduizenden werknemers doen zwaar werk in ruil voor een laag loon, terwijl de kosten van levensonderhoud stijgen.

    Naar een confrontatie

    De drie vakbonden weigeren het schandaal van een loonnorm van 0,4%. Het ABVV en ACV publiceerden op 15 maart een krant op 8 bladzijden (De Loonkrant) en roepen op tot een staking op maandag 29 maart.  Bij de rechterzijde weerklonk protest na de aankondiging van de staking. Zo hoorden we VBO-voorzitter Pieter Timmermans of MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez. Onnodig te zeggen dat het minimumloon van 14 euro per uur hen niet persoonlijk aangaat.

    PS-voorzitter Paul Magnette verklaarde dat hij de staking van 29 maart steunde, niet voor 100%, maar voor… 200%! Dat is straf. Is Magnette vergeten dat de loonstop ook plaatsvond onder de regering-Di Rupo? Of was die uitspraak vooral een reactie op de laatste opiniepeilingen van RTL-Le Soir die een nieuwe electorale vooruitgang voor de PTB voorspellen in Wallonië en Brussel? (2)

    Voor vrije onderhandelingen, geen lonen onder de 14 euro per uur

    De staking van 29 maart mag geen alleenstaande actie zijn. Zij moet gevolgd worden door een plan van acties die opbouwen naar een algemene staking. De staking zal niet gemakkelijk zijn, onder meer vanwege het wijdverbreide telewerken. Bij stakersposten en straatacties moet rekening gehouden worden met afstandsregels. Maar pandemie of niet, de klassenstrijd stopt niet.

     

    Weg met de wet van 1996!

    Voor vrije onderhandelingen!

    Geen loon onder de 14 euro per uur (2.300 euro per maand)!

     

    1. Voor de bazen: 10 VBO, 4 Kamers van Koophandel, 4 voor zelfstandigen en KMO’s, 1 Boerenbond, 1 Agriculture wallonne, 1 Koninklijke Belgische Bosbouwmaatschappij, 1 Unisoc. Voor de werknemers: 8 ABVV, 8 ACV, 2 ACLVB, 3 socialistische coöperatieven, 3 christelijke coöperatieven
    2. In Wallonië: PS 22,8%, MR 20,1%, PTB 19%, Ecolo 16,5%, CdH 8,7%, Défi 3,9%. In Brussel: Ecolo 18,2%, PS 16,8%, MR 16,4%, PTB 16%, Défi 11,4%, CdH 4,5 %.
  • Nationale staking van 29 maart: een succes om op voort te bouwen

    Eén van de sterke piketten in Luik was dit aan TAC (Technical Airborne Components), waar 175 jobs bedreigd zijn

    Deze staking was gerechtvaardigd. De voorgestelde marge van maximaal 0,4% loonsverhoging is een belediging voor alle werkenden. Het is dat in het bijzonder voor het essentiële personeel, bijvoorbeeld in de distributiesector, dat nooit ophield risico’s te nemen terwijl de bazen hun zakken vulden. De woede en vastberadenheid om te vechten, bleken al tijdens de actiedagen in februari. Vlak voor de staking kwam er een verstrenging van de coronamaatregelen. Het was afwachten wat de impact daarvan op de actiedag zou zijn.

    Brussel

    Uiteindelijk lag het land plat. Het ACV en het ABVV benadrukten het succes van de staking, maar zelfs Agoria, de werkgeversfederatie van technologiebedrijven, moest toegeven: “Zeven op de tien technologiebedrijven werden getroffen door de nationale stakingsdag.” Bij Comeos, de werkgeversfederatie van de handel, erkennen ze dit ook, maar wordt benadrukt dat de dynamiek sterker was in Wallonië en Brussel.

    Het was duidelijk dat de dynamiek niet overal dezelfde was, afhankelijk van de stad of de sector van activiteit. Zoals LSP in haar artikelen en pamfletten ter mobilisering van de staking onderstreepte: “De strijd zal niet overal op hetzelfde niveau beginnen, dat is nooit het geval geweest. We moeten echter vermijden dat we ons concentreren op wat niet werkt of waar we zwakker staan. Het is beter om positieve elementen te benadrukken en te zien hoe die kunnen veralgemeend worden. Zo kunnen we het cynisme bestrijden en een zo breed mogelijke basis voor strijdbaar syndicalisme opbouwen, waarmee overwinningen mogelijk zijn.”

    Onder de positieve elementen vallen verschillende dingen op. LSP-leden die met hun collega’s piket stonden of deelnamen aan solidariteitsbezoeken in Wallonië, Brussel en Vlaanderen stelden vast dat het dragen van maskers en het naleven van gezondheidsmaatregelen op de stakersposten goed gerespecteerd werden. Dat is natuurlijk geen verrassing: het waren vaak de werknemers zelf die een jaar geleden in actie kwamen om de eerste gezondheidsmaatregelen op de werkvloer af te dwingen en om nadien de naleving ervan te controleren. De oproep van sommigen, waaronder verschillende vakbondsleiders, om thuis te blijven voor de staking, had natuurlijk wel een effect. Het maakte dat het collectieve karakter van de staking minder zichtbaar en voelbaar was. Op werkplekken waar de traditie van personeelsvergaderingen en een sterkere betrokkenheid van militanten gevestigd is, stond er vaker een piket. Coronaproof personeelsvergaderingen blijven de beste manier om collega’s te informeren en te betrekken.

    Een ander positief element was de weerklank die de eis van een minimumloon van 14 euro per uur kreeg, ook in het ACV, waar deze eis in het verleden vaak werd afgewezen met de stelling dat dit een ‘ABVV-eis’ was. De eis kwam terug op spandoeken en affiches. Er was heel wat belangstelling voor de overwinning die de vakbondsdelegatie aan de Gentse universiteit recent behaalde rond deze eis. De wijze waarop daar een campagne en een krachtsverhoudingen werden opgebouwd, zijn uitstekende onderwerpen voor discussies binnen de syndicale delegatie of op personeelsvergaderingen.

     

    Laten we het hier niet bij laten!

    Wij moeten op dit elan voortbouwen en de strijd voortzetten, niet alleen in het belang van deze loononderhandelingen, maar ook om het strijdsyndicalisme te consolideren in afwachting van de moeilijke uitdagingen die ons te wachten staan. We denken nog aan het actieplan van 2014 tegen de regering-Michel, dat na het daverende succes van de algemene staking van 15 december jammer genoeg van aan de top werd gestopt. Een dergelijk actieplan moet dringend worden besproken en voorbereid. Dit zou duidelijk maken hoe ernstig wij het menen. Dat is essentieel om lagen van arbeiders die vandaag misschien geen vertrouwen in de strijd hebben mee in actie te krijgen. Zo kunnen we de loonnorm en de loonwet breken.

    We vechten voor alle lonen en elke job. Er is een ernstig actieplan nodig met een zo groot mogelijke betrokkenheid van onderuit, om alle krachten van de arbeidersbeweging te verzamelen. Het doel moet zijn om het minimumloon van 14 euro per uur af te dwingen en het volledig schrappen van de wet van 1996, zodat er een loonnorm kan komen met een minimale loonsverhoging in plaats van een maximale. Als bedrijven zeggen dat ze zich geen loonsverhogingen kunnen veroorloven, moeten ze de boeken openen zodat we ze kunnen controleren. Als bedrijven dreigen met collectieve afdankingen, moeten we deze in publieke handen brengen. Als er onvoldoende werk voor iedereen is, moet het beschikbare werk verdeeld worden via collectieve arbeidsduurvermindering zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen.

    .

    BASF Antwerpen

    In Luik hielden de Actief Linkse Studenten na hun ronde langs piketten een actie voor de poorten van de universiteit. Leden van ACOD, Jeunes FGTB en de socialistische studenten waren eveneens aanwezig.

    Eén van onze ploegen in Brussel. Foto: Pol.

  • Loonoverleg. Wie is onverantwoord en conservatief?

    “Slecht getimed”, “onverantwoord”, “conservatieve vakbonden blokkeren het overleg”, “helft van de treinen reed” … De traditionele media en gevestigde economen stonden klaar om alle oudbakken argumenten tegen stakingen een zoveelste keer op te warmen. Het leek alsof er geen gezondheidscrisis was waarin de werkenden alles deden draaien. Ze keken bovendien snel een andere richting uit toen er miljardendividenden werden uitgedeeld aan de grote aandeelhouders.

    Eén van de centrale argumenten van de patronale woordvoerders is dat de vakbonden het overleg blokkeren, terwijl er enkel een oplossing mogelijk is via overleg. Dit argument vindt weerklank bij Vooruit-voorzitter Rousseau die verklaarde voorstander te zijn van hogere lonen, maar de staking een “verkeerd signaal” vond. Er is effectief een probleem met het sociaal overleg op nationaal vlak. De vraag is hoe dat komt? Stellen de vakbonden onredelijke eisen? Wij denken het niet.

    De regels voor de loonnorm zijn de afgelopen jaren zodanig aangepast dat de werkgevers geen eisen meer moeten stellen: wat ze willen, is de regel geworden. In de plaats van een facultatieve loonnorm waarna sectoren en bedrijven meer kunnen afdwingen, kwam er een dwingende maximumnorm. De berekening werd bijgestuurd waardoor het voorstel van loonnorm van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven nog lager ligt. Het resultaat is dat de belangen van de werkenden niet aan bod komen en dat de onderhandelingsruimte beperkt is tot wat aanvaardbaar is voor de bazen. Elke reactie daarop wordt als ‘onverantwoord’ omschreven… Als het overleg vastloopt, dan is het omdat de standpunten ver uiteen liggen. Dat toeschrijven aan de vakbonden is eenzijdig en niet correct.

    Ja maar, in tijden van crisis is meer loon onmogelijk en bovendien hebben veel bedrijven het al moeilijk. Zo klinkt het tweede argument. Niet alle bedrijven hebben het moeilijk, zoveel is duidelijk als naar de dividenden van de grote bedrijven wordt gekeken. Voor de dividenden aan de aandeelhouders geldt er geen maximumnorm van 0,4%. Bij de BEL20-bedrijven werd 6,3 miljard euro uitgedeeld, als er gen rekening wordt gehouden met de daling van het dividend bij ABInbev was er een stijging met 19% op jaarbasis. Er zijn zelfs bedrijven die meer dividenden uitbetalen dan er winst gemaakt wordt. Wie is eigenlijk onverantwoord? De crisis die voor onze lonen wordt ingeroepen, geldt niet als het om hun dividenden gaat!

    Trouwens: welke bedrijven hebben het moeilijk? Voornamelijk kleinere bedrijven in sectoren als de horeca, cultuur en de evenementensector die hard getroffen zijn door de gezondheidscrisis. Wat zou hen straks het meest helpen: extra koopkracht voor de werkenden of extra miljarden voor de aandeelhouders in belastingparadijzen? De bazen eisen een dieet voor onze lonen in naam van de ‘solidariteit’ met zwakkere sectoren. Ze zouden beter zelf wat solidariteit tonen door onze koopkracht te versterken. Welk standpunt in de loondiscussie is eigenlijk “slecht getimed”?

    Terwijl de Amerikaanse president Biden de consumptie probeert te stimuleren door alle Amerikanen een cheque te geven om de koopkracht op te krikken, zitten de Belgische bazen en heel wat economen nog vast in de harde besparingslogica van de afgelopen jaren. De Belgische economie hield na de crisis van 2008 relatief goed stand, maar begon achterop te lopen toen alsnog tot harde besparingen werd overgegaan. Dat zijn de experts blijkbaar al vergeten. Ze schreeuwen om besparingen op onze koopkracht alsof er het afgelopen jaar niets gebeurd is en alsof er geen enkele les uit het voorbije decennium te trekken vallen. “Waanzin is telkens weer hetzelfde proberen en iedere keer iets anders verwachten,” zo luidt een gezegde dat vaak aan Einstein wordt toegeschreven. Wie is eigenlijk conservatief en kortzichtig?

    Om de argumenten tegen de staking aan te vullen, komen de bazen en hun woordvoerders in de traditionele media vaak terug op enkele klassiekers in hun beperkte repertoire: communautaire verdeeldheid en minimaliseren van de staking. Terwijl maandag zowat elke nieuwssite het obligate artikel publiceerde over de ‘overlast’ van de staking – bij De Morgen onder de titel: “Van de trein tot de winkel: hier zorgt de nationale staking vandaag voor hinder” – moet je op dinsdag in De Standaard al tot pagina 9 doorbladeren om iets over de staking te vernemen. Dat gebeurt dan onder de titel: “Trein bleef niet in zijn kot,” waarbij opgemerkt wordt dat de helft van de treinen reed. Eigenlijk is het straf dat er zoveel stakers waren bij de NMBS, zeker na de onduidelijkheid of en hoe het spoorpersoneel onder de loonwet van 1996 valt. De poging om het voor te stellen als een Franstalige staking werd in de feiten weerlegd: in de Antwerpse chemiesector werd bijvoorbeeld veel gestaakt. Of neem nu het openbaar vervoer (bus, tram, metro): daar werd de staking overal goed opgevolgd, zowel bij De Lijn in Vlaanderen, de MIVB in Brussel als de TEC in Wallonië.

    Als je de bazen mag geloven, is ons loon eigenlijk een “kost” die zo sterk mogelijk moet beperkt worden. Je zou denken dat ze blij zijn als we staken en ze bijgevolg een dag loon minder moeten betalen. Dat is alweer een kost uitgespaard, zou je denken. Maar neen, de realiteit haalt de retorische leugens in. Het is onze arbeid die voor hun winsten zorgt. Ons loon wordt enkel als kost bestempeld omdat de bazen meer winst willen maken door te besparen op onze levensstandaard, zowel op directe wijze als indirect via onze sociale zekerheid en bijdragen aan de gemeenschap. Onze arbeid is geen kost, maar een winstmachine. Elke discussie over de lonen gaat over wie welk deel van de geproduceerde waarde krijgt. De afgelopen jaren ging een steeds groter deel naar de grote aandeelhouders. De stakers willen daar verandering in brengen. Iets anders eisen dat de rampzalige recepten van de afgelopen jaren: dat volstaat vandaag om als conservatief en onverantwoord te worden gebrandmerkt. Door strijd zullen we ervoor zorgen dat niet alleen de retorische leugens, maar ook het gevoerde beleid, van tafel verdwijnen.

  • Personeel van supermarkten in actie

    Lidl Deurne Zuid

    Op heel wat plaatsen in het land voerde personeel van supermarkten gisteren actie. Het gaat om een sector waar de lonen traditioneel laag zijn. Soms komen werkenden zelfs na tien jaar nog niet aan een uurloon van 14 euro per uur. Niet alleen de schandalige loonnorm van 0,4% maar ook de weigering om de laagste lonen op te trekken, komt hard aan voor supermarktpersoneel dat het afgelopen jaar met risico van eigen gezondheid bleef werken.

    De supermarktketens maakten grote winsten. In een pamflet dat door BBTK bij Lidl verdeeld werd, stond het voorbeeld van eigenaar Schwarz die elk jaar 1 miljard euro rijker wordt, goed voor een maandelijks bedrag van 83 miljoen euro. Een loonsverhoging van 0,4% betekent voor het winkelpersoneel minder dan 8 euro bruto per maand. Wie hield de winkels open tijdens de hele coronacrisis?

    Bij enkele winkels was er ongenoegen over de veiligheidsmaatregelen in het kader van de pandemie. Als er in een grote winkel als Ikea maximaal 50 mensen binnen mogen, is dat toch van een andere orde dan de bezoekersaantallen in een doorsnee supermarkt. Een supermarkt van pakweg 200 vierkante meter bevat ook rayons en kassa’s, waardoor een maximaal klanten binnen moeite oplevert om de nodige afstand te bewaren. Grote punten van ongenoegen rond de lonen en arbeidsvoorwaarden zijn moeilijkheden om vaste contracten te krijgen, laat staan een voltijds contract. En uiteraard de lage lonen. Stank voor dank na een zwaar jaar, zo wordt het ervaren.

    Aan de winkels waar gestaakt werd, kwamen er veel positieve reacties van klanten en passanten. Dit was zelfs sterker dan bij veel vorige stakingen. Het feit dat het supermarktpersoneel de voorbije maanden heeft afgezien, is algemeen geweten onder de klanten. Bovendien is de druk op de koopkracht voor iedereen aanwezig. Hoeveel blijft er over nadat de huur of hypotheek is betaald? Alles wordt duurder, maar onze inkomens volgen niet. Een minimumloon van 14 euro per uur volstaat amper om rond te komen, maar zelfs dat minimumloon vinden de aandeelhouders van de grote ketens niet aanvaardbaar. Terwijl steeds dezelfde ‘experts’ en mediastemmen uithaalden naar de ‘onverantwoorde’ of ‘conservatieve’ vakbonden, kunnen de klanten van supermarkten ook wel hun rekening opmaken.

    Delhaize Watersportbaan Gent
  • Vechten voor onze lonen met een actieplan voor alle werknemers

    Spandoek in Luik op de staking van 29 maart

    De loonstrijd zet druk op de regering-De Croo. Het regeerakkoord dat mee ondertekend werd door PS/SP.a en Ecolo/Groen bepaalt dat de strenge loonwet behouden blijft. Om de schandalige loonnorm van 0,4% te breken, moet echter ook de loonwet aangepakt worden. Daarvoor kunnen we enkel op onze eigen krachten rekenen. De staking van 29 maart is belangrijk, maar wat hierna?

    door Nicolas Croes

    De bazen verklaren dat het niet het ogenblik is om te staken (dat is het voor hen nooit). De Union Wallonne des Entreprises (UWE, tegenhanger van Unizo) schreeuwt het al uit: “De staking van 29 maart is een echt schandaal. We komen uit de ergste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog en er wordt opgeroepen om te staken voor hogere lonen. Er is een grote kloof tussen de vakbonden en de omvang van de crisis.” De bazen voegen eraan toe: “De dag dat de tijdelijke werkloosheid verdwijnt, komt er een bloedbad.” Niet dat UWE bezorgd is om het lot van wie zijn werk verliest: er wordt al geklaagd dat het vandaag te duur is om af te danken.

    Loonsverhogingen zouden de horeca en de kleine zelfstandigen nochtans meer opbrengen dan nog hogere dividenden voor grote aandeelhouders die deze meteen doorstorten naar belastingparadijzen. De werkgevers aarzelen niet om de realiteit te verdraaien. Als het aan argumenten ontbreekt, halen ze chantage boven. Wil je meer loon? Dan zullen er extra afdankingen volgen.

    Solidariteit opbouwen

    Tegenover pogingen om ons te verdelen, is er nood aan eenheid in actie. Die eenheid versterken we door eisen te stellen gericht op vooruitgang voor alle werkenden. We hebben eenheid nodig over de taalgrenzen en de vakbondskleuren heen. Het is zeker dat de strijd niet overal op hetzelfde niveau zal beginnen, dat is nooit het geval geweest. We moeten echter vermijden dat we ons concentreren op wat niet werkt of waar we zwakker staan. Het is beter om positieve elementen te benadrukken en te zien hoe die kunnen veralgemeend worden. Zo kunnen we het cynisme bestrijden en een zo breed mogelijke basis voor strijdbaar syndicalisme opbouwen, waarmee overwinningen mogelijk zijn.

    De vakbondsleiders, de PVDA en Marc Goblet (PS-parlementslid en voormalig ABVV-voorzitter) pleiten voor een aanpassing van de loonwet van 1996. Ze willen de loonnorm facultatief maken in plaats in plaats van de huidige dwingende loonnorm met sancties op het overschrijden van de norm. Er is een gevaar dat er slechts in enkele sectoren loonsverhogingen komen, terwijl er niets voorzien wordt voor sectoren waar de lonen al lager zijn. Het voorstel kan echter gebruikt worden om een stevige mobilisatie van de vakbondsleden op te zetten waarmee meer kan afgedwongen worden.

    Sterkere sectoren, waar de arbeiders beter georganiseerd zijn, kunnen hun krachtsverhouding gebruiken om zwakkere sectoren mee te trekken. De eis van een minimumloon van 14 euro moet onlosmakelijk verbonden worden aan gelijk welk akkoord. In de chemie of de farmaceutische sector, waar soms hoge lonen betaald worden, begrijpen velen dat ze moeten opkomen voor hun kameraden met lagere lonen. De opbouw van een krachtsverhouding helpt hen overigens om hun eigen jobs te beschermen als deze bedreigd worden.

    We vechten voor alle lonen en elke job. Er is een ernstig actieplan nodig met een zo groot mogelijke betrokkenheid van onderuit, om alle krachten van de arbeidersbeweging te verzamelen. Het doel moet zijn om het minimumloon van 14 euro per uur af te dwingen en het volledig schrappen van de wet van 1996, zodat er een loonnorm kan komen met een minimale loonsverhoging in plaats van een maximale.

    Als bedrijven zeggen dat ze zich geen loonsverhogingen kunnen veroorloven, moeten ze de boeken openen zodat we ze kunnen controleren. Als bedrijven dreigen met collectieve afdankingen, moeten we deze in publieke handen brengen. Als er onvoldoende werk voor iedereen is, moet het beschikbare werk verdeeld worden via collectieve arbeidsduurvermindering zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop