Tag: Tunesië

  • Lessen trekken uit de Noord-Afrikaanse revoluties – strijd tegen contrarevolutie gaat door

    Verslag vanop de zomerschool van het CWI door David Johnson, Socialist Party.

    tunisia-revolutionHet begon in Tunesië in december 2010 en verspreidde zich verder naar Egypte waarbij dictators doorheen de regio hun positie bedreigd zagen. Het idee van revolutie werd op de agenda van werkenden en jongeren in heel de wereld geplaatst. Het proces van revolutie is sindsdien niet gestopt, maar het bevindt zich wel in een strijd op leven en dood met het proces van contrarevolutie.

    Recente ervaringen in de region tonen nogmaals aan hoe onafhankelijke arbeidersorganisaties en een socialistisch actieprogramma van cruciaal belang zijn voor de revolutie en voor het stoppen van de contrarevolutionaire krachten. Waar arbeidersorganisaties reeds in 2011 het zwakste stonden, konden stammentwisten en religieuze sectaire krachten het voortouw nemen.

    Op de Europese zomerschool van het CWI werden deze ontwikkelingen besproken in een commissie. Er werd ingeleid door Dali van Al-Badil al-Ishtiraki (Socialistisch Alternatief), de Tunesische afdeling van het CWI.

    Tunesië

    In januari 2011 werden straten en bedrijven bezet door een groot aantal werkenden en jongeren. De Tunesische premier probeerde wanhopig om de overgang te organiseren van de dictatuur van president Zine al-Abidine Ben Ali naar een nieuwe kapitalistische regering.

    De arbeidersbasis van de machtige vakbondsfederatie UGTT heeft een traditie van onafhankelijkheid en strijd tegen het regime van Ben Ali. De vakbondsleiders konden een arbeidersregering vormen en de basis leggen voor een democratische arbeidersstaat. Maar ze waren sterk verbonden met het regime en weigerden verdere stappen te zetten. De vakbondsleiders beweerden dat dit de mensen teveel zou ‘afschrikken’. Zowel de linkse leiders als de vakbondsleiders brachten verschillende versies van het idee van verschillende stadia. Eerst moest de kapitalisitsche democratie gestabiliseerd worden waarna in een punt in de verre toekomst de mogelijkheid van socialisme op de agenda zou komen. De kapitalistische staat kon de macht behouden. Dit bereidde de weg voor de reactie voor, ook voor de opkomst van terroristische aanslagen.

    De salafistische moorden op linkse leiders als Chokri Belaïd en Mahamed Brahmi in 2013 leidden tot een 24-uren en een 48-urenstaking en grote betogingen. De kracht van de arbeidersklasse werd aangetoond, er waren nieuwe mogelijkheden om het kapitalisme omver te werpen en een regering van werkenden en armen te vestigen. De UGTT-leiding had de militante acties van de basis moeten gebruiken om democratische strijdcomités van de werkenden te vestigen of verder uit te bouwen om deze te coördineren als basis voor een nieuwe revolutionaire regering.

    Op de begrafenis van Belaïd riepen de betogers: “De macht is aan ons.” Maar de centrale leiders van het Volksfront, een linkse alliantie, kwamen niet verder dan de boodschap: “Slaap zacht kameraad”. De aanwezigen waren ontgoocheld. Deze houding van de leiding liet de regering toe om zich telkens weer te stabiliseren.

    De terroristische aanslag op het Bardo museum in maart dit jaar was een nieuw keerpunt. De regering riep op tot een betoging van ‘nationale eenheid’ onder leiding van de gevestigde politici. De UGTT nam aan de betoging deel, maar zonder vakbondsvlaggen. Ze kwamen over als aanhangers van de politici die de levensstandaard van de bevolking ondermijnen in plaats van als een onafhankelijke kracht.

    Er waren sindsdien grote stakingen van leraars en gezondheidspersoneel. Deze toonden aan dat de arbeidersklasse nog niet verslagen is. Ondanks het bloedbad op het strand van Sousse, wat de regering het excuus gaf om nog verder te gaan op repressief vlak, kan de regering de arbeidersklasse nog niet frontaal aanvallen.

    Het Volksfront is een alliantie waar de meest actieve revolutionairen, jongeren en syndicalisten in actief zijn. Maar het ontbreekt dit front een duidelijk programma om vooruit te gaan. Het CWI roept op tot verdediging tegen terroristische aanslagen, voor het isoleren van de terroristen, voor een democratische niet-religieuze controle op het gewapende verzet en dit alles gekoppeld aan een socialistisch programma.

    Egypte

    In tegenstelling tot de onafhankelijke traditie van de UGTT werd de ondemocratische Egyptische vakbondsfederatie ETUF geleid door aanhangers van het vroegere regime van Moebarak. De werkenden speelden een belangrijke rol in de betogingen en bezettingen die Moebarak ten val brachten, maar ze deden dit niet als georganiseerde klasse. Het liet anderen toe om de leiding van de revolutionaire beweging op te nemen, liberalen die het kapitalisme steunen, de Moslimbroederschap die zich aanvankelijk tegen de beweging kantte en nadien het leger nadat de Moslimbroederschap zich aan de macht verbrand had.

    Dezelfde vakbondsleiders bleven al die tijd gewoon zitten. Hun boodschap op 1 mei was dat “de werkenden van Egypte stakingen verwerpen en inzetten op sociale dialoog met de regering en de werkgevers als mechanisme om sociale rechtvaardigheid te bekomen.”

    Het regime van president Abdel al-Sisi in Egypte kon de contrarevolutie verder doordrukken dan wat het geval is in Tunesië. De repressie is terug met inbegrip van arrestaties en martelingen van activisten. Stakers worden als terroristen afgeschilderd. Sisi gebruikt de sfeer van uitputting en ontgoocheling wegens het gebrek aan verbetering in het dagelijkse leven sinds de revolutie, aangevuld met de angst voor de groei van islamitische terrorisme. Dat is de basis waarop Sisi zijn steun kan behouden.

    Het gebrek aan massaal verzet van de werkende bevolking, die afgeremd wordt door de vakbondsleiders maar ook door fouten van sommige leiders van de onafhankelijke vakbonden, maakt dat Sisi er voorlopig mee wegkomt. De onafhankelijke vakbonden groeiden snel in de maanden na de revolutie, ze gingen snel van amper 50.000 naar 2,5 miljoen leden. Maar de meest prominente leider, Kamal Abu Eita, besloot om tot de regering van Sisi toe te treden en verzette zich nadien tegen stakingen.

    De afgelopen maanden waren er verschillende stakingen en de arbeidersklasse zal opnieuw in actie komen. Onafhankelijke organisaties, zowel vakbonden als partijen met leden in de grote fabrieken en arbeidersbuurten, zouden samen met een revolutionair socialistisch programma een einde maken aan de contrarevolutie van Sisi en de basis leggen voor socialistische verandering waarmee een einde kan gemaakt worden aan armoede, gebrek aan basisdiensten en onveiligheid.

    Internationale impact van de revolutie

    De discussie op de zomerschool werd ook uitgebreid door verschillende tussenkomsten. Zo werd ingegaan op de confrontaties tussen Berbers en Arabieren in Algerije, op 9 juli vielen er 25 doden in Ghardaia bij dergelijke confrontaties. In Marokko is er sinds 2011 een beweging tegen vervuiling en de diefstal van water aan de zilvermijn Imider. De lokale Berber bevolking bezet een kamp aan de mijn die eigendom is van de monarchie. In Libië stonden de arbeidersorganisaties het zwakste ten tijde van de opstand tegen Khadaffi. Het regime werd gebombardeerd door de NAVO en raakte volledig gedesintegreerd met elkaar bestrijdende krijgsheren.

    De impact van de revoluties in Noord-Afrika op de rest van Afrika kwamen aan bod in een tussenkomst over Burkina Faso. De verklaring van de Tunesische afdeling van het CWI na het bloedbad in Sousse maakte ook indruk op socialisten in Soedan en elders in de regio.

    De commissie op de zomerschool gaf aan dat de analyses van het CWI de leden in de regio vertrouwen geven. Zij beginnen aan de taak om de krachten op te bouwen die nodig zijn om te vermijden dat toekomstige mogelijkheden voor de arbeidersklasse niet verloren gaan. Een socialistisch Tunesië zou een nog veel grotere impact op de regio hebben dan de opstand die in december 2010 begon.

  • Tunesië. Terreur in Sousse. Voor een nieuwe massabeweging tegen armoede en terreur!

    attentat_tunisieVerklaring door Al-Badil al-Ishtiraki (Socialistisch Alternatief, onze Tunesische zusterorganisatie)

    Al-Badil al-Ishtiraki veroordeelt de barbaarse terreuraanslag in Sousse die leidde tot minstens 39 onschuldige doden. Dit is de ergste terreuraanslag ooit in Tunesië en de tweede grote aanslag op een toeristen in minder dan vier maanden.

    De slachtoffers zijn niet alleen de toeristen die afgeslacht warden terwijl ze op vakantie waren, de familieleden en vrienden van de slachtoffers die vreselijk lijden onder de gevolgen van dit geweld, maar ook de vele Tunesiërs die op diverse manieren van het toerisme afhankelijk zijn om te overleven. Duizenden toeristen hebben het land al verlaten of wachten om dit te doen.

    De verantwoordelijkheid werd opgeëist door Islamitische Staat. IS beweert dan wel dat de buitenlandse toeristen ‘ongelovigen’ zijn, maar het ook tal van arme moslimgezinnen worden geraakt door deze acties. Geschokt door de aanslag vormden hotelpersoneel en andere lokale inwoners – vooral moslims – een menselijke barricade om zoveel mogelijk toeristen te beschermen.

    Een van de daders, Seifedinne Resgui Yacoubi, gebruikte een Kalashnikov om 39 mensen neer te schieten op 17 minuten tijd. Het wijst erop dat de man geoefend was als schutter. Steeds meer Tunesiërs weten hoe ze met wapens moeten omgaan, dat gebeurt onder meer door de oorlogen in Syrië, Irak of buurland Libië. Dat laatste land is sinds de door de NAVO geleide interventie een centrum voor allerlei handel door jihadisten en gewapende groepen geworden.

    Sinds de grote terreuroperatie in het museum Bardo in maart zijn de voorwaarden waarop dit soort horror kan ontstaan niet veranderd. Rezgui werd het recht ontzegd om in de slaapzalen van de universiteit in Kairouan te verblijven en moest in een buurt leven waar veel salafisten actief zijn en jongeren indoctrineren. Massale werkloosheid, sociale en politieke marginalisering, het gebrek aan basisfaciliteiten in veel buurten, het gebrek aan degelijk onderwijs en aan publieke investeringen in culturele en artistieke uitdrukkingen, dit alles leidt tot een diep gevoel van vervreemding onder honderdduizenden jongeren in Tunesië. Radicale predikanten en salafistische netwerken, bijgestaan door de geldstroom van hun rijke donoren in de Golf, maken hier gebruik van om hun verdelende retoriek ingang te laten vinden.

    Na deze nieuwe aanslag in Sousse konden de terroristen ons bijna doen vergeten dat het staatsapparaat bijna vier jaar geleden, toen nog onder Ben Ali, zelf schoot om te vermoorden in Tunesië. Dit gebeurde toen om de belangen van de dievenbende aan de macht te verdedigen. Nu zijn er enkele toplui verdwenen, maar de ruggengraat en de functionering van de staat is in essentie dezelfde gebleven. Dit blijkt onder meer uit het aantal doden als gevolg van martelingen in politiecellen. De heersende partij Nidaa Tounes is een directe opvolger van diegenen die ons zoveel jaar uitgebuit en onderdrukt hebben.

    We kunnen dan ook geen vertrouwen stellen in de staat en de regering om met het gevaar van terrorisme om te gaan. Het enige waar zij in geïnteresseerd zijn, is het opvoeren van de repressie en het criminaliseren van de vrijheden die we wonnen. Hun ‘oplossingen’ zullen onvermijdelijk mislukken, ze pakken immers niet de oorzaken van het probleem aan. Integendeel zelfs, het neoliberale beleid van de regering en de samenwerking met het imperialisme dat de oorlogen in het Midden-Oosten voert of de wapenverkoop aan Soennitische theocratieën, zullen de situatie enkel erger maken.

    Tijd voor massamobilisatie!

    De beste manier om alle slachtoffers van de terreur te herdenken, zowel de slachtoffers van de jihadisten als de honderden slachtoffers van de overheidsterreur, is door de strijd voor echte revolutionaire verandering verder te zetten en te bouwen aan een massale politieke stem die de werkende bevolking en de jongeren vertegenwoordigt. Dit is noodzakelijk om te vermijden dat de Tunesische bevolking in het vuur staat van verschillende bendes moordende criminelen.

    De vakbonden en sociale bewegingen hebben meermaals aangetoond dat ze het potentieel hebben om duizenden jongeren in massale collectieve strijd voor werk en een waardig leven te betrekken. Veel van de jongeren die vandaag ten prooi aan de religieuze extremisten vallen, namen in het verleden deel aan de strijd tegen Ben Ali en voor een betere toekomst. We hebben nood aan een massale revolutionaire beweging die hoop biedt aan de jonge generatie en de jongeren terug uit de klauwen van de terroristen en smokkelaarsbendes haalt.

    Als links geen duidelijke antwoorden biedt over hoe de samenleving te veranderen en als links geen radicale en massale politieke actie aanbiedt, dan zullen velen ontgoocheld naar de jihadisten kijken. Die kunnen het vacuüm vullen door in te spelen op de bestaande wanhoop die omgezet wordt in destructieve individuele acties waar vooral werkenden en armen, zowel Tunesiërs als buitenlanders, de prijs voor betalen.

    We roepen alle vakbonden, de linkerzijde en de revolutionaire jongeren op om zich niet te laten misleiden door de propaganda van de heersende klasse en de media die een klimaat van intimidatie proberen te creëren waarbij ze iedereen oproepen om achter de regering te staan en geen sociale eisen te stellen. Dat is de weg naar nog meer ellende en voor een verveelvuldiging van het aantal aanslagen zoals die in Sousse.

    We roepen de massa’s, de syndicalisten van UGTT, linkse partijen en sociale organisaties op om op straat te komen en zoveel mogelijk mensen te mobiliseren om neen te zeggen aan terreur en religieus extremisme en om een hernieuwde strijd te voeren voor werk en een degelijk leven voor iedereen en voor de verdediging van democratische rechten tegen alle mogelijke dreigementen.

    Neen aan terrorisme, neen aan kapitalisme, neen aan imperialisme – voor een socialistisch alternatief op oorlog, armoede en terreur!

  • 13de Wereld Sociaal Forum – verslag vanuit Tunesië

    16823651039_7b9b7c08b6_zHet 13de Wereld Sociaal Forum (WSF) vond plaats van 24 tot 28 maart in Tunis, waar ook het WSF van 2013 plaatsvond. Het WSF werd in 2001 opgezet in Porto Alegre in Brazilië en wil een antwoord van de sociale bewegingen vormen op het Wereld Economisch Forum van Davos. Er waren meer dan 1000 werkgroepen, conferenties en debatten met syndicalisten, militanten van diverse organisaties en partijen, onderzoekers of jongeren uit meer dan 120 landen.

    Een verslag door Nicolas Croes

    In 2013 telde het WSF maar liefst 70.000 aanwezigen. Dat was een uitdrukking van het revolutionaire proces in Tunesië en de regio dat in 2011 begon maar in 2013 nog steeds tot de verbeelding sprak van vele linkse militanten maar ook van brede lagen daarnaast. Er waren toen veel Tunesisische activisten die met hun vakbondsfederatie UGTT (Union Générale Tunisienne du Travail) aanwezig waren, dat was erg zichtbaar met de stands van de UGTT en de vakbondskleuren waren dominant. Dit jaar waren er volgens de organisatoren 45.000 aanwezigen.

    De terreuraanslag van 18 maart op het Bardomuseum waarbij 24 doden vielen, had ongetwijfeld een impact op de mobilisatie. Het WSF begon op dinsdag met een mars voor “vrijheid, gelijkheid, sociale rechtvaardigheid en vrede”. Deze mars trok onder strenge politiebewaking naar het museum waar de aanslag werd gepleegd. Het WSF van 2013 volgde op de politieke moord van de linkse oppositieleider Chroki Belaïd. Destijds reageerden de UGTT en de linkerzijde op die aanslag met een massale mobilisatie, zelfs indien de historische algemene staking van 8 februari 2013 geen vervolg kreeg. Nu werd alle initiatief voor een reactie op het terrorisme overgelaten aan de regering (waarin zowel de islamitische partij Ennahda als de partij van het oude regime onder Ben Ali, Nidaa Tounès, zetelen).

    De beperktere opkomst voor het WSF, met vooral opmerkelijk minder Tunesiërs, komt onder meer door het aanhoudende getreuzel van de leiding van de arbeidersbeweging die er maar niet in slaagt om een radicaal revolutionair alternatief te bieden op de impasse van de kapitalistische crisis. Het revolutionaire enthousiasme van de massa’s was kenmerkend voor de situatie twee jaar geleden. Dat enthousiasme heeft plaats gemaakt voor een groter scepticisme maar ook voor meer uitgesproken politieke standpunten en een groeiend wantrouwen in de leiders van de vakbondsfederatie UGTT en het Front Populaire, een koepel met verschillende linkse organisaties. Dat wantrouwen wordt versterkt door de dubbelzinnige houding die deze organisaties innemen ten aanzien van de burgerlijke partij Nidaa Tounès.

    Waar staan we met de antikapitalistische strijd?

    Veel activisten, zowel jongeren als werkenden, hoopten van het WSF gebruik te maken om ervaringen over het proces van revolutie en contrarevolutie in hun land uit te wisselen. Dat leidde tot heel wat ontgoocheling.

    In een artikel onder de titel “Wereld Sociaal Forum 2015: waar is de antikapitalistische strijd naar toe?” beschrijft de Tunesische journaliste en activiste Henda Chennaoui de reacties van een militant uit Sidi Bouzid, de bakermat van de Tunesische revolutie van 20122. De militant beschreef zijn ontgoocheling als volgt: “Ik had een totaal ander idee van het forum. Ik dacht dat het een veel radicaler evenement was dat meer tegen de stroom inging. In werkelijkheid zijn er meer reformisten dan revolutionairen. De feestelijke en bijna commerciële sfeer komt in de plaats van het verzet en de woede die we moeten hebben door de wereldwijde crisis.” Zijn vaststellingen doen denken aan wat een Sloveense activist stelde: “Het gemeenschappelijk doel van het Forum is niet meer om het systeem te veranderen en tegen het kapitalisme te strijden, maar enkel om de gevaren van het neoliberalisme aan te klagen omdat dit neoliberalisme de wereld in groeiende chaos meesleurt.”

    Onder de aanwezigen waren er ongetwijfeld een aantal “revolutionaire toeristen” voor wie het WSF niet meteen een kans is om ervaringen over sociale strijd uit te wisselen. Voor vakbondsleiders staat deelname aan het WSF goed op hun militante CV en biedt het een kans om het linkse imago op te poetsen. Voor tal van verantwoordelijken van organisaties is het een gelegenheid om een rechtvaardiging voor subsidies te vinden.

    De beperktere deelname is dus ook deels toe te schrijven aan het feit dat het “model” van het WSF uitgeput raakt door de beperkingen die het WSF kent in de opbouw van een ernstig alternatief op het kapitalisme. De organisatoren van het WSF verwijzen naar sociale strijd en de arbeidersbeweging, maar staan er zelf vaak mijlenver van af, ook in hun interne werking. Een uitdrukking daarvan zagen we in de protestactie van tientallen vrijwilligers op deze editie van het WSF. De vrijwilligers kwamen in opstand tegen de harde arbeidsvoorwaarden, terwijl het WSF op heel wat subsidies kan rekenen.

    Dit gezegd zijnde blijft het WSF een verzamelplaats voor heel wat jongeren, werkenden, syndicalisten, … uit Tunesië en de rest van de wereld waarbij velen openstaan voor een ernstige discussie en het WSF willen gebruiken om hun politieke inzichten en hun engagement te versterken.

    Goede reacties op socialistische standpunten

    alternative_socialiste_tunisieHet CWI, de internationale organisatie waar LSP de Belgische afdeling van is, was op het WSF aanwezig met Tunesische militanten alsook enkele leden uit Groot-Brittannië, België, Italië en Duitsland. Ons pamflet was gericht op de discussie over de impasse in de massabewegingen. Het eindigde met volgende conclusie: “Ondanks een historische crisis zal het kapitalisme niet uit zichzelf verdwijnen. De werkenden, jongeren en onderdrukten hebben nood aan organisaties die hun dagelijkse strijd voor betere levens- en arbeidsvoorwaarden verbinden met het doel van een duurzame maatschappijverandering.

    “Het revolutionaire elan van de massa’s in Noord-Afrika en het Midden-Oosten vond een enorm gehoor in de rest van de wereld. De afwezigheid van revolutionaire organisaties met voldoende wortels onder de werkenden, de volkse klassen en onder de jongeren, opende evenwel de weg voor een terugkeer van de contrarevolutie en dit onder verschillende gedaanten. De woede van de 99% blijft echter bestaan. Het enige element dat ontbreekt is een massaal politiek alternatief om de arbeidersklasse, jongeren en armen op internationaal vlak te organiseren rond een programma van sociale verandering.

    “Tegen de chaos van het kapitalisme is slechts duurzaam economisch herstel mogelijk indien de arbeidersklasse zich de controle toeëigent over de grote banken en de sleutelsectoren van de economie. Hierdoor kan de productie democratisch gepland worden zodat ze afgestemd wordt op de behoeften van iedereen. Democratisch socialisme laat toe om de beschikbare middelen en moderne productiecapaciteiten ten dienste van de volledige samenleving te plaatsen met respect voor het milieu, in plaats van een erg kleine minderheid van parasieten toe te laten om het leven van de overgrote meerderheid van de bevolking naar de vaantjes te helpen.”

    Op het WSF verscheen het eerste nummer van de krant van onze Tunesische zusterorganisatie. In deze krant staan verschillende artikels over het gevaar van terrorisme in Tunesië (onder de titel: ‘Revolutie tegen het terrorisme’), de nood aan een antwoord vanuit de UGTT, de linkerzijde en de sociale bewegingen waarbij de strijd tegen terrorisme wordt verbonden aan de strijd tegen het beleid van de huidige regering. Die regering probeert de recente gebeurtenissen uit te spelen om het besparingsbeleid te versnellen en de democratische vrijheden te ondermijnen. De krant van onze Tunesische organisatie ging ook in op de recente staking in het onderwijs en er stond ook internationaal nieuws in over Griekenland en Algerije. We waren aangenaam verrast door de reacties op deze krant. Op de drie dagen dat we campagne voerden, gingen meer dan 400 exemplaren van onze krant van de hand.

    De discussies die we aan onze stand hadden, gingen vooral over de strategie waarmee we met het kapitalisme kunnen breken om over te gaan tot een democratisch socialistische samenleving. We organiseerden een meeting tijdens het WSF met een 50-tal aanwezigen. Deze meeting ging eveneens over de strategie voor een socialistisch alternatief. Voor het CWI gaat het niet enkel om het omverwerpen van rotte regeringen, maar ook om de opbouw van een fundamenteel ander systeem. We zullen verder bouwen aan onze aanwezigheid in de regio om bij te dragen aan de opbouw van een consequente revolutionaire beweging met een socialistisch programma.

  • Dodelijke terreuraanslag in Tunesië

    tunisie_01Er vielen minstens 23 doden bij een aanslag op het Bardo museum in Tunis op 18 maart. De aanslag werd opgeëist door Islamitische Staat. De sympathisanten van het CWI in Tunesië veroordelen deze laffe en barbaarse aanslag.

    Dit is een voor maandblad ‘De Linkse Socialist’ ingekorte vertaling van een langere verklaring van onze Tunesische zusterorganisatie

    De aanslag zorgde voor een golf van verontwaardiging en woede in het land. Duizenden mensen kwamen spontaan op straat om hun solidariteit met de slachtoffers van de aanslag te betuigen. Eens te meer ging het om onschuldige slachtoffers.

    Dergelijke aanslag komt niet als een verrassing. De afgelopen periode kenden jihadistische groepen een opmars in Tunesië. Dit wordt versterkt door de dieper wordende sociale crisis en ook door het volledige opbreken van buurland Libië na de imperialistische interventie in dat land.

    De voorbije jaren sloten duizenden Tunesiërs aan bij jihadistische groepen in Syrië en Irak, waaronder Islamitische Staat (IS). Het maakt van Tunesië een van de belangrijkste bronnen van buitenlandse strijders in deze conflicten.

    De Tunesische regering probeert de gebeurtenissen aan te grijpen voor een oproep tot ‘nationale eenheid’ tegenover het terrorisme. De Tunesiërs hebben inderdaad nood aan eenheid, maar niet met deze rotte regering die zich onder meer baseert op een partij met roots in de oude dictatuur en een partij die uit het rechtse religieuze fundamentalisme komt. Deze krachten kunnen we niet vertrouwen in de strijd tegen terrorisme.

    Na de aanslag werd het leger op straat ingezet. Mogelijk zullen heel wat Tunesiërs dat verwelkomen, maar het vormt geen antwoord op de onderliggende problemen. Bovendien kan het leger ook ingezet worden tegen andere vormen van oppositie tegen het bewind van deze regering.  Het regime probeert van de schok gebruik te maken om basisrechten aan banden te leggen en het staatsapparaat te versterken. Tegelijk wordt het asociale beleid verdergezet waarbij grote delen van de bevolking van de samenleving vervreemd raken. Daar kunnen religieuze extremisten op inspelen.

    De huidige regering heeft geen antwoord op terrorisme, het beleid vergroot het risico van een eindeloze spiraal van geweld. Het excuus van de ‘oorlog tegen het terrorisme’ wordt bovendien gebruikt om een einde te maken aan de erfenis van de revolutie.

    De gewone bevolking wil veiligheid. De eerste stap daartoe bestaat uit het recht op een normale job en een stabiel inkomen. Tunesië kent een groot aantal jonge werklozen en de afgelopen maanden stegen de prijzen van basisgoederen scherp.  Het huidige beleid zal dit enkel nog versterken. Twee jaar geleden, tijdens het Wereld Sociaal Forum in Tunis van 2013, waarschuwden we in ons pamflet reeds: “De groeiende ellende in arme wijken vergroot de voedingsbodem waarop salafisten en jihadisten kunnen recruteren, zeker onder wanhopige jongeren is dat het geval. Als er geen ernstige antwoorden van de linkerzijde of van de vakbonden komen, dan kunnen deze lagen ten prooi vallen aan deze reactionaire demagogen.” Daar tegenover plaatsten we de nood aan een sterke beweging die opkomt voor de meest dringende eisen van alle onderdrukten.

    De massa’s moeten het initiatief terug in handen nemen. De werkende massa’s en jongeren moeten in actie komen. In 2013 werden de moorden op de linkse leiders Chorki Belaid en Mohamed Brahmi meteen beantwoord met algemene stakingen. De vakbondsfederatie UGTT, het Volksfront en alle militante lagen van de Tunesische linkerzijde moeten hun potentieel erg grote kracht inzetten om het land te verenigen achter een duidelijk actieplan op klassenbasis gericht op sociale, economische en politieke verandering.

    De machthebbers beweren onze veiligheid te verdedigen, maar hun staatsapparaat zit nog vol aanhangers van het oude regime die betrokken waren bij moorden en martelingen. In feite kende Tunesië de grootste veiligheid toen de massa’s met miljoenen op straat kwamen. De beste tradities van de revolutie, zoals de opbouw van revolutionaire verdedigingscomités in de wijken, moeten terug opgenomen worden.

    Een oproep voor een algemene 24-urenstaking zou een eerste goede stap zijn om de eenheid van de werkenden, jongeren en de meerderheid van de bevolking te verenigen tegen terrorisme en obscurantisme. Het zou ook de verdediging van onze democratische rechten opnemen en het begin vormen van een strijd tegen het kapitalistische beleid van sociale ellende en staatsrepressie. Een staking die gepaard gaat met grote mobilisaties op straat zou bijdragen aan de heropbouw van de massastrijd en de oorspronkelijke eisen van “brood, werk en waardigheid” terug centraal stellen. Deze strijd moet uiteindelijk leiden tot een democratisch socialistische samenleving.

  • Tunesië. “De nieuwe regering zal strijd, stakingen en uitbarstingen niet kunnen vermijden”

    tunesiaNa de Tunesische verkiezingen van oktober werd een regering van ‘nationale eenheid’ opgezet. In deze regering zitten zowel de zelfverklaarde ‘seculiere’ partij Nidaa Tounes als de rechtse islamistische partij Ennahda. Beide partijen werden vaak voorgesteld als elkaars tegenpolen en ze voerden tijdens de verkiezingscampagne een harde strijd tegen elkaar. Toch vormden ze samen een regering. We spraken over de situatie in Tunesië met Dali Malik, een aanhanger van onze organisatie in Tunis.

    “Deze regeringsvorming was voorspelbaar. Alle leiders van Nidaa Tounes en Ennahda verklaarden dat ze niet samen in een regering zouden stappen, maar dat was verkiezingspropaganda. Ze wisten beiden dat ze indien ze geen meerderheid haalden, veroordeeld waren tot onderhandelingen met de andere partij. Een eerste regeringsvoorstel zonder Ennahda werd verworpen door de oppositie. Uiteindelijk besliste Nidaa Tounes dan om ministers van Ennahda op te nemen.

    “Grote delen van de Tunesische heersende klasse en het establishment uit het buitenland pleitten al langer voor een dergelijke “brede rechtse eenheid”. Een dergelijke coalitie vinden ze aanlokkelijk omdat het hen zogezegd een stabielere basis geeft om een besparingsbeleid te voeren. De politieke verschillen tussen Ennahda en Nidaa Tounes zijn inderdaad niet zo groot als vaak wordt beweerd. Beide partijen baseren zich op andere delen van de kiezers, maar zijn pro-werkgevers en pro-IMF.

    “Dit wijst ook op een totaal gebrek aan echte democratie. Uiteindelijk wordt er geen rekening gehouden met wat de bevolking wil, maar wel met wat de kapitalistische klasse en het westerse imperialisme willen. Allerhande vormen van achterkamerpolitiek worden gebruikt om akkoorden te sluiten, de resultaten van de verkiezingen zijn daarbij amper van belang.

    “Ennahda moest vorig jaar de macht afgeven onder druk van de massa’s. De partij verloor sterk in de verkiezingen. En toch komen ze nu terug in een regering en dit dankzij diegenen die campagne voerden tegen Ennahda. President Beji Caid Essebsi, een prominent lid van Nidaa Tounes, heeft Habib Essid aangesteld als premier, ook al wordt die gesteund door Ennahda. Dit geeft aan dat de kloof tussen beide partijen niet zo groot is als ze voor de verkiezingen lieten uitschijnen.

    “Beide partijen vielen elkaar hard aan. Ennahda stelde Nidaa Tounes voor als de partij die terug wilde keren naar het oude regime. Nidaa Tounes stelde dat Ennahda verantwoordelijk was voor de opkomst van terrorisme in het land. Ze hebben duidelijk geen principes en ook geen respect voor hun kiezers. Er is overigens al een interne crisis aan het ontstaan binnen Nidaa Tounes als gevolg van de dubbele standaarden van de leiding. Deze elementen van crisis zullen de komende maanden enkel sterker worden.”

    Kunnen de Tunesische arbeiders en jongeren iets positief van deze regering verwachten?

    “Neen. Het volledige establishment is al maanden bezig over de nood aan ‘hervormingen’. Dat is een term die ze gebruiken voor wat in feite tegenhervormingen zijn, aanvallen op de levensstandaard, diensten en arbeidsvoorwaarden. De Tunesische kapitalistische klasse droomt er al langer van om het ‘kroonjuweel’ van de Tunesische arbeidersklasse – het stelsel van overheidssubsidies op basisgoederen (brandstof, brood, melk, …) waardoor de prijzen gecontroleerd worden – af te schaffen. Dit is een bijzonder gevoelige kwestie, vorige pogingen door de heersende elite om het stelsel af te schaffen, leidden in het verleden al tot historische confrontaties met de vakbondsfederatie UGTT. Dat was onder meer het geval in 1978 en 1984.

    “In 1984 wankelde het regime van Bourguiba op zijn grondvesten in wat de ‘broodrellen’ werd genoemd. Het regime stuurde het leger de straat op, maar was niet in staat om de massale woede te stoppen. Uiteindelijk moest het de hervorming intrekken. De heersende klasse wil van het subsidiestelsel af geraken, maar ze weet dat het een enorm risico is. Het kan de vonk zijn die leidt tot een nieuwe sociale beweging. Dat geldt des te meer na een periode van inflatie waar de prijzen voor belangrijke basisgoederen sterk stegen, een belangrijke factor in de toename van de armoede in het land.

    “Los daarvan wil de regering ook nieuwe privatiseringen en besparingen in de publieke sector doorvoeren. Dit zal wellicht leiden tot een golf van afdankingen. Mogelijk zal geprobeerd worden om strategische sectoren zoals gezondheidszorg en onderwijs te vermijden, dat zijn immers erg militante sectoren met een sterke vakbondsaanwezigheid en reeds een groot aantal stakingsacties.

    “De nieuwe regering zal er niet in slagen om een jaar van belangrijke strijd, stakingsacties, rellen en opstanden van onderuit te vermijden. De vakbondsleiders van de UGTT hebben het establishment al gewaarschuwd dat er meer ‘sociale klemtonen’ moeten gelegd worden. Ze weten immers beter dan wie dan ook dat de militante vakbondsbasis de geplande aanvallen niet zomaar zal aanvaarden.”

    Een recente studie van het ‘Freedom House’, een Amerikaanse denktank, kwam tot de conclusie dat Tunesië nu het “eerste vrije land van de Arabische wereld” is. Wat is de realiteit op het terrein?

    “Dit komt wellicht van het soort denktank voor wie ‘vrijheid’ synoniem is voor de vrijheid van uitbuiting. In Tunesië worden journalisten nog steeds vervolgd als ze hun werk goed doen, krijgen activisten doodsbedreigingen, werd een blogger tot een jaar gevangenisstraf veroordeeld omdat hij het leger had “beledigd”, werd een cartoonist door de politie in elkaar geslagen omdat hij in een cartoon met de politie had gelachen, …

    “De dagelijkse misbruiken door de veiligheidsdiensten zijn nooit echt gestopt. De politie blijft activisten mishandelen. Afgelopen zondag werd een jonge betoger doodgeschoten en vielen verschillende gewonden in de zuidelijke stad Dehiba in de buurt van de Libische grens. Dat was na sociaal protest tegen een nieuwe belasting van de regering. De politie schoot met scherp op de betogers.

    “In de zuidelijke regio’s is er een groot tekort aan werk en ontwikkeling. Er wordt geschat dat meer dan een miljoen Tunesiërs overleven door smokkelactiviteiten. De autoriteiten willen een grenstaks opleggen, waardoor de handel met buurland Libië zou geraakt worden en de inkomsten van heel wat arme Tunesiërs zouden opdrogen. Er ontstond protest tegen de plannen om deze taks in te voeren en dit leidde tot een algemene staking in de volledige zuidelijke regio van Tataouine. De staking werd massaal opgevolgd, enkel bakkerijen en apotheken waren open. Na de staking moest de premier aankondigen dat de nieuwe taks opgeschort werd.

    “De staatspropaganda stelt de betogers voor als uitschot, drughandelaars en terroristen. Er zijn natuurlijk wel een aantal criminele bendes die voordeel halen uit de illegale handel. Maar het is nogal gemakkelijk om dat aan te grijpen om meteen de bron van inkomsten van een groot deel van de lokale bevolking aan te pakken.

    “Het is een klassieke strategie om de rechten van de bevolking aan te pakken. Al wie niet aan de kant van de staatsmachine staat en de politie niet onvoorwaardelijk steunt, wordt voorgesteld als een aanhanger van geweld en terrorisme. De logica van de ‘oorlog tegen het terrorisme’ zal wellicht opgevoerd worden door de nieuwe regering. Samen met de terugkeer van figuren van de oude garde, kan het ervoor zorgen dat de relatieve vooruitgang op het vlak van vrijheden en democratische rechten in vergelijking met andere landen in de regio onder druk komt te staan.

    “De situatie is onzeker en geen enkele verworvenheid is definitief zolang de kapitalistische klasse de macht in handen houdt. Sinds de val van Ben Ali hebben alle Tunesische regeringen de kapitalistische klasse verdedigd en hebben ze allen geprobeerd om de historische vooruitgang die bekomen werd met de revolutie terug te draaien.”

    Tunesië levert het grootste aantal strijders voor de zogenaamde ‘Islamitische Staat’. Wat is het gevaar van terrorisme en hoe kunnen socialisten daarop reageren?

    “Meer dan 3.000 Tunesiërs hebben IS  vervoegd. De jihadistische netwerken staan sterk in sommige delen van het land, in het bijzonder in achtergestelde gebieden waar heel wat hopeloze en gemarginaliseerde jongeren een kwetsbare prooi vormen voor deze groepen. Deze reactionaire groepen gebruiken extreem, op fascisme lijkend, geweld. Ze richten zich niet alleen tegen de staat, ze keren zich in essentie tegen de massa van gewone mensen, tegen vrouwen, de linkerzijde, de vakbondsbeweging, …

    “Het probleem is reëel en moet beantwoord worden. We moeten duidelijk zijn dat de staat deze kwestie voor haar eigen belang gebruikt en het tegelijk ook tot op zekere hoogte versterkt. De staat gebruikt het om een vorm van kunstmatige eenheid rond zich te creëren en om de repressie in het algemeen op te voeren. Dat is waarom het belangrijk is dat we in de strijd tegen terrorisme geen vertrouwen stellen in het staatsapparaat. Veel mensen in Tunesië beseffen dit instinctief. De ervaring van de heerschappij van Ben Ali heeft hen geleerd dat we onze vrijheid niet mogen prijsgeven in ruil voor zogenaamde veiligheid.

    “Dat is een van de redenen waarom elke terroristische aanslag in het land meteen leidt tot spontane mobilisaties van onderuit. In 2013 leidden de moorden op twee linkse politici door religieuze extremisten tot algemene stakingen van historische omvang.

    “Bij andere aanslagen door jihadisten of salafisten was er eveneens sociaal protest met werkenden en jongeren die betoogden. De sterke vakbondsbeweging in Tunesië (die ook onder de veiligheidsdiensten actief is) en het gebrek aan diepe religieuze tegenstellingen in het land zorgden ervoor dat het terroristische gevaar onder controle bleef.

    “We mogen het gevaar niet onderschatten, maar moeten vooral benadrukken wat ons eigen antwoord is. Dat bestaat niet uit meer repressie en meer helikopters, maar door een georganiseerde en massale strijd te organiseren die in staat is om de onmiddellijke noodzaak om onze gemeenschappen te beschermen verbindt met de strijd voor degelijke jobs en een toekomst voor jongeren, massale publieke investeringen in de regio, …”

    Het ‘Volksfront’, een coalitie van linkse krachten, haalde 3,66% van de stemmen in de verkiezingen van oktober en heeft nu 15 zetels. Wat is de opstelling van deze organisatie tegenover de regering en wat zijn volgens jou de taken van de linkerzijde in deze nieuwe situatie?

    “Het Volksfront heeft de afgelopen twee jaar een reeks verschrikkelijke fouten gemaakt waardoor de reputatie onder de werkende massa’s serieus geraakt is. Het heeft onder een laag van de oorspronkelijke activisten tot bitterheid geleid, zeker onder de jongeren. Het verkiezingsresultaat lag ver onder het potentieel. Op een bepaald ogenblik vormde het Volksfront een alliantie met Nidaa Tounes tegen Ennahda, maar daar is het gelukkig op terug gekomen. De laatste tijd wordt opnieuw nadruk gelegd op de sociale thema’s, waardoor wat terrein terug gewonnen werd.

    “Dat komt vooral door de basis die meermaals tegen de leiding inging en de organisatie tot een koerswijziging dwong. Als het Volksfront niet in een regering met Nidaa Tounes is gestapt, heeft dit vooral te maken met het feit dat de basis het niet zou aanvaard hebben. Bij de leiders is er geen principieel verzet tegen een dergelijke coalitie.

    “Tijdens de regeringsonderhandelingen pleitte het Volksfront voor een bevriezing van de terugbetaling van de schulden, voordelen voor werklozen, loonsverhogingen en een duidelijk verzet tegen de afschaffing van het subsidiestelsel voor basisgoederen. Deze opstelling heeft het Volksfront de afgelopen periode extra steun opgeleverd in de peilingen.

    “Er zijn conflicten tussen de rechterzijde die een meerderheid heeft in de centrale leiding van het Volksfront en de basisactivisten en sommige lokale verantwoordelijken. Dat is de reden waarom we tijdens de verkiezingen in bepaalde regio’s het Front steunden, zelfs indien we onze kritiek niet verborgen hielden. De centrale leiding van het Volksfront is niet democratisch en gebruikt methoden die zelfs in het front soms als stalinistisch worden omschreven. Partijleider Hamma Hammami zegt dat hij geen stalinist meer is. Hij vergeet eraan toe te voegen dat hij ook geen socialist of communist is.

    “Het CWI pleit in Tunesië voor een massale politieke beweging die militante basis van het Volksfront kan verbinden met activisten van sociale bewegingen, werkloze jongeren en, vooral, de strijdbare syndicalisten en arbeiders van de UGTT. Dit vereist een militant en strijdbaar socialistisch actieprogramma dat trouw blijft aan de oorspronkelijke doelstellingen van de revolutie en bovendien consequent actief is op het terrein.

    “Met de twee belangrijkste burgerlijke partijen in de regering is er een unieke positie voor de linkerzijde en de UGTT. Het groter aantal verkozenen van het Volksfront biedt de kans om een politiek klankbord voor de arbeidersbeweging en strijd te vormen. De samenstelling van de nieuwe regering discrediteert de positie die in het verleden door heel wat leiders van het Front en van de UGTT werd verdedigd, met name het idee van al dan niet expliciete steun aan Nidaa Tounes tegen de islamisten.

    “De UGTT-leiding is erg gematigd en gebruikte zijn positie om de vorige pro-kapitalistische regering onder leiding van Jomaa te steunen, ook al ging die regering in tegen de belangen van de leden van UGTT. Sommigen in de vakbond zeggen dat deze leiders overal belangen hebben, behalve in hun eigen leden. We blijven de UGTT verdedigen tegen elke poging om de vakbonden te ondermijnen, maar we stellen tegelijk dat de werkenden en syndicalisten zich hun eigen vakbond terug moeten toe-eigenen. Dat kan door op te komen voor meer interne democratie en voor radicalere vakbondsacties tegen de nieuwe regering, te beginnen met de voorbereiding van een gecoördineerde nationale stakingsbeweging over de sectoren heen tegen de besparingsplannen.”

     

  • Solidariteitsoproep uit Tunesië. Prominente syndicalist in Sidi Bouzid opgepakt

    Op 25 december werden Abdeslam Hidouri, een revolutionaire militant en lokale vakbondsleider uit het stadje Menzel Bouziane (in de regio Sidi Bouzid), en Ferid Slimani, een jongere uit de regio, opgepakt. Aanleiding was hun deelname aan de betogingen op de dag dat Mohamed Brahmi werd vermoord eind juli. De twee worden ervan beschuldigd gebouwen van de overheid te hebben aangevallen en het commissariaat van de rijkswacht in brand te hebben gestoken. Na een vreedzame betoging zorgde een brutale interventie door de politie voor het ontaarden van het protest en geweld.

    Het enige bewijsmateriaal dat tegen de twee activisten naar voor wordt gebracht, is kort videomateriaal waaruit enkel blijkt dat de twee aanwezig waren op de betoging.

    Het Tunesische gerecht probeert eens te meer de voortrekkers van de Tunesische revolutie aan te pakken. Het doel is om de enorme woede in het land het zwijgen op te leggen. De winter is traditioneel een explosieve periode in het land. Enkele dagen geleden werd een andere linkse militant, Abdelhak Laabidi, in Beja aangevallen door milities van de islamistische partij Ennahda. Het lijkt erop dat de regering een bewuste intimidatiecampagne voert tegen activisten die bekend staan als voortrekkers van de revolutie.

    Het CWI en zijn militanten in Tunesië veroordelen de arrestaties en meer algemeen de politiek van het systematisch lastig vallen en van repressie tegenover militanten en opposanten in het land. We eisen de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van Abdeslam en Ferid.

    Er is een oproep voor een protestbijeenkomst voor de rechtbank van Sidi Bouzid deze donderdag voormiddag. Op dat ogenblik moeten de twee voor de procureur verschijnen.

    Stuur protestmails waarin de vrijlating van de twee militanten wordt gevraagd. Stuur deze naar het ministerie van Justitie in Tunesië : mju@ministeres.tn met een kopie aan cwi@worldsoc.co.uk.

     

    • Onmiddellijke vrijlating van Abdeslam Hidouri en Ferid Slimani, net als alle andere gevangenen die omwille van hun mening vastzitten!
    • Neen aan de willekeurige arrestaties en politieke processen!
    • Verdedig alle democratische rechten!
    • Neen aan een nieuwe dictatuur!
    • Voor de verderzetting van de Tunesische revolutie – de macht aan de werkenden en de jongeren!
  • “De massastrijd werd afgeremd door de leiding van het Front Populaire en de UGTT”

    Tunesië. Interview van Hidouri Abdessalem, onderzoeker in filosofie en lid van het regionaal syndicaal bureau van Sidi Bouzid voor het secundair onderwijs

    Op het ogenblik dat dit interview gepubliceerd wordt, zijn we toe aan de zoveelste politieke crisis in Tunesië. De omvang en de diepgang van de volkswoede tegenover het regime van de ‘trojka’ (de islamistische partij Ennahda en medestanders) bleek uit de bijna vulkanische uitbarstingen van protest na de twee politieke moorden op linkse leiders eerder dit jaar – zowel na de moord op Chokri Belaid in februari als op Mohamed Brahmi eind juli – werd massaal betoogd.

    Door onze correspondenten

    Er waren onderhandelingen tussen de regeringspartijen en de oppositie. Dit werd omschreven als het “initiatief van nationale dialoog”. Deze onderhandelingen werden afgelopen maandag opgeschort. Het “initiatief van nationale dialoog” is een poging van de heersende klassen om van bovenaf een regeling op te leggen om te vermijden dat diegenen aan de basis – de werkenden, syndicalisten, revolutionaire jongeren, werklozen, armen – er zich teveel mee zouden bemoeien.

    Het establishment, de grootmachten en de gevestigde media hebben het allemaal over het gevaar van een “politiek vacuüm” dat langere tijd blijft bestaan in Tunesië. Ze denken daarbij niet zozeer aan de toename van fundamentalistisch geweld, er wordt vooral gevreesd dat het enorme ongenoegen onder de massa’s opnieuw tot uitbarsten komt en de agenda bepaalt.

    De ‘nationale dialoog’ had als doel om de regerende machthebbers op een georganiseerde wijze de aftocht te laten blazen om plaats te maken voor een zogenaamd “onafhankelijke” en “apolitieke” regering. Officieel liepen de discussies spaak op de keuze van een nieuwe premier. Uit de discussies bleek eerder al het contrarevolutionaire karakter van de politieke maneuvers aan de top. De verschillende namen die circuleerden als kanshebbers om een nieuwe regering te leiden, waren niet toevallig ofwel quasi seniele veteranen van het oude regime ofwel andere neoliberalen van de zuiverste leer.

    Dat heeft natuurlijk niets te maken met onafhankelijkheid of een apolitieke benadering. Er worden nieuwe aanvallen op de werkenden en armen voorbereid, onder meer door de druk van het IMF en andere schuldeisers van Tunesië. Om dit te realiseren, willen de imperialisten en de Tunesische kapitalisten een voldoende sterke regering die in staat is om de massa’s onder controle te houden en te laten opdraaien voor de crisis.

    De vakbondsfederatie UGTT is veruit de best georganiseerde kracht in het land. Er is geen enkele duurzame regeling mogelijk in het belang van de kapitalistische klasse zonder minstens een stilzwijgend akkoord met de leiding van de UGTT. Voor de arbeiders en brede lagen van de bevolking bevindt de centrale knoop zich net bij het feit dat de vakbondsleiding de potentiële kracht van de arbeidersbeweging niet mobiliseert om een regering van arbeiders en de bevolking gebaseerd op een nationaal netwerk van democratisch georganiseerde basiscomités op te zetten, maar integendeel een erg bereidwillige partner van de heersende klasse en de imperialistische machten is. Er wordt steun gegeven aan de poging om een niet verkozen regering ten dienste van het grootkapitaal in het zadel te krijgen. De vakbondsleiding speelt schandalig genoeg een centrale rol in de onderhandelingen van de zogenaamde ‘nationale dialoog’.

    In plaats van de troepen ernstig te mobiliseren, zetten de vakbondsleiders alles op onderhandelingen achter de schermen om een akkoord te bekomen met de voornaamste agenten van de contrarevolutie. Dat alles wordt ondersteund en mee uitgevoerd door de leiding va de vakbondsfederatie en het Front Populaire, ondanks een oppositie van een brede laag van militanten en sympathisanten.

    Zoals Abdessalem in het hiernavolgende interview uitlegt, betekent die strategie een volledige impasse. De leiders van de linkerzijde en de vakbonden offeren in feite de belangen van hun militanten op aan de cynische plannen van de ergste vijanden. Trotski stelde dat de reformistische leidingen in een periode van diepe crisis van het kapitalistische systeem “steeds meer lijken op een man die zich wanhopig vastklampt om stand te houden, terwijl een roltrap hem snel naar beneden haalt.”

    Die metafoor vat de situatie in Tunesië vandaag goed samen. Het land staat aan de rand van een nooit geziene crisis. Op 30 oktober werden twee pogingen tot zelfmoordaanslagen vermeden in toeristische zones. Een week eerder werden in de centrale regio van Sidi Bouzid minstens 9 ordehandhavers om het leven gebracht tijdens gewelddadige confrontaties met gewapende salafisten.

    Als reactie daarop riep de lokale afdeling van de UGTT een regionale algemene staking uit in Sidi Bouzid. Die oproep kreeg snel navolging in de naburige regio Kasserine. Dergelijke reacties geven aan waar de sociale krachten zich bevinden die een oplossing kunnen bieden en die een echt politiek alternatief kunnen vormen op de miserie en het toenemende geweld van het huidige systeem.

    Zoals Abdessalem zegt, is er vandaag een paradox in Tunesië: de echte actoren van het revolutionaire proces bevinden zich buiten de politieke scène. Wij delen die vaststelling in grote mate. Het is waarom we dringend moeten overgaan tot de opbouw van een massale politieke kracht waarmee de actoren van het revolutionaire proces onafhankelijk van de gevestigde pro-kapitalistische partijen en gewapend met een socialistisch programma de belangrijkste grondstoffen en middelen van het land in de handen van de werkenden en de bevolking kunnen plaatsen.

    Dat was ooit een onderdeel van het officiële programma van de UGTT. Tijdens het congres van 1949 eiste de UGTT de nationalisatie van de mijnen, de transportsector, gas, water, elektriciteit, banken, onderzoek naar olie, bouwsector en de grote domeinen onder een beheer dat arbeidersdeelname garandeert. Het actualiseren van een dergelijk programma, aangevuld met concrete ordewoorden, kan de massastrijd nieuw leven in blazen en de situatie radicaal veranderen.

    Zowel in het Front Populaire als de UGTT zijn er militanten die de revolutie willen voortzetten. Ze zijn met velen en moeten opkomen voor de onmiddellijke terugtrekking van hun leiders uit de nationale dialoog en eisen dat ze verantwoording aan de basis afleggen over de rampzalige koers die ze volgen. Doorheen democratische discussies kunnen lessen getrokken worden uit fouten uit het verleden en het heden om tot een verduidelijking te komen en een reorganisatie van de linkerzijde op basis van een duidelijk programma, strategie en de nodige tactieken die ons tot een revolutie kunnen brengen.

    Militanten van het CWI in Tunesië staan open voor discussie en samenwerking met al wie deze bedenkingen deelt. We willen mee werken aan een instrument en een revolutionair programma om de toekomstige strijdbewegingen aan te gaan.


    Sinds de moord op Mohamed Brahmi was er een nooit geziene golf van mobilisatie tegen het regime van Ennahda in Tunesië. Welk bilan trek jij van die mobilisaties?

    “De mobilisaties tegen het regime van Ennahda na de moorden op Mohamed Brahmi en voor hem op Chokri Belaid, vormden een uitdrukking van een hervatting van het revolutionaire proces. De mobilisaties waren gericht op de val van de regering en van het systeem.

    “Maar de afwezigheid van een duidelijk programma en voldoende invloedrijke revolutionaire groep, lieten de nationale bureaucratie van de UGTT toe om de mobilisaties op een zijspoor te zetten. Dat gebeurde in samenspraak met de liberale partijen en de opportunistische leiding van de linkse partijen. Er werd een poging gedaan om de crisis te beëindigen door middel van een ‘nationale dialoog’. Tegelijk werden de mobilisaties niet tot hun echte doelstellingen doorgetrokken, tot de val van het systeem.”

    In naam van de eenheid tegen de islamisten heeft de leiding van de linkse coalitie Front Populaire een akkoord gesloten met Nidaa Tounes, een partij met tal van figuren die deel uitmaakten van het staatsapparaat onder het oude regime, en andere politieke krachten die het ‘Front van Nationale Redding’ vormen. Wat denk jij van die alliantie en welke gevolgen heeft dit op de massastrijd?

    “De huidige politieke situatie in Tunesië wordt gekenmerkt door een vorm van polarisatie langs drie kanten: een pool van reactionaire islamisten met Ennahda en bondgenoten, een liberale pool van het oude regime (onder leiding van Nidaa Tounes gehergroepeerd met Caid Essebsi als kopstuk) en tegenover die twee polen het Front Populaire en de UGTT.

    “Ten tijde van de moord op Chroki Belaid veranderde de situatie: de zogenaamde ‘democratische’ en ‘moderne’ krachten hergroepeerden zich tegen het geweld en het terrorisme. Dat vormde het begin van een politieke impasse voor het Front Populaire. De leiding begon immers front te vormen met de vijanden van de werkende bevolking en de onderdrukten, met de bondgenoten van het oude regime van Ben Ali.

    “Die laatsten zijn het niet indirect eens met de islamisten als het gaat over de politieke en economische keuzes voor het land.

    “Het resultaat was dat de massastrijd werd afgeremd door de leiding van het Front Populaire en de UGTT. Die volgden het ritme van de ‘nationale dialoog’ waarbij de belangen van de verschillende partijen en hun politieke agenda’s centraal stonden.”

    Eind juli werd bekend dat er in Sidi Bouzid een vorm van lokale tegenmacht werd opgebouwd waarbij het beheer van de lokale zaken door de bevolking in handen werd genomen. Wat is daarvan gekomen?

    “In de regio’s van het binnenland is er een vorm van politiek vacuüm op het vlak van diensten, administratie en veiligheid. Op revolutionaire ogenblikken brachten de mobilisaties de slogan van zelfbeheer naar voor. In Sidi Bouzid hebben we geprobeerd om een tegenmacht op te bouwen doorheen lokale en regionale organen.

    “Maar met de repressie van de politie en het gebrek aan breder relais op nationaal vlak, volstond het niet om dit enkel in Sidi Bouzid te doen. Van bij het begin keerde de nationale leiding van de UGTT zich tegen deze vorm van dubbelmacht omdat het de ‘dialoog’ en het ‘compromis’ met het regime in de weg stond. De leiding wou ten alle prijze zo’n compromis.”

    Kan je uitleggen wat er op 23 oktober en de dagen erna gebeurde ?

    “De trojka stelt dat 23 oktober de datum van de democratische omvorming is. De andere partijen en de meerderheid van de Tunesische bevolking ziet het echter als een datum van een mislukking. Dat is waarom er opnieuw massale betogingen tegen Ennahda waren, maar ook tegen de terroristen.

    “Eens te meer werden de mobilisaties van 23 en 24 oktober gemanipuleerd door de politieke partijen die er gebruik van probeerden te maken om hun posities in de nationale dialoog te versterken en niet om het systeem en de regering neer te brengen.”

    Wat is volgens jou het gevaar van de salafisten en djihadisten in de actuele situatie? Hoe verhouden die zich tot de gevestigde machten? En van waar komt de toename van geweld de afgelopen periode? Hoe kunnen revolutionaire daarmee omgaan?

    “Als we politiek over een islamistische pool spreken, gaat het over een wereldwijd netwerk met de steun van bepaalde grote machten en banden met het wereldkapitalisme. Het is moeilijk om een onderscheid te maken tussen de djihadisten en Ennahda, of zelfs met de salafistische partij ‘Ettahrir’.

    “We kunnen de salafisten beschouwen als de milities van de huidige regering. Zij voeren met geweld de ordewoorden van Ennahda uit tegen militanten, tegen syndicalisten,… Hun doel is om aan de macht te blijven en daartoe worden milities ingezet.

    “De revolutionaire krachten moeten zich daartegen organiseren, zodat we het revolutionaire proces kunnen voortzetten. Als we daar geen instrumenten en middelen voor hebben, is die taak erg moeilijk. Maar het is niet onmogelijk.”

    Wat zijn volgens jou de sterktes en de beperkingen van de UGTT in de huidige crisis ?

    “De leiding van de UGTT snelt de overgangsregeringen al van 14 januari 2011 tot 23 oktober 2013 te hulp, onder meer door het initiatief van nationale dialoog. Er wordt daartoe een akkoord gesloten met de werkgevers. Maar anderzijds blijven de militanten aan de basis pogingen doen om het revolutionaire proces voort te zetten.”

    Welke initiatieven zijn er volgens jou nodig om de revolutionaire beweging in Tunesië tot een succes te brengen?

    “Wat in Tunesië en de Arabische wereld plaatsvindt, is een aanhoudend revolutionair proces met nationalistische en socialistische elementen tegen kapitalisme en zionisme. Maar er zit een paradox in het proces: de echte actoren van het revolutionaire proces bevinden zich niet op het politieke toneel. Hierdoor kunnen de contrarevolutionaire krachten het proces op een zijspoor zetten, we krijgen te maken met een verraden revolutie.

    “De initiatieven die nu nodig zijn om de revolutionaire beweging voort te zetten en tot een overwinning te brengen, bestaan uit het voortzetten van het revolutionaire proces met aandacht voor de uitbouw van eigen instrumenten, een programma en een revolutionaire partij. We zullen ook lokale en regionale strijdcomités moeten opbouwen.”

    Welke lessen zou je aan socialistische militanten, syndicalisten of revolutionairen geven voor hun strijd tegen het kapitalisme in andere landen?

    “De centrale lessen die we volgens mij uit het revolutionaire proces kunnen trekken zijn:

    – We moeten ons van bij het begin van het proces op de macht richten en de strijd organiseren op basis van goed omschreven revolutionaire taken. Veel linkse krachten, revolutionaire jongeren en syndicalisten dachten er niet aan om zelf de macht in Tunis te grijpen, ze dachten dat het mogelijk was om het systeem te hervormen.

    – We moeten ons als revolutionairen verenigen tegen onze vijanden. We moeten strijdgroepen opzetten waarbij we ons niet beperken tot theorie maar ook tot praktische stappen overgaan, dat betekent dag en nacht op het terrein aanwezig zijn en handelen.

    – We moeten de strijd met onze vijanden op alle mogelijke manieren voeren, ook in de media om de publieke opinie tegen onze vijanden te richten.

    – We moeten een netwerk van strijdbare militanten uitbouwen waarbij we bewegingen kunnen ondersteunen boven het nationale terrein, er is een internationale beweging nodig.”

  • Tunesië. Linkse rapper Klay BBJ vrijgesproken in beroep

    Kleine maar belangrijke overwinning voor vrije meningsuiting

    De linkse Tunesische rapper Ahmed Ben Ahmed, alias Klay BBJ, werd in eerste aanleg bij verstek veroordeeld tot 21 maanden gevangenisstraf omdat hij in zijn songs “de publieke moraal en de autoriteiten” zou beledigd hebben. In beroep werd hij afgelopen donderdag vrijgesproken.

    Klay en zijn medestander Weld El 15 (Alaa Yaacoubi) werden gewelddadig opgepakt tijdens een optreden en vervolgens fysiek mishandeld door de politie. Dat was bij een optreden in de oostelijke stad Hammamet in augustus. Ze werden vervolgens beiden een gevangenisstraf van 21 maanden opgelegd, in een rechtszaak waar ze niet aanwezig waren omdat ze er zelfs niet van wisten.

    Klay besloot om de uitspraak aan te vechten, terwijl Weld El 15 op de vlucht ging. Klay moest op 26 september voor het eerst voor de rechter in beroep verschijnen. Er werd meteen beslist om de gevangenisstraf te beperken tot zes maanden, maar met onmiddellijke ingang. Ook tegen die nieuwe uitspraak was beroep mogelijk en dat leidde uiteindelijk tot een vrijspraak afgelopen donderdag. De advocaat van Klay kondigde aan dat ook Weld El 15 in beroep zou gaan.

    Met het CWI hebben we de zaak van deze Tunesische rappers wereldwijd bekend gemaakt om ertegen te protesteren. Zo was er een rapsong van enkele leden en sympathisanten uit vijf verschillende landen om tegen de vervolging van Klay BBJ en Weld El 15 te protesteren (Hier vind je die rapsong op Youtube of je kan hieronder luisteren).

    De druk van het protest tegen de veroordeling heeft zeker bijgedragen tot deze vrijspraak. Er was ook een brief ondertekend door 12 Europese parlementsleden op initiatief van Paul Murphy. We zijn blij dat er een overwinning is geboekt in de aanhoudende strijd in Tunesië tegen de pogingen om de vrije meningsuiting aan banden te leggen en kritische stemmen het zwijgen op te leggen.

    We verwelkomen ook het initiatief van de Tunesische rappers om een nationale vakbond op te zetten om hun rechten te verdedigen tegen de overheidsrepressie in. Dit kan een aanzet zijn om de rechten van artiesten te verdedigen maar ook om de strijd van jongeren in de armste wijken, waar de meeste Tunesische rappers vandaan komen, te verbinden met die van de georganiseerde arbeidersbeweging.

    Strijd gaat door

    Het regime van Ennahda baseert zich steeds meer op de strafwet van het oude regime van Ben Ali. Die strafwet is nog steeds van toepassing en is erop gericht om tegenstanders te onderwerpen aan geweld, martelingen, willekeurige arrestaties, beperking van de persvrijheid en zelfs politieke moorden.

    Ook op de laatste zitting waar over de straf van Klay BBJ werd beslist, waren journalisten en vertegenwoordigers van NGO’s als Human Rights Watch niet welkom. Ze mochten van de politie de zaal niet binnen. Er zitten nog tientallen muzikanten en andere artiesten in de gevangenis terwijl tientallen anderen op de vlucht zijn.

    Het geeft aan dat er wel een veldslag gewonnen is, maar dat de strijd verder gaat. Klay BBJ stelde in een open brief die hij vanuit de gevangenis schreef: “Vrije meningsuiting in dit land wordt aan banden gelegd. Ik zal altijd de waarheid zeggen en mijn hoofd nooit laten hangen. No Pasaran!”

  • Revolutie en contrarevolutie in het Midden-Oosten en Noord-Afrika

    Revolutie en contrarevolutie in het Midden-Oosten en Noord-Afrika

    Op 14 september sloten de Amerikaanse en Russische regeringsleiders in Genève een akkoord om het Syrische arsenaal aan chemische wapens aan een internationale controle te onderwerpen met het oog op de ontmanteling ervan. Dat heeft de directe dreiging van een imperialistische interventie in Syrië wat weg genomen. Het bloedige conflict waar de Syrische bevolking hard onder te lijden heeft, is echter verre van opgelost.

    Dossier door Nicolas Croes uit de oktobereditie van ‘De Linkse Socialist’

    De effectieve vernietiging van de chemische wapens is midden in een burgeroorlog bovendien niet gegarandeerd. Hoe kunnen de massa’s een uitweg vinden uit het doodlopende straatje van strijd tussen het dictatoriale regime van Bachar al-Assad, islamistische fundamentalisten en de kapitalistische oppositie?

    De gevestigde media hebben de verschrikkelijke beelden van de slachtoffers van de chemische wapens uitgebreid getoond. Eens te meer werd het sensationele aspect centraal gesteld zodat de context plaats moet maken voor de meest spectaculaire feiten. Er werd op de logische emotionele reacties gerekend om een militaire interventie te rechtvaardigen.

    Zoals wel vaker voorkomt, werd ons een bijzonder hypocriet rookgordijn voorgehouden. Sommigen dachten dat er net een conflict was uitgebroken in Syrië, terwijl er de afgelopen 2,5 jaar al tienduizenden doden vielen en miljoenen mensen op de vlucht sloegen. De verontwaardiging van het establishment is enkel gericht op de verdediging van de eigen belangen. De levensomstandigheden van de massa’s in de regio – omstandigheden gedomineerd door miserie, honger, sociale en regionale ongelijkheid, gebrek aan toekomstperspectieven en gebrek aan nationale en democratische rechten – zijn daarbij nooit het voorwerp van bekommernis.

    Het VS-imperialisme is overigens bijzonder hypocriet als het een rode lijn rond gifgas trekt en dat een misdaad tegen de mensheid noemt, terwijl de grootste voorraad chemische wapens ter wereld zich in de VS bevindt. Geen enkele andere macht heeft al zo vaak en zo enthousiast gebruik gemaakt van deze wapens. Denk maar aan wat er gebeurde in de oorlog in Vietnam. Maar de VS staat niet alleen op het front van de hypocrisie. De Duitse regering moest toegeven dat het toelating had gegeven om tussen 2002 en 2006 chemische producten naar Syrië uit te voeren.

    Op 17 december is het drie jaar geleden dat een revolutionaire golf eerst Tunesië en vervolgens Egypte overspoelde en bijna de volledige regio meetrok. Van Marokko tot Jemen en Bahrein waren en massale acties. De gevestigde media hebben daarbij de nadruk gelegd op het verzet tegen de dictaturen en de democratische eisen van de betogers. Maar de woede van de massa’s die doorheen de strijd tot uiting kwam, had ook sociale en economische eisen tegen de armoede, massale werkloosheid, afbouw van de openbare diensten (wat zeker sinds de jaren 1990 het geval is),… Er is een bijzonder jonge bevolking in de regio, zo is 66% van de Egyptische bevolking jonger dan 25 jaar. Die jongeren hebben onder het huidige systeem amper enig toekomstperspectief.

    De bewegingen kwamen dus niet uit de lucht gevallen. Wie de situatie aandachtig volgde, kon de voortekenen van protest onder de oppervlakte van de schijnbare stabiliteit van de dictaturen opmerken. In Egypte waren er tussen 2004 en 2008 gemiddeld 194 stakingen per jaar, vooral in de textielcentra en rond het Suez-kanaal. Tussen 2008 en 2010 waren dat er 1.600 per jaar. In Tunesië was er in 2008 een opstand in het mijnbekken van Gafsa. Dat leidde tot de ergste sociale onrust in het land sinds de ‘broodrellen’ van 1984 en het was de grootste beweging sinds Ben Ali in 1987 aan de macht kwam. Er waren eerder ook massabewegingen in Libanon (2005) en Iran (2009) waarbij enorme mobilisaties de gevestigde regimes uit evenwicht haalden. Zelfs indien deze twee laatste bewegingen niet direct rond sociale thema’s losbarstten (de moord op de voormalige premier Rafic Hariri in Libanon en de massale fraude bij de Iraanse presidentsverkiezingen), waren die thema’s nooit ver weg.

    Begin december 2010 stelde het Committee for a Workers’ International (CWI), de internationale organisatie waar LSP de Belgische afdeling van is, in een tekst voor zijn wereldcongres over het Midden-Oosten en Noord-Afrika: “Alle despoten en autoritaire regimes in de regio zijn bang van massale opstandige bewegingen. Bewegingen zijn mogelijk in Iran of in Egypte en kunnen vervolgens elders voor inspiratie zorgen. Als de arbeidersklasse de leiding niet opneemt, kunnen deze bewegingen erg diverse richtingen uitgaan.”

    De moeilijkheden van het proces

    Een uitbarsting van enorme woede is niet voldoende om tot een overwinning te komen. Een revolutionair proces is een complex gegeven. Het volstaat niet om dictators omver te werpen als hun systeem overeind blijft. De bewegingen in Tunesië en Egypte kwamen voor het Westerse imperialisme en de regionale machten als een verrassing. Het was echter geen toeval dat deze bewegingen plaatsvonden in landen met een sterke traditie van arbeidersstrijd, waarbij zowel Ben Ali als Moebarak overigens van het toneel verdwenen na stakingsacties. Maar na de eerste verrassing deden het imperialisme en de lokale machten er alles aan om het initiatief terug in handen te krijgen.

    In Bahrein kwamen troepen van Saoedi-Arabië en de Emiraten snel en brutaal tussen om het regime te redden. De repressie was erg hard en werd onder het goedkeurend oog van de Westerse bondgenoten toegepast. De arbeiders en armen konden hier niet op de krokodillentranen van Washington, Londen of Parijs rekenen. Elders was er eveneens bloedige repressie, waarbij er amper enige diplomatieke verontwaardiging weerklonk. Dat geeft meteen aan hoe we de ‘humanitaire oorlog’ in Libië of de mogelijke interventie in Syrië moeten zien.

    De imperialistische interventie in Libië had niets met de belangen van de bevolking te maken. De Westerse imperialistische machten aarzelden eerder niet om lucratieve akkoorden met dictator Khadaffi te sluiten. Met de interventie in Libië wilden ze vooral de revolutionaire golf in de regio stoppen vooraleer andere betrouwbare bondgenoten zoals Saoedi-Arabië of de Golfstaten zouden geraakt worden. Om de controle op de regio en zijn grondstoffen terug in handen te krijgen, was het laten vallen van een dubieus element als Khadaffi een risico dat graag werd genomen.

    In Syrië was een directe interventie een ander paar mouwen. De interventies in Irak en Afghanistan waren nog niet beëindigd of deze in Libië kwam er bij. Bovendien is er een erg sterke religieuze en etnische verdeeldheid in het land waardoor een interventie een gevaarlijk avontuur zou vormen. Het Syrische leger was bovendien van een ander kaliber en het regime beschikte toen (en nu nog steeds) over een zekere steun onder de bevolking alsook over bondgenoten met regionale belangen (zo bevindt de enige Russische marinebasis aan de Middellandse Zee zich in Syrië).

    Het kwam destijds niet tot een directe militaire interventie, maar er kwam wel materiële, logistieke en andere steun om de oppositie te ‘ondersteunen’. Die steun kwam van de bondgenoten van het VS-imperialisme zoals Saoedi-Arabië en Qatar. Meteen werd via deze weg geprobeerd om de revolutionaire golf op een doodlopend zijspoor te zetten. Saoedi-Arabië en Qatar hebben bovendien hun eigen specifieke belangen waarbij werd bijgedragen aan de ontwikkeling van fundamentalistische krachten. Het werd voor de VS noodzakelijk om direct tussen te komen om ook een steunpunt uit te bouwen.

    De enige kracht waar de arbeiders en jongeren op kunnen rekenen: zichzelf

    Wat de impact van een directe imperialistische interventie in Syrië zou zijn, zien we met de mislukking in Libië. De weinige infrastructuur waar het land over beschikte, werd vernield door de invasie. Meer dan twee jaar later blijven grote delen van het land oncontroleerbaar of zijn ze overgenomen door zwaar bewapende milities. Het conflict is bovendien uitgebreid tot Mali. De afwezigheid van het perspectief van een voor het imperialisme stabiel regime en het risico voor een uitbreiding van het conflict zijn in Syrië nog veel groter.

    In Syrië is er een betrokkenheid van Hezbollah uit Libanon, Iran, Rusland en China in het pro-Assad kamp en anderzijds Al Qaeda, Saoedi-Arabië, Qatar, Turkije, Egypte (tot aan de val van de Moslimbroeders), de VS en de EU in het kamp van de oppositie. Iedere kracht heeft ook eigen belangen met bovendien conflicten tussen soennieten (de meerderheidsstroming in de islam) en sjiieten en zelfs tegenstellingen binnen die stromingen.

    In buurland Libanon is er al een terugkeer van bloedige aanslagen. Op 15 augustus ontplofte een bomauto in het bastion van Hezbollah (dat Assad steunt en sjiietisch is), een nooit geziene aanslag in een dergelijk beschermde omgeving. Hierbij vielen een dertigtal doden en meer dan 300 gewonden. Een week later waren er aanslagen op twee soennitische moskeeën waarbij 45 doden vielen. Mogelijk was het Syrische regime bij die aanslag betrokken.

    Als wij ons resoluut verzetten tegen een imperialistische interventie, betekent dit niet dat we ons tot het kamp van Assad of het kamp van de oppositie van het Vrije Syrische Leger (rond voormalige toplui van het regime) rekenen, laat staan dat we de diverse fundamentalistische krachten steunen. De energie van de massa’s moet ingezet worden om zowel het imperialisme als de reactionaire krachten van diverse pluimage aan de kant te schuiven. Daartoe moet de beweging bewapend worden met een programma en methoden waarmee over etnische en religieuze grenzen heen kan gemobiliseerd worden.

    Dat is enkel mogelijk op basis van een programma dat opkomt voor de zelfverdediging van de massa’s (met niet-sectaire en democratisch georganiseerde zelfverdedigingscomités) en dit koppelt met een antwoord op de sociale kwesties (door de sleutelsectoren van de economie uit de handen van de kapitalisten te halen om ze onder democratische controle en beheer van de werkenden en armen te plaatsen). In Tunesië en Egypte zagen we hoe embryo’s van eigen strijdcomités aanwezig waren. Dergelijke comités kunnen potentieel de bron voor een nieuwe macht op basis van arbeidersdemocratie vormen.

    De vijand van mijn vijand: een vriend?

    Velen verheugen er zich op dat het VS-imperialisme verzwakt uit de Syrische crisis komt. In eigen land beschikt de regering amper over steun voor een interventie, uit peilingen bleek dat slechts 9% van de bevolking een directe interventie wilde. De verkozenen stonden onder een grote druk, zowel onder Republikeinen als Democraten was dat het geval. Bij een stemming voor het parlement riskeerde Obama een zelfde blamage als zijn Britse collega David Cameron. Die werd in het Britse parlement vernederd toen een meerderheid tegen zijn oorlogsplannen stemde. Dat was mee een gevolg van de massale tegenstand onder de bevolking.

    De VS heeft het nog nooit zo moeilijk gehad om bondgenoten te vinden voor een militair avontuur. Enkel de Franse regering was er meteen bij en ook de Turkse regering leek bereidwillig te zijn. Maar ook in die landen is er een grote tegenstand onder de bevolking, 56% van de Fransen en 72% van de Turken is uitgesproken tegenstander van een militaire interventie.

    Ter linkerzijde zijn er nog steeds aanhangers van het schematische standpunt dat de vijand van een vijand plots een vriend zou zijn. Dat principe wordt zeker toegepast tegenover de VS en het won terrein met de ideologische verzwakking van de arbeidersbeweging onder het gewicht van het neoliberale offensief na de val van de stalinistische dictaturen van het Oostblok. Er wordt ons dagelijks ingelepeld dat er geen alternatief op het kapitalisme mogelijk is. Bij sommigen heeft dat als gevolg dat het anti-imperialisme wordt beperkt tot een ‘progressieve’ retoriek waarbij over een solidaire samenleving (en niet langer een socialistische) wordt gesproken en vooral wordt uitgekeken naar een gemakkelijke weg. Zo gaven sommigen steun aan de ‘anti-imperialist’ Ahmadinejad, waarbij de beweging van 2009 zelfs werd afgedaan als door de CIA aangestuurd. Momenteel zijn er verschillende linkse krachten die het anti-imperialisme inroepen om het regime van Assad goed te praten. Dat dictatoriale regime geniet overigens de actieve steun van de ‘Communistische’ Partij van Syrië, een van de partijen die deel uitmaakt van het ‘Nationale Progressieve Front’ rond de Baath-partij van Assad.

    Zo tekenden de PVDA en de Parti Communiste Wallonie Bruxelles (PCWB) een verklaring tegen een militaire imperialistische interventie in Syrië waarbij met geen woord over het Syrische regime werd gerept. De oproep ging uit van 63 ‘communistische’ partijen, waaronder de Syrische die dus deel uitmaakt van het regime. We begrijpen het gevoel dat dringend tegen de dreiging van een interventie moet ingegaan worden, maar de minste ruimte voor pro-Assad krachten beperkt de mogelijkheden voor de ontwikkeling van een brede anti-oorlogsbeweging. Ook in ons land is dat het geval. Bij een anti-oorlogsactie in Brussel gingen pro-Assad betogers over tot het aanpakken van wie kritiek heeft op het Syrische regime. Ze konden dat doen omdat het platform te vaag was over de dictatuur in Syrië. Hoe kunnen we onder die omstandigheden een massale anti-oorlogsbeweging uitbouwen?

    De oppositie bewapenen?

    Een andere, maar even verkeerde, opstelling is die van steun aan de Syrische rebellen zonder duidelijkheid te geven over het karakter van die rebellen en de wijze waarop steun wordt gegeven. We waren verrast toen we lazen dat de Franse NPA (Nouveau Parti Anticapitaliste) van Olivier Besancenot eiste dat Frankrijk “wapens aan de Syrische revolutionairen” zou geven, terwijl er aan werd toegevoegd dat “geen vertrouwen” in de Franse staat kon gesteld worden. Er werd verduidelijkt dat er geen wapens naar de islamisten mochten gaan, maar er werd wel aan toegevoegd: “Wie heeft de legitimiteit om in de plaats van iemand anders te beslissen?” Deze benadering wordt in ons land gedeeld door de SAP/LCR die stelt dat “de Syrische bevolking er nood aan heeft dat wapens worden geleverd aan de krachten van het verzet.” Aan wie zouden die wapens geleverd worden en tegen welke politieke prijs? Wij denken dat het zelfbeschikkingsrecht van de bevolking niet mag verhinderen dat we duidelijk zijn over hoe de strijd kan gevoerd worden.

    Ook hier begrijpen we het gevoel van dringendheid, maar een analyse van de gebeurtenissen die in eerste instantie ‘militair’ is, volstaat absoluut niet. Enkel de methode van massastrijd op basis van een programma dat breekt met het regime en de economische basis ervan kan de bevolking verenigen over religieuze grenzen heen en zelfs leiden tot breuken binnen het leger. De beste manier om de tanks van Assad te bestrijden, is met een beweging die ervoor zorgt dat deze tanks zich tegen Assad richten.

    Het klopt dat de krachten die zo’n programma en methoden in Syrië kunnen verdedigen beperkt in aantal zijn, voor zover ze al georganiseerd zijn. Maar we mogen de regionale context van revolutie en contrarevolutie niet uit het oog verliezen. Het was overigens die context die aan de basis van de Syrische revolte van 2011 lag. Recent nog waren er meer dan een miljoen betogers in buurland Turkije tegen de regering-Erdogan. De geest van massamobilisatie is ook daar uit de fles.

    Wij verdedigen een consequente internationalistische benadering in de hele regio, ook in Tunesië en Egypte waar massabewegingen dictators ten val brachten maar de macht nog niet uit de handen van de elite hebben gehaald. Het argument van de ‘vijand van onze vijand’ heeft de leiding van het Volksfront in Tunesië, een alliantie van verschillende progressieve krachten (waaronder medestanders van de Franse NPA en de Belgische PVDA), er overigens toe aangezet om een akkoord tegen Ennahda, de heersende islamistische partij, te sluiten. Het ging om een akkoord met Nidaa Tounès, een seculiere pro-kapitalistische partij die vooral veel voormalige lakeien van Ben Ali groepeert. Zo’n akkoord is de beste manier om de jongeren en werkenden te desoriënteren. Het laat Ennahda en co toe om zich te profileren als de echte revolutionairen die geen enkele band hebben met krachten van het oude regime.

    Een socialistisch perspectief

    De crisis van het kapitalisme, het verdwijnen van de autoriteit van de elites en het massale verzet van de massa’s om de levensomstandigheden te verbeteren en nieuwe rechten af te dwingen, bieden de mogelijkheid om socialistische ideeën op een bredere schaal ingang te laten vinden. Miljoenen arbeiders en jongeren zoeken een alternatief en een strijdmethode, waarbij ze op basis van ervaring de kloof moeten dichten tussen de algemene staat van het bewustzijn vandaag (een erfenis van 20 jaar offensief neoliberalisme, aangedikt met het verraad van zowel stalinisme als sociaaldemocratie) enerzijds en wat nodig is om het kapitalisme omver te werpen anderzijds.

    Het is in dat kader dat het CWI actief is in meer dan 40 landen, ook in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, en bouwt aan een internationaal revolutionair instrument waarmee lessen uit vorige en huidige strijdbewegingen worden getrokken om sterker te staan in de strijd tegen het kapitalisme en in de opbouw van een socialistische samenleving zonder miserie, oorlog en uitbuiting.

  • Staatsrepressie in Tunesië opgevoerd

    Afgelopen zaterdag viel de Tunesische politie binnen in het huis van Abid Nejib, een activist en oprichter van ‘Radio Chaabi’, een van de eerste vrije onafhankelijke radiozenders opgezet na de val van dictator Ben Ali. De politie ging er over tot acht willekeurige arrestaties.

    Naast Nejib ging het om Yahya Dridi, een geluidstechnicus, Abdallah Yahya, een geëngageerde filmmaker, Slim Abida, Skander Ben Ayed en Mahmoud Abid, drie muzikanten en verder nog twee vrouwelijke activisten. Ze werden opgepakt zonder dat hiervoor enige reden werd gegeven.

    De opgepakten zijn allemaal ‘kinderen van de revolutie’, activisten wiens standpunten en acties het regime vervelend vindt. Het regime stuurt hen naar de gevangenis terwijl moordenaars die actievoerders ombrachten, jihadistische terroristen en corrupte zakenlui vrijuit gaan en genieten van de straffeloosheid die hen door de heersende kliek wordt aangeboden.

    De arrestaties volgden een reeks van andere arrestaties en veroordelingen op gelijkaardige basis (Zie dit artikel). Het wijst op een methode van repressie tegen de krachten van de revolutie, een proces dat de afgelopen weken geëscaleerd is.

    De vervolging treft veel activisten, kritische artiesten en journalisten in Tunesië. Dit maakt meteen duidelijk hoe het gerechtelijk systeem voor politieke doeleinden wordt gebruikt in een context van brede afkeer tegenover het huidige regime van de politieke islam.

    De regering van Ennahda herhaalt steeds meer de vuile methoden van de dictatuur onder Ben Ali en dit om de oppositiestemmen het zwijgen op te leggen. Het regime gebruikt daarbij hetzelfde politie-apparaat en dezelfde wetten die de ruggengraat van de dictatuur van Ben Ali vormden.

    Het CWI in Tunesië veroordeelt de repressie en de golf van staatsterreur tegen tegenstanders van het regime. We eisen de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle politieke gevangenen in het land.

    Toon je verzet tegen deze arrestaties en de terugkeer van een harde repressie in Tunesië.

    Wij zeggen:

    • Neen aan willekeurige arrestaties en politieke vervolgingen!
    • Verdedig democratische rechten!
    • Laat alle politieke gevangenen vrij!
    • Neen aan een nieuwe dictatuur! Weg met het regime van Ennahda!
    • Zet de revolutie verder, voor een revolutionaire regering van arbeiders en jongeren!

    Stuur protestmails naar het Ministerie van Justitie: mju@ministeres.tn en een kopie aan cwi@worldsoc.co.uk


0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop