Your cart is currently empty!
Tag: ongelijkheid
-
Ongelijkheid tussen mannen en vrouwen neemt niet langer af…

Foto: Liesbeth Jarenlang kenden we in Europa een gestage, maar reële, verbetering van de economische situatie van vrouwen. Volgens de OESO (Organisatie van Economische Samenwerking en Ontwikkeling, die 35 ontwikkelde kapitalistische landen verenigt) is dit niet langer het geval. In de wereldwijde ranglijst van gelijkheid tussen mannen en vrouwen staat België op de 24e plaats. Op vlak van gezondheidszorg doet ons land het slechter.
door Emily (Namen)
Vrije keuze?
Heel wat vrouwen stellen vast dat ze minder verdienen dan hun mannelijke collega’s. Die loonkloof bestaat nog steeds en bedraagt in de landen van de OESO 9,8%. In ons land is er een loonkloof van 8% inzake de uurlonen en 22% als de jaarlonen bekeken worden. Voor de rechterzijde ligt de conclusie voor de hand: de lonen van mannen moeten naar beneden! Dat is alvast de invalshoek van de campagne tegen seksisme van de Franstalige liberale studenten van FEL (Fédération des Etudiants Libéraux). Zij stellen dat de mannelijke collega’s “teveel voordelen” genieten.
Anderen stellen dat de verschillen in lonen het resultaat zijn van andere studie- en werkkeuzes. Het probleem is echter niet dat er zoveel vrouwen in de kinderopvang, de zorgsector of als leerkrachten in het kleuter- en lager onderwijs werken. Het probleem is dat deze beroepen, die cruciaal zijn voor de toekomst van de volledige samenleving, onvoldoende gewaardeerd worden. We stellen heel wat vertrouwen in de personen die voor onze kinderen of zieke familieleden zorgen. Waarom zouden deze functies dan een slechte carrièrezet zijn? We moeten deze sectoren opwaarderen en er sterke publieke diensten van maken die toegankelijk zijn voor iedereen en garant staan voor kwaliteit, zowel voor het personeel als voor de gebruikers.
Een eerste verklaring voor de lagere lonen van vrouwen ligt bij deeltijdse arbeid. Bijna de helft van de vrouwen werkt deeltijds, tegenover 10% van de mannen. Is dat een vrije keuze? Vaak is het noodzakelijk omdat er te weinig publieke diensten zijn om kinderen op te vangen en te begeleiden of om zorg te dragen voor ouderen, zieken of mensen met een beperking. Werkroosters stemmen bijvoorbeeld niet altijd overeen met de uren van de scholen. Binnen een koppel is het doorgaans de persoon met het laagste loon die zich aanpast, meestal is dat de vrouw…
Verzet tegen de loonkloof vereist dus ook strijd voor meer publieke middelen voor gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, … en tegelijk ook een collectieve arbeidsduurvermindering zonder loonverlies, met bijkomende aanwervingen en een verlaging van de werkdruk. Zoniet blijft praten over het evenwicht tussen gezinsleven en werk beperkt tot gezinnen die daar genoeg middelen voor hebben.
Toegang tot gezondheidszorg is problematisch
Steeds meer mensen stellen medische zorgen uit omwille van financiële redenen. Voor vrouwen is dat nog meer het geval. In de wereldwijde ranglijst van gelijkheid tussen mannen en vrouwen staat België pas op de 64e plaats inzake toegang tot gezondheidszorg. De Global Gap Gender Index 2016 geeft aan dat alleenstaande moeders het meeste moeilijkheden kennen. Maar liefst 80% van hen leeft onder de armoedegrens en stelt eigen gezondheidszorg uit om eerst zorg voor de kinderen te betalen.
Maatregelen om jonge moeders te beschermen, blijven erg beperkt. Het ouderschapsverlof van 15 weken hoort bij de kortste van Europa. Gynaecologische onderzoeken worden minder regelmatig terugbetaald en het aantal dagen in het ziekenhuis na een geboorte is met een halve dag verminderd. Nu de regering nog eens 902 miljoen euro wil besparen in de gezondheidszorg zal de situatie er nog rampzaliger op worden. Discriminatie bij aanwervingen wordt bijna aangemoedigd als er sprake is van een voorstel om de werkgevers 10% van de uitkering van zwangere vrouwen te laten betalen indien ze van bij het begin van hun zwangerschap moeten stoppen met werken.
Nieuwe vrouwenstrijd
De afgelopen maanden was er de indrukwekkende strijd tegen het verbod op abortus in Polen of nog de massale beweging voor de legalisering van abortus in Ierland. In de VS roepen vrouwenorganisaties op tot protest bij de eedaflegging van Trump op 20 en 21 januari. In IJsland was er op 24 oktober vanaf 14u38 een vrouwenstaking omdat de loonkloof nog steeds 14% bedraagt in vergelijking met de mannelijke collega’s die tot 17u werkten.
Dit idee van een vrouwenstaking werd ook elders overgenomen. In Argentinië bij protest tegen geweld op vrouwen. In Frankrijk werd het opgenomen door de vakbonden van Publicis, een groot bedrijf geleid door Elisabeth Badinter die zich opwerpt als gezicht van het feminisme in Frankrijk. De vakbonden van Publicis wijzen op de loonkloof en de grote turn-over van vrouwelijke werknemers. Geen enkele reële verandering zal bekomen worden door te wachten op initiatieven van de werkgevers. Het is door collectieve acties voor maatschappijverandering dat we er zullen geraken. Dat idee wordt duidelijk opgepikt.
-
Nooit geziene ongelijkheid: 1% rijksten goed voor helft van alle rijkdom
Crédit Suisse, niet bepaald een radicale linkse organisatie, publiceerde het Global Wealth Report 2015. Daarin worden eerdere cijfers van Oxfam bevestigd: de helft van alle rijkdom ter wereld is vandaag in handen van 1% van de wereldbevolking. De armste helft van de bevolking is slechts goed voor 1% van de rijkdom. De ongelijkheid neemt duizelingwekkende vormen aan. Op deze internationale dag van de armoede blijkt dat er niet alleen veel armoede is, maar ook een concentratie van rijkdom bij een uiterst kleine elite.De Zwitserse bank onderzocht de evolutie van de vermogens van 4,8 miljard mensen uit meer dan 200 landen tussen juni 2014 en 2015. Het onderzoek stelde vast dat de superrijken steeds rijker worden. Hun vermogen stijgt bijzonder snel, waardoor ook de middenklasse in de verdrukking komt. De middenklasse merkte wel een impact van de financiële crisis sinds 2008 terwijl de superrijken er gewoon op vooruit bleven gaan. De 1% rijksten zijn goed voor de helft van alle rijkdom, de 10% rijksten bezitten bijna 88% van alle rijkdom. De 0,7% rijksten zijn meteen ook dollarmiljonairs, zij staan in voor 45% van alle rijkdom. In België gaat het om 278 duizend mensen. Wereldwijd zijn er 128.300 mensen die goed zijn voor meer dan 50 miljoen dollar, daarvan leven er 29.900 in Europa.
Ons land is volgens de studie een van de meest gelijke ter wereld. Dat komt niet door een politiek inzicht bij de gevestigde partijen of door vrijgevigheid bij de werkgevers, maar door de sterke organisatiegraad van de werkenden. De syndicalisatiegraad in ons land is opmerkelijk hoog. Eerdere studies bevestigen dat sterke vakbonden de ongelijkheid beperken. Vandaar de pogingen van de rechtse regering bij ons om het stakingsrecht te beperken, te beginnen bij de NMBS. Het doel van het huidige beleid in België is net om de ongelijkheid te versterken. Vertaald in neoliberale newspeak klinkt dat als ‘de concurrentiepositie van de bedrijven versterken’. Grotere winsten worden overigens niet gebruikt om te investeren in reële productie en bijhorende jobs, maar eerder voor financiële speculatie en overnames.
Rapporten als dit van Credit Suisse bevestigen de enorme concentratie van rijkdom bij een handvol mensen. Wereldwijd neemt het ongenoegen als gevolg van deze enorme ongelijkheid toe. Terwijl sommigen superrijk zijn, leven veel mensen in ellende: armoede, gebrek aan degelijk onderwijs, huisvestingscrisis, … Ook bij ons moet er dringend geïnvesteerd worden in schoolgebouwen, spoorwegen, ziekenhuizen, bejaardenzorg, sociale huisvesting, milieuzorg, … Het geld zoeken waar het zit, zou logischer zijn dan ons steeds opnieuw te laten betalen voor een crisis die wij niet veroorzaakten en die bovendien door de kleine toplaag aangegrepen wordt om zichzelf nog verder te verrijken. De steun voor eisen als een vermogensbelasting neemt toe, eind vorig jaar gaf een peiling aan dat ook 85% van de Vlamingen voor een dergelijke maatregel gewonnen was.
Een vermogensbelasting zou zeer welkom zijn. Het vereist de opheffing van het bankgeheim, een sluitend vermogenskadaster en de mogelijkheid om te onteigenen. Gezien hun gewicht in de maatschappij zou het absurd zijn daar niet meteen de nationalisatie van de financiële sector en de grote bedrijven onder democratische controle en beheer van de werkende bevolking aan te koppelen. Dan pas zou een miljonairstaks zijn reële betekenis krijgen: niet als illusie voor een sociaal beheerd kapitalisme, maar als overgangsmaatregel in het kader van de socialistische omvorming van de maatschappij.
[divider]
Online versie van het Global Wealth Report: https://publications.credit-suisse.com/tasks/render/file/?fileID=F2425415-DCA7-80B8-EAD989AF9341D47E
-
Rechtse regering voert gratisbeleid, maar dan enkel voor de rijken
Na de dood van Steve Stevaert haastten de rechtse politici zich om het gratisbeleid in vraag te stellen. De gratis bussen zijn ondertussen al verdwenen in Hasselt, zelfs indien de grote toename van het aantal reizigers goed was voor zowel de mobiliteit, het milieu als de handelaars in de stad. De rechtse politici zeggen ons dat gratis niet bestaat.Artikel door Alain (Namen) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Maak dat eens een rijke diamantfraudeur of een grote multinational wijs. Zij genieten al jaren van een iets wat heel dicht bij een gratisbeleid komt. Ze betalen amper belastingen. De regering bevestigt dit onder leiding van N-VA’er Van Overtveldt met de zogenaamde karaattaks waarmee diamantairs belast worden volgens een vast percentage op de omzet in plaats van via een percentage op de winst. Het voorstel komt van de diamantlobby die op deze manier zelf beslist hoeveel, eerder hoe weinig, wordt bijgedragen aan de gemeenschap. Eerder startte de Europese Commissie een onderzoek naar fiscale gunstregimes, onder meer voor AB InBev in ons land.
Gratis dienstverlening op basis van onze bijdragen aan de gemeenschap is niet mogelijk volgens de rechtse politici. Gratis gebruik maken van de infrastructuur en middelen in ons land door grote bedrijven die miljarden winsten boeken en doorsluizen naar grote aandeelhouders en topmanagers, dat kan wel. Ook de regering van de rijken voert een gratisbeleid, maar dan enkel voor de rijken.
Democratie op zijn Grieks
Er wordt vaak gezegd dat het oude Griekenland de bakermat van onze democratie was. In de stadstaten van de regio rond Athene bestonden er “vrije” burgers met gelijke rechten. Maar dit was slechts een erg kleine minderheid van de bevolking. De helft van de bevolking – de vrouwen – viel sowieso al uit de boot. Daarnaast waren er evenmin rechten voor de grote groep van de bevolking die de productieve basis van de samenleving vormde, vooral slaven.
Vandaag wordt de productie niet meer verricht door slaven maar door werkenden die hun arbeidskracht verkopen in ruil voor een loon. Onze levensvoorwaarden zijn gewijzigd en er zijn onder druk van strijd democratische rechten toegekend aan de volledige bevolking. Maar dit betekent niet dat er geen verschillende categorieën burgers meer bestaan.
Iedereen is gelijk, maar de ene wat meer dan de andere
Voor de meerderheid van de bevolking is het beleid onverbiddelijk: indexsprong, loonbevriezing, opgedreven flexibiliteit, afbraak van de openbare diensten, … Iedereen moet een inspanning leveren, heet het dan.
Maar toch wordt een groep burgers gespaard als het op inspanningen voor de gemeenschap aankomt. Meer nog, deze groep krijgt zelfs bijkomende cadeaus! Het gaat onder meer om de grote aandeelhouders van de Bel 20, de grootste Belgische bedrijven op de Brusselse beurs. Zij verdeelden dit jaar 11 miljard euro onder elkaar zonder daarop een bijdrage aan de gemeenschap te moeten betalen. Wetten en regels worden zodanig opgesteld dat ze steeds meer kunnen verdienen.
Terwijl de rechtse partijen zich opmaken om het stakingsrecht voor werkenden aan banden te leggen en de gevestigde media moord en brand schreeuwen bij vakbondsacties, heerst een overdonderend stilzwijgen ten aanzien van de aanhoudende staking van het kapitaal. Maar liefst 240 miljard euro slaapt op rekeningen van de grote bedrijven in België. Dit geld zou kunnen gebruikt worden voor een plan van economisch herstel waarbij de vele tekorten onder de meerderheid van de bevolking aangepakt worden. Maar neen, het geld mag rustig blijven slapen. We leven nu eenmaal niet in een planeconomie, luidt het argument van rechts.
Ondanks de vele cadeaus aan de grote bedrijven wordt de omvang van de fiscale fraude in ons land op 20 miljard euro geschat. In de discipline fiscaal frauderen behoort ons land tot de wereldtop. Ondanks verschillende ‘eenmalige’ regularisatiecampagnes, bleek er voor meer dan 6 miljard euro vanuit ons land betrokken te zijn in het recente SwissLeaks-schandaal. En is er ook nog LuxLeaks. Wie dacht dat de regering dit zou aangrijpen om de strijd tegen fiscale fraude eindelijk ernstig te voeren, vergist zich. Er zijn dringender zaken, zoals de aanpak van werklozen bijvoorbeeld. Werkloosheidsuitkeringen zijn goed voor ongeveer 7 miljard euro per jaar (1). Dat is minder dan de helft van de fiscale fraude, maar wel goed voor een veel groter deel van de aandacht van politici en media die meteen al wie geen werk vindt stigmatiseren.
Op school leren we dat het rechtssysteem als waakhond moet optreden om de democratie te beschermen. Ook het gerecht kent twee snelheden. De Kazachs-Belgische zakenman Patokh Chodiev, de tweede rijkste man van België, kon als eerste een proces wegens corruptie afkopen. Onder zijn advocaten oud-senaatsvoorzitter Armand De Decker (MR) die de mogelijkheid om een proces af te kopen snel door het parlement zou gejaagd hebben. Grote fraudeurs kunnen hun vervolging afkopen, maar een werkloze moet het niet wagen om zich als alleenstaande voor te doen om een uitkering te krijgen.
Verschillende sociale klassen
De ongelijke behandeling van verschillende groepen burgers is verbonden met hun plaats in het productieproces. Het gaat om leden van verschillende sociale klassen. Diegenen die hun arbeidskracht moeten verkopen in ruil voor loon enerzijds en diegenen die de productiemiddelen bezitten en de vruchten van onze arbeid plukken anderzijds.
Na verschillende crises verdween het systeem van slavernij destijds. Vandaag kent de kapitalistische productiewijze een fundamentele crisis. Doorheen strijd kunnen we ook dit systeem naar de geschiedenisboeken verwijzen en bouwen aan een socialistische samenleving.
- Bron : ACIDE, Audit Citoyen de la Dette
-
Van waar komt ongelijkheid? (deel 2)
De ongelijkheid neemt fenomenale vormen aan. De 1% rijksten zijn wereldwijd goed voor net niet de helft van het vermogen, tegen 2016 zal dat meer dan de helft zijn. De overgrote meerderheid van de wereldbevolking, 80%, moet het met amper 5,5% van de rijkdom doen. De kloof tussen arm en rijk is geen fenomeen dat beperkt is tot de zogenaamde ‘Derde Wereld’. Ook bij ons groeit de ongelijkheid, de 1% rijksten gaan er steeds verder op vooruit en zijn nu al goed voor 17% van het totale vermogen.Tweede deel van een dossier door Mathias (Antwerpen). Dit tweede deel verscheen in de aprileditie van maandblad ‘De Linkse Socialist’.
De verontwaardiging over de groeiende ongelijkheid is groot. Om er iets tegen te kunnen ondernemen, moeten we begrijpen hoe ongelijkheid ontstaat. In het eerste deel van dit dossier werd gewezen op de basis: werkenden verkopen hun arbeidskracht voor een loon, maar het loon bedraagt minder dan de waarde van wat geproduceerd is. Het verschil is meerwaarde en vormt de basis voor de winst van de kapitalisten. De kapitalisten willen steeds meer winsten en daarom willen ze de lonen naar beneden halen en de productiviteit verder opdrijven. In dit tweede deel gaan we hier verder op in.
Uitbuiting wordt opgedreven
De strijd om meerwaarde ligt aan de basis van de klassenstrijd. De kapitalist wil de meerwaarde zo groot mogelijk maken. Hij wil de uitbuitingsgraad dus vergroten. De werkenden daarentegen willen de meerwaarde zo klein mogelijk houden. Beide groepen hebben fundamenteel tegengestelde belangen.
Het vergroten van de meerwaarde kan op verschillende manieren gebeuren. De meest voor de hand liggende zijn het verlengen van de werkdag en het bevriezen of zelfs verlagen van het loon. Zulke maatregelen zijn onverholen aanvallen op onze levensstandaard en stoten doorgaans op hevig verzet. Daarom pakken de heersende klasse en haar vertegenwoordigers het doorgaans slinkser aan.
Zo wordt vaak geknipt in het collectief loon, het gedeelte waarmee onze pensioenen, werkloosheidsuitkering, gezondheidszorg, … betaald wordt. Concreet vertaalt zich dat in het beperken van uitkeringen, duurder maken van gezondheidszorg, optrekken pensioenleeftijd en ga zo maar door. Er wordt ons gezegd dat op ons uitgesteld loon wordt bespaard om het individueel gedeelte van ons loon te beschermen, maar het resultaat is dat de burgerij meer meerwaarde opstrijkt door het opdrijven van de uitbuitingsgraad. Tegelijk zorgen dergelijke maatregelen vaak voor een algemene neerwaartse druk op arbeids- en loonvoorwaarden, lagere uitkeringen en mindere sociale bescherming dwingen ons bijvoorbeeld om gelijk welke job aan gelijk welke voorwaarden te aanvaarden.
Tegelijk wordt de productiviteit van de werkenden opgedreven. Securex kwam in januari met een studie waaruit bleek dat 64% van de werknemers overmatige stress op het werk ervaart, een toename met 18,5% tegenover 2010. De studie gaf aan dat bijna 80% van de werkgevers erkende dat de toename van het aantal bur-nouts te wijten is aan een stijging van de werkdruk. (1) In de laatste 50 jaar van de vorige eeuw nam de productiviteit van de Belgische werknemers toe met 650%. Er was een afname van het aantal jaarlijkse werkuren en een stijging van de brutolonen met 250%, maar om op het einde van de periode een even groot deel van de geproduceerde waarde te ontvangen als bij het begin, hadden de reële brutolonen met 433% moeten toenemen.
Neoliberalisme maakt einde aan welvaartstaat
Het loon of de waarde van de arbeidskracht is, net zoals met andere waren, gelijk aan de maatschappelijk noodzakelijke arbeidstijd om deze te produceren. Anders gezegd is het loon gelijk aan de waarde van de noodzakelijke producten om een werkende en zijn gezin in leven te houden. Sommigen stelden dat dit betekende dat Marx een verdediger was van de ijzeren loonwet. Deze houdt in dat het loon nooit boven het absolute bestaansminimum zou uitstijgen en de werkenden in het kapitalisme gedoemd zouden zijn tot een hongerbestaan. Hier is echter niets van aan. Het is voornamelijk de krachtsverhouding tussen arbeid en kapitaal die bepalend is voor de levensstandaard van de werkenden en hun gezinnen.
Volgens Marx is er in het kapitalisme wel de tendens om een steeds grotere laag te creëren die volledig of gedeeltelijk uit de boot valt. Het is een groep die het in groeiende mate moeilijk heeft om rond te komen en steeds meer een precair bestaan heeft. Dit is wat hij het lompenproletariaat noemt.
In de ontwikkelde kapitalistische landen leek die tendens door de groei in de jaren 1950, 1960 en 1970 iets van het verleden te zijn. Niet alleen was er een ongeziene groei na de massale verwoestingen in de oorlog, maar er was ook een gunstige krachtsverhouding ten voordele van de werkenden en dit als gevolg van hun sterke organisaties en het bestaan van het Oostblok dat toen ondanks alle beperkingen nog een aantrekkingskracht op de werkenden uitoefende. De lonen stegen enorm en de welvaartstaat werd uitgebouwd. Het is een van de weinige historische periodes geweest waarin de ongelijkheid in deze landen afnam.
Sinds de opkomst van het neoliberalisme ontstaat er, al naargelang het land op een verschillend tempo, een grotere achtergestelde laag onder de bevolking. Met de hernieuwde diepe crisis vanaf 2008 wordt dat nog versneld. Vandaag zouden we de term lompenproletariaat niet meer in de mond nemen. We spreken van werkende armen, zij die vastzitten in precaire en slecht betaalde interimjobs of pakweg mensen die in de werkloosheid geraken en moeten leven op een uitkering onder de armoedegrens. Het is deze groep die het hardst geraakt wordt door de besparingen. In landen als Griekenland, Spanje en Portugal is deze laag op korte tijd explosief gegroeid.
Concurrentie en monopolie
Ongelijkheid was een van de centrale thema’s die het protest van de Occupybeweging voortstuwde. Het was een strijd tussen de 1% en de 99%. Uit rapporten als die van Oxfam blijkt echter dat de rijkdom zelfs bij die 1% niet gelijk verdeeld is. Ze is geconcentreerd bij een zeer kleine fractie ervan. Deze enorme concentratie van rijkdom vloeit voort uit de interne logica van het kapitalisme.
Wie kapitalisme zegt, zegt concurrentie. Het feit dat kapitalisten rechtstreeks concurreren met elkaar zorgt voor een extra druk om de uitbuitingsgraad te verhogen. Maar het maakt ook dat het kapitalisme een enorm dynamisch systeem is met technologische vernieuwing en productiviteitsstijgingen. Paradoxaal genoeg leidt het ook tot haar tegenstelling. De nieuwe technologieën en machines vergen steeds grotere kapitalen om te investeren. Kleine bedrijven worden opgeslokt door grotere. En een sector bestaande uit vele kleine bedrijfjes wordt er een waar een paar grote onderling de markt domineren. Er is sprake van concentratie en centralisatie van het kapitaal. Zowat alle sleutelsectoren worden vandaag gedomineerd door slechts een handvol multinationals.
Dit betekent niet dat er een einde aan de concurrentie is gekomen of dat het kapitalisme in een minder turbulent vaarwater komt, integendeel. De inherente tegenstellingen en de concurrentie nemen enkel nieuwe dimensies aan. Multinationals beconcurreren elkaar op wereldvlak op alle mogelijke manieren. Door de opkomst van nieuwe technieken en nieuwe producten verdwijnen oude sectoren en monopolies en ontstaan er nieuwe. Er is een snellere productie dan waar consumenten behoefte aan hebben. Er is een groeiende overproductiecapaciteit. Dit versterkt de zoektocht van de kapitalisten naar andere methoden om snelle winsten te boeken, onder meer via speculatie en allerhande financiële zeepbellen.
Door hun enorm economisch gewicht zorgt die concentratie van kapitaal voor een verdere concentratie van rijkdom. Multinationals kunnen hun toeleveranciers van grondstoffen goedkopere prijzen opleggen en hun consumenten hogere prijzen laten betalen. Bovendien betalen ze dankzij lobbywerk en fiscale spitstechnologie amper belastingen. Dit alles is geen uitwas van het kapitalisme, het zit ingebakken in het systeem.
Welk alternatief?
De enorme ongelijkheid vandaag leidt terecht tot verontwaardiging. Onder brede lagen van de maatschappij leeft het idee dat er iets aan gedaan moet worden. Zaken als een vermogensbelasting zijn een mogelijk antwoord. Maar wie aan de belangen van de allerrijksten en hun bedrijven raakt, wordt al snel geconfronteerd met chantage in de vorm van kapitaalvlucht en de dreiging van delokalisatie.
Op zich is dit niet verbazingwekkend. Ongelijkheid is inherent aan het kapitalisme. Het is geen foutje van het systeem, maar een systeem dat fout is. Uiteindelijk staan de belangen van een kleine elite centraal. Belangen die ze door haar bezit van de sleutelsectoren van de economie en de bijhorende politieke macht ook kan behartigen.
Wie daar een antwoord op wil formuleren, moet buiten de grenzen van de huidige maatschappij treden. Enkel door de economie te organiseren in het belang en onder controle van de meerderheid van de bevolking kan de productie op een democratische wijze gepland worden en kan er echt werk van worden gemaakt om iedereen een degelijke levensstandaard aan te bieden en de ongelijkheid aan te pakken.
(1) http://www.securex.be/nl/detail-pagina/Werkgevers-erkennen-verantwoordelijkheid-bij-burn-out-00001/
-
Van waar komt ongelijkheid? (deel 1)
Dossier door Mathias (Antwerpen) uit de maarteditie van ‘De Linkse Socialist’
I
n januari 2014 publiceerde Oxfam een spraakmakend rapport dat de groeiende wereldwijde ongelijkheid blootlegt. De cijfers zijn hallucinant. In 2010 bezaten de 388 rijksten in de wereld evenveel als de 50%, of 3,5 miljard, armsten. In 2014 volstond het al om de 85 rijksten te nemen om tot die verhouding te komen. Een jaar later moest Oxfam haar rapport nog maar eens bijstellen. Het vermogen van de allerrijksten was zodanig snel gegroeid dat ondertussen de 80 rijksten evenveel bezitten als de helft van de wereldbevolking. Voor de allerrijksten lijkt de crisis niets meer dan een perverse afvalrace om bij die kleine toplaag te horen.Enorme ongelijkheid
Oxfam schat in haar rapport op basis van de cijfers van o.a. Credit Suisse dat de rijkste 1% maar liefst 48% van het wereldwijde vermogen bezit. Tegen 2016 zou dat al meer dan de helft zijn. De 99% moet het nu doen met de overige 52%. Maar ook hier is de rijkdom zeer ongelijk verdeeld waardoor 80% van de mensheid het met maar 5,5% van de wereldwijde rijkdom moet doen. Schrijnende armoede staat dus tegenover een duizelingwekkende rijkdom.
Bovendien zijn die cijfers waarschijnlijk nog een onderschatting. Recent nog kwam het Duits Instituut voor Economisch Onderzoek (DIW) erachter dat ze het grootste deel van de rijkdom van de rijkste 0,1% Duitsers door een aantal ‘statistische fouten’ over het hoofd had gezien. Ze bleken niet 3.000 miljard euro maar 9.300 miljard euro te bezitten. Meer dan drie keer zoveel dan gedacht! De duizenden miljarden die ze verstoppen in belastingparadijzen, tonen aan dat de allerrijksten hun uiterste best doen om de ware omvang van hun vermogen te verbergen.
Niet alleen NGO’s als Oxfam maken zich zorgen over deze ontwikkeling. Brede lagen van de bevolking zijn verontwaardigd over de groeiende ongelijkheid. Economen als Pikketty wijden er populaire boeken aan. Ook de top van de maatschappij maakt zich steeds meer zorgen. Zo uitte Warren Buffet, een van de rijkste personen ter wereld, kritiek op de huidige ongelijkheid. Op het World Economic Forum in Davos, Zwitserland, neemt het thema een steeds prominentere plaats in. Hun bekommernissen zijn niet zozeer het gevolg van gewetenswroeging, maar vloeien voort uit het besef dat de groeiende ongelijkheid een gevaar begint te vormen voor hun eigen positie. De revoluties in het Midden-Oosten en Noord-Afrika waren geen toeval maar het resultaat van een groeiende groep die uit de boot viel en dat niet meer accepteerde.
Geen nieuw fenomeen
Je zou de indruk kunnen krijgen dat ongelijkheid een recent ontdekt probleem is. Maar uiteraard is het niets nieuws. Een ongelijke verdeling van de rijkdom loopt als een rode draad doorheen de geschiedenis van het kapitalisme. Bovendien nam de ongelijkheid, een paar historische periodes uitgezonderd, steeds toe.
In de 19de eeuw, tijdens de volle industriële revolutie, werd de tegenstelling overduidelijk. In de nieuwe en snel groeiende fabrieken werden er op een tot dan toe ongeziene schaal goederen geproduceerd maar in scherp contrast daarmee stond de haast ongeziene armoede van de arbeiders die er werkten. De situatie zou pas verbeteren naarmate deze zich organiseerden in vakbonden en partijen.
De socialisten van die tijd probeerden hiervoor een verklaring te vinden. De meesten bleven steken in halve theorieën en hele waanbeelden. Sommigen slaagden er echter in om verder te reiken, maar het was wachten tot Marx en zijn analyse voor er een echt wetenschappelijke theorie tot stand kwam. Wie ‘Het Kapitaal’ leest, merkt al snel op dat het boek, ondanks de 19de eeuwse voorbeelden, nog steeds actueel is.
De basis: arbeidswaardetheorie
Marx stelt in het begin van ‘Het Kapitaal’ vast dat de meeste goederen in het kapitalisme voor de markt geproduceerd worden. Vandaag lijkt dat vanzelfsprekend. Het grootste deel van de geschiedenis werd er echter niet geproduceerd om te verkopen, maar om zelf te consumeren. Goederen die specifiek worden gemaakt om op de markt te brengen, noemt Marx (koop-)waren. Volgens Marx hebben waren een aantal merkwaardige eigenschappen.
Zo’n eerste eigenschap is dat waren schijnbaar twee verschillende soorten waarden hebben. Ten eerste hebben ze een gebruikswaarde, dat wil zeggen dat ze een zekere behoefte moeten vervullen. Wat logisch is, wie zinloze voorwerpen produceert zal ze immers moeilijk aan de man kunnen brengen. Ten tweede kunnen zulke waren in verschillende verhoudingen geruild worden met elkaar. Ze hebben dus een ruilwaarde of gewoonweg een waarde. Maar wat bepaalt eigenlijk de waarde van een goed?
Op die vraag zijn er haast evenveel antwoorden als er economische stromingen zijn. Voor de ene is het enkel vraag en aanbod die de waarde bepaalt, voor de andere de verschillende productiefactoren zoals kapitaal, arbeid, milieu, … Marx kwam echter tot de conclusie dat de waarde enkel bepaald wordt door menselijke arbeid of meer bepaald de arbeidstijd die in een bepaald goed wordt gestoken. Het is net dat wat alle goederen gemeen hebben, ze zijn in laatste instantie het resultaat van menselijke arbeid.
Hij spreekt hier echter niet zomaar van arbeid. Anders zou je al snel tot absurde conclusies kunnen komen. Zo zou iemand die zeer traag en inefficiënt werkt een veel waardevoller product maken dan zijn snelle productieve evenknie en bijgevolg ook een hogere prijs kunnen vragen. Dat is in de praktijk niet het geval.
Het is niet de individuele arbeidstijd die de waarde bepaalt maar een maatschappelijk gemiddelde daarvan. Daarom spreken marxisten van de maatschappelijk noodzakelijke arbeidstijd (MNA). De MNA is uiteraard niet onveranderlijk. Nieuwe productievere machines die de arbeidstijd verkorten doen de waarde dalen. Evengoed kan de waarde stijgen omdat bijvoorbeeld een bepaalde grondstof schaarser wordt en er dus meer arbeid nodig is om deze te ontginnen. Geschoolde arbeid creëert in dezelfde tijdspanne een grotere waarde op dan ongeschoolde.
Voor Marx zijn prijs en waarde twee verschillende dingen, maar ze staan niet los van elkaar. De prijs is wat hij met een ingewikkelde term de “gelduitdrukking” van de waarde van een goed noemt. Het is m.a.w. de waarde, maar dan vertaald naar een geldhoeveelheid.
Hoewel hij er gemakshalve van uitgaat dat de prijs en de waarde van een goed gelijk zijn, is dat in de realiteit niet zo. Door schommelingen in vraag en aanbod bijvoorbeeld ligt de prijs soms boven en soms onder waarde. Maar ook door speculatie kan de prijs enorm fluctueren.
Denk maar aan de hoe de prijs van een vat olie de laatste maanden enorm daalde om daarna weer relatief snel te stijgen. Die fluctuatie kan niet verklaard worden door een verandering in de waarde van een vat olie (het is niet zo dat de productie ervan plots veel efficiënter werd) en ook niet door een verandering van vraag en aanbod. Deze bleven relatief stabiel. De echte reden ligt bij de rol van speculanten. De speculatieve vraag voor olie is zo maar even 20 keer zo groot als de reële fysieke vraag. Waardoor de gril van de speculanten een enorm verstorend effect heeft op de echte prijsvorming.
In een markt waar geen enkel bedrijf een monopoliepositie uitoefent, zal over langere termijn de gemiddelde prijs overeenkomen met de waarde. We zullen hier verder dus ook van uit gaan.
Arbeid, arbeidskracht en uitbuiting
“Een hele brok, maar wat heeft dit nu met ongelijkheid te maken?”, kan je denken. Dit is waar Marx met een eerste echte vernieuwing kwam in de economische theorie. De arbeidswaardetheorie was niet zijn ontdekking, maar zat, voor hij met de oplossing kwam, wel met een enorm probleem. Het slaagde er niet in om op een sluitende manier te verklaren waar de winst van een kapitalist vandaan kwam.
De redenering ging als volgt: een werknemer die in dienst is bij een ondernemer wordt vergoed voor de arbeid die hij levert, hij ontvangt een loon. Volgens de arbeidswaardetheorie, moet dat loon gelijk zijn aan de arbeid die wordt geleverd. Maar aangezien de ondernemer het product dat hij zo in handen krijgt ook tegen de waarde ervan moet verkopen, is er geen mogelijkheid voor hem om winst te maken. We zouden natuurlijk kunnen zeggen dat hij het product boven de waarde verkoopt (wat in de realiteit ook soms gebeurt) maar dan stellen we impliciet dat de arbeidswaardetheorie eigenlijk niet van toepassing is. De prijzen zijn dan overgeleverd aan de willekeur van de ondernemer.
Volgens Marx lag het probleem niet bij de arbeidswaardetheorie zelf, maar bij de idee dat de ruil tussen werknemer en ondernemer een gelijke ruil was. Want hoewel het daar alle schijn van heeft, is dat absoluut niet het geval. Een werknemer verkoopt volgens Marx niet zijn arbeid, maar zijn arbeidskracht. Dat wil zeggen zijn vermogen om werk te verrichten en niet de concrete producten die hij in een bedrijf produceert. Die laatste eigent de kapitalist zich toe.
Dat verschil tussen de waarde van het arbeidskracht (of het loon) en de arbeid in de vorm van producten die kapitalist ontvangt, noemen marxisten de meerwaarde. Het vormt de basis voor de winst van de kapitalist. In de realiteit zal de winst niet overeenkomen met de meerwaarde. Een deel ervan wordt immers gebruikt voor marketing, de boekhouding, … Gemakshalve gaan we er verder van uit dat dit wel zo is. De verhouding tussen de meerwaarde en het loon is de uitbuitingsgraad. Hoe meer meerwaarde relatief tot het loon, hoe groter de uitbuitingsgraad.
-
Kapitalisme: crisis is het nieuwe “normaal”…
Het kapitalisme is behoorlijk ziek. En dat geldt ook voor de Nederlandse variant. De harde feiten zijn dat het kapitalisme alleen stagnatie –een langdurige periode van lage groei- te bieden heeft. De OECD (de Organisatie voor Ecomische Samenwerking en Ontwikkeling) heeft berekend dat lage groei (twee derde van het huidige groeicijfer) te verwachten is voor de komende 45 jaar. De huidige voorspelde groeicijfers zijn 0,9% voor 2014 en 1,4% voor 2015. Een laatste vernietigend cijfer: slechts 30% van de jongeren vindt snel een baan. De rest dus niet…Artikel door Pieter Brans, Socialistisch Alternatief Amsterdam
Onlangs was de Franse econoom Piketty op bezoek in de Tweede Kamer. Hij bepleit een bescheiden belasting op de grote vermogens, naar zijn eigen zeggen, om het kapitalisme te redden. Hij is er geen tegenstander van…In Nederland is er nog meer aanleiding om vermogens zwaarder te belasten dan in andere landen, alle vermogens, ook die van kleine spaarders, betalen hier slechts 1,2%. De vermogens van de tien rijkste Nederlanders zijn de afgelopen tien jaar verdubbeld. Dat zegt genoeg.
Naar aanleiding van het bezoek en de voorstellen van de Piketty zegt “De Volkskrant”, die niet verdacht kan worden van anti-kapitalistische sympathieën, een aantal opmerkelijke dingen. De socioloog Herman Vuijsje op de voorpagina van 5 november 2014: “Het gevoel dat het niet zo snel meer goed komt met de economie wordt inderdaad breder gedragen. Banken en andere grootverdieners hebben ons een loer gedraaid die structureel is, die misschien wel een hele generatie gaat duren.” Terecht zegt de krant dat het gevoel dat het wel goed komt na de crisis aan het wegvallen is.
“De Volkskrant” steunt in zijn redactioneel commentaar de gedachte aan een hogere belasting op grote vermogens. “De belastinginkomsten uit bedrijfswinsten dalen al jaren (ja, dat klopt, de belastingen op winsten zijn de laagste in dertig jaar, red. Socialistisch Alternatief)) en de belasting op arbeid is zeker gezien de vergrijsde bevolking niet verder op te voeren…Naast belasting op producten (btw) is het dan haast onvermijdelijk on naar vermogen te kijken.”
“De Volkskrant” en andere burgerlijke media en commentatoren die vermogensbelasting bepleiten en afstand nemen van het bezuinigingsbeleid, wat is hier aan de hand? De slechte cijfers over de economische vooruitzichten hebben paniek veroorzaakt onder een deel van de bourgeoisie. Die denken nu aan stimuleringsmaatregelen en een einde aan de bezuinigingen. De meerderheid blijft echter voorstander van bezuinigingen. Internationaal en in Nederland, terwijl je geen economiediploma nodig hebt om te beseffen dat als de consumenten geen geld te besteden hebben, de bedrijven op hun centen blijven zitten en de overheid bezuinigt, de economie als een zombie nog een tijdje kan doorsukkelen, maar heel lang niet meer echt tot leven komt.
Internationaal zijn de financiële markten in de greep van de angst bij het begin van een nieuwe fase in de economische crisis die begon in 2007. De angst groeit dat stagnatie nog een te rooskleurige prognose is voor de wereldeconomie. De olieprijzen zijn al gedaald naar $85 per vat omdat de groeivoorspellingen zijn gekelderd.
In de afgelopen vijf jaar heeft het systeem van centrale banken in de VS $4,5 triljard in de economie gepompt. Een wanhopige poging om de effecten van de recessie te keren de ineenstorting van het financiële systeem te voorkomen. Soortgelijke maatregelen zijn genomen in Japan en Europa. De rente is in de wereld op een historisch dieptepunt. Maar de lage rente en de gigantische sommen geld die in de economie zijn gepompt, hebben niet geleid tot groei van de investeringen.
Der Spiegel publiceerde een artikel onder de titel: “Het Zombie systeem, hoe het kapitalisme uit de rails liep”…Het artikel legt uit dat de Centrale Banken geen munitie meer hebben: ze hebben miljarden uitgegeven en de rente kan niet verder omlaag.
Zelfs delen van de wereld de relatief aan de crisis ontsnapten, zoals China en Australië, zitten er nu middenin. In China wordt gewaarschuwd dat groei van 12% niet meer mogelijk is dat hij zakt naar 7. De schulden van China zijn enorm. Grondstoffenleveranciers als Australië voelen de gevolgen van de Chinese teruggang.
Maar in een wereld van falende economieën is Europa de ‘zieke man’. Ook Duitsland komt nu in crisis. De prijzen dalen in een achttal Europese landen. De hele regio dreigt af te zakken naar stagnatie en deflatie. Deflatie is een ramp omdat geldontwaarding het moeilijker maakt om schulden af te betalen en omdat het consumenten ertoe brengt om aankopen uit te stellen in de hoop dat de prijzen lager worden. Met de gigantische schulden van overheden (en particulieren in Nederland) is dit voor het kapitalisme een nachtmerrie.
Onlangs werd bekend dat één op de vijf Europese banken niet door de stress test van de Europese Centrale Bank waren gekomen. Tot trots van “Nederland” waren de banken in dit land er doorheen gekomen…Niet bekend is echter dat de scenario’s die bekeken zijn, nogal optimistisch waren. Deflatie is helemaal niet in aanmerking genomen. Vanwege de dreigende nachtmerrie en in het besef dat mensen in verzet zullen komen tegen jaren van stagnatie, achteruitgang, werkeloosheid en opgelegde bezuinigingen, zoekt een deel van de bourgeoisie nu naar een andere koers.
Daar zal het in Nederland niet snel van komen. Het kabinet van VVD en PvdA is de belichaming van de bezuinigingspolitiek. Ook de andere ‘coalitiepartijen’ zoals de D66, de Christelijken en het CDA zitten vast op deze koers. Met het snelle uiteenvallen van de basis voor de PvdA, zoals waarschijnlijk duidelijk zal worden bij de Provinciale Statenverkiezingen in 2015, doemt zelfs het scenario op van een nog rechtsere regering na de verkiezing van 2016. Echte oppositie is er nauwelijks.
Waar moet het verzet dan vandaan komen? “De Volkskrant” stelt: “Occupy leek in 2011 het tij te keren, maar de protesten tegen het grootkapitaal op Wall Street, in de City en op het Damrak bloedden dood. Occupy miste bevlogen leiders en wetenschappelijke onderbouwing. De invloed bleef beperkt. Of Piketty een omslag zal bewerkstelligen, is niet te voorspellen. ‘Er is niet die groepsbinding als onder de generatie studenten van toen’, aldus Vuijsje. Er is evenmin een arbeidersklasse, zoals tijdens de opkomst van de Beatles.”
Als daarmee wordt bedoeld dat de arbeidersklasse stappen achteruit heeft moeten doen in de afgelopen dertig jaar in termen van zelfbewustzijn, organisatie en programma, dan klopt dat. In die opzichten is de arbeidersklasse nauwelijks inderdaad nauwelijks meer zichtbaar in het politieke landschap. Maar het is een enorme misrekening om te denken dat de arbeidersklasse daarmee van het toneel van de geschiedenis verdwenen is.
De arbeidersklasse is minder georganiseerd, diverser wat betreft achtergrond en opleiding en gemiddeld wat ouder dan in de jaren zestig, maar door de crisis van het kapitalisme staat wereldwijd een terugkeer van de arbeidersklasse op de agenda. Het verzet in verschillende landen, een treinstaking in Duitsland, een massale demonstratie in Brussel op 6 november tegen de “hervormingen” en de algemene staking in België op 15 december zijn de voortekenen daarvan. Het verzet tegen de bezuinigingen van de nieuwe regering staat daar centraal, onderdeel daarvan is het verzet tegen het verhogen van de pensioenleeftijd. In Nederland onder de druk van de heersende partijen en de media veel te gemakkelijk geaccepteerd door de leiding van SP en vakbeweging; met de huidige massawerkloosheid onder jongeren en ouderen niet minder dan een sociale ramp.
Maar In Nederland zijn er ook successen geboekt; bij het organiseren van de laagstbetaalden in bijvoorbeeld de schoonmaaksector en in de sector distributie. Het initiatief van de FNV en SP om samen op te komen voor een belasting op hogere vermogens is ook een begin. Studenten komen in verzet tegen de invoering van het leenstelsel. Traditionele organisaties zoals vakbonden blijven belangrijk, maar zij zullen vernieuwd moeten worden met nieuwe leden, een nieuwe strijdlust en een activisme dat nu in slechts enkele sectoren aanwezig is. Op politiek vlak is er behoefte aan een bredere arbeiderspartij die durft te breken met burgerlijke belangen of burgerlijke partijen en systematisch opkomt voor de belangen van werkenden, werklozen en gepensioneerden.
Dat de bourgeoisie zich zorgen maakt over de toekomst, vermindert de protserige zelfverzekerdheid van de heersende elite, maar het zal verder niets veranderen aan het karakter van het moderne kapitalisme. Dat blijft doortrokken van crises en is steeds minder in staat om te voorzien in de behoeften van de meerderheid; de ongelijkheid is ingebakken. De gevolgen zijn precies waar ze bang voor zijn, een groeiende opstand van de arbeidersklasse en de armen tegen de ellende die het kapitalisme ze te bieden heeft en nieuwe kansen voor een democratisch socialistisch alternatief om brede steun te krijgen.
-
Om steeds grotere ongelijkheid te stoppen, moeten we een einde maken aan het kapitalisme
Meer dan een op de vijf Belgen riskeert onder de armoedegrens te vallen of het slachtoffer te worden van sociale uitsluiting. Dat blijkt uit een recente studie van de Duitse denktank Bertelsmann Stiftung, in ons land naar voor gebracht door de krant De Standaard. Het armoederisico ligt dubbel zo hoog als in Tsjechië.Edito door Nicolas Croes, hoofdredacteur Lutte Socialiste
De studie wijst erop dat de armen, werklozen, kinderen en zieken slecht in de samenleving geïntegreerd zijn door een erg beperkte strijd tegen armoede, ongelijkheid in het onderwijs en een gebrek aan jobs. Op het vlak van onderwijs heeft de sociaaleconomische context van de ouders slechts in zeven andere Europese landen een grotere invloed op de schoolresultaten.
Ondanks deze vaststellingen wordt ons voorgehouden dat België een van de meest gelijke landen van Europa zou zijn. Dat beweert althans nog steeds Bertelsmann Stiftung. “Meest gelijk” betekent in dit geval dat de 10% rijksten goed zijn voor 44% van de nationale rijkdom en de 1% rijksten zelfs voor 17%. Tegelijk leeft 15% onder de armoedegrens. Zonder sociale zekerheid zou dat oplopen tot 42%. De geplande besparingen op alle machtsniveaus en zeker op het federale niveau zullen dit nog versterken.
Collectieve verarming
De zogenaamde ‘Zweedse coalitie’ wil 17 miljard besparen, met nog enige discussie over de timing, het begrotingsevenwicht uitstellen tot 2018 zou de onmiddellijke inspanning beperken tot 11 miljard. Dat zal niet gebeuren zonder “een onvermijdelijke collectieve verarming”, stelde hoogleraar Openbare Financiën Herman Matthijs (UGent en VUB). Die vaststelling wordt amper betwist.
De studie van Bertelsmann Stiftung legt uit dat het ‘egalitaire’ karakter van ons land in grote mate toe te schrijven is aan de degelijke gezondheidszorg. Het is net daar dat de gevestigde partijen fors willen snoeien. De ongelijkheid wordt volgens de denktank versterkt door de werkloosheid, zeker onder jongeren is dat het geval. De rechtse regering wil de pensioenregels strenger maken en iedere mogelijkheid van vervroegd pensioen afbouwen. Nu al leeft een kwart van de gepensioneerden onder de armoedegrens. In plaats van de pensioenen op te trekken tot een degelijk niveau, wil de regering de betere ambtenarenpensioenen afbouwen en ook een einde maken aan uitzonderingsregels bij de politie en het spoor.
Moet iedereen de buikriem aanhalen? Niet echt… De werkgevers krijgen nog eens 2 miljard euro aan bijkomende fiscale cadeaus en vinden dat nog niet voldoende. Onder meer de diamantsector kan zich in de handen wrijven. De Wever liet weten dat de onderhandelaars nieuwe maatregelen voor de sector voorzien. Zelfs de krant La Libre moet erkennen dat we stilaan “een karikatuur van een rechtse lobby” kennen.
De recepten van de rechtse partijen zijn niet nieuw en de ramp die ze teweegbrengen is bekend. We leven in een wereld waar de 85 rijksten evenveel bezitten als de helft van de wereldbevolking, zoals een studie van Oxfam eerder duidelijk maakte.
Steeds meer mensen zijn ervan overtuigd dat we niet verder kunnen met dit systeem. Het lijkt een gigantische opdracht om een einde te maken aan het kapitalisme, maar de woede tegenover het establishment neemt toe. We zullen deze woede moeten organiseren met een programma waarmee we de hefbomen van de economie aan de hebzucht van de grote aandeelhouders, speculanten en grote patroons onttrekken om ze in handen van de gemeenschap te brengen. Dat is het programma van democratisch socialisme.
“De arbeiders hebben niets dan hun ketenen te verliezen, ze hebben een wereld te winnen.” Dat stelde Karl Marx in zijn tijd. Dat is vandaag bijzonder actueel.
-
Vaak gestelde vragen. Is ongelijkheid onvermijdelijk?
Beeld je een wereld van zeven miljard mensen in waar de 85 rijksten evenveel bezitten als de armste helft van de volledige mensheid samen. Dat is de wereld waar we vandaag in leven.Een analyse door STEPHEN PRICE (Socialist Alternative, VS) die we eerder dit jaar publiceerden en nu hernemen in onze reeks ‘Vaak gestelde vragen’. -
Is Piketty een nieuwe Marx? Recensie van zijn ‘Capital in the Twenty-First Century’
Recensie door Hannah Sell
De 20% armste Britse gezinnen behoren tot de economisch meest achtergestelde Europeanen met een levensstandaard op een niveau als Slovenië en Tsjechië. De rijkste 1% daarentegen behoren tot de rijksten ter wereld. Ze zijn goed voor een derde van het totale inkomen.Ongelijkheid is een van de zaken waarin Groot-Brittannië een wereldleider is. Onder de ‘ontwikkelde’ landen moet het enkel de VS laten voorgaan inzake ongelijkheid. De schijnbaar niet te stoppen groei van ongelijkheid is een wereldwijd fenomeen. Eerder wees Oxfam er op dat de 85 rijksten in de wereld evenveel vermogen hebben – 1.700 miljard dollar – als de armste helft van de wereldbevolking (die met 3,5 miljard mensen zijn).
De ernstige strategen van het kapitalisme erkennen op vage wijze dat de toekomst van het kapitalisme bedreigd wordt door de toenemende ongelijkheid. Als zowel het hoofd van het IMF als de gouverneur van de Britse Nationale Bank stellen dat er ‘iets moet gebeuren’ omdat de ‘stabiliteit’ bedreigd is, dan is het duidelijk dat de elite steeds meer vreest voor stakingen, revolte en revoluties.
Toenemende ongelijkheid
Het is tegen deze achtergrond dat de Franse econoom Thomas Piketty zijn ‘Capital in the Twenty-First Century’ heeft gepubliceerd. Piketty werkte de afgelopen vijftien jaar met andere economen aan het werk waarbij empirisch bewijs wordt geleverd van de tendens op lange termijn van het kapitalisme om de ongelijkheid te vergroten. Piketty stelt terecht dat de economische groei in de naoorlogse periode uitzonderlijk was. Nu keert het kapitalisme terug naar een ‘normale’ situatie met ook een duidelijke tendens van groter wordende ongelijkheid. Piketty geeft een voorbeeld: “De rijkste 1% waren goed voor 60% van de toename van het Amerikaanse nationale inkomen tussen 1977 en 2007.”
Dat het kapitalisme leidt tot ongelijkheid, is geen nieuwe vaststelling. Marx stelde het meer dan een eeuw geleden al vast: “De accumulatie van rijkdom aan de ene kant is dus tevens accumulatie van ellende, kwelling van arbeid, slavernij, onwetendheid, onmenselijkheid en zedelijke ontaarding aan de andere kant.” (Het Kapitaal, http://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1867/kapitaal/23.htm)
Reactie
De statistische informatie van Piketty en zijn medewerkers is bijzonder nuttig. Het wordt door sommige verdedigers van het kapitalisme zelfs als een bedreiging gezien. De zakenkrant Financial Times haastte zich om de cijfers over ongelijkheid aan te vallen door in te gaan op wat een relatief kleine statistische fout lijkt te zijn en dit uit te vergroten om de algemene conclusies van Piketty te discrediteren. Het probleem daarmee is echter dat de statistische gegevens van Piketty verre van ‘revolutionair’ of ‘nieuw’ zijn, maar een trend bevestigen die al decennia duidelijk is. Piketty reageerde zelf met de stelling dat zijn boek ongelijkheid niet overdrijft. Er is integendeel onderzoek sinds de publicatie van het boek waaruit blijkt dat “de stijging van het aandeel van de rijksten in de VS in het totale vermogen de afgelopen decennia groter was dan wat ik in mijn boek aangaf.”
Sommigen ter rechterzijde probeerden Piketty te discrediteren, maar zijn boek was wel een groot succes en was in verschillende landen een bestseller. Aan de linkerzijde was er heel wat lof, zo was er de Britse vakbondsleider Len McCluskey die verklaarde “enthousiast” te zijn. Maar wie hoopt dat dit boek een overtuigende analyse brengt van waarom het kapitalisme leidt tot toenemende ongelijkheid, zal ontgoocheld worden. Wie naar een oplossing zoekt, zal die helemaal niet vinden in dit boek.
De titel van het boek doet denken aan ‘Het Kapitaal’ van Marx. Dat volstond voor heel wat commentatoren om Piketty voor te stellen als een moderne opvolger van Marx. Piketty verklaarde terecht dat dit niet is hoe hij zichzelf ziet en dat hij ‘Het Kapitaal’ zelfs nog nooit gelezen heeft. Dat is niet verrassend. Als Piketty naar Marx verwijst is het doorgaans om hem te bekritiseren en dan vaak nog op basis van een verkeerde weergave van wat Marx stelde.
Zo beweert Piketty dat “Marx net zoals zijn voorgangers de mogelijkheid van duurzame technologische vooruitgang en geleidelijk toenemende productiviteit negeerde” en dat “Marx’ theorie impliciet uitgaat van een strikte veronderstelling van een nulgroei inzake productiviteit op lange termijn.” Deze verklaringen zijn het tegendeel van de echte standpunten van Marx. Marx legde uit dat de zoektocht naar winsten de kapitalisten dwingen om met rivalen te concurreren door in wetenschap en techniek te investeren – ‘technologische vooruitgang’ – om de productiviteit te verhogen. Deze blinde zoektocht naar winst leidt tot crisis en recessie, maar het legt tegelijk ook de materiële basis voor een democratisch socialistische samenleving.
Het feit dat de investeringen vandaag op een historisch dieptepunt staan, is een indicatie van hoe het kapitalisme niet meer in staat is om de samenleving vooruit te brengen. Zoals Piketty opmerkt heeft het kapitalisme enorme rijkdom voortgebracht. Maar enkel een democratisch socialistische planning van de productie zou toelaten om de productiekrachten in te zetten om zowel de planeet te beschermen als in de basisbehoeften van de mensheid te voorzien, een taak waar het kapitalisme steeds minder in slaagt. Denk maar aan het recht op een degelijke, veilige en goedbetaalde job, huisvesting, gratis onderwijs of het recht om op 60 of vroeger op pensioen te gaan.
Marxisme
Marxisme of socialistische standpunten zijn niet aan de orde voor Piketty. Hij onderneemt geen poging om de redenen voor de kapitalistische crisis uit te leggen. Hij gaat niet in op de productie en distributie van goederen, hij beperkt zich louter en alleen tot de verdeling van rijkdom. Zijn ‘nieuwe theorie’ om de groeiende ongelijkheid te verklaren, bestaat erin dat de opbrengst op ‘kapitaal’ altijd groter is dan de opbrengst van ‘gewone inkomens’. Piketty stelt dat dit de centrale tegenstelling van het kapitalisme is. Maar hij legt niet uit waarom dit zo is.
Bovendien vergist hij zich in het gebruik van de term ‘kapitaal’. Marxisten stellen niet dat iedere vorm van rijkdom ‘kapitaal’ is, enkel de rijkdom die door de kapitalisten wordt ingezet om winsten te maken. De basis om tot die winsten te komen, is de uitbuiting van de arbeidersklasse. Als Piketty het over kapitaal heeft, doelt hij op alle vormen van rijkdom en vermogen, los van de vraag of het geïnvesteerd wordt door een kapitalist, een diamanten halssnoer of het huis van een gewone werkende is. Ook wordt de (potentiële) kracht van de arbeidersbeweging en de mogelijkheid om voor de lonen en arbeidsvoorwaarden op te komen, door Piketty niet als een factor gezien die kan bepalen welk deel van de rijkdom naar de kapitalisten gaat en welk deel naar de werkenden.
De zwakheden in het boek van Piketty zorgen ervoor dat het niet in de buurt komt van een analyse van het kapitaal in de 21ste eeuw, zelfs zijn fans moeten dit erkennen. Zo werd het boek geprezen door de voormalige Amerikaanse begrotingsminister Lawrence Summers die het boek als een ‘krachttoer’ omschrijft, maar sceptisch is over de analyses. Hij stelde: “Als ik naar de toekomst kijk, denk ik dat het belangrijkste element dat kapitaalaccumulatie en ongelijkheid verbindt, niet het verhaal van Piketty over groter wordende fortuinen zal zijn. Het moet eerder gezocht worden bij de vernietigende gevolgen van 3D-printen, kunstmatige intelligentie en dergelijke zaken die routinetaken kunnen overnemen. Er zijn nu al meer mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering dan er zijn die productief werk in de industrie doen.”
Dit is een uitdrukking van een vrees onder de kapitalisten waar Piketty totaal niet op ingaat. Nieuwe technologie zorgt ervoor dat iedere individuele werkende ongelofelijk productief wordt, maar voor iedere productieve werkende is er een groeiend aantal werklozen of ondertewerkgestelden. Dit is een recept voor economische crisis en massale sociale instabiliteit.
Het stelt ook de noodzaak voor socialisme op het voorplan. Socialisme is noodzakelijk zodat de technologie die voor het kapitalisme problematisch is, kan ingezet worden om de arbeidsweek drastisch te verlagen tot 30 uur per week of minder en dat zonder loonverlies. De strijd voor een achturendag is al even lang bezig als de arbeidersbeweging georganiseerd is, maar voor miljoenen werkenden is het nog altijd niet afgedwongen.
Piketty heeft niet het einde van het kapitalisme op het oog, hij wil het integendeel redden. Op Newsnight werd hij gevraagd of hij ongelijkheid volledig de wereld uit wilde. Hij stelde dat de armste helft van de Britten vandaag amper goed is voor 3% van de rijkdom. Dat is te weinig, stelde hij. Maar vijf of misschien acht procent, zou wel in orde zijn.
Om deze wel erg beperkte toename van gelijkheid te bekomen, wil Piketty de belastingtarieven voor de allerhoogste niveaus van inkomen optrekken tot 80% en pleit hij voor een progressieve en internationale vermogenstaks. Socialisten steunen dergelijke eisen die een brede steun kunnen vinden onder de meerderheid van de bevolking.
Maar zelfs de meest enthousiaste aanhangers van Piketty doen er lacherig over. De bekende Keynesiaanse econoom Paul Krugman, die vol lof was voor het boek, erkent: “Het is gemakkelijk om cynisch te zijn over de mogelijkheid dat zoiets erdoor komt.” Paul Mason zegt het iets scherper: “Het is gemakkelijker om een ineenstorting van het kapitalisme in te beelden dan een elite die met deze voorstellen instemt.”
Dat slaat de nagel op de kop. Piketty vestigt zijn hoop op het ‘gezonde verstand’ van de kapitalisten. Hij vraagt hen om te erkennen dat ze om hun systeem in stand te houden beter wat meer zouden geven aan de ‘99%’. Het doet wat denken aan de sociaaldemocratische oproepen voor een ‘eerlijker kapitalisme’, ook al moet opgemerkt worden dat de sociaaldemocraten dit doorgaans niet koppelen aan eisen om de rijken of de grote bedrijven zwaarder te belasten.
Een zorgend en delend kapitalisme?
De Franse president François Hollande beloofde bij de verkiezingen om een ‘miljonairstaks’ in te voeren. Hij botste daarbij op enorm verzet van de Franse kaptialisten. Hollande kreeg uiteindelijk een fors afgezwakte versie van de al erg beperkte rijkentaks door het Grondwettelijk Hof. Maar hij gaf volledig toe aan de eisen van de kapitalisten. Het rechtse magazine Forbes titelde: “Hollande is bekeerd en stelt besparingen en belastingverlagingen voor om Franse groei te stimuleren.”
Er mag nog zoveel gepleit worden voor een zorgdragend en verdelend kapitalisme, met pleidooien zullen we dat niet bekomen. De enige manier waarop significante toegevingen voor de meerderheid van de bevolking kunnen afgedwongen worden, is op basis van massabewegingen door de arbeidersklasse waardoor de kapitalisten vrezen voor de toekomst van hun systeem. En zelfs indien er toegevingen afgedwongen worden, zullen de kapitalisten er alles aan doen om die later terug in te trekken.
Iedere regering die binnen het kader van het kapitalisme functioneert, zal de voorstellen van Piketty niet kunnen doorvoeren. De superrijken hebben wereldwijd meer dan 21.000 miljard dollar weg gestopt in belastingparadijzen, zowat de helft daarvan is het bezit van amper 100.000 mensen. Dat is meer dan de overheidsschulden van alle OESO-landen bij elkaar. Deze enorme rijkdom wordt niet belast. In Groot-Brittannië alleen wordt naar schatting elk jaar 120 miljard pond aan belastingen vermeden of ontdoken door de rijken.
Populariteit
Piketty erkent deels dat de kapitalisten er steeds alles aan zullen doen om belastingen te ontduiken door geld naar het buitenland te versluizen of met andere methoden. Dat is waarom hij opkomt voor een wereldwijde progressieve vermogensbelasting. Socialisten zijn daar voorstander van, maar het is niet mogelijk om een dergelijke maatregel in een wereld van kapitaalstromen waar de nationale regeringen geen controle op hebben los te zien van andere maatregelen. Wie zou een dergelijke belasting invoeren? Zonder staatsmonopolie op buitenlandse handel en de nationalisatie van de banken, eerst op nationaal en dan op nationaal vlak, is het onmogelijk om een wereldwijde miljonairstaks op te leggen. Het doet wat denken aan een poging om de klauwen van een wilde tijger op vreedzame wijze uit te trekken.
Ondanks de beperkingen is de populariteit van het boek van Piketty een belangrijke indicatie van een groeiende zoektocht naar een alternatief op het kapitalisme van de 21ste eeuw, een systeem dat de meerderheid van de bevolking een weinig aantrekkelijk toekomst biedt met laag betaalde jobs, extreme flexibiliteit en onbetaalbare huisvesting. Wie na het lezen van Piketty wil weten waar de ongelijkheid onder het kapitalisme vandaag komt, kan terecht in het oorspronkelijke ‘Kapitaal’ en andere werken van Marx die een ‘modernere’ en meer ‘revelante’ analyse van het kapitalisme bieden dan wat Piketty ons te bieden heeft.
-
Is ongelijkheid onvermijdelijk? Een socialistisch standpunt
Artikel door Stephen Price, Socialist Alternative (VS)
Beeld je een wereld van zeven miljard mensen in waar de 85 rijksten evenveel bezitten als de armste helft van de volledige mensheid samen. Dat is de wereld waar we vandaag in leven.De ongelijkheid in de VS scheert hoge toppen, zeker de afgelopen jaren was er een sterke toename van de kloof. De drie rijkste mensen in dit land bezitten meer rijkdom dan het gezamenlijke bruto binnenlandse product van de 65 armste landen ter wereld. Vervolgens hebben de Koch-broers, Charles en David, die het tweede grootste private bedrijf uit de VS bezitten (het grootste is Cargill) en bekend staan voor hun financiële steun aan groepen als de Tea Party. De drie rijkste Amerikanen – Bill Gates, Warren Buffet en Larry Ellison van Oracle – zijn samen goed voor een vermogen van 72 miljard dollar.
Voor gewone mensen is het ondertussen moeilijk om rond te komen. Neem nu Evonne en Jose Martinez in Seattle. Die hebben heel hun leven hard gewerkt. Toen Evonne ziek werd, verloor ze haar job als sociaal werker. Jose moest vrijaf nemen als postbezorger om voor zijn vrouw te zorgen. Toen hun 26-jarige zoon ook nog eens een hersenoperatie moest ondergaan, moesten ze alles wat ze hadden verkopen. Het gezin hield alleen zijn huis over. Maar ze raakten achterop bij de afbetalingen van de lening. Zonder enige menselijk medeleven verkocht JPMorgan Chase het huis en wordt geprobeerd om het gezin uit het huis te zetten, ook al werken Evonne en Jose opnieuw en betalen ze hun huis verder af.
Aan de andere kant van de kloof tussen rijk en arm is het gemakkelijker leven. Zo is er Sheldon Adelson, een casinomagnaat uit Las Vegas en financiële steungever aan de Republikeinen. Hij opende een supergroot casino in Macao, China. Volgens de krant The Guardian zag hij zijn netto vermogen in 2013 op een jaar tijd met 14,4 miljard dollar stijgen. Als we ervan uitgaan dat hij 40 uur per week werkt en twee weken verlof nam, dan is hij goed voor 7,2 miljoen dollar per uur of 2.000 dollar per seconde.
Larry en Flor Benes, beiden inwoners van Seattle, deden het in 2013 niet zo goed. Na tien jaar actieve militaire dienst en drie jaar als reservist werd Larry ziek en werd hij voor 70% arbeidsongeschikt beoordeeld. Hij werkte nog 20 jaar als stuwadoor maar werd uiteindelijk afgedankt omwille van zijn arbeidsongeschiktheid. Om te overleven moet Flor nu twee jobs uitoefenen. In het jaar dat Sheldon Adelson 14,4 miljard dollar verdiende, had Larry Benes geen inkomen. Bank of America wil Larry en Flor uit hun huis zetten.
We willen niet zeggen dat alle miljardairs moreel verwerpelijke figuren zijn. Ons punt is eerder dat er iets verschrikkelijk fout is met een economisch systeem dat een dergelijke scheefgetrokken rijkdomsverdeling toelaat en zelfs beloont.
Hoe verklaren de rijken en hun academische hielenlikkers deze extreme ongelijkheid? Hun vijf belangrijkste argumenten zijn: (1) de VS is het beste land ter wereld omdat we allemaal de vrijheid en de kans hebben om miljardair te worden, (2) de kans om veel rijkdom te verzamelen stimuleert onze economische groei, (3) rijkdom en armoede hebben altijd bestaan, ongelijkheid is een natuurlijk fenomeen of zelfs een natuurwet, (4) de rijken zorgen voor werk, zonder hen zouden er geen jobs zijn, (5) de rijken riskeren hun geld als ze investeren, als sommige kapitalisten erg rijk worden is dat een beloning omdat ze hun kapitaal riskeerden.
Enkele bedenkingen:
(1) Hoe werkt die vrijheid om miljardair te worden eigenlijk? In het eerste kwartaal van 2013 kende de VS 442 miljardairs, dat is één op de 701.000 inwoners van de VS. Is dat een goedwerkend model? Werkt je auto goed als die maar één keer op de 701.000 start?
Het idee van de ‘vrijheid om miljardair te worden’ baseert zich op het concept van sociale mobiliteit. Als mensen maar hard genoeg werken, zouden de sociale ladder kunnen beklimmen om uiteindlijk miljonairs en zelfs miljardairs te worden. Statistieken geven echter aan dat dit niet klopt en dat de VS minder sociale mobiliteit kennen dan andere grote economische machten.
Als we het inkomen van alle mensen indelen in vijf groepen (of kwintielen) van de hoogste inkomens (het hoogste kwintiel) tot de laagste, dan stellen we vast dat 70% van de Amerikanen die in een gezin van de twee laagste kwintielen geboren wordt, er nooit in slaagt om nog maar in het derde kwintiel te geraken. Dat blijkt uit een studie van PEW Charitable Trusts dat op 22 januari 2014 werd gepubliceerd.
Een andere studie geeft aan dat je inkomen sneller toeneemt als je rijker bent. Tussen 1979 en 2012 steeg het gemiddelde inkomen van de 1% rijkste Amerikanen van 359.000 dollar tot 1 miljoen dollar. Bij de rijkste 0,1% ging het van 963.000 dollar naar 4,7 miljoen en bij de rijkste 0,01% van 2,75 miljoen naar 21,6 miljoen dollar.
In dezelfde periode ging het gemiddelde jaarinkomen van de armste 90% van de Amerikanen van 33.563 naar 30.439 dollar.
Wat is het belang van deze Amerikaanse ‘vrijheid om miljardair te worden’ als het maar betrekking heeft op 0,000143% van de bevolking? En als deze vrijheid bepalend is voor de sterkte van de Verenigde Staten, waarom hebben dan amper 442 van de 310 miljoen Amerikanen gebruik gemaakt van deze vrijheid?
(2) Zorgt de mogelijkheid om heel veel rijkdom te verzamelen voor economische groei? Als je 7,2 miljoen dollar per uur ‘verdient’, ga je natuurlijk met plezier werken. Maar hoe worden de anderen gemotiveerd als ze vaak repetitieve en afstotende jobs voor een laag loon moeten uitoefenen (als ze al werk vinden)? Hoe worden we gemotiveerd als 60% van de Amerikanen, 186 miljoen mensen, samen amper goed zijn voor 4,2% van de rijkdom in het land. Gebruikt een dergelijke samenleving het menselijke potentieel dan maximaal? Als 186 miljoen mensen niet werken om hun rijkdom te vergroten maar om die van de rijkste 442 mensen te vergroten, waarom zouden we dan gemotiveerd zijn om te gaan werken?
Ondanks het onderdrukkende karakter van werken onder het kapitalisme en de constante reclamestroom die ons vertelt dat we pas echt mens zijn als we voldoende consumeren en beschikken over de laatste nieuwe auto’s, kleren en computers, ondanks dit alles zijn er veel mensen die zich terdege en hard inzetten voor hun job. Ze doen dit niet voor het geld maar om anderen te helpen. Leraars uit het publieke net die voor een laag loon werken in overbevolkte klassen met een gebrek aan middelen. Sommige leraars betalen uit eigen zak boeken voor hun leerlingen. Brandweerlui riskeren hun leven om anderen te redden. Ze doen dat niet voor het geld, maar omdat ze het hun taak vinden. Verplegend personeel dat zieken helpt doet dit niet vanuit de hoop om zo miljardair te worden.
(3) Is ongelijkheid natuurlijk? Het probleem met het argument van de natuurwet is dat het nogal flauw is om een bestaande gang van zaken te rechtvaardigen met het argument dat het zo is omdat het zo moet zijn. Omdat slavernij bestaat (want ja, slavernij bestaat nog) is het rechtvaardig of natuurlijk? Er is economische en sociale ongelijkheid, maar het is daarom niet rechtvaardig, we moeten het juist aanpakken.
(4) Zijn het de rijken die werk creëren? De rijken hebben het kapitaal om te investeren in mensen, machines en grondstoffen die jobs opleveren. Het probleem met dit argument is dat de rijken rijker worden maar niet omdat ze werk creëren. We horen veel over de werkloosheidsgraad (van 6,6%), maar er is ook een grote groep die ondertewerkgesteld is. Dat gaat om 12,7% van de bevolking. Het omvat diegenen die een voltijdse job willen, maar deeltijds werken en diegenen die het zoeken naar werk hebben opgegeven. Dit geeft aan dat het systeem niet werkt.
Sinds het begin van het industriële kapitalisme waren er verschillende periodes waarin bedrijven over bergen geld beschikten maar dit niet wilden investeren omdat de consumenten onvoldoende geld hadden om te kopen wat de kapitalisten hen willen aansmeren. Tegelijk hebben werkende mensen moeite om werk te vinden en om te overleven. Voor kapitalisten is een dergelijke scheeftrekking onderdeel van wat ze een zakencyclus noemen, iets natuurlijk dat niet kan gecontroleerd worden.
Het klopt dat er cycli zijn in het kapitalisme maar er zijn ook andere factoren die een rol spelen. De vraag is wie de goederen produceert die we gebruiken. Onder het kapitalisme wordt niets geproduceerd tenzij kapitalisten geld investeren in machines, grondstoffen en arbeidskrachten. Als de kapitalisten weigeren om te investeren, dan stopt de economie. Geïnvesteerd geld, kapitaal dus, lijkt hierdoor de belangrijkste factor te vormen.
Maar soms is niet alles wat het lijkt. Laat ons even de denkoefening doen of een wereld zonder kapitalisten mogelijk is. Kunnen de mensen dan nog overleven? Zou er een gebrek aan voedsel zijn? Zouden we omkomen door een gebrek aan onderdak? Hoe zou het zitten met gezondheidszorg? Er zijn verschillende scenario’s mogelijk, maar een mogelijk scenario zou eruit bestaan dat de mensen op rationele wijze samenwerken om planmatig voor elkaar te zorgen. Diegenen die onder het kapitalisme dokters of verplegend personeel waren, zouden dat blijven. Boeren zouden voedsel blijven produceren, leraars zouden jongeren onderwijzen, er zouden huizen gebouwd worden,… In plaats van e verhongeren, zouden fabrieksarbeiders dezelfde machines blijven bewerken als toen de kapitalisten de fabrieken in handen hadden. De werkenden die de producten en diensten creëren die we vandaag gebruiken, kunnen dat ook blijven doen als er geen kapitalisten zijn.
Hoe zouden de werkenden in de fabrieken betalen voor de grondstoffen die ze nodig hebben? De werkenden in een samenleving zonder kapitalisten zouden dat onderling kunnen bepalen. Een mogelijke benadering zou eruit bestaan dat de mensen democratisch beslissen wat er nodig is, bijvoorbeeld wol en katoen voor kledij. Dat zou inhouden dat diegenen die ruwe wol en katoen produceren de mogelijkheden daartoe zouden krijgen, wat inhoudt dat ze moeten kunnen overleven en de nodige middelen voor de productie zelf hebben. Vervolgens worden de wol en katoen naar textielbedrijven gebracht.
Er kan veel gezegd worden over hoe mensen exact zouden beslissen over nieuwe sociale en economische verhoudingen, maar het centrale punt is dat er niets is dat het verhindert om de economie op basis van willekeurig zelfbelang van een handvol erg rijke mensen te vervangen door een economie op basis van rationele democratische planning door en voor alle mensen.
Kapitalisten en kapitaal hebben loonarbeiders nodig. Dat is waarom ze ‘werkgevers’ worden genoemd, maar zij zijn het niet die de goederen en diensten produceren die wij gebruiken. Het zijn de werkenden die dat doen. Andrew Carnegie en J.P. Morgan zorgden voor het kapitaal om personeel aan te werven, maar zij waren het niet die de spoorwegen aanlegden. Dat waren de arbeiders. Andrew Carnegie en J.P. Morgen gingen nadien wel met de winsten lopen en dat zonder hun handen vuil te maken.
(5) Is rijkdom een beloning voor het nemen van risico’s? In een periode van economische groei zijn er vaak investeringen om oude machines te vervangen of nieuwe bedrijven uit te bouwen. Op ogenblikken van stagnatie en economische achteruitgang beschikken bedrijven vaak over heel veel geld dat niet geïnvesteerd worden in productie. Er wordt naar andere investeringsmogelijkheden gezocht, bijvoorbeeld op de financiële markten. In beide gevallen riskeren de kapitalisten hun geld. Volgens de kapitalistische logica zouden de kapitalisten beloond worden als ze goed gokken en de prijs betalen indien ze verliezen. Die logica wordt echter niet meer gevolgd als de kapitalisten effectief verliezen. Dan moeten de gewone werkenden plots voor de kosten opdraaien, zoals dit in 2008 het geval was toen de regering tussenkwam om de banken te redden met ons belastinggeld.
De kwestie is of deze vorm van sociale organisatie, met name het kapitalisme, de beste is om het leven van alle leden van de samenleving te verbeteren? Diegenen die denken dat het kapitalisme het beste systeem is, moeten dan maar eens uitleggen waarom de ongelijkheid tussen arm en rijk vandaag veel groter is dan bij het begin van het industriële kapitalisme.
Bezit en controle over de economie
Als het kapitalisme enkel de 1% rijksten vooruit helpt, terwijl de 99% anderen dieper in armoede en schulden terecht komen, wat is dan het alternatief op dat systeem?
Een eerste stap naar een meer rechtvaardige en gezonde samenleving, een samenleving die de groei en ontwikkeling van alle mensen centraal stelt, bestaat uit de herverdeling van de rijkdom. Waarom kunnen sommigen – zoals de Koch-broers die erfden van het oliefortuin van hun vader – hun leven beginnen met een onoverbrugbare voorsprong op diegenen die in armoede, wanhoop en ontbering geboren worden? Waarom zou iemand als hedgefund manager Stephen A. Cohen zonder aarzelen een Picasso voor 155 miljoen dollar moeten kopen om zijn villa van 60 miljoen dollar op te frissen, terwijl anderen geen dak boven het hoofd hebben, laat staan kunst in huis?
Een tweede en beslissende stap naar een meer rechtvaardige samenleving is de collectieve en democratische controle op de herverdeelde rijkdom. Neem nu de huisvesting. Als we in ons eigen huis willen wonen, moeten we bijna allemaal een lening bij de bank aangaan. Dat levert de bank heel wat winst op. Als kopers van de lening hebben we geen inbreng. De banken spelen een grote rol, maar we hebben er niets over te zeggen. Laat ons de volledige bankensector onder publiek bezit plaatsen. Niet om de controle van private bankiers over te dragen aan regeringsbureaucraten. Het publieke bezit moet gepaard gaan met de vraag wie de banken controleert en wie beslist over wat er met de beschikbare middelen gebeurt.
Er is een revolutionaire verandering nodig in de wijze waarop onze samenleving gestructureerd is. In plaats van een samenleving waar een kleine rijke minderheid beslist over het lot van de rest van ons, staan we voor een samenleving zonder klassen waar alle mensen democratisch beslisten over hoe sociale rijkdom wordt ingezet. Voor ons is dat een socialistische samenleving.
Socialisme
Het is moeilijk te voorspellen hoe een socialistische samenleving er zal uitzien, we kennen immers net de exacte historische omstandigheden die tot die mogelijkheid zullen leiden. Maar we kunnen wel een aantal principes naar voor brengen. De centrale prioriteiten zouden bestaan uit het voorzien van voedsel, kledij, onderdak, gezondheidszorg, onderwijs, mobiliteit, ontspanning,… voor iedereen.
Ten tweede zou iedereen een democratische zeg hebben in hoe hij/zij als individu en hoe de samenleving ontwikkelt. Diegenen die het dichtste bij iets betrokken zijn, zouden uiteraard meer hierover te zeggen hebben (personeel van een bepaald bedrijf zou uiteraard meer te zeggen hebben over dat bedrijf dan wie bijvoorbeeld voor een gelijkaardig bedrijf in een andere regio werkt). Een socialistisch beleid zou democratische planning vereisen. Het huidige model van groei-door-gokken biedt immers geen antwoorden op dringende kwesties als klimaatveranderingen. Zullen we auto’s en wegen blijven bouwen of gaan we het openbaar vervoer massaal uitbouwen? Hoe gebeurt dit en wie beslist? Dat zijn vragen waar de toekomstige socialistische generaties op moeten antwoorden.
De groeiende ongelijkheid is een uitdrukking van een economisch systeem in verval. De achteruitgang van de positie van de meerderheid van de bevolking en de dreigende rampzalige gevolgen van klimaatverandering stellen ons voor een duidelijke keuze: strijden voor het omverwerpen van het kapitalisme om het vervangen door socialisme, of niets doen en wegglijden in barbarij. Wij kiezen voor de eerste optie.