Tag: muziek

  • Documentaire over Woodstock 1999: als cultuur een financiële melkkoe wordt

    Netflix bracht recent een documentaire uit over het vreselijke festival Woodstock 1999. Naar aanleiding van de verjaardag van het bekende Woodstock-festival uit 1969 werd het nog eens overgedaan. Alleen was het nu een festival waar de commercie en de winst de enige drijfveren waren.

    Door Casper (Gent)

    De documentaire toont hoe dit evenement een poort naar de hel was. Het brengt een zeer accuraat beeld van hoe misselijkmakend de impact van commercie is op vrije tijd en cultuur. Die worden gezien als een financiële melkkoe die zo snel mogelijk winsten moet opbrengen.

    Het oorspronkelijke Woodstock-festival staat mee symbool voor de massabeweging van jongeren en onderdrukte mensen in de VS die on opstand kwamen tegen de oorlog in Vietnam en tegen racisme, samen met de burgerrechtenbeweging. Het was een bijeenkomst die een culturele uiting gaf aan die opkomende massabewegingen aan de vooravond van de jaren 1970, zelfs indien het oorspronkelijk gewoon bedoeld was als een driedaags festival om winst te maken. Er liep echter heel veel mis, waardoor duizenden mensen gratis kwamen kijken. Ondanks de drukte en het gebrek aan voorzieningen verliep het festival erg vreedzaam en relatief rustig (ook al vielen er enkele doden, was er overmatig druggebruik en was het verkeer rond het festival een complete ramp).

    In de loop van de jaren werd de druk van de commercie op alles wat met en rond muziek gebeurde enkel maar groter. Dit werd versterkt door de grotere rol van muziek op televisie, met de opgang van MTV. Het Woodstock-festival van 1969 werd een mythische gebeurtenis, waarbij er in de jaren 1990 pogingen waren om dat te gebruiken voor nieuwe edities. In 1994, bij de 25ste verjaardag, was er een festival dat muzikaal goed ontvangen werd, maar financieel een ramp was omdat er opnieuw heel veel bezoekers gratis binnenkwamen.

    Daar kon in 1999 geen sprake van zijn. Er werd uitgeweken naar een oud militair vliegveld in de staat New York zodat zeker niemand zomaar naar binnen kon. Het domein zelf was een betonnen vlakte waar er amper schaduw te vinden was. Het festival in 1999 toonde hoe rampzalig het neoliberale offensief ook in de muzieksector was. Het was een gigantisch entertainment evenement waarbij alle elementen van basiscomfort voor de bezoekers werd uitbesteed. De prijs werd steeds hoger, maar efficiënt was het niet. Het ‘gratis water’ was een bruin sopje nadat de toiletten waren overgelopen. De prijs voor een flesje water was net zoals voor alle andere producten erg hoog. Er was een gebrek aan veiligheidspersoneel en aan schoonmakers. De commerciële benadering van mythische inschattingen van zaken als ‘vrije liefde’ zorgden voor een groot aantal gevallen van aanranding en verkrachting. Daarvan werden er slechts enkele aangegeven bij de politie, maar het is duidelijk dat het breed verspreid was.

    Wat de documentaire minder goed doet, is de harde feiten onderzoeken. Wie verdiende het meest aan het uitmelken van wat een onvergetelijke muzikale en culturele ervaring had moeten zijn? Wat gebeurde er met de officiële klachten wegens seksueel misbruik? Hoeveel (groeps-)aanrandingen vonden er plaats?

    Op het einde van het festival waren er grote branden. De organisatie deelde kaarsen uit om een vredessymbool te maken tegen het wapengeweld dat toen al schering en inslag was in de VS. Tegelijk werd zo geprobeerd om de symboliek van de hippies en de vredesbeweging uit de jaren 1960 en 1970 te claimen. Dat moest meteen het centrale winstmotief verdoezelen.

    De aanwezigen van het festival zagen het als bedrog. Het toonde alle problemen van een modern festival waarbij elk aspect van ons leven in het teken van winst staat. Dat gaat ten koste van de creativiteit en het leidt tot geldklopperij. Wij komen op voor een socialistische samenleving waarin vrije tijd en cultuur vrij zijn van winstbejag maar vrij toegankelijk voor iedereen.

  • Muziek hoort revolutionair te zijn

    Beeld: ‘Vertaling in geluid’ door Alejandra Abad (zie meer uitleg onderaan het artikel)

    In deze kapitalistische samenleving hebben critici de neiging artiesten te verafgoden; ze behandelen hen als goden met toegang tot een bijzondere, geheime bron van inspiratie, waaruit hun artistieke productie voortvloeit. Muziek wordt verklaard door muziek; er zijn talloze genealogieën van populaire genres, in het bijzonder metal. Tony Iommi, gitarist bij metalpionier Black Sabbath, streek zijn snaren en decennia muzikale geschiedenis volgden op magische wijze.

    Dossier door Koerian, in het Engels gepubliceerd in het magazine ‘Bad Art’ – te koop in onze webshop

    Er zijn echter grondiger manieren om de geschiedenis en ontwikkeling van ideeën en hun volgers te bestuderen, onder andere de marxistische methode. Muziek en muzikanten zijn volledig ingebed in hun sociale en economische context: in levensomstandigheden, gebeurtenissen die zich rond hen ontvouwen, enzovoort. Geen enkel genre kan op een betekenisvolle manier worden gescheiden van haar historische context.

    Er zijn, zelfs vandaag, heel wat uitgesproken politieke en progressieve artiesten. Denk maar aan Amerikaans hip-hop duo Run the Jewels, Engelse post-punk tandem Sleaford Mods, of de golf artiesten die werkten binnen of geïnspireerd zijn door de Black Lives Matter beweging. Muziek weerspiegelt de omstandigheden waarin ze wordt gemaakt, en die omstandigheden helpen bepalen welke artiest wordt gehoord. Post-punk pionier Ian Curtis mocht dan wel voor de conservatieven stemmen, zijn schreeuw was de schreeuw van desindustrialisering, armoede en sociale uitsluiting. De wanhopige muziek van zijn band Joy Division, was de wanhoop van een generatie wiens toekomst werd verkocht door neoliberalisme, een politieke strekking die de neiging van het kapitalisme om de levensomstandigheden van de werkende klasse te verslechteren, versnelde. Curtis’ muziek was, zoals veel grote kunst, een levendige uitdrukking van een sociale realiteit en een maatschappelijke stemming.

    Daarmee willen we niet zeggen dat er één “juiste” uitdrukking is. Zowel Nirvana en grunge als de experimentele rock van Radiohead drukten de grieven uit van jongeren die na de val van de Berlijnse Muur vast kwamen in ongebreidelde commercialisering en consumentisme. De één boos en verveeld, de ander triest en verloren.

    Muzikaal conservatisme

    Als muziek haar omstandigheden weerspiegelt, kan het geen verrassing heten dat we tot op zekere hoogte allemaal dansen op tonen van het dominante systeem: neoliberaal kapitalisme. Net als in andere sectoren hebben decennia van vrije markt en kapitalisme geleid tot monopolies in de muzieksector. We leven in een tijd waarin de muziekwereld wordt gedomineerd door drie grote bedrijven: Sony, Universal en Warner. Tijdens het proces van monopolisering dat plaats vond in de laatste decennia werden zelfs mastodonten als EMI en BMG opgeslokt door grotere spelers. Het doel van deze bedrijven is simpel: zo veel mogelijk winst maken.

    Artiesten en hun werk zijn niet meer dan ruilwaar. Wat volgens platenbazen het meest en met het minste moeite verkoopt is herkenning en homogeniteit. Voorbij zijn de dagen van koortsachtig zoeken naar het volgend talent, naar de volgende artiest wiens innovatief geluid een breed publiek kan raken – en winst kan opleveren. Popartiesten worden steeds meer gekneed: hun muziek wordt voor hen gemaakt, hun uiterlijk wordt voor hen bepaald. Waarom jagen als je kan kweken?

    Monopolies in de muziekindustrie moedigen muzikaal conservatisme aan. Een populair voorbeeld hiervan is de zogenaamde millennial whoop, een opeenvolging van twee intervallen die een tijd alomtegenwoordig was in commerciële pop, rock en R&B, van Kings of Leon tot Katy Perry. Een simpel, herkenbaar deuntje dat steeds opnieuw werd herhaald.

    Alle muziek is natuurlijk gebaseerd op herhaling, herkenbare geluiden en deuntjes, variaties op een thema. Maar wanneer wordt referentiële creativiteit mechanische duplicatie? Er is een belangrijke tendens in de pop naar steeds grotere eenheidsworst.

    Dit neoliberaal muzikaal conservatisme weerspiegelt de groeiende commercialisering van alle aspecten van ons leven. Dezelfde kleding-, koffie-, elektronica- en hamburgerketens domineren het uitzicht van hedendaagse steden. De monotonie die door kapitalistische propagandisten altijd aan communisme werd toegeschreven behoort steeds duidelijker toe aan het kapitalisme van de 21ste eeuw.

    Evenzo geven en gaven groepen mensen die een tegenstroom vormen tegen de heersende stroom – subculturen, contraculturen, revoltes en scènes – allemaal gestalte aan hun eigen geluid. Dit is, zoals elke kunst, een collectieve inspanning, een resultaat van de activiteiten van een resem mensen. Zulke nieuwe scènes gaan op zoek naar nieuwe geluiden, buiten traditionele grenzen.

    Ze gaan op zoek naar nieuwe manieren om een stem te geven aan observaties van zichzelf, hun sociale condities en de wereld rond hen. Deze inspanningen kunnen enkel overleven wanneer ze worden ondersteund door een toegewijde groep fans, muzikanten, promotoren, zalen, bloggers die zich verbonden voelen met dat nieuw geluid, vanuit hun eigen sociale condities en leefwerelden. Het nieuwe geluid groeit uit een discussie tussen een groep gelijkgestemden en wordt verspreid binnen en door een dergelijke groep mensen, die onlosmakelijk verbonden is met sociale ontwikkelingen.

    Grunge is ondenkbaar zonder de onderstroom van Seattle, black metal zonder de Noorse. De gediscrimineerde en uitgestoten jongeren uit de Bronx in de jaren ’70 creëerden hip hop. Gemarginaliseerde Londense jongeren kwamen begin jaren 2000 met grime. Deze stijlen en scenes hadden eigen zalen, netwerken en methodes om muziek te verspreiden, eigen sociale kringen en samenkomsten waarop ze rekenden om te overleven. Deze scènes komen steeds meer onder druk te staan. Kleine platenmaatschappijen kunnen niet concurreren met giganten; ze kunnen enkel overleven in markten die zulke molochen niet winstgevend achten. Wanneer Sony besluit dat één of ander nieuw genre geld in het laatje kan brengen vallen onafhankelijke labels als vliegen.

    Muziekmultinationals zijn in staat producten goedkoper en op groter schaal te verspreiden, bij consumenten die zelf onder druk staan van besparingen en lage lonen. Ze kunnen artiesten bovendien een hoger salaris bieden, een manier om van hun muziek te leven. Inschikkelijke artiesten worden gekneed om een breder publiek aan te spreken en de desbetreffende muziek wordt uitgehold. Intense samenwerking, een kenmerk van eender welk non-commerciële muziekscène verdwijnt, wat die uitholling enkel versterkt. Van NWA naar Kanye West in rap, van Emperor naar Sabaton in metal, van Dead Kennedys naar Green Day in punk.

    Neoliberalisme

    Achterliggend bij voorgaande processen zijn kenmerken van het kapitalisme in elke vorm. Desalniettemin konden de beperkte hervormingen van de naoorlogse periode in de meeste ontwikkelde economieën – hogere lonen en uitkeringen, meer voorzieningen en vrije tijd – deze processen gedeeltelijk tegengaan, ze creëerden de ruimte voor meer engagement. Ze boden natuurlijk geen oplossing. Neoliberaal kapitalisme, een terugkeer naar een wereld zonder zelfs deze kleine verworvenheden voor jongeren en de werkende klasse, maakte een eind aan deze periode.

    De effecten van neoliberalisme snijden diep binnen de onafhankelijke muzieksector, zowel live als opgenomen. De voortschrijdende monopolisering van de muziekmarkt doen heel wat onafhankelijke of niet-winst-gebaseerde festivals spartelen of verdwijnen. All Tommorow’s Parties, een innovatieve Engelse festivaltour – verdwenen. Quart in Denemarken – is verdwenen. Incubate uit Nederland is op sterven na dood. Ze worden weggeconcurreerd door evenementen als Northside, Best Kept Secret of Down the Rabbit Hole: festivals georganiseerd door multinationals, eerst voorzichtig gericht op een bepaalde niche om vervolgens volledig te commercialiseren. Mensen worden in de val gelokt van zwaar geadverteerde muziek “happenings” en betalen enorme ticketprijzen om in een lange rij te wachten op verwaterd bier.

    Technieken van massaproductie maken het mogelijk om albums gemakkelijk en goedkoop te maken en te verspreiden. Het internet maakte muziek toegankelijk voor miljarden mensen. Voor de digitale revolutie waren platenmaatschappijen het almachtig doorgeefluik tussen muzikanten en publiek. Ze controleerden wie iets kon verdienen en belemmerden muziek die te vooruitstrevend was (tenzij de onderliggende scène groot genoeg was). Vandaag kan bijna iedereen muziek online publiceren.

    In een economisch systeem gebaseerd op winst kunnen streaming-reuzen als Apple, Google, Spotify en Deezer dit grote aanbod echter uitbuiten om artiesten bijna niets te betalen. Als gewone fan door de waas van commerciële muziek breken is bijna onmogelijk. Je hebt een sterk netwerk van gelijkgezinde muziekliefhebbers, met heel wat tijd om handen – een scène – nodig om meer innovatieve muziek te leren kennen. In een wereld van alomtegenwoordige advertenties, enkel beschikbaar voor de Biebers en Kanye’s van deze wereld, is het voor niet-commerciële muzikanten moeilijker dan ooit om onder de aandacht te komen.

    Fans die fysieke exemplaren van hun favoriete albums willen, betalen steeds meer. De fysieke markt wordt steeds meer een luxemarkt. Dit is echter ook deels de manier waarop onafhankelijke labels en scènes vandaag overleven. Ze richten zich grotendeels op een deel van de middenklasse die zich nu en dan vinyl kan veroorloven. Dit is ook voor een deel waarom niet-commerciële scènes als drone overleven: ze hebben een loyale basis van fans met een beetje koopkracht.

    Aan de ene kant verzekert dit de voortzetting van (sommige) genres die bakens proberen verzetten. Aan de andere kant is het een laatste strohalm die de groei van die genres kan belemmeren. Het weerhoudt heel wat mogelijke muzikale helden uit de werkende klasse als Cobain of Curtis die genres te ontdekken en zorgt voor een scheiding tussen hen en de bredere maatschappij, waardoor de relevantie van de genres in kwestie afneemt. Bovendien eroderen neoliberale besparingen ook de welvaart van de middenklasse, en dus de financiële basis waarop vele onafhankelijke scènes rusten.

    Het schijnbare gebrek aan een nieuwe punk of grunge, een genre dat van de achterafstraten naar de chique televisieshows klimt, geeft de hedendaagse muziekwereld een stagnerend uitzicht. De oplossing is politieke strijd. Verzet tegen aanvallen op de leef- en werkomstandigheden van de meerderheid moet een programma door en voor artiesten inhouden, met eisen als directe democratische controle van artiesten, werknemers en publiek over grote labels, festivals en streamingdiensten.

    Dit zou moeten helpen met het bekostigen van gratis of erg goedkope repetitieruimtes en zalen. Publiek bezit van alle grote bedrijven zou de rest kunnen dekken, net als zekere woonsten en werk, degelijke lonen en uitkeringen en genoeg vrije tijd voor iedereen. Dit zou artiesten en scènes de mogelijkheid geven te overleven en trouw te blijven aan hun sociale wortels, zo de basis leggend voor muzikale revoluties.

    Zelfs de strijd voor verandering zelf zal een factor zijn in de creatie van nieuwe muziek. Occupy Wall Street en Black Lives Matter gaven een impuls aan een boel geëngageerde artiesten als Run the Jewels. Zij reflecteren het beste en slechtste van die bewegingen: experimenteel maar vaak apolitiek. Hun nieuwe album Run the Jewels 3 is in die zin een stap vooruit en vormt voor een deel de weerspiegeling van de politieke sprong van Occupy naar de Bernie Sanders-beweging.

    De Arabische revoluties creëerden de embryo’s van nieuwe, voornamelijk elektronische muziekscènes. Strijd brengt nieuwe vormen van muziek voort, maar moet ook een nieuwe maatschappij voorbrengen waarin nieuwe en vernieuwende muziek kan gedijen. De Russische revolutie, 100 jaar geleden, was een goed voorbeeld van beide. In een systeem dat muziek ziet als een pad naar winst is er geen alternatief mogelijk.

    [divider]

    Beeld: ‘Vertaling in geluid’ door Alejandra Abad

    ‘Vertaling in geluid’ werd gemaakt met inkt op waterkleurig papier in 2007. Het bestaat uit verschillende delen die samen een geheel vormen. Elk onderdeel varieert van licht naar donker afhankelijk van het gebruik van inkt. De illustraties werden gemaakt met eenvoudige en complexe lijnen. Muziek was het concept waarmee ik begon te tekenen op lege bladen. De timing en veranderingen van de muziek deden mijn handelingen versnellen of veranderen. Ik wilde het gewicht van geluid aantonen. De afbeelding van geluid werd visueel gebracht door het contrast tussen de inkt en de onaangeraakte achtergrond. Als de inkt het papier overnam, was het geluid ook de ruimte waarin ik zat aan het overnemen. Eenvoudige en complexe lijnen kregen vorm naargelang hoe ik het geluid begreep. Een van de tekeningen werd uitgekozen als de banner voor het Lollapalooza festival in Chicago. Lollapalooza en het School of the Art Institute of Chicago vierden de kunst van de studenten met een tentoonstelling die drie dagen duurde. Daar kon ik enkele van mijn favoriete artiesten ontmoeten.

    http://alejandraabad.com/lollapalooza-music-festival/

  • De muzikale nalatenschap van Prince blijft overeind

    princePrince Rogers Nelson, wereldwijd bekend als Prince, werd geboren op 7 juni 1958 als de zoon van een jazzpianist in Minnesota. Hij leerde zichzelf pianospelen tegen de leeftijd van 7 jaar en nog eens 7 jaar later had hij de gitaar en de drums onder de knie.

    Door Eljeer Hawkins

    De relatie van zijn ouders hield geen stand. Op school vormde hij zijn eerste funkgroep, Grand Central. Op 18-jarige leeftijd tekende hij een eerste contract met Warner Brother Records. Prince was erg verlegen en op zichzelf gekeerd. Maar Warner Bros besliste om Prince volledige controle te laten over zijn muziek en sound, dat was nooit gezien voor een nieuwe artiest van amper 18 jaar.

    Zijn eerste album, “For You”, kwam in 1978 uit in een periode van disco en de opkomst van een ander icoon van de funk en dance, Rick James van Motown Records. Dit album toonde een enorm talent: Prince maakte het album volledig alleen. Hij schreef de songs, zong, speelde alle instrumenten en zorgde voor de afwerking van het geheel. Het leverde een eerste hit op, “Soft and Wet.” Prince was hier om te blijven.

    De opkomst van Prince

     “…I’m not your lover

    I’m not your friend

    I am something that you’ll never comprehend…”

    – Prince and The Revolution, “I Would Die 4 U”

    Na het bescheiden succes van “For You” kwam Prince met een tweede album uit, naar zichzelf genoemd: “Prince”. Dit kwam in 1979 uit en leverde hits als “I Wanna be Your Lover” op. De sound omvatte verschillende genres van hard rock en funk tot sensuele ballades en dance-pop. De teksten van Prince zochten de grenzen tussen het profane en het spirituele op. Hij wierp zich op als het muzikale kind van James Brown, Sly Stone, Jimi Hendrix, Parliament Funkadelic en tal van andere artiesten. Daarnaast was er een invloed van de Glam Rock van muzikale pioniers als David Bowie en Lou reed. Prince ging die toer niet op, hij verlegde en verbreedde de grenzen van seksualiteit en mannelijkheid, zeker voor zwarte mannen. Hij toonde aan dat het geen probleem was om anders te zijn (of een “weirdo”). Hij ging in tegen de wijze waarop mannelijkheid en seksualiteit werden opgelegd door de samenleving. Met zijn muziek inspireerde hij een nieuwe generatie van LGBTQ-mensen en anderen die uit de kast kwamen, nadat ze jarenlang geïsoleerd en neerbuigend behandeld werden door een systeem dat leidt tot onverschilligheid tegenover menselijkheid en persoonlijkheid.

    In 1980 kwam “Dirty Mind” uit met Prince die op de coverfoto slechts een regenjas, bandana en bikini-ondergoed droeg. Op dit album gaat hij geen controverse uit de weg, “Head” gaat over het oraal bevredigen van de man, “Sister” over incest. De muziek bestond uit rauwe punk, dance en funk dat samen erg jong en rebels klonk. Weinigen in de rock and roll aanvaardden de stijl van Prince. Hij werd als voorprogramma van de Rolling Stones uitgejouwd. Niet alle thema’s in zijn teksten waren progressief, er waren elementen van misogynie (vrouwenhaat), patriarchiale visies en vrouwen die tot lustobject herleid werden. Het zorgde ervoor dat een vrouwelijk bandlid de groep verliet.

    In de volgende drie albums, te beginnen met “Controversy” waarvan de titelsong inspeelde op de ambiguïteit van zijn seksuele geaardheid en zijn raciale afkomst, ging de revolutie van Prince overstoord verder, ondanks de achtergrond van de contrarevolutie van Ronald Reagan in de jaren 1980. Hij bracht hits als “1999” of “Little Red Corvette”, dat het vooral goed deed bij de opkomst van MTV, muziekvideo’s en de opkomst van de megasterren van de jaren 1980 zoals Madonna en Michael Jackson.

    Een wereldwijde superster

     “…I never meant 2 cause you any sorrow

    I never meant 2 cause you any pain

    I only wanted 2 one time see you laughing

    I only wanted 2 see you laughing in the purple rain…”

    – Prince and The Revolution, “Purple Rain”

    Prince deed zes jaar over zijn zesde album, wat voor gelijk welke artiest lang is. Het album “Purple Rain” ging gepaard met het acteerdebuut van Prince en een semi-biografische film over zijn leven en zijn band, The Revolution – een multiraciale, gemengde groep van mannen en vrouwen met veel talent die deed denken aan Sly and the Family Stone van midden jaren 1960 en begin jaren 1970. “Purple Rain” was een enorme hit doorheen de wereld. Prince won er verschillende prijzen mee, waaronder een prestigieuze Oscar voor het beste filmlied. Het blijft een van de meest herkenbare songs en gitaarsolo’s uit de rockgeschiedenis.

    Prince kwam in een politieke storm terecht toen de christelijke rechterzijde zich keerde tegen offensieve taal in muziek en films. De song “Darling Nikki” vanop Purple Rain werd in een discussie in het parlement gebruikt als voorbeeld van “vuiligheid” in de kunst. Dit gebeurde door de Democratische verkozene in Tennessee en latere vice-president Al Gore. De discussie zorgde ervoor dat er een label op alle albums en later op CD’s kwam om de ouders te waarschuwen.

    Doorheen de jaren 1980 bleef Prince aanstekelijke songs schrijven en opmerkelijke teksten schrijven. Hij was erg actief en schreef ook hits voor Sheila E, Sheena Easton, Sinead O’Connor, Melissa Morgan, Chaka Khan, Vanity en Apollonia. Zijn concerten waren in die tijd opmerkelijk. In 1987 kwam het dubbelalbum “Sign o’ the Times” uit, volgens MTV een van de beste 100 albums ooit.

    Alles samen produceerde Prince 35 studioalbums en was hij goed voor meer dan 100 miljoen verkochte platen. Hij won 7 Grammy awards. Er bleven honderden onuitgegeven songs in zijn studio liggen in Paisley Park in Chanhassen, Minnesota, de staat waar hij geboren was en bleef wonen. Hij werd dood aangetroffen in zijn muziekstudio.

    De politiek van Prince

     “…Nobody got in nobody’s way

    So I guess you could say it was a good day

    At least a little better than the day in Baltimore

    Does anybody hear us pray

    For Michael Brown or Freddie Gray?

    Peace is more than the absence of war…”

    – Prince, “Baltimore”

    De politieke standpunten van Prince waren tegenstrijdig. Dit kwam ook tot uiting in zijn muziek. Hij schipperde tussen een compromisloze seksuele vrijheid waarbij je doet wat je wil, “los van wat anderen denken” tot een spiritualiteit die hem er na de dood van zijn ouders in 2001 toe bracht om de Getuigen van Jehova te gaan. Dat leek hem aan te zetten tot een meer conservatieve houding tegenover bijvoorbeeld het homohuwelijk. Toen Minnesota de 12de Amerikaanse staat werd die het huwelijk tussen mensen van hetzelfde geslacht mogelijk maakte, leek Prince geen standpunt in te nemen.

    In zijn teksten waarschuwde Prince voor de gevaren van oorlog in het Midden-Oosten, vernietiging door kernwapens, vreselijke inhaligheid door de top en hij steunde arbeidersstrijd. Prince steunde tal van liefdadigheidsinitiatieven zonder dat dit algemeen bekend was. Zo stuurde hij geld naar de familie van Trayvon Martin nadat die was doodgeschoten door de zelfaangestelde buurtwacht George Zimmerman in 2012. Prince wilde iets doen aan de problemen in het onderwijs en steunde progressieve eisen voor de hervorming van het onderwijs tegen de greep van Wall Street en co.

    De Black Lives Matter beweging zorgde voor inspiratie. Prince was geschokt door de gebeurtenissen in Ferguson en Baltimore. Hij gaf in een aantal steden concerten om de lokale gemeenschap te ondersteunen.

    Prince was lid van de vakbond, hij was al lang lid van zowel Twin Cities Musicians Local 30-73 (American Federation of Musicians) als SAG-AFTRA. Hij sprak zich meermaals uit tegen de greep van de bedrijfswereld op de muziek en zijn artiesten.

    Een belangrijke strijd van Prince was deze tegen Warner Bros en de muziekindustrie. Deze strijd ging over de eigendom, de rechten en het bezit van de “master tapes”. Dat is de basis van de controle van de muziekindustrie op de “intellectuele eigendom”. Warner Bros gaf Prince volledige muzikale controle over zijn product, maar het claimde zelf wel het bezit van al de rest waardoor het veel winsten kon boeken met een van de meest succesvolle artiesten in de geschiedneis. Prince zou het woord ‘slaaf’ op zijn rechterwang schrijven en zijn naam veranderen naar een onuitspreekbaar symbool, dat de symbolen voor man en vrouw combineerde. “Mensen denken dat ik gek ben omdat ik ‘slaaf’ op mijn gezicht schrijf. Maar als ik dat niet kan doen, wie ben ik dan?”, vroeg Prince. Zijn muziek in deze periode was niet bepaald spectaculair. Hij probeerde onder zijn contract met Warner Bros uit te geraken, maar moest tegelijk nog verschillende albums uitbrengen. In 2014 ging hij opnieuw in zee met Warner Bros nadat hij eindelijk de master tapes van zijn vroege werk volledig in handen kreeg.

  • Georkestreerde besparing

    Er was een tijd dat de groten der muziek het nog aandurfden de falende heersende elite bij de strot te grijpen. Soms openlijk, zoals de stoutmoedige Beethoven, die niet wilde wijken voor de koets van de prins. Soms subtiel verborgen, zoals Sjostakovitsj, die met gevaar voor eigen leven in zijn muziek de strijd aanging met het stalinisme.

    Lezersbrief door Frederik De Groeve, afgelopen weekend verschenen in ‘De Standaard’

    De kersverse intendant van het Nationaal Orkest van België, Jozef De Witte, zou aan hen een voorbeeld kunnen nemen. Ik begrijp zeer goed dat in de culturele sector, zoals in vele andere sectoren, angst heerst voor de drieste wijze waarop de huidige regering er de hakbijl inzet. Maar het is compleet misplaatst om te jubelen voor de langzame aderlating als alternatief op de botte bijl (DS 24 september) .

    De Witte is ‘opgelucht’ dat er geen sociaal bloedbad komt, maar tegelijkertijd zal op termijn wel een kwart minder muzikanten aan de slag kunnen dan vandaag het geval is. Peter de Caluwe, directeur van de Munt, ziet hierin geen besparing maar een ‘investering in de toekomst’. Het moet aangenaam kijken zijn door de bril van de heer De Caluwe!

    Het aantal muzikanten zal afnemen door ‘natuurlijke afvloeiingen’: dat verandert geen jota aan het reële banenverlies in de sector. Voor de huidige generatie muziekstudenten is dit een slag in het gezicht. En wat met die nieuwe generatie muzikaal getalenteerde jongeren die binnenkort een studiekeuze moeten maken? Welk signaal krijgen die? Ga toch maar voor boekhouder of tandarts studeren, want gepensioneerde muzikanten worden niet langer vervangen.

    Dan heb ik het nog niet gehad over het concertaanbod. Zal één orkest hetzelfde aanbod kunnen brengen als twee? Opnieuw inleveren dus voor de cultuurliefhebber. En waarom alweer precies?

    Het moet gezegd, het getuigt van creativiteit om de besparingsoperatie van Didier Reynders (MR) voor te stellen als een ‘wervend artistiek project’ en een ‘langetermijnperspectief’. Sta me toe niet onder de indruk te zijn. Het wordt tijd dat we, in de geest van Beethoven en Sjostakovitsj een artistiek project aanvangen dat zich niet laat beperken en beknotten door het huidige achteruitgangsdenken, maar hierop juist een alternatief biedt en de voorbode is voor maatschappelijke vooruitgang. Durf te kijken naar dirigent Gustavo Dudamel en zijn orkest El Sistema! We vergeten al te gemakkelijk dat het ons anno 2015 niet ontbreekt aan middelen of talent, enkel aan perspectief. Viva la musica!

  • Seksisme in de muziekindustrie betwist

    Het optreden van Miley Cyrus op de Video Music Awards en haar video ‘Wrecking Ball’ hebben geleid tot een stroom van reacties. Alle kranten reageerden, zo riep The Sun Cyrus op om ermee te stoppen. Sinead O’Connor stuurde een open brief. Ze had het over de muziekindustrie die vrouwen uitbuit voor het geld. O’Connor vatte het als volgt samen: “Ik zit al lang genoeg in de branche om te weten dat mannen meer geld verdienen dan jij als je naakt verschijnt.”

    Becci Heagney

    Een aantal commentatoren stelde dat het om bevrijding gaat. Het klopt dat het positief is dat vrouwen hun lichaam niet moeten verstoppen. Doorheen de vrouwenbewegingen van de jaren 1960 en 1970, waarbij seksuele bevrijding een belangrijke doelstelling was, hebben veel vrouwen het vertrouwen gehaald om hun seksualiteit te uiten.

    Is er dan iets fout als vrouwen als Miley Cyrus zichzelf wel heel erg bloot geven in muziekvideo’s? We moeten uiteraard voorzichtig zijn om geen oordeel over individuen te vellen, maar een belangrijke vraag is toch: wie haalt hier voordeel uit? Gaat het om bevrijding als alle vrouwen in een wel erg beperkt beeld van seksualiteit worden geduwd?

    Gebruikt door de media

    Het gaat hier niet om vrouwen die zichzelf naar voor schuiven zoals ze dat willen, het gaat om vrouwen die gebruikt worden door de media en de muziekindustrie.

    In een bijdrage in het debat rond Cyrus verklaarde Charlotte Church: “De cultuur van een denigrerende voorstelling van vrouwen is zo breed verspreid in de popmuziek dat het routine is geworden, van de manier waarop we behandeld worden door het management en de platenfirma’s tot de wijze waarop we aan het publiek worden voorgesteld.”

    Het is niet alleen de manier waarop vrouwen voorgesteld worden, maar ook wie het achter de schermen voor het zeggen heeft. De Financial Times stelde dat de 40 best verkochte albums vorig jaar min of meer gelijk verdeeld waren onder mannelijke en vrouwelijke artiesten, maar de overgrote meerderheid werd geschreven en uitgebracht door mannen. De organisatie van schrijvers en componisten telt slechts 13% vrouwen onder haar leden.

    Spotify, dat online muziek aanbiedt, stelt dat mannen minder dan vrouwen naar artiesten van het andere geslacht luisteren. Onderzoek wijst uit dat mannen goed zijn voor 65% van de aankopen van muziek en dat ieder genre meer door mannen dan door vrouwen wordt beluisterd.

    De muziekindustrie wordt gecontroleerd door een handvol zakenlui die superrijk worden door de talenten van vrouwen en mannen uit te buiten. De rijke bazen, doorgaans mannen, beslissen wat het hoofdzakelijk mannelijke publiek volgens hen wil. Vrouwen worden daarbij gezien als een manier om een product te verkopen en winst te maken.

    Dit betekent niet dat er geen succesvolle vrouwelijke artiesten zijn die algemeen erkend worden voor hun talenten. Het gebeurt echter maar al te vaak dat vrouwelijke artiesten op hun uiterlijk beoordeeld worden.

    Zoals in de meeste andere onderdelen van ons leven onder het kapitalisme, is er de indruk dat meer waarde wordt gehecht aan hoe vrouwen eruit zien dan aan wat ze zeggen of doen. De muziekindustrie weerspiegelt hoe macht, geld en controle gebruikt worden in de samenleving. Het geeft ook aan hoe alles koopwaar wordt dat kan gekocht en verkocht worden. Artistieke talenten worden aan banden gelegd in het belang van de winsten.

    Het kapitalisme doet zich voor als een systeem vol keuzes. We zien echter dat popsterren er vandaag steeds meer hetzelfde uitzien en dezelfde muziek brengen. Die muziek is er niet op gericht om een beeld te brengen van het leven van de gewone werkende bevolking.

    Geen markt

    Alles wat anders is, wordt vaak gezien als iets waar “geen markt” voor is. Artiesten die niet in de pas lopen, krijgen amper steun van de muziekindustrie.

    Het effect op hoe vrouwen voorgesteld worden, is groot. Het gaat om een eenzijdig beeld waarbij vrouwen aan mannen onderworpen worden of louter dienen om naar gekeken te worden.

    Tijdens de Video Music Awards maakte Cyrus een opvallende verschijning in een latex bikini waarbij ze zich aan zanger Robin Thicke onderworp. Die verklaarde dat ‘Blurred Lines’ over de verhouding tussen mannen en vrouwen gaat, maar algemeen wordt aangenomen dat het over de ‘moeilijke grens’ tussen seks met onderlinge toestemming en verkrachting gaat. In de video zijn Thicke en zijn mannelijke artiesten volledig gekleed terwijl de vrouwen in hun ondergoed dansen, een van de vrouwen wordt op haar knieën gebracht door een bevel van een man. Thicke zingt daarbij ‘Ik haat deze moeilijke grenzen, ik weet dat je het wil’.

    De video ‘Wrecking Ball’ van Cyrus werd gemaakt door de beruchte fotograaf Terry Richardson. Hij stelde eerder dat het bij fotoreeksen soms zover komt dat modellen “seksuele acts uitvoeren” voor hem en dat hij zelf “een machtige kerel” is die “al die meisjes domineert.”

    Muziek is echter ook een uitdrukkingswijze die kan gebruikt worden voor protest en rebellie van vrouwen, denk maar aan de beweging ‘riot grrrl’ in de jaren 1990 of het recente protest van de Russische band Pussy Riot.

    De discussie rond het gedrag van Miley Cyrus heeft tot een belangrijk debat geleid op een ogenblik dat het protest tegen seksisme toeneemt. Vrouwen moeten hun campagne ook richten op de muziekindustrie. Campagnes tegen seksisme of verkrachting zijn belangrijk en moeten zich tegen alle voorbeelden ervan richten als onderdeel van de strijd voor een alternatief op het kapitalistische systeem dat aan de basis ervan ligt.

  • Geen rap zonder standpunt in te nemen

    Rapmuziek vormt samen met breakdance, graffiti en dj’en onderdeel van hiphop. Het staat voor Rythms and Poetry, ritme en poëzie. Deze muziekstijl is in de achtergebleven wijken van de Bronx in New York ontstaan in de jaren 1970. Sindsdien is de rol van rappers sterk veranderd. Aanvankelijk werd niet gesproken van geëngageerde of bewuste rap, dat was immers evident.

    Artikel door Yves (Luik) uit de oktobereditie van ‘De Linkse Socialist’

    Vandaag is er steeds meer rap zonder boodschap, gewoon ter ontspanning of om te feesten. Heeft de muziek haar ziel aan de winst verkocht? Hoe komt het dat we van politiek geëngageerde rappers met wortels in hun gemeenschap in de periode na de burgerrechtenbeweging en de Black Power zo snel zijn overgegaan naar de studiogangsters, de gedroomde helden van het kapitalisme met hun drang naar winst en gebrek aan respect voor vrouwen, die vandaag de radio en televisie domineren?

    De school van de straat

    “Kunst is geen op zichzelf bestaand en zichzelf voedend gegeven, maar een uitdrukking van de sociale mens en dus onlosmakelijk verbonden met zijn omgeving en levenswijze.” (1)

    Kunst is een sociaal fenomeen en artiesten hebben een sociale verantwoordelijkheid tegenover hun gemeenschap en hun kunst. Hiphop ontwikkelde in de zuidelijke wijken van de Bronx in New York. Dat gebeurde in het decennium dat volgde op de moord op Malcolm X en Martin Luther King jr., in een periode dat FBI-baas J. Edgar Hoover er alles aan deed om de revolutionaire zwarte leiders en hun retoriek tegen het kapitalisme van het toneel weg te krijgen. Er was een radicalisering waarbij de zwarte beweging (zoals die van de Black Panthers) van een zwart nationalisme opschoof in de richting van een kritiek op het kapitalisme en een openheid voor socialistische standpunten.

    De imperialistische oorlog in Vietnam stuurde jonge zwarten duizenden kilometers van huis om afgemaakt te worden. Gangs en drugs (crack en heroïne) zorgden voor een slagveld in de stedelijke getto’s. Bovendien was er het einde van de naoorlogse groei en maakte het economische keynesiaanse beleid van staatsinterventies plaats voor een neoliberale koers met fiscale voordelen voor de bedrijven en desindustrialisering in stedelijke gebieden die volledig aan hun lot werden overgelaten. Dat versterkte de ontwikkeling van getto’s op etnische basis met een enorme werkloosheid (de officiële werkloosheidsgraad onder bepaalde groepen jongeren liep op tot 60%) en erg lage lonen in vergelijking met de rest van de VS tot gevolg. Dat zorgde voor de materiële basis waarop de hiphop ontstond.

    Historisch gezien was het Afrika Bambaata die in 1973 de gang Black Spades omvormde tot Universal Zulu Nation en voor het eerst de term hiphop gebruikte om een culturele beweging op basis van vrede, liefde en eenheid te beschrijven. De energie van de gangleden werd op die manier op iets positief voor de gemeenschap gericht.

    Onze eigen geschiedenis beschrijven

    Rap heeft jongeren van verschillende etnische achtergronden toegelaten om zich politiek, sociaal en cultureel uit te drukken. Ze brachten een beeld van de situatie in hun wijken: politiegeweld, discriminatie bij aanwervingen als er al werk was, afbouw van het publieke onderwijs, afwezigheid van aandacht van de lokale verkozenen,… Deze vergeten generatie hield zich bezig met het beschilderen van achtergelaten treinstellen en muren waardoor ze zichtbaar werd in de publieke ruimte.

    Deze generatie had geen toegang tot de muziekinstrumenten van hun ouders die blues en jazz brachten, ze hadden enkel hun stem. Daarom begonnen ze creatief met taal om te gaan en ritmische poëzie te brengen op de muziek van hun ouders (via dj’en) of door zelf beats te produceren in de vorm van beatbox.

    Het was in 1982 met ‘The Message’ van Grandmaster Flash and the Furious Five dat de beschrijving van de levensomstandigheden in de getto in de vorm van sociale rap ook commercieel succes begon te kennen.

    Een aantal rappers uit de jaren 1980 (zoals KRS-One) deden oproepen en lagen mee aan de basis van bewegingen tegen geweld in de wijken. Ze gingen in tegen de zelfvernietigende weg die veel jongeren volgden. Ze stimuleerden jongeren om zichzelf te scholen en kennis op te doen om uit de vicieuze cirkel van armoede en uitzichtloosheid te geraken.

    De groep Public Enemy werd bekend met ‘Fight The Power’, waarbij werd gepleit voor sociale en collectieve verandering, wat werd gekoppeld aan anti-imperialisme en culturele identificatie. Tupac, zoon en petekind van een Black Panther, stelde dat het doel niet was om geweld te promoten, maar “integendeel om een gedetailleerd beeld van de levensomstandigheden in de getto’s te brengen in de hoop dat er verandering zou komen.” Dat gebeurde zonder het aan een politieke organisatie te koppelen. Culturele werkers, zoals hiphopartiesten, moesten meer doen dan rappen over hun problemen, ze moesten eigenlijk ook organisaties opbouwen en steun ophalen om zich politiek te organiseren met de steun van hun fans. (2)

    Van 50 cent tot 100 miljoen

    Vandaag is hiphop een internationaal fenomeen dat commercieel interessant is. Er worden jaarlijks voor miljarden dollars aan cd’s, kledij en accessoires verkocht. Dr. Dre was in 2011 goed voor 110 miljoen euro inkomsten enkel en alleen om zijn naam aan hoofdtelefoons te verbinden.(3)

    De Amerikaanse ‘Telecommunication Act’ regelde de eigendom van radio- en televisiezenders om er een ‘gedereguleerde markt’ van te maken. Volgens het Amerikaanse parlement was zo’n deregulering “beter voor de belangen van het publiek.” Het resultaat was vooral dat alle kleine lokale zenders werden overgenomen door grote ketens. Ze verloren hun lokale rol in de gemeenschap en werden onderworpen aan het stelselmatige gebruik van standaard afspeellijsten waardoor je op alle zenders dezelfde deuntjes te horen krijgt.

    Het beeld van de dealende rapper en gangster was enkel mogelijk door de neoliberale deregulering van de markten die ervoor zorgde dat alle onafhankelijke muziekproducenten werden opgekocht door vier grote bedrijven (Sony/ATV, EMI, Universal, Warner) die in 2000 al goed waren voor meer dan 80% van de wereldwijde muziekindustrie. Deze bedrijven investeren sterk in de aanwezigheid van hun muziek op de radiozenders of ze zijn zelf eigenaar van die zenders. Hierdoor is de ruimte voor onafhankelijke artiesten steeds beperkter. Deze bedrijven hebben er uiteraard geen belang bij om artiesten die het kapitalistische systeem in vraag stellen te promoten. Er wordt een imago van authenticiteit en street credibility in beeld gezet door een blik stereotypen en vooroordelen open te trekken. Daarmee wordt bovendien het beleid van discriminatie zoals politiecontroles op basis van huidskleur goed gepraat. Het zorgt er bovendien voor dat het grote aantal gevangenen onder kleurlingen wordt aanvaard.

    Met de huidige technologische mogelijkheden zoals het internet verliezen de radiozenders en muziekbedrijven een deel van hun monopolie op de distributie. Dat leidt meteen tot een terugkeer van geëngageerde rappers met een bewuste en politieke boodschap brengen.

    Er zijn slechts enkele rappers die een socialistisch standpunt innemen (Dead Prez, Immortal Technique). Maar er is wel een toename van het aantal rappers dat ingaat tegen de praktijken van totalitaire regimes (Weld-El 15 in Tunesië werd hiervoor recent veroordeeld tot 22 maanden gevangenisstraf) of steun geeft aan protestbewegingen (zoals het collectief Y’en a marre in Senegal). Er is politieke en geëngageerde rap, maar deze raakt niet zo snel en grootschalig bij ons als de laatste artiest die een stereotype beeld van een kleurling brengt.


    Voetnoten

    1. Leon Trotski, “Literatuur en revolutie”, 1924
    2. Marable, “The Politics of Hip Hop.”
    3. http://www.dailymail.co.uk/news/article-2199025/Dr-Dre-built-headphones-empire-paid-110million-year.html

      http://www.hamptoninstitution.org/capitalismhiphoppartone.html#.UjixYY6_Zc8 How Capitalism Underdeveloped Hip Hop: A People’s History of Political Rap, Derek Ide

      http://www.socialistworld.net/doc/1044 The politics of hip hop, Nicki Jonas


0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop