Your cart is currently empty!
Tag: Maarten Boudry
-
Maarten Boudry: fluiten in het donker in dienst van de neoliberale globalisering

Op 10 maart publiceerde de wetenschapsfilosoof Maarten Boudry een essay over de weldaden van de globalisering in De Morgen. De academicus voelde zich geroepen om stemmen die opperen dat de globalisering deels wordt teruggedraaid tot de orde te roepen. Wanneer – zoals met de abrupte economische sancties tegen Poetins regime, het terugtrekken van multinationals uit Rusland en groeiende spanningen met China – een rooskleurig wereldbeeld van toenemende kapitalistische integratie en vermeende “vooruitgang” fundamenteel wordt ondermijnd, loopt de oude ideologie bij haar meest doctrinaire vertegenwoordigers doorgaans nog een kortademig rondje verder.
Door Peter (Leuven)
Wereldwijde aanvoerketens liepen spaak omwille van de veranderde patronen van consumptie tijdens de pandemie. Kapitalistische just in time-productie – bedoeld om winsten te optimaliseren – zorgde voor tekorten, onvermijdelijke flessenhalzen en draagt bij aan de sterk oplopende inflatie. Net zoals klimaatverandering de wereldwijde voedselproductie verstoort en een factor is in stijgende prijzen. Ook daarover geen woord: Boudry wacht – recht in de leer – nog altijd op een kapitalistisch-technologische fix om de effecten van klimaatverandering te stoppen. Dus veegt hij de tastbare gevolgen voor werkende mensen handig onder de mat.
Oekraïne is de graanschuur van een groot deel van de wereld. Maar over stijgende broodprijzen – die in de neokoloniale wereld kunnen leiden tot voedselrellen en mogelijk nieuwe revoluties tegen de heersende elites – opnieuw geen letter in Boudry’s betoog. “Libanon importeert 50 procent van zijn tarweconsumptie uit Oekraïne, gevolgd door Libië met 43 procent, Jemen met 22 procent en Bangladesh met 21 procent.” (Knack, 3/3/22). Was de globalisering ooit een factor in het laag houden van prijzen omwille van de superuitbuiting in onder meer Chinese fabrieken, dan jaagt ze in een fase van kapitalistische wanorde destabiliserende prijsstijgingen aan.
Veralgemeende “inflatie” is de tastbare realiteit die velen in de portefeuille voelen. Maar het woord “inflatie” slaagt erin, verrassend genoeg, om nergens te vallen in het hele betoog van Boudry! Krampachtig de illusie in stand houdend dat we nog steeds in de beste van alle mogelijke werelden leven. Boudry’s analyse gaat gebukt onder steeds flagrantere blinde vlekken. Zo vergaat het propagandisten van het winstsysteem, blind hun leerstellingen belijdend in een kapitalistische wereld die in diepere crisissen wegzinkt.
Een hele catalogus van blinde vlekken: Boudry heeft net zo min in zijn essay aandacht voor de pogingen van de Europese Unie om zich minder afhankelijk te maken van Russische gasproductie. De Amerikaanse regering-Biden besliste om een ban op Russische olie in te voeren. Het Amerikaanse imperialisme moet gaan bedelen bij dat andere toonbeeld van “vrijheid, democratie en lgbtq-rechten” Saoedi-Arabië om de olieproductie op te drijven. Een vicieus dictatoriaal regime dat in Jemen een menselijke catastrofe aanricht en al langer het oppompen van olie afremt omwille van onvrede met de eigen bondgenoten in Washington.
Het zijn tastbare elementen van deglobalisering in het kader van een opflakkerende nieuwe Koude Oorlog. Die wordt met de oorlog in Oekraïne een stuk warmer, met een gevaarlijke nucleaire dreiging er bovenop. Het kapitalisme lijkt een nieuw tijdperk van wereldwijde wanorde en toenemend protectionisme in te gaan. Met het VS- en Europese imperialisme aan de ene kant en het Chinese en Russische imperialisme – voorlopig nog in een bondgenootschap – aan de andere kant. Een voor de werkende klassen en armen giftige cocktail van opgeklopt nationalisme, klimaatrampen, geopolitieke spanningen, sociale achteruitgang en oorlog. Maar ook met een potentieel van revolte en revolutie tegen de barbarij van het afgeleefde kapitalisme.
Het kapitalisme probeert reeds 4 decennia een geleidelijke economische en politieke crisis toe te dekken met schuldenbergen en verhoogde uitbuiting. Maar vandaag in de nieuwe realiteit van kortere economische groeiperiodes en langer durende crisissen. Zoals ook beschreven door Engels, de compagnon van Marx, in zijn analyse van de depressie van de jaren 1870 tot begin jaren 1890. Een crisis waar het systeem toen tijdelijk uitkwam door de verovering van nieuwe markten en de ontwikkeling van het imperialisme. Tot die vroege faze van kapitalistische globalisering omsloeg in de verwoestende barbarij van Wereldoorlog I. Een politiek van concurrentie om markten en invloedsferen met andere, militaire middelen.
Marx had in Engeland een kapitalisme van conjuncturele overproductiecrisissen geanalyseerd. Hij reikte ook de sleutels aan voor de analyse van fasen van depressie. Een periode waarin de tegenstellingen van het systeem meer structureel worden: de neiging van de winstvoeten om te dalen in de productieve sectoren van de economie – zoals in de jaren 1960 tot begin jaren 1980 – en de neiging naar overaccumulatie van kapitaal, in het bijzonder wanneer veralgemeend in de lonen wordt gesneden om de winstvoeten terug te herstellen. Zoals tijdens de afgelopen 40 jaar van neoliberale besparingen op onze levensstandaard.
Boudry gaat ook voorbij aan de plannen van het Amerikaanse kapitaal en de Europese heersende klassen om, gesmeerd door overheidssubsidies, de productie van elektronische chips naar de eigen regio terug te brengen. Een strategisch vitale economische sector die ze nu eenmaal niet aan de “globalisering” en haar naïeve profeten kunnen overlaten, nu het wereldkapitalisme meer neigt naar het militair en via economische sancties uitvechten van de concurrentie tussen imperialistische machtsblokken.
Het klopt dat het terugbrengen van wereldwijde aanvoerketens naar het westen, of op z’n minst de eigen regio, slechts in een kleine minderheid van de gevallen is gebeurd tijdens de pandemie. Multinationals hebben deze optie wel onderzocht, maar zo’n ingewikkeld proces zou jaren duren. De meeste kapitalisten waren finaal niet bereid om hun meerwinsten op basis van superuitbuiting in lageloonlanden als China op te geven.
Om problemen in de aanvoerketens te vermijden werd eerder gekeken naar diversificatie in China zelf of werd uitgekeken naar andere lageloonlanden. Afhankelijkheid van slechts één leverancier van bv. grondstoffen, zoals de Financial Times rapporteerde, was niet langer houdbaar. En er werden grotere voorraden aangelegd: ‘just in time’ werd omgevormd tot ‘just in case’. Enkel voor strategisch essentiële sectoren of in het kader van stimulansplannen met elementen van een groene transitie – en op voorwaarde dat private winsten worden gesubsidieerd door de overheid – is het kapitaal bereid om productie hier te houden of te reshoren.
Deed de globalisering de armoede dalen?
Boudry herhaalt zijn bekende refrein dat de “globalisering” de armoede wereldwijd deed dalen. Hij baseert zich daarvoor op de rapporten van de Wereldbank omtrent “extreme armoede”. De belangrijkste factor voor de officiële daling van extreme armoede is echter de opkomst van kapitalistisch China.
Sinds vooral de jaren 1990 – ongeveer 40 jaar na de start van de kapitalistische bloeiperiode in het westen – kende China een graduele overgang naar kapitalistische eigendomsrelaties. De voormalige stalinistische, van bovenaf en bureaucratisch gedirigeerde planeconomie maakte plaats voor China als goedkope “fabriek van de wereld”. Een speeltuin voor westerse multinationals, zonder onafhankelijke vakbonden die in andere landen dikwijls nog een rem zetten op de uitbuiting. Periodes van sterke kapitalistische groei gedurende enkele decennia zijn ook in het westen voorgekomen. Het punt is, en dat vergeten propagandisten als Boudry, dat de interne tegenstellingen van de kapitalistische productiewijze het systeem uiteindelijk altijd doen stokken, zoals vandaag ook in China gebeurt.
De periode van “7 decennia van toenemende welvaart” na de Tweede Wereldoorlog dekt een breuklijn midden jaren 1970 toe. Het wereldkapitalisme ging toen een fase in van verval, herstel van winstvoeten ten koste van de lonen en levensstandaard, hogere armoede, toenemende uitholling van arbeidscontracten, ondermijning van de balans werk-gezin, exploderende langetermijnziekte als uitwas van de neoliberale tredmolen die Boudry professioneel opleukt, gebrek aan perspectief voor jongeren, crisis in ondergefinancierde sectoren als gezondheidszorg en onderwijs, en blijvend seksisme, racisme en achterstelling,…
De traditionele partijen verloren stelselmatig hun meerderheden in verkiezingen. Niet zo moeilijk om te zien waarom! Behalve als je een professionele pilaarbijter van de marktgerichte incrowd bent, zoals er in de burgerlijke media wel meer rondlopen (daarom vertrouwt niemand hen nog en worden ze platgesubsidieerd door overheden waar tegenover ze kritisch beweerden te zijn).
Boudry erkent zijdelings dat de marktgedreven globalisering niet enkel rozengeur en maneschijn opleverde. Werkenden in westerse bedrijven zagen hun jobs gedelokaliseerd worden. En dan is er nog dat kleine detail van het vaccinnationalisme. Boudry stelt de ontwikkeling van vaccins voor als een triomf van internationale samenwerking en dus “globalisering”. Zowel het Chinese staatskapitalisme als het westerse kapitalisme hadden tijdelijk een gemeenschappelijk belang in het vinden van vaccins tegen een ziekte die hun economieën en maatschappelijke stelsels ondermijnde. Het neemt niet weg dat de Chinese dictatuur aanvankelijk de uitbraak van het sterk overdraagbare virus probeerde te ontkennen en toe te dekken. De farmaceutische industrie nekte elke poging om de patenten vrij te geven, wat de Biden-administratie even opperde. Tot zover de “internationale samenwerking” omtrent de vaccins.
Vandaag staan de imperialistische machtsblokken met openlijk getrokken messen tegenover mekaar. Wie secundaire elementen met fundamentele processen verwart en schijn met werkelijkheid, zoals Boudry, zal geen betrouwbare gids zijn in de woelige periode van kapitalistisch verval die zich voor ons opent. Eerder een heilloos prediker in de kapitalistische woestijn.
Zelfs als er een opening komt voor een einde aan de oorlog in Oekraïne dan zal de nieuwe Koude Oorlog een bepalende factor blijven. Niet omdat geopolitiek “de economie” begint te domineren – zoals de commentator Martin Wolf suggereert – maar net omgekeerd. Zoals de marxist Lenin stelde: politiek is “geconcentreerde economie”.
Die kapitalistische economie komt na 40 jaar geleidelijke en kunstmatig toegedekte crisis voor een meer instabiele periode van verval en wanorde te staan. Net omwille van de zo lang opgehoopte tegenstellingen – inzake schuldenbergen, overaccumulatie van kapitaal, ongelijkheden in rijkdom en armoede, ondermijnde reserves bij de middengroepen, uitbreiding van het aantal zombiebedrijven, zeepbellen op de beurzen en huizenmarkten,… – zal het moeilijker worden om terug een schijn van stabiliteit en de “normale” groei en recessie-cyclus te creëren. Groei wordt korter en instabieler, crisis wordt meer ingebakken. De dialectiek bijt kortzichtig kapitalistisch crisisbeheer in de staart. Het futiele en van de realiteit losgezongen “pragmatisme” van de kleinburgerij en grote delen van de vakbondsleidingen bereidt een opening voor revolutionaire en marxistische ideeën voor.
De keuze is er niet een, zoals Boudry denkt, tussen globalisering en autarkie (een economisch op zichzelf terugplooien). Op kapitalistische basis is globalisering – de vrijmaking en internationale ineenschakeling van markten – altijd een tijdelijk fenomeen. Eigen aan periodes van relatieve groei. Periodes van diepe crisis neigen naar het omkeren van die trend en naar protectionisme. Nog nooit in de geschiedenis van dit systeem werd een periode van “globalisering” niet gevolgd door protectionisme, geopolitieke conflicten en oorlog. Het crisiskarakter van het winstsysteem – de wetmatigheden van crisis voortkomend uit de concurrentie tussen kapitalen – verpulvert telkens weer de verwachtingen van “geleidelijke en vreedzame vooruitgang”. Het alternatief op de onvermijdelijk falende kapitalistische globalisering is niet economisch op zichzelf terugplooien, maar socialistisch en strijdbaar internationalisme.
Ofwel sleurt de kapitalistische klasse de maatschappij de dieperik in van economisch en sociaal verval, oorlogen en aftakeling. Ofwel wint de arbeidersklasse in haar strijd voor degelijke lonen, sociale zekerheid en een democratisch socialistische breuk met het kapitalisme. De werkende massa’s, de jongeren en armen dienen dit systeem omver te werpen om te bouwen aan een economie onder controle van de werkende meerderheid: met democratische verkiezingen op de werkvloer, permanente afzetbaarheid van vertegenwoordigers, getrapte arbeidersdemocratie,… in een democratisch geplande economie in België en op wereldvlak.
-
Boudry’s abstracte rangschikking van gruwel raakt kant noch wal
Verdediger van het status quo maakt gevaarlijke sprongen in vergelijking tussen nazisme en ISIS-terreur.
De afgelopen maanden heeft de wetenschapsfilosoof Maarten Boudry zich wel meer opgeworpen als iemand die weinig blijk gaf van historisch begrip. Zijn propagandacampagne is eenvoudig samen te vatten in drie stellingen: (1) de islam is slecht, (2) links steunt de islam en is verantwoordelijk voor terreur in naam van de islam, (3) het verleden heeft aangetoond dat radicaal-links (waarbij onvermijdelijk het stalinisme wordt bovengehaald) dictatoriaal was en bijgevolg zal elke radicaal-linkse stroming onvermijdelijk opnieuw dictatoriaal worden. Twee vijanden voor één strijd. Enige zin voor nuance of de nodige feitenkennis zijn niet aan de wetenschapsfilosoof verloren gegaan.Reactie door Geert Cool
Het onderbouwen van zijn stellingen gebeurt amper of alleszins zonder het nodige onderzoek van feiten dat je van een wetenschapsfilosoof zou verwachten. Zo verweet hij eerder de antifascistische campagne Blokbuster “postmodern relativisme.” Op Twitter beweerde hij vervolgens dat dit niet zo bedoeld was en dat de zin over dat postmodern relativisme was toegevoegd door een journalist. De antiracistische schrijver Ico Maly moest Boudry er meermaals op wijzen dat hij niet langer als coördinator van Kif Kif werkzaam was. Feiten mogen niet in de weg van een goed propagandaverhaal staan, zo lijkt het.
Het is opmerkelijk dat Boudry zoveel tijd steekt in het waarschuwen voor het gevaar van wat hij extreemlinks noemt, maar minder problemen heeft met neonazi’s die openlijk betogen en dit aangrijpen om over te gaan tot dodelijk geweld zoals in Charlottesville. “Ik leef liever in een land waar het nazi’s toegelaten is om te betogen,” stelde Boudry op Twitter met het argument dat een verbod maakt dat we het gevaar van de nazi’s niet zouden zien (of hij hetzelfde denkt over expliciete en uiterlijke steun aan ISIS is niet duidelijk). Meteen na de dodelijke terreur in Charlottesville komt een dergelijke stelling als een slag in het gezicht van de slachtoffers. Het werd gevolgd door een nieuw debat over de stelling van Boudry dat het terrorisme van Islamitische Staat gevaarlijker en gruwelijker is dan het nazisme.
Een soort rangschikking van gruwel en geweld maken, is steeds oneerbiedig voor de slachtoffers van ‘lager gerangschikt’ geweld. Het geweld van reactionaire fundamentalisten in zowel Charlottesville als Barcelona is gruwelijk. Vanuit zijn ivoren toren maakt Boudry echter op abstracte wijze een afweging van reactionaire terreur en geweld. Het wordt zodanig abstract dat het religieuze element bij IS voor Boudry de weegschaal in die richting doet overhellen. De historische realiteit wordt evenwel niet bepaald door abstracte weegschalen: de waarheid is concreet.
Trotski antwoordde in ‘Hun moraal en de onze’ onder meer op diegenen die fascisme en communisme (eigenlijk stalinisme) over één kam scheerden. “Karakteristiek voor dit aan elkaar koppelen en vergelijken is dat men er iets volkomen bij vergeet, namelijk de materiële grondslag van de verschillende stromingen, d.w.z. hun klassennatuur en daarbij hun objectieve historische rol. In plaats daarvan beoordelen en classificeren zij de verschillende stromingen naar een of ander uiterlijk kenmerk van de tweede rang, meestal naar hun verhouding tot een of ander abstract principe dat voor de betreffende criticus een bijzondere waarde bezit.” Tachtig jaar voor zijn publicaties werd al scherp geantwoord op Boudry.
Fascisme
Het fascisme van Hitler en Mussolini was een massabeweging die met de steun van delen van de grote burgerij aan de macht kon komen als laatste instrument van die burgerij om de eigen belangen veilig te stellen tegen de arbeidersbeweging in. De massabasis werd vooral gevonden bij de kleinburgerij, de middenklasse van zelfstandigen en vrije beroepen, en bij delen van de arbeidersklasse die vervreemd waren van die klasse. Het fascisme werd door de burgerij gebruikt om de arbeidersbeweging volledig te breken, wat pas mogelijk was na fundamentele nederlagen van de arbeidersklasse. Die nederlagen maakten het voor de arbeidersbeweging moeilijk om het vertrouwen van de middenklasse te winnen in de strijd voor een socialistische samenleving. De arbeidersbeweging werd gewapend gebroken door een politiek van terreur.
Om een massasteun uit te bouwen, speelden de fascisten in op de gevolgen van de economische crisis. Ze probeerden enthousiasme te creëren rond een nationaal idealisme. Zoals Trotski opmerkte: “De kleinburgerij heeft nood aan een hogere autoriteit die boven de materie en boven de geschiedenis staat, een autoriteit die vrij is van concurrentie, inflatie, crisis en gedwongen verkopen. Tegenover de evolutie, het materialistische denken en het rationalisme – van de twintigste, negentiende en achttiende eeuwen – plaatst hij het nationale idealisme als bron van heroïsche inspiratie. De natie van Hitler is een mythische schaduw van de kleinburgerij zelf, een zielig delirium van een duizendjarig Rijk. Om de natie boven de geschiedenis uit te tillen, wordt het ras bovengehaald. De geschiedenis wordt gezien als de uiting van het ras. De kwaliteiten van het ras worden los gezien van de veranderende sociale voorwaarden. Door het ‘economische denken’ als basis te verwerpen, zakt het nationaal-socialisme af tot een lager niveau: van het economische materialisme wordt afgedaald tot het zoölogische materialisme.”
De kleinburgerij is in Duitsland en Italië als stormram ingezet tegen de organisaties van de arbeidersklasse. Het fascisme was echter geen bewind van de kleinburgerij, het was een meedogenloze dictatuur van het grootkapitaal waarbij de middenklassen in dienst van het kapitaal geplaatst werden. Eens aan de macht eindigde de ‘grootsheid’ van de natie voor de fascisten waar het privaat bezit van het kapitaal begon.
Het geweld van het fascisme was vreselijk en op industriële schaal. Onder het nazisme zijn niet alleen Joden uitgemoord, maar ook miljoenen syndicalisten, socialisten, communisten, zigeuners, homoseksuelen, … De voornaamste reden waarom geweld op zo’n schaal mogelijk was, moet bij het breken van de arbeidersbeweging gezocht worden. Dat is immers de sociale klasse die in staat is om dictatuur en brutale repressie te stoppen op basis van zelforganisatie waarbij de plaats in het productieproces wordt ingezet als wapen. De gewone werkenden zijn de overgrote meerderheid van de bevolking en zonder hun arbeid is niets mogelijk. Het breken van de arbeidersbeweging maakte het industriële geweld van het fascisme mogelijk en dit geweld diende de belangen van het grote kapitaal.
Islamitische Staat: georganiseerde wanhoop
Er zijn natuurlijk altijd gelijkenissen te vinden tussen verschillende stromingen, zeker tussen reactionaire rechtse stromingen. Het fascisme wordt wel eens omschreven als de wanhoop van de contrarevolutie na het falen van de hoop van de revolutie. Wanhopig contrarevolutionair is een groep als Islamitische Staat uiteraard. Het haalt zijn ideologie bovendien ook uit allerhande mythische schaduwen en het voert een meedogenloze politiek van repressie en onderdrukking.
De reactionaire rechtse Islamitische Staat is diametraal tegenovergesteld aan de belangen van de gewone werkenden en armen in alle delen van de wereld, niet in het minst waar de meeste slachtoffers vallen: Syrië en Irak. ISIS kon enkel groot worden door de puinhopen van de door de Amerikanen geleide oorlog in Irak met de bijhorende sectaire verdeel-en-heerspolitiek. Waar de Romeinen destijds al wisten dat ze een veroverd gebied slechts konden controleren door te investeren in de heropbouw, worden er hiervoor onder het door crisis gekenmerkte kapitalisme geen middelen vrijgemaakt. Het maakt dat oorlogen leiden tot burgeroorlogen tussen krijgsheren en andere groepen die een uitdrukking van wanhoop zijn. ISIS is daar een voorbeeld van en kon zo een politiedictatuur vestigen.
Buitenlandse militaire krachten maken de situatie enkel erger en kunnen er momenteel misschien in slagen om ISIS terug te dringen. Maar als de voedingsbodem niet aangepakt wordt, zullen er ongetwijfeld gelijkaardige en wie weet nog barbaarsere groepen opstaan. Gezien deze context is het niet verwonderlijk dat ISIS nooit een brede populariteit genoten heeft, ook niet in de gebieden dat het controleerde. In het beste geval werd de groep getolereerd uit angst dat het alternatief uit nog wredere Sjiitische milities bestond, een vrees die gevoed werd door concrete ervaringen met dergelijke milities.
Minimaliseert links de terreur door groepen als ISIS? Zeker niet! Het is Boudry wellicht ontgaan, maar in het massale protest tegen de oorlog in Irak speelde links een erg actieve rol. Wij mobiliseerden naar de anti-oorlogsacties, organiseerden anti-oorlogscomités, hielden scholieren- en studentenstakingen op Dag X (het begin van de invasie in Irak), … We waarschuwden toen reeds dat de invasie in Irak zou leiden tot sectair geweld. Wij streden tegen de mogelijkheid dat groepen als ISIS zouden ontwikkelen. En dan komt zo’n wetenschapsfilosoofje nu suggereren dat links het reactionaire geweld van ISIS minimaliseert of onvoldoende bestrijdt? De voorstanders van de oorlog moesten niet langs onze kant gezocht worden, maar bij verdedigers van het neoliberale kapitalisme, het systeem dat ook door Boudry wordt verdedigd.
Individuele terreur
Het is een scherpe veroordeling van het kapitalisme dat er in Europa een kleine laag van voornamelijk jongeren is die in de donkere barbarij van ISIS een antwoord ziet. De door ISIS in Europa gepleegde terreurdaden verschillen van die in het zogenaamde kalifaat: hier is er sprake van individueel terrorisme en niet van door een machthebbende autoriteit georganiseerde massaterreur.
In zijn aanklacht van de ISIS-gruwel lijkt Maarten Boudry zich te beperken tot de gevallen van individuele terreur in West-Europa. De massaterreur in Irak en Syrië is voor hem van ondergeschikt belang of past niet in zijn redenering waardoor het gemakshalve genegeerd wordt. Ook het nazisme wordt door Boudry herleid tot enkel de jodenvervolging. ISIS wordt dus gezien als een Europese terreurgroep en het nazisme als een politieke stroming rond het uitroeien van Joden. Beide herleidingen zijn ontoereikend om deze fenomenen te verklaren, laat staan om ze ernstig te bestrijden.
Boudry stelt: “De voornaamste doelstelling van de nazi’s was het Joodse volk, dat in hun ogen een bedreiging vormde voor de Duitse samenleving, uit de weg te ruimen.” Als dit de voornaamste doelstelling was, waarom werden socialisten en vakbondsmilitanten dan massaal uitgeroeid? Waarom werden de buurlanden van Duitsland militair aangevallen en veroverd als het voornaamste doel van de nazi’s beperkt was tot het uitroeien van het Joodse volk?
Boudry verdraait de historische werkelijkheid om vervolgens zijn kromme vergelijking tussen het uitroeien van bevolkingsgroepen te maken. Het ene uitroeien zou als doel hebben om zoveel mogelijk lijden toe te brengen, het andere uitroeien zou dit criterium niet hanteren. De abstractie die Boudry hanteert met zijn stelling dat het jihadisme van “heel absolute categorieën” vertrekt omwille van het religieuze element en dat niet-religieuze fenomenen dit bijgevolg niet doen, maakt dat hij wel heel erg wereldvreemd spreekt over de naziterreur. “Het voornaamste criterium was niet, zoals bij het jihadisme, hen zoveel mogelijk lijden toe te brengen. De nazi’s zagen een tuin met onkruid dat gewied moest worden. En ze zochten naar de beste manieren om dat efficiënt te kunnen doen.” Als uitroeien niet als doel heeft om zoveel mogelijk lijden toe te brengen, wat dan wel?
Bij het afwegen raakt Boudry in de problemen. Het ene geweld ‘erger’ noemen dan het andere doet hij eerst niet, maar vervolgens wel. De term ‘gevaarlijk’ vindt hij te vaag, ook al gebruikt hij het consequent samen met ‘haatdragender’. Uiteindelijk meent hij dat er bij het jihadisme “een grotere neiging tot wreedheid aanwezig is.” Wat is de verklaring hiervan volgens Boudry? “Als er een religieuze factor mee gemoeid is, en die sacrale absolute elementen waar ik het over had spelen mee, dan zijn conflicten vaak nog gruwelijker en sadistischer. Studies wijzen dat uit. En dat is in zekere zin nog gevaarlijker dan de tuiniershouding van de nazi’s.” Een reactionaire stroming die zich op religie baseert is dus ‘gruwelijker’ en ‘haatdragender’, ‘sadistischer’ zelfs (we zijn overigens geïnteresseerd om te weten naar welke studies over haatdragendheid Boudry verwees). De grotere gruwelijkheid komt omdat deze stroming zich op religie baseert. De stelling die Boudry probeert aan te tonen, wil hij bewijzen met de premisse die aan zijn stelling voorafging. “Religieuze ideologieën zoals het jihadisme zijn in regel haatdragender. Dat komt omdat dat soort ideologieën in heel absolute categorieën denkt.” Het is nu eenmaal de regel! Op deze manier kan je vrij gemakkelijk aantonen dat de aarde plat is, maar daar schiet je niets mee op.
Een probleem met de stellingen van Boudry is dat ze niet bijdragen tot een beter begrip van terrorisme of fenomenen als ISIS. Bovendien impliceren zijn stellingen een minimalisatie van de massaterreur onder het nazisme, zowel door deze te beperken tot de jodenvervolging als door het gebruik van wel erg abstracte gradaties van ‘haatdragendheid.’ Bovendien zou Boudry zichzelf niet zijn als hij er ook nog wat anti-linkse propaganda bij gooit. “Geweld is voor grote ideologieën als communisme, jihadisme en nazisme in de hoofden van de daders wel degelijk ‘zinvol’. Het is niet willekeurig en volgt een bepaalde interne logica.” Zo hebben we de grijsgedraaide plaat over het stalinisme toch ook nog eens gehoord! Natuurlijk maakt de stalinistische dictatuur het Boudry gemakkelijk, maar die degeneratie van socialisme gelijkstellen met ‘communisme’ of ‘socialisme’ gaat aan de realiteit voorbij. Een detail: Boudry slaagt erin om over jihadisme en geweld te spreken zonder ook maar één woord te besteden aan het geweld van de liberale westerse democratieën in pakweg Irak en Syrië. Dergelijk geweld bestaat blijkbaar niet in zijn abstracte categorieën en als het al bestaat, heeft het geen impact op terrorisme. Zo komen we stilaan terug bij de mogelijkheden om met deze methode het platte karakter van de aarde aan te tonen.
Het komt er niet op aan om vormen van terreur te gaan rangschikken aan de hand van abstracte criteria die enkel tot doel hebben om de op voorhand bepaalde uitkomst te bekomen. Marxisten komen op voor een andere samenleving waarin haat en terreur geen ingang meer vinden. Dit kan enkel door de materiële omstandigheden te creëren waarin iedereen een degelijk leven kan genieten met onderwijs, huisvesting, gezondheidszorg, werk, ontspanning, …. waarbij specifieke gevoeligheden van iedereen gerespecteerd worden, wat een actieve strijd tegen elke vorm van discriminatie veronderstelt. De strijd voor een dergelijke socialistische samenleving wordt niet met terreur gevoerd, maar door de opbouw van krachtsverhoudingen en revolutionaire partijen die richting geven aan massabewegingen om uiteindelijk tot een veel democratischer systeem te komen.
Opkomen voor een andere samenleving getuigt volgens Boudry van ‘utopisch denken’ wat onvermijdelijk leidt tot geweld. Hij werpt zich op als verdediger van het status quo en heeft het lef om dat als ‘links’ te verkopen. De benadering van Boudry werd 80 jaar geleden al op scherpe wijze samengevat door Leon Trotski: “De voornaamste eigenschappen van de profeten van dit slag zijn onverstand voor de grote historische bewegingen, een afgestompte conservatieve mentaliteit, een zelfvoldane bekrompenheid en de meest primitieve politieke lafheid.”
-
Blokbuster en “postmodern relativisme”? De wondere intellectuele wegen van Maarten Boudry

Betoging tegen racisme in Gent in 2015. Foto: PPICS Op 5 juni publiceerde wetenschapsfilosoof Maarten Boudry een artikel op de website van Knack onder de titel “Ideeën zijn superieur, mensen niet”. De neoliberale filosoof houdt daarin zijn bekende pleidooi voor “liberale democratie”, die hij superieur vindt aan theocratische dictaturen. Een inzicht waar wij niet meteen van omver vallen. Strijdbare socialisten vinden een burgerlijke democratie – ondanks het ontbreken van “economische democratie” in de bedrijven en ondanks de complete vervorming van het democratische debat door mediagroepen gecontroleerd door de rijken – verkieslijk boven kapitalistische dictaturen. Of die nu islam-fundamentalistisch zijn zoals in Saoedi-Arabië, of neoliberaal zoals in het Chili van Augusto Pinochet, of het Kazachstan van dictator Nazarbayev.
Artikel door Peter Delsing
Toch verwijt Boudry sommigen ter linkerzijde beschroomd te zijn om dat “superieur zijn” openlijk te stellen, uit een verkeerd begrepen en schadelijk “relativisme”. Misschien wensen die critici hun ogen niet onwetenschappelijk te sluiten voor de mankementen en het evidente verval van de burgerlijke democratie en economie. Een praktijk waar liberale dogmatici als Boudry hun beroep van lijken te hebben gemaakt.
Boudry zou Boudry niet zijn als er in zijn artikel niet een aanval op het socialisme, dan wel het marxisme zou zitten. Zo schrijft hij over de geschiedenis van de anti-racisme beweging, als antwoord op een opiniestuk van schrijver Tom Naegels: “Maar hoe zat dat destijds met de strijd tegen het Vlaams Blok? Naegels schrijft nogal categoriek dat antiracisten ‘geen weg-met-ons relativisten’ waren, maar zichzelf expliciet opwierpen als de behoeders van Europese traditie en de Verlichtingswaarden, analoog aan de islamcritici vandaag.
“Daar gaat hij volgens mij nogal kort door de bocht. De lieden die vandaag zwelgen in postmodern relativisme en anti-westers tiers-mondisme – zoals bijvoorbeeld de mensen van Blokbuster – liepen toen ook al rond, misschien zelfs nog in grotere getale dan nu. En zij stonden natuurlijk in de frontlinie tegen het Vlaams Blok.”
Het is juist dat Blokbuster zeer actief was in de strijd tegen het Vlaams Blok, op basis van bredere mobilisaties van jongeren. Maar als er ook maar een fractie van de ideeën van Blokbuster bij Boudry zou zijn doorgedrongen, zou hij beseffen hoe onzinnig – zelfs onacademisch lachwekkend – het is om marxisten “postmodern relativisme” te verwijten. Dure woorden die de vlag helemaal niet dekken. En er door de “wetenschapsfilosoof” zonder enige grond of bewijs met de haren worden bijgesleurd. Is het correct weergeven van de ideeën van je tegenstrevers geen basisprincipe meer van reële wetenschappers?
Boudry wil laten uitschijnen dat het voor strijdbare socialisten niet zou uitmaken in welke samenlevingsvorm we leven, of welke “waarden”, ja zelfs “kennismethodes” we zouden nastreven. Daarin vergist hij zich. Al zijn die samenlevingsvormen, waarden en zelfs kennismethodes serieus verschillend van zijn eigen dogmatische, grotendeels feitenvrije verdediging van het neoliberalisme en de zeer beperkte “democratie” die dat systeem vandaag nog toelaat. Zie de financiële waterboarding waaraan Griekenland werd onderworpen toen er democratisch tegen neoliberale besparingen van de EU werd gestemd. Zelfs de meest ontwikkelde vorm van burgerlijke democratie blijft nog altijd, in laatste instantie, de economische dictatuur van het kapitaal.
Socialisten en marxisten verdedigen de democratische rechten die de arbeidersbeweging – tegen gewelddadig verzet van de liberale kapitalistische klasse in – door strijd heeft afgedwongen. In de 19e eeuw gold in België nog lange tijd het beruchte “coalitieverbod” (tot 1866), dat werknemers verbood om zich te organiseren en effectief gebruik te maken van hun recht op vrijemeningsuiting en de “vrijheid” van vereniging en vergadering. Het was de arbeidersbeweging die de strijd voor algemeen stemrecht, vrijheid van vergadering, vrije meningsuiting en voor de achturendag voerde, tegen de repressie van de Liberale Partij van die tijd in. Strijdbare werknemers en stakers – diegenen die Boudry vandaag om de haverklap aanvalt in zijn klaagzangen – hebben het kapitalisme beschaafder, eindelijk democratisch en iets meer leefbaar gemaakt, tegen het verzet van de onderdrukkende kapitalistische elites in.
Boudry zou eigenlijk een standbeeld voor de Russische revolutie en de sovjetdemocratie moeten oprichten, want zonder die in het oog springende, directe en hogere vorm van arbeidersdemocratie – met permanente afzetbaarheid en een maximale loonspanning – waren de “liberale democratie” en het algemeen stemrecht in België er nooit zo snel gekomen.
Ook daarin zijn strijdbare socialisten zeker geen “relativisten”. De geschiedenis is niet stuur- of richtingloos. Ze heeft – omwille van de wetten van crisis van het kapitalisme – zelfs een doel waarnaar ze neigt: niet langer de afgeleefde neoliberale democratie in verval, maar het democratisch socialisme. Kijk naar de opkomst van meer radicale figuren als Corbyn, Mélenchon,… met hun zeer populaire eisen voor hernationalisatie van geprivatiseerde delen van de economie. Hopelijk onder controle van de werknemers zelf, en niet van een gezichtloze bureaucratie.
Boudry verwijt Blokbuster ook, hou je vast, “anti-westers tiers-mondisme”. Als hij daarmee bedoelt dat we denken dat de strijd in de neokoloniale wereld – de economisch afhankelijke landen gedomineerd door de multinationals en het kapitalisme – belangrijker is dan die in het “rijke westen”, met een volgens sommigen “verburgerlijkte arbeidersklasse”, dan heeft hij het volledig mis. De arbeidersklasse radicaliseert in de ontwikkelde landen even goed naar links, en soms zelfs sneller dan in andere werelddelen (Sanders, Corbyn, Mélenchon, de Pvda,…). We kunnen hem dus geruststellen: de strijd van de westerse arbeidersklasse neemt een centrale plaats in in de vooruitzichten van Blokbuster voor de omverwerping van het kapitalisme. Dit in een volkomen solidariteit met de onderdrukte massa’s in verzet in Azië, Afrika, en de rest van de wereld. In verschillende van die landen staan leden van onze zusterorganisaties overigens in de “frontlinie” van zowel de strijd tegen de neoliberale krachten als tegen de uiterst-rechtse “islamisten”, die op de puinhoop van de imperialistische barbarij en armoede konden ontstaan en er gretig op teren.
Racisme: een klassebenadering is meer efficiënt in de strijd
Socialisten en marxisten zijn doorgaans atheïsten. We denken dat we ons best baseren op de waarneembare werkelijkheid om onze strijd tegen asociale aanvallen op onze koopkracht en sociale zekerheid te voeren. We weigeren echter om ons te laten verdelen tussen niet-godsdienstige en gelovige werknemers en onderdrukten. We moeten samen de strijd tegen de regering en de heersende klasse aangaan. Dat heeft niets met “relativisme”, maar alles met welbegrepen klassebelang te maken. Op het vlak van racisme was het standpunt van Blokbuster overigens altijd dat een zuiver morele of “humanistische” benadering weliswaar niet slecht is, maar zijn beperkingen heeft. Enkel op basis van het gedeelde klassebelang van de uitgebuite meerderheid – hier en elders in de wereld – kan een kracht worden gemobiliseerd die ongelijkheid, armoede en racisme wegveegt, in de strijd voor een socialistische maatschappij. Het is overigens met die klassebenadering en doorheen harde aanvallen op het establishment dat Mélenchon in Frankrijk stemmen heeft teruggewonnen van het uiterst-rechtse Front National, onder jongeren en in verschillende grote steden. Dat deed hij door sympathie te tonen voor de sociale problemen van extreemrechtse stemmers, maar zonder een millimeter toe te geven op de verdelende uitspraken van het FN.
Zelfs qua “kennismethode” toont Boudry’s stuk het verval van de burgerlijke ideologie. In haar opmars verdedigden burgerlijke economisten de kapitalistische maatschappij nog tegen het feodalisme met zuiver rationele argumenten. Een batterij van cijfers, feiten en redeneringen om hun standpunten te onderbouwen. Maar toen was de burgerlijke maatschappij economisch nog aantoonbaar een stap vooruit op de feodale maatschappij. Boudry hoor je weinig over de groei van de armoede naar 15% vandaag in België, waar die in de jaren ’80 rond de 5% lag. Hij woelt de afkalvende cijfers van de economische groei decennium na decennium niet om: het steeds holler en zwakker worden van de economische cyclus. Niets over haperende productieve investeringen of manke productiviteitsgroei, problemen waar de ernstige denkers van het kapitaal zich over buigen. Geen woord over de onhoudbare schuldenberg die het kapitalisme nodig had om haar levenscyclus kunstmatig te verlengen. Of over de ongezonde “financialisering” van het kapitalisme, een symptoom van productief verval. Zijn artikels zijn een onacademische blinde vlek omtrent de concentratie van rijkdom bij de rijkste 1% – waar Piketty toch interessante informatie rond verzamelde – en de schreeuwende ongelijkheid, die de economische groei mee heeft ondermijnd.
Boudry berijdt zo hevig zijn “liberale principes” omdat de onzalige realiteit van het kapitalisme iets is waar steeds bredere groepen van werkenden en jongeren zich van afkeren. Hij “eist” van iedereen – zoals middeleeuwse, feodale pausen – blinde gehoorzaamheid aan een liberaal “vooruitgangsgeloof” dat al 35 jaar economisch en sociaal geen vooruitgang meer biedt. Hij moet zich tevreden stellen met ideologische en wetenschappelijke bedelsoep, omdat het kapitalisme zijn hoogdagen reeds lang geleden heeft opgesoupeerd.
[divider]
Naschrift. Op Twitter schreef Maarten Boudry naar aanleiding van dit artikel: “Die fout is al lang gecorrigeerd op mijn blog. Frase werd toegevoegd door journalist.” Het antwoord hierboven beperkt zich niet tot de vermelding van Blokbuster in het opiniestuk dat op Knack.be verscheen en daar nog steeds staat met vermelding van Blokbuster. Maar indien het stuk over de strijd tegen racisme en de rol van Blokbuster daarin was toegevoegd door een journalist, mag bovenstaand stuk gerust beschouwd worden als een reactie op de journalist die de opiniestukken schrijft die onder de naam van Boudry verschijnen.
-
2017 en het “rode gevaar”: kapitalistische ideologen vervalsen erfenis van de Oktoberrevolutie
Een antwoord op Maarten Boudry en Adrian Wooldrigde
Reclame in volle campagne tegen het ‘rode gevaar’.Op 27 december publiceerde het rechtse zakenblad Trends een column van Adrian Wooldridge van The Economist, waarin die onder de titel “De bolsjewisten zijn terug” een aantal politieke gevaren voor de heersende klasse opsomt (zie: http://trends.knack.be/economie/beleid/de-bolsjewisten-zijn-terug/article-opinion-794901.html). Drie dagen later verscheen er een opiniestuk op de website van De Morgen van de filosoof Maarten Boudry, waarin die het stalinistische verleden van de PVDA hekelt (zie: http://maartenboudry.blogspot.be/2016/12/we-zijn-veel-te-lief-voor-extreemlinks.html). Volgens Boudry heeft de PVDA daar nooit volledig afstand van genomen. In zijn stuk gooit Boudry stalinisme en bolsjevisme op één hoop, waarbij hij de slachtoffers van het stalinisme – zoals gebruikelijk bij kapitalistische ideologen – aan “het communisme” toeschrijft. Beide auteurs beseffen dat hun systeem, de vrije markt die de meerderheid verarmt, tot politieke vervreemding van het establishment leidt en een zoektocht naar alternatieven. Allebei bedekken ze de reële lessen van de arbeidersstrijd onder een reeks verdraaiïngen van de historische feiten. Die reële lessen herontdekken, is de inzet van de ideologische strijd omtrent de 100-jarige viering van de Russische revolutie.
Dossier door Peter Delsing. Meer over 1917 op onze site http://revolutie1917.com
Was de Russische revolutie een “putsch” (Wooldridge) dan wel een “terreurbewind” (Boudry)?
“We beleven een periode van trieste eeuwherdenkingen.” Zo begint Wooldridge zijn betoog. “De eerste viel in 2014, voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Dan volgde 2016, met de herdenking van de slag aan de Somme, een van de bloedigste conflicten in de geschiedenis. In 2017 is het honderd jaar geleden dat Lenin de macht greep in Rusland. Zijn putsch bracht een reeks van tragedies voort: Stalin kwam aan de macht, meer dan 20 miljoen mensen stierven door de collectivisering van de landbouw en de gedwongen industrialisering, en, deels als reactie tegen het communisme, was er de opkomst van Hitler, Mussolini en Franco.”
Je moet het maar kunnen: de gebeurtenis die een einde stelde aan de Eerste Wereldoorlog – de Russische revolutie – op gelijke hoogte plaatsen met de oorlogsbarbarij van het burgerlijke nationalisme en imperialisme. De Eerste Wereldoorlog was geen jammerlijk historisch toeval. De tientallen miljoenen doden van die oorlog waren een rechtstreeks gevolg van de onoplosbare tegenstellingen van het kapitalisme, dat figuren als Wooldridge en Boudry met hand en tand verdedigen.
In de decennia voor de Eerste Wereldoorlog hadden imperialistische mogendheden als Frankrijk en Engeland met dwangmaatregelen en heersende klasse-geweld de koloniale wereld onder mekaar verdeeld. Daarmee verkregen ze toegang tot bodemrijkdommen en markten waar Duitsland – dat later industrieel ontwikkelde – geen toegang toe had. De Eerste Wereldoorlog werd onvermijdelijk omdat de sociaaldemocratie, de Tweede Internationale, niet de geplande, internationale staking tegen de oorlogszuchtige burgerijen afkondigde in 1914, om zo de strijd voor een ander, socialistisch systeem aan te gaan. Na decennia van economische groei zocht het Duitse kapitaal toegang tot nieuwe afzetmarkten en goedkope grondstoffen. De bloedige imperialistische oorlog was de prijs die de mensheid moest betalen voor de onwil van de sociaaldemocratie om de eigen heersende klassen van de macht te verdrijven. Enkel de bolsjevieken, door Wooldridge en Boudry veracht, zetten de oorlogsgruwel om in een massabeweging die een symbool van hoop was voor werkenden en soldaten in Europa en wereldwijd. Door de Oktoberrevolutie van 1917 dreigde er muiterij in de rangen van de oorlogsvoerende kapitalistische legers. Alle geschriften uit die periode tonen aan dat de burgerlijke oorlogstokers – onschuldige lammetjes als we de heersende opiniemakers moeten geloven – een revolutie in eigen land vreesden, en een einde aan de barbarij van de burgerlijke orde. In België zorgde deze internationale radicalisering van de arbeidersklasse voor het versneld toekennen van het algemeen stemrecht in 1918 (voor mannen alleen) en andere sociale toegevingen om “klassenvrede” mee af te kopen.
Klassenvrede was echter niet wat het kapitaal voor de Russische revolutie in petto had. Wat is er aan van Wooldridges versleten aantijging van een putsch of staatsgreep? Zelfs meer objectieve burgerlijke historici als E.H. Carr toonden reeds lang geleden aan dat het idee van een “staatsgreep” in oktober 1917 een vervalsing van de werkelijkheid is. Wat de ideologische scherpslijpers van het kapitaal altijd “vergeten” te vermelden over de Russische revolutie is de rol van de sovjets. Wordt er in ons onderwijssysteem verteld dat de sovjets massale, democratische stakingscomités waren, die zowel in 1905 als in 1917 ontwikkelden in Rusland? Nee, zoveel objectiviteit zou waarlijk niet gezond zijn voor toekomstige loontrekkenden, zullen de Wooldridges en Boudry’s in onze plaats denken. Deze weglating moet het terrein effenen voor nog een aardiger stukje misleiding: dat de Oktoberrevolutie een “staatsgreep” was.
Trotski en andere marxisten, maar zelfs meer eerlijke burgerlijke academici, beschreven nochtans in hun analyses van de revolutie uitgebreid de reële gebeurtenissen in Rusland. De sovjets die in februari 1917 opnieuw werden opgeworpen, na de “generale repetitie” van de massabeweging in 1905, waren massale vergaderingen in de bedrijven en kazernes. In deze politieke centra van de revolutie heerste alles behalve stalinistische eenheidsworst. Er waren socialistische, anarchistische en linkse boerenpartijen in vertegenwoordigd, met een democratische afvaardiging naar de centrale sovjet van een stad of regio volgens de grootte van het bedrijf, of met een verkozene per kazerne. Dit systeem van directe democratie waarbij verschillende opinies en stromingen de brandende kwesties van de revolutie voor een massapubliek met elkaar bediscussieerden was duizendmaal democratischer dan de stoffige parlementen van de burgerij. Elitaire cenakels getekend door achterkamertjespolitiek, de onmogelijkheid van directe afzetbaarheid wanneer beloften niet worden nagekomen, slaafse volgzaamheid van de “markten”, … Daarnaast ook: het gretig opstrijken van managerslonen door de burgerlijke politici. Dezelfde dames en heren die onze lonen jaar na jaar neoliberaal blijven kortwieken en de sociale zekerheid ondergraven.
Deze zeer beperkte en door “de markten” makkelijk manipuleerbare burgerlijke democratie, waarbij de meerderheid wordt uitgesloten van directe politieke deelname, is volgens de Wooldridges en Boudry’s van deze wereld het alfa en omega van “politieke democratie”. Waarbij democratie wordt buitengesloten op die plaats waar de meesten onder ons het grootste deel van ons wakend leven doorbrengen: de werkplaats of het bedrijf. Een groeiend deel van de bevolking is al lang niet meer overtuigd van die elitaire vorm van burgerlijke democratie. Daarvoor is de levensstandaard na decennia van neoliberale afbraak veel te ingrijpend ondermijnd.
Kijk naar de verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar of de afschaffing van de 38-urenweek in België vandaag. Geen enkele partij hanteerde die slogans tijdens de verkiezingen, maar de regering duwt die maatregelen – ondanks grote meerderheden ertegen in peilingen – wel eenzijdig door. In een systeem van radendemocratie vanop de werkplaatsen, wijken en scholen – waarin permanente afzetbaarheid zou gelden – zouden lagere organen de hogere kunnen afzetten, wanneer die hun beloften overboord gooien. Politieke vertegenwoordigers zouden niet meer verdienen dan het gemiddelde van een geschoolde werknemer. Het gemiddelde inkomen zou daarbij – door de toeëigening van de “winsten” of meerwaarde door de maatschappij als geheel, op basis van een democratisch geplande economie – een stuk hoger liggen.
De bolsjevieken vormden aanvankelijk een minderheid onder de verkozenen in de sovjets. De “gematigde” socialistische stromingen van de mensjevieken en sociaal-revolutionairen waren dominant. Ze leken een makkelijkere weg aan te bieden, waarbij niet moest worden gebroken met de tandeloze, onverkozen en burgerlijke Voorlopige Regering – die de Tsaar na de Februari-opstand opvolgde – om een beter leven te verwerven. De Voorlopige Regering die het kapitaal en achter hen zelfs nog de landeigenaars vertegenwoordigde, in een verstrengeling van heersende klasse-belangen, ging verder met het sturen van miljoenen soldaten naar een gewisse dood aan het front. De burgerij was zelfs niet bereid om het land aan de boeren te geven. De verkiezing van een Grondwetgevende Vergadering die de Voorlopige Regering op z’n minst een schijn van legitimiteit moest geven, werd voortdurend uitgesteld.
De bolsjevieken stelden in de sovjets, op de werkplaatsen, op straat en in de scholen dat de sociale kwesties van land voor de boeren, voedsel, de achturendag, arbeiderscontrole in de bedrijven, zelfbeschikkingsrecht voor de onderdrukte volkeren, … niet konden wachten op het einde van de oorlog. De mensjevieken en de rechtse sociaal-revolutionairen toonden zichzelf in de ogen van de massa’s als weifelaars die niet wilden breken met klassenonderdrukking, grootgrondbezit, honger en de massaslachting aan het front.
Van een minderheid in de sovjets ontwikkelden de bolsjevieken door democratische discussie en doorheen hun politieke analyses en slogans op de werkvloer, in de wijken en in het leger tot een meerderheid, in de maanden voor de Oktoberopstand. De bolsjevistische partij explodeerde in lidmaatschap, van enkele tienduizenden naar bijna een kwart miljoen in oktober 1917. Politiek was overal, op elke straathoek en in elk huis was er levendige discussie. Hoe ver staat dit van de armzalige karikatuur van Wooldridge over een “putsch”? De machtsovername in Oktober viel overigens samen met het Tweede Sovjetcongres van heel Rusland. Dit vormde de noodzakelijke democratische goedkeuring en stemming van de machtsovername door de werkenden, arme boeren – waarvan velen soldaat waren – en alle lagen die door de revolutie tot politiek leven waren gewekt. De eerste regering van de Sovjets was overigens – opnieuw een cruciale vergeetachtigheid van de burgerlijke ideologen – een coalitieregering. Tussen de bolsjevieken en de linkse sociaal-revolutionairen. Stel je voor! Als de bolsjevieken zo’n intolerante, totalitaire denkers waren, waarom hadden ze dan deze benadering? De linkse sociaal-revolutionairen vertegenwoordigden de armere boerenstrekking. Ze stapten echter zelf uit de Sovjetregering bij de ondertekening van de vrede van Brest-Litovsk, het voor Rusland noodzakelijke einde van de oorlog ondanks een aantal pijnlijke toegevingen aan het Duitse kapitaal.
Boudry wrijft de bolsjevieken in een handomdraai een “terreurbewind” aan en Wooldridge trekt in één zin – qua historische analyse kan dat tellen – de lijn door van de zonet besproken “putsch” van Lenin – die er geen was – naar Stalins misdaden. Nochtans was de Oktoberopstand – precies door het voorafgaande, geduldige proces van politieke overtuiging van een meerderheid in de sovjets – wellicht een van de meest vreedzame revoluties in de wereldgeschiedenis. Zoiets kan en mag niet blijven hangen, natuurlijk. Dat de bolsjevieken niet begonnen met massaal geweld – maar de methodes gebruikten van discussie en gedisciplineerde massa-actie – moet onder de mat worden geveegd. Het waren de “beschaafde” organisatoren van de massaslachting van de Eerste Wereldoorlog – een verzameling van kapitalistische legers en aristocratische liefhebbers van dictatuur – die begin 1918 met geweld de sovjetdemocratie probeerden omver te werpen.
Boudry heeft daar zeer weinig over te vertellen. Misschien omdat “geweld” ter verdediging van burgerlijke belangen gemakkelijker door de vingers wordt gezien dan tegenmaatregelen om dit geweld te stoppen? Of zijn onze burgerlijke ideologen geslachtloze engelen die zich liever in een spirituele wereld terugtrekken, zonder de materiële tegenstellingen en conflicten die het kapitalisme onvermijdelijk doet ontstaan? Helaas een visie waar de heersende klassen, wier gewelddadige rol ze verdoezelen, in 1917 niet zo van overtuigd waren. Moesten de bolsjevieken achterover rollen en de gewelddadige reactie een Pinochet-achtig schrikbewind laten installeren dat aan honderdduizenden – de arbeidersactivisten eerst – het leven zou kosten? Wat de burgerij en haar ideologen de bolsjevieken verwijten, is dat ze de massa’s mobiliseerden om de militaire inval af te slaan, doorheen het Rode Leger. Maar als de militaire verdediging van ons eigen land bij de inval van de nazi’s gerechtvaardigd was, was de verdediging van het veel democratischer radensysteem dan niet nog veel meer gerechtvaardigd? Daarbij toonden de bolsjevieken zich even beslist in het vechten voor de belangen van de loontrekkenden en boeren als de burgerij in de strijd voor haar belangen. Dat volgehouden verzet en de herinnering aan radendemocratie moest achteraf onder een lawine van laster en verdraaiïngen worden bedolven. De miserie en verschrikkingen van de burgeroorlog van 1918-21 werden uitgelokt door diegenen die de meest ontwikkelde vorm van democratie op dat moment – de sovjetdemocratie – met geweld probeerden van de kaart te vegen.
De burgeroorlog decimeerde de arbeidersklasse, de meest standvastige basis van de revolutie. De boeren gaven steun aan de omwenteling in de mate dat die hen land gaf en een beter leven. Die sociale basis – die groter was dan die van de kapitalistische en feodale reactie – deed de bolsjevieken overleven ondanks de massieve tegenstand van alle heersende klassen in Europa en daarbuiten. Maar ten koste van welke prijs? De sovjetdemocratie was mede door de geleden verliezen en de strijd om het bestaan uitgehold. Een oude laag van functionarissen, dat erkende Lenin misnoegd en bijna wanhopig, drong langs alle kanten het sovjetapparaat binnen. In 1924 organiseerde Stalin cynisch de Lenin-lichting: het opengooien van de partij, maar vooral voor carrièrezoekers en oude bureaucraten van onder de tsaar. De partij na Lenins dood in 1924 veranderde totaal van aanzicht en karakter. Een verschrikkelijke bureaucratische dictatuur, niet de oorspronkelijke raden van werkenden, jongeren en arme boeren, zette de koers uit onder Stalin. Het is intellectueel oneerlijk om een lijn door te trekken van de methodes en ideeën van Lenin naar de afschaffing van alle elementen van arbeidersdemocratie, de onderdrukking van minderheden, de gedwongen collectivisatie voor de boeren, de afschaffing van het recht op kritiek binnen de partij, de bewuste invoering van privileges, de personencultus, … onder de stalinistische heersende kaste.
Economische basis burgerlijke democratie uitgehold
Wooldridge stelt dat het “westerse beleid” na de Tweede Wereldoorlog erop was gericht om “autoritaire systemen” te voorkomen. In Cuba onder dictator Batista (een VS-marionet), grote delen van Zuid-Amerika (Pinochet in Chili), Afrika en Azië hebben ze van die voornemens weinig gemerkt. Er werden internationale instellingen als de VN uitgebouwd en er kwamen welvaartstaten in het westen, zegt hij. Wooldridge vermeldt er in zijn “analyse” niet bij dat het fascisme in Duitsland voor de kapitalistische crisis van 1929 een zeer marginaal fenomeen was. Het idee dat het fascisme een bijna begrijpelijke reactie was op het “communisme” verdoezelt de rol van de kapitalistische crisis en de financiering van de NSDAP door menig lid van het Duitse grootkapitaal.
De hernieuwde groei na WOII en de “welvaartstaten” konden er trouwens alleen maar komen na de massale vernietiging van kapitaal in de oorlog. Dat was een economische voorwaarde om terug naar een faze van investeringen en de invoering van nieuwe technologie te kunnen gaan. Politiek en sociaal was er de druk van de arbeidersbeweging in West-Europa, die de buik vol had van de laatste barbaarse uitwasemingen van het kapitalisme. Er was ook de druk van een ander economisch systeem, de stalinistische bureaucratieën die steunden op een planeconomie, in het Oosten.
De misvorming van de Russische revolutie, het stalinisme als model, zette de idee van een klassieke arbeidersrevolutie tijdelijk op een zijspoor. In China was nooit de arbeidersklasse in samenwerking met de arme boeren rechtstreeks aan de macht, doorheen democratisch verkozen raden. Mao balanceerde als een volleerd bonapartist tussen de klassen toen hij de steden binnenkwam, onderdrukte de arbeiders, zette vervolgens de burgerij aan de kant, en vestigde een regime naar het totalitaire voorbeeld van stalinistisch Rusland. De Cubaanse revolutie had massale steun, maar miste het element van arbeidersdemocratie in de overgang naar een planeconomie. De reden daarvoor was dat, in tegenstelling tot de Russische revolutie, de werkende klasse in de steden – haar organisaties, bewustzijn en controle – niet het dominante element was in de revolutie. Ook in Cuba bestond er, ondanks de duidelijke voordelen van een planeconomie, geen systeem van pluralistische arbeidersdemocratie, geen vrije arbeiderspers, etc. Dat maakt het voor het huidige regime veel gemakkelijker om stappen te zetten in de richting van een herstel van elementen van de vrije markt. Hoewel het proces nog niet zover gevorderd is als met de bureaucratie in China.
Wooldridge stelt de decennia voor WOI voor als een liberaal walhalla van vrijhandel en toenemende democratische rechten. Dat de ontwikkeling van de productiekrachten botst op de beperkingen van de natiestaat, zoals in 1914 maar ook vandaag? Daarvoor zou hij er beter Marx nog eens op nalezen. En voor die democratische rechten betaalden vele werkenden een prijs in bloed. De heren van de schepping, het kapitaal, gaven de politieke democratie niet cadeau. Op dezelfde manier ziet Wooldridge toenemende liberalisering en vrijhandel na 1980 – de neoliberale periode van reële loondalingen en groeiende ongelijkheid – vandaag uitmonden in “populistische” bedreigingen voor een liberale wereldorde.
Wooldridge verwijst naar de Brexit en de verkiezing van Trump, die zich deels baseert op een protectionistische retoriek. Nochtans is het onvermijdelijk in een situatie van economische stagnatie dat er tussen de natiestaten een hevigere strijd om de buit – onze onbetaalde arbeid, de winsten – zal worden gevoerd. De liberale vrijhandel, die onze lonen en condities neerhaalt, is al aan kritiek onderhevig nog voor de zeepbellen op de beurzen volledig zijn gebarsten. Het geweeklaag over rechts populisme – voor de arbeidersklasse een reëel gevaar, voor de burgerij een factor die ze niet volledig controleren – onderstreept het verlies aan politieke autoriteit van de traditionele burgerlijke partijen. Dit proces is onvermijdelijk, maar gaat ook reeds naar links.
Wooldridge spoort zijn lezers bij de rijkste 1% aan om vuriger de liberale orde te verdedigen. Die zou de armoede wereldwijd hebben doen dalen. Nochtans steunt dat soort grove veralgemeningen op bedenkelijke analyses. Ze zijn immers vooral terug te voeren op de daling van de extreme armoede in landen als China en Indonesië. Eerder uitzonderingen met een eigen geschiedenis dan de regel. China maakte de overgang van een stalinistische planeconomie, met bewuste onderdrukking van het groeipotentieel in de landbouw, naar meer en meer een staatskapitalisme met zijn eigen, onoplosbare en typisch kapitalistische problemen: overaccumulatie, beperkte koopkracht voor de massa’s, groeiende schuldenbergen, … In Europa en in België deed het neoliberalisme de armoede sterk toenemen. In de VS is de ongelijkheid obsceen en een schrikwekkend toekomstbeeld voor de Europese werkenden en jongeren, als we het kapitalisme verder laten bestaan.
“De productiviteitsgroei is vertraagd” stelt de Economist-columnist Wooldridge sober vast. Inderdaad, ondanks de berg cash waarop de grote bedrijven zitten, ondanks het potentieel van nieuwe technologieën, ondanks het beleid in dienst van de aandeelhouders dat onze lonen drukt, … wordt er amper geïnvesteerd. Decennia van besparingen en daling van onze koopkracht hebben het systeem verder doen stagneren. De kapitalisten investeren amper omdat de markten zijn ondermijnd. Het kapitalisme loopt vast op zijn interne tegenstellingen, zoals Marx voorspelde. Het heeft een diepere crisis enkel kunnen vermijden door massieve kredieten in het systeem te pompen. Die ongeziene schuldenberg hangt als een molensteen om de nek van de huidige productiewijze. Binnen het winstsysteem krijgen we enkel meer van hetzelfde: besparingen, dalende koopkracht, werkloosheid en armoede.
“Grote ongelijkheid bedreigt de stabiliteit” jammert Wooldridge, voor een publiek dat die ongelijkheid organiseerde. Blijkbaar is de “stabiliteit” en niet zozeer het gebrek aan toekomstkansen, het gemis aan een degelijk inkomen, of de ellende van werkloosheid het probleem. Zo spreekt de burgerij onder klassegenoten: zakelijk, nuchter en kil. Volledig wars van de belangen en gevoelens van de klasse die ze uitbuiten. De denkers van de heersende elite, de rijkste 1%, maken zich op voor de verdediging van hun aftakelend winstsysteem. Laat ons de echte lessen van de massabeweging die de Oktoberrevolutie was onder de verdraaiïngen en misleiding vandaan halen. De werkenden kunnen er alleen bij winnen, dat er wel een democratisch alternatief bestaat op het kapitalisme. Laat ons die lessen toepassen vandaag en de strijd voor jobs, degelijke lonen, en een leefbare toekomst voor alle werkenden verbinden met de strijd voor democratisch socialisme.