Tag: Irak

  • Irak: weg met de criminele corrupte klasse die ons bracht waar we zijn

    Afgestudeerde studenten protesteren in Bagdad tegen werkloosheid. (Foto: Bas News English)

    In de tien jaar die zijn verstreken sinds de golf van opstanden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, die ook in Irak plaatsvond, zijn de problemen van de werkenden en jongeren in Irak enkel erger geworden. Sinds oktober 2019 zijn ze keer op keer de straat op gegaan om voor hun rechten op te komen. Is er een weg vooruit?

    Dossier door Rob Jones (ISA)

    Irak lijkt van de ene crisis in de andere te belanden. De publieke verontwaardiging, met name van ambtenaren, leraren en medisch personeel, na het uitlekken van de begroting voor 2021 in november was zo groot dat de oproerpolitie het gebouw van de Centrale Bank moest omsingelen om het te bewaken. De woede werd veroorzaakt door het voorstel om de dinar (de munt van het land) met meer dan 20% te devalueren en het deel van de begroting dat aan lonen wordt besteed te halveren van 25% tot 12% van het bbp. De directe oorzaak van deze dramatische crisis was de daling van de olieprijzen als gevolg van de door het coronavirus veroorzaakte recessie.

    In september braken stakingen van artsen uit ondanks, en gedeeltelijk vanwege, het coronavirus. Met slechts 30.000 artsen in dienst en één van de laagste ratio’s tussen artsen en patiënten ter wereld, protesteerden zij tegen de weigering van het Ministerie van Financiën om geld te zoeken om ook maar één van de 31.000 afgestudeerde werkloze artsen in dienst te nemen. De artsen klagen dat ze vaak brutaal worden aangevallen door rouwende familieleden van mensen die aan Covid-19 zijn overleden, terwijl de staat elke verantwoordelijkheid ontloopt.

    Eerder in 2020 heeft de regering bijna een half miljard dollar uitgetrokken om de problemen van de Iraakse armen te verlichten – dit zou in twee maanden tijd 2 miljoen gezinnen hebben geholpen – maar het was net genoeg voor 125 dollar per gezin gedurende 2 maanden. In de loop van 2020 is het aantal Irakezen dat in armoede leeft naar schatting met 5 miljoen toegenomen.

    In oktober brak een nieuwe golf van protesten uit ter gelegenheid van de verjaardag van de beweging van 2019. Duizenden mensen gingen de straat op in Bagdad en andere steden, maar werden tegemoet getreden door politie gewapend met verdovingsgranaten, waterkanonnen en traangas. De voornamelijk jonge protesten, in een land waar de jongerenwerkloosheid minstens 40% bedraagt, gingen door in de traditie van 2019: deelnemers eisten werk, betere openbare diensten, en spraken zich uit tegen de sektarische tweedeling van het land, een gevolg van de imperialistische interventies van de afgelopen decennia. Zoals een betoger het kort en bondig uitdrukte tegenover Reuters: “Dit is geen regering, het is een bende partijen en milities die Irak hebben vernietigd.”

    Deze opmerking weerspiegelt en vat in veel opzichten de woede samen die de protesten eind 2019 aanwakkerde. Ze werden uitgelokt door de gewelddadige aanval op een betoging tegen jongerenwerkloosheid, die door de politie op brute wijze werd aangevallen. Al snel ontwikkelde het zich tot een nationaal gedragen protest, aangewakkerd door de bittere armoede. De eisen bleven niet beperkt tot zuiver economische eisen. Er was grote woede tegen de corruptie. Ook was er een grote deelname van vrouwen die de kwestie van intimidatie aan de orde stelden.

    Zoals we indertijd opmerkten: “De betogers beklagen zich erover dat het systeem zelf niet alleen etnische verdeeldheid verankert, maar ook in grote mate verantwoordelijk is voor de sektarische burgeroorlog. Hoewel de oorlog is afgelopen, worden sjiieten en soennieten bij verkiezingen vaak gemotiveerd door de vrees dat als zij niet stemmen, de andere partij zal domineren. Erger nog: het hele systeem berust op vriendjespolitiek, partijen doen niet alsof ze gewone mensen vertegenwoordigen, maar gebruiken het systeem voor hun eigen partijbelang. Ze worden een gemakkelijke prooi voor de verschillende imperialistische krachten die invloed proberen op te bouwen in het land.”

    Impasse veroorzaakt door imperialistische interventie

    Alsof de impasse waarin Irak zich bevindt, het onvermogen van de heersende elite en de internationale machten om zelfs nog maar enkele basisproblemen aan te pakken nog eens extra moest benadrukt worden, werd de proxy-oorlog tussen Iran en de VS op Iraaks grondgebied uitgevochten toen Hezbollah-milities de Amerikaanse K-1 luchtmachtbasis en vervolgens de ambassade in Bagdad aanvielen, terwijl de VS militiebases in Syrië en Irak bombardeerden. Op 3 januari 2020 doodde een Amerikaanse drone-aanval de Iraanse topgeneraal Qassem Soleimani en verscheidene andere militiecommandanten op de luchthaven van Bagdad.

    Hierdoor kon al-Sadr het initiatief grijpen. Twee weken later organiseerde hij een “miljoenenmars” in Bagdad en andere steden om te protesteren tegen de Amerikaanse interventie. Hij beweerde zich te verzetten tegen corruptie en probeerde zijn protesten voor te stellen als gelijkaardig aan die van eind 2019.

    Heersende elite heeft geen opties meer

    De voormalige premier Adel Abdul Mahdi werd gedwongen af te treden als gevolg van de protesten in 2019. De enige kandidaten die de heersende elite vond om hem te vervangen, waren echter aangebrand door de corruptie en het sektarisme die het gevolg waren van de door het imperialisme opgelegde structuren voor machtsdeling. Mahdi werd na twee maanden koehandel tussen de politieke blokken vervangen door Mohammed Tawfiq Allawi, een voormalig minister en zakenman, met vastgoedontwikkelingen in Libanon, Marokko en Engeland en in het bezit van een Brits paspoort. Zijn benoeming stuitte op nieuwe protesten: in de stad Nasiriyah gaven betogers een verklaring uit waarin zij Allawi als volgt afwezen: “Hij is de gecompromitteerde kandidaat die behoort tot het sektarische politieke systeem van machtsdeling (Muhasasa) waartegen wij protesteren, en vertegenwoordigt niet de aspiraties van de protestpartijen.” Zijn benoeming werd bewerkstelligd “door dezelfde misdadige, corrupte klasse die ons heeft gebracht waar wij nu zijn.”

    Nadat Allawi gedwongen was af te treden, werd de hete aardappel doorgeschoven naar Adnan al-Zurfi, die had gediend als een pro-Westers boegbeeld dat met de VS had samengewerkt bij het opzetten van de regering na de afzetting van Saddam Hussein. Hij kon zelfs niet genoeg stemmen in het parlement krijgen.

    Weg met het Muhasasa-systeem

    Toen was het de beurt aan Mustafa al Kadhimi – hoofd van de nationale inlichtingendienst van het land. Zijn aanspraak op de macht was gebaseerd op het feit dat hij niet tot een politiek blok behoorde, maar goede betrekkingen met allen onderhield en bovendien in het bezit was van een Brits paspoort. Hij beloofde het Muhasasa-systeem te handhaven en de economische crisis aan te pakken door te snijden in de overheidsuitgaven, met name in de lonen van het overheidspersoneel. Hij is zijn belofte om de verantwoordelijken voor de dood van honderden betogers in 2019 voor de rechter te brengen, niet nagekomen. Hij moest van zijn plannen afzien nadat verschillende overheidsgebouwen werden getroffen door sit-ins van werklozen die werk eisten.

    Hierdoor bevindt Irak zich in een potentieel gevaarlijke situatie. De protestbeweging van 2019 eiste vervroegde verkiezingen, waar al Kadhimi al een tijd mee speelt. De verkiezingen waren eerst gepland voor juni van dit jaar, maar zijn onder het mom van het coronavirus uitgesteld tot oktober. Bij de huidige krachtsverhoudingen zullen de verkiezingen wellicht zorgen voor een lage opkomst en een overwinning voor de sjiitische geestelijke Muqtada al-Sadr. Begin februari stuurde al-Sadr zijn zwaarbewapende militie-eenheden de straten van Najaf, Bagdad en andere steden op om te eisen dat de verkiezingen vervroegd worden gehouden. Al-Sadr’s aanhangers waarschuwen in het openbaar dat “als het premierschap naar een andere partij dan de Sadristen gaat, dit betekent dat de verkiezingen vervalst zijn.”

    Al-Sadr bouwde zijn beweging op als onderdeel van het verzet tegen de Amerikaanse invasie – zijn “Mahdi-leger” beweerde dat het was opgericht om de stabiliteit in het door oorlog verscheurde Irak te herstellen en buitenlandse interventie te bestrijden. Dit weerhield de beweging er niet van wapens en financiële middelen uit Iran aan te nemen en zij was betrokken bij vele aanvallen op de soennitische bevolking. De laatste tien jaar is al-Sadr zich echter meer gaan bezighouden met politiek manoeuvreren, waarbij hij zijn beweging voorstelde als tegenstander van corruptie en in oppositie tegen de regering, terwijl zijn partij cynisch ministerposten accepteerde. Gesteund door de Communistische Partij is zijn blok het grootste in het parlement geworden.

    Al-Sadr verdedigt de bestaande architectuur

    Zijn oppositie blijft echter beperkt tot woorden. Zoals de politieke commentator Hiwa Osman op de website van Al Jazeera schreef: “Zijn belangrijkste slogan was altijd hervorming – dat wil zeggen, hij wilde dat de bestaande politieke architectuur hetzelfde bleef, met hier en daar een reorganisatie en wisseling van de wacht op regeringsposten. Deze op hervormingen gerichte agenda was wat alle protesten onschadelijk hield voor de regering en de heersende politieke klasse. Telkens wanneer de protesten een nieuw hoogtepunt bereikten, zou al-Sadr de regering een nieuw ultimatum stellen, beloften van hervormingen krijgen en de betogers naar huis sturen.”

    In 2019 werkte dit echter niet. Al-Sadr stond aanvankelijk vijandig tegenover de protesten, maar toen hij zich realiseerde dat ze enorme steun onder de bevolking hadden, probeerde hij in te grijpen, waarbij hij in een bepaald stadium zelfs zijn militie inzette, zogenaamd om het protest te beschermen, in de hoop dat hij op die manier de controle kon overnemen. De betogers waren niet zo goedgelovig, hielden afstand van de Sadristen en hielden vol dat zij “de ondergang van het regime” wilden, waarvan zij inzagen dat al-Sadr er zelf deel van uitmaakt. Na de moord op Soleimani stuurde al-Sadr zijn milities op de protesten af “om de saboteurs en de nationalistische huichelaars te ontmaskeren.” Daarbij kwamen 7 jongeren om het leven.

    Sindsdien hebben aanhangers en milities van de Sadristen de protestbeweging en haar aanhangers herhaaldelijk fysiek aangevallen en tegenprotesten gehouden, waarbij zij onverdraagzame opmerkingen maakten over de bedreiging die de protesten vormen voor de moraal, religieuze symbolen en de scheiding tussen de seksen. Dit heeft het praktische einde ingeluid van de opportunistische alliantie tussen Al-Sadr en de Communistische Partij.

    Al Sadr’s pogingen om zichzelf neer te zetten als een gerecycleerde, niet-sektarische en “pro-arme” figuur zijn door de beweging van 2019 ontmaskerd. Door het potentieel te laten zien van een werkelijk niet-sektarische strijd die de macht van de heersende elite betwistte, heeft deze beweging Al Sadr weer teruggedrongen tot een positie waarin hij sektarische retoriek gebruikt om de macht te heroveren. Zo riep hij onlangs op tot het herstel van het ‘sjiitische huis’, een verwijzing naar het vermeende recht van de Sjiieten om het land te regeren gezien hun meerderheid onder de Iraakse bevolking.

    We zullen terugkomen, groter dan ooit

    De acties tegen de betogers maken hen nog woedender. Zoals een jonge, werkloze betoger opmerkte: “We hebben het gevoel dat de regering onze eisen opzettelijk heeft genegeerd en we wachten tot de beperkingen door het coronavirus ophouden. We bereiden ons voor en we zullen terugkomen, groter dan ooit.”

    Deze stemming markeert een belangrijke verandering in het bewustzijn sinds de protesten in Irak ten tijde van de ‘Arabische lente’ in 2011. Na de protesten die Tunesië en Egypte overspoelden, gingen duizenden mensen de straat op in Bagdad en andere steden. Hun belangrijkste eisen waren gericht tegen slechte dienstverlening, corruptie en tegen individuele gouverneurs. De eerste fase van de protesten bereikte een hoogtepunt met de “Dag van de woede” op 25 februari 2011, toen tientallen mensen door veiligheidstroepen werden gedood.

    In april van datzelfde jaar, 8 jaar na het begin van de Amerikaanse invasie in Irak, trokken tot 100.000 mensen door Bagdad, georganiseerd door al-Sadr, om de Amerikaanse regering te waarschuwen dat als ze zich niet zou terugtrekken, het Mahdi-leger opnieuw de wapens zou opnemen tegen de bezetting.

    Doordat de beweging in 2011, net als elders in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, er niet in slaagde om effectief radicale veranderingen te bekomen, kreeg Irak te maken met nog meer economische problemen, en erger nog, met nog meer sektarische conflicten. De burgeroorlog, de strijd tegen de Islamitische Staat en de interventie van de imperialistische mogendheden – de VS, Turkije en Iran – hebben tienduizenden levens gekost en het land op de rand van een volledige opsplitsing in Koerdistan en gebieden bevolkt door soennitische en sjiitische moslims gebracht.

    Wereldbank eist dringend fiscale stimulans

    Het is mogelijk dat delen van de heersende elite de ernst van de situatie in Irak inzien. In een rapport van de Wereldbank van oktober 2020 wordt de rampzalige situatie met volgend understatement beschreven: “Een precaire situatie, een zwak gezondheidszorgsysteem, ondoeltreffende sociale vangnetten, welig tierende corruptie en aftandse dienstverlening versterken allemaal deze kwetsbaarheid en hebben in het hele land grootschalige protesten aangewakkerd.” In een ander rapport, dat in het najaar van 2020 is gepubliceerd, wijst de Wereldbank erop dat als gevolg van de dubbele economische crisis en de crisis in de gezondheidszorg tussen de 2,7 en 5,5 miljoen Irakezen zich bij de reeds bestaande 6,9 miljoen armen zullen voegen. Het plan van de regering om de lonen in de overheidssector te verlagen, zou dit met nog eens 1,7 miljoen kunnen doen toenemen.

    Volgens de Wereldbank moet de regering “dringend een budgettaire stimulans geven om de armen te beschermen en op korte termijn werkgelegenheid te scheppen… de toegang tot essentiële goederen en voeding te handhaven, de meest kwetsbare groepen voor de pandemie te identificeren en te bereiken en de gerichte sociale bescherming op te voeren… een actief arbeidsmarktbeleid te voeren en programma’s op te zetten om jobs te beschermen en de inzetbaarheid van werkzoekenden te vergroten… loonondersteunende programma’s in de particuliere sector, opleidingen op de werkplek, omscholing en programma’s voor ondernemerschap, alsook programma’s voor openbare werken.”

    Er is natuurlijk niet de geringste kans dat de Iraakse regering, die bestaat om de belangen van de rijke heersende elite en hun kapitalistische systeem te verdedigen, een dergelijk programma zal uitvoeren. Zij heeft er eenvoudigweg het geld niet voor.

    Aangezien olie goed is voor meer dan 95% van de export van Irak, meer dan 90% van de overheidsinkomsten en 43% van het BBP, hangt alles af van de olieprijs. Volgens het IMF zal de olieprijs de komende twee jaar gemiddeld tussen 48-50 dollar liggen – de Iraakse begroting voor 2019 was gebaseerd op een prijs van 62 dollar. Zelfs bij een drastische stijging van de olieprijs, wat gezien de huidige toestand van de wereldeconomie onwaarschijnlijk is, zouden alle extra inkomsten, zoals in Irak altijd het geval is, gewoon in de zakken van de heersende elite vloeien.

    De Iraakse regering benadert momenteel internationale instellingen, met name het IMF, om te onderhandelen over een lening van 6 tot 10 miljard dollar. Dit zou echter weinig uithalen om het verwachte begrotingstekort voor 2021 van 43 miljard dollar te dekken.

    Nieuwe crisis in Koerdistan

    Intussen zetten de imperialistische mogendheden hun inmenging in het land voort. De laatste stappen brengen reële gevaren met zich mee voor de toekomst van Koerdistan, waar gevreesd wordt dat een militair conflict tussen de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) en de regionale regering kan uitbarsten.

    Veel Koerden zijn zeer verbitterd over het verraad van hun belangen door het Westen, en met name de VS, die tijdens de oorlog van 2014-17 beloofden de onafhankelijkheid van Noord-Koerdistan te steunen in ruil voor de militaire rol van het Peshmerga-leger tegen Islamitische Staat. Ondanks de overweldigende steun voor onafhankelijkheid die tot uitdrukking kwam in het referendum van 2017, hield de VS deze belofte niet. De VS keken toe toen Iraanse milities als onderdeel van het Iraakse leger de regio rond Kirkoek binnentrokken. Vervolgens gaf Donald Trump in oktober 2019 groen licht aan Turkije om Noord-Syrië binnen te vallen, waarbij Turkije daar in conflict kwam met Koerdische strijders.

    De Koerdische regering in Noord-Irak sloot in 2014 een akkoord met Bagdad om de in de regio en in Kirkoek geproduceerde olie te verkopen via de centrale Irakese staatsorganisatie. In ruil daarvoor zou Bagdad geld verstrekken om het overheidspersoneel in het Koerdisch gebied te betalen.

    Nu kwam het Russische imperialisme tussen in de vorm van oliegigant ‘Rosneft’. In 2017 leende het Koerdistan 1,5 miljard dollar, te betalen door de verkoop van olie in de daaropvolgende vijf jaar, alsook door het kopen van 80% van de belangen in de potentiële nieuwe olievelden en de effectieve controle over de pijplijn Kirkoek-Ceyhan. De regering van Koerdistan werkt nu aan twee versies van haar begroting, de ene gebaseerd op de verkoop van olie via Bagdad, de andere met verkoop los daarvan aan Turkije via Rosneft. Bagdad ziet dit als een bedreiging van zijn ‘soevereiniteit’.

    Deze mogelijke verslechtering van de betrekkingen ligt waarschijnlijk ten grondslag aan de recente toename van gewapende conflicten tussen de Koerdische regeringstroepen van de Peshmerga en die van de PKK. De Koerdische regering leunde graag op Turkije om de PKK op afstand te houden, maar na het referendum van 2017 bekoelden de betrekkingen. Nu ziet zij de Turkse invallen in het noorden als een aanval op haar soevereiniteit.

    De Koerdische regering heeft nog andere problemen. Tijdens de protesten van 2019 heeft zij er alles aan gedaan om te voorkomen dat deze zich zouden ontwikkelen, deels omdat zij bang was voor het verlies van autonomie als de oproepen van de betogers in Bagdad tot het ‘de-sektariseren’ van de Iraakse politiek zouden worden uitgevoerd. Het hele jaar door zijn protesten van leraren, vrachtwagenchauffeurs en anderen tegen de niet-betaling van lonen en slechte dienstverlening met repressie beantwoord. Corruptie, nepotisme en economisch wanbeheer wakkeren de groeiende woede van de bevolking aan.

    In december werd een protest van leraren en ambtenaren in Sulaymaniyah tegen de niet-betaling van lonen aangevallen door de veiligheidstroepen, wat ervoor zorgde dat het protest zich ook naar andere steden verspreidde, voordat het brutaal werd neergeslagen met zeven doden, tientallen gewonden en honderden arrestaties tot gevolg.

    Nu veranderen ook de protesten in Koerdistan van karakter. Zij zijn overwegend jong, grotendeels spontaan van karakter en in tegenstelling tot veel protesten in voorgaande decennia niet georganiseerd door één van de oppositiepartijen. Terwijl in het verleden de woede van de betogers vaak gericht was tegen Bagdad, dat de regionale regering de schuld gaf van alle kwalen, richten zij zich nu tegen de regering in Koerdistan zelf. Net als hun tegenhangers in Bagdad in 2019, zien de Koerdische jongeren nu de oorzaak van hun problemen in het systeem zelf en willen ze dat het volledig wordt herzien. Wat hen momenteel ontbreekt, is een duidelijk idee van hoe dat moet gebeuren.

    De weg vooruit

    Hoewel het zich afkeren van de corrupte en nepotistische pro-kapitalistische partijen een positieve stap is, moet niet de vergissing gemaakt worden dat er geen partij nodig is. Integendeel, arbeiders en jongeren hebben een partij nodig die een programma en een strategie kan ontwikkelen die in staat is een alternatief te bieden voor het op sektarisme gebaseerde, pro-imperialistische regime dat Irak momenteel verwoest. Als eerste stap heeft de positieve spontaniteit van de protesten een georganiseerde vorm nodig, democratisch gekozen comités die de betrokkenen kunnen verenigen, strategie en tactiek kunnen bespreken en ervoor kunnen zorgen dat de protesten zich uitbreiden tot de georganiseerde arbeidersklasse. Zulke comités kunnen de verdediging van de protesten organiseren tegen sektarische aanvallen van groepen zoals de milities van al-Sadr.

    Om een einde te maken aan de armoede is protest natuurlijk niet voldoende: er moeten maatregelen worden genomen om de diepere oorzaken ervan weg te nemen. De imperialistische mogendheden wier olie- en gasbedrijven zo gebrand zijn op de uitbuiting van de natuurlijke rijkdommen van het land, moeten worden verdreven, zodat deze in handen van de overheid kunnen komen, onder democratische controle en beheer van de werkenden en de gemeenschap. Ook de plaatselijke kapitalisten en hun trawanten moeten uit de macht worden gezet. Een einde aan de corruptie zal dan mogelijk zijn door de controle van alle begrotingsuitgaven, financiële uitwisselingen en de persoonlijke bankrekeningen van alle hoge staatsambtenaren en gekozen vertegenwoordigers door gekozen comités te verzekeren. Door de economie democratisch te plannen kunnen de middelen van het land worden gebruikt om de scholen, ziekenhuizen, jobs en woningen te verschaffen die de bevolking nodig heeft.

    En om het politieke systeem te veranderen is een revolutionaire grondwetgevende vergadering nodig waarin alle lagen van de werkende bevolking, de armen en de onderdrukten vertegenwoordigd zijn, die een systeem kan ontwikkelen dat vrij is van het ingebouwde sektarisme van het huidige systeem, dat zelfbeschikking van Koerdistan mogelijk maakt en de vestiging van een democratisch socialistisch Irak als onderdeel van een bredere socialistische confederatie van de Levant en het hele Midden-Oosten.

     

  • Moord op Soleimani – Trump brengt de regio dichter bij oorlog

    Soleimani, foto: Wikipedia

     

    Door Rob Jones

    De Libanese pro-Hezbollah krant “Al-Akhbar” titelde vrijdag: “Het martelaarschap van Soleimani: Het is oorlog!” Dit is slechts één van de eerste boze reacties op de nachtelijke Amerikaanse droneaanval op het konvooi dat de internationale luchthaven van Bagdad verliet. Bij die aanval kwamen de Iraanse topgeneraal Qassem Soleimani en ten minste zes anderen om het leven, waaronder verschillende militiecommandanten die betrokken waren bij de strijd tegen ISIS. De schokgolven verspreidden zich snel over de wereld – de olieprijs steeg met 4% en de Amerikaanse aandelenmarkt kwam onder druk te staan toen speculanten op zoek gingen naar ‘veilige havens’ voor hun geld. De termen ‘derde wereldoorlog’ en ‘Franz Ferdinand’ waren trending op Twitter.

    We staan natuurlijk niet op de rand van een derde wereldoorlog als gevolg van deze brutale en ongetwijfeld illegale actie van Donald Trump. Maar zijn besluit om deze moord toe te staan, heeft de situatie in de regio ongetwijfeld veel gevaarlijker gemaakt. Dit blijkt uit de waarschuwing van de Amerikaanse regering aan Amerikaanse burgers in Irak om het land onmiddellijk te verlaten en geen enkele poging te doen om de Amerikaanse ambassade te benaderen. Iran en bondgenoten zoals Hezbollah in Libanon zullen zich richten tegen Amerikaanse en pro-Amerikaanse doelwitten, mogelijk ook in Israël en Saoedi-Arabië. Iran toonde eerder aan dat het in staat was om de olietransporten door de Straat van Hormuz te stoppen en ook om de Saoedische olieproductie te raken. Een ernstiger conflict in de regio zou verregaande gevolgen hebben voor een wereldeconomie die al met een belangrijke vertraging te maken heeft. De gevolgen op de lange termijn voor gewone Amerikanen en andere onschuldige mensen in de hele wereld zullen onder meer de dreiging van nieuwe terroristische aanslagen omvatten.

    De moord op Soleimani is de laatste fase van een offensief van de VS tegen Iran, dat begon met de terugtrekking van Trump uit het onder Obama onderhandelde nucleaire akkoord en de daarop volgende verwoestende sancties. Sancties zijn op zich al een oorlogsdaad en het Iraanse regime heeft getracht te reageren, onder meer toen het een militaire drone van de VS neerhaalde en door het gebruik van marionetten in Irak om basissen met Amerikaanse troepen aan te vallen. Het weerspiegelt ook de noodzaak voor het Amerikaanse imperialisme om “kracht” te tonen in het kielzog van hun verknipte terugtrekking uit het noordoosten van Syrië en diverse aanvallen van het Iraanse regime en zijn marionetten.

    De manier waarop Trump het besluit nam om de aanval in te zetten, wijst op zichzelf al op het ‘schurkenkarakter’ van zijn bewind. Niet alleen negeerde hij het parlement, dat geacht wordt dergelijke acties goed te keuren, maar volgens berichten heeft hij nauwelijks zijn eigen adviseurs geraadpleegd. In plaats van de aankondiging zelf te doen, liet hij die eer aan het Pentagon na en tweette hij slechts een beeld van de Amerikaanse vlag. Hoewel de Amerikaanse Democraten er terecht op wijzen dat Trump misschien ook probeert om het impeachment -proces te doorbreken, zouden ze er goed aan doen zich te herinneren dat president Clinton in 1998 een luchtaanval op Irak uitvoerde, net toen zijn eigen impeachment-proces op gang kwam.

    Wij verzetten ons tegen het zelfverklaarde “recht” van het Amerikaanse imperialisme om zijn tegenstanders te vermoorden. Geen enkele socialist zal tranen laten rollen voor Qassem Soleimani. Hij stond aan het hoofd van de beruchte “Quds-macht” – de militaire eenheden van het Iraanse regime die gebruikt worden voor interventies in het buitenland. Hij zou ook een grote rol hebben gespeeld in de conflicten in Irak, Syrië, Jemen, Gaza, Libanon en Afghanistan. Hij wordt geacht een sleutelrol te hebben gespeeld in het aanzwengelen van de strijdkrachten tegen ISIS. Soleimani was geen vriend van gewone mensen en speelde een rol in het ondersteunen van reactionaire regimes in de regio. Toen studenten in 1999 deelnamen aan massale demonstraties in Teheran, stuurde Soleimani een brief aan president Khatami met de eis om de studenten aan te pakken. Daarin waarschuwde Soleimani dat hij het zelf zou doen en tegelijkertijd een militaire staatsgreep zou plegen indien Khatami niet reageerde. De deelnemers aan de recente protesten in Irak, die het einde van de Iraanse en alle buitenlandse interventies eisten, weten dat Soleimani niet alleen de regering in Bagdad tot een harde aanpak heeft aangezet, maar ook de milities heeft bevoorraad en ertoe heeft aangezet om de demonstranten aan te vallen. Honderden mensen zijn gedood en nog veel meer gewond geraakt.

    Dit is echter absoluut geen rechtvaardiging voor de moord op de generaal en zijn gevolg. We moeten ook niet in de val lopen om te herhalen wat sommige woordvoerders van Trump hebben gezegd, namelijk dat Soleimani verantwoordelijk is voor alle problemen in de regio. Het hele gebied is het slachtoffer van een brutale strijd om de macht en de controle over de natuurlijke grondstoffen. Het gaat om een strijd tussen de verschillende imperialistische mogendheden, waaronder de regionale machten. Er zijn geen principes in het spel, behalve de poging om de rijkdom van het gebied uit te buiten ten koste van het gewone volk. Allianties die op een bepaald moment of in een bepaald land nuttig zijn, bijvoorbeeld in de strijd tegen ISIS, worden in de buurlanden overboord gegooid of op hun kop gezet. De eerste Iraakse stad die zich in 2014 tegen ISIS verzette, Amerli, werd verdedigd door wat de Los Angeles Times beschreef als “een ongewoon partnerschap van Iraakse en Koerdische soldaten, door Iraniërs gesteunde sjiitische milities en Amerikaanse gevechtsvliegtuigen.” De VS werkten toen graag samen met Soleimani.

    Trump rechtvaardigt de aanval met de stelling dat Soleimani “een onmiddellijke bedreiging vormde voor het Amerikaanse leven” en “een complot smeedde om Amerikaanse burgers te doden.” Eerder op de week reageerde Trump op de aanval en bezetting van een deel van de Amerikaanse ambassade door sjiitische milities, die door Soleimani gesteund werden. Hij waarschuwde dat “Iran volledig verantwoordelijk zal worden gehouden voor het verlies van mensenlevens of de schade die is aangericht in een van onze faciliteiten. Ze zullen een zeer GROTE PRIJS betalen! Dit is geen waarschuwing, het is een bedreiging. Gelukkig Nieuwjaar.”

    De bezetting van de ambassade is een duidelijke waarschuwing voor de gevaren en gevolgen van de interventie van verschillende imperialistische krachten in de regio. Sinds begin oktober is Irak in de greep van moedige protesten tegen het gebrek aan jobs, diensten, massale corruptie en het religieuze sektarisme dat sinds het einde van de formele bezetting door de VS in het regeringsstelsel is verankerd.

    De betogers hebben duidelijk gemaakt dat zij gekant zijn tegen de aanwezigheid van de Amerikaanse strijdkrachten en tegen de door Iran gesteunde milities, die betrokken waren bij geweld op de betoger om zo de huidige, door Iran gesteunde, regering ter hulp te komen. De recente ontwikkelingen kunnen reactionaire sjiitische milities aanzetten tot het opvoeren van gewelddadige campagnes in de regio.

    Ook in Iran is de massale oppositie de laatste tijd toegenomen, als gevolg van de stijging van de brandstofprijzen tegen de achtergrond van een economie die gebukt gaat onder massale corruptie en de Amerikaanse sancties. Net als in Irak heeft het regime brutaal gereageerd door de oppositie ervan te beschuldigen “contrarevolutionairen en buitenlandse vijanden van Iran” te zijn en door anti-Amerikaanse gevoelens aan te wakkeren.

    De moord op Soleimani is weliswaar een klap voor het Iraanse regime, maar zal het ook versterken op een moment dat het geconfronteerd wordt met de grootste interne uitdaging van massale oppositie sinds de revolutie van 1979. Soleimani zelf is snel vervangen door de brigadegeneraal van de Islamitische Revolutionaire Garde Esamil Ghaani, die het bloedige werk van Soleimani in het hele Midden-Oosten niet alleen zal voortzetten, maar ongetwijfeld zal opvoeren. De moord wordt door het regime in Teheran gebruikt om de anti-Amerikaanse propaganda op te voeren. Dit alles zal het voor de protestbeweging in Iran moeilijker maken om door te gaan. In Iran was er al een golf van protesten met betogers die “Dood aan Amerika” riepen en portretten van Soleimani droegen. Volgens het Iraanse persbureau waren er acties in onder meer Teheran, Arak, Bojnourd, Hamedan, Hormozgan, Sanandaj, Semnan, Shiraz en Yazd.

    De reactie van andere imperialistische mogendheden was erg voorzichtig. China heeft de VS opgeroepen de Iraakse soevereiniteit te respecteren. De Franse president Macron heeft onmiddellijk president Poetin van Rusland gebeld, waarbij beide landen de noodzaak van voorzichtigheid hebben aangegeven en aan Iran vroegen om escalatie van het conflict te voorkomen. Israël steunt natuurlijk het optreden van de VS, maar heeft als reactie de veiligheid moeten verhogen. De bezorgdheid van de andere mogendheden wordt niet gevoed door de mensenrechten of de politieke rechten van de inwoners van de regio, maar door de vrees dat de regio in een dramatische escalatie van het conflict terecht kan komen en vanwege de mogelijke gevolgen voor de wereldeconomie. De Europese mogendheden vrezen dat de Iraakse regering, die de aanval heeft veroordeeld, als reactie zal eisen dat de resterende 5.000 Amerikaanse troepen het land verlaten. Zij vrezen dat dit de strijd tegen ISIS zal verzwakken. Het Pentagon is zich bewust van de gevaren en heeft nog eens 3.500 troepen gestuurd, die al op weg zijn naar Koeweit en klaar zijn om in Irak, Syrië of elders te worden ingezet.

    Een commentator beschreef deze aanval als een afwijking van het gebruikelijke “proxy war” karakter van de conflicten in dit deel van de wereld. Het ging immers om een directe klap van een grote imperialistische mogendheid op een andere, zij het regionale mogendheid. Ondanks de pogingen van het Amerikaanse parlement en zelfs van delen van het leger om Trump in toom te houden, en ondanks de terughoudendheid van andere mogendheden om zijn agressieve acties te ondersteunen, is het zeker zo dat de conflicten tussen de verschillende partijen zullen toenemen, hoewel een openlijke oorlog tussen de mogendheden in dit stadium niet aannemelijk is. Toch kunnen deze conflicten zich ontwikkelen tot een open confrontatie tussen troepen van de verschillende mogendheden – niet alleen tussen de VS en Iran. Rusland heeft een militaire basis in Syrië geopend, op korte afstand van een gebied dat onder Amerikaanse bescherming zou moeten staan, terwijl Turkije troepen naar Libië stuurt.

    Het kan op twee manieren verder. Ofwel blijven de verschillende machten en krijgsheren de touwtjes in handen houden en ontaardt de situatie nog verder, waardoor de armoede in de regio escaleert en de inter-etnische en inter-imperialistische conflicten voortduren, en de rest van de wereld nog meer terroristische acties te verduren krijgt.

    Of de andere kracht die de afgelopen maanden in de regio zijn spierballen heeft laten zien – de arbeidersklasse – kan een bijdrage leveren om dit te voorkomen. De recente acties in Irak, Iran, Libanon en elders hebben het potentieel van de arbeidersklasse aangetoond als zij eensgezind en vastberaden optreedt, waarbij zij weigert te leunen op één van de imperialistische mogendheden – of het nu de VS of Iran is – en haar eigen, onafhankelijke en internationalistische positie naar voren schuift.

    Wij zeggen:

    • Nee tegen de imperialistische interventie in het Midden-Oosten, voor de terugtrekking van de Amerikaanse, Franse, Britse, Russische en alle andere buitenlandse troepen uit de regio en voor niet-inmenging van nationale regeringen in aangelegenheden van hun buurlanden;
    • Voor volledige steun aan de protestbewegingen in Irak, Iran, Libanon en elders in hun strijd tegen armoede, corruptie en etnische verdeeldheid;
    • Voor het opbouwen van een massale anti-oorlogsbeweging in de VS en internationaal;
    • Voor de eenheid van arbeiders en jongeren in de hele regio om de pro-kapitalistische regeringen, die gebaseerd zijn op etnische verdeeldheid en conflicten, ten val te brengen en deze te vervangen door democratische arbeidersregeringen met een socialistisch programma om een einde te maken aan armoede, corruptie en autoritair bestuur – voor een democratische socialistische federatie van het Midden-Oosten.

  • Irak: een kruitvat dat op ontploffen staat

    Dossier door Rob Jones – Sotsialisticheskaya Alternativa – CWI in Rusland

    In 2003 lanceerden de imperialistische mogendheden een militaire campagne om Saddam Hoessein te verwijderen en een nieuwe democratische orde in het Midden-Oosten te vestigen. Dat was in ieder geval de officiële dekmantel, in werkelijkheid was het evenzeer een poging van het westerse imperialisme om de Iraakse olie in handen te krijgen. Het werd een ramp, met alleen in Irak meer dan een miljoen doden. Sindsdien zijn het land en zijn buurlanden overspoeld door oorlog, onstabiele regeringen en schrijnende armoede.

    Sinds de terugtrekking van de Amerikaanse troepen in 2011, hoewel sommige inmiddels zijn teruggekeerd, werd Irak geconfronteerd met veel protesten, waaronder een eigen versie van de zogenaamde ‘Arabische lente’. Maar nu, tegen de achtergrond van massale opstanden in de hele wereld, waaronder opnieuw in Egypte, Libanon en nu ook in Iran, zijn het land en de regering op hun grondvesten geschokt door een overwegend jeugdige massabeweging van de arbeidersklasse. Hoewel premier Adel Abdel Mahdi eind november gedwongen werd af te treden, gaan de protesten door.

    Zoals bij elk kruitvat, kan gelijk welke vonk het doen ontbranden. En er zijn er veel geweest. Het lijkt nu lang geleden, maar eind september gebruikten de veiligheidstroepen waterkanonnen tegen een betoging van jongeren die net van de middelbare school af waren en die werk eisten voor het kantoor van de premier. In de drie daaropvolgende dagen verspreidden de solidariteitsbetogingen zich over het hele land.

    Slechts enkele dagen later volgde een nieuwe golf van protest na de aankondiging van de premier, die door velen wordt gezien als iemand die dicht bij het Iraanse regime staat, dat luitenant-generaal Abdel-Wahab Al-Saedi werd overgeplaatst van de Terrorismebestrijdingsmacht naar het ministerie van Defensie. Al-Saedi, die de leiding had in de strijd tegen IS in Mosul, had een reputatie als ‘nationale held’ en zijn degradatie werd onder meer op sociale media gezien als het resultaat van Iraanse druk op de Iraakse regering.  De ontevredenheid over deze kwestie nam pas af toen Al-Saedi zelf zijn degradatie accepteerde en de kwestie werd al snel vergeten.

    Op 1 oktober overspoelden meer dan duizend jongeren het Tahrirplein in Bagdad in een vreedzaam protest tegen de werkloosheid – het grootste protest tegen Adel Abdel Mahdi sinds zijn benoeming. Terwijl ze anti-regeringsleuzen riepen, botsten de jongeren op de oproerpolitie, die met scherp schoot. Deze jongeren zetten de toon voor toekomstige protesten. Fadhel Saber, een werkloze 21-jarige werkloze, legde uit: “Wij willen dat deze regering verandert. Dit is een regering van politieke partijen en milities.”

    Ondanks pogingen van de regering om de verspreiding van het protest te beperken door het internet te beperken en een avondklok in een aantal steden aan te kondigen, hadden ze zich binnen een dag verspreid over het hele land, van Bagdad tot Nasiraya in het zuiden, waar gemeld werd dat de politie “de controle kwijt was geraakt”, net als in Amara en Hilla. “We willen banen en openbare diensten. We eisen ze al jaren en de regering heeft nooit gereageerd.” Facebook en Twitter hielpen de protesten uit te breiden naar de oostelijke stad Kut, waar de demonstranten het gebouw van de lokale overheid probeerden te bezetten. Duizenden belegerden het regeringsgebouw in het olierijke Basra en er waren vreedzame protesten in het noorden – in Kirkuk en Tikrit. De premier moest dezelfde avond jobs beloven voor de werkloze afgestudeerden. Maar dat bracht geen rust.

    In een recent rapport van de Wereldbank wordt de jeugdwerkloosheid op 36% geschat. Ondanks het feit dat Irak een van de grootste olieproducenten ter wereld is, leven 40 miljoen mensen van minder dan 5 euro per dag, terwijl miljoenen mensen geen toegang hebben tot adequate gezondheidszorg, onderwijs, schoon water en elektriciteit.

    Het aantal doden en gewonden nam snel toe – aan het eind van de eerste week waren er meer dan honderd doden en duizenden gewonden. Bagdad bleef onder de avondklok. Imram Khan, een verslaggever voor Al Jazeera, beschreef de situatie in Bagdad op 5 oktober: “De demonstranten zijn vastberadener dan ooit. Hoe meer mensen stierven, hoe meer ze de straat op zouden gaan. Wat begon als een vraag naar jobs en kansen veranderde in woede over de Iraakse veiligheidstroepen. Dezelfde veiligheidstroepen die ISIS versloegen hebben hun wapens gericht op ongewapende demonstranten. Dat heeft de betogers aangespoord om zich af te vragen waarom zij het doelwit zijn. Zij zijn geen ISIS. Het zijn Irakezen… Het is niet alleen deze regering waar ze boos op zijn. De vorige regeringen hebben ook schuld. De betogers willen geen regeringswisseling. Ze willen een verandering van bestuur. Zoals een Iraakse vriend mij zei: ‘Dezelfde houding maar verschillende gezichten in onze regering zijn het probleem. Het systeem moet veranderen. Onze politici moeten een land bouwen, niet hun eigen profiel’.”

    Na een kort intermezzo zijn de protesten tegen het einde van oktober hervat. Het Tahrirplein is sindsdien permanent bezet met veel mensen die kamperen in het ‘Turkse restaurant’ – een hoogbouw dat tijdens de oorlog is verwoest. Zelforganisatie werd de norm, waarbij mensen veiligheid bieden om provocateurs buiten te houden. Tuk-Tuk chauffeurs (kleine tweewielers) vervoeren gewonden, artsen en medische benodigdheden rond het plein. Een groep jongeren, bekend als ‘keepers’, hebben zich tot taak gesteld om traangasgranaten te onderscheppen die door de milities en veiligheidstroepen op het plein worden afgevuurd.

    Veelbetekenend is dat een groot aantal vrouwen meedoet: “We zijn een groep meisjes en zijn de straat op gegaan onder het motto ‘Ik ben de revolutie’ om de realiteit van de protesten weer te geven en de wereld te laten zien dat de Iraakse vrouwen in het algemeen en de Basra-vrouwen in het bijzonder de protesten sinds 25 oktober niet meer zullen verlaten en dat de vrouwen zullen blijven totdat de hele regering is afgezet.” Het plein wordt beschilderd met slogans die waarschuwen voor seksuele intimidatie, terwijl de vrouwen die demonstreren voor hun rechten tegelijkertijd deelnemen aan de veiligheidspatrouilles en aan medische teams.

    Opnieuw zijn er protesten verspreid over Centraal-, Zuid- en Oost-Irak. In veel steden werden betogers aangevallen en beschoten. Tot op heden zijn er meer dan 420 mensen gedood en bijna 20.000 gewond geraakt. Betogers hebben hun woede gericht op lokale overheidsgebouwen en vaak op Iraanse consulaten. Hoewel in deze regio’s voornamelijk sjiieten wonen, is het veelbetekenend dat de demonstranten zich verenigd presenteren. Op het Tahrirplein weerklinkt het als volgt: “Geen sjiieten, geen soennieten, geen christenen. We zijn allemaal één Irak.”

    Een regio die relatief onaangetast bleef door het protest is de semi-autonome Koerdische regio in Noord-Irak. Dat wil niet zeggen dat de regio niet met soortgelijke problemen kampt. De afgelopen jaren zijn er zelfs ernstige protesten over dezelfde kwesties geweest tegen de eigen heersende elite, die zich concentreert rond de twee rijkste families – de Barzanen en de Koerdische Democratische Partij en de Talabenen met de Patriottische Unie van Koerdistan. De concessies van de federale regering onder Mahdi, waaronder het vrijgeven van beloofde middelen voor de betaling van de salarissen van ambtenaren, hebben de problemen enigszins verlicht, hoewel velen in de regio sympathie hebben voor de protesten. Belangrijker is echter het standpunt van de Koerdische regionale regering, met de kennelijke steun van de communistische partij. Die regering stelt alles in het werk om protesten te voorkomen uit angst dat de regio haar autonomie verliest als de oproepen van de betogers in Bagdad voor de ‘ontsektarisering’ van de Iraakse politiek effectief worden uitgevoerd.

    Op dezelfde manier is de soennitische bevolking, in steden als Mosul, minder zichtbaar betrokken. Er is duidelijke steun, met name van de soennitische jeugd in gemengde gebieden en op sociale netwerken, maar in Mosul bestaat de vrees dat openlijke betogingen zullen worden afgeschilderd als IS-activiteiten en zullen worden onderworpen aan wrede repressie.

    Wat echter duidelijk is, ongeacht de etnische of religieuze achtergrond, is dat deze protesten zijn uitgebroken in de verarmde arbeiderswijken en sloppenwijken, onder de jongeren die het zwaarst door de armoede worden getroffen. Sinds eind oktober hebben de massale protesten een nieuw, volwassener karakter gekregen. Dit is deels te danken aan de beslissing van de vakbonden van leraren en advocaten om actief deel te nemen. Veel scholen en universiteiten zijn gesloten omdat de studenten in staking gingen. Een commentator beschreef hoe: “Jonge meisjes in schooluniform en rugzakken werden gezien terwijl ze door de straten liepen die bezaaid waren met traangasbussen.”

    Andere vakbonden hebben helaas minder een rol gespeeld bij de protesten. Dit is deels te wijten aan het standpunt van de Iraakse Communistische Partij, die het niet nodig ziet om deel te nemen, en aan de verzwakte positie van de vakbonden als gevolg van de afgelopen jaren van oorlog en sektarische conflicten. Eind oktober heeft de Conferentie van Iraakse Vakbonden, een alliantie van nationale bonden, een verklaring afgelegd ter ondersteuning van de protesten en een oproep gedaan aan haar leden om deel te nemen. Hoewel veel individuele leden, waaronder oliearbeiders, aan de protesten hebben deelgenomen, kwam het niet tot een georganiseerde staking. Zonder nationale vakbondssteun werd het aan de lerarenvakbond overgelaten om een algemene staking te houden die scholen, regeringskantoren en in sommige gebieden ook winkels en markten plat legde.

    Deze zwakte heeft er in zekere zin toe geleid dat de betogers niet de economische macht hadden om de regering tot toegevingen te dwingen, aangezien leraren en advocaten niet direct de rijkdom in de samenleving leveren. Maar er zijn andere manieren gevonden om de economie te beïnvloeden. Betogers hebben de wegen rond de grote steden en bruggen geblokkeerd. En vooral: de haven van Umm Qasr nabij Basra werd geblokkeerd, waardoor de handel met 50% is verminderd en waardoor de acties 6 miljard dollar per week schade aanbrengen.

    Een paar dagen later werd Khor al-Zubair, de op een na grootste haven van Irak, afgesloten, waardoor de handelsactiviteiten werden stopgezet omdat olietankers en andere vrachtwagens met goederen niet in staat waren om de haven binnen of buiten te varen. Ook het werk bij de olieraffinaderij van Nassiriya in de buurt van Basra werd verstoord omdat de olietankers werden geblokkeerd. Dit versterkt het perspectief dat een open oproep aan arbeiders in de industrie, zeker indien het vanuit de vakbonden komt, de beweging veel krachtiger zou maken.

    Deze escalatie van het protest dwong de regerende elite om een uitweg te zoeken. De toonaangevende sjiitische geestelijke Ayatollah Ali al-Sistani zette de bal aan het rollen met een oproep aan de regering om de crisis op te lossen. Al snel gingen stammenleiders op bezoek bij Mahdi met de vraag om een stap opzij te zetten. Toen het nieuws hiervan het plein bereikte, werd het ontmoet met kreten van ‘verraders’. Het probleem van de heersende elite is dat het aftreden van Mahdi alleen niet voldoende was om de massa tevreden te stellen. Zoals een betoger opmerkte: “We zijn hier om de hele regering ten val te brengen, om ze er allemaal uit te wieden! We willen niet één van hen. Niet Halbousi, niet Abdul Mahdi. We willen het regime omverwerpen.”

    Pas na weken van protest trok de Iraakse Communistische Partij zich terug uit het parlement. De leider van de grootste parlementaire partij, de sjiitische moslimleider Muqtada al-Sadr, die vorig jaar in een blok met de communisten was gekozen, deed beroep op zijn politieke rivaal Hadi al-Amiri in een poging om Mahdi weg te krijgen.

    Begin december werden de eisen tegen de regering veel specifieker. Na Mahdi’s aftreden riepen de demonstranten: “Nee tegen Muhasasa, nee tegen politiek sektarisme.” (Muhasasa is het politiek regime op basis van quota per religieuze groep). Dit thema kwam terug op spandoeken en zelfs in de anti-sektarische poëzie die op de pleinen werd voorgelezen. Deze eis is een indicatie van hoe diep de crisis in Irak is en eigenlijk een bevestiging dat, tenzij er revolutionaire verandering plaatsvindt, de eisen van de betogers niet kunnen worden ingewilligd.

    De eerste plannen om ‘Muhasasa’ in te voeren werden in het begin van de jaren negentig opgesteld door de verschillende oppositiepartijen, toen zij het regime van Saddam wilden vervangen. Het beoogde een machtsverdeling op basis van quota voor openbare functies en politieke vertegenwoordiging, en ook de verdeling van de staatsmiddelen tussen de verschillende religieus/etnische groepen. Dit plan werd vervolgens door de Amerikaanse bezetting aangenomen als de “Iraakse Regeringsraad.”

    De betogers beklagen zich erover dat het systeem zelf niet alleen etnische verdeeldheid verankert, maar ook in grote mate verantwoordelijk is voor de sektarische burgeroorlog. Hoewel de oorlog is afgelopen, worden sjiieten en soennieten bij verkiezingen vaak gemotiveerd door de vrees dat als zij niet stemmen, de andere partij zal domineren. Erger nog: het hele systeem berust op vriendjespolitiek, partijen doen niet alsof ze gewone mensen vertegenwoordigen, maar gebruiken het systeem voor hun eigen partijbelang. Ze worden een gemakkelijke prooi voor de verschillende imperialistische krachten die invloed proberen op te bouwen in het land. En dit leidt tot inherente corruptie, zoals Ali Khraybit, een filmmaker op het Tahrirplein, zegt: “Elke politieke partij heeft controle over een groep ministeries waar ze haar eigen entourage inhuurt. Het systeem biedt een juridische dekmantel voor het misbruiken van het systeem.”

    De traditionele ‘linkse’ partij, de Iraakse Communistische Partij (ICP), draagt een grote mate van verantwoordelijkheid voor deze situatie – daarom is haar invloed in deze protesten minimaal. De ICP riep op tot de vervanging van de regering door technocraten en onafhankelijken en van het huidige systeem door een ‘nieuw’ systeem. Het probleem is tweeledig. Ten eerste maakt de partij zelf deel uit van het systeem, omdat het deel uitmaakt van de Sairon-coalitie onder leiding van de sjiitische geestelijken Muqtada al-Sadr, die vorig jaar bij de algemene verkiezingen het meeste stemmen kreeg.

    Al-Sadr, wiens basis zich onder de armere sjiitische bevolking bevindt, kreeg enige bekendheid tijdens de massaprotesten in februari 2016 in Irak, maar wordt nu door velen evenzeer geassocieerd met het probleem omdat zijn partij deel uitmaakt van de regering van Mahdi. Zijn pogingen om tussen te komen in de huidige protesten worden in dit stadium met onverschilligheid begroet. De ICP rechtvaardigt deze benadering met het argument dat “Irak zich nog steeds in een fase van ‘kapitalistische ontwikkeling’ bevindt, die een gemengde economie, een ‘sociale markt’ en de bevordering van vakbonden en sociale zekerheid vereist.” De meer linkse ‘Arbeiders Communistische Partij van Irak’ lijkt zich vooral te richten op het beëindigen van de islamitische invloed in plaats van op het propageren van een socialistische oplossing.

    Een indrukwekkend kenmerk van de beweging is de manier waarop demonstranten de buitenlandse inmenging in Irak afwijzen. De woede is gericht tegen de ‘Muhasasa’ die in de nasleep van de Amerikaanse bezetting is achtergebleven en die door velen verantwoordelijk wordt gesteld voor de sektarische conflicten. De basis bestaat niet echt voor een wending in de richting van het Amerikaanse imperialisme zoals in sommige andere landen, omdat de Iraakse massa’s begrijpen wat het ingrijpen van de VS met zich meebrengt.

    Er is grote woede over de Iraanse invloed in het land. Iran wordt niet alleen gezien als een belangrijke begunstigde van het ‘Muhasasa-systeem’, Iran is ook een belangrijke sponsor van Mahdi’s regering en oefende veel druk uit op individuen zoals Sadr om niet aan te dringen op zijn val. Tijdens de protesten is generaal Soleimani, hoofd van de Iraanse Revolutionaire Garde, regelmatig naar Irak gekomen en heeft hij aangedrongen op harde maatregelen om de protesten te stoppen. Veel betogers verwijten Iran dat het paramilitaire milities heeft opgericht die hen in het hele land hebben aangevallen. Daarom is er zoveel woede geuit over Iraanse bezittingen in verschillende steden.

    Sommige commentatoren, die zich ongetwijfeld baseren op het verhaal van de westerse media, zagen dit en liepen in de val om te beweren dat “nationalistische slogans gebruikelijk” zouden zijn onder de betogers. Ze begrijpen de drijvende kracht achter deze protesten verkeerd.  Niet alleen dringen de betogers er consequent op aan dat zij alle etnische groepen vertegenwoordigen, toen onlangs in Iran protesten uitbraken, werd er een boodschap gestuurd vanuit het Tahrirplein: “Het is voor ons van cruciaal belang dat jullie zich bewust zijn van het feit dat wij van het Iraakse volk slechts een oprechte liefde voor jullie hebben. Ons probleem is het Iraanse sektarische regime, dat alle corrupte politici, criminelen en moordenaars in onze huidige regering steunt.”

    In plaats van te proberen alle mensen in Irak (of in een van de etnische groepen) te verenigen tegen andere landen of etnische groepen, zoals nationalisten zouden doen, proberen de betogers het tegenovergestelde te doen. Ze verenigen werkende mensen en armen van alle etnische groepen tegen hun eigen ondemocratische en corrupte nationale elites. Een opmerking van Leon Trotski, uit een compleet ander tijdperk, lijkt bijna op het lijf van de huidige beweging in Irak geschreven te zijn: “Het ontwaken van de onderdrukte en uiteengevallen naties, hun strijd om hun afgescheiden delen te verenigen en het buitenlandse juk af te werpen, zou onmogelijk geweest zijn zonder een strijd voor politieke vrijheid.” ‘Wij willen een land’ is de schreeuw van jongeren die nu in Irak op straat komen.

    Op het moment van schrijven heeft Mahdi zich teruggetrokken, maar hij is nog steeds interim-leider. Betogers reageerden blij op zijn ontslag, maar ze zijn nog steeds boos: zijn ontslag is niet genoeg. Ze willen niet dat een andere politieke leider het overneemt. Ze willen dat er een einde komt aan het hele systeem. Zoals men het verwoordde: “Als ze ermee instemmen om vervroegde verkiezingen te houden, zullen dezelfde gezichten terugkeren. Ze zullen gewoon worden herschikt.”

    Een burgerlijke commentator, Fanar Haddad, stelde dat “de politieke sfeer in Irak tegenwoordig meer een diffuus web van gevestigde belangen (formeel en informeel, Iraaks en buitenlands) is dan ‘een regime’. Er tegenin gaan lijkt op het slaan tegen een onbeweeglijke rots of op een vuistslag die zo door jam gaat. Paradoxaal genoeg is dit misschien wel een van de krachtigste kenmerken van het regime, en een die het voortbestaan ervan kan garanderen. Het sluit de mogelijkheid uit dat de staat gevangen wordt genomen zonder dat het volledig wordt vernietigd door middel van een grote burgeroorlog of een buitenlandse interventie zoals in 2003.”

    Tot op zekere hoogte heeft hij natuurlijk gelijk. Het ‘Muhasasa-systeem’ is gecreëerd door de Iraakse burgerij, samen met het Amerikaanse en Iraanse imperialisme, juist om ervoor te zorgen dat de gevestigde belangen van de verschillende delen van de Iraakse heersende elite beschermd worden, niet alleen tegen elkaar, maar vooral tegen de werkende massa’s. De betogers hebben volkomen gelijk als ze zeggen dat het aftreden van Mahdi geen fundamenteel verschil zal maken. Als het systeem moet worden veranderd, is de vraag door wie? De betogers hebben gelijk dat ze geen vertrouwen hebben in de politieke partijen van vandaag, ze mogen het systeem niet herontwerpen.

    Het enige alternatief is dat de protesterende massa’s zelf verkozen comités instellen, die de deelnemers aan de protesten vertegenwoordigen, in de scholen en universiteiten, van arbeiders in de havens en op de olievelden en uit de arbeidersklasse, en een constituerende vergadering bijeenroepen om op democratische wijze te beslissen hoe Irak nu zal worden bestuurd in het belang van de werkende mensen, de jeugd en studenten.

    De betogers hebben een gezonde en volkomen begrijpelijke minachting voor de politieke partijen en milities die de afgelopen jaren alleen maar conflicten, corruptie en armoede hebben veroorzaakt. Er mag aan geen van hen vertrouwen worden geschonken. Maar er is één groep die geen partij heeft die haar belangen vertegenwoordigt: de arbeidersklasse. Een partij zoals de Iraakse communistische partij is niet meer dan een karikatuur van een arbeiderspartij. Er is een revolutionaire socialistische partij nodig die zich organiseert om het kapitalisme omver te werpen – te beginnen met de olie-industrie en andere belangrijke bedrijfstakken te nationaliseren en die onder de controle en het beheer van de werkenden te plaatsen, zodat de rijkdom van Irak kan worden gebruikt om degelijke lonen te betalen, onderwijs en gezondheidszorg te ondersteunen en fatsoenlijke huisvesting te bouwen.

    “Geen sjiieten, geen soennieten, geen christenen. We zijn allemaal één Irak” en “We willen ons land terug” zijn eisen die blijk geven van een begrip voor de noodzaak om een einde te maken aan sektarische conflicten en te strijden voor het wegnemen van de macht van de heersende elites en tegen de imperialistische mogendheden, of het nu gaat om de VS, Saoedi-Arabië, Iran of andere landen, en hun pogingen om de rijkdommen van Irak te controleren en te exploiteren. Bij de opbouw van een nieuw Irak mag er echter geen sprake zijn van dwang van nationaliteiten of religieuze groeperingen. In een werkelijk democratisch Irak zou het zelfbeschikkingsrecht, niet gebaseerd op de hebzucht van de verschillende heersende elites, maar in het belang van de werkende massa’s, de verschillende groepen in staat stellen in harmonie te leven.

    Irak heeft decennialang geleden onder het kapitalisme en imperialisme – zijn natuurlijke rijkdommen zijn geroofd door de heersende elite en de massa’s hebben geen werk, fatsoenlijke huizen en genoeg geld om van te leven. Socialistische maatschappijverandering is nodig om ervoor te zorgen dat de macht in handen komt van de arbeidersklasse en haar bondgenoten, zodat de rijkdom van het land wordt gebruikt voor het welzijn van iedereen met een democratisch geplande economie. Een socialistisch Irak zou een voorbeeld zijn van hoe sektarische conflicten en armoede in het hele Midden-Oosten kunnen worden beëindigd, wat zou leiden tot een democratische socialistische federatie van het Midden-Oosten.

  • 15 jaar geleden: begin van de oorlog in Irak

    15 februari 2003. Massaprotest tegen de oorlog in Irak.

    20 maart 2003, Dag X, het begin van de oorlog in Irak. Een maand na de grootste internationale actiedag uit de geschiedenis met miljoenen betogers tegen de oorlog (op 15 februari 2003), protesteren honderdduizenden tegen het effectieve begin van de invasie. Wij waren bijzonder actief betrokken in het protest. We kunnen vandaag, 15 jaar later, zonder enig voorbehoud onze politieke reacties op de oorlog en voorstellen voor de strijd ertegen herpubliceren. We doen dat dan ook hieronder.

    [divider]

    Kapitalisme leidt tot oorlog

    Samen met de bommen op Bagdad barstte er meteen een protestbeweging los tegen de oorlog in Irak. De LSP wil binnen die beweging een discussie voeren over de fundamentele oorzaken van oorlogen. Is er een kapitalisme mogelijk zonder verwoestende conflicten? Waarom moet je een antikapitalist en socialist zijn om oorlogen definitief te kunnen stoppen?

    Dossier door Peter Delsing uit ons maandblad

    Concurrentie tussen natiestaten

    De heersende klasse in deze maatschappij, de burgerij die de grote bedrijven bezit, duwde de beschermers van het middeleeuwse grootgrondbezit van hun troon. Ze maakte op een revolutionaire manier komaf met de versnipperde, door toltarieven en aparte munten van elkaar gescheiden feodale koninkrijken. In de plaats verschenen er grote, van 1 munt en – bij voorkeur – 1 taal voorziene natiestaten.

    De politieke machthebbers die de belangen van de burgerij beheren, blijven gedwongen om de belangen van hun burgerij tegen die van andere landen te verdedigen. In een systeem gebaseerd op de concurrentie tussen kapitalistische bedrijven, met het eeuwige opdrijven van de omzet en de winst dat daaruit voortkomt, betekent dat een permanente zoektocht naar nieuwe markten en terreinen om te investeren.

    WO1 was een gevolg van de concurrentie tussen kapitalistische landen om een zo groot mogelijk deel van de wereldmarkt voor zichzelf toe te eigenen. Duitsland was veel later industrieel ontwikkeld dan Groot-Brittannië. Op het moment dat de Britten, Fransen en andere vraatzuchtige imperialisten Afrika en grote stukken van Azië onder elkaar verdeelden, in de jaren 1870, concentreerde Duitsland zich nog op het lanceren van de eigen industrie. In 1914 bezit Groot-Brittannië kolonies met een gezamenlijke oppervlakte die 11 keer groter is dan de kolonies van Duitsland – en met 393 miljoen inwoners, tegenover een magere 12 miljoen.

    De opkomende economische reus Duitsland voelt zich beroofd van nieuwe investeringsmogelijkheden, markten en de toegang tot goedkope grondstoffen. Tegelijkertijd groeit de Duitse export tussen 1875 en 1913 met een viervoud, terwijl de Britse iets meer dan verdubbelde. Toegenomen concurrentie op de wereldmarkt is het gevolg. Dit vertaalde zich ook in een groeiende militarisering. De Duitse zeevloot wordt snel uitgebreid. Kanonnenproducent Krupp groeit zienderogen. De uitgaven voor het Britse leger zullen in de 2 decennia voor WO1 meer dan verdubbelen. Vandaag staat Halliburton, het bedrijf waar vice-president Cheney van de VS nog altijd een pak aandelen heeft, op de eerste rij om Irak na het bommentapijt “herop te bouwen”.

    Groeiende koloniale conflicten, militarisering, tegenover elkaar staande allianties in Europa, een uitputting van de winstmogelijkheden in de kolonies en een economische crisis die de werkloosheid in 1913-14 opnieuw opdreef: WO1 was het gevolg van de moordende wedijver tussen rivaliserende kapitalistische staten.

    De sociaaldemocratische “Socialistische Internationale”, die in 1907 nog had opgeroepen voor een algemene internationale staking tegen een oorlog, trekt in 1914 haar staart in. Ze stelt daardoor de arbeiders en hun gezinnen bloot aan een afzichtelijke, 4 jaar durende slachting. Dit toont de verantwoordelijkheid die de vakbondsleiders ook vandaag op hun schouders dragen. Zonder stilzwijgende medeplichtigheid van de pro-kapitalistische “arbeidersleiders” is een oorlog om prestige en olie niet mogelijk.

    Onoplosbare tegenstellingen van de kapitalistische markt

    Het imperialisme liet de kapitalisten toe om zich uit de Grote Depressie van 1873-1896 te trekken, toen er sprake was van overcapaciteit tegenover de trager groeiende markt (omwille van de ondermijning van de koopkracht). Maar het leidde tot de onvermijdelijke clash van 1914-18: een kapitalist kan nu eenmaal niet beslissen om niet meer te streven naar omzetstijging en maximale winst – de concurrentie hijgt steeds in de nek. In de jaren ’20 zou de crisis van het systeem, dat zelfs in de laatste 2 jaar voor WO1 op zijn adem trapte, zich opnieuw in een crisis van overproductie manifesteren.

    De kapitalist puurt zijn meerwaarde niet uit de inzet van machines of grondstoffen, waarvan hij de waarde gewoon verrekend in de prijs van zijn eigen product, maar uit de onbetaalde meerarbeid van de arbeidersklasse. De arbeidskracht is de enige waar die meer waarde voortbrengt dan ze zelf kost, in de vorm van het loon. Mensen worden niet betaald voor de volle 8 uur dat ze werken: ze werken een stuk om zich in hun levensonderhoud te kunnen voorzien, en een stuk om de kapitalist zijn winsten te bezorgen. Deze uitbuiting zorgt ervoor dat de meerderheid van de bevolking niet in staat is om alle producten en diensten op te kopen die ze zelf heeft voortgebracht.

    Het fundamentele probleem in de jaren ’20 was dat de groei van de lonen achterliep op de toename van de productie. Tussen 1920 en 1929 stegen de uurlonen in de industrie in de VS met 2%, terwijl de productiviteit van de arbeiders toenam met 55%. Dit zorgde voor een erg ongelijke verdeling van de rijkdom.

    Tegelijkertijd zag je toen ook een andere tendens binnen het kapitalisme aan het werk: de productie van kapitaalgoederen groeide in de jaren ’20 meer dan dubbel zo snel dan de productie van consumptiegoederen. Onder druk van de competitie investeren de kapitalisten meer en meer in machines die de arbeidsproductiviteit moeten opdrijven (om de concurrentie uit de markt te kunnen prijzen), terwijl het enkel uit arbeidskracht is dat ze meerwaarde puren. Wat de winst aantast.

    De voordelen van het inzetten van arbeids- en dus kostenbesparende technologie (ineen lagere prijs en vergroot marktaandeel), worden meestal snel weg gevlakt doordat de rest van de kapitalisten verplicht is dezelfde technologische vernieuwingen door te voeren. Als de markt niet fors genoeg groeit, staan de winsten opnieuw onder druk.

    De crisis van ’29 was de diepste kapitalistische crisis tot dan toe: tussen ’29 en ’32 daalde de industriële wereldproductie met 36,2%, de werkloosheid in de VS steeg tot 25%, de lonen zakten er met 1/3 tot 1/4. In Duitsland explodeerde het onbetekenende stemmenaantal van de nazi’s – voor ’29 een lachwekkende verzameling tafelspringers – van 2,6% in mei ’28 naar 37,4% in juli ’32. Dit was mede het gevolg van het misdadige verraad van de sociaaldemocratische en stalinistische “arbeidersleiders”, die weigerden de potentiële kracht van de arbeidersklasse in een strijd om de macht te gebruiken, en plaveide de weg voor een desastreuze WO2.

    Oorlog om olie en prestige

    Sinds het midden van de jaren ’70 kampt het wereldkapitalisme opnieuw met een overproductiecrisis. Tragere groei, in vergelijking met de jaren ’50 en ’60, gaat gepaard met structurele werkloosheid, daling van de reële lonen, ondermijning van de sociale zekerheidsbijdragen, verhoogde werkdruk en flexibele werkuren. De reële werkloosheid in België nam met iedere recessie sinds ’74 toe, en zakte in periodes van groei niet meer tot onder het niveau van voor de voorgaande crisis. De crisis wordt dus, zoals Marx had voorspeld, met iedere recessie erger.

    Het probleem met het kapitalisme is dat iedere maatregel die de kapitalisten nemen om hun winstvoet te herstellen, de kloof tussen de productie en de koopkracht van de meerderheid van de bevolking enkel groter maakt. Schuldopbouw bij de staat, de gezinnen en de bedrijven schuift de problemen enkel tijdelijk vooruit.

    De instabiliteit en erger wordende crisissen van het kapitalisme zorgen ervoor dat oorlogen binnen dit systeem onvermijdelijk zijn. Bush wil de crisis van de VS-economie exporteren door internationaal de krachtsverhoudingen te veranderen. Controle over de oliereserves in Irak en het Midden-Oosten zou een machtig wapen vormen tegenover kapitalistische concurrenten. Door de olieprijzen te drukken, kunnen de multinationals echter hoogstens tijdelijk de druk op hun winsten verminderen.

    De echte bedreiging voor het VS-imperialisme zal uiteindelijk niet bestaan uit de dictators die dit rot systeem creëert, maar uit een wereldwijde beweging van de arbeidersklasse en de onderdrukten. Enkel in een democratisch geplande economie kan je de productie baseren op vrijwillige, internationale samenwerking en kunnen de verspillende crisissen van het kapitalisme worden vervangen door een beredeneerde discussie over evenwichtige ontwikkeling in een socialistische economie.

    [divider]

    Welke strategie om de oorlog te stoppen?

    Nooit eerder in de geschiedenis was een oorlog, nog voor hij begonnen was, zo onpopulair. Talloze peilingen wijzen erop dat de overgrote meerderheid van de bevolking, zowat overal ter wereld, tegen de oorlog is gekant. Toch blijven Bush, Blair en Aznar vastberaden. 15 miljoen betogers op 15 februari en iets minder op 15 maart hebben daar niets aan veranderd. Is er dan echt niets mogelijk?  Aznar kwam enkel aan de macht omwille van de ontgoocheling over de corrupte, volstrekt burgerlijke besparingspolitiek van de Spaanse “socialistische partij”, de PSOE. Blair heeft zijn premierschap te danken aan het totale diskrediet van de Britse Tories, na 11 jaar sociale kaalslag door Thatcher. Bush jr. haalde het uiteindelijk met nog geen kwart van de stemmen: een historisch dieptepunt, getekend door openlijke speculatie over verkiezingsfraude. Dit temperde echter hun arrogantie niet.

    Dossier door Eric Byl

    Rol van de antiglobaliseringsbeweging

    Er zijn tal van redenen waarom mensen zich vandaag in meerderheid uitspreken tegen de oorlog. De arrogantie van Bush en zijn lievelingspoedels is er zeker één van. Toch volstaat dat niet als verklaring voor het massale karakter van de anti-oorlogsmanifestaties. Net zomin als de mobilisatie door de traditionele sociale bewegingen. Integendeel, de vakbonden nemen – met uitzondering van “syndicalisten tegen de oorlog” – slechts schoorvoetend deel.

    De ABVV-top wil niet tegen de kar van de SP.a en PS-vrienden rijden en ook het ACV stuurt haar leden niet graag op pad in gezelschap van de talloze antikapitalistische jongeren. Het zijn nochtans net die jongeren, het gros van de anti-globaliseringsbeweging Tijdens de voorbije jaren, die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het massale karakter van de anti-oorlogsbeweging.

    Eigenlijk heeft de antiglobaliseringsbeweging zich in één ruk omgevormd tot anti-oorlogsbeweging, daardoor de mobilisaties op gang getrokken en de basis gelegd voor het massale karakter ervan. De antiglobaliseringsbeweging is echter een zeer gevarieerde beweging die de verwarring, die is ontstaan na de val van het stalinisme in de Oostbloklanden, weerspiegelt. Dat uit zich in een afkeer voor organisatie, voor partijen en zelfs in zekere mate – door de afremmende rol van de vakbondstop – voor de arbeidersbeweging op zich.

    Daardoor is die beweging uiteen gevallen in 2 strekkingen. Enerzijds de geradicaliseerde jongeren, hoofdzakelijk ongeorganiseerd op uitzondering van enkele radicaal-linkse partijen en een zeldzame NGO (Niet Gouvernementele Organisatie). Anderzijds diegenen die het systeem willen behouden met een min of meer menselijk gelaat, en hoofdzakelijk georganiseerd zijn in organisaties als Attac en de grote meerderheid van NGO’s. Het is die laatste strekking die vooral aan bod komt in de kapitalistische media en waarmee de politici proberen delen van de beweging te recupereren.

    LSP en Internationaal Verzet hebben de antiglobaliseringsbeweging mee opgebouwd. Tegelijk hebben we erbinnen steeds strijd gevoerd om de geradicaliseerde lagen te organiseren en te oriënteren op bredere lagen, in het bijzonder de arbeidersbeweging. Naarmate de beweging ontwikkelde verschoof het accent naar massamobilisatie en stakingsacties. Een heel pak arbeiders deden de beweging aanzwellen in aantal en in efficiëntie.

    Massale betogingen volstaan niet

    Massabetogingen zijn een indicatie van de stemming in de maatschappij. Politici en patroons zijn daar niet compleet ongevoelig voor.

    Het verzet tegen de oorlog door de Duitse, Franse, Belgische en andere regeringen heeft uiteraard met politieke en economische redenen te maken, maar deze regeringen zouden hun verzet al lang hebben opgegeven indien ze niet geconfronteerd waren met een massale anti-oorlogsbeweging. Anderzijds zouden Bush, Blair en Aznar hun deadline niet steeds weer verschoven hebben zonder die beweging.

    Massabetogingen hebben echter limieten. Ze zijn een indicatie van de stemming, maar nog geen krachtmeting. Ze geven hooguit aan wat mogelijk zou zijn, indien die massa haar potentiële kracht zou inzetten. Bush, Aznar en Blair zijn bereid dat risico te nemen in de hoop dat het bij betogen blijft, dat de mobilisaties afkalven en een snelle militaire overwinning kan worden behaald.

    Tot nog toe slaagden de publieke opinie en de massabetogingen erin de druk van Bush, Blair en Aznar op de andere regeringen gedeeltelijk te neutraliseren, behalve wat de wapentransporten betreft. Nu Bush, Blair en Aznar tot actie overgaan en de verdeling van de olierijkdommen van Irak onder de imperialisten op de agenda staat, neemt de druk op Chirac, Poetin, Shröder en daarmee ook België toe.

    In die omstandigheden zullen massabetogingen alleen niet meer volstaan. De potentiële kracht zal moeten worden omgezet in een heuse krachtmeting via stakingen en bezettingen op internationale schaal.

    Welke positie ten aanzien van Saddam?

    Men vergelijkt de huidige anti-oorlogsbeweging vaak met die tegen de oorlog in Vietnam. Het massale karakter, het feit dat studenten, arbeiders, oorlogsveteranen, artiesten – kortom, een breed segment van de maatschappij – zich tegen de oorlog verzetten. Het feit dat de massabetogingen gevolgd werden door sit-ins, stakingen, etc.

    Elementen daarvan zien we in de huidige beweging. Er zijn echter ook belangrijke verschillen, zowel in positieve als in negatieve zin. De huidige beweging nam al voor de oorlog begonnen was een massaal karakter aan. In de Vietnam-oorlog gebeurde dat veel later. Anderzijds vielen de VS in Vietnam een revolutie aan. Ze slaagden er niet in om de bevolking op de knieën te krijgen. De Amerikaanse troepen raakten gedemoraliseerd, drugs was alom aanwezig, het thuisfront kreeg soldaten in lijkzakken of gebroken jongens terug. De VS liepen zich te pletter op Vietnam. Het was trouwens niet de stalinist Ho Chi Minh of de Vietcong die de Amerikanen verplichtten tot een smadelijke aftocht, maar vooral de beweging in het westen: de stakingen, bezettingen en massabetogingen.

    Naarmate een beweging voor een krachtmeting komt te staan, neemt het belang van haar programma toe. Aanvankelijk is het allemaal “éénheid, éénheid, éénheid”. Dat bereikt echter een punt van verzadiging, waarna de vraag komt: wat nu? In Irak vallen de VS geen revolutie aan, maar de contrarevolutionaire vertegenwoordiger die ze destijds mee in het zadel hielpen en tot de tanden bewapenden (in de jaren ’80).

    Zij die van de anti-oorlogsbeweging gebruik maken om van Saddam een held van het volk te maken, verzwakken de beweging. De “alternatieve” site Indymedia ging zelfs zover de vergassing van de Koerden in Halabja door Saddam te ontkennen. De schrijver van dienst baseerde zich op CIA-rapporten uit de jaren ’80. Volgens die rapporten zou het Iraanse leger en niet dat van Irak die slachting hebben aangericht. Pikant detail: in de jaren ’80 was Saddam nog een bondgenoot van de VS, die hem aanzetten tot de 8-jarige oorlog tegen aartsvijand Iran. Indymedia-journalist Han Soete weet zijn bronnen te kiezen.

    Het is een open vraag hoelang het regime van Saddam zal volhouden. Haar sociale steun onder de Iraakse bevolking is beperkt. Toch zien veel Irakezen in dat het de VS er niet om te doen is de “democratie” te herstellen, hooguit de hand te leggen op de Iraakse bodemrijkdommen via een langdurige bezetting.

    Het is die boodschap die wij in alle scholen en bedrijven moeten verspreiden. Er komt geen vredesdividend na de oorlog, behalve voor een selecte groep kapitalisten. De arbeiders in het Westen zullen mee betalen voor de oorlog onder de vorm van gestegen olieprijzen, stijging van de defensie-uitgaven ten koste van de sociale uitgaven en het verlenen van humanitaire hulp na de ramp.

    Door hierop te wijzen kunnen we de beweging verder verbreden en uitdiepen. De idee van stakingen tegen de oorlog willen we zo breed mogelijk populariseren. Maar zelfs indien we deze oorlog zouden kunnen stoppen, moeten we voor één iets waarschuwen: zolang er winstbejag en kapitalisme bestaat, zullen steeds nieuwe conflicten uitbreken. Dit heeft nu al geleid tot het in vraag stellen van het nut van de VN en de NAVO.

    We gaan naar een periode van toenemende bloedige conflicten. Dit een halt toeroepen zal niet mogelijk zijn door het rotte kapitalistische systeem op te smukken. Enkel de creatie van een maatschappij gericht op de behoeften van iedereen, een socialistische maatschappij, biedt een uitweg uit deze barbarij.

  • Iraaks Koerdistan. “25 jaar kapitalistische autonomie tonen dat Koerdische bevolking socialisme nodig heeft”

    Interview met Peshraw Mohammed, leidinggevende activist van het Socialist Review Centre in Iraaks Koerdistan

    Peshraw Mohammed is een leidinggevende activist van het Socialist Review Centre in Iraaks Koerdistan. Hij is momenteel als vluchteling in Duitsland actief. Sascha Stanicic van SAV, de Duitse afdeling van het CWI, sprak met hem over de situatie in Iraaks Koerdistan.

    Westerse regeringen en de media stellen de situatie in de Koerdische autonome regio van Noord-Irak graag voor als één van vrijheid en democratie. Jij moest uit die regio vluchten als socialistische activist. Wat is er aan de hand in die regio?

    “De Koerdische bevolking in Irak werd decennialang brutaal onderdrukt door het regime van Saddam Hoessein. In de nasleep van de door de VS geleide oorlog tegen Irak in 1991 vestigde de Koerdische regio in Irak autonomie, waardoor de twee pro-kapitalistische partijen KDP en PUK de macht kregen. In de verkiezingen van 1992 haalden deze twee partijen samen zowat alle zetels in het parlement. De KDP wordt geleid door Massoud Barzani en de PUK door Jalal Talabani. Er ontstonden vrij snel conflicten rond de besteding van het geld van de douane aan de grenzen met Iran en Turkije. Er begon een burgeroorlog die drie jaar duurde. Onder leiding van Bill Clinton kwam er in 1997 een akkoord waarbij de regio Suleimaniyah onder controle van de PUK kwam en de rest van het gebied aan de KDP van Barzani werd toegewezen.

    “Na de oorlog in Irak van 2003 vormden Talabani en Barzani een nieuwe gezamenlijke regering waarbij de macht werd gedeeld. Toen Talabani de president van de Iraakse republiek werd en zijn invloed in heel Irak probeerde uit te bouwen, concentreerde Barzani zich op het verwerven van vollediger controle op de olievelden en het onderwijs in de Koerdische regio.

    “Het resultaat is dat de PUK verzwakt is met heel wat interne spanningen, terwijl de KDP eigenlijk de economie controleert en probeert om een economisch stelsel naar het voorbeeld van Dubai uit te bouwen, een economie gebaseerd op olie-inkomsten. Barzani had volgens de grondwet in 2013 moeten stoppen, maar hij weigerde de macht af te staan. In 2015 sloot hij het parlement. Parlementsvoorzitter Yussuf Mohammed, van de kleine partij “Veranderingsbeweging”, moet in Suleimaniyah blijven en kan niet naar de hoofdstad Erbil omdat hij het stempel van ‘vijand van de KDP’ kreeg.”

    Zijn er acties en betogingen van onderuit?

    “Er waren acties tegen het ondemocratisch karakter van het regime. Zo waren er in 2011 grote betogingen die begonnen op 17 februari. Het protest hield twee maanden aan. In 2014 begon er een economische crisis die negatieve gevolgen had op de sociale positie van de werkenden. Een flinke hap van het lonen ging verloren, heel wat werkenden zagen hun loon gehalveerd worden en velen werden gewoon niet betaald. Ik was in 2015 zelf tewerkgesteld aan de universiteit van Suleimaniyah en kreeg dat jaar slechts acht maandlonen uitbetaald, waarbij telkens slechts de helft van het loon werd betaald. Sindsdien waren er meer betogingen van werkenden, leraars, ambtenaren, … uit diverse sectoren.

    “In Erbil zijn betogingen momenteel helemaal verboden. Deze maand was er een poging om te betogen tegen het legeroffensief tegen de Jezidi-bevolking. Iedereen werd opgepakt. Heel wat journalisten werden vermoord door regeringstroepen.

    “In Suleimaniyah is de situatie een beetje anders en zijn betogingen toegelaten. Maar deze worden vaak aangevallen door gewapende troepen van de PUK en de Peshmerga, die zowel tegen ISIS vecht als tegen het eigen volk.

    “De familie-Barzani heeft heel veel macht in handen. Familieleden van president Barzani hebben tal van centrale posities ingenomen.”

    Het regime van Barzani wordt voorgesteld als een bondgenoot in de strijd tegen ISIS/Daesh. Kan het op dat punt gesteund worden?

    “Barzani is een bondgenoot van Erdogan in Turkije. Er is een strategische overeenkomst met het Turkse leger dat in Iraaks-Koerdistan opereert om Barzani te steunen in zijn strijd tegen de Jezidi. Barzani verkocht ook heel wat licenties voor de uitbating van olievelden aan Turkse bedrijven. De samenstelling van het personeel in de oliesector is sinds 2003 sterk veranderd. Nu zijn er vooral migranten actief en is nog slechts ongeveer 20% Koerdisch.

    “Het is een schande dat de Duitse regering en zelfs sommigen ter linkerzijde de Peshmerga steunen omdat ze denken dat deze tegen Daesh vecht. Toen Daesh de Jezidi aanviel in Sengal, waren het strijders van de YPG en de PKK die er gingen strijden tegen Daesh. De Jezidi-bevolking heeft zich daarop georganiseerd in eigen gewapende krachten, de Jezid Khan, die verbonden zijn met de YPG en de controle over de regio overnamen. Barzani begon toen een nieuw leger onder de naam ‘Rojava Peshmerga’ met als doel om een burgeroorlog tegen de Jezidi te beginnen. Ze bekampen de Jezidi met Duitse wapens, zo onthulde Der Spiegel. Gezien het strategisch belang van de regio Sengal is deze oorlog een groot cadeau voor Erdogan.”

    Wat zijn de activiteiten van de politieke groep waartoe je behoort?

    “Twee jaar geleden begonnen er betogingen in Suleimaniyah, maar er was geen leiding. Islamitische en burgerlijke krachten probeerden tussen te komen om het protest te controleren. In 2016 kwam het IMF naar Koerdistan en adviseerde het de regering om meer te privatiseren. De elektriciteitssector, hoger onderwijs en de landbouw zouden geprivatiseerd worden. De regering stelt dat de elementen van publiek bezit in deze sectoren “socialistisch” zijn en de oorzaak van de economische problemen.

    “We kwamen tussen in de acties, organiseerden meetings en deden interviews op televisie. Maar dan werden we aangevallen door de KDP en de PUK. Ik moest spreken op een bijeenkomst in Erbil, maar de politie had de zaal gesloten. In Suleimaniyah werden al onze activiteiten verboden en we konden niet langer aan betogingen deelnemen omdat de politie ons persoonlijk tegenhield.

    “We hadden toen geen politieke organisatie, enkel een cultureel en politiek centrum van marxisten: Socialist Centre Review. We proberen nu een nieuwe organisatie op te zetten, maar kunnen niet openlijk werken. Ik kreeg het advies van de veiligheidsdiensten om alle politieke activiteiten te stoppen of om het land te verlaten.

    “Het Socialist Centre Review publiceert socialistische boeken, zoals klassiekers van Trotski en Luxemburg. We hebben heel wat materiaal in het Koerdisch vertaald, ook marxistische boeken die dicht bij onze politieke doelstellingen staan. Sommige boeken zijn aan hun tweede of derde druk toe, wat betekent dat er meer dan 1.000 van verkocht werden. Zo verkochten we meer dan 3.000 exemplaren van ‘Het Communistisch Manifest’ en zijn er van alle boeken van Trotski tussen 1.000 en 3.000 exemplaren verkocht. We hielden heel wat meetings voor studenten en werkenden en probeerden daarnaast in betogingen tussen te komen om zo te bouwen aan een nieuwe leiding. Nu proberen we een nieuwe politieke organisatie op te zetten. Er is een website en een magazine onder de titel ‘Alternatief.’ De eerste editie van het magazine moet volgende maand uitkomen. Via leden in ballingschap proberen we banden te creëren met socialisten in landen als Australië, Nederland, Groot-Brittannië en Duitsland.”

    Jullie zijn de eersten die Trotski naar het Koerdisch vertalen. Waarom Trotski?

    “Ik heb veel gelezen over de geschiedenis van het marxisme en de Russische Revolutie en stelde vast dat Trotski nooit in het Koerdisch was verschenen. Nochtans bood Trotski mij antwoorden op vragen als wat de bureaucratie was, waarom socialisme in één land niet werkt, waarom de Sovjet-Unie in elkaar stortte, … Maar ook voor de taken van socialisten in het Midden-Oosten geeft Trotski heel wat antwoorden. Zo begreep ik na het lezen van Trotski waarom de stalinistische politiek tot rampen leidde zoals de Iraanse revolutie van 1979.

    “Door Trotski te bestuderen begreep ik dat de taken voor de revolutie gecombineerd worden. We hebben nu kapitalistische landen in het Midden-Oosten. Maar zonder democratische rechten voor de bevolking. We moeten opkomen voor democratische rechten en ook voor socialisme, beiden zijn met elkaar verbonden. De ervaring van 25 jaar kapitalistische autonomie van de Koerdische regio in Irak toont aan dat zelfbeschikking op kapitalistische basis niets oplost voor de massa’s. Er is socialistische verandering nodig met arbeidersdemocratie. Trotski geeft ideeën over hoe dit kan. Dat is waarom ik besloot om Trotski te vertalen. Zelf vertaalde ik als vijf boeken van Trotski en nu werk ik aan zijn ‘Geschiedenis van de Russische Revolutie,’ ‘Marxisme in onze tijd’ en ‘De Verraden Revolutie.’”

    In Duitsland werk je samen met SAV, de Duitse afdeling van het CWI. Waarom?

    “Toen ik in Duitsland aankwam, zocht ik contact met SAV. Ik nam deel aan het nationaal congres van SAV en kon er spreken. Dit is een nieuwe ervaring voor mij. SAV en het CWI staan dicht bij onze ideeën en politieke doelstellingen. Ik hoop dat we kunnen samenwerken aangezien we beiden socialisme en internationale revolutie willen. Hopelijk kunnen socialisten in Duitsland solidariteit organiseren voor ons en onze strijd voor verandering in Koerdistan.”

  • “Oorlog zonder grenzen”: oorlogspolitiek leidt wereldwijd tot meer geweld en terreur

    EPOU_16_0446_oorlog zonder grenzen cover.indd100 jaar geleden, in 1916, verdeelden gezanten van Frankrijk en Groot-Brittannië het Midden-Oosten onder elkaar. Frankrijk kreeg het huidige Syrië en Libanon, Groot-Brittannië kreeg Irak. Het geheime akkoord creëerde een nieuwe grens die tot op vandaag naar de twee gezanten van 1916 wordt genoemd: Sykes-Picot. Na ruim 100 jaar van koloniaal en semi-koloniaal bewind met bloedige interventies en steun aan dubieuze dictaturen, is het niet verwonderlijk dat er weinig vertrouwen is in de westerse mogendheden. Op de chaos en barbarij groeiden geen bloemen, maar burgeroorlogen en terroristisch geweld.

    Artikel door Geert Cool uit de septembereditie van ‘De Linkse Socialist’

    In “Oorlog zonder grenzen” schetst Ludo De Brabander een breder kader van de internationale politiek en geschiedenis om onder meer te begrijpen hoe de huidige conflicten ontwikkelen en wat de gevolgen ervan zijn inzake terrorisme en vluchtelingencrisis. Hij toont overtuigend en met een brede achtergrondkennis aan dat de burgerij in het Westen de impact van militaire interventies onderschat. “Organisaties als al-Qaida of de Islamitische Staat zijn onder meer het product van militaire interventies, van wapenhandel, van economische uitbuiting, van steun aan autoritaire regimes, van oliehonger, ja zelfs van de westerse koloniale geschiedenis die maar blijft nazinderen.” IS werd groot op de puinhopen van de invasie in Irak, al-Qaida groeide op basis van het geweld in Afghanistan.

    De Brabander stelt terecht vast dat de ‘oorlog tegen terreur’ gefaald heeft: in 2002 waren er volgens officiële Amerikaanse cijfers wereldwijd 199 terreuraanslagen, in 2014 maar liefst 13.500. Driekwart daarvan vond plaats in Irak, Nigeria, Afghanistan, Pakistan en Syrië. Hij verwijst naar de Duitse journalist Jürgen Todenhöfer: “In 2001 waren er ruwweg een paar honderd terroristen in de bergen van de Hindu Kush die een bedreiging vormden voor de internationale gemeenschap. Nu, nadat de oorlog tegen het terrorisme volgens sommige schattingen tot 1 miljoen Iraakse levens heeft gekost, worden we geconfronteerd met 100.000 terroristen. ISIS is zes maanden na de start van de invasie opgericht: het is het kind van Bush.” Tot op vandaag komen gevestigde politici als antwoord op aanslagen niet verder dan het opvoeren van de vicieuze cirkel van geweld en terrorisme.

    De Franse en Britse koloniale en de Amerikaanse neo-koloniale overheersing ging jarenlang gepaard met een verdeel-en-heersbeleid waarbij sectaire spanningen in onder meer Libanon, Syrië en Irak werden aangewakkerd. “Oorlog zonder grenzen” brengt de geschiedenis van koloniaal bedrog maar ook van antikoloniale strijd van onderuit. Zo werd de Syrische opstand van 1925 bloedig onderdrukt, de Fransen bombardeerden Damascus gedurende 48 uur waarbij meer dan 6.000 doden vielen. Na de Tweede Wereldoorlog wordt de Amerikaanse invloed groter, onder meer door een bondgenootschap met het conservatieve Saoedische regime dat plots bijzonder rijk wordt door de vondst van olie. De creatie van Israël levert bovendien een regionale bondgenoot op rond wie het lokale beleid wordt opgebouwd.

    Na de val van het Oostblok treedt de VS directer op in de regio. Zo was er de invasie in Irak in 1990 toen de voormalige Amerikaanse bondgenoot Saddam Hoessein Koeweit was binnengevallen. Als de invasie toen niet volledig doorgetrokken werd tot de val van Saddam, had dit volgens Ludo De Brabander onder meer sectaire redenen: de VS vreesden dat er een sjiietisch regime tot stand zou komen en dat Iran hierdoor aan invloed zou winnen. In 2003 zou een nieuwe invasie alsnog een einde maken aan het bewind van Saddam, maar het gebrek aan heropbouw werkt sectair geweld in de hand. Dat de VS niet geïnteresseerd is in democratie en welvaart voor de lokale bevolking, bleek al langer door de steun aan dictatoriale regimes zoals onder meer die van Ben Ali (Tunesië) of Moebarak (Egypte). Ook de massavernietigingswapens, het officiële excuus voor de oorlog, waren een leugen om een oorlog om olie en prestige te rechtvaardigen. Dit alles leidt tot een breed gedragen afkeer tegenover de VS: een peiling uit 2015 geeft bijvoorbeeld aan dat 85% in Egypte anti-Amerikaans is. Dezelfde peiling wijst erop dat groepen als IS slechts op marginale steun kunnen rekenen.

    De ‘Arabische Lente’, eigenlijk een golf van opstanden en bewegingen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika die zich niet beperkte tot de Arabische bevolking in deze regio, bracht nieuwe hoop op verandering. In Tunesië en Egypte verdrijven massabewegingen de dictators. Dit gebeurt niet toevallig in twee landen waar de arbeidersbeweging sterk staat, een element dat niet aan bod komt in dit boek. Het gebrek aan massa-organisaties met een programma dat voor een volledige breuk met het neoliberale beleid en dus met het kapitalisme ging, gaf ruimte aan de elite om zich te herorganiseren. De westerse imperialistische machten maakten bovendien gebruik van prille bewegingen in Libië en Syrië om zich militair terug op de kaart te zetten. De Brabander toont aan hoe rampzalig dit is: in juni 2015 telde Libië 450.000 interne vluchtelingen, waren er 1600 gewapende milities actief en controleerde IS een kuststrook van 200 kilometer. Waar de opstanden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika gewelddadige groepen als Al-Qaida in een erg defensieve positie duwden, krijgen ze onder meer door de burgeroorlog in Syrië en het contrarevolutionaire offensief in Tunesië en Egypte opnieuw de wind in de zeilen. Samen met de sectaire tegenstellingen in Irak en Syrië zorgt dit voor de achtergrond waartegen een groep als IS kon ontstaan.

    De Brabander merkt terecht op dat “gewelddadige jihadistische groeperingen vaak pas ontstaan in chaotische en gedestabiliseerde situaties als gevolg van een gewapend conflict,” waarbij ook naar Somalië, Bosnië en Kosovo verwezen wordt. Het grootste aantal slachtoffers valt in landen als Irak dat in 2014 gemiddeld negen aanslagen per dag kende met in totaal 10.000 doden, drie keer meer terreurdoden dan in 2000 in heel de wereld samen. Maar uiteraard beperkt het terrorisme zich niet tot het Midden-Oosten, het komt als een boemerang terug: “we oogsten onze eigen onveiligheid.”

    Het oorlogsgeweld en het terrorisme vergroten het aantal vluchtelingen. Syrië is koploper met 7,6 miljoen interne vluchtelingen en 3,9 miljoen mensen die naar andere landen trokken. Wereldwijd komen 86% van de vluchtelingen in ontwikkelingslanden terecht. Voor oorlog en wapens zijn er wel middelen, voor de opvang van de slachtoffers ervan niet. Terwijl het verband tussen oorlog en vluchten in de praktijk aangetoond wordt, zijn er politici zoals Wouter Beke of Steven Vandeput die het opvoeren van oorlog in Syrië naar voor schuiven als ‘antwoord’ op de vluchtelingencrisis.

    Het boek “Oorlog zonder grenzen” is essentieel om meer inzicht te krijgen in de oorsprong van terrorisme, vluchtelingencrisissen en oorlogen in het Midden-Oosten. De brede historische blik van Ludo De Brabander smaakt naar meer. Noodgedwongen kan hij niet op alle landen in de regio ingaan en blijven onderdelen van de geschiedenis onderbelicht, denk maar aan de ontwikkelingen in Turkije, Koerdistan, Iran of Jemen.

    Op vlak van oplossingen blijft het boek beperkt. Een pleidooi voor een einde aan oorlogen, bezettingen en discriminatie gekoppeld aan eisen zoals meer middelen voor onderwijs en cultuur, strijd tegen armoede en onrechtvaardigheid, … klinkt natuurlijk positief. Maar welke krachten in de samenleving kunnen dit afdwingen en op welke wijze kunnen ze dat? Die vragen worden niet beantwoord. Volgens ons vereist een antwoord erop een duidelijke analyse van de maatschappelijke tegenstellingen binnen het kapitalisme en een programma dat breekt met dit systeem.

  • Midden-Oosten: het tanende ‘kalifaat’ van Islamitische Staat

    Afbeelding: BlueHypercane761 Commons Wikimedia. Situatie in juli 2016.
    Afbeelding: BlueHypercane761 Commons Wikimedia. Situatie in juli 2016.

    Imperialistische antwoorden zijn geen oplossing

    Volgende maand is er de tweede verjaardag van de door de VS geleide “Operation Inherent Resolve” tegen Islamitische Staat in Irak en Syrië. De Amerikaanse president Barack Obama heeft het over een succesvolle operatie. Het is niet makkelijk om de cijfers van het Pentagon en andere regeringsbronnen na te trekken, maar wel staat vast dat IS de afgelopen maanden belangrijke delen van zijn pseudo-kalifaat verloor en over minder strijders, wapens en financiële middelen beschikt.

    Analyse door Serge Jordan, CWI

    Troepen die door de VS gesteund worden, slaagden er vorige week in om IS te verdrijven uit de Syrische stad Manbij. Hiermee werd een belangrijke aanvoerroute voor IS afgesneden. Het leidde ook tot een feestgevoel onder de lokale bevolking. Mannen scheerden hun baard af, vrouwen staken hun niqab in brand. Het is slechts het laatste in een reeks militaire nederlagen voor IS in zowel Syrië als Irak.

    Maar de woorden van Obama zullen ongetwijfeld in dovemansoren vallen onder de vele Irakezen en Syriërs die familieleden, vrienden of buren verloren als onderdeel van de “collateral damage” bij de intensieve bombardementen. De imperialistische hypocrisie kent geen grenzen als de westerse heersers stellen dat ze bezorgd zijn om de menselijke tol van de aanvallen door IS maar ondertussen een muur van stilte optrekken voor de groeiende dodentol van hun eigen bommencampagnes in het Midden-Oosten.

    Weinigen zullen het einde van het door en door reactionaire bewind van IS in Manbij betreuren. Maar ook de belegering van de stad had vreselijke gevolgen voor de bevolking. Op 19 juli verloren ver weg van de camera’s heel wat burgers het leven bij Amerikaanse luchtaanvallen op de stad en een naburig dorp. Sommige bronnen hadden het over 117 doden.

    Ondertussen vallen er nog steeds honderden doden bij terreuraanslagen van IS of door IS geïnspireerde terroristen. De slachtoffers vallen overal ter wereld. IS beschikt over een groot netwerk van sympathisanten in het Midden-Oosten, maar ook in Afrika, Zuidoost-Azië, Europa en elders. De groep probeert territoriumverlies te compenseren met een grotere nadruk op meer ‘conventionele’ terroristische methoden. Het leidt tot bijzonder moorddadige acties die als doel hebben om de vijanden te intimideren en om de eigen steun uit te bouwen.

    Op 3 juli vielen er meer dan 300 doden bij een aanslag in Bagdad, de bloedigste terroristische aanslag in Irak sinds 2003. Ook in het westen zijn er meer terreuraanslagen. Daarmee wordt overigens aangetoond dat het beperken van democratische rechten – het traditionele antwoord van de heersende klassen – geen antwoord biedt op de problemen.

    Dit is des te meer het geval waar het samengaat met aanhoudende besparingen die de sociale en economische marginalisering van een groeiende groep in de hand werken. Er is bovendien steun aan theocratische monarchieën in de Golf die hun wahhabistische ideologie wereldwijd kunnen verspreiden. En er zijn de aanhoudende bombardementen op voornamelijk door moslims bevolkte landen. De giftige en verdelende retoriek van IS kan daarop inspelen. Dit alles leidt tot een klimaat waarin gewone mensen meer gevaar lopen op bloedige terreuraanslagen.

    Tanende kalifaat

    Van bij het begin was het duidelijk dat het niet evident zou zijn voor IS om stedelijke gebieden onder controle te houden op basis van een schrikbewind. De groep doet zich graag voor als een onoverwinnelijke kracht, maar er was al snel grote militaire druk van buitenaf alsook een groeiende woede van binnenuit. In mei verklaarde IS-woordvoerder Abu Mohammad al-Adnani nog dat zijn groep “niet voor territorium strijdt.” Blijkbaar wilde hij zijn aanhangers voorbereiden op de mogelijkheid van verder verlies aan territorium.

    IS militaire nederlagen toebrengen en de bron van de groei ervan aanpakken, zijn echter twee totaal verschillende zaken. Het is niet voor het eerst dat het westerse imperialisme euforische verklaringen doet over militaire overwinningen in de strijd tegen rechtse Islamistische groepen. Vaak werden dergelijke verklaringen spoedig weerlegd door latere gebeurtenissen. Denk maar aan de verklaringen over de nederlaag van de Taliban in Afghanistan in 2001. Vandaag controleert de Taliban in dat land meer grondgebied dan op gelijk welk punt sinds 2001.

    Zoals we in juni 2015 al schreven: “Het is natuurlijk niet uitgesloten dat de door het westen geleide coalitie uiteindelijk een beslissende militaire nederlaag aan ISIS kan toebrengen of de jihadisten kan terugdringen tot een beperkter gebied. Zelfs indien dit gebeurt, blijven de onderliggende voorwaarden die ISIS lieten groeien bestaan. Als deze niet aangepakt worden, kunnen gelijkaardige of nog barbaarsere groepen ontwikkelen.”

    Delen van IS kunnen omgevormd worden tot een nieuwe beweging. De sociale krachten achter het bestaan ervan zullen niet zomaar verdwijnen, tenzij er echte verandering komt. Waarnemers van de Syrische oorlog waarschuwen voor de groeiende invloed van de fundamentalistische Jabha Al-Nusra (nu omgedoopt tot Jabhat Fateh al-Sham) dat volgens journalist Robert Fisk IS “sterk overtreft op vlak van gevechtstechnieken, personeel en bewapening.” Deze groep leidt het tegenoffensief tegen Assad-gezinde troepen in Aleppo. Ze beschikt over militaire en financiële steun vanuit Saoedi-Arabië en Qatar – de twee belangrijkste markten voor wapenverkoop vanuit de VS.

    Militaire successen op korte termijn kunnen rampen op lange termijn niet uitsluiten. Al Qaeda in Irak (AQI) werd in 2007 na de “Anbar awakening” beweging afgeschreven. Soennitische Arabische stammen die door de VS bewapend waren sloegen de handen in elkaar met de bezetter om AQI in de westelijke provincie Anbar te verdrijven. Het toont aan dat de imperialistische machten wel militaire gevechten kunnen winnen, maar door alle economische, sociale en politieke voorwaarden die tot de groei van IS leidden in stand te houden, worden slechts de zaden uitgestrooid voor toekomstige problemen.

    Strijd tussen imperialistische krachten

    De belangrijkste strategen van het imperialisme willen IS ongetwijfeld de kop indrukken. Het is een kwestie van prestige maar ook van de stabiliteit voor de investeringen van bedrijven en invloed in de regio. De controle en politieke invloed over de regio behouden, is van belang voor toegang tot markten en grondstoffen waaronder energie.

    Achter de strijd tegen IS liggen ook bredere strategische belangen. Dit wordt gemakshalve achter het vijgenblad van ‘strijd tegen het terrorisme’ waarachter de imperialistische doelstellingen verborgen worden. Het voorwendsel van eengemaakte doelstellingen en samenwerking in de strijd tegen IS werd van bij het begin tegengesproken door de tegenstrijdige agenda’s van de verschillende betrokken machten en hun regionale bondgenoten.

    De voorbereidingen om de bastions van het zogenaamde ‘kalifaat’ van IS te heroveren, meer bepaald de Iraakse stad Mosoel en de Syrische stad Raqqa (die aanhoudend gebombardeerd wordt door Rusland, Syrische regeringstroepen, de Amerikaanse, Britse, Franse en Jordaanse luchtmacht), zullen de tegenstellingen wellicht nog meer aan de oppervlakte brengen.

    De vraag is wie het voor het zeggen zal hebben in de regio’s waar de jihadisten verdreven zijn. Dat is ook de reden voor het opdrijven van de Amerikaanse militaire activiteiten. In april dit jaar besloot president Obama om 250 ‘Special Forces’ naar het noorden van Syrië te sturen bovenop de reeds aanwezige 50 Amerikaanse troepen. Dit is nog erg weinig, maar het is de grootste toename van het aantal Amerikaanse troepen in Syrië sinds het begin van de oorlog.

    De BBC kwam met foto’s die aantonen dat ook Britse ‘Special Forces’ betrokken zijn bij gevechten in Syrië. Imperialistische machten doen steeds meer beroep op zogenaamde ‘Special Forces’ om bij de beslissing over het uitsturen van troepen naar oorlogsgebieden niet langer langs het parlement te moeten passeren. De dood van drie Franse soldaten in Libië afgelopen maand bevestigde voor het eerst dat Frankrijk in het geheim ‘Special Forces’ had ingezet voor militaire operaties in dat land.

    In juli werden ook nog eens 560 extra Amerikaanse soldaten naar Irak gestuurd, officieel met het doel om Mosoel te heroveren. Het brengt het aantal Amerikaanse soldaten in Irak op bijna 5.000.

    Obama won de Amerikaanse presidentsverkiezingen met de belofte om de troepen terug te trekken. Maar hij beëindigt zijn ambtstermijn met het inzetten van extra troepen in zowel Syrië als Irak. De militaire nederlagen voor IS werden vanuit de lucht bekomen, maar de Amerikanen beseffen dat ze de vruchten van deze overwinningen niet kunnen plukken zonder betrouwbare troepen op de grond. Tegelijk is een volledige militaire interventie in Syrië of Irak op dit ogenblik politiek niet haalbaar voor hen.

    Irak

    In Irak heeft het VS-imperialisme een vreselijke situatie achtergelaten. Het land is daar nooit van hersteld. Ondanks de misselijkmakende propaganda van IS en de orgie van geweld die de groep aanricht met onvermijdelijke gevolgen voor het bewustzijn van gewone mensen in het westen, geven peilingen aan dat een groot deel van de Amerikanen gekant is tegen het sturen van troepen naar Irak en Syrië om IS te bestrijden. Een meerderheid denkt dat het sturen van troepen naar Irak van bij het begin fout was.

    Bij de strijd om Ramadi en Falluja op IS te heroveren, moesten de Amerikaanse strategen vrede nemen met het feit dat de Amerikaanse gevechtsvliegtuigen steun boden vanuit de lucht terwijl de klus op de grond geklaard werd door sjiietische milities die door Iran gesteund werden. Heel wat van deze milities hebben zich laten opmerken door sektair geweld tegen lokale soennieten. Verschillende mensenrechtenorganisaties kwamen met geloofwaardige beschuldigingen van willekeurige executies, martelingen, ontvoeringen en het mutileren van lichamen door deze groepen. Dit geweld kan de vlammen van het sektarisme opnieuw aanwakkeren en in de kaart spelen van groepen zoals IS die zich opwerpen als de beschermers van de soennieten tegen de door sjiieten georganiseerde vervolging.

    Door extra Amerikaanse troepen naar Irak te sturen, probeert het VS-imperialisme minstens de schijn van controle en voet aan grond op het terrein te herstellen. Tevens wil het op deze manier de groeiende invloed van Iran tegengaan. Maar dit alles gebeurt op beperkte schaal, een grootschalige komst van Amerikaanse troepen zou zowel in de regio als in de VS zelf immers verregaande politieke gevolgen hebben.

    In juli riep de sjiietische leider Moqtada al-Sadr zijn aanhangers op om de Amerikaanse troepen in Irak te viseren. Er waren gelijkaardige verklaringen door andere sjiietische milities. “Ze haten ons evenzeer als ze IS haten,” was de opmerking van een voormalige militaire topman van de VS in Irak. Het is een zoveelste indicatie dat het VS-imperialisme balanceert op een slappe koord.

    De echte nachtmerrie wordt gedragen door de lokale Irakese bevolking. De vervanging van soennitische doodseskaders van IS door sjiietische doodseskaders vormt geen stap vooruit voor de lokale bevolking. Velen zijn nog niet naar hun huis teruggekeerd uit angst voor sektaire wraakacties of gewoon omdat hun huizen vernield werden bij de gevechten. Er zijn verslagen die aangeven dat alle minderheden (Yezidi’s, Turkmenen, christenen, …) om gelijkaardige redenen bang zijn om terug te keren naar hun gebieden die ‘bevrijd’ werden van IS. Momenteel zijn meer dan 3,3 miljoen Irakezen op de vlucht in eigen land, de komende maanden kan dat aantal verder oplopen. De VN waarschuwt reeds dat de dreigende slag om Mosoel kan leiden tot “een massaal aantal burgerslachtoffers” en de “grootste en meest dramatische humanitaire crisis ter wereld.”

    Syrië

    In Syrië zijn de meeste pogingen van de VS om voet aan grond te krijgen door steun, wapens en training te geven aan verschillende rebellengroepen uitgedraaid op genante fiasco’s. De uitzondering hierop was de steeds nauwere samenwerking met de Koerdische militanten van de YPG (Volksbeschermingseenheden) die verbonden zijn met de PYD (Democratische Eenheidspartij).

    De PYD heeft een Koerdische enclave in het noorden van Syrië gevestigd, Rojava. Militanten van PYD en YPG worden terecht geprezen voor hun heldhaftige opstelling en hun succes in de militaire strijd tegen IS. Deze vastberadenheid op het militaire terrein wordt ongetwijfeld grotendeels ingegeven door de hoop om een andere vorm van samenleving tot stand te brengen in Rojava op basis van solidariteit, gender-gelijkheid en de rechten van de Koerdische bevolking om over haar eigen toekomst te beslissen na decennia van onderdrukking.

    Hun succes is ook de belangrijkste imperialistische machten niet ontgaan. Zij probeerden op opportunistische wijze op de kar van de YPG te springen. Dit bleek onder meer toen vorig jaar de “Syrische Democratische Krachten” (SDK) met Amerikaanse steun opgezet werden: een brede militaire alliantie met enkele Arabische stammen maar met de YPG-eenheden als ruggengraat. Deze SDK is de militaire kracht die aan de basis ligt van het verdrijven van IS uit Manbij, zelfs indien dit gepaard ging met hevige luchtbombardementen door de Amerikaanse coalitie.

    Tijdelijke praktische afspraken, uitwisseling van wapens of militaire informatie kan soms nodig zijn in de strijd tegen de moordende bendes zoals IS, maar wij denken dat PYD/YPG steeds een duidelijke van alle imperialisten onafhankelijke positie op vlak van actie en programma had moeten behouden en had moeten waarschuwen tegen de achterliggende manoeuvres. De poging van de VS om de acties van YPG te beïnvloeden heeft niet alleen te maken met de campagne tegen IS. Het heeft ook als doel om de meest radicale en progressieve onderdelen van het programma van de Syrische Koerden af te zwakken.

    De gebeurtenissen van de afgelopen weken bevestigen jammer genoeg het belang van de waarschuwingen die we eerder brachten over hoe YPG-troepen steeds meer als voetvolk voor de oorlogsdoelen van het VS-imperialisme zouden gebruikt worden. In mei verschenen er zelfs foto’s van Amerikaanse soldaten die kentekens van de YPG op hun uniformen droegen. Tegelijk zochten de PYD-leiders toenadering tot de Russische leiders, zo werd eerder dit jaar een kantoor in Moskou geopend. Een aantal militaire operaties worden gecoördineerd met de Russische bombardementen in het noorden van Aleppo. De Russische bombardementen hebben nochtans rampzalige gevolgen voor de lokale bevolking, er vielen tal van burgerdoden en er is een grootschalige vernietiging van infrastructuur.

    “De PYD heeft de Russische campagne in Syrië van bij het begin gesteund,” verklaarde PYD-vertegenwoordiger Abd Salam Mohammad Ali in februari. Maar de imperialistische machten staan niet bekend voor een dankbaarheid tegenover de Koerden. Het kan bijvoorbeeld niet uitgesloten worden dat de recente toenadering tussen de Turkse president Erdogan en zijn Russische collega Poetin leidt tot een nieuwe bocht in het Russische buitenlandse beleid en dat dit zich nu tegen de PYD zal keren. Op donderdag 18 augustus voerde het Syrische regime luchtbombardementen uit in de noordoostelijke stad Hasaka. Voor het eerst sinds het begin van de oorlog werd een door de YPG gecontroleerd gebied op zo’n grote schaal aangevallen door troepen van Assad. De bochten en wisselende allianties van de belangrijkste regionale en internationale machten zijn eigen aan een oorlog zoals in Syrië. Het bevestigt het belang van een principiële, onafhankelijke positie vanuit het standpunt van de arbeidersklasse waarbij geen vertrouwen wordt gesteld in kapitalistische regimes die enkel uit zijn op macht, prestige en winst.

    De strijders van de YPG kunnen het zich niet permitteren om vereenzelvigd te worden met het imperialistisch geweld, de vernielingen en de slachtpartijen onder burgers als gevolg van Amerikaanse en Russische bommen. Dit soort misdaden levert reactionaire groepen van diverse pluimage net propagandamateriaal en nieuwe potentiële recruten op. Geen afstand houden van het imperialistische geweld kan de steun voor YPG ondermijnen en een kloof opwerpen met de voornamelijk Arabische bevolking in de gebieden die YPG van IS wil bevrijden.

    Dit is een kwestie van groot belang, zeker nu Rojava langs alle kanten onder vuur ligt met het Turkse regime in het noorden, IS in het zuiden en een vijandige Irakese Koerdische regering in het oosten. De enige manier om dit te doorbreken, is door een strategie te ontwikkelen waarmee de actieve steun kan gewonnen worden van alle werkenden en armen over etnische en sektaire grenzen heen.

    Massastrijd

    Dit vereist een programma dat gelijke rechten voor alle volkeren garandeert en er actief voor opkomt dat de enorme rijkdom in de regio onder democratisch bezit en controle van de bevolking komt zodat een degelijke levensstandaard voor iedereen mogelijk wordt.

    Volgens een verklaring van het Amerikaanse ministerie van Defensie op 15 juli was de totale kost voor de militaire operaties tegen IS sinds 8 augustus 2014 opgelopen tot 8,4 miljard dollar. Een democratische, socialistische planning van de economie op internationaal vlak zou ervoor zorgen dat dit enorme bedrag geïnvesteerd wordt in het verbeteren van de levensvoorwaarden in plaats van deze te vernietigen.

    De meerderheid van de bevolking in het Midden-Oosten wil een leven zonder de brutale Middeleeuwse heersers van IS. Tegelijk wil ze een leven zonder de lasten van armoede, uitbuiting, sektaire regeringen, imperialistische interventies en dictatuur. De meeste steden waar IS verdreven is, blijven in puin achter. Het aantal vluchtelingen loopt opnieuw op tot nieuwe hoogtes. De imperialistische maar ook Assad’s luchtaanvallen zijn een belangrijke factor in deze situatie. Het toont de prijs van een “bevrijding” die bekomen is door bommen en niet door een massale opstand door de Irakese en Syrische bevolking.

    Eens IS verdreven is, komt bovendien de vraag van wat er volgt. Noch de imperialistische machten, noch de lokale kapitalistische regimes of hun sektaire milities hebben belang bij het aanmoedigen van strijd voor betere levensvoorwaarden in de regio. De voorwaarden die bij gebrek aan een duidelijk alternatief IS en andere reactionaire groepen toelieten om een opmars te kennen, blijven bestaan. Aanhoudende bombardementen in dichtbevolkte gebieden maken de voorwaarden enkel nog erger.

    Dat is waarom de zones die bevrijd zijn van IS niet mogen overgelaten worden aan legerofficieren die geen enkele verantwoording afleggen, imperialistische militaire adviseurs of de verschillende sektaire milities en gangsterbendes die zichzelf proberen te verrijken op de kap van de oorlog. Deze zones moeten onder de democratische controle van de lokale bevolking komen met verkozen comités en raden die samengesteld zijn uit werkenden en arme inwoners uit alle gemeenschappen. Dergelijke comités kunnen de zelfverdediging organiseren op een massale en niet-sektaire basis tegenover alle reactionaire milities en bezettingstroepen. Ze kunnen een hefboom zijn in de heropbouw van een eengemaakte strijd tegen alle rotte kapitalistische en feodale krachten die het leven van de gewone mensen verwoesten.

  • Nu ook officieel: oorlog om Irak gestart op basis van leugens

    Massale anti-oorlogsbetoging in Brussel, februari 2003
    Massale anti-oorlogsbetoging in Brussel, februari 2003

    Miljoenen mensen protesteerden in 2003 tegen de oorlog in Irak. Ze wisten dat het argument van de vermeende ‘massavernietigingswapens’ slechts een excuus was om een oorlog om olie en prestige te starten. 13 jaar na het begin van de oorlog is duidelijk dat de betogers gelijk hadden. Er zijn geen massavernietigingswapens gevonden en bovendien heeft de jarenlange oorlog enkel geleid tot meer chaos en ellende. Het is op de puinhopen van deze oorlog dat een barbaarse groep als Islamitische Staat kon ontwikkelen.

    Het Britse rapport-Chilcot bevestigt nu wat de miljoenen betogers in 2003 al wisten. Het dwingt Tony Blair, één van de centrale verdedigers van de oorlog, tot de erkenning dat hij fout was. Uiteraard komt dit te laat en is het kwaad ondertussen geschied. Volgens het rapport stemde Blair in met de oorlog omdat hij de Amerikaanse president Bush beloofde om sowieso aan zijn kant te staan, wat er ook zou gebeuren. Het rapport stelt dat de ‘bewijzen’ rond de massavernietigingswapens getrukeerd waren en dat de wettelijke basis voor de oorlog betwist kan worden.

    Het duurde lange jaren om tot dit rapport te komen, maar nu is het bijzonder vernietigend voor Tony Blair. Deze slag komt op een cruciaal ogenblik: de politieke erfgenamen van Blair voeren een open oorlog binnen Labour tegen de door tienduizenden enthousiaste werkenden en jongeren verkozen voorzitter Jeremy Corbyn. In 2003 steunde Corbyn het massale protest tegen de oorlog in Irak. Dat element komt bovenop het enthousiasme voor zijn verzet tegen het besparingsbeleid.

    Dat het niet nodig was om te wachten tot 2016 om het karakter van de invasie in Irak te doorzien, blijkt uit het materiaal dat LSP toen reeds publiceerde. We gebruikten in de anti-oorlogsbeweging een brochure door Peter Delsing (Hier kan je die brochure integraal lezen). Daarin stond onderstaande passage over de ‘massavernietigingswapens’ en het verzet tegen dictator Saddam Hoessein.

    [divider]

    Ongetwijfeld is Saddam Hoessein een van de meest gewetenloze dictators van de naoorlogse periode. Martelingen, executies, gifaanvallen, oorlog,… Er lijken geen grenzen aan het sadisme van de Iraakse dictator. Maar volgens ons is dit geen reden voor een inval door die andere “schurkenstaat”, de VS, die enkel hun eigen dictator in de plaats willen stellen. In het beste geval opgesmukt met cosmetische “verkiezingen”, zoals in Pakistan vandaag. Volgens de LSP is het de taak van de Iraakse arbeiders en boeren, van de onderdrukte bevolking, om Saddam omver te werpen.

    De officiële reden voor een “regimeverandering” in Irak is het vermeende bezit (of de aanmaak van) biologische, chemische of nucleaire kernwapens, gekoppeld aan steun voor het internationale terrorisme. Wat is hier van aan?

    Opvallend is dat leidinggevende figuren van de wapeninspecties het gevaar dat uitgaat van Saddam ontkennen. Scott Ritter, tussen ’91 en ‘97 VN-inspecteur in Irak, stelt: “In december ’98 was 90 à 95% van Iraks capaciteit voor massavernietigingswapens door ons verwoest. We vernietigden alle fabrieken, alle productiemiddelen.” Ritter zegt dat men sommige wapens niet kon achterhalen, maar dat elke poging van Saddam om opnieuw wapens te gaan maken, of te testen, onmiddellijk door gespecialiseerde apparatuur zou worden opgemerkt. Senator Bob Graham, voorzitter van de Intelligence Committee van de Senaat in de VS stelde in USA Today (14 mei 2002): “Gebaseerd op de briefings van de veiligheidsdiensten staat de Iraakse president Saddam Hoessein niet op het punt om massavernietigingswapens te produceren.”

    De verklaringen van specialisten op het terrein spreken de stemmingmakerij van Bush en Blair tegen. In verband met een recente speech van Bush, stelde het International Atomic Energy Agency: “Er bestaat geen rapport van ons instituut dat stelt dat Irak 6 maanden verwijderd is van de productie van nucleaire wapens.” Bush had daar foutief naar verwezen. In oktober ’98 stelde het IAEA integendeel: “Er zijn geen aanwijzingen dat in Irak het fysieke materieel overblijft voor de productie van gebruiksklare nucleaire wapens van enige praktische betekenis.” (Washington Times, 30 sept., 2002) Ook deze instelling zegt dat na de wapeninspecties de sleutelgebouwen en het essentiële materiaal vernietigd waren.

    Bovendien zijn er aanwijzingen dat de Bush-administratie de CIA en het FBI onder druk zet om “bewijzen” uit te vinden. “Fundamenteel gefabriceerde informatie komt naar boven in de verklaringen van hooggeplaatste VS-vertegenwoordigers en daar bestaat veel onvrede over binnen de veiligheidsdiensten, in het bijzonder bij analisten van de CIA,” aldus Vincent Cannistraro, een gewezen topman van de CIA. (The Guardian, 9 okt., 2002) Ook de link tussen Al-Qaeda en Irak wordt door de veiligheidsdiensten van de VS, in anonieme verklaringen in de Britse krant The Guardian, afgedaan als nonsens.

    Eigenlijk willen Bush en Blair deze oorlog enkel starten op basis van een vermoedelijke dreiging in de toekomst – waar volgens de specialisten op het terrein geen overtuigende bewijzen voor bestaan. Ook binnen delen van de burgerij zelf is er twijfel over de agressieve koers waar Bush aan vasthoudt. “Je kan je de vraag stellen of tegen een man zeggen – waarvan je denkt dat hij biologische wapens bezit – dat je hem zal doden, de beste manier is om zijn stimulansstructuur te veranderen. (…) Gaat dhr. Bush Iran, Syrië en Noord-Korea aanvallen nadat hij Irak heeft opgedoekt?”, stelt een opiniestuk van Robert Wright in The Financial Times. En op dezelfde angstwekkend luchtige toon: “Oorlog tot een gebruikelijke vorm van gegevensverzameling verheffen, heeft evidente nadelen.”

    Ook 3 gewezen 4-sterren generaals van de VS laten openlijk hun twijfels over de politiek van Bush horen. John Shalikashvili (ex-voorzitter Joint Chiefs of Staff), Wesley Clark (ex-Navo militair commandant) en Joseph Hoar (ex-voorzitter VS Central Command) stellen: “Waar zit hier de dringendheid? (…) Er is niets dat erop wijst dat in de eerstkomende uren, dagen,… een nucleair wapen zal worden gelanceerd tegen onze eigen krachten of die van onze bondgenoten in de regio.” (International Herald Tribune, 28 sept., 2002)

  • Midden-Oosten. ISIS op verschillende fronten onder druk

    Arbeidersklasse zal na bijzonder bittere ervaringen opnieuw de weg van massastrijd moeten nemen

    fallujaDe Islamitische Staat van Irak en Syrië (IS) ligt onder vuur in en rond de laatste drie grote steden die het controleert in Irak en Syrië: Fallujahh, Mosoel en Raqqa. De groepering heeft ook moeite om Sirte, zijn bastion in Libië, in handen te houden.

    Analyse door Niall Mulholland (geschreven op 15 juni)

    In Fallujahh zijn er intensieve gevechten nu het Irakese leger samen met sjiietische milities en steun van Amerikaanse luchtbombardementen probeert om ISIS te verdrijven. De Irakese stad wordt al een jaar belegerd en er zitten naar schatting 300.000 burgers vast, wat tot een humanitaire ramp kan leiden. De zogenaamde ‘humanitaire corridors’ die door het Irakees leger werden ingezet om burgers te laten ontsnappen, werd gebruikt om mannen op te pakken als mogelijke ISIS-strijders. De soennietische bevolking van Fallujahh heeft goede redenen om bang te zijn. Toen Ramadi en Tikrit op ISIS heroverd werden door Irakese troepen en vooral door sjiietische krachten, werden honderdduizenden mensen uit deze steden verdreven en waren er brutale repressailles tegen de soennitische bevolking.

    De strijd om Fallujahh is een welkome ontwikkeling voor het door sjiieten gedomineerde regime in Bagdad dat met deze strijd de aandacht kan afleiden. De Groene Zone – de zetel van de centrale regering – werd de afgelopen maanden twee keer bestormd door arme sjiieten die protesteerden tegen de corruptie en het ontbreken van elektriciteit en andere basisvoorzieningen. De regering van premier Haider al-Abadi staat onder druk om nog meer bloedige zelfmoordaanslagen van ISIS in sjiietische buurten te vermijden. De aanslagen worden toegeschreven aan de strijd om Fallujahh.

    Het is ondertussen twee jaar geleden dat ISIS wereldwijd bekend raakte na de verovering van Mosoel, de tweede stad van Irak, nadat het eerder Fallujahh had veroverd. De invasie en bezetting van Irak door de VS en bondgenoten vanaf 2003 zorgden ervoor dat strijders jarenlang militaire ervaring opdeden. Deze strijders die bovendien snel verplaatst konden worden door het bezit van wagens verbaasden het westen met hun wel erg snelle opmars in Irak.

    Fallujahh was al langer een bastion van verzet tegen het regime van Bagdad. In 2004 werd de stad twee keer bestormd door Amerikaanse troepen waarbij duizenden doden vielen en een groot deel van de stad in puin achterbleef. Het opmerkelijke succes van ISIS bij de verovering van Fallujahh in 2014 was enkel mogelijk door de revolte van de soennitische bevolking in de stad. De diepe haat tegen het door sjiieten gedomineerde regime van Bagdad leidde ertoe dat sommigen aanvankelijk het ISIS-bewind verwelkomden of toch minstens gedoogden. Er werd gehoopt dat dit het einde kon vormen van de sjiietische vervolging en dat het een vorm van ‘stabiliteit’ en ‘orde en tucht’ zou brengen.

    Zelfmoordaanslagen

    De willekeurige misdaden van ISIS joegen de grotere troepenmacht van het Irakese leger angst aan en zorgden voor demoralisatie. Vaak gingen de Irakese soldaten al op voorhand lopen. Maar de terreurtactiek is niet langer zo efficiënt. Alle legers die tegen ISIS vechten, weten nu beter hoe ze kunnen antwoorden op zelfmoordaanslagen. ISIS gaat hierop over tot het afslachten van meer onschuldige burgers. ISIS heeft nog steeds de slagkracht om zich te herorganiseren en offensieven in te zetten, maar het verliest daarbij meer strijders dan wat voorheen het geval was. Ondanks de verliezen blijft het zogenaamde ‘kalifaat’ van ISIS een groot gebied controleren en de tegenstanders van ISIS zijn onderling sterk verdeeld.

    Het Turkse regime voert een nieuwe burgeroorlog tegen de Koerdische PKK in het zuiden van het land en het weigert ISIS af te sluiten van toegang tot de rest van de wereld. De Syrische Democratische Krachten (SDF) – onder leiding van de Koerdische Volksbeschermingseenheden (YPG) en gesteund door Amerikaanse luchtaanvallen – voerden recent een offensief op de stad Manbij ten westen van de Eufraat in de buurt van de Turkse grens. Er werd geprobeerd om de doortocht van wapens en ISIS-strijders over de grens te stoppen. Het uiteindelijke doel is om ISIS uit Raqqa te verdrijven. Tegelijk is er vanuit het zuidwesten een opmars van het Syrische leger dat Russische luchtsteun krijgt.

    Al deze militaire manoeuvres wijzen op de diepgaande tegenstellingen tussen de buitenlandse krachten en hun regionale bondgenoten. Het gaat niet enkel om de territoriale veroveringen van de verschillende krachten die tegen ISIS strijden, maar ook om wie er de controle over het gebied zal overnemen: Koerdische Peshmerga, YPG, Irakese leger, sjiietische milities, de VS, … De Amerikanen zijn vastbesloten om de sjiietische milities te stoppen en willen niet dat ze met hun Iraanse militaire adviseurs Fallujahh veroveren en op die manier Iran een belangrijke overwinning bezorgen. Iran is de belangrijkste tegenstander van de VS in het Midden-Oosten.

    Er wordt van alle kanten naar Fallujahh gekeken als generale repetitie voor een grotere strijd om Mosoel te veroveren, de tweede grootste stad van Irak. Amerikaanse luchtbombardementen en hun Koerdische Peshmerga bondgenoten op de grond voeren een offensief tegen ISIS in het noorden van Irak als voorbereiding op een strijd om Mosoel.

    Zelfs indien ISIS verdreven wordt, betekent dit niet noodzakelijk het einde van deze organisatie en kunnen er andere terreurgroepen ontstaan. Andere salafistische groepen, zoals Jabhat al-Nusra, de Syrische vleugel van al-Qaeda, winnen snel aan populariteit onder de soennitische Arabieren in Syrië. Dergelijke groepen vinden een vruchtbare voedingsbodem onder de Soennitische Arabieren die de verovering van Fallujahh zien als een operatie van etnische zuivering gericht op het verdrijven van de soennieten uit Irak. Volgens een Amerikaanse diplomaat is de angst onder de soennieten in Irak bijzonder groep.

    Terreurbewind van ISIS

    ISIS heeft geen enkel antwoord geboden op de wanhopige situatie van de soennieten. In de steden en dorpen die onder controle van ISIS kwamen, werd een Middeleeuws bewind gevoerd dat niet in staat was om de basisproblemen op te lossen en enkel zorgde voor barbaarse acties tegen onder meer minderheden. Meer dan 80.000 mensen zijn Sirte in Libië ontvlucht sinds ISIS de stad overnam. In februari 2015 werden 21 christenen in Sirte onthoofd door ISIS.

    Nu heeft ISIS het moeilijk om Sirte in handen te houden. Milities die verbonden zijn met de door de VN gesteunde ‘eenheidsregering’ rukken op vanuit Misrata in westelijk Libië terwijl tegelijk een militie uit het oosten oprukt. Maar zelfs indien deze krachten ISIS uit Sirte verdrijven, vrezen veel Libiërs dat de gevechten en confrontaties niet gedaan zullen zijn. Het ‘parlement’ in Tobruk weigert samen te werken met de door de VN gesteunde regering in Tripolo. Het is op elk ogenblik mogelijk dat er nieuwe gevechten uitbreken tussen milities die de controle over de oliehavens van Libië betwisten.

    De huidige militaire opmars tegen ISIS zorgt voor een zoveelste bloedbad in de nasleep van de door de VS geleide invasie en bezetting van Irak. Tegenover de algemene oppositie waarmee het in Irak geconfronteerd werd, speelden de Amerikaanse bezetters in op sectaire verschillen in een poging tot verdeel-en-heersbeleid. Nadien werd gekozen voor een beleid van gewapend sectair verzet tegen dictator Assad in Syrië. De NAVO-machten droegen bij aan een gewapende omverwerping van het regime van Khadaffi in Libië om de belangen van het westers imperialisme te dienen waardoor het land in bloedige chaos werd ondergedompeld.

    Eén oorzaak van de groei van ISIS waar het westen zich alvast niet tegen zal richten, moet gezocht worden bij de steun van de reactionaire Golfstaten en andere soennitische regimes aan de jihadistische bewegingen. Zoals Patrick Cockburn, een veteraan in verslaggeving vanuit het Midden-Oosten, recent opmerkte: “De VS en de EU willen niet de band niet erkennen die er bestaat tussen het terrorisme en hun stratische soennitische bondgenoten zoals Saoedi-Arabië, de Golfdynastiën, Turkije en Pakistan.”

    Op basis van het kapitalisme en de heerschappij van reactionaire elites en sectaire krachten zullen er nog meer conflicten en humanitaire rampen plaatsvinden in het Midden-Oosten. Enkel de werkende bevolking in de regio, verbonden met de arbeidersklasse in de rest van de wereld, kan een uitweg bieden.

    Het potentieel hiervoor bleek tijdens de zogenaamde ‘Arabische Lente’ toen dictators door massabewegingen van werkenden en armen in Tunesië en Egypte verdreven werden. Het ontbrak deze bewegingen aan een arbeidersleiding die de massastrijd succesvol kon richten tegen niet alleen de dictators maar het volledige kapitalistische systeem. De contrarevolutie kon met de steun van westerse machten opnieuw de bovenhand halen.

    Maar doorheen deze bijzonder bittere ervaringen zullen de verschillende arbeidersklassen in de regio opnieuw de weg van massastrijd opgaan in verzet tegen dictators en sectaire krachten. Er is nood aan een onafhankelijke en eengemaakte arbeidersbeweging om de zelfverdediging van de gemeenschappen en minderheden te organiseren en om een socialistisch programma naar voor te schuiven waarmee rotte regimes omver geworpen worden, het imperialisme aan de deur wordt gezet en er begonnen wordt met de democratisch socialistische omvorming van de samenleving.

     

     

  • Dossier: Een socialistisch antwoord op oorlog en vluchtelingencrisis

    "Solidariteit met wie hier met de boot komt en wie hier uit de boot valt."
    “Solidariteit met wie hier met de boot komt en wie hier uit de boot valt.”

    Het ontbrak in de gevestigde media niet aan artikels en reportages over de menselijke tragedie van vluchtelingen uit Syrië, Libië, Irak, Afghanistan of nog Somalië. Er werd ook gesproken over hun behandeling in verschillende Europese landen. Maar er wordt weinig ingegaan op de onderliggende redenen voor die wanhopige exodus. De cijfers zijn nochtans overduidelijk: van de asielzoekers die via Griekenland naar Europa komen (ondertussen meer dan de helft van alle asielzoekers) komt 85% uit Syrië, Afghanistan, Irak en Somalië. In al die landen hebben westerse militaire interventies bijgedragen aan de creatie van een nachtmerrie voor de lokale bevolking. Het is van deze nachtmerrie dat mensen proberen weg te vluchten. Ook in België komt meer dan 70% van de asielzoekers momenteel uit deze oorlogslanden.

    Dossier door Nicolas Croes

    De imperialistische interventies in Afghanistan (sinds 2001) en Irak (sinds 2003) worden gevoerd onder het mom van een “oorlog tegen het terrorisme”. Ze droegen bij tot een explosieve situatie in het Midden-Oosten. In april verscheen een studie onder de titel: “Body Count : Casualty Figures after 10 years of the ’War on Terror’.” In die studie wordt de naar eigen zeggen lage schatting gemaakt van minstens 1,3 miljoen doden in Irak, Afghanistan en Pakistan (waar vooral doden vielen door aanvallen met drones) tussen 2001 en 2013. Er wordt dan nog geen rekening gehouden met conflicten in andere landen, zoals Jemen, Somalië, Libië of Syrië. De organisaties die de studie opstelden, hebben het over “een misdaad tegen de mensheid, iets wat dicht bij een genocide komt.” Het rapport werd niet betwist, maar zoveel mogelijk genegeerd in alle propaganda rond het Midden-Oosten.

    Samen met het gedeeltelijke falen van de massale opstanden tegen de dictatoriale regimes in de regio, die wel een einde maakten aan de heerschappij van Ben Ali in Tunesië en Moebarak in Egypte in 2011, openden deze vernielingen de weg voor sectair geweld en de opkomst van reactionaire krachten zoals Islamitische Staat. In Syrië zorgde de indirecte en ‘strategische’ steun van westerse machten aan fracties die hun belangen niet bedreigden ervoor dat de massabeweging tegen Bachar al-Assad kon degenereren in een bloedige burgeroorlog die ondertussen al vijf jaar duurt. Meer dan 250.000 Syriërs verloren het leven, 11 miljoen mensen zijn het land ontvlucht. Terreuraanslagen zijn een dagelijkse realiteit geworden in het Midden-Oosten. In 2015 kwamen 78% van de doden als gevolg van terrorisme uit Irak, Pakistan, Afghanistan, Syrië en Nigeria.

    De huidige bombardementen op Syrië door een coalitie rond de VS zullen geen vrede in het land brengen. Het zal het aantal doden, de ellende en de vluchtelingencrisis enkel opdrijven. De Verenigde Staten hebben België formeel gevraagd om mee te werken aan de bombardementen in Syrië. Voorheen werden de Belgische operaties tot Irak beperkt. De Belgische regering wil ingaan op de Amerikaanse vraag.

    Een bloedige traditie

    De verantwoordelijkheid van het westerse imperialisme in de bloedbaden en onderdrukking in de regio gaat ver in de geschiedenis terug. Na het proces van dekolonisatie en uiteenvallen van het Ottomaanse Rijk werd elke kracht die de belangen van de verschillende westerse machten bedreigde geconfronteerd met interventies.

    Toen de Egyptische nationalistische leider Nasser in 1956 de nationalisatie van het Suez-kanaal aankondigde, vormden de Franse en Britse regeringen een alliantie met Israël voor een rampzalige invasie van Egypte. Toen de Iraanse nationalist Mohammad Mossadegh de oliesector in zijn land nationaliseerde (en de Britse bedrijven die de sector controleerden onteigende), werd hij meteen door een staatsgreep aan de kant geschoven. In 1953 werd hij onder gedwongen huisarrest geplaatst en werd de macht overgenomen door generaal Fazlollah Zahedi, die de steun van het westen genoot. Dergelijke voorbeelden zijn schering en inslag in de regio.

    Tegelijk werden reactionaire krachten ondersteund. De Wahhabistische doctrine van de politieke islam, een doctrine die gesteund wordt door de heersende elite van Saoedi-Arabië en Qatar maar ook door Islamitische Staat, werd na de Eerste Wereldoorlog door de Britten gesteund en na de Tweede Wereldoorlog door de VS. Het Saoedische regime kreeg groen licht voor de meest barbaarse handelingen zoals onthoofdingen of het rijverbod voor alle vrouwen. Dit vormt geen probleem zolang de VS toegang krijgt tot olie of tot bondgenoten zoals de moedjahedin (van waaruit de Taliban voortkwamen) in de strijd tegen de Russische inval in Afghanistan vanaf 1979. Het is overigens pas na de aanslagen van 11 september 2001 dat het VS-imperialisme zich tegen zijn vroegere bondgenoot keerde.

    Welke benadering?

    In Libië hadden de revoltes in Benghazi en Tripoli in 2011 aanvankelijk geen reactionair karakter. Ze maakten deel uit van wat de ‘Arabische Lente’ werd genoemd, de golf van opstanden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Jongeren begonnen de revolutie met een duidelijke boodschap op hun spandoeken: “Dit is onze revolutie, we willen geen imperialistische interventie.”

    Reactionaire krachten gebruikten de brutaliteit van het regime van Khadaffi en de angst voor zijn troepen die naar de stad optrokken om de leiding over de beweging in Benghazi naar zich toe te trekken. Voor Khadaffi vormde dat meteen een perfect excuus. Het ging niet meer over een revolutie maar om een beweging van reactionaire krachten. Voor de NAVO zette het de weg open voor bombardementen die het westers imperialisme toeliet om opnieuw op de voorgrond te treden in de regio.

    De situatie had anders kunnen zijn. Een revolutionaire partij die opkwam voor de organisatie van de beweging van jonge revolutionairen, werkenden en armen door het vestigen van democratische verdedigingscomités die ook een solidariteitsoproep deden aan de troepen van Khadaffi en de massa’s van Tripoli, had een verschil kunnen maken. Het had een aanzet kunnen zijn tot een uitbreiding van de beweging naar de rest van het land. Maar dit gebeurde dus niet.

    In Syrië verzetten we ons tegen de interventies van het imperialisme en haar bondgenoten. We eisen de terugtrekking van alle buitenlandse troepen en komen op voor het vestigen van democratische, eengemaakte en niet-sectaire verzetscomités om de werkenden, armen en andere onderdrukte lagen te beschermen tegen sectaire aanvallen. We verdedigen de garantie van democratische rechten voor iedereen, los van etnie, religie of nationaliteit. We pleiten voor het houden van eerlijke verkiezingen voor een revolutionaire grondwetgevende vergadering en een vrije socialistische confederatie van het Midden-Oosten en Noord-Afrika.

    In een situatie die gedegenereerd is tot een burgeroorlog kan dit onwaarschijnlijk en iets voor een wel erg verre toekomst lijken. Er is een moeilijke situatie, maar dit betekent niet dat we geen uitweg voor de arbeidersbeweging moeten naar voor schuiven en verdedigen. De klassenstrijd op “pauze” zetten, betekent het initiatief overlaten aan reactionaire krachten. We moeten ons verzetten tegen de imperialistische interventie, maar het alternatief hierop zal niet komen van een ‘politieke oplossing’ tussen imperialistische krachten en dictatoriale regimes uit de regio. We kunnen niet rekenen op diegenen die mee verantwoordelijk zijn voor de burgeroorlog, zowel het regime van Assad als de rebellen die gewapend worden door het imperialisme, Saoedi-Arabië en Qatar.

    Geen enkel gewapend conflict, waar ook ter wereld, kan op deze manier opgelost worden. Er zal slechts een ‘politieke oplossing’ komen om het conflict tijdelijk te beëindigen indien een van de strijdende partijen zodanig verzwakt is dat er geen andere optie meer is of indien alle kampen in het conflict uitgeput zijn. We kunnen jammer genoeg niet uitsluiten dat de Syrische bevolking met een dergelijk scenario zal geconfronteerd worden. Het zou gepaard gaan met veel ellende. Maar tegelijk zou iedere wapenstilstand ruimte creëren voor het geleidelijk herstellen van de arbeidersbeweging. We stellen niet voor om daarop te wachten. De sociale bewegingen moeten eigen onafhankelijke initiatieven ondernemen om het einde van het conflict te bespoedigen.

    En in Europa?

    De beweging tegen de oorlog in Irak in 2003 werd gekenmerkt door een massale omvang. Honderdduizenden mensen betoogden meermaals tegen die oorlog. Het protest was internationaal. Een generatie jonge militanten werd via deze acties politiek actief. Vandaag toont de brede solidariteit met de vluchtelingen – van betogingen tot inzamelacties – het potentieel voor een beweging. Het zal erop aankomen om geen louter humanitaire benadering te hebben en politieke kwesties naar voor te brengen zoals verzet tegen imperialistische avonturen, de noodzaak om de middelen voor een waardige opvang van alle vluchtelingen bij de kapitalistische elite te zoeken, een sterke sociale zekerheid, degelijke jobs, gratis en degelijk onderwijs voor iedereen, …

    We moeten de middelen zoeken waar ze zitten, in de zakken van de kapitalisten in Europa en elders. De regimes in het Midden-Oosten doen niets om vluchtelingen te helpen. Ze krijgen zelfs geen asiel in deze landen. Er zitten enorm veel middelen bij de elite van miljardairs uit Saoedi-Arabië en andere regimes in het Midden-Oosten. Vaak hebben ze die middelen in Europa geïnvesteerd. Meer dan 80% van de Londense woningen die meer dan 2 miljoen pond waard zijn, kennen buitenlandse eigenaars, vaak uit het Midden-Oosten. De rijkdom van de elites uit het Midden-Oosten en Europa moet gebruikt worden om de slachtoffers die hun regimes en oorlogen proberen te ontvluchten een toekomst te bieden.

    [divider]

    Opvang van vluchtelingen en het failliet van het Europa van het kapitaal

    De discussie over de vluchtelingencrisis dreigt de Europese Unie te verscheuren. Het toont aan hoe de gevestigde politici – in Europa en daarbuiten – niet in staat zijn om een oplossing aan te bieden voor de vluchtelingencrisis. Ze proberen allemaal om de problemen naar andere landen door te schuiven, terwijl ze ondertussen vluchtelingen tot vreselijk onmenselijke omstandigheden veroordelen.

    De EU staat niet voor niets bekend als ‘Fort Europa’. De tragedie van de vluchtelingen die verdrinken in de Middellandse Zee is het resultaat van het beleid van de EU de voorbije jaren. De bouw van enorme muren die door gewapende soldaten bewaakt worden, stopt mensen die Europa over het land proberen te bereiken. Er werd daarop een vluchtroute over zee gezocht. De barbaarse logica hierachter was dat het sterven van vluchtelingen op zee deze route onaantrekkelijk zou maken en anderen zou overtuigen om niet naar Europa te komen. Het aantal doden op zee is als gevolg hiervan exponentieel toegenomen. In april 2015 kwamen naar schatting 1.308 vluchtelingen op deze manier op het leven, in april 2014 waren het er 42. Toen waren de schepen van operatie Mare Nostrum nog actief.

    Afgelopen zomer veranderden de gevestigde politici tijdelijk hun opstelling. Een aantal landen, waaronder Duitsland, versoepelden hun grenscontroles en lieten meer vluchtelingen binnen. Dit heeft niet lang geduurd. Verschillende lidstaten van de EU begonnen te ruziën in een poging om zelf zo weinig mogelijk vluchtelingen te moeten opvangen. Het Schengen-akkoord over het vrij verkeer van personen in de EU werd in de praktijk opgeschort toen verschillende landen controles aan de nationale grenzen met andere lidstaten invoerden.

    Het akkoord met Turkije

    De laatste kunstgreep die voortkwam uit een Europese top was de poging om een akkoord te sluiten met Turkije in de hoop dat dit land zou optreden als de grenspolitie om vluchtelingen te stoppen als die naar Europa proberen te trekken.

    In de wanhopige poging om de vluchtelingencrisis naar Turkije door te schuiven, heeft de EU de ogen gesloten voor het ondemocratische karakter van het Turkse regime en de oorlog tegen de Koerdische bevolking. De Turkse regering kwam recent nog tussen om de grootste krant van het land over te nemen nadat die kritiek op president Erdogan had durven te uiten. De president denkt er zelfs aan om de definitie van terrorisme uit te breiden tot journalisten.

    De Turkse regering voert een brutale burgeroorlog tegen de Koerdische bevolking in het zuidoosten van het land. Er vielen daarbij al honderden doden. Er waren ook bombardementen op dorpen in Syrië die door Koerden gecontroleerd worden. Daarmee ondersteunt het Turkse regime in de praktijk IS. De Europese machten zwijgen hierover, hoogstens komen ze tot voorzichtige kritiek in woorden.

    Alles wat ons verdeelt, verzwakt ons

    De voorstellen van de EU zijn erop gericht om Griekenland om te vormen tot een mega-vluchtelingenkamp, in realiteit een gevangenis. Er zullen binnenkort ongeveer 70.000 vluchtelingen geblokkeerd zitten in Griekenland na het sluiten van de grens met Macedonië. Deze beslissing werd niet alleen door de Macedonische regering genomen: het was het resultaat van een ‘mini-top’ met onder meer Oostenrijk en andere landen uit Centraal- en Oost-Europa. Griekenland was er niet uitgenodigd.

    De grote meerderheid van de vluchtelingen heeft niet de bedoeling om in Griekenland te blijven, maar wil doortrekken naar het noorden van Europa. Ze lijden honger en dwalen door de straten. Griekenland gaat al gebukt onder de gevolgen van een hard besparingsbeleid opgelegd door de EU. Onder de jongeren loopt de werkloosheidsgraad op tot meer dan 50%. Het gemiddelde loon is met meer dan een derde afgenomen. En nu moet het land maar zijn plan trekken met de vluchtelingen die naar het noorden van Europa willen trekken.

    De controle op de beslissing om al dan niet asiel toe te kennen, kan niet aan de conservatieven of de asociale regeringen van de EU overgelaten worden. De arbeidersbeweging moet doorheen Europa opkomen voor verkozen comités van arbeiders met vertegenwoordigers van organisaties van migranten om asielaanvragen te onderzoeken en er beslissingen over te nemen.

    Veel werkenden en armen – in Griekenland en elders – zijn geraakt door het lijden van de vluchtelingen. Maar tegelijk vrezen ze dat de openbare diensten en het aanbod van huisvesting in hun landen niet volstaan om iedereen een toekomst aan te bieden. Dat idee wordt versterkt door de rechtse politici die steeds benadrukken dat de tekorten op vlak van huisvesting en werkgelegenheid mee veroorzaakt worden door vluchtelingen en migranten.

    De gevestigde politici stellen zich overal in Europa graag “ferm” op tegen migratie. Ze spelen in op de angsten van de werkenden, terwijl dezelfde kapitalistische politici jarenlang instonden voor een beleid van sociale afbraak en ontmanteling van openbare diensten.

    Vluchtelingen en migranten zijn niet verantwoordelijk voor het eindeloze besparingsbeleid doorheen de EU. Als we toelaten dat de Europese regeringen de verantwoordelijkheid voor het besparingsbeleid op de kap van migranten afwentelen om de aandacht van het kapitalistische systeem in crisis en de profiterende bankiers en miljardairs af te leiden, dan zullen ze erin slagen om onze levensvoorwaarden verder af te breken. Het is van cruciaal belang dat de arbeidersbeweging een alternatief aanbiedt, zoniet krijgt extreemrechts meer ruimte.

    Neen aan het Europa van het kapitaal! 

    Het feit dat de EU een diepe en existentiële crisis kent omdat ze niet in staat is om ongeveer een miljoen vluchtelingen op te vangen op een totale bevolking van 500 miljoen mensen, is een sterke veroordeling van het kapitalistische Europese project. Volgens de Britse krant The Guardian staan er nochtans 11 miljoen huizen leeg in de EU. Het aantal daklozen wordt op 4,1 miljoen geschat. In België zijn er weinig cijfers over leegstand. Maar volgens de Cel “Leegstaande Woningen” van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel zijn er ongeveer 48.000 wooneenheden niet bewoond op een totaal van 300.000 private adressen in de hoofdstad. Die verspilling aanpakken, zou de huisvestingscrisis van de bevolking oplossen en zou onderdak bieden voor vluchtelingen.

    De EU is geen internationalistisch project. Het is in essentie een samenwerkingsverband van grote bedrijven doorheen Europa om de markten en de winsten te maximaliseren. In plaats van tot Europese samenwerking te komen, zien we in de huidige vluchtelingencrisis dat elk ernstig probleem leidt tot nationalistische spanningen waarbij ook de verschillende kapitalistische klassen in Europa de hete aardappel proberen door te schuiven.

    De wetten en verdragen in de EU zijn gericht op de belangen van de superrijken ten koste van de werkenden en armen. Zelfs de meest bescheiden voorstellen die de 1% rijksten in de samenleving ook maar een beetje zouden laten betalen voor de crisis, botsen op de Europese regels en worden zelfs illegaal verklaard. Dit kan een socialistische regering die breekt met het besparingsbeleid uiteraard niet tegenhouden, maar het vormt wel een extra obstakel.

    Een regering die een oprecht socialistisch beleid voert, zou niet geïsoleerd staan. Zo’n regering zou erg populair zijn, niet alleen in eigen land maar ook op internationaal vlak. Een internationale oproep om de steun van de werkenden doorheen Europa en de wereld te mobiliseren, zou een grote impact hebben.

    De enige blijvende oplossing voor de vluchtelingencrisis bestaat uit strijd voor een democratisch socialistische samenleving waar de sleutelsectoren van de economie (zoals financiewezen, energie, chemie, staal, …) in publieke handen en democratisch collectief beheer komen. Zo’n samenleving zou de bestaande middelen, wetenschap en techniek inzetten met het oog op de behoeften en noden van de meerderheid van de bevolking doorheen de wereld. Enkel op deze basis wordt het mogelijk om tot een wereld te komen waar de mensen echt vrij zijn en bijgevolg naar gelijk welk land of regio kunnen trekken als ze dat willen en niet om een nachtmerrie te ontvluchten.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop