Tag: Irak

  • [Archieftekst] Wat we schreven voor de oorlog in Irak in 2003

    Betoging februari 2003
    Betoging februari 2003

    In 2003, nog voor de inval in Irak, was er massaal protest tegen een nieuw militair avontuur van Bush en Blair. Op 15 februari 2003 was er een grote internationale actiedag met miljoenen betogers doorheen de wereld. Op Dag X, de dag dat de oorlog effectief begon, trokken duizenden jongeren en werkenden de straat op in ons land. LSP speelde een actieve rol in deze beweging. Hieronder de brochure door Peter Delsing die we gebruikten in de anti-oorlogsbeweging. Het is nuttig om dit vandaag, nu groepen als IS sterk staan, opnieuw te lezen.

    [divider]

    Voorwoord

    Veel arbeiders en jongeren kijken met vrees naar de losgeslagen politiek van George W. Bush. Niet in staat om in Afghanistan, laat staan de rest van de wereld, stabiliteit te creëren, heeft de cowboy uit Texas zijn vinger opnieuw aan de holster. Deze keer ligt de Iraakse dictator Saddam Hoessein in het vizier. Het zullen echter vooral de gewone Irakezen zijn die Saddams rekening zullen betalen – in mensenlevens, bloed en tranen. Arbeiders en jongeren kunnen niet langs de kant blijven staan.

    Onvermijdelijk zullen ook in België de schokgolven worden gevoeld. De prijzen voor stookolie en benzine zullen de lucht inschieten. Bedrijven zullen de gestegen energiefactuur doorrekenen in hun prijzen. Ontslagen zullen worden gerechtvaardigd met een schouder ophalende verwijzing naar de “oorlog”. De lonen zullen nog meer worden gedrukt, de crisis zal verergeren en jongeren zullen nog moeilijker aan een fatsoenlijke job geraken.

    De regering zal de dalende inkomsten uit belastingen (als gevolg van een zwaardere economische crisis) proberen om te zetten in speciale taksen op benzine, stookolie of tabak. Deze producten werden in 1993 uit de index gehaald. Ze zorgen dus niet langer voor een overeenkomstige stijging van de lonen. Met een eenvoudige verwijzing naar de oorlog zal de werkende bevolking een financiële kater worden opgedrongen. Als we niet oppassen zal de regering ook minder geld aan onderwijs, gezondheidszorg en sociale uitkeringen besteden – als wij haar door onze acties in de scholen, wijken, bedrijven en universiteiten niet tegenhouden.

    Een oorlog in Irak, tegen de achtergrond van een diepgaande economische crisis op wereldvlak, zal een nieuwe stormachtige periode van het wereldkapitalisme inluiden. Zelfs de meer vooruitziende burgerlijke economisten geven vandaag toe dat de economische crisissen (recessies) zich sneller zullen opvolgen dan in de jaren ’80 en ’90.

    Dit in een situatie dat dit systeem al sinds de jaren ’70 in een structurele overproductiecrisis is verzeild geraakt, wat zich uitdrukt in massale structurele werkloosheid en een voortdurende ondermijning van de rechten van arbeiders en jongeren (op het vlak van werkzekerheid, lonen, openbare diensten, sociale uitkeringen, degelijk onderwijs, etc.).

    Nog voor de oorlog tegen Irak is losgebarsten, waar Bush momenteel al de munitie voor aan het sorteren is, vonden er grote betogingen plaats tegen de oorlogsdreiging. In Londen betoogden maar liefst 450.000 mensen tegen een oorlog in Irak. Dit overschaduwt zelfs de betogingen tegen de Vietnam-oorlog in de jaren ’60, en de betogingen tegen kernwapens uit de jaren ’80 in Engeland. Er wordt gemobiliseerd voor een nationale actiedag op 31 oktober in de bedrijven, scholen, enz.

    De horror van een imperialistische oorlog (een oorlog in dienst van de economische en politieke belangen van de kapitalistische landen) brengt op een niet mis te verstane manier de realiteit van een maatschappij in diepgaande crisis tot uitdrukking. Tegenstellingen zullen verder op de spits worden gedreven.

    Recent zagen we een terroristische aanslag tegen “westerse toeristen” in Bali, met meer dan 200 doden tot gevolg. Dit was mogelijk het werk van islamfundamentalisten, misschien van een cel van Al-Qaeda. Een tanker voor de kust van Jemen werd eveneens door een terroristische aanslag getroffen. Een van de “luitenanten” van Bin Laden waarschuwt de Verenigde Staten en Europa voor “nieuwe aanslagen”.

    In Pakistan wonnen de islamfundamentalisten 40 van de 187 zetels in het nieuwe parlement. Hun opgang is het gevolg van de erbarmelijke leefomstandigheden van de bevolking, in combinatie met het ongenoegen over de samenwerking tussen de Pakistaanse dictator Musharraf en de VS. In de oorlog tegen de Taliban in Afghanistan en tegen Al-Qaeda koos Musharraf de zijde van het VS-imperialisme. Ook in Turkije profiteren de islamfundamentalisten van de armoede en de werkloosheid om stemmen te winnen: ze zouden volgens de peilingen tijdens de verkiezingen van begin november de belangrijkste partij worden!

    Processen van revolutie en contrarevolutie gaan hand in hand. Enerzijds zien we in sommige regio’s in de wereld uit bittere wanhoop en frustratie, en bij gebrek aan een massaal socialistisch alternatief, een groei van religieus fanatisme en in wezen middeleeuwse ideeën. Anderzijds zien we ook de mogelijkheid van massale anti-oorlogsbewegingen, gebaseerd op een dieper begrip van de tegenstelling tussen de kapitalistische regeringen en de belangen van arbeiders, jongeren en onderdrukte lagen wereldwijd. Mensen die nog nooit aan een politieke betoging hebben deelgenomen, zullen hun eerste stappen naar het activisme zetten. Als nieuwe terroristische aanslagen de heersende klasse niet in de kaart spelen, zou een massale anti-oorlogsbeweging de krachtsverhoudingen tussen arbeiders en jongeren, enerzijds, en de kapitalistische regeringen, anderzijds, ernstig kunnen wijzigen.

    Dit zou, na het ontstaan van de antiglobaliseringsbeweging (de eerste bres in de dam van het neoliberale kapitalisme), een verdere breuk met het bewustzijn van de jaren ’90 kunnen aangeven. De idee dat we lijdzaam de vrije markt en haar politieke vertegenwoordigers moeten aanvaarden – het dogma bij uitstek van de periode na de val van het stalinisme – zou plaatsmaken voor onafhankelijke actie van de arbeidersklasse. Zij het misschien niet in eerste instantie via haar klassieke organen – vakbonden en brede arbeiderspartijen – maar via direct opgeworpen actiecomités in de bedrijven en de wijken. In het geval van een langdurige oorlog, die de bevolking in Irak en ons hopelijk bespaard blijft, kan dit de mogelijkheid voor socialisten en marxisten om hun alternatief te laten bediscussiëren door bredere lagen aanzienlijk vergroten.

    De mate waarin we een oorlog tegen Irak kunnen stoppen of niet, hangt echter ook af van het programma dat we naar voor brengen. Activisme op zich is niet genoeg. Talloos zijn de massabewegingen die bij gebrek aan juiste ideeën en perspectieven in het zand bleven steken. De LSP denkt dat er heel wat te leren valt uit de voorbije strijd van de arbeidersklasse tegen het kapitalisme. Willen we de fouten van het verleden niet herhalen, willen we reëel een verschil maken met onze acties tegen de oorlog, dan is een open discussie over strategie, tactieken en programma onontbeerlijk. Anti-oorlogscomités in de wijken, bedrijven, scholen en universiteiten zouden daar een uitstekende plaats voor zijn – tegelijk actieorgaan en instrument waar een programma kan worden bediscussieerd.

    Met deze brochure willen we ingaan op de vragen die het conflict in de Golf oproept. Wat zijn de oorzaken van een oorlog tegen Irak? Wat is de historische achtergrond? Kunnen we op de VS vertrouwen om een meer veilige wereld te creëren? Of misschien op de Verenigde Naties? Met de LSP brengen we de zaak van een onafhankelijke politiek van de arbeidersklasse en de onderdrukten wereldwijd naar voor. De strijd tegen oorlog is, volgens ons, onlosmakelijk verbonden met de strijd voor een andere, socialistische maatschappij.

     

    Historiek van het conflict

    ‘God’s own nation’ en de gevolgen van het westerse imperialisme

    Bush ziet de strijd tegen de dictator Saddam Hoessein, net zoals de rest van zijn “oorlog tegen het terrorisme”, als een tussen “goed en kwaad”. De diepgelovige president van de Verenigde Staten, tevens de machtigste man ter wereld, kan de wantoestanden op deze planeet enkel verklaren in bijbelse termen. Dat ontslaat hem meteen van de plicht om de reële politiek van de VS te bekijken. En die te verklaren in de minder verhullende termen van winstzucht en strategisch eigenbelang. Deze berekeningen brachten de VS-regering ertoe om samen te werken met sommige van de ergste folteraars en dictatoriale moordenaars die de wereld heeft voortgebracht. Saddam Hoessein was slechts één van hen (zie kader over de VS als “schurkenstaat”).

    Op het einde van de Eerste Wereldoorlog profiteerden de westerse machten van het uiteenvallende Ottomaanse Rijk om hun belangen in de regio veilig te stellen. Die draaiden vooral om de olievoorraden in het Midden-Oosten. De regio werd hertekend met de gevoeligheid van een winstdronken kapitalist op rooftocht. De Arabische natie viel uiteen in verschillende, kunstmatige staten – stuk voor stuk gecontroleerd door het Franse of Britse imperialisme. Dit ging in tegen vroeger gemaakte beloften over onafhankelijkheid.

    De overheersing van deze volkeren stond niet alleen in het teken van de toegang tot olievoorraden en het veiligstellen van de levensbelangrijke handelsroute door het Suezkanaal. Er was ook de schrik voor een uitbreiding van de Russische revolutie, die de aarde inderdaad tot in Iran deed beven. Voor de onderdrukte volkeren en de arbeidersklasse wereldwijd was deze ontwikkeling een symbool van hoop – voor de burgerij haar ergste nachtmerrie. Amerikaanse kranten putten zich uit in lasterlijke artikels over de leiders van de Russische revolutie: één ervan droeg zelfs de titel “Trotsky vermoordt Lenin in dronkemansruzie!”. Ook de omgekeerde versie werd verschillende keren uitgeprobeerd op het verbaasde leespubliek van de burgerlijke pers.

    Landen als Egypte, Irak, Perzië (Iran), Palestina en Syrië kwamen onder de directe controle van koloniale machten als Groot-Brittannië en Frankrijk te staan. “Democratie” was niet nodig. Er werden marionettenregimes geïnstalleerd, in de vorm van dictatoriale koningshuizen. Dit gebeurde overigens met een “mandaat” (een officiële goedkeuring) van de Volkenbond, de voorloper van de huidige Verenigde Naties.

    Heel de lijst van staten in deze regio – van Irak tot Libanon, Koeweit en Jordanië – is een product van de verdeel- en heers-strategie van het imperialisme. Religieuze gemeenschappen werden bewust tegen elkaar uitgespeeld: soennitische en sjiïetische moslims, Grieks-orthodoxe en maronitische christenen, druzen, joden,… Frankrijk stichtte een maronitische christelijke staat in Libanon. De Britten moedigden de joodse kapitalisten aan om in Palestina een eigen staat op te richten. De Koerden werden als minderheid verdeeld over Irak, Turkije, Syrië en Iran. Met de Armeniërs en andere nationale minderheden gebeurde hetzelfde.

    De Arabische natie deelde voorheen een zelfde taal, bewustzijn en gebruiken. De meer recent gegroeide nationale identiteiten moeten tegen die achtergrond worden gezien. Er was een streven om de kunstmatig door het westen gecreëerde tegenstellingen op te heffen. De verdeel en heers-strategie van het imperialisme ontplofte in haar eigen gezicht. Zo leidde de opkomst van het nasserisme – naar de figuur van Nasser (zie foto links) in Egypte, die delen van de economie nationaliseerde tegen de belangen van de westerse kapitalisten in, o.a. het Suezkanaal – tot een verschrikte reactie van het imperialisme.

    Het nasserisme was de uitdrukking van nationalistisch verzet tegen de buitenlandse inmenging en overheersing. Het dreigde, met zijn politiek van onteigening van sommige grote bedrijven, de belangen van de westerse machten te schaden. Het dreigde ook de Arabische massa’s te herenigen tegen de imperialistische overheersing.

    Toch bleven deze maatregelen binnen het kader van het kapitalisme. Nasser stuurde niet aan op controle van de arbeiders en arme boeren op de economie. Er was geen sprake van organisatie in democratisch verkozen raden van de onderdrukte lagen van de bevolking, zoals ten tijde van de Russische revolutie.

     

    Streven naar onafhankelijkheid en de rol van de “Communistische” Partijen

    De poging van de VS om een samenwerking op te zetten met lokale koningshuizen en andere stromannen tegen het nasserisme, naar het voorbeeld van de NAVO (die gericht was tegen de Sovjetunie), leidde tot opstanden in de hele regio. Britse troepen werden naar Jordanië gestuurd. Amerikaanse mariniers landden in Libanon. Toen de Iraakse koning in 1958 troepen naar Jordanië wou sturen, zorgde dit voor een opstand die uitmondde in een revolutie. Het leger zegde zijn steun in de koning op en begon te muiten. De koning, kroonprins en premier werden gelyncht. Had de Iraakse Communistische Partij (CPI) toen geen steun verleend aan de legerfiguur Kassem, dan had ze de macht met steun van een massale beweging kunnen grijpen.

    De Communistische Partijen in de regio, in landen als Egypte, Syrië, Irak en Libanon, hadden zich uitgebouwd tot een massakracht op basis van het verzet tegen de schaamteloze aanhechtingspolitiek van het imperialisme. Met een juiste politiek hadden ze de Arabische natie kunnen herenigen, in een socialistische federatie van het Midden-Oosten. Ze volgden echter slaafs de methode van het Volksfront, opgelegd door het stalinisme. Die dicteerde dat de CP’s front moesten vormen met de “nationale burgerij” tegen het fascisme.

    In het Midden-Oosten vertaalde zich dat in samenwerking met de “eigen burgerij” tegen het westerse imperialisme, wat de arbeidersstrijd verlamde. Stalin had tijdens de Tweede Wereldoorlog een principeloos front gevormd met Frankrijk en Engeland. De “Communistische Partijen” moesten zich verzoenen met de imperialistische ambities van de burgerij in deze landen. In het Midden-Oosten leidde dit tot steun van de CP’s aan militaire dictators in Irak, Egypte en Syrië. Deze regimes gingen nadien, jammer genoeg voorspelbaar, over tot een vervolging van de Communistische Partij en haar aanhangers.

    De racistische idee die de moslims verwijt dat ze enkel achtergebleven dictaturen hebben gekend, gaat voorbij aan de prachtige strijdbaarheid van arbeiders en jongeren die in de CP’s dachten een alternatief gevonden te hebben, maar brutaal werden verraden door Stalin en de van hem afhankelijke leiders in het Midden-Oosten. De fouten van de stalinistische arbeidersleiding kweekte, samen met het verval van deze landen onder het kapitalisme en feodalisme, de voorwaarden voor een opkomst van het islamfundamentalisme.

    Irak ontstond na de Eerste Wereldoorlog als Brits samenraapsel van Bagdad, Mosul en een deel van Basra – 3 voormalige provincies van het Ottomaanse Rijk. Het land bestond uit drie bevolkingsgroepen, die tegen elkaar werden uitgespeeld: de heersende soennitische elite, de sjiieten in het zuiden en de Koerden in het noorden. Dit gebeurde onder het “mandaat” van de Volkenbond, die Lenin omschreef als de “Liga van Imperialistische Bandieten”. In 1921 drongen de Britten aan deze kunstmatige staat een vreemde koning op, Faisal. Zoals een Brits bureaucraat van Buitenlandse Zaken het uitdrukte: “een koning die zich tevreden zal kunnen stellen met te kunnen heersen, maar niet te regeren”.

    Tussen 1920 en 1924 zorgde de Britse overheersing voor massale opstanden, die bloedig werden onderdrukt. Tijdens de revolte van 1920 eisten bombardementen van de Britse luchtmacht 9000 burgerslachtoffers. In 1932 werd een vorm van “onafhankelijkheid” toegekend, nadat de Britten de olievoorziening, de spoorwegen en de havens en het grootste deel van de industrie voor zichzelf hadden toegeëigend.

    Na de staatsgreep die de koning opzij zette in 1958, werd Irak een seculiere (vrijzinnige), militaire dictatuur onder leiding van de Baath-partij. Dit was een kleinburgerlijke, anti-imperialistische stroming met een erg beperkte basis in de maatschappij. In 1963 vond er een nieuwe machtsgreep plaats vanuit een groep uiterst-rechtse officieren, die in samenwerking met de Amerikaanse CIA tienduizenden communisten vermoordden.

    In 1968 nam Saddam Hoessein persoonlijk deel aan een nieuwe staatsgreep binnen het Baath-regime, hoewel hij zelf nog altijd eerder een tweedeplansrol speelde. Dit leidde tot nieuwe stappen tegen het imperialisme. In 1972 werden de Britse, Amerikaanse, Franse en Duitse oliemultinationals onteigend. Amerikaanse en Britse bedrijven controleerden gezamenlijk 3/4 van de Iraakse olieproductie. De Iraqi Petroleum Company, waar zij deel van uitmaakten, ging over in staatshanden. Als de Britten en Amerikanen vandaag staan te schreeuwen om een oorlog tegen Irak, speelt daar ook een element van historische wraak in mee. Ze willen het buitengooien van de eigen oliemultinationals – niet toevallig een belangrijke bron van financiën voor Bush tijdens de laatste verkiezingen – terug “goedmaken”, desnoods op de botten van de Iraakse bevolking.

    De olie-inkomsten van Irak stegen tussen 1972 en 1974 van 570 miljoen dollar naar 5700 miljoen dollar, maar liefst een vertienvoudiging. In 1980 werd dankzij de stijging van de prijzen en een verhoging van de productie de piek van 26.500 miljoen dollar bereikt! Deze olie-inkomsten werden gebruikt om overheidsinvesteringen, leningen en subsidies in de Iraakse industrie te pompen. Samen met een afschaffing van het alleenrecht van de staat op buitenlandse handel leverde dit de kapitalisten superwinsten op. Met dank aan Saddam, en ten koste van de noden van de rest van de bevolking. Tegelijkertijd plunderde de Takriti-clan rond Saddam de Iraakse staatsinkomsten, eigende ze zich grote stukken grond toe en verstevigde ze haar positie in de textiel- en confectie-industrie.

     

    Saddam als bondgenoot van de westerse grootmachten

    Saddam trok in 1979 de macht volledig naar zich toe. Hij maakte gebruik van de chaos van de Iraanse revolutie van 1979 om in 1980 een oorlog tegen zijn buurland te beginnen. Op dat moment was Iran een godsdienstige islam-staat geworden. Het imperialisme vreesde de uitbreiding van deze beweging, een overrompeling van de olievelden door vijandig gezinde, islamistische regimes. Ze keken uit naar een lokaal bolwerk om hun controle over de oliereserves in de regio veilig te stellen. Irak was vervelend, had de oliemultinationals buiten gegooid, onderdrukte en folterde de eigen bevolking, verbood vakbonden en politieke partijen, maar was wel een vrijzinnig regime, dat nu betrokken was in een oorlog met de “hoofdvijand” Iran. Dat was de ijzingwekkend cynische redenering van de westerse, burgerlijke “democratieën”.

    Tijdens de oorlog met Iran, tussen 1980 en ’88, leverden Britse en Amerikaanse bedrijven wapens aan Saddam, waarmee ze een VN-embargo omzeilden. Nog meer macaber: ook biologische stoffen zoals antrax verkreeg de dictator van de Amerikaanse overheid (“Records Show US Sent Biological Weapons Germs to Iraq”, Matt Kelley, Associated Press, 3/10/2002). Dit was, volgens woordvoerders van de legertop in de VS, “gewoon een andere manier om mensen te doden”. De Iraaks-Iraanse oorlog kostte aan 1 miljoen slachtoffers het leven. De ex-minister van Defensie onder Thatcher, Alan Clark, stelde in een recente documentaire van de BBC: “Je moet het risico van samenwerking met een dictator afwegen tegen de economische voordelen”.

    De Reagan-administratie in de VS dwarsboomde een veroordeling van Irak door de Amerikaanse Senaat voor het gebruik van gifgassen tegen Iraanse soldaten. De bewijzen hiervoor stapelden zich steeds meer op. In 1988 viel Saddam ook het Koerdische dorp Halabja aan met gas. 5000 Koerden, vrouwen en kinderen, lieten het leven. Binnen de maand vloog toenmalig Conservatief parlementslid Alan Clark, namens het Britse Departement van Handel, naar Bagdad en bood Saddam een handelscontract aan ter waarde van 340 miljoen pond.

    In 1994 besloot een rapport van het Senaatscomité voor Bankwezen, Behuizing en Stedelijke Zaken uit de VS: “De VS leverde de Iraakse regering dubbel gebruik-materiaal (zowel burgerlijk als militair – nvdr) dat bijdroeg tot de ontwikkeling van Iraks chemische, biologische en raketten-programma’s, waaronder plannen voor chemische oorlogsvoering-faciliteiten; vulling voor chemische kernkoppen; materiaal verbonden met biologische oorlogsvoering; materiaal om raketten te maken en te besturen.” (Attacking Iraq, ZNet, Aaron Maté, 4/9/2002)

     

    “Vrede, welvaart en democratie” met kapitalistisch Amerika?

    In “Schurkenstaat – een gids tot de enige overblijvende supermacht” documenteert William Blum het, niet altijd even bekende, palmares van het VS-imperialisme.

    Sinds de Tweede Wereldoorlog wierpen de VS 40 regeringen omver, of probeerden ze dat, en organiseerden of steunden ze de onderdrukking van 30 nationalistische bewegingen. Speciale interventie-eenheden van het Amerikaanse leger zijn actief in meer dan 100 landen. Na 11 september werd deze aanwezigheid nog opgedreven.

    In de jaren ’40 werden 60.000 leden van het militaire personeel in de VS gebruikt als proefkonijn om o.a. mosterdgas te testen. De meesten werden hier niet over geïnformeerd en kregen geen medische opvolging. Ze werden bedreigd met de gevangenis als ze deze experimenten bediscussieerden met anderen – hun vrouw, ouders of de familiedokter.

    In de jaren ’60 gebruikten de VS tienduizenden tonnen giftige stoffen – o.a. Agent Orange – tijdens oorlogen in Vietnam, Laos en Cambodja. In Korea en Vietnam werd er ook napalm gebruikt. In 1962 besmetten de VS de suikerexport en kalkoenen van Cuba met een virus. In 1971 besmetten ze Cubaanse varkens met varkenskoorts. In 1996 kreeg Cuba een plaag van tegen pesticide immune insecten te verwerken, die het graan, de bonen en andere gewassen aantastten. Made in the USA.

    De VS verkochten verarmd uranium – dat tanks kan doorboren, eeuwig radioactief is en kanker en andere ziekten veroorzaakt – aan o.a. Turkije, Saoedi-Arabië, Koeweit, Israël, Korea en Taiwan. De VS gebruikten naast verarmd uranium tijdens de Golfoorlog van 1991 ook clusterbommen. Elke clusterbom bevat een 200-tal kleinere bommen, die – wanneer ze niet direct ontploffen – door middel van kleine parachutes landmijnen worden. Een miljoen van dit soort “landmijnen” ontplofte niet tijdens de Golfoorlog. 1200 Koeweiti en 400 Irakezen, burgerslachtoffers, kwamen zo om het leven.

    Blum stelt dat de CIA betrokken was in 36 moordcomplotten sinds de Tweede Wereldoorlog. Onder de geviseerden: Che Guevara, Nasser, Castro, Saddam Hoessein, Milosevic, in 1965 zelfs Charles de Gaulle.

    Blum suggereert verschillende Amerikaanse generaals en presidenten als “oorlogscriminelen”. Onder meer Ronald Reagan, voor “8 jaar van dood, vernieling, martelingen en het verpletteren van hoop voor de volkeren van El Salvador, Guatemala, Nicaragua en Grenada; en voor het bombarderen van Libanon, Libië en Iran. Hij is dit allemaal misschien vergeten, maar de wereld zou dat niet moeten doen.” De VS was ook het enige land dat inging tegen een VN-resolutie die opriep om het internationale recht te respecteren. Dit was wellicht een antwoord op de veroordeling door het Internationaal Gerechtshof voor “onwettelijk gebruik van geweld in Nicaragua”.

    De VS is een welgekomen pensioenoord voor staatsterroristen uit Guatemala, El Salvador, Haïti, Chili, Argentinië, Cambodja, Indonesië, enz. In 1979, onder de huidige Nobelprijswinnaar voor de vrede Jimmy Carter, begonnen de VS de fundamentalistische moedjaheddin (waar Osama bin Laden uit voortkwam) in Afghanistan te steunen. Dit als tegenwicht voor de Sovjetdreiging. Nationaal Veiligheidsadviseur van Carter, Zbigniew Brzezinski, antwoordde in 1998 op de vraag van Le Nouvelle Observateur of hij geen “spijt had” van deze beslissing voor steun aan dikwijls terroristische groeperingen: “Wat spijt? Het was een uitstekend idee.”

     

    De School of the Americas (SOA) trainde 10.000-en Latijns Amerikaanse leger- en politiefiguren in het onderdrukken van volksopstanden, militaire informatieverzameling, commando-operaties, enz. Onder druk van buiten uit maakte het Pentagon de Spaanse handboeken bekend die de SOA gebruikte tot in 1991. Aanbevolen technieken tegen tegenstanders die orde en wet ondermijnen: marteling, executie, chantage en het arresteren van familieleden van de ondervraagde.

     

    De Golfoorlog van 1991

    De schijnbaar onvoorwaardelijke steun van de VS voor Saddam was echter een verkeerd signaal. Op het moment dat Saddam Koeweit binnenviel in 1990, dacht de Iraakse dictator echt dat hem niets kon gebeuren.

    Op 2 augustus 1990 viel Saddam buurland en oliestaat Koeweit binnen. Deze laatste weigerde om de olieproductie te beperken en zo de prijzen hoog te houden. De waarde van de Iraakse olie-export viel van 26 miljard dollar in 1980 naar 14 miljard dollar in 1989. Bovendien had de oorlog met Iran (’80-’88) immense sommen geld gekost, kromp de economie en liep de buitenlandse schuld op. Saddam wou ook een politieke crisis vermijden met zijn inval.

    De olieprijzen stegen van 21 dollar, aan het begin van de Golfcrisis, naar 40 dollar aan de vooravond van de oorlog. Exxon, Mobil, Texaco en Shell zagen hun oliewinsten spectaculair stijgen. De Golfoorlog begon in januari 1991. 12 resoluties van de VN-veiligheidsraad hadden de Iraakse “agressie” veroordeeld, hoewel Saddam weinig anders deed dan wat de koloniale machten al meer dan 100 jaar hadden gedaan.

    De VS slaagden erin om een brede coalitie op te zetten. De belangrijkste financiers van de oorlogsinspanning waren Saoedi-Arabië, Koeweit, Japan en nog een aantal andere landen, die samen 50 miljard dollar op tafel legden. In België greep het patronaat de crisis aan om de index (aanpassing van de lonen aan de levensduurte) in vraag te stellen.

    Operatie Desert Storm was het grootste luchtoffensief uit de wereldgeschiedenis. De VS-coalitie liet 110.000 vluchten optekenen en maakte gebruik van “precisiebombardementen” (die niet altijd “precies” waren). Wat wel volledig volgens plan verliep, was het vernietigen van niet alleen militaire doelwitten, maar ook van elektriciteitsfabrieken, olieraffinaderijen en transportnetwerken. Een gebrek aan elektriciteit zorgde voor problemen bij de voorziening van zuiver water. Dit droeg bij tot kinderziekten als diarree en uitdroging, recent de belangrijkste doodsoorzaak in Irak bij kinderen (nog erger dan hongersnood) (zie ook kader over de effecten van het embargo).

    De VS gebruiken het platgooien van infrastructuur als chantagemiddel. Een militaire bron stelde in de Washington Post: “Saddam, wanneer je hier en hier mee akkoord gaat, laten we toe dat mensen je elektriciteit herstellen” (Iraq Sanctions: Humanitarian Implications and Options for the Future, Global Policy Forum en 11 NGO’s, 6/8/2002).

    Tijdens het grondoffensief stierven er meer dan 100.000 Irakezen. De VS riepen de Koerden en de sjiieten via radio-uitzendingen in het Arabisch op om tegen Saddam in opstand te komen. Toen dat effectief gebeurde, lieten ze Saddam echter toe om deze revolte bloedig te onderdrukken. Ze waren niet zeker over een alternatief op de dictator. Saddam werd dus bewust in het zadel gehouden door de VS, om te verhinderen dat Irak uiteen zou vallen. De onderdrukte Koerden zouden hun rechten kunnen gaan opeisen, wat VS-bondgenoot Turkije niet zou aanvaarden. Bovendien had een aansluiting van de sjiieten (65% van Irak) bij Iran de islamfundamentalisten in de regio kunnen versterken.

    In april 1991 werd een wapenstilstand afgesloten. De VN legde Irak een programma van herstelbetalingen op: deels om de steenrijke oliesjeiks uit Koeweit te vergoeden, maar ook om wapeninspecties uit te kunnen voeren en de administratieve kosten van de VN te betalen. Hiervoor moest Irak ongeveer 1/3 van zijn olie-inkomsten afstaan. Geld dat het niet kon gebruiken voor de nodige heropbouw van het land.

    In ‘93 en ‘96 voerden de VS luchtaanvallen uit op Irak omwille van “overtreding” van de VN-maatregelen. In december ‘98 werden de VN-inspecteurs, omwille van spionage vanwege de VS-leden in de delegatie, het land uitgestuurd. Rolf Ekeus, gewezen hoofd van de VN-wapeninspecties (van ’91 tot ’97), stelde dat de VS meermaals probeerden om een directe militaire actie uit te lokken en zochten naar de verblijfplaats van Saddam. Er volgde een 4 dagen durende luchtaanval van de VS na het wegsturen van de wapeninspecteurs.

    De gevolgen van het VN-embargo

    Vlak na de inval van Irak kondigde de VN een handelsembargo af tegen Irak. Het gevolg was een zelden geziene tragedie. Niet Saddam werd bestraft, maar de Iraakse bevolking in zijn plaats.

    In 1996 kwam de Wereld Gezondheids Organisatie naar buiten met cijfers over de kindersterfte in Irak: “Als je het aantal sterftegevallen bij de geboorte en bij kinderen onder de 5 jaar vergelijkt tussen de periode voor de oorlog (1988-1989) en die na de invoering van de sancties (sinds 1990), dan is het duidelijk dat de kindersterfte bij de geboorte is verdubbeld en de kindersterfte bij de min 5-jarigen is verzesvoudigd.”

    In mei 1996 werd het “oil for food”-programma ingevoerd. Onder druk van een groeiende stroom van kritiek op het embargo mocht Irak nu een deel van zijn olie-inkomsten gebruiken om voedsel en medicijnen mee aan te kopen. Dit blijft echter een rem op de heropbouw van Iraks infrastructuur (zoals de slechte electriciteits- en watervoorziening, mede verantwoordelijk voor 70% van Iraks kindersterfte) en de ontwikkeling van de economie. De VS en Groot-Brittannië bleven dwarsliggen over de afschaffing van het embargo.

    In maart 1999 doet een “humanitair panel” van de VN-veiligheidsraad verslag van de catastrofe in Irak: “In scherp contrast met de situatie voor 1990-91 zijn de kindersterftecijfers in Irak nu bij de hoogste in de wereld, ondergewicht bij de geboorte treft 23% van alle kinderen, 1 op 4 van de kinderen onder de 5 jaar is chronisch ondervoed, slechts 41% van de bevolking heeft regelmatige toegang tot zuiver water en 83% van alle scholen heeft belangrijke herstellingen nodig.”

    Rapporten van gespecialiseerde hulporganisaties, o.a. van de VN zelf, schatten dat 400 à 500.000 kinderen stierven als gevolg van het embargo. 2 Humanitaire Coördinatoren van de VN, Dennis Halliday en Hans von Sponeck, dienden hun ontslag in na een confrontatie met de catastrofale gevolgen op het terrein.

    Het “humanitaire panel” van de VN signaleerde eveneens “een stijging van de jeugdcriminaliteit, bedelen en prostitutie, angst voor de toekomst en gebrek aan motivatie, een toenemend gevoel van isolement gevoed door de afwezigheid van contact met de buitenwereld, de ontwikkeling van een parallelle economie doordrongen van criminaliteit, culturele en wetenschappelijke verarming, ontwrichting van het familieleven. De Wereld Gezondheids Organisatie wees erop dat de opname van mensen met psychische problemen steeg met 157% tussen 1990 en 1998.” Volgens Hans von Sponeck leeft 55% van de Irakezen onder de armoedegrens.

    De VS en Groot-Brittannië handhaafden steeds het embargo, door hun vetorecht in de VN-veiligheidsraad. Ze beschouwen het als een “drukkingsmiddel” tegen Saddam, maar in de praktijk heeft het embargo hem alleen maar versterkt. Critici en humanitaire organisaties die de situatie aankloegen, werden “slechte wetenschap” en soms “medeplichtigheid met Irak” verweten. Madeline Albright, gewezen VS-vertegenwoordigster bij de VN, stelde in het televisieprogramma “60 Minutes” over het vasthouden aan het embargo: “Ik denk dat dit een erg moeilijke keuze is, maar de prijs die daarvoor betaald wordt – wij denken dat die het waard is”.

    (bronnen: Iraq Sanctions: Humanitarian Implications and Options for the Future, Global Policy Forum en 11 NGO’s, 6/8/2002; Hans von Sponeck, Europees Colloquiem, Brussel, 25/9/2002)

     

    Een nieuwe Golfoorlog

    G.W. Bush en een nieuwe oorlog tegen Irak

    De president van de Verenigde Staten, Bush, brengt vandaag alles in stelling om oorlog te gaan voeren tegen Irak. Bush probeert de VN – eigenlijk een praatbarak overheerst door een handvol grootmachten en hun slippendragers in de “Derde Wereld” – voor zijn kar te spannen. Met een verklaring van de VN, een wettelijk rookgordijn van de “wereldgemeenschap”, zou hij zijn oorlog gemakkelijker aan de Amerikaanse arbeiders kunnen verkopen. Maar desnoods zou hij er wel alleen voor gaan.

    Het Amerikaanse Congres gaf inmiddels de toestemming aan Bush om “geweld te gebruiken” tegen Irak. De zogezegd “linkse” Democraten – in werkelijkheid het iets minder harde instrument van de Amerikaanse big business – willen met de verkiezingen die er in november aankomen niet voor “onvaderlandslievend” worden versleten. In Qatar worden ondertussen al troepen en oorlogstuig aangevoerd. Er is sprake van een begin van de oorlog tijdens de winter, omdat de Amerikaanse soldaten dan hun beschermende pakken tegen biologische en chemische wapens zouden kunnen gebruiken.

    In tegenstelling tot de Golfoorlog van ’91, de NAVO-oorlog tegen de Servische dictator Milosevic van ‘99 en de oorlog tegen de Taliban in Afghanistan kan de Amerikaanse regering nu niet op een brede, internationale samenwerking rekenen. Er is ook niet direct een dwingend excuus – zoals met de inval van Koeweit, de onderdrukking van de Kosovaren door Milosevic of de aanslagen van 11 september – om een oorlog te ontketenen.

    Eigenlijk gaat het in het geval van Irak om een eerste test case van de nieuwe strategie van “preventieve aanvallen”. Sinds 11 september zou afschrikking niet meer werken en moeten de VS “schurkenstaten” en terroristen op voorhand uitschakelen, voor ze kunnen toeslaan. Dit idee werd verheven tot het kernpunt van Bush’ recente National Security Statement. De mogelijke gevolgen van zo’n strategie en van een nieuwe Golfoorlog zijn niet te overzien. Waarom wil Bush er dan toch met alle geweld voor gaan?

    Sinds 11 september staat de buitenlandse politiek van de VS in het teken van de “oorlog tegen het terrorisme”. Bush kwam aan de macht op basis van een erg twijfelachtige verkiezing. Vooral de armere lagen van de bevolking zagen niet meer dan een marionet van de bazen en de rijken in hem. Sinds de aanslagen van 11 september geniet de houterige president echter van een onvoorziene populariteit. Hij maakte gebruik van de terechte schok en vrees bij de bevolking om het prestige van de heersende klasse in de VS te herstellen.

    Op vrij korte termijn boekte de regering-Bush een overwinning op de Afghaanse Taliban, het islamfundamentalistische regime dat onderdak bood aan de hoofdverdachten van 11 september: Osama Bin Laden en zijn terreurnetwerk Al-Qaeda. Ook in andere delen van de wereld maakten de VS gebruik van de situatie om regeringen naar hun hand te zetten en “militaire adviseurs” te sturen. Dat gebeurde in landen als Colombia, Indonesië, Georgië, Jemen, de Filippijnen,…

    De VS maakten misbruik van 11 september om hun positie als enige overblijvende supermacht opnieuw te bevestigen en te verstevigen. In eigen land ging dat gepaard met grotere mogelijkheden voor de veiligheidsdiensten om de eigen bevolking te bespioneren. Zo werden 1200 mensen van Arabische afkomst vastgezet zonder dat iemand wist waar ze verbleven, en zonder de rechten van de verdediging te garanderen. Het defensiebudget zal stijgen met 58% tegen 2007, in vergelijking met 2000, ten koste van de sociale voorzieningen van de bevolking. In het buitenland bevestigde het de eenzijdige, unilaterale politiek van het VS-imperialisme onder Bush jr. Deze laatste brak met de methode van Clinton om de belangen van het VS-kapitalisme in het buitenland – voor zover Bush dat weet liggen – onder meer ook via diplomatie te verzekeren.

    Bush verwierp eenzijdig de milieunormen van Kyoto (omdat het de belangen van de Amerikaanse industrie schaadde), hij zegde antirakettenverdragen op (omdat de VS nog altijd raketten willen gebruiken in het kader van hun “antirakettenschild”, en omdat ze met tactische nucleaire wapens willen experimenteren die opslagplaatsen van massavernietigingswapens kunnen raken). Bush wil ook het Internationaal Strafhof voor misdaden tegen de mensheid niet erkennen. Het Amerikaanse parlement stemde zelfs de The Hague Invasion Act, die het de VS toelaat om Amerikaanse “oorlogshelden” uit de klauwen van zo’n Strafhof te gaan redden! De recente overeenkomst met Rusland om 2/3 van de kernwapens van beide landen te ontmantelen, laat nog steeds toe om die in een volgend stadium opnieuw te gebruiken.

    De VS willen na 11 september hun overweldigende militaire macht gebruiken om iedereen die hen wereldwijd in de weg zit, opzij te zetten. Een strategie van “permanente oorlog” tegen al wie de belangen van de Amerikaanse bedrijven en hun politieke vertegenwoordigers tegenwerkt. De rechtse haviken denken na Irak al openlijk aan een afrekening met Iran, Syrië,… De “democratisering van het Midden-Oosten” wordt die extreem risicovolle onderneming genoemd. In dit soort kringen wordt luidop gedroomd van een nieuw “Amerikaans imperium” – een gevaarlijke, rechtse utopie met de VS als hypocriete politieman van de wereld.

    Om de militaire verhoudingen aan te geven: de recente verhoging van het defensiebudget van de VS – 45 miljard dollar – is even groot als wat Rusland in totaal aan defensie spendeert! De VS geven evenveel aan defensie uit als de 15 landen die in de ranglijst op hen volgen. Technologisch kan Europa met z’n “oud ijzer” enkel in de weg komen lopen in een samenwerking met de VS: het loopt op meer dan 50 terreinen achter op de VS, volgens een rapport van de NAVO.

    Bush wil die overweldigende macht nu – na de snelle overwinning op de Taliban en de relatieve steun bij de bevolking – gebruiken om een oude rekening te vereffenen. De Iraakse dictator Saddam Hoessein wordt met “regimeverandering” bedreigd. Sinds de Golfoorlog in ’91 is Saddam een blijvende wonde in de zij van het VS-imperialisme. Bush wil van het moment gebruik maken om een mogelijk ontwrichtende factor in een economisch fundamentele regio – het olierijke Midden-Oosten – definitief uit te schakelen.

    De politiek van Bush draait om prestige – het werk van de jaren ’90 afmaken – en strategische controle over de oliereserves in de regio. Vice-president Cheney maakt daar weinig woorden aan vuil: “Bewapend met een arsenaal aan terreurwapens (hierover later meer – nvdr) en 10% van de oliereserves op wereldvlak, kan je verwachten dat Saddam Hoessein zal proberen het hele Midden-Oosten te overheersen, de controle te grijpen over een groot deel van de energievoorziening van de wereld, direct de vrienden van de VS in de regio zal bedreigen, en de VS en andere naties zal onderwerpen aan nucleaire chantage” (New York Times, 24/8/2002).

    Er zijn trouwens aanwijzingen dat het kabinet-Bush reeds voor 11 september en zelfs voor de verkiezing van Bush een “regimeverandering” plande in Irak. In een niet publiek bekend gemaakte blauwdruk voor VS-overheersing, onthuld door de krant Sunday Herald (15/9/2002), worden de lijnen van een wereldwijde “Pax Americana” uitgezet. Het document is geschreven door de neo-conservatieve denktank Project for the New American Century, in opdracht van Dick Cheney (nu vice-president), Donald Rumsfeld (Minister van Defensie), Paul Wolfowitz (Rumsfelds 2e man), Jeb Bush (jongere broer van de president) en Lewis Libby (kabinetsmedewerker van Cheney).

    Het plan pleit voor militaire controle over de Golfregio: “Hoewel het onopgeloste conflict met Irak de onmiddellijke rechtvaardiging daarvoor vormt, overstijgt de noodzaak van een aanzienlijke Amerikaanse militaire aanwezigheid in de Golf de kwestie van het regime van Saddam Hoessein.” Het plan roept op voor een algemeen overwicht van de VS, die de opkomst van concurrerende wereldwijde of regionale machten moet verhinderen. De schrijvers stellen het “uitvechten en beslissend winnen van veelvoudige, gelijktijdige oorlogen” voor als een “centrale missie” voor de VS. Iran wordt aangeduid als “misschien wel een even grote bedreiging voor de Amerikaanse belangen als Irak”. Het plan heeft het over “oorlogen in de ruimte en misschien de wereld van microben”. “Ontwikkelde vormen van biologische oorlogsvoering die specifieke genotypes kunnen ‘viseren’ kunnen de biologische oorlogsvoering transformeren van de sfeer van de terreur tot een politiek nuttig instrument.”

    De bevolking van Irak, en de rest van de wereld, is gewaarschuwd. Labour-parlementslid Tam Dalyell noemde dit “rommel van rechtse denktanks”, “mannen die nooit een oorlog hebben gezien, maar verliefd zijn op de idee van oorlog. Mannen als Cheney, die de dienstplicht ten tijde van Vietnam ontdook.” (Sunday Herald, 15/9/2002)

    De oliebelangen in het Midden-Oosten

    Het belang van olie in de regio is voor de hand liggend. 63% van alle oliereserves op wereldvlak zijn afkomstig uit het Midden-Oosten. In 1999 stelde de Amerikaanse generaal Anthony Zinni, in een verklaring voor het Congres, dat de Golfregio met zijn immense oliereserves “van levensbelang” is voor de VS en dat de VS “vrije toegang moeten hebben tot haar energiebronnen” (Iraq Sanctions, Global Policy Forum en 11 NGO’s, 6/8/2002). Sinds de Tweede Wereldoorlog is dit een strategische hoofddoelstelling voor de VS. Goedkope en verzekerde toegang tot olie is absoluut cruciaal voor de westerse multinationals.

    Sinds de Tweede Wereldoorlog stond de samenwerking met het dictatoriale koningshuis van Saoedi-Arabië garant voor een regeling van de olieproductie en -prijzen ten gunste van de Amerikaanse markt en multinationals. Saoedi-Arabië bezit 25% van de oliereserves op wereldvlak en is daarmee de grootste producent. In ruil bood de VS bescherming aan het “huis van Saud”.

    Het religieuze regime in Saoedi-Arabië steunt echter op wankele fundamenten. Het nachtmerriescenario is een machtsovername door islamfundamentalisten die vijandig staan tegenover de VS. Bovendien waren veel van de 11 septemberkapers afkomstig uit Saoedi-Arabië. Amerikaanse strategen kijken uit naar een alternatief, moest het ondenkbare scenario zich toch realiseren. Irak zou, met 11% van de oliereserves op wereldvlak (potentieel de 2e producent na Saoedi-Arabië), een aanlokkelijke vervanger zijn. Veel interessanter dan de Russische of West-Afrikaanse olie waar de VS recent naar uitkeken. Al zal het wellicht jaren duren om het land, na opnieuw een verwoestende oorlog, economisch rendabel te maken. De kosten voor heropbouw van Irak worden rond de 150 miljard dollar geschat, voor Afghanistan heeft men 20 miljard dollar beloofd – waar nog maar een klein deel van op tafel is gelegd.

    Desalniettemin is er, volgens specialisten in de sector, “geen oliebedrijf dat zijn oog niet op Irak heeft gericht” (Washington Post, 15/9/2002). Volgens kenners beschikt Irak nog over bijkomende, nog niet ontdekte oliereserves. Die zouden het huidige potentieel kunnen verdubbelen, als er terug ernstige prospectie wordt verricht. Iraks olie is van hoge kwaliteit en valt goedkoop te produceren, wat ze erg winstgevend maakt. Daarnaast beschikt Irak ook over gasvoorraden. Mede omwille van deze redenen is het geen toeval dat de VS en Groot-Brittannië, vandaag met voorsprong de thuislanden van ’s werelds grootste oliemultinationals, zo’n hevige voorstanders zijn van het embargo: dat houdt de prijzen hoog, en de in Irak geïnteresseerde concurrentie weg.

    In de onderhandelingen binnen de Veiligheidsraad spelen de oliebelangen van Rusland, China en Frankrijk een aanzienlijke rol. Ze zijn bekommerd om hun oliecontracten met Irak, in het geval van een door de VS geleide inval en de installatie van een nieuw regime. De gewezen CIA-directeur James Woolsey hoeft zijn tong niet in een knoop te draaien om hier voordeel uit te halen: “Frankrijk en Rusland hebben oliebedrijven en -belangen. Men zou ze moeten vertellen dat als ze meewerken om Irak een fatsoenlijke regering te bezorgen, we ons best zullen doen om te verzekeren dat de nieuwe regering en de Amerikaanse bedrijven nauw met hun zullen samenwerken.” (Washington Post, 15/9/2002) Als ze dat niet doen, kunnen ze volgens Woolsey hun oliecontracten vergeten. Veel niet-Amerikaanse oliebedrijven hebben al ontmoetingen gehad met de Iraakse oppositie, om hun deel van de koek op te eisen. Volgens de leider van die oppositie, de CIA-stroman en voor fraude in Jordanië in zijn afwezigheid tot 20 jaar gevangenis veroordeelde bankier Chalabi, moeten de oliereserves van Irak in handen komen van een consortium geleid door de VS. De Iraakse oppositie (het Iraaks Nationaal Congres), waar Chalabi de leider van is, valt niet te vertrouwen door de arbeiders en arme boeren van Irak.

    In ruil voor een strenge VN-resolutie tegen Saddam eist Rusland dat ze haar oliecontracten met Irak kan uitvoeren, dat haar leningen aan Irak van voor 1991 door een nieuw regime worden terugbetaald (zo’n 8 miljard dollar) en dat de VS een stevig oog dichtknijpen voor haar vuile oorlog in Tsjetsjenië. Het Russische Lukoil verkreeg in ’97 een contract van 4 miljard dollar om het West Qoerna-veld in zuidelijk Irak te ontginnen. Omwille van de sancties is het hiermee nog niet kunnen beginnen. Lukoil is voor 14% in handen van de Russische staat. Het eveneens Russische Slavneft sloot een oliecontract van 52 miljoen dollar af met Irak.

    Het Franse Total Fina heeft de rechten verworven op de ontginning van het reusachtige Majnoen-veld. China’s National Petroleum Company sloot eveneens een contract af. De leiders in China lijken bereid om de politiek van de VS in Irak te aanvaarden als zij China zijn gang laten gaan in het onderdrukte Tibet.

    Amerikaanse en Britse oliebedrijven hebben schrik dat hun concurrenten een lange termijn-voordeel opbouwen door hun samenwerking met Irak. Of zoals de grote baas van Chevron, Kenneth T. Derr, het uitdrukte tijdens een toespraak voor de Commonwealth Club of San Francisco: “Irak bezit enorme reserves aan gas en olie – ik zou het fantastisch vinden als Chevron daar toegang toe had.” (Iraq Sanctions, ibid.) De topman sprak zich sterk uit voor het behoud van de sancties – ongetwijfeld rekenend op de goede zorgen van G.W. Bush in geval van een “overwinning” tegen Irak. Zoals de auteurs van het hierboven genoemde rapport schrijven: “Een directe interventie door de VS en Groot-Brittannië is een verleidelijke, maar gevaarlijke gok die Exxon, Shell, BP en Chevron de onmiddellijke controle over de Iraakse olie kan bieden, maar met het risico van een terugslag in de vorm van een regionale politieke explosie.” (Iraq Sanctions, Global Policy Forum en 11 NGO’s, 6/8/2002)

    Ook de verkiezingen in november in de VS zullen een rol hebben gespeeld in de overweging om Irak aan te vallen. Zeker in een situatie dat meer en meer Amerikanen te lijden hebben onder de recente economische crisis, is een oorlog in Irak ook een cynische poging om de verdeelde “natie” te verenigen tegen een opgeklopte buitenlandse vijand.

    Bush wil Saddam duidelijk vervangen door een leider die wel naar de pijpen van de economisch overheersende, kapitalistische landen wil dansen. Vraag is of hij hiermee het wereldkapitalisme niet meer in de problemen brengt dan direct noodzakelijk is.

    De regering-Bush en big business

    Energie-bedrijven waren belangrijke ondersteuners van de Bush/Cheney campagne. Dit is “hun” regering: zowel Bush als Cheney werkten voor de olie- en energie-business.

    Maar ook de militaire industrie is met deze regering uitstekend vertegenwoordigd. Bush zelf zetelt in de Carlyle Group, die zich specialiseert in het verhandelen van defensie- en privatiseringscontracten. Meer oorlog betekent meer geld voor Carlyle, en dus voor Bush. Cheney’s vroegere bedrijf Halliburton, en het daarmee verwante Kellog Brown & Root, leveren militaire diensten aan het Amerikaanse leger over de hele wereld. Temidden van een web van twijfelachtige politieke deals bouwden ze landingsbanen, wegen, havens en militaire basissen in Vietnam, en leverden ze later dezelfde diensten in Zaïre, Haïti, Somalië, Kosovo en Afghanistan.

    Halliburton gaf Cheney vlak voor de verkiezingen van 2000 een pensioenpremie van 36 miljoen dollar, in wezen een “omkoopsom voor de diensten die hij kon leveren als deel van de nieuwe administratie” (Global Eye – Brass in Pocket, Chris Floyd, Moscow Times, okt. 2002).

    Gezien Cheney als Minister van Defensie onder Bush senior verantwoordelijk was voor de privatisering van militaire diensten, mochten de bevriende bedrijven niet achterblijven. Brown & Root verkreeg in deze periode voor 2,5 miljard dollar aan contracten. Veel daarvan in de periode dat Cheney deel uitmaakte van de directie van moederbedrijf Halliburton. Financiële zelfbediening, dus.

    Er spelen voor de VS ook landbouwbelangen mee. Voor de Golfoorlog van ’91 was Irak een belangrijke markt voor o.a. Amerikaanse rijst. Tot 20% van deze rijst ging in de jaren ’80 naar Irak. In ’88-’89 was het land hiervan de belangrijkste consument. Recent daalde dat tot percentage tot nul. In de 2e helft van de jaren ’80 verkochten de VS nog voor 4 miljard dollar voedsel aan Irak. Een “regimeverandering” en het opheffen van de sancties zou deze lucratieve markt opnieuw openen.

    Hoewel prestige – het opleggen van een door de VS beheerste wereldorde – en strategische controle over oliereserves de belangrijkste redenen zijn voor een inval in Irak, speelt op een ander niveau het persoonlijke belang van figuren als Bush en Cheney in de militaire en olie-industrie ongetwijfeld een rol in de agressieve houding van het VS-imperialisme.

    Vormt Saddam dan geen bedreiging?

    Ongetwijfeld is Saddam Hoessein een van de meest gewetenloze dictators van de naoorlogse periode. Martelingen, executies, gifaanvallen, oorlog,… Er lijken geen grenzen aan het sadisme van de Iraakse dictator. Maar volgens ons is dit geen reden voor een inval door die andere “schurkenstaat”, de VS, die enkel hun eigen dictator in de plaats willen stellen. In het beste geval opgesmukt met cosmetische “verkiezingen”, zoals in Pakistan vandaag. Volgens de LSP is het de taak van de Iraakse arbeiders en boeren, van de onderdrukte bevolking, om Saddam omver te werpen.

    De officiële reden voor een “regimeverandering” in Irak is het vermeende bezit (of de aanmaak van) biologische, chemische of nucleaire kernwapens, gekoppeld aan steun voor het internationale terrorisme. Wat is hier van aan?

    Opvallend is dat leidinggevende figuren van de wapeninspecties het gevaar dat uitgaat van Saddam ontkennen. Scott Ritter, tussen ’91 en ‘97 VN-inspecteur in Irak, stelt: “In december ’98 was 90 à 95% van Iraks capaciteit voor massavernietigingswapens door ons verwoest. We vernietigden alle fabrieken, alle productiemiddelen.” Ritter zegt dat men sommige wapens niet kon achterhalen, maar dat elke poging van Saddam om opnieuw wapens te gaan maken, of te testen, onmiddellijk door gespecialiseerde apparatuur zou worden opgemerkt. Senator Bob Graham, voorzitter van de Intelligence Committee van de Senaat in de VS stelde in USA Today (14 mei 2002): “Gebaseerd op de briefings van de veiligheidsdiensten staat de Iraakse president Saddam Hoessein niet op het punt om massavernietigingswapens te produceren.”

    De verklaringen van specialisten op het terrein spreken de stemmingmakerij van Bush en Blair tegen. In verband met een recente speech van Bush, stelde het International Atomic Energy Agency: “Er bestaat geen rapport van ons instituut dat stelt dat Irak 6 maanden verwijderd is van de productie van nucleaire wapens.” Bush had daar foutief naar verwezen. In oktober ’98 stelde het IAEA integendeel: “Er zijn geen aanwijzingen dat in Irak het fysieke materieel overblijft voor de productie van gebruiksklare nucleaire wapens van enige praktische betekenis.” (Washington Times, 30 sept., 2002) Ook deze instelling zegt dat na de wapeninspecties de sleutelgebouwen en het essentiële materiaal vernietigd waren.

    Bovendien zijn er aanwijzingen dat de Bush-administratie de CIA en het FBI onder druk zet om “bewijzen” uit te vinden. “Fundamenteel gefabriceerde informatie komt naar boven in de verklaringen van hooggeplaatste VS-vertegenwoordigers en daar bestaat veel onvrede over binnen de veiligheidsdiensten, in het bijzonder bij analisten van de CIA,” aldus Vincent Cannistraro, een gewezen topman van de CIA. (The Guardian, 9 okt., 2002) Ook de link tussen Al-Qaeda en Irak wordt door de veiligheidsdiensten van de VS, in anonieme verklaringen in de Britse krant The Guardian, afgedaan als nonsens.

    Eigenlijk willen Bush en Blair deze oorlog enkel starten op basis van een vermoedelijke dreiging in de toekomst – waar volgens de specialisten op het terrein geen overtuigende bewijzen voor bestaan. Ook binnen delen van de burgerij zelf is er twijfel over de agressieve koers waar Bush aan vasthoudt. “Je kan je de vraag stellen of tegen een man zeggen – waarvan je denkt dat hij biologische wapens bezit – dat je hem zal doden, de beste manier is om zijn stimulansstructuur te veranderen. (…) Gaat dhr. Bush Iran, Syrië en Noord-Korea aanvallen nadat hij Irak heeft opgedoekt?”, stelt een opiniestuk van Robert Wright in The Financial Times. En op dezelfde angstwekkend luchtige toon: “Oorlog tot een gebruikelijke vorm van gegevensverzameling verheffen, heeft evidente nadelen.”

    Ook 3 gewezen 4-sterren generaals van de VS laten openlijk hun twijfels over de politiek van Bush horen. John Shalikashvili (ex-voorzitter Joint Chiefs of Staff), Wesley Clark (ex-Navo militair commandant) en Joseph Hoar (ex-voorzitter VS Central Command) stellen: “Waar zit hier de dringendheid? (…) Er is niets dat erop wijst dat in de eerstkomende uren, dagen,… een nucleair wapen zal worden gelanceerd tegen onze eigen krachten of die van onze bondgenoten in de regio.” (International Herald Tribune, 28 sept., 2002)

    Wat zouden de gevolgen zijn van een oorlog?

    Duizenden, door de verwoesting van infrastructuur wellicht tienduizenden onschuldige Irakezen, die al immens te lijden hebben onder de economische sancties tegen Irak (waar Saddam zelf weinig last van heeft), zullen sterven in een conflict. De mogelijkheid van een massale opstand in het Midden-Oosten is reëel. Door Bush wordt dit volledig onderschat door de relatieve kalmte aan de oppervlakte tijdens het Israëlisch/Palestijnse conflict en de oorlog in Afghanistan. De Amerikanen houden de moordenaar Sharon, denk aan de verschrikkelijke slachting van Palestijnen in Jenin, de hand boven het hoofd. Tot 1990 alleen al negeerde Israël 66 VN-resoluties. Tegen de dictator Saddam komen ze wèl in actie.

    In Saoedi-Arabië – goed voor 25% van de olie op wereldvlak – zouden islamfundamentalisten een VS-vijandig regime kunnen installeren. Een nieuwe Golfoorlog zal de voedingsbodem voor het terrorisme en islamfundamentalisme doen toenemen. Ook in Egypte, Jordanië en andere landen uit het Midden-Oosten zouden opstanden van de bevolking de ondemocratische regimes omver kunnen werpen. Toch is er in zekere mate een verandering in de houding van deze landen. Aanvankelijk spraken ze zich sterk uit tegen een aanval van de VS op Irak. Dit zou, in de woorden van een van de lokale potentaten, “de poorten van de hel openen”. Een tweede front, naast Israël/Palestina, konden de regimes in het Midden-Oosten zich niet permitteren.

    Recent maakten een aantal van deze landen een bocht. Allicht zwaar onder druk gezet door de VS, uit angst niet betrokken te worden in de oliewinning in Irak na een oorlog, bezorgd om de noodzaak om in zo’n situatie overeenkomsten met de VS te sluiten, gingen een aantal Golfstaten zich meer meegaand opstellen. Dit leidde in Saoedi-Arabië tot meningsverschillen tussen de koning en prins Abdullah. Deze laatste is de echte sterke man, die zich meer onafhankelijk tegenover de VS wil opstellen. Op zich zijn deze tegenstellingen aan de top de uitdrukking van druk aan de basis van de maatschappij.

    De veredelde oliebron Qatar fungeert momenteel als bruggenhoofd voor de landing van VS-troepen in de regio. Men zou er in november een militair commandocentrum willen onderbrengen. De legerstaf zou kiezen voor een “chirurgische ingreep” in Bagdad, maar de kans is groot dat de Amerikanen in een bloedig conflict verzeild geraken met Saddams elite-eenheden in de Iraakse steden. De VS zou momenteel bezig zijn met het militair trainen van duizenden Iraakse opposanten in het buitenland. Wanneer een gerichte invasie met een beperkt aantal troepen niet meteen succesvol is, dreigt er “mission creep”. Een sluipende aanvoer van Amerikaanse troepen die tot 200.000 kan oplopen. Onder zware militaire druk van de VS is een staatsgreep tegen Saddam niet op voorhand uit te sluiten. Deze waarschijnlijkheid wordt echter bemoeilijkt door het systeem van repressie dat Saddam over de jaren heen heeft uitgebouwd en geperfectioneerd.

    De waarschijnlijkheid van een snelle overwinning wordt ook ondermijnd door het militaire potentieel van Irak. Saddam Hoessein lijkt op papier veel sterker dan de Afghaanse Taliban. De Taliban konden slechts beroep doen op een 45.000 gewapende krachten. Saddam beschikt over 400.000 soldaten, waarvan een vierde deel uitmaakt van de elitaire Republikeinse Garde en de Speciale Republikeinse Garde. Deze laatste eenheid is het best betaald en nauwer verbonden met de bevoorrechte Takriti-clan van Saddam. Ze bestaat uit enkele tienduizenden soldaten die zich in een stadsguerrilla beweeglijk door Bagdad kunnen verplaatsen. Het leger van Saddam is nauwelijks een onoverwinnelijke vijand. Het is aanzienlijk verzwakt uit de Golfoorlog van ’91 gekomen. Toch was het destijds, na de oorlog, nog altijd in staat om de opstanden van de Koerden en de sjiieten neer te slaan.

    Als er geen snelle overwinning komt, zal een oorlog tegen Irak niet op het militaire, maar op het politieke terrein worden beslecht. Dit is een les die de Bush-administratie, verblind door haar eigen revolver slingeren, nog niet volledig heeft begrepen. Het feit dat ze na een omverwerping van Saddam denkt aan de instelling van een militair “overgangsregime”, naar het voorbeeld van Japan na de Tweede Wereldoorlog, geeft aan hoever de politieke strategen van Bush naast de werkelijkheid leven. Je kan een bevolking niet eerst aan een embargo onderwerpen, dat in de feiten heeft geleid tot een misdadige volkerenmoord, om dan te verwachten dat je als “bevrijder” zal worden ingehaald. De VS willen enkel een marionet installeren in de regio. In Afghanistan geldt onder Karzai nog steeds de sjaria-wet, in een iets lichtere versie (er wordt minder lang publiek opgehangen), en is er slechts een flinterdunne “democratische” façade. Waar de vingerafdrukken van krijgsheren op zitten.

    Nu reeds vonden er belangrijke protesten plaats tegen een dreigende oorlog, zoals in Londen, de VS, Italië en Australië. Wanneer de lijkzakken van Amerikaanse soldaten op de thuisbodem beginnen te landen, zal dit protest nog veel massaler worden. Het is in de straten van Washington, Parijs, Londen, Brussel, in het Midden-Oosten, enz. dat de oorlog zal worden gestopt.

    Dit is de les die we uit de anti-Vietnam protesten moeten trekken. In de jaren ’60 werd het Amerikaanse leger niet in Vietnam, maar op het thuisfront verslagen. Rapporten van de CIA gaven aan dat een verderzetting van de oorlog tot massale stakingen, betogingen, enz. kon leiden, waarbij de Amerikaanse burgerij de controle over de situatie dreigde te verliezen. Hierin zit het belang van de oprichting van massale anti-oorlogscomités in de wijken, bedrijven, scholen en universiteiten.

    Een stijging van de olieprijzen zal de economische crisis enorm verergeren. We moeten de strijd voor degelijke jobs, lonen en werkomstandigheden verbinden met de strijd tegen de oorlog. Ook in Europa en de VS zelf zal een krachtige anti-oorlogsbeweging ontstaan, die een sterke antikapitalistische stroming kan ontwikkelen. De antiglobalisten zouden hun plaats vinden in zo’n beweging. Ze zouden wijzen op de kapitalistische belangen achter deze oorlog, die al snel om olie zou gaan draaien – ook gezien de effecten op de olieprijzen. Een oorlog in Irak zou de krachtsverhoudingen tussen de werkende bevolking wereldwijd en de kapitalisten en hun regeringen aanzienlijk kunnen veranderen. De regering-Bush wordt overheerst door een fundamentalistische vleugel die de belangen van de kapitalisten in hun geheel voor ernstige problemen kan plaatsen.

    Arbeiders en jongeren hebben geen enkel belang bij een oorlog in Irak. We moeten onze eigen politieke instrumenten ontwikkelen om een einde te stellen aan de eindeloze catastrofe die het wereldkapitalisme voor ons in petto heeft. Nieuwe, brede arbeiderspartijen die het verzet bundelen zouden een enorme stap vooruit zijn. In Engeland wordt de band tussen de vakbonden en New Labour door een nieuwe generatie, strijdbare syndicalisten in vraag gesteld. Deze weg zal niet rechtlijnig zijn. Het zal massale strijd en het verwerken van tijdelijke overwinningen en nederlagen zijn die bredere lagen van arbeiders en jongeren in deze richting zal oriënteren.

    Volgens LSP staan we voor een dubbele taak: enerzijds de uitbouw van nieuwe, brede arbeiderspartijen die een basisinstrument zouden zijn voor strijd en die het bewustzijn van bredere lagen zouden aanscherpen. Anderzijds de versterking van een hechte revolutionaire stroming die in dialoog met die bredere lagen, en door samen door ervaringen te gaan, een fundamentele verandering van de maatschappij kan bereiken.

    De uitbouw van LSP is volgens ons de beste garantie om zo efficiënt mogelijk met een nieuwe arbeiderspartij, die nu nog niet bestaat maar waarbinnen wij als marxistische stroming zouden werken, te ageren. We zouden de lessen van 150 jaar arbeidersstrijd naar voor brengen. We zouden in dialoog met andere leden en stromingen onze visie op de kapitalistische crisis, de noodzakelijke tactieken voor arbeiders- en jongerenstrijd en de noodzaak van socialisme ter discussie stellen.

    Echte democratie, socialistische democratie, betekent vrije verkiezingen in de bedrijven, de wijken, de scholen en de instelling van een democratisch geplande economie. Dit vereist de onteigening van de kapitalisten, een kleine minderheid van de bevolking, en een halt aan de competitieve waanzin waar de arbeidersklasse steeds weer voor opdraait. Het betekent permanente afzetbaarheid van politieke vertegenwoordigers (als ze hun beloften niet nakomen) en vertegenwoordigers die niet meer verdienen dan het loon van een gemiddelde arbeider. Aan “beroepspolitici” die hun werk zien als een bron van zelfverrijking hebben de arbeiders en jongeren geen behoefte. Het betekent ook de afschaffing van de staat als een dwangmacht over de meerderheid van de bevolking, en de organisatie van alle aspecten van de samenleving door gemeenschappelijk debat en democratische stemming – op de werkplaatsen, in de scholen en de wijken.

    We denken dat zo’n maatschappij er enkel kan komen door de opbouw van een socialistische massapartij, volgens ons een onmisbaar instrument om de wereld te veranderen. Daarom maken we zelf ook deel uit van een internationale socialistische organisatie, het Committee for a Workers’ International, met afdelingen in meer dan 30 landen op alle continenten. Zoals Marx het reeds stelde: er is nog altijd “een wereld te winnen”. Sluit je aan bij die strijd!

    Geld voor oorlog of voor basisbehoeften?

    Een oorlog in Irak zal de VS volgens het hoofd van de US National Economic Council, Lawrence Lindsey, 200 miljard dollar kosten. “Dat is niks”, wist die daar verbazingwekkend aan toe te voegen. Voor de Amerikaanse heersende klasse misschien niet. Je zou er wel de Iraakse bevolking voedsel, degelijke huizen, elektriciteit en zuiver water mee kunnen bezorgen. Je zou de armoede volledig kunnen terugdringen en jobs kunnen creëren. Hoelang zou Saddam in zo’n situatie nog standhouden?

    Nee, dan kunnen de wapenbedrijven méér verwachten van de regering-Bush en -Blair. De dreiging van oorlog zorgt nu al voor “een torenhoge stijging van de waarde van aandelen van Lockheed Martin, Northrop Grumman Corp en andere op de militaire sector gerichte bedrijven.” (New York Times, 16 sept., 2002)

     

     

    Een concreet actieprogramma

    LSP verdedigt binnen de anti-oorlogsbeweging de volgende centrale eisen:

    – geen oorlog om olie: stop de oorlogsmachine van Bush

    – stop het embargo

    – geen speciale taksen op benzine, stookolie, tabak, etc.

    – herstel van de index (heropname van benzine, stookolie, etc. in de index, afschaffing van de

    gezondheidsindex)

    – geen enkele Belgische deelname aan de oorlog

    – de Iraakse bevolking moet zelf over haar toekomst kunnen beslissen, geen inmenging van de VS, de VN, de Europese Unie of andere kapitalistische instellingen

    – voor een regering van arbeiders en boeren in Irak die de behoeften van de bevolking plaatst voor het streven naar kapitalistische winst

    – voor een socialistische federatie van het Midden-Oosten die een oproep doet tot klassesolidariteit naar westerse arbeiders en jongeren

    We verzetten ons tegen alle besparingen die arbeiders en jongeren in naam van een oorlog zullen worden opgelegd. We roepen op om nu reeds anti-oorlogscomités op te richten die de scholieren, studenten, wijkbewoners en arbeiders kunnen gebruiken om te mobiliseren en te informeren tegen een oorlog in Irak.

    Wat kan je met je anti-oorlogscomité doen?

    – Organiseer op je school een vergadering tijdens de speeltijd of vlak na school: zet de argumenten tegen een oorlog op een rijtje en verbind deze discussie met een actie, bijvoorbeeld een protestactie aan het stadhuis. Wees creatief.

    – Vraag om te spreken over je anti-oorlogscomité in je klas of je faculteit aan de universiteit: nodig eventueel Internationaal Verzet, een lid van de Actief Linkse Studenten of de LSP uit om dit doen, of een ander lid van je anti-oorlogscomité. Maar zelf spreken is altijd de moeite en toont dat je comité een lokale inplanting heeft.

    – Vraag aan je vakbondsdelegee in het bedrijf of er niets kan gedaan worden tegen de oorlog. In Engeland wordt er toegewerkt naar werkonderbrekingen/een staking op 31 oktober. Ga bij je collega-arbeiders na of er een basis is voor een staking de dag nadat de oorlog uitbreekt. Tracht met andere arbeiders in discussie te gaan over de gevolgen van stijgende olieprijzen voor hun eigen financiële situatie: grotere kosten van benzine, stookolie, meer ontslagen, druk op de lonen, etc.

    – Bereid een betoging/actie voor op de centrale plaats van je stad of gemeente de dag nadat de oorlog uitbreekt. Maak dit voornemen voldoende op voorhand bekend in je school, wijk, universiteit of bedrijf.

  • Boek PVDA en LSP. Uittreksel: “Oorlogen in Irak en in de Balkan”

    We publiceerden het boek ‘PVDA en LSP. Verschillen en mogelijke raakvlakken in de opbouw van een politiek alternatief’ door Eric Byl. Je kan dit boek in onze webshop bestellen. Hieronder een uittreksel uit dit boek.

    [divider]

    Oorlogen in Irak en in de Balkan

    stopusaOnder de slogan ‘Geen oorlog om olie’ ontstond in 1991 een massale beweging tegen operatie Desert Storm. Dat was een imperialistische interventie in Irak door een internationale coalitie onder leiding van de VS met VN-mandaat. Aanleiding was de inval door Irak op 2 augustus 1990 in Koeweit. Dat is eigenlijk een oliebron die na de imperialistische opdeling van de regio was opgewaardeerd tot onafhankelijke staat. Zo kon het imperialisme haar oliebevoorrading ook na de dekolonisatie garanderen. Het snijdt de regio grotendeels af van haar natuurlijke rijkdommen en is een doorn in het oog van de omliggende volkeren.

    Saddam Hoessein misbruikte die terechte gevoelens om een interne politieke crisis af te wenden. Hij had immers, toen nog als bondgenoot van de VS, een dure achtjarige oorlog (1980 – ’88) achter de rug tegen het fundamentalistische regime van Iran. Tijdens die oorlog had hij gebruik gemaakt van gifgassen, geleverd door Britse en Amerikaanse bedrijven. Ook tegen de eigen bevolking had hij gifgas ingezet. In het Koerdische dorp Halabja in Noord-Irak lieten 5.000 Koerden, vrouwen en kinderen daarbij het leven. Hij ontsnapte aan een veroordeling omdat de Reagan-administratie in de VS dat tegenhield.

    Na de achtjarige oorlog had Saddam behoefte aan meer inkomsten. Via beperking van de olieproductie wou hij een hogere prijs afdwingen en zijn inkomsten optrekken. Koeweit, een vazalstaat van het Westen, wou echter van geen productiebeperking weten. Saddam besloot de oliestaat in te lijven en er een Iraakse provincie van te maken. Daarmee ging hij regelrecht in tegen de belangen van het imperialisme. Onder het mom van een humanitaire interventie wou het imperialisme orde op zaken stellen. Volledig terecht verzetten de vredesbewegingen, de PVDA, de voorlopers van LSP en heel radicaal links, zich tegen deze interventie die niets anders was dan een oorlog om olie.

    We schreven eerder dat de bonapartistische contrarevolutie door Stalin in Rusland bepalend was geweest voor alle latere ontwikkelingen. Dat gold eveneens voor de kapitalistische restauratie in het Oosten. Voortaan bleef nog slechts één supermacht over, de VS. Regimes die uit haar gratie vielen, konden niet langer van kamp te wisselen door het model van stalinistisch Rusland te kopiëren zoals China, Vietnam en andere landen dat vroeger hadden gekund. Zij hadden vervolgens op bescherming door de Sovjetunie kunnen rekenen. Ze konden ook niet meer de supermachten tegen elkaar uitspelen, zoals Nasser van Egypte toen hij in 1956 het Suez-kanaal nationaliseerde. De tussenkomst van de Sovjetunie had toen een interventie van Frankrijk en Groot-Brittannië verhinderd.

    Voor de voorlopers van LSP betekende het verdwijnen van het Oostblok het einde van een uitzonderlijke situatie waarin sommige elites uit zelfbehoud de economie van bovenaf nationaliseerden. Ze zouden dat voortaan niet meer aandurven. Enkel een democratische coalitie onder leiding van de arbeidersbeweging, gesteund door de boeren en stedelijke armen, zou daartoe nog in staat zijn. Dat is niets anders dan de klassieke definitie van de Permanente Revolutie zoals die door Trotski destijds geformuleerd was. Het vereist een zo groot mogelijke eenheid van de arbeidersbeweging en een revolutionaire partij. Het Saddam regime had echter een geschiedenis van brutale etnische en religieuze onderdrukking achter zich. Het werd gehaat door arbeiders in binnen- en buitenland. Verzet tegen de imperialistische interventie kon bijgevolg geen steun betekenen aan het regime van Saddam.

    De PVDA nam een andere houding aan. Zij zou voortaan ieder regime steunen dat aan het imperialisme speldenprikken uitdeelde. Haar verzet tegen de interventie sloeg door naar openlijke steun voor het regime van Saddam. De anti-oorlogsbeweging was echter de eerste grote mobilisatie sinds de val van de Muur. Het radicaliseerde een hele laag jongeren. Die hadden niet de ervaring om de nuances tussen de posities van de verschillende linkse strekkingen te waarderen. Ondanks de steun aan Saddam kon de PVDA, de grootste component van de anti-oorlogsgezinde linkerzijde, bijgevolg een pak van die jongeren winnen. Dit verklaart wellicht waarom het zo lang duurde vooraleer de PVDA begreep dat haar positie voor bredere lagen van de arbeidersbeweging problematisch was.

    De PVDA volhardde in die benadering door haar terechte verzet tegen de NAVO-interventie in Servië te laten doorslaan naar openlijke steun aan het regime van Milosevic. Die had in 1989 aan de basis gelegen van het opheffen van de autonomie van Kosovo binnen de Joegoslavische deelrepubliek Servië. Een autonomie die de Kosovaren in 1974, nog onder Tito, hadden verkregen. Het was het startsein voor het uiteenvallen van de ‘Socialistische Federale Republiek Joegoslavië’ in het begin van de jaren 1990. Slovenië, Kroatië en Macedonië riepen in 1991 hun onafhankelijkheid uit. In 1992 volgde Bosnië. Dat ging gepaard met een reeks oorlogen in Slovenië (1991), Kroatië (1991 – 1995) en Bosnië-Hercegovina (1991-1995). Na hun onafhankelijkheid werd in 1992 de Federale Republiek Joegoslavië uitgeroepen. Alle referenties naar socialisme verdwenen. De federale republiek bestond enkel nog uit Servië en Montenegro, dat in 2006 trouwens eveneens haar onafhankelijkheid zou uitroepen.

    Als gevolg van het ongenoegen over de systematische achterstelling van de Albanese meerderheid in Kosovo, riepen de leden van het voormalige parlement van de autonome staat onder de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië, in 1992 in het geheim de Republiek Kosovo uit. Ibrahim Rugova werd verkozen tot president. Er werden parallelle clandestiene structuren opgezet, inclusief onderwijsinstellingen en gezondheidszorg voor etnische Albanezen. Rugova wou via onderhandelingen geleidelijk de positie van de Albanezen verbeteren en stond, althans in woorden, voor onafhankelijkheid ergens in de toekomst. De echte macht bleef echter in handen van de Servische regering.

    Vanaf 1996 begon het Kosovaars Bevrijdingsleger (UCK), met een vaag maoïstisch verleden en zoals achteraf zou blijken banden met verschillende westerse geheime diensten, een reeks aanslagen. Ze viseerden de politie, Joegoslavische militairen, etnische Serviërs en etnische Albanezen die ze van collaboratie beschuldigen. In de zomer van 1998 zetten Servische troepen met steun van etnisch Servische milities een tegenoffensief in. Daarbij werd buitensporig geweld gebruikt tegen Kosovaarse dorpen die ervan verdacht werden leden van het UCK te herbergen. Er waren tekenen van etnische zuivering. De NAVO greep dat aan, naar eigen zeggen om de burgerbevolking te beschermen, om van maart tot juni 1999 luchtaanvallen uit te voeren tegen Joegoslavië.
    Het was correct om zich te verzetten tegen de NAVO-bombardementen. Die hadden niets te maken met de wil van de Albanese Kosovaren om zich te bevrijden van nationale onderdrukking. De PVDA verbond daar echter steun aan voor Milosevic, de politieke vertegenwoordiger van een deel van de Servische nationale burgerij. Die had net aangetoond tot welke rampzalige gevolgen het beleid van de Servische nationale burgerij leidde. Haar falen was door het Westers imperialisme aangegrepen als excuus voor de bombardementen. Noch van het imperialisme, noch van de Servische nationale burgerij kon men een politiek verwachten in het belang van de meerderheid van de bevolking, dat vereiste de heropbouw van de arbeidersbeweging.

    Het programma van een echt socialistische, dus revolutionaire, partij moet steeds streven naar een zo groot mogelijke eenheid van de onderdrukte massa’s. Het mag zich daarvoor niet baseren op abstracte formules in een ideale denkbeeldige wereld. Het moet rekening houden met de concrete situatie op het terrein die het gevolg is van historische ontwikkelingen en van de krachtsverhoudingen tussen de heersende elite en de arbeiders, armen en boeren. De bolsjewieken ageerden op een terrein dat eeuwenlang gekenmerkt werd door Groot-Russisch chauvinisme en nationale onderdrukking. Volledige éénmaking van arbeiders en boeren achter een socialistisch programma, zou pas mogelijk zou zijn als de bolsjewieken ieder vermoeden van Groot-Russisch chauvinisme van zich konden afschudden. Vandaar het belang dat Lenin eraan hechtte om aan de minderheden het recht op zelfbeschikking te garanderen, inclusief het recht op afscheiding indien zij dat wensten.

    In Kosovo woedde een burgeroorlog. Een socialistisch programma dat de wens negeerde van de etnisch Albanese bevolking om onder de Servische nationale onderdrukking onderuit te komen, zou er geen schijn van kans maken. Het zou bovendien rekening moeten houden met de belangrijke etnisch Servische minderheid in Kosovo en moest ook een antwoord bieden op de desastreuze politiek van de nationale burgerij in Servië. Enkel een programma dat al die gevoeligheden incalculeerde, zou een kans maken om de eenheid van de onderdrukte massa’s te herstellen.

    Vandaar dat de voorlopers van LSP opkwamen voor een onafhankelijk Socialistisch Kosovo met volle democratische rechten voor alle minderheden, inclusief de Servische, naast een Socialistisch Servië dat eveneens volle democratische rechten moest verlenen aan alle minderheden. Dat is een programma voor eenheid, voor heropbouw van de arbeidersbeweging, geen blauwdruk voor de toekomst. Als de Kosovaarse en de Servische onderdrukte massa’s op basis van hun gezamenlijke strijd achteraf zouden opteren voor een vrijwillige confederatie of federatie van socialistische staten, of zelfs voor één socialistische staat, dan zou onze strekking daar niet de minste problemen mee hebben. Maar dat vooraf opleggen als een voorwaarde voor strijd zou op dat moment de eenmaking van de arbeidersbeweging verhinderd hebben.

  • Turkije, de Koerden, Irak en Syrië

    syrischeoorlogNa het neerhalen van het Russische gevechtsvliegtuig op 24 november 2015 lijkt het er (voorlopig) allerminst op dat de gemoederen kalmeren. Je kan het vergelijken met een steentje dat je in het water werpt, waarna de golven steeds verder uit deinen.

    Een correspondent in Turkije

    1. Economische gevolgen:

    De toeristische sector ontvangt jaarlijks 3 miljoen Russische toeristen, vooral in de streek rond Antalya. Als dit aantal fors wordt gereduceerd, dan gaat dit de toeristi­sche markt enorm veel geld kosten, wat een weerslag zal hebben op de werkgele­genheid, maar ook op de binnenlandse economie. Dat het gedrag van vele Russi­sche toeristen dikwijls beneden alle peil is, klopt, maar tegelijk is dit een ramp voor het grootschalige toerisme!
    De landbouwsector: Omdat Turkije de Europese boycot van landbouwproducten niet volgt, is de landbouw een belangrijke exportmarkt naar Rusland geworden. Ci­trusvruchten, tomaten en in mindere mate andere groenten of fruit, staan in voor 20% van de import naar Rusland. Ook deze exportmarkt dreigt Turkije te verliezen.
    Invoeren van visumplicht: Het afschaffen van de visumplicht tussen Rusland en Tur­kije, heeft bijgedragen tot een groei van de handelsbetrekkingen. Vele Turkse be­drijven zijn actief in Rusland. Ook voor hen is de toekomst onzeker.

    Tenslotte is er het afblazen van grote economische projecten (o.a. pijpleiding over Turks grondgebied en een kerncentrale, wat dat laatste betreft, voor mij zeker geen probleem). De pijpleiding zou er toch kunnen komen, maar Rusland eist dat Europa garant zou staan!

    Turkije probeert (iets wat al veel langer nodig was) zijn import (hoofdzakelijk van gas) te diversifiëren. Nu heeft Rusland zeker deze inkomsten nodig (want ook daar zit de econo­mie in een dal). De akkoorden zijn van die aard, dat zelfs als moest Turkije de mogelijk­heid hebben elders genoeg gas kunnen betrekken, wat niet het geval is (ze hebben de op­slagcapaciteit niet), de schadevergoedingen zullen enorm zijn! Iran, bondgenoot van Rus­land, legt nu ook beperkingen op aan gasinvoer naar Turkije.

    De gevolgen op het BNP, tussen de 0,5 en 0,8 procent.

    Intussen lopen de spanningen verder op. Een Russisch schip vuurde waarschuwingsscho­ten af naar een Turkse vissersboot, Rusland stopt Turkse schepen en vice versa.

    Het is dus duidelijk dat dit conflict, verre van opgelost is!

    2. Buitenlandse politiek van Turkije.

    Met betrekking tot Syrië.

    Sinds de Russen op het Syrische strijdtoneel zijn verschenen en in afwachting van de con­ferentie in Genève, proberen alle betrokken partijen hun posities uit te bouwen.

    Dat de Russen niet alleen IS bombarderen, klopt. Maar de bewering dat Rusland enkel de ‘gematigde’ oppositie bombardeert en de IS met rust laat, klopt niet. Neem het voorbeeld van de Turkmenen. Het wordt voorgesteld alsof de Turkmenen een ‘neutrale’ organisatie zijn die zowel de IS als Assad bestrijdt. Men ‘vergeet’ er wel bij te vertellen dat er een sa­menwerking bestaat tussen de Turkmenen, Al Nusra (afdeling van Al Qaida) en Ahrar Al-Sham. Deze organisaties zijn voorstanders van een islamitische staat gebaseerd op de sha­ria! Gematigd. Vergeet het!

    Het Vrije Syrische Leger is een organisatie die om de haverklap van kamp wisselt. Zelfs de VS, die hier veel geld hebben ingepompt, geven toe dat het niet werkt!

    De bedoeling van Turkije was van in den beginne, Assad ten val te brengen. Daarvoor hebben zij telkens een no-fly zone geëist, de grenzen opengelaten en dubieuze groeperin­gen gesteund.

    Wat die no-fly zone betreft, toeval of niet, de Turken willen het kanton Afrin (Koerdisch) niet verbonden zien met Kobane en Hassakah. Maar door het neerschieten van het russi­sche gevechtsvliegtuig kan Turkije geen vluchten uitvoeren over Syrië, en van een no-fly zone is allang geen sprake meer!

    Opvallend is dat de VS steeds meer aandringt dat Turkije de grenzen met Syrië potdicht maakt!

    Tegelijk blijft de VS bij haar standpunt dat de PYD een bondgenoot is (voor Turkije is dit een terroristische organisatie). De reden: de PYD heeft op de grond ISIS serieus terugge­slagen!

    Met betrekking tot Irak.

    Turkije beseft maar al te goed dat zij (hoewel coalitiepartners in de anti-IS-coalitie) steeds verder geïsoleerd komen te staan. De streek waar zij de beste relaties mee onderhouden (economisch en politiek) is de Autonome Koerdische Regio (AKR) in Noord-Irak, meer specifiek met Barzani en de KDP. Overigens, dit gebied bestempelen zij als ‘Koerdistan’!

    Op het eerste zicht lijkt dit een tegenstrijdigheid. Waar zij iedere vorm van Koerdische au­tonomie in eigen land tegenwerken (zie ook verder), is de ‘gematigde’ KDP een volwaardi­ge gesprekspartner voor Turkije. De tijd dat de KDP de grootste fraktie was in de Autonome Kurdische Regio is echter voorbij. Bovendien weet de KDP dat zij niet openlijk kunnen optreden tegen de PKK. Maar de economische belangen zijn enorm. 60% van de economie draait op Turkse bedrijven, daarnaast kan de KDP olie uitvoeren naar Turkije wat voor inkomsten zorgt.

    Het verloren laten gaan van Sinjar (een Koerdische regio waar het centrum van Yezi­dis ligt) door de Koerdische peshmerga’s, heeft tot een humanitaire catastrofe geleid. En wie verdedigde de Yezidis, de PKK. Intussen is Sinjar gezuiverd van de IS, maar zowel Koerdische peshmerga’s als PKK zijn er prominent aanwezig en hebben elk delen van de stad onder controle.

    Voor Turkije – eens te meer – een groot probleem. Want op deze manier ontstaan er brug­gen tussen PYD en PKK (trouwens allebei behorend tot dezelfde strekking) in Irak en Syrië en komt de realiteit van een Koerdische autonome zone steeds dichterbij.

    In dit kader moet de militaire ontplooiing van 400 Turkse troepen en 25 tanks in Bashaqi gezien worden. Volgens de Turken gaat het om ‘instructeurs’, in de praktijk gaat het om een samenwerking van soennitische groepen. De Iraakse regering reageerde furieus. Ze eiste de onmiddellijke terugtrekking van deze troepen omdat er nooit toestemming was gegeven voor deze militaire ontplooiing! De Turkse eerste minister beloofde een oplossing te zoeken, maar de president van Turkije stelde onmiddellijk dat er geen sprake kon zijn van terugtrekking! Dit is een schending van het territoriaal beginsel en daarom brengen Irak, Iran en Rusland dat naar de Veiligheidsraad! Nu eisen ook de Amerikanen de terug­trekking van de Turkse troepenmacht! Intussen zijn vier Turkse soldaten gedood in Bas­haqi bij een aanval door IS.

    Dat Turkije hier het internationaal recht flagrant overtreedt, is een feit. Bashaqi grenst aan Mosul (in handen van de IS) maar ook aan de olievelden van Kirkuk. De olievelden van Kirkuk behoren (volgens de Turken) aan de Turkmenen, de centrale Iraakse staat zegt dat dit gebied hun toebehoort en de Koerden van AKR zeggen dat dit hun gebied is. De kans is dus groot dat na het verdrijven de IS, opnieuw conflicten uitbreken!

    – Een coalitie op de grond.

    Ook de Saoudi’s willen hun invloed niet verloren gaan en willen troepen coördineren van 34 landen (waaronder Turkije). Al deze landen hebben een meerderheid aan Soennie­ten. Gisteren zei de minister van Buitenlandse Zaken van Pakistan dat zij ook ‘deel zouden uitmaken van deze coalitie’ zonder dat de vraag zelfs gesteld is!!!!

    Als men de grote sponsor van het fundamentalisme dit initiatief ziet nemen, dan moet er toch een belletje gaan rinkelen.

    Tegelijk voorziet Turkije een militaire basis in Qatar, zogezegd om de acties te coördineren! Realiteit is dat zowel Qatar als Saoudi Arabië betrokken zijn bij het sponsoren van terroris­ten!

    3. En wat met de Koerden in Turkije?

    Nadat de Turkse president het vredesproces afschoot voor de verkiezingen van juni, is de situatie alleen maar geëscaleerd. De PKK heeft haar wapenstilstand opgeheven en sinds­dien gaat het van kwaad tot erger.

    In de periode tussen 7 juni en 1 november nam het geweld toe, en de situatie lijkt uit­zichtloos.

    Het is duidelijk dat de Turkse regering (opnieuw) de militaire kaart heeft getrokken. Men wil de PKK vernietigen en daarvoor worden grote middelen ingezet! Dit keer speelt de strijd zich af in de steden met een overwegend Koerdische etnische bevolking.

    De leerkrachten zijn teruggetrokken, vele mensen zijn de steden ontvlucht, daarna is het de realiteit van een burgeroorlog. Dat hierbij (vele) burgerslachtoffers vallen, kan niemand ontkennen! De beelden na ‘de noodtoestand’ spreken voor zich. Vernietigde huizen, dui­zenden mensen die hun job hebben verloren, geen elektriciteit, geen water, geen pers, geen in­ternet, winkels gesloten. Enkel dood en vernieling. Nu is men zelfs zinnens militairen in te zetten in de scholen!

    Hierbij worden twee – toch wel belangrijke – elementen vergeten.

    a) De Koerdisch etnische gebieden zijn de armste van Turkije! Er is weinig of geen werk, klassen van 90 leerlingen of meer zijn eerder de regel dan uitzondering, er is maw geen perspectief voor de jongeren. Zij gaan in verzet.

    b) Tot nu toe blijft het geweld beperkt tot de ‘Koerdisch etnische steden’. Maar vele Koer­dische jongeren zitten in Istanbul, Antalya, Izmir… Hun families werden in de negentiger ja­ren verdreven uit de Koerdische etnische gebieden. De kans is dus reëel dat ook West-Tur­kije zal geconfronteerd worden met geweld.

    IS VERANDERING MOGELIJK?

    In de huidige politieke constellatie zie ik geen verandering komen (toch niet op korte ter­mijn).

    De neo-fascistische ultranationalistische MHP steunt de AKP-regering in haar strijd tegen de Koerden (zowel in Syrië, Irak als Turkije), steunt de AKP-regering in het uitroepen van de noodtoestand en is waarschijnlijk betrokken bij illegale milities!

    De AKP heeft een comfortabele meerderheid en controleert steeds meer media. De steun van Europa is in die zin meer dan een echte schande. In het kader van de ‘vluchtelingencrisis’ doet Europa een zware knieval voor Turkije, en verdoezelt de mensenrechtensituatie!

    De CHP zit zelf in een crisis. In januari houden zij hun congres, waar de ‘Turks nationalisti­sche vleugel’ zal proberen terug de macht te grijpen. Of dit zal lukken is een andere zaak.

    Ook de HDP zit in een crisis. De conservatieve vleugel probeert (in ruil voor het presi­dentieel systeem) terug een vinger in de pap te krijgen. De progressieve vleugel zit tussen hamer en aambeeld. Enerzijds willen zij dat het geweld stopt (en de PKK terug een vredesbestand uitroept), anderzijds is de reactie van de Turkse regering dermate erg, dat zij niet anders kunnen dan het verzet steunen!

    En de arbeidersbeweging. Zij staan zwak. Bovendien zal door de verhoging van het mini­mumloon (van 1000 tot 1300 tl) de steun aan ‘gele’ vakbonden nog toenemen.

    De tegenstelling ‘conservatieve moslims’ en ‘anderen’ zal toenemen. De ‘etnische conflic­ten’ zullen toenemen.

    Maar je weet nooit in een land als Turkije. Krachtsverhoudingen kunnen snel veranderen. Toenemende werkloosheid en economische crisis zouden wel eens katalysatoren kunnen zijn.

    Een partij (of organisatie) die zich boven de etnische conflicten en de ‘kunstmatige’ gods­dienstconflicten zou plaatsen, met een duidelijk links programma, is meer dan ooit nodig. Maar daarvoor hebben we vakbondsvrijheid nodig, daarvoor moeten we de nadruk leggen op wat ons bindt (natuurlijk met etnische rechten en autonomie), daarvoor moeten we na­druk leggen op sociale zekerheid voor iedereen, daarvoor moeten we nadruk leggen op alle vrijheden (niet alleen godsdienstvrijheid, maar ook vrijheid van pers, vrijheid van me­ningsuiting, gelijke rechten voor iedereen, ook LGTBI).

    Voorlopig zie ik het echter somber in!

    TENSLOTTE NOG DIT

    Herhaal het nogmaals. En zal het blijven herhalen. Dagelijks sterven nog altijd mensen die met gammele bootjes de oversteek wagen naar Griekenland! Dit is mijn ‘achtertuin’. En ben daar eerlijk gezegd niet goed van! Na het akkoord met Europa treedt Turkije veel harder op.

    Volgens een rapport van Amnesty International heeft Turkije ‘duizend’ vluchtelingen tegengehouden. Volgens datzelfde rapport worden mensen in ‘concentratiekampen’ opgesloten. Worden mensen gefolterd. Worden mensen teruggestuurd naar oorlogsgebieden in Syrie en Irak! Na het akkoord (Europa beloofde 160.000 vluchtelingen voornamelijk in Griekenland, op te vangen) heeft Europa er 258 opgevangen. 258! Shame on you Europa!

    Op 24 lidstaten is dit een gemiddelde van tien (10)!

    De vluchtelingenkampen in Turkije zijn redelijk goed uitgerust, maar wie kiest voor een vluchtelingenkamp in Turkije kan nooit aanspraak maken op het statuut van erkende vluchteling. Daarom verblijven slechts 10 procent van de vluchtelingen in die kampen. Bovendien mag je niet werken en mag je je niet buiten het kamp begeven!

    De overgrote meerderheid van de vluchtelingen verblijft buiten de kampen. Ook zij kunnen geen ‘reguliere’ arbeid verrichten. 90 procent werkt in het zwart. Kinderarbeid neemt toe in Turkije (zij werken voor 100 tot maximum 150 euro per maand), Turkse mannen nemen een tweede Syrische vrouw, huisarbeid gaat dikwijls gepaard met sexuele uitbuiting, prostitutie neemt toe aan dumpingprijzen (las een verhaal van Syrische vrouw die haar lichaam verkocht voor 2 tl, minder dan één euro). Maar Europa doet het goed! Zij hebben sinds de overeenkomst met Turkije gemiddeld TIEN vluchtelingen opgenomen! Proficiat.

    En voor diegenen die zeggen, er zitten terroristen tussen die vluchtelingen. Zij hebben gelijk. Op honderdduizend vluchtelingen zal (of zullen) wellicht terroristen zitten! En er zullen ook economische vluchtelingen tussen zitten. Maar zien jullie de beelden van Syrie? Zou jij daar willen leven? Heb jij geen recht op opvang? Moeten wij voor enkelingen een humaan beleid tegen houden? Zijn wij mensen met respect voor mensenrechten, of gebruiken we dezelfde argumenten als fascisten?

    Wat mij verwondert, weten jullie nog hoeveel miljarden euro’s wij (ja, ik en jij) hebben betaald om de banken te redden? Dat is maar een paar jaar geleden. En terwijl de bankiers weer hetzelfde spel spelen (met alle risico’s van dien) bouwt men onze welvaartsstaat af! De armoede neemt toe in Europa, maar de rijkdom ook.

    Een menswaardig leven voor iedereen, dat is wat ik wil. Een halt aan de armoede, sociale woningen, goeie mobiliteit, goeie zorg. Ik pleit niet voor rijkdom, ik pleit voor een menswaardig leven! Een utopie. Dat klopt, in een wereld waar de rijkdom van enkelen steeds aangroeit, waar 81 mensen evenveel hebben als drie miljard mensen.

    En dan zeg ik, het is genoeg geweest. Dit is niet de wereld die wij wensen voor onze kinderen! Wij zijn geen melkkoeien, onze uiers zijn leeg, maar onze regeringen blijven eraan trekken.

    Een politiek pamflet, neen dit is geen politiek pamflet! Dit is een menselijk pamflet! Want ik ben net zoals jullie, de ene heeft wat meer dan de andere, daarover gaat het niet! Het gaat hem om rechtvaardigheid, het gaat hem om eerlijkheid, het gaat om menselijkheid.

    En rechts of links, wees eerlijk, we maken ons allemaal zorgen over de toekomst! Want deze wereld maakt ons bang! Maar in een menswaardige wereld, met gelijkheid, solidariteit, in die wereld zal het terrorisme niet bloeien! Maar in een wereld van onderdrukking, uitbuiting, racisme, daar bloeit het terrorisme!

  • Irak/Syrië. Complete mislukking van strategie van het VS-imperialisme

    isisMiljoenen mensen in Irak en Syrië blijven gebukt gaan onder de vreselijke naschokken van de door de VS geleide inval in Irak in 2003. Zoals verwacht kon worden, leidde de bezetting tot een destabilisering vna de volledige regio. Het zorgde voor een nooit geziene sectaire verdeeldheid waarop tal van reactionaire gewelddadige krachten, zoals Islamitische Staat (IS), konden groeien. Een dossier door Serge Jordan van het CWI.

    Een jaar nadat de zelfverklaarde ‘Islamitische Staat van Irak en Syrië’ (ISIS) Mosoel veroverde en een ‘kalifaat’ uitriep, controleert de groep nu zowat de helft van Syrië en een derde van Irak. Dat is een groter gebied dan ooit tevoren. De erfenis van het imperialisme – met decennia van verdeel-en-heerspolitiek, machtstrijd, plundering van grondstoffen, steun aan brutale dictaturen, geflirt met jihadistische krachten en bloedige militaire interventies – laat beide landen in puin achter. De snelle sectaire opdeling kan daarop voortgaan.

    Bestaande natiestaten als creaties van het kolonialisme worden ondermijnd. De kaart van het Midden-Oosten wordt met bloed hertekend. De oude imperialistische orde die werd gevestigd na de val van het Ottomaanse rijk honderd jaar geleden wordt radicaal gewijzigd door een sectaire strijd in een groot deel van de regio. De vooruitgang van ISIS is een symptoom van dit algemene proces. De strijd tegen deze groepering – een strijd die het voorbije jaar alle naties zogezegd verenigde – mislukt omdat de elkaar bekampende machten geen eengemaakte strategie aan de dag leggen.

    Op 17 mei viel de stad Ramadi in handen van ISIS. De overname van Ramadi, de hoofdstad van Anbar (de grootste provincie van Irak), was de belangrijkste militaire overwinning van de rechtse soennitische islamistische groep sinds de val van Mosoel. Het deed denken aan het militaire debacle in Mosoel waar de Irakese elitetroepen een grote hoeveelheid door de VS geleverd militair materieel achterlieten. Meer dan 100.000 mensen zijn Ramadi ontvlucht. Ze kwamen in de woestijn terecht, sommigen stierven als gevolg van de hitte en uitputting. Er wordt verwacht dat er nog meer vluchtelingen zullen volgen. De anti-ISIS-krachten bereiden zich immers voor op een confrontatie om de stad te heroveren. Dit kan een lange en bloedige strijd worden met massale moorden en vernietigingen.

    De sectaire verdeeldheid wordt tot nieuwe hoogtepunten gedreven. ISIS heeft de veroverde positie in Ramadi gebruikt om te dreigen met een aanval op de stad Karbala, voor sjiieten een van de heiligste steden. Veel soenniten die uit Ramadi wegvluchtten, werden de toegang tot Bagdad ontzegd. Er werd gevreesd dat er infiltranten van ISIS tussenzitten. Een dergelijke openlijke discriminatie en weigering van de centrale regering om gelijk welke hulp te bieden, kan ironisch genoeg wanhopige soennitische vluchtelingen in handen van ISIS brengen om toch maar iets van hulp te krijgen. Het geweld verspreidt zich verder doorheen Irak. De Internationale Vluchtelingenorganisatie schat het aantal vluchtelingen in het land sinds begin 2014 op 2,8 miljoen. Het aantal terreuraanslagen tegen burgers neemt toe, er vallen maandelijks honderden doden.

    Ondanks de pogingen van Amerikaanse woordvoerders om het belang van de val van Ramadi te minimaliseren, is het een nieuwe nederlaag voor de imperialistische campagne om ISIS te bestrijden. Amerikaanse vliegtuigen bombardeerden ISIS-posities rond Ramadi maar liefst 165 keer in de maand voor de overname vna de stad door ISIS. Het mocht niet baten. De veronderstelling dat luchtaanvallen het momentum van ISIS kunnen stoppen, werd doorprikt.

    In tegenstelling tot de stoere retoriek van het Amerikaanse leger over de luchtaanvallen die ISIS terugdringen, wijst deze nederlaag erop dat de bloedvergieten door de oorlogsstokers uit Washington geen resultaat opleveren en dat de gevoerde politiek faalt. Na de invasie in 2003 en de daaropvolgende bezetting werden bloedige veldslagen uitgevochten om Fallujah en Ramadi te heroveren op soennitische opstandelingen. Beide steden zijn nu in handen van ISIS, een reactionaire en dodelijkere groep dan de opstandelingen waar de VS destijds tegen vocht.

    Sinds de val van Ramadi hebben de Amerikaanse en Irakese heersers elkaar beschuldigd over wie verantwoordelijk is voor de nederlaag. Iraanse woordvoerders verklaarden bij monde van generaal Soleimani dat de VS tot hiertoe “nog niets gedaan heeft” in de strijd tegen ISIS. Het Iraanse regime stelt zich steeds assertiever op in Irak.

    Sjiietische milities

    De Irakese regering kwam terug op een eerder beleid en besloot om sjiietische milities in te zetten in de poging om Ramadi te heroveren. Ramadi is een overwegend soennitische stad in een overwegend soennitische provincie. De sjiietische milities van de Eenheden van Volksmobilisatie zijn opgebouwd rond de kern van het Badr korps, de militaire vleugel van de Badr organisatie die als sjiietische partij werd opgezet door de Iraanse Revolutionaire Gardes in de jaren 1980.

    De Iraakse premier Haider al-Abadi had deze sjiietische milities voorheen gevraagd om uit de provincie Anbar weg te blijven. Maar daar werd op teruggekomen omdat het corrupte Irakese leger, opgeleid en bewapend door Washington voor een bedrag van 25 miljard dollar, compleet in elkaar stort. De journalist Patrick Cockburn schat dat de sjiietische paramilitaire krachten in Irak goed zijn voor 100.000 tot 120.000 mannen. Het reguliere leger leed zware verliezen en deserties de afgelopen 18 maanden en zou nog goed zijn voor 10.000 tot 12.000 eenheden. De regering had geen andere opties meer.

    Eerdere campagnes van sjiietische milities gingen gepaard met sectaire wraakacties tegen de soennitische bevolking die vaak gezien op willekeurige basis werd gelijkgesteld met ISIS. De sjiietische milities speelden een belangrijke rol in de poging van de regering om de noordelijke stad Tikrit te heroveren, de geboortestad van Saddam Hoessein. Na de herovering van de stad gingen de milities over tot plunderingen en massale executies waarbij honderden huizen werden platgebrand en duizenden soennieten op de vlucht moesten. Gelijkaardige scènes vonden plaats in Saladin, Diyala en andere plaatsen waar ISIS werd verdreven.

    De door sjiieten aangerichte brutaliteiten tegen burgers doen denken aan hetzelfde geweld door ISIS. Het wijst op het gevaar van een nieuw sectair bloedbad in Irak. “Onze belangrijkste bekommernis is dat de veiligheidstroepen ons ervan zullen beschuldigen dat we ISIS steunen indien we in de stad blijven”, verklaarde een inwoner van Ramadi. Het maakt duidelijk dat veel soennieten bang zijn voor hun leven in het door ISIS gecontroleerde gebied.

    Deze angst en de afkeer tegen de jarenlange discriminatie en vervolging door troepen van het door sjiieten gedomineerde regime worden door ISIS aangegrepen om een sociale basis uit te bouwen onder de meest vervreemde lagen van de soennitische bevolking, of toch minstens een vorm van passief aanvaarden van het bewind. Dit wordt versterkt door de militaire samenwerking tussen de sjiietische milities, de Irakese regering en de Amerikaanse luchtbombardementen.

    Grondtroepen?

    De Amerikaanse regering gaf toe dat het in het offensief om Ramadi te heroveren luchtsteun zou geven aan alle krachten die onder de controle van de Irakese regering werken. De toenemende afhankelijkheid van sjiietische milities die politiek verbonden zijn met het Iraanse regime, wijzen op het gênante dilemma waarmee Obama geconfronteerd wordt. Deze sjiietische groepen, zoals Kitaeb Hezbollah, waren verantwoordelijk voor honderden aanvallen op Amerikaanse soldaten na de inval in 2003 en staan nog steeds op de lijst van terroristische organisaties in de VS.

    De poging tot toenadering met Iran heeft geleid tot spanningen tussen het VS-imperialisme en de monarchieën van de Golfstaten. Het leidt tot conflicten in de zogenaamde ‘coalitie van de bereidwilligen’ maar ook met de Israëlische regering, zeker in het kader van de onderhandelingen over een nucleair akkoord met Iran. Het leidt ook tot grotere verdeeldheid in het Amerikaanse politieke establishment. Het gebrek aan echte resultaten na een maandenlange campagne van luchtbombardementen tegen ISIS en de afwezigheid van betrouwbare grondtroepen – een vacuüm dat steeds meer gevuld wordt door een Iraanse aanwezigheid – zorgen voor verhitte debatten in de heersende kringen van Washington over mogelijke militaire interventies in Irak in aanloop naar de presidentsverkiezingen van 2016.

    Onder druk verklaarde Obama dat er een nieuwe militaire basis komt in de provincie Anbar en dat er 400 extra Amerikaanse militaire instructeurs worden ingezet om de herovering van Ramadi te ondersteunen. De Britse premier Cameron kondigde aan dat er 125 Britse instructeurs worden ingezet. Het Pentagon verklaarde nadien dat het opnieuw een aanwezigheid in het noorden van Irak wil uitbouwen.

    Toen Obama in 2008 aan de macht kwam, gebeurde dit na een campagne waarin hij beloofde om de oorlog in Irak te stoppen en de VS uit nieuwe militaire conflicten weg te houden. Dat verklaart zijn eerdere nadruk op het idee dat er geen grondtroepen zouden komen. Maar nu suggereren Amerikaanse militaire verantwoordelijken al maandenlang dat de VS een actievere rol moet spelen. In Groot-Brittannië riep voormalige legerleider Lord Dannat op tot een parlementair debat over het sturen van 5.000 Britse troepen.

    Voorlopig vormen deze stemmen een minderheid. Obama en andere westerse leiders moeten rekening houden met hun bevolking die niet zit te wachten op nieuwe militaire avonturen in het Midden-Oosten, de fiasco’s uit het verleden zitten te vers in het publieke geheugen. De media doen er alles aan om het ruwe geweld van ISIS in beeld te brengen. Dit zorgde voor een groeiende steun voor het idee dat ‘iets moet gebeuren’ en steun aan een vorm van militaire interventie. Maar peilingen geven aan dat deze steun al afbrokkelt. De situatie zakt steeds dieper weg in een moeras en dat doet het enthousiasme voor een militaire interventie onder gewone mensen snel afnemen.

    De Amerikaanse regering zoekt daarom opties waarin de eigen troepen zoveel mogelijk uit de vuurlinie blijven. Er werd nieuw materieel naar de Irakese regering gestuurd en er werd beloofd dat de beperkingen op Irakese toegang tot wapens zouden ingetrokken worden, zelfs indien eerdere bewapening uiteindelijk in handen van ISIS terecht kwam.

    Er wordt veel gesproken over het leveren van wapens en bijstaan van soennitische stammen die tegen ISIS zouden ingaan in een nieuwe soennitische ‘Awakening’ opstand, zoals de opstand tegen de door al-Qaeda gedomineerde bezetting in 2006-07. Dit was enkel mogelijk omdat er ondersteuning was door 150.000 Amerikaanse soldaten en omdat de opstand gericht was tegen al-Qaeda dat een pak zwakker stond dan ISIS vandaag. Een sterkere Amerikaanse militaire aanwezigheid in Irak is mogelijk. Maar de gevolgen hiervan zouden de rampzalige situatie niet verbeteren, het zou slechts leiden tot nieuwe catastrofes. Dat werd de afgelopen jaren steeds opnieuw aangetoond.

    Koerdisch verzet

    ISIS heeft een aantal opmerkelijke militaire overwinningen behaald, maar de situatie blijft onzeker met ook problemen voor ISIS. Recent werden de inherente zwaktes erg duidelijk. De belangrijkste nederlaag van ISIS was het falen van de groep om de Koerdische stad Kobanê onder controle te houden ondanks een 134 dagen durende belegering. ISIS moest uiteindelijk terugtrekken. De onvermoeibare strijd door voornamelijk Koerdische groepen van de YPG (Volksbevrijdingseenheden) en YPJ (de vrouwelijke eenheden) met een basis in drie kantons in het noorden van Syrië, algemeen bekend als Rojava, zorgde daarvoor. Sinds begin mei hebben YPG en YPJ meer dan 200 Koerdische en christelijke dorpen in het noordoosten van Syrië heroverd naast een aantal strategische bergen.

    Het verzet van YPG/YPJ in Kobanê en Rojava toont aan dat ISIS kan verslagen worden. Dit verzet baseert zich spijtig genoeg vooral op de heldenmoed van guerrilla-eenheden en niet zozeer op democratische massamobilisatie van de bevolking zelf. Maar ondanks de beperkingen wordt aangetoond dat vastberaden anti-ISIS strijders die een agenda van gewapende verdediging koppelen aan nationale bevrijding van onderdrukte minderheden en sociale verandering een verschil kunnen maken. De Koerdische strijders moedigen vrouwen aan om deel te nemen aan de strijd en ze krijgen steun van werkenden, arme boeren en jongeren. Daarmee kunnen ze zelfs de meest meedogenloze reactionaire groepen verdrijven.

    Dit toont op een wat verwrongen wijze aan wat mogelijk zou zijn indien een grootschalige niet-sectaire verzetsbeweging van de werkende bevolking zou opgezet worden. Het geeft aan dat de militaire successen van ISIS elders vooral het resultaat zijn van een gebrek aan ernstige weerstand die in staat is om de bevolking te mobiliseren rond een programma van radicale maatschappijverandering. Die verandering is dringend nodig voor de mensen die in een regio leven die gebukt gaat onder armoede, oorlog, sectarisme en staatsterreur.

    Het CWI heeft van bij het begin gewaarschuwd voor de beperkingen van de strategie en de methoden van de PYD (de politieke vleugel van YPG/YPJ). Er wordt gevreesd dat een politieke prijs aan het westerse imperialisme moet betaald worden. Socialisten verzetten zich daartegen. In april verklaarde PYD-leider Sinam Mohamad: “We willen goede banden met de VS”. YPG heeft contacten met de door de VS geleide coalitie en vraagt soms om luchtaanvallen op ISIS-posities die door YPG-strijders zijn vastgesteld.

    De westerse machten hebben geen oog voor de diepgewortelde roep naar zelfbeschikking van de Koerden. Er is ook het gevaar dat indien het initiatief voor de strijd tegen ISIS aan de imperialistische machten wordt overgelaten – op een ogenblik dat die met sjiietische milities samenwerken om soennitische burgers uit te moorden – het potentieel van steun onder de werkende bevolking wordt ondermijnd. Dat zal des te meer het geval zijn onder de soennitische bevolking waar ISIS steun en strijders zoekt.

    Kobanê is bovendien totaal verwoest door de bombardementen. De omvang van de vernielingen doorkruist de hoop op een snelle terugkeer van het normale leven. Dit komt deels door de tapijtbombardementen van de VS waarbij geen rekening wordt gehouden met de mensen en de woningen van de bevolking.

    Wat nog meer zorgen baart, zijn de verslagen die wijzen op aanvallen op soennitische Arabische burgers door strijders van YPG/YPJ. Het gaat om geïsoleerde voorbeelden die zeker niet gesteund worden door aanhangers van de ‘Koerdische lente’ in Rojava, maar ze wijzen wel op een gevaarlijke ontwikkeling die de stappen vooruit bedreigen van de beweging waar veel werkenden en jongeren naar uitkijken in de regio en daarbuiten.

    Implosie van Syrië

    Het noorden van Syrië is momenteel de enige region waar ISIS aanzienlijke verliezen heeft geleden. Elders in Syrië heeft ISIS het offensief opgevoerd. De greep op het gebied dat al onder controle van de groep stond is sterker geworden en elders werd niet gebied vervoerd. Enkele dagen na de val van Ramadi werd de Syrische stad Palmyra veroverd door ISIS. De naburige gasvelden werden eveneens overgenomen. Dit ontzegt het regime van Bashar al-Assad een belangrijke bron van energie en inkomsten. Palmyra is een strategisch doel, in de stad zijn er militaire bases en een luchthaven. Het is een centrale verbindingspunt tussen de hoofdstad Damascus en het gebied in het oosten en westen. Er is ook een nieuw offensief bezig van ISIS in de noordelijke provincie Aleppo. Indien ISIS dit gebied verovert, zou het een groter gebied aan de Turkse grens controleren en kan het meer bevoorrading en buitenlandse strijders binnensmokkelen.

    We zijn al vijf jaar ver in de Syrische oorlog en het einde is niet in zicht. De vredesonderhandelingen van de Verenigde Naties leveren zoals verwacht niets op. De schattingen van het aantal doden lopen uiteen, maar meestal gaat het om meer dan 300.000. De oorlog heeft geleid tot een wanhopige vluchtelingenstroom naar buurlanden Jordanië, Turkije en Libanon. Zowat de helft van de Syrische bevolking is uit zijn huis verdreven. Grote delen van het land zijn amper nog herkenbaar en de economie ligt in puin. De openbare diensten werken niet meer en er dreigen tal van ziektes. De Wereldgezondheidsorganisatie schat dat 57% van de publieke ziekenhuizen in Syrië schade opliepen. De willekeurige aanvallen op burgers, langs alle kanten in het conflict, nemen toe.

    De beweging tegen de dictatuur van Assad in 2011 werd geïnspireerd door de revolutionaire opstanden in Tunesië en Egypte. Het gebrek aan een voldoende sterke onafhankelijke arbeidersbeweging die in staat was om het geweld en de sectaire propaganda van zowel de dictatuur van Assad als de soennitische fundamentalisten te beantwoorden, zorgde ervoor dat de progressieve en volkse elementen van de massabeweging naar de achtergrond verdwenen. Het gaf ruimte voor een sectaire burgeroorlog die het land uiteen trekt. Dit proces werd versterkt door de interventie van buitenlandse machten met tegenstrijdige belangen die elkaar bestrijden om meer regionale invloed te bekomen.

    Oorlog met marionetten

    Verschillende bondgenoten van de VS in de coalitie tegen ISIS hebben eerder bewust steun gegeven aan jihadistische groepen in Syrië. Ondanks eerdere spanningen hadden de regimes van Saoedi-Arabië, Turkije en Qatar de onderlinge relaties hersteld en bundelden ze de krachten om de strijd tegen Assad te steunen. Ze deden dit door een coalitie van hardleerse islamitische rebellengroepen zoals Jaish al-Fatah (Veroveringsleger) te steunen. Deze groep wordt gedomineerd door Jabhat al-Nusra, de Syrische afdeling van al-Qaeda. Deze coalitie slaagde er eind maart in om de stad Idlib en het grootste deel van de provincie Idlib te veroveren.

    Het nieuwe politieke landschap in Turkije na de parlementsverkiezingen van juni kan de positie van Turkije en de alliantie met Qatar en Saoedi-Arabië in vraag stellen. Ook de steun aan jihadisten in Syrië kan betwist worden. Maar alleszins toont deze ontwikkeling aan in welk moeras het VS-imperialisme terechtgekomen is en in welke mate de formele coalitie tegen ISIS gebukt gaat onder groeiende meningsverschillen. Een aantal ‘bondgenoten’ werken samen om olie op het jihadistische vuur te gieten omdat ze de strijd tegen Assad en de sjiietische as belangrijker vinden dan de campagne tegen ISIS. De historische ondermijning van de Amerikaanse hegemonie in de regio heeft meer ruimte gegeven aan regionale machten om hun eigen politieke agenda’s – en tegenstrijdige belangen – centraal te stellen. De Amerikaanse regering kan niet anders dan als een koorddanser tussen deze agenda’s en belangen te maneuvreren.

    Het Amerikaanse plan om een ‘gematigde’ rebellengroep te bewapenen en op te leiden is totaal mislukt. Volgens bronnen van het Pentagon hebben totnutoe amper 90 rebellen aan dit programma deel genomen. Sommige westerse commentatoren proberen dit te verdoezelen door de propaganda van Turkije en de golfstaten te herhalen met de stelling dat de zogenaamd meer gematigde jihadisten van al-Nusra een tegengewicht kunnen bieden voor zowel Assad als ISIS. De acties en de ideologie van al-Nusra verschillen echter amper van die van ISIS.

    Turkije, Saoedi-Arabië en Qatar hebben hun coördinatie versterkt doorheen marionetten van al-Qaeda. Op hetzelfde ogenblik zou het Iraanse regime beslist hebben om 15.000 soldaten in te zetten om het Syrische leger te steunen. Deze escalatie zal de scherpe sectaire tegenstellingen verder op de spits drijven. Het land wordt verder opgedeeld en de Syrische bevolking wordt dieper in het moeras van ellende en horror meegesleurd. Het bedreigt bovendien de toekomst van de volledige regio door de dreiging van een bredere militair conflict.

    Assad verliest terrein

    De verschillende fracties van de gewapende oppositie hebben de afgelopen weken overwinningen geboekt op Assad. De clan van Assad staat nog sterk in het westen, maar kreeg zware klappen in het zuiden, noorden en oosten. Dat gebeurde niet enkel door ISIS en al-Nusra maar ook door andere gewapende soennitische groepen. Het komt na vier jaar van aanhoudende oorlog waarmee de positie van het regime ondermijnd wordt. Zowat de helft van de soldaten van het regime zijn gedood of gedeserteerd. Zowat een derde van de volwassen mannelijke Alewieten in Syrië zijn omgekomen in gevechten. Het maakt het moeilijker voor het regime om nieuwe strijders te vinden onder de Alewitische bevolking.

    De nederlagen hebben Assad verplicht om meer beroep te doen op strijders van regionale bondgenoten: de Iraanse Revolutionaire Garde, de sjiietische Hezbollah uit Libanon maar ook vrijwillige sjiietische strijders en huurlingen uit Irak, Afghanistan, Pakistan en Jemen. Volgens militaire bronnen uit Libanon is het aantal Hezbollah-strijders in Syrië verdubbeld sinds 2013. De groep heeft zijn militaire activiteiten opgedreven en is de belangrijkste strijdkracht geworden naast het Syrische leger. In verschillende gevallen was Hezbollah betrokken bij de herovering van door soennieten bezette gebieden. Om het momentum te behouden, versterkt Hezbollah de recrutering van nieuwe strijders in Libanon. Daarbij wordt niet alleen op sjiieten gemikt, maar ook op andere minderheden zoals de druzen en de christenen. Het bevestigt het gevaar van een uitbreiding van het sectair conflict naar Libanon.

    De nederlagen van het regime van Assad op het slagveld hebben geleid tot verdeeldheid in de Syrische regering en onder de machthebbers. Dit betekent niet automatisch dat Assad ten val zal komen, hij controleert nog steeds het grootste deel van de meest bevolkte gebieden van Syrië – volgens schattingen tot 60%. Maar de nederlagen geven aan dat het regime zich op zijn zwakste punt sinds het begin van de revolte in 2011 bevindt. De Alawieten zijn steeds minder bereid om hun zonen op te offeren om Assad in het zadel te houden en er waren al protestacties onder Alawieten tegen de militaire dienstplicht. De Syrische economie gaat gebukt onder de kost van de oorlog. Het regime is niet in staat om de subsidies voor voedsel en brandstof in stand te houden, waardoor de woede onder de bevolking in de door het regime gecontroleerde gebieden eveneens toeneemt.

    De Iraanse economie kent problemen door de sancties en de dalende olieprijzen. Dit leidt tot de vraag hoe lang Iran miljarden dollars in Syrië kan blijven pompen om Assad overeind te houden. De moeilijkheden kunnen het Syrische regime ertoe aanzetten om de krachten te hergroeperen om de hoofdstad Damascus, de westelijke steden Homs en Hama en de kust te beschermen.

    Een val van Assad, door een diplomatiek onderhandeld akkoord met zijn buitenlandse steunpunten of door een staatsgreep binnen het regime, is niet uitgesloten. De verwijdering van Assad zou geen einde maken aan grote delen van het bestaande staatsapparaat. En het zou ook geen einde maken aan de kracht van de soennitische jihadistische groepen en hun regionale steungevers. De oorlog zou verdergaan en de Syrische bevolking zou niet in een betere situatie terechtkomen. Stappen die het lijden van de gewone Syrische bevolking verlichten, zouden welkom zijn. Maar gelijk welk akkoord aan de top, al dan niet met Assad, zou enkel de belangen van deze machten dienen. Het zou de Syrische bevolking in ellende en sectaire verdeeldheid achterlaten.

    In Irak en Syrië staat het sectarisme erg sterk en omwille van de sectaire tegenstellingen zullen geen van de bestaande gewapende groepen in staat zijn om deze landen terug te verenigen. De formele ‘nationale’ legers van beide staten zijn herleid tot een sectaire basis en zijn bovendien steeds minder efficiënt en afhankelijk van sectaire milities van buitenaf. Het is symptomatisch voor de bredere opdeling die bezig is, de vroegere natiestaten Irak en Syrië desintegreren en raken opgedeeld in sectaire enclaves onder de controle van elkaar bestrijdende gewapende groepen.

    Het is het resultaat van een langdurige verdeel-en-heers-politiek van de imperialistische machten en de lokale heersers. Gemeenschappen werden stelselmatig tegen elkaar opgezet om rijkdom, macht en privileges voor zichzelf te bekomen. De bloedige imperialistische inval en bezetting van Irak heeft in het bijzonder geleid tot een nooit gezien sectair conflict. En dit werd verder gevoed door het Syrische conflict. Het monster ISIS is het resultaat van beide oorlogen.

    De oorzaken aanpakken

    Sinds het begin van de bombardementen in augustus vorig jaar heeft de VS meer dan 2,7 miljard dollar uitgegeven aan de oorlog tegen ISIS. Dat is 9 miljoen dollar per dag. De coalitie heeft meer dan 3.700 bombardementen uitgevoerd in Irak en Syrië, waarbij ook veel burgers gedood werden. Dit heeft de situatie op het terrein echter amper veranderd. Het is mogelijk dat er regelmatig veroveringen en verliezen zijn, maar de door de VS geleide coalitie is deze oorlog alleszins niet aan het winnen. Obama moest op 8 juni toegeven dat de VS geen ‘complete strategie’ heeft om ISIS te bestrijden. De enige duidelijke winnaars zijn de wapenhandelaars die hun verkoop zien boomen naarmate de oorlog blijft duren.

    Er zal geen echte oplossing komen van de krachten die aanleiding gaven tot het ontstaan van ISIS en relgieus fundamentalisme. Het is natuurlijk niet uitgesloten dat de door het westen geleide coalitie uiteindelijk een beslissende militaire nederlaag aan ISIS kan toebrengen of de jihadisten kan terugdringen tot een beperkter gebied. Zelfs indien dit gebeurt, blijven de onderliggende voorwaarden die ISIS lieten groeien bestaan. Als deze niet aangepakt worden, kunnen gelijkaardige of nog barbaarsere groepen ontwikkelen. Het is de taak van de Irakese en Syrische bevolking om ISIS aan te pakken, niet van buitenlandse militaire krachten. De gebeurtenissen van vorig jaar toonden aan dat buitenlandse interventies de situatie voor de massa’s in de regio enkel erger maken.

    Sommige verslagen stellen dat de jihadisten van ISIS er alles aan doen om de bevolking van Ramadi voor zich te winnen. Dat zou gebeuren door de basisdiensten in de stad te herstellen en door gratis voedsel en groenten uit te delen. In Mosoel waren er bericht dat de straten werden geveegd en dat straatlichten werden geïnstalleerd. Het lijkt een bewuste poging te zijn om de tanende populariteit op te krikken. Maar uiteindelijk zal het barbaarse bewind van ISIS veel soennieten tot verzet en openlijke opstand dwingen. ISIS staat voor een beleid dat een stap terug naar het verleden betekent met het stenigen en onthoofden van mensen, het inzetten van slaven, het vernietigen van geschiedenis en cultuur, verbod op films en muziek en op zelfs maar de meest bedekte kritiek op de verstikkende ultrareactionaire dictaten.

    Het kapitalisme en imperialisme zijn verantwoordelijk voor wat in de regio gebeurt, zij geven aanleiding tot oorlog en massale armoede. De werkende bevolking, kleine boeren, werklozen, jongeren en vrouwen van Irak en Syrië kunnen enkel vertrouwen op hun zelforganisatie om een einde te maken aan deze nachtmerrie. Eengemaakte niet-sectaire zelfverdedigingscomités van bedreigde gemeenschappen en minderheden zijn van cruciaal belang. Het zou ook een belangrijke hefboom zijn om een beweging van onderuit voor democratische, economische en sociale verandering herop te bouwen.

    Door consequent in te gaan tegen alle imperialistische krachten, lokale reactionaire regimes en sectaire doodseskaders en door op te komen voor het recht op zelfbeschikking van alle gemeenschappen, is het mogelijk om massale steun te vinden onder de regionale en internationale arbeidersklasse. De arbeidersorganisaties zouden vooraan kunnen staan in het verzet tegen imperialistische interventies in het Midden-Oosten. Ze moeten steun geven aan arbeidersstrijd in de regio, zoals de regelmatige protestacties in Irak voor de uitbetaling van de niet-betaalde lonen, tegen privatiseringen, voor vakbondsrechten en rond andere thema’s.

    De bewegingen in Irak en Syrië na de revolutionaire massaprotesten in Noord-Afrika en het Midden-Oosten gaven aan dat oorlog en religieus extremisme niet het onvermijdelijke lot van de bevolking in de regio zijn. De lange geschiedenis en traditie van massale arbeidersstrijd in deze landen, maar ook het vroegere bestaan van machtige communistische partijen met een basis onder alle religieuze en etnische gemeenschappen, versterken dit argument. Het verkeerde beleid en het verraad van de stalinistische leiders van deze partijen die samenwerkten met delen van de heersende klassen, zorgden ervoor dat deze ooit zo machtige organisaties totaal verdwenen of irrelevant werden.

    Het gebrek aan een massaal politiek alternatief op de rechtse religieuze krachten, de corrupte autoritaire heersers en de imperialistische inmenging, heeft de huidige nachtmerrie toegelaten. De vreselijke ervaringen van de oorlog en het sectaire gif kunnen echter niet vermijden dat de arbeidersbeweging terug zal opstaan en zich zal heropbouwen. Om tot een blijvend sterke arbeidersbeweging te komen, heeft ze nood aan een programma gericht op het respecteren van de rechten van alle mensen en gemeenschappen zodat die vrij en democratisch over hun lot kunnen beslissen en waarbij de enorme rijkdom van de regio onder de democratische controle van de bevolking wordt geplaatst. Een vrijwillige socialistische confederatie van de bevolking van het Midden-Oosten zou een blijvende basis vormen voor het einde van de oorlog en alle vormen van barbarij.

     

  • “De nieuwe heilige oorlog”. Patrick Cockburn over de opkomst van IS

    Na de aanslagen van gisteren – onder meer in Tunesië, Frankrijk, Koerdistan, Koeweit en Somalië – is het duidelijk dat het gevaar van Islamitische Staat (IS) en aanverwante fundamentalistische groepen nog steeds bijzonder groot is. Diegenen die destijds de eersten waren om oorlogen in het Midden-Oosten te starten of te steunen, gebruiken dit nu op cynische wijze om hun beleid te rechtvaardigen. Dat hun oorlogsinspanningen mee aan de basis lagen van de chaos waarop groepen als IS sterker konden ontwikkelen, vergeten ze gemakshalve. Neen, ze hebben het over het gevaar van ‘de islam’ of nog over de nood aan strijd tegen terrorisme. De fundamentalistische dreiging kan het beste gestopt worden door een einde te maken aan het imperialistische beleid dat ellende en chaos creëert voor de meerderheid van de bevolking, de voedingsbodem waarop fundamentalisten steun vinden. Om meer inzicht te krijgen in de opmars van IS, is het boek ‘De nieuwe heilige oorlog’ van Patrick Cockburn een aanrader.

    [divider]
    Recensie door Geert Cool

    heiligeoorlogJournalist Patrick Cockburn is een autoriteit inzake het Midden-Oosten. Hij brengt al jarenlang verslag uit en heeft tal van lokale bronnen, wat inzichten oplevert die verder gaan dan die van de gevestigde media. Het boek brengt een uitstekend verslag van de opkomst van Islamitische Staat en toont op overtuigende wijze aan hoe de strategie van het VS-imperialisme in de regio heeft gefaald.

    Vorige zomer werden we opgeschrikt door een razendsnelle opmars van IS in Irak en Syrië. De groep kon inspelen op het ongenoegen onder de soennitische bevolking in Irak tegen het door sjiieten gedomineerde regime van Bagdad dat steun genoot van zowel de VS als Iran. In Syrië zorgde de chaos van de burgeroorlog ervoor dat IS ruimte kreeg om te ontwikkelen. Cockburn verwijst naar een openhartige Joe Biden die toegaf dat Saoedi-Arabië, Turkije en de Verenigde Arabische Emiraten in Syrië een soennitisch-sjiitische oorlog op gang wilden brengen en dat het Amerikaanse beleid om ‘gematigde Syriërs’ te steunen totaal mislukt was omdat er geen dergelijke gematigde groep overblijft. Veel van de Amerikaanse steun en militaire middelen in Syrië komen uiteindelijk gewoon in handen van IS.

    Cockburn wijst erop dat het Amerikaanse beleid al jarenlang faalt. Na de aanslagen van 11 september 2001 maakte de VS meteen duidelijk dat de ‘oorlog tegen het terrorisme’ niet tegen de bevriende regimes van Saoedi-Arabië of Pakistan zou gericht worden, “ondanks het feit dat 9/11 zonder de betrokkenheid van deze twee landen waarschijnlijk niet had plaatsgevonden.” Saoedi-Arabië speelt een cruciale rol in het conflict tussen sjiieten en soennieten. “Een opvallende ontwikkeling binnen de islamitische wereld in de afgelopen decennia is de manier waarop het wahabisme de reguliere soennitische islam overneemt. Zo steekt Saoedi-Arabië in het ene na het andere land geld voor de opleiding van predikanten en de bouw van moskeeën. Met als gevolg dat het conflict tussen soennitische en sjiitische geloofsgemeenschappen zich verder verspreidt.” Het aanwakkeren van het conflict in Syrië ontploft nu in het gezicht van Saoedi-Arabië maar ook Turkije en Jordanië die “nu verschrikt kijken naar het monster van Frankenstein dat zij mede hebben gecreëerd.” De gevolgen zullen niet beperkt blijven tot Irak en Syrië, maar zullen voelbaar zijn in de hele regio en de rest van de wereld.

    Ongetwijfeld speelt Saoedi-Arabië met de verspreiding van het wahabisme een belangrijke rol, maar wij hebben de indruk dat Cockburn het belang daarvan overschat. Het speelt wellicht vooral een rol in het aantrekken van buitenlandse strijders, maar in zowel Irak als Syrië spelen andere elementen een centrale rol. De angst voor sjiitische wraakacties en sectair geweld zorgen er bijvoorbeeld voor dat de IS-barbarij door soennieten in Irak wordt getolereerd. IS is zoals Cockburn stelt een product van oorlog, het is geen project dat door ideologische aantrekkingskracht kan groeien.

    Waar het aan de macht is, vestigt IS een barbaars en erg repressief bewind. Zelfs Al-Qaeda-leider Al-Zawahari hekelde IS omwille van het buitensporige geweld en sektarisme. Maar zelfs dat vinden veel soennieten in Irak beter dan een terugkeer van de sjiitische onderdrukking. “In een land van zware rokers zijn de door IS georganiseerde feestelijke verbrandingen van sigaretten niet populair. Maar het is heel gevaarlijk om IS te trotseren, en ondanks alle wreedheid heeft de groep de beknelde en vervolgde soennitische gemeenschap wel de overwinning gebracht. Zelfs soennieten in Mosul die hier niet blij mee zijn, zijn beducht voor de terugkeer van een wraakzuchtige, door sjiieten gedomineerde Iraakse regering.” Het bevestigt de stelling dat IS het product van oorlog en ellende is.

    Islamitische Staat is “het product van oorlog”, schrijft Cockburn, de beweging “hanteert een giftig maar krachtig mengsel van extreem-religieuze overtuigingen en militaire vaardigheden dat het resultaat is van de oorlog in Irak sinds de Amerikaanse invasie in 2003 en de oorlog in Syrië sinds 2011.” IS aanpakken zonder antwoord op de voedingsbodem waarop het groot kan worden, is niet mogelijk. De barbaarse dreiging van IS wordt vandaag aangegrepen om ons te overtuigen dat er toch ‘iets’ moet gebeuren door de westerse machten, waarmee meteen de verantwoordelijkheid van de imperialistische interventies in het creëren van de barbarij onder de mat wordt geveegd. Terecht benadrukt Cockburn het falen van de imperialistische interventies. “De oorlog tegen het terrorisme, waaraan honderden miljarden dollars zijn uitgegeven en waarvoor burgerlijke vrijheden zijn beknot, is jammerlijk mislukt.” Al Qaeda en afsplitsingen zijn vandaag een pak sterker dan in september 2001.

    Barbarij bestrijden met het creëren van nog meer ellende, zal geen stap vooruit betekenen. Dat de Koerdische strijders erin slaagden om IS een nederlaag in Kobani toe te brengen, is een lichtpuntje in de regio. Maar er zal meer nodig zijn om de spiraal van sectair geweld en barbarij te stoppen. Een eengemaakte beweging van onderuit, van werkenden en armen over religieuze en andere grenzen heen, is nodig om tot een breuk met imperialisme en kapitalisme te komen en zo de opmars van barbarij te stoppen.

     

  • Irak/Syrië. ISIS verovert Ramadi en Palmyra. Hoe sectaire milities stoppen?

    ramadi [dropcap]E[/dropcap]nkele dagen nadat Islamitische Staat (ISIS) Ramadi veroverde, de hoofdstad van de de Irakese provincie Anbar, werd ook de Syrische stad Palmyra veroverd door de soennitische jihadisten. In beide landen leidde de opmars van ISIS opnieuw tot een vernedering van het nationale leger, vluchtelingen en een versterking van ISIS.

    Artikel door Niall Mulholland

    Volgens het regime in Bagdad en de Amerikaanse regering zat ISIS in Irak zogezegd in een defensieve positie. Eerder dit jaar werd ISIS verslagen door een combinatie van Koerdisch verzet en door de VS geleide luchtaanvallen rond Kobani in het noorden van Syrië en nadien werd het ook uit Tikrit in het centrum van Irak verdreven. ISIS moest ongeveer 20.000 vierkante kilometer gebied prijsgeven in het noorden van Irak.

    De westerse bombardementen hebben ISIS pijn gedaan, maar het volstaat niet als alternatief op gewapende grondtroepen in Irak. Die zijn compleet ondoeltreffend en corrupt. Zoals bij de dramatische val van de stad Mosoel vorig jaar, sloegen de Irakese soldaten ook nu meteen op de vlucht voor het offensief van ISIS op Ramadi. Ze lieten artillerie en munitie achter. ISIS ging vervolgens over tot een aanval op de stad Husaibah in de buurt van Ramadi. Het Amerikaanse beleid om het Irakese leger op te bouwen terwijl het ondersteund wordt door luchtaanvallen, faalt. Ook van het plan om soennitische stammen te ‘activeren’ in het verzet tegen ISIS komt niets in huis.

    De Syrische ‘elitetroepen’ die trouw blijven aan president Bashar-al-Assad moesten de belangrijke olievelden ten noorden van Palmyra verdedigen. Maar eens de strijd begon, gaven ze zich al gauw over. Ook hier bleven grote voorraden munitie achter. ISIS controleert nu naar verluidt meer dan 50% van het Syrische grondgebied.

    De vooruitgang van ISIS heeft meer te maken met de zwakte van de staat in Syrië en Irak dan met de eigen kracht. Het brutale regime van Assad discrimineerde de soennitische meerderheid jarenlang en het door sjiieten gedomineerde regime in Bagdad wordt gevreesd en gehaat door de soennitische minderheid in het land.

    De val van Ramadi en Palmyra komy bovenop een lange lijst van humanitaire rampen in de twee buurlanden. Meer dan 25.000 mensen zijn Ramadi ontvlucht, vanuit Palmyra vertrok een derde van de 200.000 inwoners. Wie blijft, wordt met de barbarij van ISIS geconfronteerd. Er verschenen al foto’s op sociale media van lijken die op straat werden geëxecuteerd. Ook het door UNESCO erkende werelderfgoed in Palmyra moet er wellicht aan geloven. Eerder ging ISIS in Irak over tot de vernietiging van oude sites.

    De Irakese regering is nu afhankelijk van sjiietische milities om het verzet tegen ISIS te voeren en Ramadi en de rest van de hoofdzakelijk soennitische provincie Anbar te heroveren. Dit zal de sectaire spanningen en wreedheden enkel doen toenemen. Volgens Human Rights Watch gingen sjiietische milities en Irakese troepen over tot oorlogsmisdaden met plunderingen, martelingen en willekeurige excuties van soennieten toen ze de stad Amerli in september op ISIS heroverden. De barbaarse methoden van ISIS worden sterk veroordeeld door de westerse regeringen, maar gelijkaarige barbaarse handelingen door de sjiietische bondgenoten van de VS in Irak krijgen geen enkele aandacht.

    In heersende kringen in de VS is er discussie over hoe ISIS kan aangepakt worden. Er zijn ongeveer 5.000 Amerikaanse soldaten in Irak als ‘speciale adviseurs’. In Washington roepen sommigen op tot een grote toename van het aantal grondtroepen. Maar Obama staat wijfelachtig tegen een grotere Amerikaanse betrokkenheid in een langdurige, bloedige en dure grondoorlog in Irak. Zeker aangezien er geen garantie op succes is.

    In Syrië steunt de VS de zogenaamde ‘gematigde’ rebellen met luchtaanvallen tegen zowel ISIS als het regime van Assad. Er is ongeveer 500 miljoen dollar uitgetrokken om de rebellen op te leiden.  Gezien de inefficiëntie van een groot deel van de anti-Assad rebellen komt een groot deel van deze Amerikaanse hulp in de realiteit bij de lokale afdeling van Al Qaeda, Al Nusra, terecht.

    Tegenstellingen in het westers beleid

    De enorme tegenstellingen en hypocrisie van het westerse en Amerikaanse beleid in de regio zijn het gevolg van meer dan tien jaar van imperialistische agressie, illegale oorlogen, bloedige bezettingen en militaire bombardementen en dit van Libië tot Syrië. Naar schatting kwamen meer dan een miljoen mensen om het leven als gevolg van de acties van de VS en andere westerse machten. Het nastreven van geostrategische doelstellingen, vooral toegang tot olie en de bijhorende winsten voor grote bedrijven, staan centraal in het bepalen van het westerse beleid in de regio. Het leven van de bevolking in de regio wordt daar totaal aan ondergeschikt.

    Het Amerikaanse beleid in de regio vertrekt van een ‘verdeel-en-heerspolitiek’ waarbij soennieten tegen sjiieten worden uitgespeeld. Dit creëert monsters van Frankenstein, zoals ISIS.  De soennitische jihadistische krachten maakten aanvankelijk deel uit van de soennitische opstand tegen het door de VS gesteunde sjiietische regime in Irak. Na het zogenaamde soennitische ‘Ontwaken’, een opstand van soennitische stammen tegen het lokale bewind van Al Qaeda, trokken verschillende jihadisten naar Syrië waar ze een rol speelden in de ontwikkelende burgeroorlog. Een aantal van deze krachten vormden zich om tot de Islamitische Staat van Irak en Syrië dat snel terrein kon winnen binnen het verzet tegen Assad, onder meer door bewapening en steun vanuit de reactionaire Golfstaten (die bondgenoten van de VS zijn). Het succes in de strijd tegen Assad en tegen concurrerende jihadisten, dreef ISIS terug naar Irak waar het steun vond in soennitische regio’s die al jarenlang gebukt gaan onder staatsrepressie en vervolging onder het door sjiieten gedomineerde regime van Bagdad.

    De bloedige spiraal toont aan dat er op basis van het kapitalisme en onder bewind van reactionaire elites en sectaire krachten steeds meer conflicten en humanitaire rampen zijn in de regio. Enkel de werkende bevolking van de regio, verbonden met de rest van de arbeidersbeweging doorheen de wereld, kan een uitweg vinden uit deze nachtmerrie.

    Het potentieel hiervoor bleek tijdens de zogenaamde ‘Arabische Lente’, toen dictators omvergeworpen werden door massabewegingen van werkenden en armen in Tunesië en Egypte. Maar deze bewegingen die reageren tegen decennia van dictatuur hadden geen vastberaden leiding vanuit de arbeidersbeweging, een leiding die de massa’s kon mobiliseren en organiseren tegen de dictators maar ook tegen het kapitalisme. Het liet ruimte aan de contrarevolutie die met de steun van de westerse machten opnieuw de overhand kon halen. Het leidde tot de terugkeer van een militaire ‘leider’ in Egypte en in Libië en Syrië werd de massabeweging op een zijspoor gezet op basis van reactionaire, sectaire verdeeldheid of verschillen tussen stammen.

    Opstand

    De werkende bevolking in de regio zal uiteindelijk opnieuw tot massastrijd overgaan tegen de dictators en alle sectaire krachten. De diepe haat van de soennieten tegen het regime in Bagdad blijkt uit het feit dat sommigen het middeleeuwse bewind van ISIS verwelkomen of tot op zekere hoogte gedogen. Ze hopen dat het kan leiden tot het einde van de vervolging door sjiieten en een zekere graad van ‘stabiliteit’ en ‘orde en tucht’ kan brengen. De realiteit van het leven onder een fundamentalistische barbarij zal uiteindelijk soennieten aanzetten tot verzet tegen ISIS. De Ierse journalist Patrick Cockburn bracht recent verslag uit van de vreselijke situatie waarin soennieten leven in het door ISIS gecontroleerde deel van Irak. Meisjes worden er gedwongen tot ‘jihadistische huwelijken’ en alles van muziek en dansen, of zelfs van het voederen van duiven, wordt verboden.

    De werkende bevolking en de armen in Irak en Syrië kunnen enkel rekenen op zelforganisatie om een einde te maken aan de oorlog en de sociale ellende. Een onafhankelijke, verenigde, arbeidersbeweging kan de zelfverdediging van alle gemeenschappen en minderheden organiseren. Met een socialistisch programma kan zo’n beweging regionale en internationale steun van de arbeidersbeweging vinden in de strijd tegen rotte regimes en om een einde te maken aan het imperialisme en alle sectaire, reactionaire politici en milities. Het kan de basis vormen voor een democratische socialistische herorganisatie van de samenleving.

  • Amerikaanse strategie van luchtaanvallen tegen IS werkt niet

    Artikel door Tony Saunois

    Obama en zijn Westerse bondgenoten stelden dat luchtaanvallen op zich zouden volstaan om de opmars van de Islamitische Staat in Irak en Syrië te stoppen. De stad Kobanê houdt met moeite stand terwijl de troepen van IS in staat lijken om op te rukken. De waanzinnige reactionaire krachten van IS brengen verschrikking en slachtpartijen. De Amerikaanse luchtaanvallen hebben amper effect en kunnen de opmars van IS niet stoppen. Als IS al gestopt wordt, is het door de moedige en wanhopige strijd van de Koerdische bevolking in Kobanê.

    De politiek van luchtaanvallen faalt niet alleen in Syrië en Kobanê. De ontwikkelingen in Irak en zeker in de westelijke provincie Anbar tonen dat aan. Daar kent IS een sterke opmars. De provincie Anbar is goed voor bijna een kwart van het Iraakse grondgebied. Alle belangrijke steden, met uitzondering van Haditha en twee militaire bases in de buurt van Hit en Fallujah, zijn in handen van IS gevallen. Eens te meer stond het Iraakse leger hulpeloos en bood het amper verzet. Naar schatting zijn reeds 750.000 mensen uit de provincie op de vlucht geslagen. Het is een zoveelste humanitaire ramp in een lange rij die wel eindeloos lijkt.

    Anbar

    Mogelijk zullen de krachten van IS nu in een verder offensief gaan om het Soennitische westelijke gedeelte van Bagdad in te nemen. De provincie Anbar was het epicentrum van de Soennitische opstand tegen de Amerikaanse bezetting in 2003. De overwinningen van IS op dit ogenblik zijn niet alleen toe te schrijven aan de grote hoeveelheden zware wapens die buit werden gemaakt op het desintegrerende Iraakse leger. De snelle opmars in grote delen van Irak en Syrië is ook het gevolg van het feit dat de opstand van IS een veralgemeende Soennitische opstand is geworden.

    Het brutale antwoord van de Sjiitische milities, die wat terrein konden terugwinnen ten noorden en noordoosten van Bagdad, maakt geen onderscheid tussen IS-strijders en gewone Soennieten. Dit duwt steeds meer Soennieten in de armen van de IS, velen zien geen andere kracht die hen kan ‘verdedigen’. Sjiitische milities in Bagdad spreken openlijk over het verdrijven van Soennieten uit gemengde delen van de stad, zoals Diyala. IS slaagde er in om zich te baseren op de onderdrukking van de Soennitische bevolking onder de door het westen gevestigde regering van Maliki na de door de VS geleide bezetting in 2003.

    Deze crisis zal ongetwijfeld intenser worden in Irak of na een mogelijke val van Kobanê. Het Turkse regime van premier Erdorgan is bewust niet overgegaan tot een interventie tegen IS. Hij vreest de gevolgen van een overwinning van Koerdische krachten in Kobanê op de 15 miljoen Koerden in Turkije zelf. De strijd in Kobanê wordt grotendeels geleid door de Volksbeschermingseenheden (YPG), de milities van PYD, Syrische tak van de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) in Turkije. Het regime van Erdogan ziet liever een overwinning van IS op PYD dan omgekeerd.

    Geen vertrouwen in regionale leiders of in het imperialisme

    Er kan geen enkel vertrouwen gesteld worden in de regionale leiders of de westerse imperialisten om de crisis op te lossen in het belang van alle volkeren in de regio. Een westerse imperialistische interventie zal de ramp enkel groter maken. Een groot deel van de oorzaken voor het huidige bloedbad moet bij de westerse imperialistische interventies gezocht worden. Er kan ook geen vertrouwen gesteld worden in de Soennitische of Sjiitische elite en de heersers van landen uit de regio. Die worden in het conflict meegezogen en proberen er zelf voordeel uit te halen. Turkije wil zich versterken in de richting van Syrië om stilaan een nieuwe minimale versie van het Ottomaanse Rijk te vestigen.

    Obama sprak over het verzamelen van een coalitie van Soennitische machten zoals Saoedi-Arabië, Quatar en de Verenigde Arabische Emiraten om de IS te stoppen. De corrupte onderdrukkende heersende dynastieën in deze landen kunnen geen volledige steun aan IS geven, maar sommigen waren wel betrokken bij actieve steun aan IS en ze hebben allemaal hun eigen regionale belangen en een agenda die verschilt van die van Obama. IS een nederlaag toebrengen is voor hen geen prioriteit. Op korte termijn dient het hun belangen beter indien IS extra problemen bezorgt aan de regionale Sjiitische regimes.

    Eengemaakte massabeweging nodig

    Om de horror van IS en andere reactionaire sectaire krachten in de regio te stoppen, is er nood aan een eengemaakte beweging van Soennitische en Sjiitische Arabieren samen met de Koerden, Turken en andere volkeren. Om de reactionaire dreiging van een IS-slachtpartij in Kobanê en elders in Syrië en Irak te bestrijden, moeten er democratische comités opgebouwd worden om massale milities te vormen. Er moet gestreden worden om het wapenembargo vanuit Turkije te stoppen, zodat deze milities kunnen bewapend worden. In Turkije moeten comités van Turkse en Koerdische arbeiders opgezet worden om verenigd de strijd aan te gaan. Het opzetten van niet-sectaire comités van Soennieten en Sjiieten in Irak, samen ook met de Koerden in Irak, tegenover de sectaire krachten langs alle kanten is de weg vooruit. Deze comités zouden de basis kunnen vormen voor een regering van arbeiders, boeren en al wie door het kapitalisme en het imperialisme wordt uitgebuit. Een vrijwillige en gelijke socialistische federatie van staten zou democratische, nationale en etnische rechten voor alle volkeren in de regio garanderen.

  • Koerdistan. De strijd om Kobanê

    Regionale oorlog stelt nieuwe uitdagingen voor strijd voor Koerdische zelfbeschikking

    Dossier door Serge Jordan van het CWI

    Elke dag komen er meer verschrikkelijke berichten over de acties van de zogenaamde ‘Islamitische Staat’ (IS): onthoofdingen, kruisigingen, vrouwen die als slaaf opgeëist worden, bloedbaden onder minderheden en dodelijk geweld tegen zowat iedereen die ingaat tegen hun bijzonder sectaire agenda.

    De stad Kobanê in het noorden van Syrië (de Arabische naam van de stad is Ayn al-Arab) op amper enkele kilometers van de Turkse grens kent een voornamelijk Koerdische bevolking en is een van de drie Koerdische enclaves in het noorden en noordoosten van Syrië. De afgelopen twee jaar stond de stad onder controle van de Democratische Eenheidspartij (PYD), de Syrische tak van de Koerdische Arbeiderspartij (PKK). De drie Koerdische enclaves in het noorden van Syrië worden ook West Koerdistan genoemd of ‘Rojava’ in het Koerdisch.

    Twee weken geleden begon IS een groot gecoördineerd offensief op Kobanê waarbij het vanuit het oosten, het westen en het zuiden werd belegerd. De jihadisten beschikken over moderne en zware wapens, waaronder tanks. Een groot deel hiervan veroverden ze op het Iraakse leger in juni van dit jaar. De Koerdische milities van de YPG (Volksbeschermingseenheden, de gewapende eenheden verbonden aan PYD) zijn vooral bewapend met oude sovjet-geweren en automatische geweren.

    In de Koerdische dorpen rond Kobanê die door de opmars van de IS de afgelopen dagen werden ingenomen, zien we de verschrikkingen van de IS zoals willekeurige executies van dorpsbewoners. Er zijn verslagen die melding maken van meer dan 150.000 vluchtelingen, vooral Koerden die naar Turkije trokken. Dit is de grootste en snelste exodus van burgers sinds het begin van het Syrische conflict.

    De rol van Turkije

    Velen beschuldigen het Turkse regime onder leiding van de AKP (Partij voor rechtvaardigheid en ontwikkeling) van samenwerking met IS. Het samenvallen van de timing van dit grote offensief van IS in Kobanê en het vrijlaten van 49 Turkse gijzelaars leidde tot nieuwe verdenkingen van samenwerking tussen IS en de Turkse staat. Wat er ook van aan is, het is duidelijk dat de Turkse heersende klasse geen zelfverzekerde en politiek geradicaliseerde Koerdische bevolking aan zijn achterdeur wil.

    Er is in de praktijk een economisch embargo van Turkije tegenover Rojava. Het Duitse magazine Der Spiegel stelde dat Turkse veiligheidsagenten betrokken waren bij steun aan de aanvallen in 2012 op Syrische Koerden. Deze aanvallen werden uitgevoerd door het met al-Qaeda verbonden Nursa Front en het Vrije Syrische Leger.

    Koerdische activisten proberen de grens over te steken om Kobanê te verdedigen. Ze botsen daarbij op harde repressie van de Turkse politie. “Ik wilde naar Kobanê gaan om de IS te bestrijden voor die mijn volk afslacht, maar ik kan niet”, klaagde een 30-jarige Turkse Koerd in een interview. Maar toch raakten honderden ongewapende activisten over de grenshekkens om de belegerde stad ter hulp te schieten.

    De voorbije jaren moedigde het AKP-regime een toevloed van radicale islamitische strijders naar Syrië aan. Ze zagen er nuttige krachten in om tegen het regime van Bashar al Assad te strijden en tegelijk het Koerdische verzet in het noorden te ondermijnen. De Turkse staat wordt nu geconfronteerd met een monster van Frankenstein, de groei van IS in Syrië en Irak wordt door de Turkse staat steeds meer gezien als een bedreiging voor de interne veiligheid. De Turkse heersers zijn nog minder bereid om een door de PKK gecontroleerde regio in het noorden van Syrië toe te laten. Deze regio wordt door velen gezien als een symbool van het verzet van de Koerden, zeker onder de Koerdische bevolking in Turkije is dat het geval.

    De PKK en de Turkse regering bevinden zich sinds maart van vorig jaar in een ‘staat van geen conflict’ in Turkije. Dit is onderdeel van een onderhandeld ‘vredesproces’. De onzekere uitkomst van de ontwikkelingen in de regio kunnen dit instabiele proces bedreigen. Dit werd bevestigd door de recente verklaringen van PKK-leiders die erkennen dat ze moeite hebben om de eigen strijders kalm te houden. Ze dreigden zelfs om het vredesproces op te zeggen.

    Er kwam de afgelopen jaren dan wel een pakket aan democratische hervormingen voor de Koerden in Turkije, maar de economische en sociale marginalisering van de Koerdische bevolking gaat gewoon door. Velen zijn erg sceptisch over de beperkingen van de hervormingen. Zo was er een hervorming om Koerdisch taalonderwijs aan te bieden. Deze ‘hervorming’ heeft evenwel enkel betrekking op private scholen en niet op publieke scholen. Toen recent drie private scholen open gingen om jonge Koerden onderwijs in hun eigen taal aan te bieden, werd de politie ingezet met onder meer een waterkanon om deze “ongeoorloofde onderwijsinstelling” te stoppen.

    In een dergelijke gespannen situatie zijn er steeds meer confrontaties tussen de politie in activisten in het Koerdische zuidoosten van Turkije. Er is een sfeer van broeiende onrust. Een terugkeer naar een openlijk gewapend conflict tussen de PKK en het Turkse leger blijft op dit ogenblik onwaarschijnlijk, geen van beiden zou er voordeel uithalen, maar de gebeurtenissen kunnen een eigen logica aannemen. Vorige week werden de groeiende spanningen nogmaals benadrukt toen drie Turkse politieagenten werden vermoord in een confrontatie in de regio tussen de steden Diyarbakir en Bitlis.

    De PKK en het verzet tegen IS

    De zelfopoffering en ervaring inzake guerrillastrijd van heel wat strijders van PKK en PYD heeft in zowel het noorden van Irak als in en rond Rojava ongetwijfeld een belangrijke rol gespeeld in het bestrijden van IS. De vastberadenheid van heel wat strijders die met de PKK verbonden zijn werd nog versterkt door de relatief betere situatie voor de Koerdische bevolking in Rojava sinds het verdrijven van het Syrische regime uit deze buurt.

    Met meer dan 25 miljoen mensen vormen de Koerden de grootste staatloze natie in de wereld. De Koerden zijn verdeeld over vier verschillende nationale gebieden. Ze werden stelselmatig hun nationale en culturele identiteit ontzegd alsook democratische basisrechten. Ze werden vaak aan brutale repressie onderworpen. In die context en omringd door een oceaan van reactie, met dictatoriale regimes en jihadistisch geweld, werd door veel Koerden in de regio met trots gekeken naar de zogenaamde ‘bevrijde zones’ van Rojava waar de Koerden hun culturele en taalkundige rechten kunnen uitoefenen.

    De eenheden van de PKK kregen bovendien nog meer sympathie toen ze erin slaagden om een doorgang veilig te stellen zodat de Jezidi minderheid aan een dreigende genocide door de reactionaire IS-bendes in de bergen van Sinjar in het noorden van Irak kon ontsnappen. Ondanks het feit dat de ‘peshmerga’ (Koerdische militaire krachten verbonden aan de PKD en PUD, de corrupte en neoliberale partijen die de Koerdische autonome regio in het noorden van Irak controleren) over betere wapens beschikt, trok deze zich zonder strijden terug. De PKK kwam tussen en zorgde voor het grootste gevecht tegen IS dat de regio kende.

    Moeilijke evenwichtsoefening voor Turkse regime

    Deze ontwikkelingen hebben de Turkse staat in een steeds minder comfortabele positie gebracht en er is een groeiend dilemma. De PKK en PYD worden door een laag van Turkse arbeiders en jongeren gezien als een actieve kracht in de strijd tegen IS. Tegelijk is er op gewezen dat de heersende AKP de groei van IS op verschillende manieren heeft aangemoedigd. Dit zet de geloofwaardigheid en het buitenlandse beleid van het land eens te meer onder zware druk. Als lid van de NAVO staat Turkije onder druk van het VS-imperialisme om een actievere rol te spelen in de coalitie tegen IS. Op een VN-bijeenkomst in New York bleek een bocht in de benadering van de Turkse president Erdogan. Voorheen was Turkije terughoudend om de VS te ondersteunen, maar nu bood Erdogan “zowel militaire als politieke steun” aan de VS-acties aan. Dat kan erop wijzen dat Turkije in de anti-IS coalitie een nieuw middel ziet om het Koerdische verzet op een andere wijze aan te pakken.

    Op 2 oktober stemde het Turkse parlement een motie over de rol van Turkije in de coalitie, met de mogelijkheid van het inzetten van troepen in Syrië en Irak in het geval van een “bedreiging van de nationale veiligheid”. Buitenlandse troepen krijgen ook toelating om via Turkije te gaan. Een van de projecten van Erdogan is de vestiging van een bufferzone in Syrië en dit langs de Turkse grens. Het zou het regime toelaten om de enorme toevloed van Syrische vluchtelingen naar Turkije te beperken. Het zou ook de Koerdische enclaves verder isoleren en in een wurggreep brengen.

    Een concreter engagement van het Turkse leger in de strijd tegen IS, zoals toelaten dat de militaire bases gebruikt worden voor Amerikaanse luchtaanvallen of het inzetten van Turkse grondtroepen in Syrië of Irak, zou Turkije blootstellen aan de mogelijkheid van terroristische wraakacties van IS in Turkije. De Turkse bevolking zou eens te meer een hoge prijs betalen voor de buitenlandse avonturen van de heersende elite.

    De strijd om Kobanê en Rojava te verdedigen

    In de confrontatie tussen de bevolking van Kobanê en Rojava aan de ene kant en de Islamitische Staat aan de andere kant, kijken socialisten niet gewoon toe vanuit een neutrale positie. Het resultaat van deze strijd is van groot belang voor het lot van de massa’s in de regio.

    De bedreigde stad Kobanê is geografisch volledig omsingeld en kwetsbaar voor aanvallen. Maar het is ook een erg strategische stad. Als de IS dit gebied verovert, kan het leiden tot een grootschalig bloedbad onder Koerden die door IS gezien worden als seculieren die fysiek moeten uitgeroeid worden. Honderdduizenden Koerden zouden verdreven worden van de grond waar ze duizenden jaren leefden. Het zou IS bovendien gemakkelijke toegang geven tot de Turkse grens en het noordwesten van Irak.

    Het CWI verdedigt het recht van de Koerdische bevolking op gewapend verzet en het recht om zichzelf, hun dorpen, buurten en gezinnen te verdedigen tegen de slachtpartijen van IS – maar ook tegen andere sectaire krachten of staatsterreur. Tegenover de dreiging van brutale reactie is er nood aan een massaal georganiseerde en democratische gecontroleerde gewapende mobilisatie van Koerdische arbeiders en arme boeren om de opmars van IS te stoppen.

    Daartoe erkennen socialisten het recht van de Koerdische bevolking om wapens aan te schaffen om zich te verdedigen. Om het recht op zelfbeschikking voor de Koerden op een betekenisvolle en oprechte wijze te bekomen, is het belangrijk om te waarschuwen tegen de pogingen van het imperialisme en de lokale heersende elites om het lot van de Koerden te misbruiken voor hun eigen doeleinden. Het is geen geheim dat de Westerse imperialistische machten in het verleden wapens leverden aan religieus sectaire krachten als hen dit goed uitkwam vanuit hun belangen. Toen de wapens tegen de imperialistische krachten werden ingezet, probeerden die de oppositie te bewapenen. Ze doen dit niet om de krachten die ingaan tegen repressie te versterken, maar om zelf de controle op de grondstoffen en middelen van de regio te heroveren. Er mogen geen illusies gesteld worden in de rol van het Westerse imperialisme die enkel voor verdere religieuze sectaire verdeeldheid zal zorgen.

    Geen imperialistische interventie!

    De zogenaamde ‘humanitaire’ motieven van het westen om militair tussen te komen, zijn een oud en vaak gebruikt excuus om de sinistere berekeningen van het imperialisme te verbergen. Het lot van de Koerden biedt de westerse machten een nieuw cynisch argument om een militaire actie in het Midden-Oosten te rechtvaardigen. De bedreiging van de bevolking van Benghazi werd drie jaar geleden gebruikt als rechtvaardiging voor de bombardementen op Libië. In Syrië zijn de jihadisten al minstens twee jaar bloedbaden aan het aanrichten. De westerse regeringen en media zwegen hierover.

    De geschiedenis van het Koerdische volk heeft meermaals aangetoond dat de imperialistische machten en kapitalistische elite geen vrienden van de strijd voor nationale bevrijding zijn. Toen het regime van Saddam Hoessein massaal overging tot het vermoorden van Koerden, onder meer met een dodelijke vergassing van 5000 mensen in het dorp Halabja in 1988, werd door de zogenaamde ‘internationale gemeenschap’ niets ondernomen.

    Door meer wapens binnen te brengen hopen de westerse regeringen een grotere invloed te verwerven en hun politieke agenda te kunnen opleggen. Daarmee willen ze meteen ook vermijden dat hun systeem in vraag wordt gesteld of dat hun belangen geschaad worden. In deze machtsstrijd zullen de meer linkse elementen even goed aan de kant geschoven worden door de fracties die de belangen van het VS-imperialisme en zijn bondgenoten het beste dienen.

    Dat is waarom de beslissing van de Deense aanhangers van het Verenigd Secretariaat van de Vierde Internationale (VSVI, in ons land SAP) om in het parlement voor het sturen van een Hercules-vliegtuig vol wapens en munitie voor de Koerdische regionale regering in Irak – een rechtse regering die erg volgzaam is tegenover de imperialistische belangen – gevaarlijk en verkeerd is.

    De leiders van de PKK en PYD geven regelmatig kritiek op de agenda van het imperialisme in de regio, maar lijken ook betere banden met westerse machten te willen uitbouwen. Sommige verslagen hebben het over vertegenwoordigers van PYD (dat in tegenstelling tot de PKK niet verboden is in de EU en VS) naar Londen zijn gereisd om met het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken te spreken. Een aantal kapitalistische politici en commentatoren stellen dat de PKK wel eens van de Europese en Amerikaanse lijsten van terroristische organisaties kan gehaald worden. Dat is een uitdrukking van het feit dat de strijd van de PKK tegen de jihadisten heeft bijgedragen aan een grotere populariteit, vooral maar niet alleen onder de Koerdische gemeenschap. Tegelijk wijzen deze en andere ontwikkelingen er ook op dat delen van de westerse heersende klassen flirten met het idee om minstens tijdelijk de relaties met de PKK te normaliseren, enkel om de eigen cynische doeleinden te dienen.

    De geschiedenis van de Koerdische bevolking is er een van verzet. Maar het is ook een geschiedenis van verraad door verschillende Koerdische leiders die akkoorden met het imperialisme sloten om er persoonlijk voordeel uit te halen. Dat zien we met voorbeelden als Masoud Barzani, de corrupte president van de Koerdische Regionale regering in het zuiden van Koerdistan (noord Irak). Zijn project van Koerdisch zelfbeheer is niets anders dan het uitbouwen van een staat die grotendeels afhankelijk is van de regionale en imperialistische machten. De economie is gericht op het verrijken van een kleine Koerdische elite, grote Turkse bedrijven en multinationals.

    Een oplossing voor de Koerdische strijd die uitgaat van politieke steun van het westerse imperialisme moet verworpen worden. Het leveren van wapens kan enkel aanvaard worden op basis van een verwerping van ‘voorwaarden’ die van buitenaf worden opgelegd en die ingaan tegen de belangen van de Koerdische massa’s. De leiders die in naam van de Koerdische gemeenschap spreken moeten bovendien verantwoording afleggen voor hun woorden en daden, er mag geen sprake zijn van geheime achterkamerakkoorden met imperialisten en kapitalistische leiders.

    Het opzetten van democratisch verkozen niet sectaire verdedigingscomités in alle Koerdische gebieden, wijken, steden en dorpen is van groot belang. Het zou de massa’s toelaten om een actieve rol te spelen in het verzet tegen IS, maar ook om democratisch te beslissen over welke acties ondernomen worden, waaronder beslissingen over de bevoorrading, het gebruik en de verdeling van wapens. Hierdoor zouden geheime akkoorden waarbij iedere stap vooruit in de strijd op de helling wordt gezet vermeden kunnen worden.

    In een situatie van toenemende wanhoop en angst zijn de herhaalde oproepen aan het westen om ‘tussen te komen’ begrijpelijk. Maar toch dreigen deze de strijd voor de bevrijding die zoveel Koerden willen op de helling te zetten. De luchtaanvallen tegen IS-doelwitten hebben de situatie van de Koerden niet verbeterd, maar enkel verergerd. Tientallen burgers in door Soennieten gedomineerde zones werden vermoord, wat nieuwe recruten in de armen van de IS duwt. De inwoners van Kobanê klagen aan dat deze bombardementen sommige IS-strijders misschien wel verjagen uit hun bastions, maar dan enkel om hen verder in Koerdisch gebied te brengen.

    Terwijl we de legitimiteit van het gewapend verzet tegen IS ten volle erkennen, moeten we tegelijk ook eisen dat alle aspecten van het verzet democratisch van onderuit gecontroleerd worden.

    De zelfbestuurde gebieden van Rojava

    Er zijn verslagen die aangeven dat er in Rojava stappen gezet worden naar een meer democratisch beslissingsproces. Dat is vooral het geval bij het organiseren van vrouwen in de strijd voor hun rechten en om een grotere maatschappelijke rol te spelen, ook op het militaire front. Een derde van de YPG-milities bestaat uit vrouwen. Dit is opmerkelijk in de regio, zeker in vergelijking met de bijzonder reactionaire agenda van vrouwenonderdrukking die door de IS en andere rechtse religieuze krachten wordt verdedigd.

    Jammer genoeg wijzen verslagen van sommige mensenrechtenorganisaties ook op trends in de methoden van PYD waar socialisten sterke kritiek op hebben. Zo wordt overgegaan tot het ontvoeren van journalisten die kritisch staan tegenover de PYD. Die partij staat er op dat alle politieke organisaties de leidinggevende rol van PYD erkennen. De partijleiders gaan er van uit dat iedereen aanneemt dat zij de leiders zijn en dat zonder democratisch debat en discussie van onderuit . Ondanks de brede steun wijst dit op de bureaucratische top-down methode van de leiders van PYD en PKK, een methode waar socialisten zich tegen verzetten.

    Het project van de leiding van de PKK en PYD bestaat uit wat ze ‘democratisch confederalisme’ noemen, gebaseerd op zelfbeheerde raden en bijeenkomsten. Dergelijke raden kunnen potentieel een centrale rol spelen in het aanmoedigen van een actieve en democratische betrokkenheid van brede lagen van de bevolking, de arbeiders, arme boeren, vrouwen en jongeren, niet alleen bij de onmiddellijke taken van het verdedigen van het gebied tegen de reactie van IS, maar ook in de revolutionaire omvorming van de samenleving. Daartoe moeten deze raden wel beslissingen kunnen nemen en met elkaar verbonden zijn op lokaal, regionaal en breder niveau. Het is belangrijk dat alle raden gevormd worden op basis van systematische verkiezingen van afgevaardigden die permanent afzetbaar zijn en met het recht voor alle politieke partijen om hun standpunten en programma’s democratisch te verdedigen. Er is nood aan een systeem van democratische arbeiderscontrole en –beheer, niet gewoon aan organen die de beslissingen van de PYD-leiding naar beneden toe doorgeven. Dat was ook een probleem in het geval van de Cubaanse revolutie of recent onder Hugo Chavez in Venezuela.

    De “Grondwet van Rojava” is gericht op het vestigen van een “sociaal contract” om de autonome gebieden te beheren, het recht op werk, sociale zekerheid, gezondheidszorg, huisvesting,… Over de economische basis waarop dergelijke eisen kunnen gerealiseerd worden blijft de tekst echter bijzonder vaag. Er wordt wel verwezen naar ‘socialisme’, maar dit wordt gezien als iets voor de verre toekomst en ondertussen zullen de politieke organisaties die de regio beheren binnen het kapitalisme werken.

    Dat is waarom het belangrijk is om Kobanê en Rojava als geheel te verdedigen tegen de brutaliteit van IS, staatsrepressie en imperialistische inmenging. De positieve verworvenheden die gevestigd werden moeten behouden blijven en gekoppeld aan een strijd voor een bredere politieke strategie waarmee een oplossing op langere termijn mogelijk is voor de onderdrukking en marginalisering van de Koerdische bevolking in Rojava en andere delen van Koerdistan.

    Voor arbeiderseenheid en solidariteit

    De PKK en PYD beweren dat ze de enige politieke krachten in het militaire conflict zijn die zich niet baseren op religieuze sectaire grenzen. Dit vindt een zekere steun, wat meteen duidelijk maakt dat een klassenoproep over sectaire en nationale verschillen heen een krachtige hefboom kan zijn om arbeiders, armen en onderdrukten van verschillende gemeenschappen en godsdiensten in de hele regio te bereiken. Niet enkel de Koerden maar ook miljoenen Iraakse, Iraanse en Turkse arbeiders, boeren en werklozen worden het recht op een waardig leven zonder armoede en geweld ontzegd.

    Er moeten garanties voor alle minderheden in de Koerdische zones geboden worden, voor de Assyriërs, Arabieren, Turkmenen,… De kracht en leefbaarheid van het Koerdische verzet in Rojava zal afhangen van de bredere mobilisatie en steun die ze kan krijgen van arbeiders, armen en jongeren doorheen de wereld en van de geografische uitbreiding en versterking van de meest progressieve kenmerken van dit verzet.

    Het protest van de vakbonden KESK (confederatie van personeel uit de publieke sector) en TMMOB (vakbond van Turkse ingenieurs en architecten) in solidariteit met de strijd in Kobanê en tegen de medeplichtigheid van de AKP-regering met de IS-acties, is een klein voorbeeld van wat de linkerzijde en de vakbonden op grotere schaal kunnen doen. Met name de uitbouw van internationale solidariteit en arbeiderseenheid voor de Koerdische strijd voor zelfbeschikking.

    De AKP wil het geweld tegen de Syrische Koerden opvoeren, deels om de aandacht van de binnenlandse problemen af te wenden. Dat is waarom de belangrijke mobilisaties om het Koerdische verzet te ondersteunen moeten verbonden worden met de opbouw van een massastrijd van alle werkenden, armen en al wie door het kapitalisme wordt uitgebuit, zowel Turken als Koerden, en dus tegen de neoliberale en autoritaire agenda van de Turkse heersende klasse. Dit zou een sterke alternatieve weg vormen voor de Koerdische activisten in Turkije die mogelijk hun heil kunnen zoeken in een terugkeer naar het doodlopende straatje van individuele bomaanslagen en schietpartijen om het lot van de Koerden onder de aandacht te brengen.

    Voor socialisme

    Als het consistent wordt gedaan door de arbeidersorganisaties, de linkerzijde en de Koerdische groepen in de regio en op internationaal vlak, dan zou een klassenbenadering bijdragen aan de heropbouw van een massale en verenigde beweging van arbeiders en werkenden, niet alleen in Turkije maar in de volledige regio. Het zou een uitvalsbasis vormen om de dominante en dreigende tendens van steeds meer sectair bloedvergieten en oorlog te doorbreken.

    Een dergelijke strijd moet gewapend worden met een revolutionair socialistisch programma om de enorme middelen in de regio onder publiek bezit en arbeiderscontrole te plaatsen. Dat zou de basis vormen om de veelzijdige crisis te beginnen oplossen door de economie democratisch te plannen zodat er degelijke infrastructuur, werkgelegenheid en levensstandaarden zijn.

    Een antwoord van de internationale arbeidersbeweging op de crisis in Kobanê en Rojava is des te belangrijker omdat de Koerdische enclaves wel enkele olievelden hebben, maar geen fabrieken en een numeriek erg zwakke arbeidersklasse. Dat maakt het onmogelijk om een lange tijd geïsoleerd te blijven of om een volledig ontwikkelde socialistische samenleving uit te bouwen.

    Enkel een revolutionair en internationalistisch programma dat de strijd tegen kapitalisme, grootgrondbezit en religieus sektarisme verbindt met de strijd voor gelijke democratische, culturele en religieuze rechten voor alle gemeenschappen en minderheden, kan het diepgaande gevoel van vervreemding onder miljoenen mensen in de regio aanpakken en het omvormen tot een gemeenschappelijke positieve kijk gericht op een verandering van de samenleving ten voordele van iedereen. Een dergelijk programma samen met het opbouwen van multi-etnische en religie-overschrijdende krachten gebaseerd op de arbeidersklasse en de onderdrukten, kan een einde stellen aan de voedingsbodem voor fundamentalistische groepen zoals de IS. Alleszins zou het veel efficiënter zijn dan wat gelijk welke hoeveelheid imperialistische bommen ooit kan doen.

    Het CWI staat voor een vrijwillige socialistische en democratische confederatie van het Midden-Oosten gebaseerd op een planmatige inzet van de bestaande middelen en op het recht op zelfbeschikking voor alle nationaliteiten met garanties voor de rechten van alle minderheden binnen alle staten. In een dergelijk kader kunnen alle Koerden in elk deel van Koerdistan vrij en democratisch beslissen over hun toekomst en het karakter van de staat waarin ze willen leven. Het kan het begin van een uitweg uit de nachtmerrie van het kapitalisme en het imperialisme in de regio betekenen.

  • Kapitalistisch bloedbad in Irak en Syrië

    Analyse door Georg Maier, SLP (onze Oostenrijkse zusterpartij)

    kirkoekDe huidige situatie in Irak is niet alleen het gevolg van de invasie onder leiding van de VS in 2003 maar het weerspiegelt ook de bloedige erfenis van de Wereldoorlog die 100 jaar geleden begon. Toen ISIS (Islamitische Staat in Irak en Levant) de grens tussen Syrië en Irak overstak, beweerde het dat de “schande van Sykes-Picot” ongedaan werd gemaakt en een ‘Islamitische Staat’ (IS) werd opgericht. Het akkoord van Sykes-Picot bezegelde in 1916 de verdeling van de regio tussen Frankrijk en Groot-Brittannië.

    Delen van de eerdere analyses van de marxisten werden bevestigd, ook al is ISIS een erg reactionaire kracht. Het CWI stelde in 2003 dat de invasie zou leiden tot een ineenstorting in Irak met een mogelijke opdeling van het land in diverse nieuwe staatjes. Ook zien we een bevestiging van de voorspelling van de Communistische Internationale in 1920 toen die stelde dat de toen door het imperialisme getrokken grenzen in de regio uiteindelijk onder vuur zouden komen te liggen.

    De revoluties van 2011 in het Midden-Oosten en Noord-Afrika hebben niet alleen een nieuw tijdperk van arbeidersprotest geopend, maar het leidde ook tot een strijd over de herverdeling van rijkdom en grondstoffen tussen de verschillende kapitalistische elites. De revolutie zit momenteel vast in de meeste landen, waardoor er ruimte is voor andere krachten. Een van de meest opmerkelijke krachten daarbij is de IS dat uit delen van Syrië verdreven was door rivaliserende fracties en nu de aandacht op Irak vestigt.

    In Irak zorgde de IS voor de stoottroepen die een einde maakten aan het evenwicht tussen de sjiitische regering van voormalige premier Nuri al-Maliki en de soennitische Arabische krachten. Het is niet alleen IS dat het centrum en noorden van Irak heeft veroverd. De groep werd gesteund door een bijzonder instabiele en reeds verbrokkelende coalitie van diverse soennitische groepen en milities, waaronder ook voormalige aanhangers van Saddam Hoessein en zijn Baath-partij  of lokale stammenkrachten. Maar IS is de best georganiseerde en meest efficiënte kracht. Het conflict tussen de soennitische fracties en de Irakese regering is al langer bezig en wordt vooral veroorzaakt door het repressieve beleid van het regime en het anti-Soennitische economische beleid. Begin dit jaar verloor het leger al de controle over Falluja en een reeks andere steden en dorpen in de zogenaamde ‘soennitische driehoek’. Er is een langdurige burgeroorlog die nu op een nieuw niveau terechtkomt door de betrokkenheid van de IS, wat het uitzicht van de regio kan veranderen.

    Als we naar de huidige situatie in Irak kijken of naar gelijk welke belangrijke ontwikkeling in de regio, zijn niet alleen de politieke en militaire aspecten van belang maar ook de economische dynamiek.

    Door winst gedreven oorlog

    Zoals de New York Times schreef, staat IS vooraan in de ontwikkeling van iets wat kan bestempeld worden als de ‘commercialisering van islamistische terreur’. Het is volgens de Financial Times in essentie een “multinationaal bedrijf dat terreur als product verkoopt”.

    Een aanzienlijk aandeel van de financiële activiteit van jihadistische groepen zoals ISIS of Boko Haram kan samengevat worden door wat de Duitse dramaschrijver Schiller stelt: “Oorlog voedt oorlog”. ISIS ging een stap verder. Dit bleek uit de jaarlijkse zakencijfers van de groep. Het laatste rapport telde 400 pagina’s, werd in hoge kwaliteit gedrukt en had betrekking op het ‘zakenjaar’ november 2012 tot november 2013. Het rapport werd onder verschillende investeerders verspreid. Het rapport brengt een gedetailleerd overzicht van het aantal aanvallen, de wapenvoorraad,… waarbij de cijfers volgens andere rapporten niet overdreven zijn en bevestigd worden. De rapporten moeten de investeerders informatie bieden en tegelijk nieuwe investeerders aantrekken, er wordt vooral gemikt op rijke zakenlui uit de dictatoriale oliemachten aan de Golf.

    Er moet op de dubbelzinnige positie van de Saoedische elite tegenover ISIS gewezen worden. Enerzijds zien ze de groep als een soennitische kracht die nuttig is in het bestrijden van de sjiiitische (lees: Iraanse) invloed. Maar anderzijds is er ook angst voor ISIS. Niet omwille van de barbarij van de groep die honderden gevangenen vermoordt, hen live voor de camera kruisigt of andere dergelijke toestanden. Maar wel omdat het een bedreiging vormt voor het Saoedische regime en de olie-elite in de regio. Net zoals eerder bij Osama bin Laden het geval was, stelde ook de IS dat het koningshuis van al-Saoed ‘verraders’ zijn die moeten omvergeworpen worden.

    Daarnaast is er een zeker element van sociale kritiek en wanhoop in de politieke praktijk van IS en de economische situatie van armoede waarop het groot kan worden. De rangen van ISIS bestaan vooral uit jonge, wanhopige, radicaliserende mannen die vaak geen rechten hebben en onderdrukking aan de lijve ondervinden. Vervreemd van de bestaande samenleving en bij gebrek aan perspectieven, komen ze met hun woede tegenover de vervolgingen van soennieten bij de IS terecht als instrument om de strijd te voeren. Ze worden in een reactionaire revolte meegetrokken, want dat is wat de IS betekent, maar mogelijk kan deze woede en frustratie zich ook keren tegen de machtige elite in de Golf. Door IS en gelijkaardige groepen te financieren hopen delen van de elite uit de regio dat ze de groep voldoende afgekocht hebben en er tegelijk gebruik van kunnen maken om vijanden te verzwakken.

    De elite in de Golf waren in zekere zin diegenen die voor de financiering van de opstart zorgden. Ze verwachten nu resultaten, zoals ook blijkt uit het zakenrapport van de groep. Door op deze middelen verder te bouwen heeft IS een relatief stabiel economisch model gevestigd, vooral gebaseerd op plunderingen en oliesmokkel. Na de verovering van Mosoel plunderden IS-krachten de regionale vestiging van de centrale bank waarbij voor ongeveer 435 miljoen dollar werd buit gemaakt. De verkoop van archeologische vondsten uit Syrië die op de Westerse markt worden aangeboden, leverde de groep ongeveer 36 miljoen dollar op. In de olierijke regio die de IS controleert, kon deze organisatie gezien de omstandigheden een relatief stabiele olie-economie vestigen waarbij het oosten van Syrië van olie uit Irak wordt voorzien. De oliehandel in Syrië wordt gecontroleerd door het regime. Er is sprake van een vorm van informeel contact waarbij de IS olie voorziet, het regime dit doorverkoopt en de winsten worden gedeeld. IS zou goed zijn voor een nettovermogen van meer dan twee miljard dollar.

    Dat is de financiële basis waarop IS is opgebouwd. De erg winstgevende handel maakt het mogelijk om huurlingen aan te werven en de rangen aan te vullen met nieuwe strijders. De economische situatie in de regio zorgt ervoor dat een groeiend aantal jongeren geen uitweg uit de honger en de wanhoop ziet. Dat maakt dat strijden voor de IS door sommigen als een oplossing wordt gezien. Het Duitse magazine Der Spiegel bracht een interview met een jong militielid van IS. Hij kwam uit een conservatieve, wanhopige en erg arme buurt in Istanboel (Turkije). Zonder perspectief op werk of een toekomst, besloot hij de rangen van ISIS te vervoegen waar hij nu 400 dollar per maand verdient. Er zijn verslagen dat IS recruteringscampagnes voert waarbij jonge mannen 10.000 dollar beloofd wordt voor hun huwelijksfeest en een BMW X5 als bonus bovenop het normale loon dat ze krijgen als ze voor IS strijden.

    De impact van religieuze fanatici of de religieuze, nationale en andere verdeeldheid in Syrië en Irak moet niet onderschat worden. Maar tegelijk moet er rekening mee gehouden worden dat minstens een van de belangrijkste krachten op het terrein een door winst gedreven kapitalistisch bedrijf is, of toch minstens zo handelt. De militaire activiteit is gericht op directe private accumulatie en leidt tot een nieuwe dynamiek in het regionale conflict. Dit is des te belangrijker omdat er grote westerse en Iraanse belangen op het spel staan. De Iraanse al-Quds-brigades die momenteel in Irak actief zijn, vormen niet alleen een sjiiitische kracht die de soennieten bekampen in een strijd om politieke controle, ze bezitten ook de grootste bedrijven en controleren grote investeringen in Iran die bedreigd zijn door de IS.

    IS en de economische positie van de groep is nauw verbonden met het regionale kapitalisme en in zekere zin is het een belangrijk element van het regionale kapitalisme geworden. De opkomst van de groep is een gevolg van de wereldwijde en regionale structurele en acute economische crisis. De IS vertegenwoordigt niet alleen een nieuwe vorm van rechtse politieke islam, maar ook een nieuwe vorm van kapitaalaccumulatie die niet alleen op primitieve archaïsche vorm (zoals met plunderingen) tewerk gaat, maar ook als een kapitalistisch bedrijf.

    Perspectieven voor Koerdische onafhankelijkheid

    Het opbreken van Irak biedt de grootste kans voor de vorming van een formeel onafhankelijke Koerdische staat sinds lange tijd. Peshmerga-krachten gebruikten het korte militaire vacuüm tijdens de opmars van IS in Irak om Kirkoek te veroveren, de olierijke stad die al lange tijd betwist gebied is tussen Koerden en Arabieren. De Koerdische autoriteiten kondigden een referendum aan over totale onafhankelijkheid.

    Het westerse imperialisme geeft momenteel heel wat steun aan de Koerdische autoriteiten omdat die op het terrein de enige kracht lijken te zijn die de IS bestrijden. De Peshmerga zijn slecht bewapend maar hebben banden met de partijen die de autonome Koerdische regio in Irak controleren en vooral de PYD, dat in de Koerdische gebieden van Syrië gebaseerd is en banden heeft met de PKK. Ze lijken de opmars van de IS gestopt te hebben. Dit heeft de dreiging van een massamoord op de Jezidi-minderheid voorlopig afgewend. De strijd van de Koerdische krachten tegen de IS moet gesteund worden, maar er zitten duidelijk gevaren in de huidige situatie, zeker door de rol van het imperialisme en de dreiging van dieper wordende nationale en religieuze verdeeldheid.

    Krachten als de IS kunnen geïsoleerd worden door hun basis onder de soennitische bevolking te ondermijnen. Daartoe moeten de soennitische massa’s evenwel een perspectief hebben op een toekomst zonder onderdrukking en met een beter leven. De elkaar bekampende elites, zowel soennieten, sjiieten als Koerden, kunnen dat niet aanbieden. Het is enkel mogelijk door te bouwen aan een beweging die de werkende bevolking en de armen in de regio verenigt in een strijd tegen vervolging, voor de verdediging van democratische rechten en voor een breuk met het kapitalisme.

    Momenteel zijn er geen significante krachten in de regio die voor een dergelijk programma staan. Er is het gevaar dat het westerse imperialisme een semi-onafhankelijke Koerdische staat zal gebruiken als nieuwe uitvalbasis, als een voet tussen de deur in de regio. De huidige Amerikaanse luchtaanvallen hebben niet alleen tot doel om de opmars van de IS te stoppen en bloedbaden te voorkomen, maar ook om het Amerikaanse leger als significante kracht in de regio opnieuw te vestigen en invloed te krijgen op de gebeurtenissen (door de Koerden afhankelijk te maken van de Amerikaanse belangen en interventie). Dit werd al besproken voor de opmars van de IS en het werd geïllustreerd door de Israëlische premier Netanyahu die zich uitsprak voor het idee van een onafhankelijke Koerdische staat, een uitspraak die gesteund werd door tal van Amerikaanse politici.  Dit gebeurt in de context van een wanhopige zoektocht van de VS naar nieuwe bondgenoten in de regio. Washington vormt een informele coalitie met het Iraanse regime om de door sjiiiten gedomineerde regering in Irak te verdedigen. Dit is een erg instabiele alliantie die ongetwijfeld niet lang kan standhouden.

    Wij verdedigen het recht van de Koerden – en alle andere groepen die zichzelf als een natie zien – op zelfbeschikking, maar we waarschuwen tegelijk voor illusies in een onafhankelijk Koerdistan. Indien dit zich realiseert, dreigt het net zoals de huidige autonome regio sterk afhankelijk te zijn van het Turkse en westerse imperialisme. De autonome regio in Iraaks Koerdistan wordt in de praktijk bestuurd door twee rivaliserende maffiagroepen, de Baraznis en de Talabanis. Die hebben elk hun eigen partij (KDP en PUK), eigen banken, eigen bouw- en investeringsbedrijven, milities,…

    Tegelijk hebben de Koerden in de regio en in de diaspora hoge verwachtingen van een onafhankelijke staat. Dat is begrijpelijk aangezien de Koerden al bijna 100 jaar onderdrukt en vervolgd worden in de regio. Als er een Koerdische staat komt, zullen de nationale wittebroodsweken echter van korte duur zijn. In Syrië waren er al confrontaties tussen de krachten van de PYD (PKK) en de troepen van Barzani en/of Talabani. In het verleden hebben de Koerdische autoriteiten in het noorden van Irak het Turkse leger meermaals toegelaten om de grens over te steken in operaties tegen de PKK.

    Als de werkende massa’s van de verschillende etnische en religieuze groepen er niet in slagen om zich te organiseren en de strijd aan te gaan, dan dreigt het imperialistische en sectaire geweld gewoon door te gaan. Door imperialisten getekende grenzen zullen in de huidige onrust verdwijnen. Maar als ze niet veranderd worden door de arbeidersklasse, dan zullen ze enkel plaats maken voor nieuwe sectaire grenzen die met het bloed van de massa’s getrokken worden.

  • Irak. Enkel eengemaakte actie kan sectaire oorlog stoppen

    Artikel door Robert Bechert, CWI.

    Miljoenen mensen doorheen de wereld waren geschokt door de snelle opmars van de extreme religieuze fundamentalisten van de Islamitische Staat in Irak en Levant (ISIS) die nu de oprichting van een ‘kalifaat’ hebben aangekondigd in de vorm van de ‘Islamitische Staat’.

    De meeste ‘verslagen’ uit deze oorlogszone moeten met de nodige omzichtigheid bekeken worden. De sectaire brutaliteiten van ISIS tegenover tegenstanders en andere religies staat buiten twijfel, zelfs de eigen propagandavideo’s van ISIS tonen dit. Ondanks hun oppositie tegen de grote imperialistische machten en populistische afkeer tegenover elementen van het kapitalisme, is ISIS op geen enkele wijze progressief en staat het niet voor het einde van uitbuiting en onderdrukking. De methoden van ISIS omvatten een dictatoriaal optreden dat soms aan fascisme doet denken waarbij al wie hun versie van de islam en hun grote leider, omgedoopt tot Kalif Ibrahim, niet volgt hardhandig wordt aangepakt. ISIS staat voor een zelfde bloedige methode als vorige religieuze fundamentalisten zoals de katholieke kruisvaarders die moslims, joden en orthodoxe christenen afslachtten in hun opmars doorheen het Midden-Oosten in de Middeleeuwen of de strijders in de Dertigjarige Oorlog in Europa in de 17de eeuw.

    De snelle opmars van ISIS bedreigt niet enkel diegenen die de heerschappij van deze groep niet aanvaarden of wie een andere religie volgt, het vormt ook een bedreiging voor de westerse imperialistische machten. ISIS dreigt niet alleen de staten op te breken die tot stand kwamen door het Sykes-Picot akkoord uit 1916 tussen Groot-Brittannië en Frankrijk, maar het vormt ook een harde slag voor de neo-conservatieve strategie van Bush en Blair na de aanslagen van 11 september 2011. De positie van het westerse imperialisme in het Midden-Oosten en daarbuiten kan ondermijnd raken.

    Het Westen zoekt wanhopig naar een antwoord op ISIS en probeert tegelijk minstens een beperkt propagandavoordeel uit de opmars van ISIS te halen. De Westerse leiders proberen zich voor te doen als de humanitaire verdedigers van de onderdrukten. Daarmee wordt een poging ondernomen om de eigen giftige erfenis van de invasie in Irak in 2003 aan de kant te schuiven.

    Dat is evenwel niet mogelijk. De opmars van ISIS is een nederlaag voor het beleid dat voorheen werd gevoerd door de VS en Groot-Brittannië en dat gesteund werd door de grote partijen in beide landen – zowel de Republikeinen als de Democraten in de VS en zowel Labour als de Conservatieven in Groot-Brittannië.

    Ten tijde van de invasie in Irak waarschuwden wij dat deze imperialistische interventie zou leiden tot het opbreken van Irak in verschillende rivaliserende etnische en religieuze entiteiten. We stelden dit niet omdat we de dictatuur van Saddam steunden, maar wel omdat de enige progressieve kracht die Saddam kom omverwerpen bestond uit de Irakese arbeiders en armen. We waarschuwden dat Irak bij afwezigheid van zo’n massabeweging die breekt met het kapitalisme en het imperialisme de neiging zou kennen om opgebroken te worden in verschillende etnische of op religie gebaseerde entiteiten onder leiding van nieuwe lokale mini-Saddams.

    Dit argument werd destijds door Tony Blair, de propagandist voor de invasie, zonder meer afgedaan als niet correct. Hij probeerde het imperialistische avontuur te rechtvaardigen met het argument dat enkel een militaire interventie de dictatuur van Saddam kon opzijschuiven. De revoluties in Tunesië en Egypte in 2011 toonden aan dat dit argument verkeerd was. In die gevallen was het massale actie die de dictaturen omver wierp. Maar Tony Blair had nooit een probleem met dictators, enkel met dictators die het niet eens met hem waren. Hij werkt vandaag zonder problemen samen met de nieuwe Egyptische would-be dictator Sisi en Blair wordt zelfs betaald voor het advies dat hij geeft.

    John McCain op bezoek bij ISIS.
    John McCain op bezoek bij ISIS.

    Nu probeert Blair het voor te stellen alsof ISIS is kunnen groeien omdat het Westen geen militaire steun gaf aan de oppositie in Syrië. Maar ISIS heeft zich in Irak bewapend door wapens van het Irakese leger te veroveren, wapens die net geleverd zijn door het Westen. Op een bepaald ogenblik keken elementen in het Westen, net zoals in het Midden-Oosten, positief naar ISIS. In juni plaatste ISIS foto’s op het internet van enkele strijders die de rechtse Amerikaanse senator John McCain ontmoetten. Die laatste had het over een “erg emotionele ervaring om deze strijders te ontmoeten.”

    De Turkse regering had voorheen de groei van ISIS in Syrië getolereerd en zelfs vrije doorgang over de grenzen toegekend, maar nu voelt het Turkse regime zich bedreigd door de kracht van ISIS die de nauwe banden tussen Ankara en de regionale Koerdische regering in het noorden van Irak bedreigt. Op langere termijn kan dat ook in Turkije zelf gevolgen hebben.

    De snelheid van de opmars van ISIS in Irak was het resultaat van het sectaire beleid van de sjiitische kliek rond Maliki. Dat beleid vervreemde de soennieten en de Koerden van het centrale bewind en dit heeft het opbreken van het land versneld.

    Het is niet zeker dat de nieuwe Irakese premier Abadi in staat zal zijn om een deel van de soennitische stammen en oppositie van ISIS los te weken. Eerder zochten ze toenadering als reactie op het sectaire beleid van Maliki. Zowel Saoedi-Arabië als Iran, de leidinggevende soennitische en sjiitische machten, verwelkomden Abadi. Maar het is niet duidelijk hoeveel Irakese soennieten in hem een breuk zullen zien met het vorige sectaire sjiitische bewind.

    De verschrikkelijke verslagen van hoe ISIS met tegenstanders omgaat, leidt natuurlijk tot een groeiende vraag naar actie om de opmars van ISIS te stoppen. Net zoals bij eerdere oorlogen of de ‘heropbouw’ in zowel Afghanistan als Irak, wordt nergens echt verwacht dat een nieuwe militaire tussenkomst van het westen in Irak de situatie fundamenteel zal veranderen. De westerse heersende klassen zouden liefst vermijden dat ze een groot aantal troepen in Irak moeten inzetten, maar het valt niet uit te sluiten dat er een poging komt om delen van Irak opnieuw in te nemen.

    De ineenstorting van het verzet van het Irakese leger tegenover ISIS maakt dat het westerse imperialisme de Koerdische krachten wil versterken, vooral die krachten die met de regionale regering verbonden zijn. Hiermee hopen de westerse imperialistische machten voet aan grond te houden in de regio. Het is niet toevallig dat de Britse regering een van haar meest rechtse figuren, Hadhim Zahawi die toevallig van Koerdische origine is, naar Erbil heeft gestuurd. De Koerdische arbeiders en jongeren mogen geen enkel vertrouwen stellen in ‘hulp’ van figuren die zoals Zahawi in eigen land harde aanvallen uitvoeren op de armen en werkenden.

    De Irakese en Koerdische arbeiders mogen geen vertrouwen stellen in de imperialistische machten. Die machten hebben er geen probleem mee om sectaire religieuze regimes zoals dat van Saoedi-Arabië te steunen als het hen uitkomt. De sleutel om de sectaire oorlog te stoppen ligt in de opbouw van een verzet onder de werkende bevolking, een verzet dat de strijd aangaat tegen sectaire aanvallen door krachten als de ISIS of de sjiitische doodseskaders die in en rond Bagdad actief zijn. Tegelijk moet dit verzet opkomen voor het recht van volkeren als de Koerden op zelfbeschikking.

    Dit kan enkel gebaseerd zijn op democratisch beheerde, niet-sectaire organen als basis voor een verdediging van de bevolking. Een dergelijk verzet zou ook een oproep doen aan alle soennieten die zich met ISIS verbonden hebben in een poging om zich tegen sectaire sjiitische aanvallen te beschermen. Zonder een dergelijke niet-sectaire benadering is er het gevaar dat een door het westen ondersteunde militaire actie tegen ISIS deze formatie niet verzwakken, maar net zal versterken in bepaalde gebieden.

    Maar ook militaire nederlagen voor ISIS zouden niet het einde van de crisis in zowel Irak als Syrië zijn. In beide landen vereist de strijd tegen onderdrukking, dictatuur en armoede de creatie van een arbeidersbeweging. Enkel dergelijke bewegingen kunnen opkomen voor democratische rechten (waaronder volledige vrijheid voor gelovigen en niet-gelovigen), verzet tegen imperialistische interventies en strijd voor regeringen onder leiding van oprechte vertegenwoordigers van de werkende bevolking en de armen, vertegenwoordigers die bereid zijn om te breken met het kapitalistische systeem dat de bevolking van het Midden-Oosten niets te bieden heeft. Dit zou het begin van een socialistische omvorming van de regio vormen.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop