Your cart is currently empty!
Tag: inflatie
-
Energie onbetaalbaar: nationaliseer de hele sector!

De energieprijzen zijn compleet op hol geslagen. Dit is onbetaalbaar, dit kunnen we niet dragen. Strijd is nodig. De energiemultinationals om toegevingen vragen, zal niet volstaan. Een tijger tem je niet door tand per tand te verwijderen. De volledige energiesector moet meteen genationaliseerd worden zodat de gemeenschap controle heeft op de productie, investeringen en distributie van energie.
Zelfs na de BTW-verlaging is de maandelijkse energiefactuur voor een gemiddeld gezin opgelopen tot 500 euro per maand (2154,58 euro per jaar voor elektriciteit en 3.791,10 euro voor gas). Begin 2021 was dat gemiddeld 160 euro. De prijzen gingen maal drie op anderhalf jaar tijd en het einde van de tunnel is niet in zicht, aldus alle experts. Achter die cijfers schuilen enorme sociale drama’s en dat op een ogenblik dat alle sociale bescherming jarenlang afgebouwd is.
De maandelijkse energiefactuur is stilaan even hoog als wat we enkele jaren geleden aan huur betaalden. Inflatie en speculatie jagen overigens ook die prijzen de hoogte in. Gemiddeld betaal je nu al meer dan 800 euro huur per maand in Vlaanderen. Voor een appartement zit je al aan 984 euro per maand in Antwerpen, 832 in Gent en boven de 1000 euro in Brussel. Doe daar nog een energiefactuur van 500 euro bij, duurder wordend water en hoge prijzen voor internet en telecom, en je portemonnee staat al op het begin van de maand op ‘einde van de maand’-modus.
De regeringen en traditionele partijen schuiven de verantwoordelijkheid door. Spijtig dat we ons niet kunnen verwarmen met hun politieke spelletjes, het zou de winter meteen een pak aangenamer maken. Destijds claimden ze allemaal de verantwoordelijkheid voor de liberalisering van de energiesector. Nu dat een totale ramp blijkt te zijn, is er plots niemand meer verantwoordelijk. Zij hebben natuurlijk gemakkelijk praten: met hun maandlonen van boven de 10.000 euro zullen ze geen oester minder eten als hun energiefactuur verdubbelt. Onze levensstandaard staat ondertussen onder hoogspanning.
Er worden verschillende voorstellen besproken die allemaal verdiensten hebben. Het belasten van overwinsten in de energiesector bijvoorbeeld, wordt door zowat iedereen verdedigd. Sommigen stellen voor om tot 100% van die overwinst af te romen. Dat is een goed idee, maar het zal door de sector wellicht aangegrepen worden om nog minder te investeren en dat nadat er de afgelopen jaren enkel op basis van publieke subsidies werd geïnvesteerd. Het idee van een prijsplafond door het bevriezen van de prijzen zou een stap vooruit zijn. In een aantal landen is het doorgevoerd, zoals in Spanje en Portugal of met de beperking van de prijsstijgingen in Frankrijk. Het gevaar is echter dat de sector bij een prijsplafond zelf tekorten organiseert.
Onmiddellijke maatregelen zijn nodig en moeten afgedwongen worden. Tegelijk wordt het duidelijk dat enkel een volledige nationalisatie van de sector in staat is om zowel de facturen onder controle te krijgen als de noodzakelijke groene transitie te realiseren. Wat de gemeenschap niet bezit, kan ze niet controleren. De controle overlaten aan de hebzucht van de grote aandeelhouders is rampzalig. Op de traditionele politici moeten we evenmin rekenen. Nationalisatie mag niet betekenen dat de overheid een vetbetaalde topmanager aanstelt om de energiesector als een privébedrijf te runnen. De gemeenschap moet de sector bezitten en op democratische wijze beslissen over de productie, investeringen en distributie. Dat kan met raden die samengesteld zijn uit het personeel van de sector, de vakbonden en vertegenwoordigers van de overheid.
Zelfs de grootste voormalige marktfundamentalisten moeten hun mening bijstellen. Enkele maanden geleden, toen de gemiddelde maandfactuur nog honderd euro lager was, moest de liberale premier De Croo erkennen dat de markt in de energiesector faalt. Eric De Keuleneer, emeritus hoogleraar economie van de ULB, zei: “De liberalisering heeft gefaald. Er zijn de jongste 20 jaar geen investeringen in de energiemarkt geweest, tenzij met subsidies. We moeten stoppen met de naïviteit en het dogma dat de markt de oplossing kan brengen.” Professor Koen Schoors (Ugent): “Gezinnen en bedrijven dreigen in te zware problemen te komen, terwijl sommige partijen enorme overwinsten boeken. Die moet je op een of andere manier afromen, anders komt er veel protest en een enorme verarming. Dus hier moet je tijdelijk het marktmechanisme opheffen.”
De woordvoerders van het kapitalisme waarschuwen voor een opstand van de lege portemonnees. Die opstand komt al op gang, onder meer in Groot-Brittannië met duizenden vakbondsleden die het werk neerleggen in een stakingsgolf die al jaren niet meer gezien is. Bij ons is er de opbouw naar een algemene staking in november. De index beschermt onze koopkracht nog een beetje, maar zelfs dat wordt door het patronaat in vraag gesteld. Hun antwoord aan wie niet meer rondkomt, heeft stilaan een hoog Marie-Antoinette gehalte. ‘Laat ze dan cake eten’, zou de Franse koningin gezegd hebben toen het volk in hongeropstand kwam. Kort nadien maakte Marie-Antoinette van dichtbij kennis met een guillotine.
Als de arbeidersbeweging zich niet organiseert en de strijd aangaat, staan we voor een onmogelijke winter als onderdeel van een enorme verarming. Nu zelfs de woordvoerders van het kapitalisme moeten erkennen dat de liberalisering en de markt falen, is het aan ons om in het offensief te gaan voor de nationalisatie van de energiesector zodat het in publieke handen komt.
De kapitalisten zullen slechts toegevingen doen als ze vrezen dat ze anders alles kunnen verliezen. Daartoe moeten we een krachtsverhouding opbouwen doorheen acties en campagnes rond de eis van een energiesector in publieke handen. In een strijdbeweging is het formuleren van een ambitieuze doelstelling van systeemverandering belangrijk om duidelijkheid te scheppen over ons socialistisch alternatief en dat te populariseren. Terwijl de strijd hiervoor op nationaal vlak start, is er door de aard van het kapitalisme geen andere mogelijkheid dan een internationale uitbreiding.
-
Koopkrachtcrisis: prijsstijgingen zijn uitdrukking van ongepland en chaotisch kapitalisme

De veralgemeende prijsstijgingen raken de werkende klasse en de jongeren in hun portefeuille en levensstandaard. Wat zit er achter deze oplopende inflatie? Hoe is deze ontwikkeling verbonden met de crisis van het kapitalisme?
door Peter (Leuven)
Decennia van neoliberale koopkrachtdaling
Wat je nergens in de traditionele door het kapitaal gecontroleerde media zal lezen, is dat onze lonen en uitkeringen al sinds de jaren ‘80 onder druk staan. Sindsdien probeert de heersende klasse de lonen en uitkeringen te drukken, zodat ze de prijsstijgingen niet volgen. De winstmarges sprongen na de crisis midden jaren ‘70 door dit neoliberaal besparingsbeleid weer omhoog. De keerzijde: in België groeide de armoede van ongeveer 5% in de jaren ‘80 naar 15% vandaag. Ook het aantal werkende armen nam toe, tot 5% van alle werkenden en zelfstandigen.
In België bestaat er een indexering van de lonen, maar die telt belangrijke zaken die onze koopkracht ondermijnen niet mee. Als je vandaag tientallen of honderden euro’s meer brandstof tankt per maand zal de loonindexering dit, omwille van de gezondheidsindex van 1994, niet compenseren. Benzine en diesel werden toen, net als tabak en alcohol, uit de index gehaald, tegen protest van de vakbonden in.
Ook de fel toegenomen woningprijzen worden niet helemaal weerspiegeld in de loonindexering. En zelfs niet in de officiële inflatiecijfers – de consumptieprijsindex – in de meeste landen. In de Belgische loonindexering wordt rekening gehouden met de huurprijzen, maar niet met de enorm gestegen woningprijzen. In 2014 gaf de hervormde Belgische loonindex een gewicht van 19% aan “huisvesting” (huur, energie, water …) qua aandeel in de gezinsuitgaven. Terwijl het gemiddelde gezin volgens huishoudbudget-enquêtes – uitgevoerd door de overheid – in 2018 30,3% en in 2020 31,8% van het inkomen uitgaf aan huisvesting (hypotheek of huur, energie, water …).
De krant New York Times berekende dat de inflatie in 2004 – middenin de groeiende zeepbel op de Amerikaanse huizenmarkt – meer dan 5% was indien de huizenprijzen werden meegeteld, in de plaats van het officiële inflatiecijfer van 2,2%. Meer dan het dubbele!
De reden die burgerlijke economen aanhalen om de woningprijzen niet mee te rekenen, is dat de aankoop van een woning als een “investering” en niet gewoon als een vorm van consumptie kan worden gezien. De rijken en de speculanten hebben inderdaad de huizenprijzen op deze manier opgedreven. Voor gewone werkenden is dit echter veel minder of helemaal niet aan de orde. Voor ons is het afwachten of we zonder jobverlies ons pensioen halen…
Decennia van neoliberale loonmatiging, de gezondheidsindex en de piekende huizenprijzen hebben ervoor gezorgd dat je reeds voor de huidige inflatiegolf met twee moest werken in een gemiddeld arbeidersgezin. Natuurlijk zonder dat de gezinnen werden voorzien van goedkope of gratis openbare diensten om de huishoudelijke taken op te vangen. Integendeel.
Tijdperk van de wanorde: versnelling van de koopkrachtcrisis
In de neoliberale periode werden economische crisissen aangepakt met nog meer schuldcreatie, via een lage rente, en een verhoging van de uitbuitingsgraad. Vrijhandel en globalisering legden de rest van de wereld winstcreatie op. Dit was het antwoord van het kapitaal op de crisis van winstgevendheid van de jaren ‘70 en problemen van overaccumulatie in de ontwikkelde landen.
Na de crisis van 2008 – toen de schuldenberg dreigde in mekaar te storten – ontstond er een soort van economische noodtoestand. De interventie van centrale banken moest private banken, regeringen en sommige bedrijven redden. Het volledige systeem begon te wankelen. Het extra gedrukte geld zorgde opnieuw voor meer schulden bij de overheden en wakkerde de aandeleninflatie op de beurzen aan.
Na de crisis van 2020 werd het neoliberale receptenboek, dat staatsinterventie in de economie verketterde, opzij gelegd om het systeem te redden. Regeringen lanceerden stimuleringsplannen. Een groter deel van dit gedrukte geld kwam ook in de circulatie terecht. Dit droeg bij aan veranderde consumptiepatronen die de wereldwijde aanvoerketens verstoorden. Die aanvoerketens uit landen als China waren op just-in-time productie ingesteld, zonder grote stocks. Vandaag zorgen de Zero Covid-lockdowns in China nog steeds voor problemen in de aanvoer. De nieuwe Koude Oorlog tussen China en de VS versterkt het proces van deglobalisering.
De invoering van een privaat kapitalisme in China en het ongeplande karakter van het wereldkapitalisme zorgen ervoor dat schokken in de productie zich vertalen in hogere prijzen. Een democratische planeconomie zou prijscontroles invoeren. Een arbeidersstaat zou sneller de productie kunnen heroriënteren en ondersteunen zodat aanbodschokken sneller worden weggewerkt en sowieso sociaal worden gecorrigeerd.
Bijna de helft van de inflatie in België is terug te voeren tot de stijging van de energieprijzen. Die liepen op met 66%. De hiervoor aangehaalde oorzaken zijn: een achterlopend aanbod nu de vraag na de pandemie weer oploopt, de oorlog in Oekraïne en de sancties tegen Poetins Rusland, CO2-belastingen op grootverbruikers – zoals de stroombedrijven – die verdubbelden en cynisch worden doorgerekend aan de klanten …
Wat de graan- en voedselproductie betreft: deze wordt verstoord door de oorlog in Oekraïne. Maar er is ook sprake van kapitalistische speculatie omwille van de verwachting van verdere prijsstijgingen. De klimaatcrisis is meer en meer een factor in de tekorten aan voedsel en de prijsstijgingen in deze sector. Maar ook monopolievorming speelt in deze en andere sectoren mee. Prijzen worden soms opgetrokken omdat enkele grote multinationals die een sector domineren gemakkelijk hun gestegen kosten kunnen doorrekenen.
Een gebrek aan reserves en vooruitziende planning, geopolitieke conflicten, klimaatcrisis, monopolievorming, onwil om de markt “te verstoren” vanwege overheden … Uiteindelijk zijn de oorzaken voor de prijsstijgingen terug te voeren tot de crisis van het hele systeem. Het kapitalisme zorgt voor een veelheid van vervlochten crisissen die elkaar verergeren, in het tijdperk van de wanorde van de jaren ‘20.
Er zijn veel elementen om te stellen dat verhoogde inflatie voor langere tijd een probleem zal blijven. Dit proces kan echter worden doorkruist door een nieuwe recessie, mogelijk een diepe en aanslepende, van het kapitalisme. Op basis van stijgende jobverliezen, aanvallen op de lonen, het bankroet van bedrijven … kan er een tegengestelde trend ontstaan van dalende prijzen of deflatie. Het kapitalisme is, welke ontwikkeling in de komende periode ook de bovenhand krijgt, een afgeleefd systeem. Het dient vervangen te worden door de rationele en democratische planning van een democratisch socialistisch systeem.
-
De prijzen verstikken ons: onze woede organiseren!

Antwerpen Betoging op 20 juni als opstap naar acties in het najaar
Het begon met spontane acties bij Audi, Safran Aero Boosters, Sonaca en FN Herstal. De vaststelling is immers dat alles duurder wordt, maar onze lonen niet meestijgen. In verschillende bedrijven kwamen er onder druk van onderuit eisenbundels. Op 24 maart werd er op Equal Pay Day actie gevoerd in Brussel en was er tevens een betoging in Luik met 3000 aanwezigen. Daar werd aangekondigd: “We hebben jullie gehoord, er moet een actieplan komen dat effectief een actieplan is.” Een paar dagen later gingen de arbeiders van Industeel in Charleroi in staking.
Door een ABVV-delegee
Eind maart waren de volgende actiedata al bekend: 22 april en 20 juni. Op 22 april kwamen duizenden activisten op straat voor acties in bedrijven, aan de poorten van het Verbond van Belgische Ondernemingen (Brussel), voor de zetel van het energiebedrijf ORES (Charleroi), voor betogingen (in Luik, Antwerpen en Namen) of een staande actie (in Gent). Met 7.000 betogers in Antwerpen was het duidelijk dat deze protestgolf tegen de hoge facturen in alle delen van het land aangroeit. In de aanloop naar 20 juni zullen er wellicht nog verschillende acties zijn.

Het valse dilemma van de bazen: de index of de wet van 96
De media brachten getuigenissen van collega’s die zich ziek melden omdat ze de brandstof om op het werk te geraken niet konden betalen. “We werken, maar redden het niet. Zelfs als we met twee werken is het moeilijk.” De bazen willen loonstijgingen vermijden en verschuilen zich daarvoor achter het mechanisme van de automatische indexering van lonen en sociale uitkeringen. Tegelijk doen ze er alles aan om die index verder te ondermijnen. Ze verzetten zich nochtans niet tegen alle loonsverhogingen: de CEO’s van beursgenoteerde bedrijven gingen er vorig jaar met gemiddeld 14,4% op vooruit. Tegelijk zeggen ze dat een loonmarge van meer dan 0,4% in 2021-2022 (in het kader van het Interprofessioneel Akkoord) ‘onverantwoord’ zou zijn. Voor de gewone werkenden gelden andere regels…
Tijdens de onderhandelingen voor dit laatste IPA werden de actie-oproepen goed opgevolgd, ondanks de moeilijkheden verbonden met de pandemie. Desondanks kwam er een ellendig akkoord en kon het keurslijf van de loonwet van 1996 niet doorbroken worden. We moeten discussiëren over hoe dit kwam. Veel militanten hebben veel werk verricht bij de bewustmaking en mobilisering, wat zijn vruchten afwierp met geslaagde acties. De dynamiek bleef echter uit omdat een deel van de vakbondsleiding geen andere initiatieven wilde nemen. Ze volgden de logica van de PS, die beweerde dat aan een aanpassing van de wet van 1996 door de rechtse coalitiepartners zou aangegrepen worden om een aanval op de index in te zetten.
Eind dit jaar zijn er nieuwe onderhandelingen voor een interprofessioneel akkoord. Met een inflatie van ongeveer 8% zijn er met vertraging vier indexaanpassingen. Dit betekent wellicht dat er op basis van de criteria van de loonwet van 1996 geen enkele ruimte zal zijn voor loonsverhogingen.
Door de index en de loonwet tegen elkaar uit te spelen, hopen de bazen dat er niet gekeken wordt naar een ander essentieel element: hun winsten. In veel sectoren zijn er de afgelopen jaren grote winsten geboekt. De bron van deze winsten is onze arbeid. Met onze mobilisaties moeten we ervoor zorgen dat we de resultaten van onze arbeid collectief recupereren.

Luik Concurrentie is het wapen van de bazen, solidariteit is het onze
Eén ding is zeker: alleen wanneer ze geconfronteerd wordt met een massale beweging op straat en in de bedrijven, zal deze regering terugkrabbelen. We hebben tot 20 juni de tijd om onze collega’s te mobiliseren voor de nationale betoging. In de tussentijd moet de dynamiek versterkt worden met regelmatige personeelsvergaderingen en verdeling van pamfletten, maar ook met acties op lokaal niveau of op bedrijfsvlak. De personeelsvergaderingen zijn de ideale plaats om de modaliteiten te bespreken.
Na 20 juni zal verdere strijd tegen de loonwet van 1996 en voor het herstel van de volledige index noodzakelijk zijn. Het is gemakkelijker om een positieve dynamiek van strijd op te bouwen op basis van een actieplan waarin de data ruim op voorhand bekend zijn. Het moet een actieplan zijn dat opbouwt om een krachtsverhouding te creëren. Dat moet het uitgangspunt van onze actiekalender zijn, niet de agenda van de parlementen.
Er is ook een alternatief programma nodig als antwoord op de oude neoliberale recepten. Het idee dat de markt betere diensten tegen een goedkopere prijs aanbiedt, is ondermijnd. Wat we niet bezitten met de gemeenschap, kunnen we echter ook niet controleren. De energiesector moet in publieke handen komen om een energietransitie naar een koolstofarme economie voor te bereiden en om de bevolking tegen een betaalbare prijs van groene energie te voorzien. Met die benadering kunnen de georganiseerde arbeidersbeweging en de klimaatjongeren elkaar in actie vinden.
De gezondheidscrisis heeft aangetoond dat dit systeem niet in staat is tot rationeel crisisbeheer. Daar komen nu oorlog en inflatie bovenop. We moeten nagaan hoe we de productie op andere grondslagen dan het privaat bezit van de productiemiddelen kunnen organiseren. Het is hoog tijd om te strijden voor een democratisch socialistisch alternatief.
Foto’s van de betoging in Luik door Emily:
[embed-google-photos-album https://photos.app.goo.gl/pu6ETKZiFiwuWZ6X7]
Foto’s van de betoging in Namen door Dominique Botte:
[embed-google-photos-album https://photos.app.goo.gl/6VbyDKy2ZZPNzVj99]
-
Strijden voor meer koopkracht en minstens 15 euro per uur

“We moeten bijna betalen om te werken”. Onaanvaardbaar!
De pandemie pleegde reeds een zware aanslag op de gezinsinkomens door tijdelijke werkloosheid en ‘verlof’ (ouderschapsverlof of onbetaald verlof) als gevolg van de sluiting van de scholen. Vervolgens kwamen er de zotte energiefacturen die het vakantiebudget van de ‘gelukkigen’ opbranden en het voedselbudget van anderen. Daar komt dan nog eens de brandstofprijs bovenop. Zoals in de volksmond gezegd wordt: ‘Het tankstation is de enige plaats waar je zelf het pistool vasthoudt terwijl je beroofd wordt’.
door Emily (Namen)
De inflatie is niet tijdelijk en blijft maar oplopen. Hoe ver zal dit gaan? Volgens het Planbureau is het moeilijk te voorspellen gezien de instabiele wereldsituatie. Wel zeker is dat er een groot verschil is tussen de stijging van de kosten van levensonderhoud en de ontwikkeling van onze lonen en uitkeringen. De indexering loopt achter, zowel in tijd als qua bedrag. Voor lage inkomens is het verschil nog groter door de berekeningswijze van de ‘gezondheidsindex’, waar de prijzen van motorbrandstof niet in opgenomen zijn. In het Paritair Comité 200 (waar een half miljoen bedienden onder valt) gebeurt de indexering jaarlijks in december: voor deze werknemers komt de indexaanpassing bijna een jaar na de stijging van de levensduurte.
De index moet hersteld worden en aangepast aan de reële stijging van de kosten van levensonderhoud. Bovendien moet de indexering plaatsvinden wanneer onze kosten toenemen en geen maanden nadien.
Het minimumloon in ons land is te laag: 70.000 werknemers verdienen 10,27 euro bruto per uur. Bijna 800.000 werkenden hebben minder dan 14 euro bruto per uur. In 2017 begon het ABVV een campagne voor een minimumloon van 14 euro per uur. Vijf jaar en een forse opstoot van inflatie later moet deze eis aangepast worden naar minstens 15 euro per uur of 2470 euro bruto per maand. Zelfs dat is weinig om een waardig leven te leiden of om financieel onafhankelijk te zijn van een partner. Op een actie van huishoudhulpen in Bergen op 8 maart verklaarde één van hen: “We worden onderbetaald. We moeten bijna betalen om te [gaan] werken.”
Zijn hogere lonen onbetaalbaar? De 10 rijkste mensen ter wereld werden tijdens de pandemie 1,3 miljard dollar rijker per dag! Het is niet voor iedereen crisis…
Strijdplan nodig om overwinningen te boeken
De woede onder collega’s, klasgenoten of buren is groot. Maar er is ook angst bij de vele crises die zich alleen maar opstapelen en steeds sneller op ons afkomen. De angst mag ons niet verlammen. Het is immers mogelijk, en ook noodzakelijk, om de woede om te vormen tot een sociale kracht die sociale verandering kan afdwingen.
De campagne ‘Fight for 14’ werd georganiseerd rond een petitie, ondersteund door acties op de 14e van de maand. Dit hielp om de eis te populariseren. Om dat in overwinningen om te zetten, was er nood aan actieve campagnes op de werkvloer, zoals aan de UGent waar een strijd van het volledige personeel (en sympathisanten) werd georganiseerd waarmee vorig jaar een minimumloon van 14 euro per uur werd afgedwongen.
In de week na de paasvakantie komen er provinciale acties van de vakbonden en op 20 juni een nationale betoging. Dit protest zal zich niet beperken tot het breken van de loonwet van 1996 die een reële loonsverhoging verhindert, ook in sectoren die enorme winsten maken. Het zal gaan om onze koopkracht en de aanslag op onze levensstandaard.
De geplande acties moeten aangegrepen worden om eisen als een minimumloon van 15 euro per uur en een indexering die de inflatie volgt centraal te stellen. Het kan een springplank zijn voor een actieplan dat leden van de verschillende vakbonden samenbrengt met linkse militanten en jongeren die de afgelopen maanden en jaren op straat kwamen voor system change en tegen seksisme, racisme, LGBTQIA+fobie en klimaatverandering. De strijd tegen lage lonen mag niet aan precaire werknemers overgelaten worden. Alleen door samen te strijden, solidair en georganiseerd in een breed besproken actieplan, kunnen we overwinningen afdwingen.
- 22 april: provinciale vakbondsacties
- 20 juni: nationale betoging
-
Wereldwijde opstand tegen prijsstijgingen in de maak

De wereldvoedselprijzen stijgen in een recordtempo. De Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN (FAO) voorspelt voor de komende maanden nog sterkere prijsstijgingen. In vele reeds zwaar getroffen landen wordt de situatie steeds nijpender. “Jemen staat voor ‘regelrechte catastrofe’ door toenemende honger,” waarschuwt de VN.
Door Per Olsson (Rättvisepartiet Socialisterna, ISA in Zweden)
Vandaag kennen meer dan 17,4 miljoen Jemenieten voedselonzekerheid. Nog eens 1,6 miljoen anderen “zullen naar verwachting de komende maanden in een noodsituatie van honger terechtkomen,” waarschuwde de VN op 14 maart. Sinds 2015 voert een door Saoedi-Arabië geleide coalitie een honger- en bombardementsoorlog tegen Jemen, gesteund door het Amerikaanse imperialisme.
Stijgende voedselprijzen waren een belangrijke oorzaak van de zogenaamde ‘Arabische Lente’, de golf van revolutionaire bewegingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten in 2011. Veel regeringen zijn nu bang voor nieuwe opstanden. Er waren al protesten tegen prijsstijgingen in onder meer Irak, Soedan, Kenia, Indonesië, Sri Lanka en Trinidad. Maar ook in Europa.
Gevolgen van oorlog
De oorlog in Oekraïne is een belangrijke factor waarom de prijs van voedsel en andere goederen stijgt. Oekraïne en Rusland zijn belangrijke voedselexporteurs. Zij leveren elk ongeveer 6% van het wereldmarktaandeel aan voedingscalorieën.
Zowel Oekraïne als Rusland zijn belangrijke exporteurs van graan. Oekraïne is ook ‘s werelds grootste exporteur van zonnebloemolie en Rusland is één van ‘s werelds grootste producenten van kunstmest.
De meest kwetsbare landen zijn die in het Midden-Oosten en Noord-Afrika die voor hun graanconsumptie bijna uitsluitend afhankelijk zijn van import en daarbij meer dan 10% van hun graan invoeren uit Oekraïne en Rusland. De landen met de hoogste inkomens die het meeste risico lopen, zijn Jordanië, Jemen, Israël en Libanon, schrijft de in Brussel gevestigde denktank Bruegel. Maar liefst 25 Afrikaanse landen importeren meer dan een derde van hun tarwe uit Rusland en Oekraïne, en 15 van hen meer dan de helft.
Op 9 maart 2022 heeft Oekraïne vanwege de oorlog de export van graan en andere voedingsmiddelen verboden, terwijl Rusland is begonnen met een verbod op de export van graan.
Ongeveer 80% van de tarwe die Libanon in 2020 importeerde, kwam uit Oekraïne. Brood en andere graanproducten zijn goed voor 35% van de calorie-inname van de bevolking. Egypte importeert meer dan de helft van zijn zonnebloemolie uit Oekraïne, en de regering had de subsidies voor zonnebloem- en sojaolie in juni 2021 al met 20% verlaagd in reactie op een stijging van de prijzen. Human Rights Watch merkte op 21 maart op: “De prijzen van essentiële voedingsmiddelen waren wereldwijd al aan het stijgen door verstoringen in de voedselvoorzieningsketen als gevolg van de pandemie en het conflict heeft daar volgens de FAO nog een schepje bovenop gedaan. Veel landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika zijn vooral afhankelijk van Oekraïens graan en zaadolie, en kwetsbaar voor schokken in de voedselprijzen.”
Protesten en stakingen in Soedan
Half maart werden in Soedan de prijzen van brood en vervoer opnieuw verhoogd (de prijs van brood steeg van 35 naar 50 Soedanese ponden, of van vijf naar zeven eurocent, en de kosten van transport stegen met 50%), onmiddellijk gevolgd door stakingen en demonstraties tegen de prijsverhogingen en het militaire bewind. Er waren betogingen in de hoofdstad Khartoem en elders in het land. Op 13 maart begonnen spoorwegarbeiders in Atbara, de stad waar de Soedanese revolutie eind 2018 begon met protesten tegen voedselprijsverhogingen en ingetrokken subsidies, een staking voor onbepaalde tijd tegen de dictatuur en nieuwe maatregelen.
Soedan importeert bijna al zijn tarwe uit Oekraïne en Rusland, en door de oorlog wordt de helft van de bevolking van het land bedreigd door honger.
“Voor de staatsgreep [van oktober vorig jaar] kocht ik 20 broden voor 100 Soedanese ponden. Brood alleen kost me nu ongeveer 27.000 pond per maand, wat neerkomt op 90% van mijn salaris van ongeveer 30.000 pond,” zei een leraar die deelnam aan de onderwijsstaking tegen het militaire bewind en de ontberingen half maart tegen persbureau AFP.
Kort voor de protesten in Soedan vonden in Zuid-Irak (9 maart) betogingen plaats tegen de prijsstijgingen en de hebzuchtige handelaars die van de gelegenheid gebruik maken om hun prijzen te verhogen om hun winsten te verhogen.
In Egypte groeit de woede over de recente verhoging van de broodprijs met 50%. De nieuwe prijsstijgingen zijn een nieuwe klap voor de bevolking. “De klap kwam nadat de regering het volk al had opgezadeld met voortdurende prijsstijgingen, bevriezing van de lonen en de intrekking van subsidies. De regering had de subsidies voor elektriciteit, water en brandstof bijna afgeschaft en de voedselsubsidies in waarde en in aantal van de begunstigden verlaagd. Zij maakte zich ook op om de prijs van gesubsidieerd zemelenbrood (baladi) te verhogen na het gewicht ervan te hebben verlaagd.” (Midden-Oosten Monitor, 10 maart).
Protesten tegen prijsverhogingen hebben ook plaatsgevonden in het door crisis geteisterde Sri Lanka, een land dat dicht bij een bankroet staat. Op maandag 21 maart hielden vakbonden in de hoofdstad van Indonesië een betoging tegen de prijsstijgingen en riepen op tot hogere subsidies voor voedsel en bakolie.
Albanië wordt al meer dan twee weken opgeschrikt door aanhoudende betogingen tegen de stijgende prijzen en de corrupte regering. Betogers noemden de stijgende olie- en gasprijzen ‘absurd’ en ‘ondraaglijk’. In de hoofdstad Tirana hielden demonstranten voor het kantoor van de premier een spandoek met de tekst: “Weg met de regering van de oligarchen,” aldus BalkanInsight op 10 maart.
Deze gebeurtenissen zijn van cruciaal belang en maken duidelijk dat de arbeidersklassebeweging zich dringend internationaal moet voorbereiden, om zichzelf aan het hoofd te stellen van nieuwe revolutionaire massabewegingen, gewapend met een socialistisch programma om een einde te maken aan verarming, oorlog en imperialisme. Sluit je vandaag nog aan bij ISA om deze taak te helpen volbrengen!
-
Stijgende prijzen zetten onze koopkracht onder druk: sociale strijd opvoeren!

Afbeelding: Pixabay De snel stijgende inflatie wordt door de bazen aangegrepen om in naam van hun concurrentiepositie een aanval in te zetten op onze lonen. Dat is het excuus dat ze gebruiken om de klassenstrijd op te voeren om hun winsten te vergroten.
door Jeremy (Namen) uit maandblad De Linkse Socialist
In de vorige editie van De Linkse Socialist publiceerden we een artikel over de oorzaken van de inflatie. Die gaan veel verder dan enkel de energiecrisis. De internationale toeleveringsketens lopen vast door de gevolgen van de pandemie, maar ook door de politieke instabiliteit en de toenemende inter-imperialistische spanningen, in het bijzonder de economische concurrentie en de nieuwe koude oorlog tussen de VS en China. De inflatie zal niet zomaar verdwijnen en dreigt te zorgen voor een enorme schuldencrisis, een aaneenschakeling van wanbetalingen en faillissementen en zelfs een diepe economische recessie.
Zorgt concurrentie voor de redding?
De Amerikaanse president Joe Biden zei afgelopen juli: “Ik ben een trotse kapitalist. Het grootste deel van mijn loopbaan heb ik besteed aan het vertegenwoordigen van de ondernemingsgezinde staat Delaware. Maar laat me heel duidelijk zijn: kapitalisme zonder concurrentie is geen kapitalisme, het is uitbuiting. Zonder gezonde concurrentie kunnen de grote spelers vragen wat ze willen en je behandelen zoals ze willen. Dat betekent een slechte deal aanvaarden voor dingen waar je niet zonder kunt.” De oplossing lijkt voor de hand te liggen: meer concurrentie.
Dit soort slecht toneel is niet nieuw. We zagen eerder hoe het gebruikt werd om de openbare diensten af te breken. Vandaag blijkt nochtans heel duidelijk dat de concurrentie tussen energieleveranciers niet zorgt voor een daling van de prijzen.
Begin februari maakte de CREG (Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas) bekend dat de gascentrales in ons land samen goed waren voor een bedrijfswinst van 353 miljoen euro, de grootste winst in 15 jaar. Die privébedrijven grepen de sterke stijging van de gasprijzen aan om hun voorraden duur te verkopen in plaats van er elektriciteit mee op te wekken. Daarna werd met de opbrengst van die verkoop elektriciteit gekocht bij andere leveranciers, wat een opwaartse druk zet op de elektriciteitsprijzen. Kortom, de marktlogica versterkt de prijsstijgingen.
Onvermijdelijke sociale onrust
Perioden van hoge inflatie zorgen historisch steeds voor scherpe klassenstrijd. Dit jaar begon bijvoorbeeld met een massale opstand in Kazachstan die bloedig werd neergedrukt, met de hulp van het Russisch imperialisme. De opstand ontstond na forse prijsstijgingen. Het nieuwe tijdperk van wanorde dat we zijn binnengetreden, kan sociale bewegingen voortbrengen die het protest van de gele hesjes in Frankrijk in 2018 in de schaduw plaatsen.
In 2008 leidden de stijgende voedselprijzen (vooral door speculatie als gevolg van de economische crisis) tot een hele reeks ‘voedselrellen’ in Afrika, Haïti, Azië (Indonesië, Filippijnen, enz.) en Latijns-Amerika (Peru, Bolivia, enz.). Een dergelijk scenario kan zich opnieuw voordoen, zeker in een periode van schaarste die veel speculatieve mogelijkheden schept. Stijgende prijzen speelden ook een sleutelrol in de golf van massamobilisaties in Noord-Afrika en het Midden-Oosten in 2010-2011, die begon met de revoluties die een einde maakten aan het bewind van de dictators Ben Ali in Tunesië en Moebarak in Egypte. In 2019 lagen stijgende prijzen mee aan de basis van massale opstanden in onder meer Ecuador en Soedan.
Het is dan ook met enige wanhoop dat liberale economen via alle kanalen van de gevestigde media herhalen dat we vooral geen loonsverhogingen mogen eisen omdat dit tot meer inflatie zou leiden. Dat is niet correct. Als een kapitalistisch bedrijf onder druk staat om de lonen te verhogen, zijn prijsverhogingen niet de enige optie. Het is ook mogelijk om de winsten te verlagen. Ondanks records inzake winstmarges bij de grote bedrijven, lijkt het verlagen van de winsten echter een ondenkbaar taboe te zijn.
Opgelet: koopkracht onder vuur
Op het niveau van de maatschappij in haar geheel zou dit betekenen dat een groter deel van de geproduceerde rijkdom naar de werkende klasse gaat in plaats van naar de kapitalisten. Het betekent ook meer middelen voor de sociale zekerheid via sociale bijdragen op de lonen.
De klassenstrijd om de lonen speelt mee bij het voorstel om de btw op elektriciteit tijdelijk te verlagen van 21% naar 6%. Een verbruiksbelasting die gelijk is voor alle inkomensniveaus is uiteraard bijzonder asociaal. De tijdelijke btw-verlaging is echter niet ingegeven door een gevoel van rechtvaardigheid, laat staan door vrijgevigheid. Begin februari berekende de econoom Philippe Defeyt (Ecolo) van het Instituut voor Duurzame Ontwikkeling dat de btw-verlaging ervoor zorgt dat de tweede indexverhoging van 2022 later valt. “Dat is zes maanden koopkrachtverlies voor de gezinnen die van het indexeringsmechanisme genieten. Zij zouden meer geld overhouden met een hogere elektriciteitsfactuur.” (Le Soir, 7 februari)
De bazen werpen het idee van een indexsprong op. Pieter Timmermans van de werkgeversfederatie VBO schreef onlangs: “De indexering wordt niet door Sinterklaas betaald, maar door de bedrijven die de kost moeten dragen door nog meer te presteren of prijsstijgingen door te voeren. Daarom (…) moeten we ons strikt aan de Wet van 96 houden.” Hij voegde eraan toe: “Als we vandaag niet ingrijpen, wordt België opnieuw de zieke man van Europa.” Dat vat perfect samen hoe de bazen de concurrentie gebruiken om de lonen te ondermijnen.
In zijn tijd sprak Karl Marx al over inflatie op een bijeenkomst van de Internationale Arbeidersassociatie, de Eerste Internationale. Zijn bijdrage werd nadien gepubliceerd als het boek ‘Loon, Prijs en Winst’. Het toont op briljante wijze aan dat het niet de lonen zijn die de prijzen opdrijven. Loonsverhogingen zijn het resultaat van harde strijd van de werkenden om te krijgen wat hen toekomt: een groter deel van de door hen geproduceerde rijkdom. De automatische indexering – in Trotski’s Overgangsprogramma omschreven als de “glijdende loonschalen” – is een doorn in het oog van de kapitalisten. De verdediging ervan is essentieel voor de werkende klasse.
Een socialistisch antwoord
De arbeidersklasse moet reageren met een offensief programma. De automatische loonindexering moet worden gehandhaafd met een herstel van de index zoals die voor 1994 bestond (toen de ‘gezondheidsindex’ werd ingevoerd, waardoor onder meer de motorbrandstofprijs niet langer in rekenschap wordt gebracht). Naast de afschaffing van btw op eerste levensbehoeften is het de hoogste tijd om een minimumloon van 14 euro per uur in te voeren. De loonwet van 1996 moet onmiddellijk weg, zodat er echte onderhandelingen kunnen plaatsvinden in alle bedrijfstakken die tijdens de crisis winst hebben gemaakt. Dit houdt onder meer in dat de boeken van alle ondernemingen worden geopend voor hun werknemers en dat een belasting wordt geheven op crisisprofiteurs om herinvesteringen in productieve sectoren te financieren.
Om de explosie van de energieprijzen een halt toe te roepen, volstaat een tijdelijke BTW-verlaging niet. De nationalisatie van de hele sector zonder compensatie is nodig. De gecombineerde crisis van de inflatie en het coronavirus geeft een voorproefje van wat ons te wachten staat als we de ecologische crises als gevolg van de opwarming van de aarde overlaten aan de marktmechanismen. Om de uitdagingen aan te pakken, moet de volledige financiële sector genationaliseerd worden zodat een rechtvaardige en duurzame energietransitie kan betaald worden, met de creatie van stabiele en goedbetaalde jobs voor isolatie van gebouwen, massale investeringen in openbare diensten en toegang tot goedkoop krediet voor huisvesting en duurzame bedrijven.
Inflatie is niet vreemd aan het kapitalisme, maar is er een natuurlijk gevolg van. Net zoals het bestaan van privé-monopolies dat is. De kapitalistische klasse als geheel zweert weliswaar bij de deugden van concurrentie als remedie, maar op het niveau van hun individuele ondernemingen haten kapitalisten concurrentie! Protectionisme, exclusieve exploitatierechten en patenten op uitvindingen en geneesmiddelen zijn allemaal wettelijke middelen om concurrentie te vermijden. Zodra zij de markt betreden, streven individuele kapitalisten ernaar monopolist te worden door kleinere concurrerende bedrijven op te kopen. Om voor eens en voor altijd van de schadelijke gevolgen van het kapitalisme af te komen, is er een andere productiewijze nodig: een socialistische en democratische planning van de economie.
De grote problemen waarmee we worden geconfronteerd en die onoplosbaar zijn binnen het kader van de kapitalistische samenleving, zullen de zoektocht naar radicalere oplossingen stimuleren. Rechts-populistische krachten proberen dit verschijnsel uit te buiten. Het is een illusie te denken dat reformisme of links ‘populisme’ een antwoord bieden. Alleen een omvattende klassenanalyse, perspectief, programma en organisatie kunnen een internationalistische socialistische uitweg bieden uit het verval van het kapitalisme.
-

Begrijpen waar het inflatiemonster vandaan komt om het omlaag te brengen

+5% in de Europese Unie, +7% in de Verenigde Staten. Sinds enkele maanden galoppeert de inflatie stevig op een niveau dat sinds decennia niet meer voorkwam. In de traditionele media lezen we soms dat het de stijging van de energieprijzen is die dit fenomeen veroorzaakt, omdat energie een invloed heeft op de volledige productieketen. Deze factor is reëel, maar de realiteit is complexer.
Artikel door Clément (Luik) uit maandblad De Linkse Socialist
Chaos in de toeleveringsketens
Nadat 2020 gekenmerkt werd door lockdowns, beperkende maatregelen, een dalende consumptie en een daling van het bbp met 3,2%, moest 2021 het jaar worden van de grote opleving en het economisch herstel. De economische activiteit trok inderdaad aan, maar werd onmiddellijk geconfronteerd met een reeks moeilijkheden. Eén daarvan is de kwetsbaarheid van de toeleveringsketens, die niet kan worden herleid tot de onevenredige gevolgen van toevallige scheepsongelukken, zoals de blokkering van het Suezkanaal (waar 10% van de wereldhandel doorheen gaat) door het containerschip Ever Given in maart 2021.
In oktober hadden 77% van de commerciële havens wereldwijd te kampen met abnormaal lange lostijden. Elektronische chips, bouwmaterialen, grondstoffen voor de industrie, enz.: op alle niveaus stapelen de tekorten zich op en vertragen of onderbreken zij zelfs tijdelijk de activiteit van de bedrijven. De kapitalistische klasse was niet bereid te reageren op de stijging van de vraag die gepaard ging met de heropening van de economie. Tot op zekere hoogte maakte zij van de gelegenheid gebruik om haar prijzen te verhogen als compensatie voor de hogere materiaalprijzen en de Covid-verliezen en tegelijk om de winsten te verhogen.
Opeenvolgende lockdowns en de effecten van Covid speelden uiteraard een belangrijke rol in de tekorten, vooral omdat de nationale economieën niet in hetzelfde tempo heropenen en sluiten. Door de circulatie van het virus in ontwikkelingslanden met een slechte toegang tot vaccins en het ontstaan van nieuwe varianten, kan deze factor blijven bestaan.
Meer fundamenteel illustreert deze bevoorradingscrisis de zwakte van het just-in-time productiemodel. Dit model, dat in de jaren 1980 algemeen ingang vond nadat het in de naoorlogse periode door Toyota was ontwikkeld, is erop gericht de opslagkosten drastisch te verlagen om de winst te verhogen door ervoor te zorgen dat onderdelen worden geleverd juist wanneer zij nodig zijn. Tussen 1981 en 2000 hebben de Amerikaanse bedrijven hun voorraden met gemiddeld 2% per jaar verminderd. Onder deze omstandigheden kan het kleinste zandkorreltje in de machine enorme gevolgen hebben. In het kader van een hoge internationale arbeidsdeling vereist een dergelijke werkwijze politieke stabiliteit. Met de toenemende inter-imperialistische spanningen en economische concurrentie, in het bijzonder tussen China en de VS, blijkt die stabiliteit erg broos te zijn.
Zijn de lonen verantwoordelijk voor inflatie?
De stijging van de prijzen van consumptiegoederen zorgt in ons land voor discussie over de loonindexering. De patroonsorganisaties VBO en VOKA hadden het al over de nood aan een nieuwe indexsprong of toch minstens een aanpassing van de index. Ze doen dit met het traditionele argument van de ‘concurrentiekracht’ en voegen daar nu het risico van een loon-prijsspiraal aan toe. De kern van het betoog van Pieter Timmermans (VBO) is dat een verhoging van de lonen leidt tot een automatische verhoging van de prijzen, die op hun beurt via indexering de lonen doen stijgen, wat zou leiden tot een eindeloze cyclus.
De lonen zijn de laatste jaren meermaals aangevallen, onder meer met de indexsprong van de regering-Michel in 2015, wat neerkomt op een loonverlies van 27.000 euro over een volledige loopbaan, alsook de verlaging van de sociale werkgeversbijdragen (ons indirect loon) van 32 naar 25%, d.w.z. een daling van de arbeidsbeloning met 5,3%. Dit alles heeft niet geleid tot een daling van de prijzen, maar wel tot een daling van het aandeel van de lonen in het bbp ten voordele van de winst (-2,3% ten opzichte van de periode 2006-2014 volgens Eurostat). Deze tendens is niet tot België beperkt, maar bestaat in de meeste geavanceerde kapitalistische landen.
Timmermans stelt loon voor als één van de kosten in het productieproces. Hij concludeert dat indien deze kost even sterk stijgt als de prijzen van grondstoffen en energie, dit wel moet leiden tot een stijging van de prijs van de geproduceerde goederen. Deze redenering wordt echter zelfs door de Nationale Bank van België (NBB) betwist: “De externe kostendruk zal in de loop van 2022 matigen”, stelt de NBB.. Belangrijker nog: “de sterke loonkostengroei wordt in belangrijke mate gecompenseerd door dalende winstmarges van ondernemingen.”
De kern van het probleem in de redenering van Timmermans is dat arbeid geen kostenpost is, maar juist de bron van waarde. Of het nu gaat om machines en gereedschap, materialen of grondstoffen, als je hoger in de productieketen komt, overal vind je arbeid. Zoals Marx reeds uiteenzette, vertegenwoordigt het loon niet de waarde van de gedurende een bepaalde periode verrichte arbeid, maar slechts een fractie daarvan: het product dat nodig is om de arbeidskrachten opnieuw samen te stellen, zodat de arbeider de volgende dag weer aan het werk kan. De rest wordt door de baas toegeëigend, wat de enorme winsten verklaart. In 2022 zou 2.000 miljard dollar worden uitgekeerd aan de aandeelhouders, 18% meer dan in 2019 (IHS Markit). Om het probleem van de prijsstijgingen aan te pakken, moet niet naar de vaak reeds ontoereikende lonen gekeken worden maar naar de indrukwekkende winsten.
De zwakte van de productieve investeringen drijft ook de prijzen op
Onder normale omstandigheden heeft de kapitalistische klasse de neiging haar meerwaarde te herinvesteren in nieuwe machines en technologieën, om zo een productiviteitsvoordeel te hebben tegenover de concurrenten. Het gevolg is dat er minder arbeidskrachten nodig zijn voor de productie, waardoor ook de prijs van goederen en diensten de neiging vertoont om te dalen.
In de huidige situatie wordt echter slechts een klein deel van het geld waarover de kapitalisten beschikken daadwerkelijk opnieuw in de productie geïnvesteerd. Gedreven door het streven naar kortetermijnwinst investeren ze massaal in financiële aandelen of in onroerend goed, die op korte termijn rendabeler zijn. Ondanks de enorme hoeveelheden geld die in de economie worden gepompt, neemt het aandeel van de waarde van de activa in het BBP dus toe, terwijl het aandeel van de winst uit de productie stagneert. Uit een studie van McKinsey blijkt bijvoorbeeld dat sinds 2011 in een selectie van 10 landen het aandeel van de waarde van de financiële activa in het bbp met 61% is gestegen, terwijl het aandeel van de winst uit productie (die de basis zou moeten vormen voor de financiële activa) met 1% is gedaald. Het in omloop brengen van grote hoeveelheden geld voor speculatieve doeleinden, in een context van stagnerende productiviteit, kan aldus prijsstijgingen in de hand werken.
Explosief potentieel
Achter de indicatoren van +5% (EU) en +7% (VS) inflatie gaan veel schokkender realiteiten schuil. De stijging van de elektriciteitsfactuur in België is daar een voorbeeld van, maar het is lang niet het enige. Volgens de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties zijn de prijzen van basisvoedingsmiddelen het afgelopen jaar drastisch gestegen, met een gemiddelde stijging van 28% voor alle voedingsmiddelen samen. Deze stijging is nog niet volledig in de consumptieprijzen doorberekend, maar het proces is begonnen. Het tijdschrift Forbes meldt een stijging van 21% op de kassatickets in de VS in het vierde kwartaal van 2021.
In het afgelopen decennium hebben prijsstijgingen een cruciale rol gespeeld bij het op gang brengen van massabewegingen, met name in de golf van 2019. Indien de inflatie aanhoudt, zich uitbreidt en in de consumptiegoederen toeneemt, zouden in sommige landen nieuwe, brede bewegingen rond aan de orde van de dag kunnen zijn, met het explosieve karakter dat kenmerkend is voor dit ‘tijdperk van wanorde’.
Tegen de prijsstijgingen moeten we opkomen voor eisen als de afschaffing van BTW op primaire levensbehoeften, het herstel van de volledige indexering van de lonen en uitkeringen zoals die bestond voor de manipulatie van de ‘gezondheidsindex’, de verhoging van lonen en uitkeringen (in het bijzonder het minimumloon) … Comités van werkenden, vakbonden en consumentengroepen, kunnen opgezet worden om toezicht te houden op de prijzen en om de reële stijging van de levenskosten van werknemers te meten. Dit zijn slechts enkele elementen, maar om het inflatiemonster helemaal te verslaan moet de uitbuiting en dus het privaat bezit van de productiemiddelen betwist worden. Er is nood aan een geplande economie onder democratische controle en beheer van de gemeenschap om een einde te maken aan de kapitalistische chaos in de productie.
-
Dossier. De inflatiedreiging: wat het is en hoe te bestrijden?

Afbeelding: Nick Youngson CC BY-SA 3.0 Via Pix4free “De decennialange cyclus van stagnatie, voorspoed, overproductie en crisis, die van 1825 tot 1867 steeds terugkeerde, schijnt inderdaad haar beloop te hebben gehad, doch slechts om ons te doen belanden in het moeras van moedeloosheid van een permanente en chronische depressie. De verwachte periode van voorspoed zal niet komen; zo vaak als we de eerste symptomen ervan schijnen waar te nemen, zo vaak verdwijnen ze weer.” – F. Engels, Voorwoord bij de Engelse editie van Het Kapitaal, 1886.
Nog voordat de Delta Covid-variant nieuwe beperkingen oplegde, waaronder lockdowns, en de nieuwste Omikron-variant uitbrak, maakten de euforische verwachtingen over een sterk economisch herstel na de pandemie, gebaseerd op de verwachte consumentenbestedingen en bedrijfsinvesteringen, plaats voor grote bezorgdheid. In veel landen worden consumenten geconfronteerd met de scherpste prijsstijgingen sinds decennia, vooral voor voedsel, energie en huisvesting, de grootste uitgavenposten van de arbeidersklasse en arme gezinnen. De levensstandaard krijgt zware klappen, maar de stemmen die opgaan om het verlies aan koopkracht te compenseren, worden overstemd door de roep om loonmatiging om de zogenaamde ‘loon prijsspiraal’ af te wenden.
Dossier door Eric Byl – geschreven eind december
Er zijn veel factoren die de prijsstijgingen veroorzaken. Eén daarvan bestaat uit verstoringen van het aanbod. In de mainstream-pers worden die vooral uitgelegd als het gevolg van de beperkingen in het kader van de pandemie en dus als tijdelijk of van voorbijgaande aard, zoals Fed-voorzitter Powell ze placht te noemen, tot zelfs hij die term moest laten vallen. De beperkende maatregelen dragen er ongetwijfeld in belangrijke mate toe bij, maar er is meer aan de hand en dat al langer dan de pandemie. De globalisering stagneerde sinds de Grote Recessie van 2008/9. Tegen de historische trend naar een grotere internationale arbeidsverdeling in, wonnen de ontkoppeling van de wereldwijde geïntegreerde toeleveringsketen in de richting van diversificatie, verplaatsing en in mindere mate zelfs ‘reshoring’ (terughalen) van de productie aan belang sinds de groei van China niet langer als een kans maar als een bedreiging wordt gezien, vooral door de gevestigde orde in de VS. Dit proces is onder het presidentschap van Trump in een stroomversnelling geraakt en heeft sindsdien een nieuw hoogtepunt bereikt met de komst van de pandemie, waarbij er minder stabiele regionale bevoorradingsketens ontstaan.
De verstoringen van de bevoorrading leggen de kwetsbaarheid van de “just in time”-productie bloot. Dergelijke productie vereist stabiele internationale betrekkingen, maar deze worden ernstig geschaad door toenemende internationale spanningen, in het bijzonder de toenemende koude oorlog tussen de VS en China over de wereldhegemonie die overal binnendringt. Er is geen redelijk vooruitzicht dat deze spanningen zullen afnemen, eerder een versnellende toename ervan, waarbij de kwestie Taiwan gevaarlijk opwarmt. Hoewel de bevoorradingsketens dus op een bepaald moment nieuwe, minder veilige evenwichten zullen bereiken – de grote havens beginnen minder vol te raken – zullen zij hardnekkiger blijken te zijn en naar verwachting veel langer duren dan de algemene consensus van medio 2022.
Just-in-time-productie betekent minder voorraden om de kosten te drukken. Toen de pandemie de grote economieën tot lockdowns dwong, werd de prijs van ruwe olie zelfs negatief door een gebrek aan opslagcapaciteit, waardoor het inkomen van sommige zwakkere olieproducerende economieën, zoals Venezuela en andere, ernstig werd aangetast. De inflatie daalde begin 2021 tot nul. Maar toen de economieën weer open gingen, mensen hun uitgestelde aankopen deden en auto’s en vrachtwagens weer op de weg kwamen, waren de kapitalisten niet voorbereid om aan de vraag te voldoen en grepen zij de kans om de prijzen te verhogen, hetzij om de verliezen tijdens de lockdowns te compenseren, hetzij gewoon omdat de gelegenheid zich voordeed. De prijs van staal steeg met 60 tot 70%, die van koper met 50%, hout met 80% en de energieprijzen, brandstof, benzine, gas en elektriciteit rezen de pan uit tijdens de winter op het noordelijk halfrond.
Daar komt nog bij dat de heropening van de economieën niet gelijktijdig plaatsvond, maar met regelmatige terugvallen die onevenwichtigheden en onderbrekingen van de productie veroorzaakten. We zagen dat schepen geladen met vloeibaar gas op de verkeerde plaats lagen, dat het gebrek aan containers en chips voor de autoproductie leidden tot prijsstijgingen van 20-30% en voor tweedehandswagens zelfs met een hoger percentage. Het uitbreken van nieuwe varianten van het coronavirus, mede als gevolg van de ongelijke verdeling van vaccins, waarbij meer dan 66% van de bevolking in de G20 dubbel is gevaccineerd, maar slechts 6% in Afrika, wat terecht vaccinnationalisme of vaccinimperialisme wordt genoemd, kan worden verwacht dat dit de komende jaren een terugkerend fenomeen zal worden. De Wereldgezondheidsorganisatie schat dat het nog enkele weken zal duren voordat er voldoende bekend is over de nieuwe Omikron-variant. Als blijkt dat het resistenter is voor het vaccin en nieuwe beperkende maatregelen oplegt, zal dit gebeuren in een situatie waarin de overheidsschuld en de tekorten al torenhoog zijn. Of het meer inflatie zal uitlokken als gevolg van nieuwe onderbrekingen van de bevoorrading of minder, omdat reizen beperkt zal worden en toerisme en horeca stilgelegd kunnen worden, is nog onduidelijk. Sommigen speculeren zelfs dat, omdat het aantal mensen dat ernstig ziek wordt van Omikron op dit moment laag lijkt, deze variant misschien een minder schadelijke maar zeer besmettelijke variant is die minder besmettelijke maar schadelijkere varianten overstemt.
Overvloed aan geld
In reactie op de Grote Recessie van 2008/9 verlaagden de centrale banken de rentetarieven tot nul of negatief, waarna tijdens de pandemie het gemakkelijke geld werd aangevuld met enorme fiscale stimuleringsmaatregelen. Het grootste deel daarvan kwam niet terecht in de productieve economie, maar belandde in vastgoed- en financiële activa-bubbels. Twee derde van het mondiale vermogen is feitelijk opgeslagen in onroerend goed en slechts 20% in andere vaste activa. Dit houdt verband met de langere trend van lage winstgevendheid in de productieve sectoren als gevolg van overaccumulatie van kapitaal. Winsten op basis van investeringen in fabrieken, machines, onderzoek en arbeidskrachten zijn minder aantrekkelijk geworden voor investeerders die meer geld kunnen verdienen met “kapitaalwinsten”: winsten uit stijgingen van aandelen- en vastgoedprijzen.
Volgens Mc Kinsey Global Institute was minder dan een derde van de nettogroei sinds het begin van de eeuw gebaseerd op nieuwe investeringen, terwijl bijna driekwart werd aangedreven door prijsstijgingen, wat betekent dat er zeer speculatief potentieel “fictief” geld werd verdiend met geld in plaats van met uitbuiting van arbeid. Sinds 2011 is in een selectie van tien landen de waarde van de bedrijfsactiva met 61% gegroeid ten opzichte van het bbp, maar de waarde die daaraan ten grondslag zou moeten liggen, de bedrijfswinsten, is met 1% gedaald ten opzichte van het mondiale bbp. McKinsey maakt zich terecht zorgen en wijst op een mogelijke ineenstorting van de financiële sector en de vastgoedsector.
Nochtans zijn er wereldwijd duidelijk grote tekorten zijn in de gezondheidszorg, het onderwijs, de sociale dienstverlening, betaalbare huisvesting en er noodzakelijke investeringen moeten worden gedaan in infrastructuur, de transitie naar groene energie, enz. De enige manier waarop de economie overeind wordt gehouden is door er gigantische hoeveelheden extra geld in te pompen. De gecombineerde balans van de FED, ECB, BOJ (Japan) en PBOC (China) was $5trn voordat het verdubbelde tijdens de Grote Recessie van 2008/9, daarna bleef het groeien tot $20trn, versnelde opnieuw tijdens de pandemische depressie om vandaag een duizelingwekkende omvang van $31trn te bereiken. Het saldo van de FED, historisch gelijk aan 6% van het bbp, nadert nu 40%, een niveau dat vergelijkbaar is met dat van de PBOC. De ECB heeft 60% bereikt en de BOJ 130%.
Op langere termijn is dit onhoudbaar. Het betekent dat elk economisch herstel het gevaar van oververhitting met zich meebrengt, tenzij een consistent groeipad vergelijkbaar met de naoorlogse boom goederen en diensten in staat stelt deze geldstroom te absorberen. Een dergelijke groei is uitgesloten in het huidige kapitalisme, ook voor het staatskapitalistische China. De dreigende implosie van Evergrande is slechts een eerste waarschuwing voor een mogelijke ineenstorting van China’s gigantische, door schulden gevoede vastgoedzeepbel van $5 triljoen, de belangrijkste groeimotor van het land in de afgelopen tien jaar. Zelfs als Peking een ongecontroleerde ineenstorting van Evergrande kan vermijden, dan nog zal dit China’s groeipad drastisch inperken, mogelijk tot een recessie leiden en in elk geval enorme wereldwijde repercussies hebben.
In de westerse geavanceerde kapitalistische landen heeft de vloed van goedkoop geld activa- en kredietzeepbellen gevoed met hoge koers-winstverhoudingen, lage risicopremies omdat goedkoop geld in overvloed beschikbaar was en opgeblazen tech-activa. Het heeft ook irrationele crypto-manie, torenhoge bedrijfsschulden, meme-aandelen, enz. gestimuleerd. Durfkapitaal, gebruikt om ondernemingen met een hoog risico te financieren, is exponentieel gegroeid met jaarlijkse rendementen van 17% in het afgelopen decennium. Amerikaanse durfkapitaalfondsen hebben bedrijven opgericht met een waarde van minstens 18 miljard dollar. In het verleden was dit een Amerikaanse aangelegenheid voor exclusieve fondsen, maar nu is het een internationale aangelegenheid geworden en zijn er gewone financiële ondernemingen bij betrokken. De risico’s zijn onverantwoord, van het buitensporig verbrassen van cash – gebaseerd op torenhoge waarderingen en een overvloedige instroom van kapitaal – tot het verkwisten van pensioenfondsen. Van de 100 grootste beursgenoteerde ondernemingen in 2021 staan er 54 in het rood met cumulatieve verliezen van 71 miljard dollar!
In het staatskapitalistische China is vastgoed, en niet de aandelenmarkt, de belangrijkste bron van speculatie: het vertegenwoordigt nu 27% van het BBP, tegen 14 à 18% in de VS. Dit betekent niet dat speculatie met onroerend goed een specifiek Chinese aangelegenheid zou zijn. In de afgelopen 40 jaar is de gemiddelde huizenprijs in de VS met 420% gestegen, nog versterkt door het feit dat de laatste twee decennia de bouw van nieuwe woningen met 5 à 7 miljoen eenheden achterbleef in vergelijking met de drie voorgaande decennia. Met de pandemie zijn de huizenprijzen nog sterker gestegen, alleen al in 2021 met 16%, deels omdat de kosten van bouwmateriaal en energie tot dusver in 2021 met 14,5% zijn gestegen, maar ook omdat de wake-up call van de pandemie en de uitbreiding van thuiswerken degenen die dat kunnen, ertoe heeft aangezet uit de stadscentra te verhuizen naar grotere en groenere locaties. Projectontwikkelaars maken volop gebruik van deze kans. Hogere prijzen voor woningen leiden onvermijdelijk tot meer huurders en hogere huurprijzen. Huisvestingskosten zijn verantwoordelijk voor tot een derde van de inflatie in de VS.
Ook de voedselprijzen lopen voor op de algemene inflatie. In het derde kwartaal van 2021 steeg de landbouwgrondstoffenprijsindex met 33% op jaarbasis, waarbij de prijzen voor maïs en tarwe respectievelijk 44% en 38% hoger lagen dan vóór de pandemie. Net als huisvesting en energie weegt voedsel veel zwaarder door in de uitgaven van gezinnen uit de arbeidersklasse en arme gezinnen, laat staan in middeninkomenslanden en arme landen. De Wereldbank bevestigt dat Covid 19 het aantal mensen dat met acute voedselonzekerheid te kampen heeft, dramatisch deed toenemen. In het waarschijnlijke scenario van een financiële crash of een vastgoedcrisis kunnen we verwachten dat speculanten de markt voor toekomstige oogsten massaal zullen overspoelen, vergelijkbaar met wat meer dan een decennium geleden gebeurde en een belangrijk element werd in de zogenaamde Arabische lente. Een herhaling van een dergelijk scenario, vooral in een periode van schaarste die veel speculatieve mogelijkheden creëert, is perfect denkbaar, maar de gevolgen ervan zouden nog desastreuzer zijn in de context van klimaatrampen, overgewaardeerde financiële markten en een nog steeds ontwikkelende pandemie. Voedseltekorten en prijsstijgingen waren reeds belangrijke elementen in de bewegingen en rellen in Libanon, Soedan, Algerije, Zuid-Afrika, Madagaskar en onlangs op de Salomonseilanden.
Het schuldenprobleem
Elk groot land heeft een begrotingstekort, in de VS tot 14% van het BBP, hoger dan in enig ander G7-land, maar het is een algemeen kenmerk. Fiscale stimulering is een noodzakelijk instrument geworden om het systeem overeind te houden en massale sociale explosies tegen te gaan. Als gevolg daarvan is de wereldwijde overheidsschuld gestegen tot 88 miljard dollar, bijna 100 procent van het mondiale bbp. De kosten daarvan zijn nu nog relatief laag door de historisch lage rentetarieven, maar op langere termijn zal dit moeten worden aangepakt voordat de rentetarieven stijgen en de herfinanciering van die schulden een ondraaglijke last wordt die in een schuldensneeuwbal eindigt.
Sterkere economieën zullen proberen geleidelijk aan te besparen in de hoop hun economieën niet opnieuw in een recessie te storten. De FED heeft besloten haar maandelijkse aankopen van schatkistpapier ter waarde van 80 miljard dollar met 10 miljard dollar te verminderen en haar aankopen van door hypotheek gedekte waardepapieren ter waarde van 40 miljard dollar met 5 miljard dollar. De Bank Of England (VK) suggereert dat het zijn basisrente in de komende maanden zal verhogen van 0,1% tot 0,5%. De discussies binnen de ECB over tapering worden nog intensiever nu de inflatie in de eurozone in november van dit jaar is opgelopen tot 4,9%, het hoogste niveau sinds het begin van de metingen in 1997, en 6% in Duitsland.
Zwakkere economieën hebben deze luxe niet en zijn genoodzaakt krachtdadiger op te treden. Van de 38 centrale banken die door de Bank voor Internationale Betalingen worden gevolgd, hebben er al 13 hun belangrijkste rentetarief ten minste één keer verhoogd en er zullen er nog meer volgen. Zo heeft de Chileense centrale bank vorige maand haar rentetarief met 1,25 verhoogd tot 2,75%, de grootste renteverhoging in 20 jaar. Ook Peru en Colombia hebben hun monetaire beleid verkrapt, evenals Sri Lanka, Rusland, Noorwegen en vele andere landen. De opmerkelijke uitzondering is Turkije, waar Erdogan tegen elke logica in aandringt op renteplafonds in een situatie waar de inflatie al dicht bij 20% ligt. Sinds het begin van 2021 verloor de Turkse lira 40% ten opzichte van de dollar. Het leidt tot grote sociale onrust terwijl de populariteit van Erdogan afneemt. Hogere rentetarieven zullen echter de herfinanciering van schulden bemoeilijken, vooral in armere landen. Het kan leiden tot een keten van wanbetalingen die enkele van de belangrijkste particuliere kredietverstrekkers meesleept en verdere inter-imperialistische spanningen uitlokken over wie het verlies zal dragen. Het zou ook het goedkope krediet doorkruisen, de risicopremies opdrijven, de dreiging van een kredietschaarste opwerpen, de investeringen ondermijnen en de economieën opnieuw in een recessie doen belanden.
De totale mondiale schuld – publieke, particuliere en bedrijfsschulden – is opgelopen tot een recordbedrag van 296 miljard dollar. Aan het begin van de eeuw werd 11% van de bedrijven wereldwijd als zombiebedrijven beschouwd, onrendabele bedrijven die alleen door goedkoop krediet konden overleven. De kans dat zij zombie zouden blijven, werd geschat op 50%; thans is 16% zombie en de kans dat dit zo blijft ligt dicht bij 90%. Uit een studie van twee Argentijnse economen blijkt voorts dat de voornaamste oorzaak van deze stijging niet de omvang van hun schulden is, maar veeleer hun lage winstmarge uit de productie, waardoor zij gedwongen zijn te lenen. Als de herfinanciering van schulden duurder wordt, zal een keten van faillissementen andere bedrijven, die vandaag als gezond worden beschouwd, met inbegrip van banken, met zich meetrekken. Daarom is de kwestie van het afbouwen van de kwantitatieve versoepeling en het verhogen van de rentevoeten als dansen op een dunne koord.
Klassenstrijd
De crisis is van dien aard dat symptoombestrijding niet zal volstaan. Het kapitalisme is in een zodanige situatie beland dat elke maatregel die wordt genomen nieuwe problemen dreigt uit te lokken of oude problemen nieuw leven in kan blazen. Als het beleid van geldverspilling wordt voortgezet, kan het uitlopen op een inflatie met dubbele cijfers, in sommige landen zelfs hyperinflatie, en eindigen in stagflatie. Gebeurt dit niet, dan kan de economie in de moeder aller recessies terechtkomen. De realiteit is dat deze crisis, een perfecte storm, al tientallen jaren in voorbereiding is.
Het kapitalisme heeft zichzelf gevoed ten koste van de menselijke arbeid en de natuur, waardoor wat Marx de metabole kloof tussen mens en milieu noemde, een gapende afgrond is geworden. Het heeft onze gezondheidsstelsels ondergefinancierd, ze gereduceerd tot een minimum dat niet in staat is de onvermijdelijke komende crises het hoofd te bieden. Het heeft hetzelfde gedaan met alle nooddiensten, van brandweerdiensten tot civiele bescherming over alle soorten sociale diensten. Het veranderde onderwijs, gezondheidszorg en andere diensten in bedrijven die winst maken, ten koste van kwaliteit, prijs en arbeidsomstandigheden. Het heeft de productie van alle buffers ontdaan, de voorraden tot het absolute minimum teruggebracht, een ondraaglijke flexibiliteit in de werktijden en arbeidscontracten ingevoerd om elke fractie van de bestede arbeidstijd uit te buiten. Het maakt van alles louter handelswaar die op de ‘vrije’ markt kan worden verhandeld. Hoewel kapitalisten dit vanuit menselijk oogpunt allemaal veroordelende klappen in het gezicht vinden, zegt de hele logica van hun systeem, de werking ervan, de ideologische kijk erop hen dit alles terzijde te schuiven en in de eerste plaats “investeringskansen” te zien.
Big Pharma verdient miljarden aan de coronapandemie, net als energiebedrijven, projectontwikkelaars enz. De voorspelde inkomsten van Pfizer van 2021, 80 miljard dollar, vormen een record voor elke medicijnfabrikant. De wereldwijde dividenduitkeringen aan houders van activa van grote beursgenoteerde bedrijven zullen in 2021 met 16% stijgen en een record van $1460 miljard bereiken, maar de grote zorg van het establishment is dat inflatie zal leiden tot hogere looneisen, waarop kapitalisten de prijzen zullen verhogen om de gestegen arbeidskosten te compenseren. Dit wordt voorgesteld als een soort natuurwet, maar in werkelijkheid gaat het om een klassenstrijd over wie de lasten zal dragen, de arbeiders met hun loon of de bazen met hun winst. Al tientallen jaren is het aandeel van de lonen in het BBP in alle geavanceerde kapitalistische landen aan het afnemen. Geschat wordt dat als het aandeel van de lonen in het BBP van de VS op het niveau van de jaren ’60 zou zijn gebleven, de arbeiders in de VS nu elk jaar 1 miljard dollar extra te besteden zouden hebben. Gemiddeld is in de geavanceerde kapitalistische landen het aandeel van de lonen, dat in de jaren 1960 60 tot 65% van het BBP bedroeg, na een stijging tot 65-70% in het midden van de jaren 1970, tijdens het neoliberale tijdperk drastisch gedaald tot 50-55% van het BBP vandaag.
Met uitzondering van enkele sectoren en bedrijven blijven de lonen sterk achter bij de inflatie. Volgens gegevens van ‘The Conference Board’ zullen de mediane lonen in de VS dit jaar met 3% stijgen, terwijl de inflatie over de gehele linie 6,2% bedraagt. Inflatiecijfers houden echter rekening met de prijzen van een hele reeks goederen en diensten. Die stijgen niet allemaal even snel. Wie, zoals de meerderheid, aan de onderkant van het inkomensspectrum zit, geeft verhoudingsgewijs meer uit aan voedsel, energie en huisvesting met prijsstijgingen die ver boven het gemiddelde liggen en zal de gevoelsinflatie is bijgevolg veel hoger dan het officiële cijfer. Tijdens het neoliberale tijdperk werden werknemers, helaas vaak met de hulp van de zogenaamde arbeiders- en vakbondsleiders, monddood gemaakt. Het resulteerde in groeiende sectoren met lage lonen, extreme flexibiliteitseisen, onzekere arbeidscontracten en een onhoudbaar werkritme. Het ondermijnde ook het geloof in collectieve actie, maar ook al lijkt collectieve actie ver weg, concrete omstandigheden dwingen arbeiders toch om een uitweg te zoeken.
Arbeidsomstandigheden, lage lonen, vervreemding en een gebrek aan perspectieven in combinatie met het post-pandemische herstel helpen verklaren waarom in september een recordaantal van 3% van de Amerikaanse beroepsbevolking zijn job opgaf. Dit kreeg de naam “het grote ontslag”, waarmee wordt uitgedrukt hoe bezorgd de bazen hierover zijn, omdat zij bang zijn dat zij meer zullen moeten betalen en betere voorwaarden moeten bieden om te voorkomen dat zij zonder arbeidskrachten komen te zitten. In zekere zin stelt het hun macht om personeel aan te nemen en te ontslaan in vraag. In Groot-Brittannië zorgde het fenomeen van ontslagnames door werkenden in het derde kwartaal van 2021 voor recordaantal job-naar-job verplaatsingen. Verslechterende omstandigheden worden gewoon niet meer gepikt. Als reactie op het tekort aan vrachtwagenchauffeurs heeft de Britse regering het rijexamen vereenvoudigd, maar het zijn de lonen en de arbeidsvoorwaarden die het tekort veroorzaken.
Hoewel de pandemie de arbeidersbeweging kortstondig verlamde, maakte zij in eerste instantie de arbeiders in essentiële jobs – en vervolgens in bredere zin iedereen die voor zijn brood werkt – bewust van de rampzalige aanpak van de pandemie door de heersende klassen en hun politieke en ideologische woordvoerders. Dit leidde onvermijdelijk tot eisen inzake lonen, contracten en extra personeel, terwijl tegelijkertijd de bereidheid van de werknemers om terug te vechten toen bedrijven probeerden de kosten te drukken ten koste van banen en omstandigheden, ook toenam. In vele landen leidde dit reeds tot collectieve actie, aanvankelijk vooral door gezondheidswerkers en leraren, maar het verspreidde zich snel. In de VS, Spanje en India, om er enkele te noemen, ontstaan stakingsgolven, soms met overwinningen. Werknemers aanvaarden niet de last van de crisis te dragen.
De bereidheid om te strijden op zich is echter onvoldoende. De kapitalisten bereiden zich voortdurend voor op een confrontatie. Ze gebruiken verdeel-en-heers tactieken om arbeiders en armen te verzwakken. Vandaag wordt dit aangevuld met voortdurende repressieve maatregelen van de staat, soms op een bedekte manier ingevoerd, soms open en bot. Het is geen toeval dat we de laatste jaren in een groeiend aantal landen meer autoritaire figuren aan de macht zien komen. Tegelijkertijd hebben monopolistische multinationals aanzienlijke macht vergaard en gebruiken die om hun eigen agenda op te leggen.
Om het ideologische spervuur en de regelrechte aanvallen te weerstaan, hebben arbeiders en armen hun eigen verenigende democratische structuren, discussies, activiteiten, kranten en sociale media nodig. Zij hebben democratische en strijdbare vakbonden nodig, zo nodig aangevuld met ad hoc organisaties om hun strijd te verbreden en te versterken. Zij hebben democratisch gekozen leiders nodig, die bereid zijn te mobiliseren en initiatieven te nemen die overeenkomen met de uitdagingen die voor hen liggen. Aangezien vandaag de algemene oriëntatie van de maatschappij op nationaal en internationaal niveau wordt bepaald, hebben zij ook hun eigen internationale politieke organisaties nodig met democratisch gekozen vertegenwoordigers die zelf de omstandigheden en de lonen van arbeiders en armen delen. Maar eerst en vooral hebben zij een programma nodig dat werkelijk een uitweg kan bieden, dat onze onmiddellijke eisen koppelt aan de noodzaak van socialistische verandering en dat programma vertaalt in concrete actie en mobilisatie. Als de arbeidersklasse hier niet in slaagt, zwak is in haar organisatie, acties en programma, zullen rechtse populisten en extreemrechtse groeperingen de massale woede over de ondraaglijke omstandigheden in de samenleving uitbuiten om de arbeiders en armen verder te verdelen en te verzwakken en uiteindelijk het vertrouwen te winnen om de arbeidersorganisaties openlijk aan te vallen, zoals onlangs gebeurde in Rome, waar het hoofdkantoor van de vakbonden, de CGIL, werd aangevallen door een extreemrechtse bende.
Dit zijn enkele voorstellen voor een offensief programma van arbeiders en armen tegen de inflatie:
- Als eerste stap in de strijd tegen de inflatie moeten comités worden opgericht, waarvan vakbonden en consumentengroepen deel uitmaken, om de prijzen in de gaten te houden en de reële stijging van de kosten van levensonderhoud voor de werkende bevolking te meten. In geval van schaarste en rantsoenering moeten dergelijke comités de distributie overzien en organiseren.
- Bedrijven moeten hun boeken openen, vooral de grote bedrijven en de bedrijven die zich tijdens de crisis hebben verrijkt, om hun werkelijke kosten, winsten, beloningen van directieleden en dividenduitkeringen vast te stellen. Bedrijven die belastingen ontduiken moeten onmiddellijk onder toezicht van werknemerscomités worden geplaatst, bedrijven die betrokken zijn bij belastingfraude moeten worden onteigend en onder overheidstoezicht worden geplaatst.
- Onmiddellijke invoering van een glijdende loonschaal om werknemers automatisch te compenseren voor de gestegen kosten van levensonderhoud, op basis van een mand van goederen en diensten die de reële uitgaven weerspiegelen, gecontroleerd en overeengekomen door comités van werknemers en vertegenwoordigers van de gemeenschap.
- Onmiddellijke afschaffing van de BTW op essentiële goederen.
- Een onmiddellijke verhoging van de lage lonen en uitkeringen tot het niveau van wat comités van werknemers en gemeenschappen als een leefbaar loon beschouwen, geen ondermijning van de brutolonen.
- Een onmiddellijke ‘meevallersbelasting’ op bedrijven die enorme winsten maken door de pandemie of prijsstijgingen. Dit slechts als eerste stap naar de nationalisatie van de bezittingen van de grote farmaceutische en nutsbedrijven, om deze te runnen als openbare bedrijven onder controle en beheer van de arbeiders, om te voorzien in de behoeften van de meerderheid van de samenleving.
- Een massaal programma van overheidsinvesteringen in openbare koolstofneutrale sociale huisvesting om de huizenprijzen tot een betaalbaar niveau terug te brengen en de kwaliteit te verbeteren, met inbegrip van de uitdagingen op milieugebied.
- Een grootschalig plan van openbare werken om verwaarloosde infrastructuur te verbeteren en verspilling door gebrek aan onderhoud en reparatie te verminderen.
- Gratis en kwalitatief openbaar vervoer als onderdeel van een nationaal plan van energietransitie en vervanging van verspillende en giftige productie. Massale creatie van groene banen die even goed betaald worden als vorige contracten.
- Om aangepast te zijn aan de uitdagingen die voor ons liggen, moeten banken en financiële instellingen worden genationaliseerd en verenigd in één openbaar financieel instrument dat in staat is goedkoop krediet te verstrekken voor de geplande ontwikkeling van de industrie en de dienstensector, een groene transitie, alsook goedkoop krediet te verstrekken voor huisvesting en kleine bedrijven.
- Nationalisatie moet gebeuren zonder compensatie, tenzij op basis van bewezen noodzaak
- Voor internationale mobilisatie en samenwerking van arbeidersorganisaties over de grenzen heen ter voorbereiding van vrijwillige confederaties van socialistische arbeidersstaten gebaseerd op democratische economische en ecologische planning volgens behoeften in tegenstelling tot de door winst gedomineerde chaos van het kapitalisme