Your cart is currently empty!
Tag: India
-
Religieus fundamentalisme en de strijd ertegen. Video met Peter Taaffe
In België is er vooral aandacht voor reactionaire stromingen binnen de politieke islam, denk maar aan Al Qada en ISIS. Maar ook elders zijn er rechtse stromingen die op religie beroep doen, denk maar aan de boedhistische fundamentalisten in Sri Lanka of Birma. Of aan het hindoenationalistische regime in India waar er een toename is van geweld tegen mensen van andere religies maar ook tegen mensen van lagere kasten.
Jagadish van onze Indische zusterorganisatie sprak hierover met Peter Taaffe van het Internationaal Secretariaat van het CWI. Een interessante uitwisseling en discussie over religieuze fundamentalisten en de strijd ertegen.
-
Zuid-Azië: instabiliteit, spanningen en potentieel van arbeidersstrijd

Hameed spreekt, Khalid vertaalt. Twee afgevaardigden van de Socialist Movement Pakistan. Op het wereldcongres kwam de situatie in Azië aan bod in de sessies over wereldperspectieven, vrouwenrechten en opbouw van het CWI. Daarnaast was er een afzonderlijke sessie over Pakistan, India en Sri Lanka, drie belangrijke landen voor het CWI. De discussie werd ingeleid door Clare Doyle en afgerond door TU Senan. Er waren tussenkomsten door leidinggevende kameraden uit India, Sri Lanka en Pakistan.
Verslag vanop het 11de Wereldcongres van het CWI
De Chinese vertraging en andere elementen van de wereldeconomie hebben een effect op deze landen. De mogelijkheid van een nieuwe Aziatische crisis, maar dan op grotere schaal, is reëel.
India: enkel groei voor rijken
De Indische economie is momenteel nog de snelst groeiende ter wereld als laatste BRICS-land dat overeind blijft. Indische bedrijven zijn actief in heel de wereld. Staalgigant Tata wil momenteel duizenden Britse arbeiders tot werkloosheid veroordelen. Het lijkt wat op omgekeerd kolonialisme. Maar de groei van de Indische economie is onzeker.
President Modi gebruikte als verkiezingsslogan: “De goede dagen liggen voor ons” (‘Achche Din’). De overgrote meerderheid van de 1,3 mensen in het land merkt echter niets van de groei. Het aantal zelfmoorden onder landbouwers blijft erg hoog, de sloppenwijken rond de grote steden blijven aangroeien. De helft van de bevolking van Mumbai woont in sloppenwijken. Tegelijk zijn er superrijken in de stad. Mukesh Ambani bijvoorbeeld woont in een paleis dat 27 verdiepingen telt, de tweede duurste particuliere residentie ter wereld na Buckingham Palace.
De meerderheid van de bevolking wordt geconfronteerd met prijsstijgingen zonder loonsverhogingen, natuurrampen zoals de smog in de grote steden of recent de overstromingen in Tamil Nadu. Daar wil Modi nog een schep bovenop doen met een reeks neoliberale voorstellen.
Zowel het rechtse hindoenationalisme, de hinduthva, als het asociale neoliberale beleid van Modi botsen op weerstand. Er was vorig jaar de grootste staking uit de Indische geschiedenis, wellicht de grootste ter wereld, met 150 miljoen stakers. De opkomst overtrof alle verwachtingen, inclusief die van de vakbondsleiders. Onze bescheiden campagne voor een hoger minimumloon krijgt een goede respons. En nu is er een grote protestbeweging van onder meer studenten tegen onderdrukking op basis van kaste. Deze massale beweging ontstond naar aanleiding van de dood van Dalit student Rohit Vemula in Hyderabad. Het doet wat denken aan de beweging in Tunesië vijf jaar geleden, toen ontstonden ook massale protesten na een wanhoopsdaad.
Op politiek vlak hangen er donderwolken boven de regering van Modi. Zijn financieminister wordt vervolgd wegens corruptie. In Bihar verloor zijn partij, de BJP, de regionale parlementsverkiezingen van november en eerder vorig jaar werden zowel de BJP als Congress in Delhi weggeveegd door de anticorruptiepartij AAP. Niet dat die partij een alternatief biedt, ze werd vooral groot op basis van ongenoegen tegen de andere partijen. Als de regering relatief stabiel blijft, is dit vooral door de zwakte van de oppositie, ook van de linkse partijen en de door hen gecontroleerde vakbondsleidingen. De massale algemene staking en de beweging tegen kastenonderdrukking tonen een potentieel van strijd waar onze Indische zusterorganisatie op kan bouwen.
Sri Lanka: nieuw regime biedt geen oplossingen
Begin 2015 werd Rajapakse in vervroegde presidentsverkiezingen weggestemd. Hij dacht dat hij na de overwinning in de oorlog en door zijn steun onder de Singalese meerderheid kon winnen. Maar toch verloor hij. In het noorden en oosten van het land, waar er een Tamil en moslim meerderheid is, haalde Rajapakse amper stemmen. Onder de Singalese bevolking slonk zijn meerderheid fors. Een poging om met hulp van het leger aan de macht te blijven, mislukte.
Sri Lanka kent een trotse geschiedenis van massale arbeidersstrijd. Dit heeft tot op vandaag gevolgen met onder meer gratis gezondheidszorg en onderwijs. Maar alle verworvenheden staan onder druk. De rechtse UNP-regering wil het neoliberale offensief opvoeren. Door politieke fouten en verkeerde tactieken, staat de linkerzijde vandaag minder sterk. Naast de United Socialist Party blijft er nog amper iets over van de traditie van trotskisme op het eiland. Voormalige linkse leiders steunden burgerlijke kandidaten, ofwel Rajapakse ofwel de nieuwe president Sirisena. Met de nieuwe regering onder leiding van Ranil wordt een pagina in de geschiedenis omgeslagen. De rechtse regering staat positief tegenover het westen, terwijl Rajapakse eerder naar China keek. De beloften van leningen van het IMF zullen gepaard gaan met een neoliberaal beleid dat tot nieuw arbeidersprotest zal leiden.
De Tamil National Alliance, een alliantie van burgerlijke Tamil politici, steunt de regering. Maar er wordt in de praktijk niets ondernomen om het lot van de Tamil bevolking te verbeteren en de aspiraties op een nieuw leven waar te maken. Er zijn nog altijd 150.000 soldaten in het noorden. Er zitten nog steeds gevangenen in kampen, de United Socialist Party steunt een campagne voor de vrijlating van alle politieke gevangenen die vaak al jarenlang vastzitten zonder enige vorm van proces.
De United Socialist Party is een kleine partij, maar met een grote traditie en reputatie. Dat bleek onder meer uit de belangstelling voor het boek van USP-leider Siritunga Jayasuriya over de algemene staking van 1980, voorstellingen van het boek trokken honderden aanwezigen.
De USP kwam bij de verkiezingen vorig jaar alleen op. Een poging tot linkse frontvorming lukte niet, onder meer omdat wij als enige het recht op zelfbeschikking voor Tamils en andere groepen verdedigen alsook openlijk pleiten voor socialisme. Nu zijn we ook de enigen die ons duidelijk uitspreken in de discussie over een nieuwe grondwet. Voor de USP moet die grondwet uitdrukkelijk het recht op zelfbeschikking erkennen en moet Sri Lanka een seculiere staat worden. Een grondwet opstellen moet niet door een gesloten comité opgemaakt worden, maar door een grondwetgevende vergadering waarvoor vertegenwoordigers van alle bevolkingsgroepen verkozen worden.
Pakistan: politieke instabiliteit
Pakistan kent tal van crisissen. Het leven is rampzalig voor de overgrote meerderheid van de 190 miljoen inwoners. Er zijn elementen van kapitalisme, feodalisme en zelfs slavernij die naast elkaar bestaan. Er is een groei van religieuze intolerantie en rechtse politieke islam. Ook in de provincie Sindh kunnen islamistische pro-Taliban partijen scoren, de afkeer tegen de andere partijen is er zo groot dat de JUI(F) in verschillende districten de tweede partij werd in de parlementsverkiezingen.
De impact van Chinese investeringen is groot in Pakistan, het verandert het leven in het land. Er is maar liefst 46 miljard dollar in de economie gepompt, zowel in infrastructuur als in fabrieken. Maar doorgaans sturen de Chinese bedrijven eigen werknemers mee. Het maakt dat de gewone bevolking weinig merkt van de investeringen. Tegelijk gaat een groot deel van de middelen naar het leger, defensie is goed voor een vijfde van het budget.
De verzwakking van de traditionele partijen wordt door het leger aangegrepen om de touwtjes meer naar zich toe te trekken. Dat gebeurt niet op een directe wijze met een militaire dictatuur, maar door de controle in de praktijk uit te oefenen en een verschillende retoriek te hanteren tegenover verschillende groepen en belangen in het land en de wereld. Premier Nawaz Sharif wordt soms smalend de burgemeester van Islamabad genoemd, maar zelfs dat is een positieve inschatting. De nieuwe legertopman zal de rol van het leger in de Pakistaanse samenleving niet beperken.
Op vlak van veiligheid was er even wat verbetering, maar de situatie blijft explosief. Er worden elke dag nog nieuwe scholen op sectaire religieuze basis opgericht. Jongeren die hier een opleiding genieten moeten niet radicaliseren om de Taliban te vervoegen, ze worden klaargestoomd voor dergelijke reactionaire groepen.
De Taliban dreigt er nu mee om scholen waar meisjes les krijgen of waar vrouwen les geven aan te vallen. Het gevaar van aanslagen is dus verre van geweken. Het leger veroverde de controle in de meeste stammengebieden, maar sommige van de ergste groepen worden nog steeds beschermd. Dat ze voortkomen uit het establishment heeft daar natuurlijk veel mee te maken.
Regionale spanningen kunnen op elk ogenblik opnieuw opleven, dat bleek onder meer na de aanslag op een militaire basis in India. De Indische president Modi bracht dan wel een kerstbezoek aan Pakistan, spanningen met Pakistan rond bijvoorbeeld Kasjmir worden wel meer gebruikt om het nationalisme op te kloppen en zo de aandacht van de sociale problemen weg te leiden.
De afgelopen jaren zijn de vakbonden verzwakt, onder meer door de grootschalige privatiseringen sinds begin jaren 1990 waardoor honderdduizenden jobs in de publieke sector verdwenen. In de private sector staan vakbonden traditioneel erg zwak. Maar er zijn elementen van klassenstrijd. Een opgepakte vakbondsman van Nestlé werd na een campagne terug vrijgelaten. Er is strijd tegen privatiseringen in de gezondheidszorg en bij luchtvaartmaatschappij PIA wordt eveneens tegen een privatisering gestreden.
Potentieel van arbeidersbeweging
In zowel India, Sri Lanka als Pakistan heeft de arbeidersbeweging een traditie maar vooral ook een potentieel van strijdbaar verzet. Het kapitalisme heeft er de meerderheid van de bevolking enkel armoede, sectaire spanningen, religieuze intolerantie te bieden terwijl een kleine toplaag in extreme rijkdom leeft. Bij een heropleving van arbeiderstrijd zal de nood aan consequent socialistisch programma groot zijn. Onze organisaties in de drie landen zijn goed geplaatst om daar een significante rol in te spelen.
-
India: protest na dood van kasteloze doctoraatstudent
Momenteel is er in India een golf van protest naar aanleiding van de zelfmoord van een doctoraatstudent van Dalit-afkomst, Rohith Vemula. Vemula was een van de vijf Dalit academici die van de universiteit van Hyderabad werden uitgesloten na valse beschuldigingen door een rechtse studentenorganisatie die met de regerende BJP verbonden is. Het dreef de linkse activist en doctoraatstudent in de sociologie Vemula tot de dood.
Er is een opmars van geweld en discriminatie op basis van kaste en religie in India, de rechtse regering van de hindoenationalist Modi wakkert dit aan. Modi was deelstaatpremier in Gujarat toen daar in 2002 een groot aantal moslims werd vermoord. Gaat hij als president van India dezelfde weg van sectair geweld op? Dit kan gestopt worden door de arbeidersbeweging die potentieel erg sterk is, zo was er vorig jaar de grootste algemene staking uit de Indische geschiedenis. Verzet tegen het asociale beleid werkt verenigend.
Deze discussie is ook in ons land van belang, de campagne van hindoenationalistische fundamentalisten tegen mensen van lagere kasten aan de universiteiten wordt immers mee gevoerd door een Gentse professor (zie ons artikel hierover)
Hieronder een opiniestuk door Meena Kandasamy, een Indische schrijfster en socialiste. Deze tekst verscheen eerder in de krant ‘The Hindu’.

Meena Kandasamy “De zelfmoord van een Dalit student is meer dan een individuele uitweg, het is een schande voor de samenleving die ervoor zorgde dat de student geen andere uitweg zag. De dood van Rohith Vemula komt als een triestige climax in een strijd die hij mee voerde tegen de sectaire krachten die op basis van kaste discrimineren. Hij was een van de vijf Dalit academici die van de universiteit van Hyderabad werden uitgesloten na beschuldigingen door de rechtse studentenorganisatie Akhil Bharatiya Vidyarthi Parishad. Dat Rohith tot de dood gedreven werd, toont hoe kwetsbaar zelfs de meest militante studenten zijn. Het toont ook de ware aard van ons onderwijssysteem: een vice-rector met een decennialange geschiedenis van discriminatie tegen Dalit studenten, betrokkenheid van nationale ministers om de agenda van rechtse hindoenationalistische krachten te ondersteunen, het inzetten van de volledige administratieve machine als marionet van de heersende politieke krachten en de tragische gevolgen van sociale apathie.
“Er kan geen krachtiger beeld gegeven worden van de rol van het kastensysteem dan de uitsluiting van deze vijf Dalit studenten. De verschillende studentenstakingen als protest hiertegen tonen de solidariteit onder de studenten, maar het feit dat deze vijf werden uitgesloten toont het brutale karakter van kastendiscriminatie. Zoals de kastelozen niet toegelaten worden in de verblijfplaatsen van mensen van hogere kasten, doet ook deze uitsluiting denken aan een vorm van kastenzuivering. Het onderwijs wordt nu ingezet tegen Dalit studenten, zij worden constant bedreigd door discriminatie, uitsluiting, vervolging, … In een samenleving waar studenten massale strijd moesten voeren om toegang te verwerven tot hoger onderwijs, onder meer door het beleid van gegarandeerde plaatsen voor kastelozen en mensen van lagere kasten, durft niemand na te gaan hoeveel van deze studenten ook effectief met een diploma afstuderen, hoeveel studenten het niet halen, hoeveel studenten slachtoffer van depressies worden en hoeveel er het leven laten.
“Het feit dat Dalit studenten als Rohith Vemula aan de universiteit doctoreren, is een uitdrukking van hun intelligentie, doortastendheid en vastberaden strijd tegen kastendiscriminatie waarmee ze vanaf de eerste dag te maken krijgen.
“De leerboeken zijn doorspekt met elementen van kastenhegemonie, op de campussen wordt de vervreemding versterkt door een sfeer waarbij andere studenten trots naar hun dominante kastenstatus verwijzen, docenten die hen veroordelen en zo bijdragen aan de self-fulfilling prophecy van falen. Het zijn onmogelijke obstakels die Dalit studenten moeten overwinnen. Het kastenonderscheid dat verbonden wordt met een notie van intellectuele superioriteit, wordt in academische kringen een gif dat krachtig genoeg is om levens te eisen. Klaslokalen worden op deze manier geen plaatsen van verzet en rebellie, maar van bevestiging van ongebreidelde kastenmacht in handen van diegenen die omwille van hun positie de status quo verdedigen.
“De kleine minderheid van studenten van onderdrukte achtergrond die zijn achtergrond probeert weg te moffelen, wordt hard afgestraft zodra hun ware afkomst bekend raakt. De Dalit studenten die openlijk naar buiten komen met hun identiteit, overleven maar zijn niet in staat om hun talenten te gebruiken. Dit is niet alleen het lot van studenten, in deze structuur van kastenmacht worden ook docenten van Dalit-afkomst geviseerd. Ik zag hoe mijn eigen moeder strijd voerde in het Indian Institute of Technology (IIT) in Madras, ik keek hulpeloos toe hoe deze vrouw die ik zo graag zie een onmogelijke strijd leverde. De wel erg beperkte aanwezigheid van onderdrukte groepen op het IIT en andere universiteiten versterkt de kastendiscriminatie voor studenten van gelijkaardige achtergronden.
“Hoe houden studenten het vol als ze steeds examens moeten afleggen bij professoren van Brahmaanse kasten die vijandig tegenover hen staan? Deze professoren mogen dan soms wel master in de kernfysica zijn, tegelijk houden ze vast aan kastenvooroordelen. Dit is slechts een aspect van het probleem van kastenonderdrukking. Als het samengaat met rechtse studentengroepen zoals ABVP, wordt het een dodelijke cocktail.
“Onze universiteiten worden moderne killing fields. Zoals op alle andere strijdtonelen, zijn ook instellingen van hoger onderwijs gespecialiseerd in meer dan kastendiscriminatie. Ze zijn ook berucht voor seksueel geweld tegen vrouwelijke studenten en personeelsleden, waarbij slachtoffers die zich verzetten en geen seksuele betrekkingen onder dwang toelaten het slachtoffer worden van karaktermoorden. Zoals Rohith’s zelfmoord de stilte over dodelijke kastendiscriminatie doorbreekt, zullen we ooit ook verhalen horen van vrouwen die de dood ingedreven werden in deze ivoren torens.
“In het geval van de universiteit van Hyderabad zien we een dodelijke combinatie van kastensuprematie en politieke operaties. De rol van het staatsapparaat, in het bijzonder van de politie, in het bedreigen en onderdrukken van studenten, was een klassiek voorbeeld van repressie op de campussen. Na de intrekking van de erkenning van Ambedkar Periyar Study Circle [een studentengroep van Dalits] aan de ITT van Madras, werd de campus belegerd met agenten in uniform die de toegang dag en nacht controleerden. (Na veel protest werd de beslissing over de erkenning terug ingetrokken). Nu is er een gelijkaardige inzet van gewapende politie op de campus van Hyderabad en werd zelfs een uitgaansverbod afgekondigd.
“Rohith, je laat ons je droom achter om een wetenschapsschrijver zoals Carl Sagan te worden, je verliet ons met enkel jouw woorden. Die dragen nu het gewicht van je dood, elke traan draagt je niet gerealiseerde doom. We zullen het explosieve sterrenstof zijn waarover je sprak, het sterrenstof dat zal ingaan tegen het onderdrukkende kastensysteem. Op elke universiteit, elke campus, elke school in dit land, zullen al je slogans naar voor gebracht worden. Dr Ambedkar sprak over kaste als het monster dat ons pad kruist, welke weg we ook proberen op te gaan. Binnen de bastions van de hoogste kasten die de Indische onderwijsinstellingen zijn, is onze loutere fysieke aanwezigheid een uitdrukking van de boodschap van verzet tegen het kastenstelsel. Laat elke voorstander van kastendiscriminatie huiveren als hij geconfronteerd wordt met een Dalit, een Shudra, een Adivasi, een Bahujan, een vrouw die zich opwerkt, laat hen realiseren dat we ons tot doel stellen om een einde te maken aan een systeem dat zo hard probeert om een einde aan ons te maken, dat we diegenen die onze dromen willen afpakken een nachtmerrie zullen bezorgen. Laten we hen duidelijk maken dat de Vedische tijden voorbij zijn, het tijdperk van het gesmolten lood in de oren van de Shudras die de heilige teksten hoorden, het tijdperk van het afsnijden van de tongen van diegenen die kennis naar buiten brachten die hen ontzegd werd. Laat hen begrijpen dat we deze bastions bestormen om te leren, te agiteren en te organiseren, we kwamen niet om te sterven. We kwamen om te leren, maar de monsters van het kastensysteem en hun handlangers mogen gerust weten dat we ook gekomen zijn om hen een onvergetelijke les te leren.”
-
Indische docenten en studenten geschokt door uitspraken Gentse prof

Aan de English and Foreign Languages University (EFLU) van Hyderabad waren studenten en personeel geschokt door de uitspraken van de Gentse professor S N Balagangadhara Tamil Solidariteit protesteert tegen Gentse professor die kastelozen schoffeert
De Gentse professor S N Balagangadhara krijgt in India kritiek van docuenten, studenten en activisten omdat hij mensen van de laagste kasten of kastelozen schoffeert. Hieronder vind je een verwijzing naar een pdf van de protestbrief die 43 professoren van de English and Foreign Languages University (EFLU) van Hyderabad opmaakten. Tamil Solidariteit deelt de woede van de Indische studenten en activisten.
Het kastensysteem in Zuid Azië is een van de brutaalste vormen van onderdrukking. Het leidt tot koelbloedige moorden, seksueel geweld, onaanraakbaarheid, slavernij en andere feodale vormen van verschrikkelijke discriminatie die gebruikt worden tegen mensen van de meest onderdrukte kasten. Mensen die tegen deze onderdrukking ingaan, botsen op geweld en worden verdreven van hun traditionele geboortestreek. Er werden al volledige dorpen platgebrand.
Meer dan een half miljard mensen in India ondergaan discriminatie op basis van kaste. De kaste wordt bepaald door afkomst of huwelijk binnen een kaste. Hogere kasten domineren bepaalde beroepsgroepen. Onderaan in dit hiërarchisch stelsel staan meer dan 200 miljoen mensen (Dalits en anderen) die de ergste vormen van discriminatie ondergaan. Traditionele kastenindelingen overstijgen klassenbanden, ook al vormen de leiders van de hogere kasten een significant onderdeel van de heersende klasse. (Lees meer over kastenonderdrukking: https://tamilsolidariteit.wordpress.com/2015/01/05/klassenstrijd-en-onderdrukking-op-basis-van-kaste/)
Professor S N Balagangadhara is hoofd van de vakgroep ‘Vergelijkende cultuurwetenschappen’ aan de Gentse universiteit en beweert dat kasten niet bestaan. Tegelijk doet hij er alles aan om voortrekkers van de kastelozen te vernederen. Zelf behoort hij tot de hoogste kaste, die van de Brahmanen, en aarzelt hij niet om daarmee uit te pakken.
Begin november sprak S N Balagangadhara op een conferentie aan de universiteit van Hyderabad in India. Hij stelde er dat professoren van lagere kasten incompetent zijn, dat de literatuur van de kasteloze Dalits “bullshit” is en dat dr. Ambedkar, een historische voortrekker van de kastelozen (vergelijkbaar met Martin Luther King voor de zwarte Amerikanen), een excentrieke idioot was. Professoren van de universiteit vroegen S N Balagangadhara om zijn uitspraken in te trekken, studenten dienden klacht in bij de politie.
Aan een universiteit in India zou de professor omwille van dergelijke opmerkingen, vergelijkbaar met racisme in Europa, meteen aan de deur gezet worden. S N Balagangadhara verstopt zich achter het feit dat hij professor in Gent is. In België gaat hij tegen kritiek in met het argument dat Europeanen de Indische cultuur niet kennen. Tamil Solidariteit, een campagne opgezet door Tamils uit Sri Lanka, kent de kastenonderdrukking die door S N Balagangadhara wordt verdedigd maar al te goed. Het houdt miljoenen mensen onder de knoet en wordt uitgespeeld door religieuze extremisten die met het nieuwe regime van hindoenationalist Modi de wind in de zeilen hebben. Toen Modi minister-president van de deelstaat Gujarat was, werden daar honderden moslims vermoord op een wijze die enkel mogelijk was door medewerking van de autoriteiten. De religieuze extremisten gaan ook nu over tot geweld in India, met lynchpartijen tegen moslims en anderen. S N Balagangadhara maakt geen geheim van zijn steun aan de RSS, de extremistische hindoenationalistische groepen die met de regerende BJP verbonden zijn en omwille van hun reactionaire en gewelddadige karakter door veel activisten met extreemrechts in Europa vergeleken worden.
Tamil Solidariteit is geschokt door de uitspraken van S N Balagangadhara en steunt het protest van de Indische studenten en activisten. Hoe lang blijft de Gentse universiteit deze professor nog de hand boven het hoofd houden?
-
India. 150 miljoen stakers tegen rechtse regering
Verslag door Jagadish G Chandra van New Socialist Alternative
Het is geen overdrijving om te stellen dat de nationale staking van 2 september de grootste ooit was in India sinds de onafhankelijkheid van het Britse koloniale bewind.De westerse media brachten er verslag van uit met titels als “Grootste staking ooit in de wereld”. BBC, Al Jazeera en CNN stuurden verslaggevers. De Indische media daarentegen deed er alles aan om de impact van de staking te minimaliseren en om de boodschap te brengen dat de staking niet geslaagd was.
Het kon de stille vastberadenheid van de werkenden niet stoppen. Ze wilden de rechtse regering van de Nationaal Democratische Alliantie rond de hindoenationalistische BJP van premier Narendra Modi een lesje leren. Alle beloften om de economie tot nooit geziene hoogten te laten groeien, heeft deze regering op een jaar tijd het economische, politieke en sociale leven van de werkende bevolking in zowel de steden als op het platteland verder verwoest.
Echte impact
De tien grootste vakbonden hadden tot de staking opgeroepen met een 12-puntenprogramma waarin onder meer voor een minimumloon werd gepleit naast sociale zekerheid voor iedereen, vakbondsrechten, aanpassingen van de arbeidswetgeving en verzet tegen privatiseringen van de publieke sector. Er werd ingegaan op enkele brandend actuele thema’s voor de gewone mensen.
De afgelopen jaren waren stakingen vaak een routine geworden waarbij de deelname relatief beperkt was. Dit was de 16de algemene staking sinds 1991, het begin van de agressieve neoliberale hervormingen door de toenmalige regering onder leiding van Congress.
Niet alleen in deelstaten waar de vakbonden traditioneel sterk staan zoals Kerala, West-Bengalen en Tripura, maar ook in Andhra Pradesh, Telangana, Odisha, Himachal Pradesh, Uttar Pradesh, Uttarakhand, Madhya Pradesh, Punjab, Rajasthan, Karnataka, de industriële regio’s van Gurgaon en Haryana, werd de staking algemeen. Winkels en kantoren sloten de deuren en het leven lag er zo goed als plat.Er waren verslagen die aangaven dat er ook onder soldaten gestaakt werd, ook de milit aire industrie werd hard geraakt. In Trichy staakten 85% van de soldaten, in verschillende eenheden in Avadi in Tamil Nadu was er een deelname van 75 tot 100%. In het militaire centrum van Hyderabad was de staking zo goed als compleet.
De vakbondsfederatie Bharatiya Mazdoor Sangh (BMS), een aan de heersende BJP verbonden federatie, trok zich op het laatste moment terug uit de staking. Maar onder de basis was er een grote bereidheid om mee te staken. Ondanks oproepen van de leiding namen veel militanten van BMS aan de staking deel.
In Bangalore, Karnataka, was de staking compleet in onder meer Hindustan Aeronautics Limited (HAL), BEML (Bharat Earth Movers Limited), Indian Telephone Industries. Bij Bharat Electronics Limited droegen de ploegbazen zwarte badges om hun protest te tonen, ze konden wettelijk gezien niet zelf aan de staking deelnemen. Alles samen gingen ongeveer 50.000 mensen uit de publieke sector in Karnataka in staking.
Werkgevers bezorgd
De Kamer van Koophandel en Industrie – Assocham – schreeuwde het uit: “De vakbonden zorgen voor een economisch verlies van 3,7 miljard dollar.” De voorzitter van de werkgeversfederatie CII (Confederatie van Indische industrie), Sumit Mazumder, herhaalde zijn grijsgedraaide plaat: “Het imago van India als een aantrekkelijk land voor ondernemers en investeerders krijgt klappen.” De minister van financiën, Arun Jaitley, stelde aan de werkgevers van de automobielsector dat de staking “slechts een beperkte impact” had.
De massale deelname aan deze historische staking in de banksector, de koolmijnen, de havens en de staalindustrie heeft ook de regering verrast. De regering ging ervan uit dat deze staking opnieuw beperkter zou zijn dan de vorige. Sinds de algemene staking van februari 2013, toen meer dan 100 miljoen mensen het werk neerlegden, was er immers een daling van het aantal stakingen. Het ministerie van werk publiceerde cijfers waaruit bleek dat er in 2014 slechts 142 stakingen en lockouts waren, tegenover 447 in 2012. De staking van 2 september wijst op een massale terugkeer van strijdbaarheid aan de basis.
De staking van 2 september was “fenomenaal en schitterend”. Dat verklaarde Gurudas Dasgupta, een veteraan van de vakbeweging AITUC (All India Trade Union Congress, een aan de CPI, Communistische Partij, verbonden vakbondsfederatie). Ondanks de bocht van de leiding van de BMS vlak voor de staking en de weigering tot deelname door de ‘onafhankelijke’ vakbondsfederatie NFITU en het verzet tegen de actie door twee bonden die verbonden zijn met Trinamool Congress in West-Bengalen en de Anna Dravida Munnetra Kazhaham in Tamil Nadu, was de staking een succes.
Er waren natuurlijk pogingen van de werkgevers om de staking te breken. Er werd geprobeerd om verwarring te zaaien, onder meer door de vakbondsleiders uit te nodigen voor een zoveelste rondje van nutteloze ‘onderhandelingen’.
In de aanloop naar de algemene staking kwam de GoM (Group of Ministers) rond Arun Jaitley en minister van werk Bangaru Dattatreya met onderhandelingen en verklaringen waarin werd gesteld dat de regering positief staat tegen zes tot acht van de 12 vakbondseisen, dat de regering alles zou doen om de veiligheid op de werkvloer te garanderen, dat de regering een voorstel tot nationaal minimumloon zal doen met slechts een onderscheid tussen ‘ontwikkelde’, ‘ontwikkelende’ en ‘onderontwikkelde’ staten.
De regering uitte bedreigingen tegen het personeel dat rechtstreeks door de regering wordt tewerkgesteld. Het oliebedrijf BPCL (Bharat Petroleum Corporation Ltd) in Kerala stapte naar de rechtbank die besliste dat er geen staking mocht plaatsvinden vooraleer de zaak ten gronde werd behandeld. Op de vooravond van de staking trokken politie-agenten in Noida, in de buurt van Delhi, rond met hun geweren om stakers te intimideren. In Assam werden 1000 stakers opgepakt. Zowat 100 arbeiders, waaronder vakbondsleiders van de federatie verbonden met de CPI(M), werden opgepakt in Ahmedabad in Gujarat.
Maar de opkomst aan de stakersposten en de sfeer was bijzonder strijdbaar. Er waren slogans als “Weg met Modi”, “Geen pseudohervormingen”, “Werkenden samen sterk”, “Een minimum leven vereist een minimumloon”, …
Politieke context
Modi kwam in mei vorig jaar aan de macht. Sindsdien gaat er geen week en soms zelfs geen dag voorbij zonder een aankondiging van een of andere ‘hervorming’ die vooral het leven van de werkende bevolking raakt. Zo werd het systeem van vijfjaarplannen afgeschaft, werd gedreigd met de afbouw van arbeidswetten, werden schoolboeken aangepast met de hindoenationalistische ideologie als basis, werden subsidies voor voedsel afgeschaft, … Modi en co nemen iedereen onder vuur.
De armste lagen in het land voelen het reactionaire karakter van de regering aan den lijve. Zo waren er sporadische aanvallen op religieuze minderheden, Dalits en Adivasis, maar zijn er ook meer gevallen van seksueel geweld en moorden op progressieve figuren.
Het ziet ernaar uit dat de erg onpopulaire Land Acquisition Bill er niet door zal komen, Modi had het als presidentieel besluit proberen op te leggen maar dit botste op verzet. Het feit dat deze wet er niet komt en het massale karakter van de staking op 2 september geven aan dat verzet tegen deze regering mogelijk is en verder kan gr
oeien.De organisatoren van de staking waren zelf verrast door de sfeer en de strijdbaarheid, maar ook door het aantal deelnemers. De werkende bevolking verwerpt de asociale maatregelen van de regering, waaronder de voorstellen om de arbeidswetten aan te passen waardoor meer dan 75% van de werknemers in de georganiseerde sectoren niet langer wettelijke bescherming zouden genieten. De voorstellen van de regering dienen enkel de belangen van de grote bedrijven. De regering wil voormalige inbreuken op de arbeidswetten legaliseren in plaats van sanctioneren.
Deze massale staking bracht 150 miljoen werkenden op de been. Vage beloften over minimumlonen zullen niet volstaan als tegelijk elke bescherming door de arbeidswetgeving wordt afgebouwd. Met deze staking is de regering gewaarschuwd.
New Socialist Alternative nam aan de staking deel met pamfletten en slogans voor een hoger minimumloon van 100 Roepee per uur, een campagne waar we al langer mee bezig zijn. In Bangalore verdeelden we 2500 pamfletten die heel wat aandacht genoten. Veel werkenden, zeker uit de sectoren met lage lonen, gaven zich op om zelf pamfletten te verspreiden en aan de campagne te bouwen.
New Socialist Alternative roept de politieke en syndicale organisaties doorheen India op om op de werkvloer en in de wijken vergaderingen te houden om te bespreken hoe we na de staking van 2 september de strijd tegen de regering-Modi verder kunnen opvoeren.
-
“Capitalism: a ghost story”. Het horrorverhaal van het kapitalisme door Arundhati Roy
[dropcap]D[/dropcap]e Indische Arundhati Roy is internationaal bekend als een kritische schrijfster die ook de controverse niet uit de weg gaat. Enkele van haar boeken verschenen in het Nederlands, onder meer ‘De God van de Kleine Dingen’. Haar boek over het kapitalisme in India is nog niet vertaald. Hieronder een recensie van dit boek door Mike Barker, eerder gepubliceerd in Socialism Today.Arundhati Roy wordt terecht gezien als een vooraanstaande dissidente stem. Haar polemiek tegen onrechtvaardigheid in ‘Capitalism- A Ghost Story’ bevestigt die positie. Roy haalt hard uit naar het web van leugens van de heersende klasse. Het verhaal begint met het bezoek van Roy aan een monument van kapitalistische inhaligheid, het huis van de rijkste Indiër, Mukesh Ambani. Het huis telt ongeveer 600 personeelsleden. Roy was vooral verwonderd door de surrealistische tuin. “Niets had me voorbereid op een verticale laan – een 27 verdiepingen hoge muur van gras vastgemaakt aan een uitgebreid metalen kader. Het gras was hier en daar droog, stukken gras waren naar beneden gevallen. De Trickledown [het idee dat rijkdom naar beneden doordruppelt] had hier alvast niet gewerkt.”
Rijkdom is niet naar beneden doorgestroomd, maar er was wel enorme concentratie ervan aan de top. De superrijken hebben het nog steeds voor het zeggen in India. Het enige verschil is dat het nu Indiërs zijn en niet langer Britse kolonialen. Met 200.000 paramilitairen zijn de door de regering gesteunde milities bijzonder sterk. Ze vermoorden armen doorheen het centrum van India. Ze begaan misdaden en worden er niet voor gestraft. Het geweld versterkt enkel het verzet en doet de rangen van de maoïstische guerrilla aanzwellen, stelt Roy. Ze merkt terecht op dat geweld en repressie op zich er nooit in geslaagd zijn om de armen het zwijgen op te leggen. Het brengt haar tot een diepgaandere kijk op de ideologische middelen die onze heersers gebruiken om te vermijden dat wij opkomen voor onze belangen.

Arundhati Roy In het boek richt Roy zich erg scherp tegen de wijze waarop de heersende klasse de liefdadigheid van de bedrijfswereld promoot. Ze geeft een korte geschiedenis van de grote rovers uit de VS. Ze gaat na hoe de Amerikaanse elite begin 20e eeuw al probeerde om burgerverzet in de VS op veiliger paden te brengen door liefdadigheid van bedrijven naar voor te schuiven als vervanging van de missieposten die de sociale controle van de kapitalisten en imperialisten moesten garanderen.
Een van de eerste boeken waar Roy naar verwijst, is Robert Arnove’s “Philanthropy and Cultural Imperialism: The Foundations at Home and Abroad” (1980). Dat werk legt nadruk op drie grote instellingen: Carnegie Corporation en de fondsen van Rockefeller en Ford. Een andere belangrijke bron voor Roy is het boek van Joan Roelof: ‘Foundations and Public Policy: The Mask of Pluralism’ (2003). In dat boek wordt de opkomst van liberale liefdadigheid onderzocht.
Waar voorheen de drie genoemde fondsen hoogdagen beleefden, is de toppositie inzake liefdadigheid vandaag voor het fonds van Bill Gates, maar ook andere fondsen hebben nog steeds een grote invloed. Roy heeft het over “instellingen die op legale wijze van belastingen vrijgesteld zijn en over enorme middelen beschikken waar geen verantwoording over verschuldigd is en waarover geen transparantie bestaat. Welke betere manier bestaat er om economische rijkdom om te zetten in politiek, sociaal en cultureel kapitaal, kortom om geld in macht om te zetten?”
Toen Carnegie begon tussen te komen in de arbeidersbeweging werd de rol van liefdadigheid voor de heersende klasse snel duidelijk. Carnegie was betrokken in het opzetten van de National Civic Federation (NCF) in 1900. Deze federatie vestigde elementen van welzijn (naast verdelende propaganda) met als doel om de eisen van de radicale vakbondsleden achterhaald te maken. De beruchte Samuel Gompers, de rechtse eerste voorzitter van de Americal Federation of Labor (AFL) in 1886 was de vice-voorzitter van NCF.
Instellingen van de heersende klasse speelden in de VS een grote rol in de strategie van de kapitalisten. Zo werd in 1924 het Council on Foreign Relations opgezet. Die instelling beweert vandaag nog steeds “de machtigste drukkingsgroep inzake buitenlands beleid” te zijn. Er wordt steun gegeven aan militaristisch gezinde denktanks zoals Rand. Er werden ook instellingen opgezet die een verzamelplaats werden voor liberale intellectuelen, zoals het Center for the Study of Democractic Institutions (opgezet in 1959) dat als doel had om “de koude oorlog te voeren zonder de uitwassen van het McCarthyisme.”
Andere inspanningen waar de grote drie “liefdadigheidsinstellingen” zich aanvankelijk sterk mee bezig hielden, waren de omverwerpingen van democratische regeringen zoals die van Salvador Allende in Chili in 1970-73. De instellingen gaven niet alleen steun aan economen die de school van Milton Friedman volgden, de zogenaamde ‘Chicago Boys’ die als adviseurs van het militaire regime van Pinochet eindigde, maar ze gaven ook steun aan linkse (maar verre van radicale) economen aan de Universiteit van Chili, de ‘dependistas’ die in de regering van Eduardo Frei (1964-1970) zaten. Toen Allende in 1970 werd verkozen, zag de Ford stichting de noodzaak van een directere interventie in Chili om de belangen van het Amerikaanse kapitalisme te verdedigen. Het fonds brak abrupt alle steun aan de dependistas af terwijl de neoliberale Chicago Boys wel veel middelen bleven krijgen. De neoliberale economen bleven tot vier jaar na de militaire staatsgreep betaald worden.
Arundhati Roy vergelijkt dit met India waar het Rockefeller Fonds in 1957 de Ramon Magsayay prijs voor gemeenschapsleiders in Azië in het leven riep. “De prijs werd genoemd naar Ramon Magsaysay, president van de Filippijnen en belangrijke bondgenoot van de VS in de campagne tegen het communisme in Zuidoost Azië.” De eerste prijs werd toegekend aan Vinoba Bhave, een volgeling van Ghandi die met zijn Bhoodan-beweging nadruk legde op gematigheid en klassenverzoening. Die positie ging in tegen het activisme van de meer radicale volgelingen van het Ghandisme.
Recent werd de prijs herdoopt tot de Ramon Magsaysay Opkomende Leiding Prijs. Roy wijst erop hoe drie winnaars van deze prijs voor ‘aanvaardbaar activisme’ een centrale rol speelden in de leiding van de zogenaamde anticorruptiebeweging van Anna Hazare. Hazare won de prijs zelf en kreeg er ook een van de Wereldbank wegens zijn “belangrijke publieke rol”. Hij staat gekend voor een elitair activisme dat met Ghandiaanse retoriek wordt overgoten. Zijn bedrijfsvriendelijke anti-corruptiebeweging leidde tot een nieuwe wet, de Jan Lokpal Bill, waarvan Roy zegt dat deze “elitair en gevaarlijk is”. De beweging van Hazare repte met geen woord over de “privatiseringen, de macht van de grote bedrijven of de [neoliberale] economische ‘hervormingen’.”
Het is niet uitzonderlijk dat de elite dergelijke ongevaarlijke bewegingen naar voor schuift. Het komt de heersende klasse goed uit dat ze een dergelijk pacifistisch voorbeeld kunnen promoten en zelf het monopolie op geweld behouden. Ghandi was een goed voorbeeld van zo’n voor de elite aanvaardbaar activisme. Leon Trotski schreef in 1939 aan de Indische arbeiders en stelde over Ghandi dat dit een “valse leider en een valse profeet is”. Hij bendrukte dat Ghandi in de eerste plaats de belangen van de Indische burgerij verdedigde. De harde kritieken van Roy op Ghandi komen niet aan bod in dit boek, maar we moeten opmerken dat ze haar kritieken niet zozeer baseert op klasse maar wel op kaste. Ze is daarbij beïnvloed door de anti-kastenactivist BR Ambedkar (1891-1956) die volgens Roy even kritisch was over socialisten als over aanhangers van Ghandi.
Eerlijk gezegd heeft Roy wel wat redenen om kwaad te zijn om de Indische ‘marxisten’. Ze groeide op in Kerala, een staat waar de politieke leiding jarenlang gedomineerd werd door communisten in de stalinistische traditie (verbonden met Moskou). Rond de kwestie van kaste falen de communistische partijen CPI en CPI-M. In het eerder gepubliceerd dossier ‘Klassenstrijd en onderdrukking op basis van kaste’ (http://www.socialisme.be/nl/21238/onderdrukking-op-basis-van-kaste-en-klassenstrijd) schreef TU Senan op deze site: “De communistische partijen beschikken in India over een massabasis maar waren nooit in staat om een klassenoppositie op een dergelijke wijze te organiseren dat ze ook in staat waren om woede tegen kastendiscriminatie te kanaliseren. De aanhoudende samenwerking met onderdrukkende kasten maakte dat steeds onmogelijk. De gedeeltelijke landhervormingen onder communistisch bewind in West-Bengalen of Kerala hadden een zekere impact op de kastenverhoudingen, maar het bleef erg beperkt aangezien de meerderheid van de mensen van de meest onderdrukte kasten landloos bleven.”
Maar Roy erkent dat niet alles verloren is. Ze verwijst naar het aanhoudende verzet in Kasjmir en schrijft: “Gewone mensen die slechts bewapend zijn met hun woede komen in opstand tegen de Indische veiligheidsmacht.” Er zijn heel wat zwakheden in de analyse van Roy, maar ze gaat niet volledig voorbij aan de rol van marxistische ideeën in de strijd op basis van klasse en kaste. Ze haalt in het boek meermaals het Communist Manifest van Marx en Engels aan. Ze herneemt het gekende citaat: “Wat de bourgeoisie produceert, zijn bovenal haar eigen grafdelvers. De val van de burgerij en de overwinning van het proletariaat zijn onvermijdelijk.” In het manifest gaat dit over de ontwikkeling van de arbeidersklasse waarbij het voormalige isolement van de werkenden verdwijnt door de vooruitgang onder het kapitalisme. Roy zet de formule op zijn kop en concludeert: “De echte grafdelvers van het kapitalisme kunnen eindigen als de waanzinnige kardinalen ervan die hun ideologie omvormden tot een geloof.”
Het is Roy’s afkeer van het marxisme, organisatie en een politieke koers op basis van klasse met een eerder anarchiserende tendens die aan de basis ligt van zwaktes in haar soms bijzonder krachtige politieke interventies. Zo was ze een van de centrale sprekers op het Wereldsociaal Forum in Mumbai in 2004. Daarbij bracht ze een erg scherpe kritiek op het VS-imperialisme, de Indische regering en alle politici die privatiseringen doorvoeren, met inbegrip van Nelson Mandela. Dat is niet evident op dit soort gelegenheden. Maar terwijl ze zei dat er niet alleen mocht gepraat worden, maar dat er ook actie nodig was, beperkte ze zich tot “een minimumagenda rond een niet nader bepaalde actie tegen een aantal multinationals.” New Socialist Alternative, onze Indische zusterorganisatie, voegde er destijds nog aan toe: “Ze gaf geen alternatief op het kapitalisme maar hield het op een pleidooi tegen ‘ideologie’ in het algemeen.”
Begin 2010 riskeerde Roy haar leven door naar het door Naxalieten gecontroleerde gebied te trekken. Dat zijn guerrillastrijders die tegen de regering vechten vanuit hun basissen in de bossen van Dandakaranya in het centrum van India. Roy stond kritisch tegenover dit gewapende verzet en erkende dat Charu Mazumdar (1918-72), de “oprichter en belangrijkste theoreticus van de Naxalieten”, een retoriek hanteerde die “bijzonder grof en bijna genocidaal was”. Roy negeert wat andere marxisten met een progressief programma stellen en schreef: “Charu Mazumdar was visionair inzake heel wat zaken die hij schreef of zei. De partij die hij opzette (en de vele splintergroepen ervan) heeft de droom van de revolutie overeind gehouden in India. Beeld je een samenleving in zonder die droom. Alleen daarvoor al mogen we hem niet te streng beoordelen.”
De benadering die Roy hanteert tegen kapitalistische uitbuiting leidt ertoe dat ze het romantische idee van een stammenopstand ziet als haalbaar alternatief op de marxistische strategie voor sociale verandering. Dit blijkt uit de ondertitel van het tweede essay in dit boek – ‘The Trickledown Revolution”. Daarbij brengt ze verslag uit van bezoeken aan verzetsstrijders op het platteland: “Het antwoord ligt niet in de excessen van het kapitalisme of het communisme. Het kan evengoed voortkomen uit het verleden van onze voorouders.” Roy verwijst naar strijders van stammen die “nog niet volledige gekoloniseerd zijn door de consumptiegerichte droom”. Ze schrijft: “Het is nodig om een zekere fysieke ruimte te laten voor het overleven van diegenen die op het eerste gezicht ons verleden bewaren, maar mogelijk ook de gidsen tot onze toekomst zijn.”
Met dergelijke misplaatste conclusies is het niet moeilijk om te begrijpen waarom de standpunten van Roy over een socialistische en egalitaire toekomst zo onduidelijk zijn. Dit blijkt nog het sterkste in het laatste essay, een korte toespraak voor de Occupybeweging in New York. Daarin erkent Roy: “We strijden niet om een systeem te hervormen dat volledig moet vervangen worden.” Maar vervolgens worden wel enkel hervormingen voorgesteld, te beginnen met een verbod op “cross-ownership in de zakenwereld.” De drie andere eisen van Roy waren radicaler. Maar ze gaan niet ver genoeg als ze een revolutionair programma tot sociale verandering wil voorstellen.
Dit komt omdat Arundhati Roy eisen zoals een verbod op de privatisering van essentiële grondstoffen en openbare diensten niet verbindt met de nood om de macht en controle uit de handen van de kapitalisten te halen en onder democratisch bezit van de werkende klasse te plaatsen. Desalniettemin is ‘Capitalism: A Ghost Story’ zeker lezenswaardig voor al wie een einde wil maken aan de dictatuur van het kapitaal en de nodeloze ellende die door deze dictatuur wordt aangebracht doorheen onze wereld.
-
“India’s Daughter” – krachtige documentaire vanavond op Panorama
Vanavond toont Panorama om 21u30 ‘India’s Daughter’, een krachtige reportage over de beruchte verkrachtingszaak uit 2012 waarbij een 23-jarige studente slachtoffer werd van een groepsverkrachting in Delhi, de Indische hoofdstad. De zaak leidde tot massaal protest in India en de rest van de wereld.Isai Priya, een Tamil activiste en lid van de Socialist Party in Engeland, bespreekt de documentaire van de BBC.
Studenten, vrouwen en mannen, kwamen massaal op straat om rechtvaardigheid te eisen en ze kregen daar heel veel steun bij. Ze riepen slogans als ‘Leve de vrijheid van vrouwen, zorg voor gerechtigheid’. Het dwong de Indische regering ertoe om een uitgebreid team op het onderzoek te zetten waardoor dit onderzoek op 17 dagen afgerond was (terwijl het doorgaans 90 dagen duurt).
Vanaf de eerste dag ging het protest verder dan de individuele zaak in Delhi, het ging meteen over onderdrukking van vrouwen in het algemeen. De documentaire toont enkele van de brutale methoden van de staat tegen vreedzame betogers. Vrije meningsuiting en het recht op protest lagen onder vuur.
Er zijn iedere dag meer dan 92 verkrachtingen in India. Waarom leidde deze specifieke zaak tot zo’n reactie? Er is een groeiende woede tegenover de misdrijven tegen vrouwen. Het feit dat een gewone vrouw om 20u naar huis ging na een bezoek aan de bioscoop met een vriend en zo werd aangevallen, bracht de boodschap dat het iedereen kan overkomen.
In India is deze documentaire verboden, de autoriteiten stellen dat sommige uittreksels uit de documentaire “geweld tegen vrouwen lijken aan te moedigen en uit te lokken.” Een van de veroordeelde verkrachters wordt geïnterviewd. Wat hij zegt is vreselijk en hij betuigt geen enkele spijt. Maar de Indische overheid verbood de documentaire niet daarom, er werd vooral gevreesd dat de documentaire tot een nieuwe golf van protest zou leiden.
Slachtoffers verantwoordelijk geacht
Veel verkrachtingen worden nooit gerapporteerd. Dat kan omwille van angst voor de politie, druk van de familie of gewoon de vrees om zelf verantwoordelijk geacht te worden. Vrouwen die het slachtoffer van verkrachting zijn, worden gevraagd wat ze van kledij droegen, wat ze zeiden, … Het rechtvaardigen van verkrachting omwille van de kleren die een vrouw draagt of het tijdstip waarop ze op straat kwam, is schandalig. Daarnaast is er een sterke cultuur van schaamte en de nood om de ‘waardigheid’ van de familie te beschermen.
Vrouwen worden behandeld als eigendom en objecten. Verkrachting door de echtgenoot is wettelijk in India. De strafwetgeving stelt er: “Seksuele daden door een man met zijn eigen vrouw, als die niet jonger is dan 15 jaar, zijn geen verkrachting.”
India beweert dat het de vierde economie ter wereld is. Minstens 30% van de bevolking leeft in vreselijke armoede, maar het land telt ook vijf dollarmiljardairs die in de lijst van de 100 rijkste mensen ter wereld voorkomen. Er is een enorme kloof tussen de superrijken en de superarmen.
De enorme armoede en het achtergebleven cultureel systeem in het algemeen zorgen ervoor dat de mannelijke hiërarchie en de onderdrukking tegen vrouwen in stand kan blijven. De verkrachter in Delhi kwam van de meest achtergebleven lagen, hij had geen onderwijs genoten, werd in elkaar geslagen, kende seksueel misbruik in de familie en was vertrouwd met prostitutie.
Dat rechtvaardigt zijn gedrag zeker niet. Maar het geeft aan dat we dit thema niet kunnen bespreken zonder ook in te gaan op de wijze waarop het systeem mensen in de steek laat. Er is een enorme rijkdom in India en dit zou gebruikt kunnen worden om een betere samenleving tot stand te brengen indien de rijkdom op planmatige wijze zou aangewend worden in het belang van de massa’s in plaats van enkele miljardairs.
In de huidige samenleving is het onrealistisch om te stellen dat mannen en vrouwen gelijk zijn. Er is een geschiedenis van patriarchaat, propaganda en zogenaamde culturele waarden die in het bewustzijn gegrift worden. Dat kan niet zomaar plots volledig omgekeerd worden.
Het incident in Delhi was een storm die snel opstak maar nadien opnieuw verdween. Maar tenzij stappen vooruit gezet worden op sociaal vlak, zal dit niet de enige storm zijn. Dergelijke incidenten vinden immers regelmatig plaats.
Veiligheid?
Vrouwen werken vaak in vreselijke omstandigheden en dit gedurende lange werkdagen en voor weinig loon. Economische omstandigheden dwingen hen ertoe om hun veiligheid op het spel te zetten. Gelijke kansen, gelijke rechten en gelijke lonen, naast betere arbeidsvoorwaarden, kunnen sommige aspecten van het leven van vrouwen verbeteren. We zullen dit echter niet zomaar krijgen, we zullen het moeten afdwingen.
In zuidelijk Azië worden vrouwen op tal van manieren onderdrukt, onder meer op basis van religie, cultuur, kaste en gender. Het maakt het moeilijk om de stem van vrouwen te laten horen. Vrouwen zoeken in het gezin bescherming tegen geweld op straat en op de werkvloer. Ze moeten veiligheid zoeken door zich op te sluiten.
Diegenen van ons die elders wonen, willen deze vrouwen helpen. Daartoe moeten we hen het vertrouwen geven dat ze strijd kunnen voeren. De beste manier waarop we dat kunnen ondersteunen, is door zelf te strijden en onze ketenen te doorbreken. Zo kunnen we hoop geven aan de vrouwen in zuidelijk Azië.
Jonge Tamil vrouwen in Groot-Brittannië en elders worden geconfronteerd met onderdrukking die vaak niet erkend wordt. Om hun identiteit en cultuur te behouden, worden jonge meisjes door families tegen gehouden om te doen wat ze willen. In naam van de veiligheid, worden ook deze meisjes van de rest van de wereld afgesloten.
Het doet denken aan de woorden van Rosa Luxemburg: “Wie niet beweegt, voelt de ketenen niet.”
-

Kan de hindoenationalistische premier van India een positieve rol spelen voor de Tamils in Sri Lanka?
Artikel door Siritunga Jayasuriya van de United Socialist Party (Sri Lanka), eerder verschenen in Colombo Telegraph
Het staatsbezoek van de Indische premier Narendra Modi aan Sri Lanka en de rode loper die uitgerold wordt om hem te verwelkomen, waaronder een ceremoniële toespraak voor het parlement, zijn een slechte zaak voor al wie opkomt voor democratie en voor alle progressieve krachten in het land.Als internationalisten en socialisten staat de United Socialist Party voor zoveel mogelijk samenwerking, begrip en solidariteit met de bevolking van landen uit de regio en in het bijzonder met de Indische bevolking aangezien er een gezamenlijke geschiedenis is alsook een gemeenschappelijke strijd voor de emancipatie van alle onderdrukten. USP baseert zich op de rijke traditie van de BLPI [Bolshevik Leninist Party of India, de historische voorloper van de naoorlogse trotskistische traditie in Sri Lanka en zuidelijk India] die een grote impact had in de anti-imperialistische strijd in beide landen tijdens de vrijheidsstrijd tegen het Britse imperialisme.
De USP stond steeds op een positie van strijd tegen onderdrukking en ging daarbij nooit mee in een rechts nationalisme dat werd opgenomen door tal van andere krachten, waaronder de zogenaamde ‘marxistische’ JVP [Volksbevrijdingsfront] en de verschillende varianten ervan. Als politieke kracht die voor een socialistisch alternatief staat en daar wereldwijd voor opkomt, stond USP aan de kant van de strijd van de gewone bevolking in beide landen. Zo steunden we de strijd tegen kernenergie in Kudankulam in Tamil Nadu, het verzet tegen de multinational POSCO in Odisha of de heldhaftige strijd van mensenrechtenactivist Irom Sharmila Chanu uit Manipur tegen de draconische veiligheidswet AFSPA die vooral wordt ingezet om de bevolking in het noordoosten van India en het door India bezette deel van Kasjmir te terroriseren.
De volledige geschiedenis van de USP wordt gekenmerkt door een consequente steun voor het recht op zelfbeschikking van de Tamils in het noorden en het oosten van het land, waaronder ook het recht op afscheiding. We stonden vaak alleen in Sri Lanka om geduldig ons standpunt uit te leggen aan zowel Tamils als de Singalese massa’s.
Tijdens de aanwezigheid van Indische troepen eind jaren 1980, de zogenaamde vredestroepen, ging de rechtse reactionaire Singalese Deshapremi-beweging in tegen de Indische interventie en dit vanuit een communautair standpunt. Wij legden toen uit wat de echte situatie was. Wij waren diegenen die waarschuwden dat India niet kwam als ‘bevrijder van de Tamils’ maar dat ze heel snel hun wapens zouden richten tegen de onderdrukte Tamils. India kwam omwille van de sub-imperialistische ambities in de regio en zou geen radicale regering in het noorden van Sri Lanka toelaten omdat dit een impact zou hebben op de massa’s in Tamil Nadu. Dat was eind jaren 1980 onze positie, zelfs indien het sterk betwist werd door zowel Singalese activisten als Tamil partijen die niet begrepen waarom onafhankelijkheid en socialisme samengaan.
Ondertussen is er veel veranderd, maar de geschiedenis herhaalt zich met slechts enkele variaties op eerdere posities. Nu verwelkomt niet alleen de Singalese burgerij en kleinburgerij de radicaal anti-moslim, anti-minderheid en hindoenationalistische premier Modi, ook de Tamil National Alliance doet dit. Nochtans staat Modi duidelijk voor een Indisch imperialisme.
Als de Tamilleiding in het noorden denkt dat Modi een redder is die de nationale kwestie voor hen zal oplossen, dan vergissen ze zich deerlijk. USP waarschuwt de TNA en andere krachten dat Modi en de BJP zelfs in India de Tamils niet als afzonderlijke nationaliteit erkennen, ze stellen categoriek dat het slechts een taalgroep is. Van Modi een magische oplossing verwachten, is dan ook waanzin. Modi en de BJP staan voor de suprematie van de Indische natie en dat is voor hen een hindoeïstische natie.
De Singalese rechterzijde die denkt dat Modi een rolmodel is waar ze zaken mee kunnen doen, vergissen zich eveneens. Modi staat niet alleen vooraan in het verdedigen van het hindoenationalisme, hij is ook het brutale gezicht van de belangen van de grote Indische bedrijven. De boeddhistische extremistische groepen zoals BBS die graag naar Modi en zijn RSS [milities van de BJP] verwijzen, beseffen wellicht niet dat de RSS het boeddhisme slechts ziet als een aftakking van het hindoeïsme waarbij geen rekening wordt gehouden met het feit dat het boeddhisme historisch gezien ontstond als rebellie tegen de suprematie van de Brahmaanse hoogste kasten.
Het is in het belang van de gewone bevolking van Sri Lanka dat we samen strijden in de regio en dit tegen alle tirannen, waaronder Modi. Het is noodzakelijk dat we aan de kant van de progressieve en strijdbare krachten in Tamil Nadu en de rest van India staan om samen op te komen tegen de rechtse hindoenationalisten van Modi, de BJP en de RSS.
Het is schandalig dat zelfverklaarde linkse activisten zwijgen over het bezoek van Modi. Er werd destijds geprotesteerd tegen het feit dat de vorige Sri Lankese president Rajapaksa fascistisch aandoende methoden gebruikte om de oppositie de kop in te drukken. Maar Modi heeft ongetwijfeld meer kenmerken van die methoden gebruikt.
USP verwerpt het bezoek van Modi aan Sri Lanka en roept de onderdrukte massa’s, zowel Tamils, moslims als Singalezen, op om hun protest te uiten tegen de regering die de rode loper uitrolt voor een nationalist met het bloed van de bevolking aan zijn handen.
-
India. Smadelijke nederlaag voor regerende BJP bij deelstaatverkiezingen in Delhi
Vorig jaar kwam de hindoenationalistische BJP van Modi aan de macht in India. De opmars van deze rechtse partij leek onstopbaar. Met de deelstaatverkiezingen in de hoofdstad Delhi kreeg de BJP net zoals de vorige regeringspartij Congress een enorme oplawaai. De AAP (‘Partij van de gewone man’) haalde maar liefst 67 van de 70 zetels binnen. Een analyse vanuit India door Youvraj B.De BJP wordt herleid tot een fractie van amper drie verkozenen in het deelstaatparlement en Congress, dat in de 15 jaar voor 2013 aan de macht was in de deelstaat, raakte zelfs niet meer verkozen. Dit is enerzijds een grote overwinning voor de AAP, maar anderzijds ook een enorme verwerping van de heersende BJP en een nederlaag voor premier Narendra Modi. Na de nationale parlementsverkiezingen van vorig jaar was er een “Modi golf” voor de BJP met aanzienlijke overwinningen in deelstaatverkiezingen in Maharashtra, Harayana en Jammu en Kasjmir. Samen met Narendra Modi werd ook partijvoorzitter Amit Shah verantwoordelijk geacht voor deze overwinningen. De BJP onder leiding van dit duo werd voorgesteld als een onklopbare kracht. Dat is nu niet meer het geval.
Met enige vertraging treft de wereldwijde kapitalistische crisis ook de Indische economie. Sinds 2011 zijn de levensvoorwaarden van de massa’s erop achteruit gegaan. Er is een grote toename van werkloosheid en inflatie. Tegen deze achtergrond van wanhoop en bij gebrek aan een leiding van de gevestigde ‘linkse partijen’ waren veel kiezers onder de indruk van de enorme verkiezingscampagne van BJP met de slogans die beloofden dat ‘de beste dagen nog moeste komen’. Het was een bijzonder dure campagne die miljoenen dollars kostte en geleid werd door de kapitalistische media met geld van rijke zakenlui die zich achter Modi schaarden.
Modi had een neoliberale agenda om de kapitalisten te dienen. Modi wachtte niet lang om wereldwijd op zoek te gaan naar investeerders. Hij bezocht Japen en de VS, wat in de media tot een hype leidde maar in termen van reële investeringen of economische groei niet veel opleverde. Eind december 2014 kondigde hij een reeks ‘hervormingen’ aan zoals een uitbreiding van de mogelijkheden van buitenlandse investeringen in de verzekeringssector, een aanpassing van de wetgeving inzake het verwerven van grond, verdere desinvesteringen in de publieke sector. Ook dit heeft de situatie niet verbeterd. De Indische economische situatie is niet gunstig.
Het neoliberale offensief leidt wel tot woede onder brede lagen van de bevolking. De werkende bevolking ziet hoe deze ‘hervormingen’ onvermijdelijk gepaard gaan met aanvallen op hun levensvoorwaarden. De beslissing van de regering om de koolmijnen te privatiseren, leidde tot een stakingsactie van vijf vakbonden in het steenkoolbedrijf Coal India Limited (CIL). Zelfs BMS, een vakbond die verbonden is met RSS, de moederorganisatie van BJP, nam eraan deel. De georganiseerde arbeidersklasse in belangrijke publieke bedrijven zoals CIL heeft een enorme macht en een langdurige staking zou de toevoer van steenkool voor energiebedrijven in het gedrang brengen. Dat kan het land platleggen. Ook de regering beseft dit en besloot om op de derde stakingsdag onderhandelingen aan te gaan en het conflict te ontmijnen. De aanpassing van de regels om grond te verwerven, werd eveneens bekritiseerd door boeren die weten dat deze ‘hervorming’ tegen hun belangen ingaat.
De algemene levensvoorwaarden van de massa’s zijn er de laatste periode niet op vooruit gegaan. De recente afdankingen bij Tata Consultancy Services (TCS) zijn een indicatie dat ook de IT-sector hier niet aan ontsnapt. Het leidt snel tot een sfeer van ontgoocheling waarbij mensen de vraag stellen waar die beloofde goede dagen blijven?
Tegen deze achtergrond hebben de kiezers in Delhi de regerende BJP een zware slag toegebracht. De AAP werd in 2012 opgezet en vormde het politieke hoogtepunt van de massale beweging tegen corruptie. AAP had een verkiezingsprogramma waarin het betere en sterkere publieke diensten beloofde, onder meer op vlak van water en elektriciteit. De partij had een brede aantrekkingskracht over grenzen van klasse en kaste heen. Er werd hard gewerkt om een netwerk van partijkaders op te bouwen aan de basis. Het werd gezien als een alternatief op het politieke establishment en de corruptie die er eigen aan is. Met de belofte van een transparante en corruptievrije regering werd ingespeeld op het algemene ongenoegen. Het electorale succes toont een enorme zoektocht naar een alternatief op het gevestigde rotte kapitalistische systeem.
Deze overwinning is enorm belangrijk, maar AAP biedt geen alternatief voor de werkende bevolking. De partij spreekt zich wel uit tegen corruptie, maar heeft noch het programma noch de strategie om tegen het kapitalistische systeem in te gaan. Het is mogelijk dat de partij naar links wordt geduwd in de komende periode, maar dat kan nog alle kanten uit. De overwinning van AAP is wel belangrijk in de zin dat het een indicatie is van wat ons te wachten staat.
Na de grote overwinning van Modi tijdens de parlementsverkiezingen gingen ter linkerzijde stemmen op over de machtsovername door fascisten en er werd gevreesd voor een lange periode van reactie. Wij erkenden het gevaar van een opmars van nationalisme, maar waarschuwden voor de overdrijvingen. We wezen erop dat de processen die de BJP aan de macht brachten de basis zouden vormen voor ontgoocheling onder de massa’s. Dit kan de weg vrijmaken voor een massastrijd tegen de rechtse, nationalistische, kapitalistische regering.
De verkiezingen voor het deelstaatparlement in Delhi hebben dit bevestigd. De regering voert haar neoliberaal offensief op, waardoor de ontgoocheling toeneemt en in woede kan omslaan. Onder leiding van een echte marxistische kracht zou dit niet alleen leiden tot ‘regimeverandering’ van de ene naar de andere partij maar tot een breder doel van een massabeweging tegen het rotte kapitalistische systeem.
-
Klassenstrijd en onderdrukking op basis van kaste
In 2013 besloot de Britse regering om discriminatie op basis van kaste op te nemen als amendement in de wet over gelijke kansen uit 2010. Een alliantie van conservatieve parlementsleden en ‘verantwoordelijken van gemeenschappen’ die zich op kasten baseerden, slaagde erin om de toepassing ervan uit te stellen tot na de volgende algemene verkiezingen. Wat zit er achter dit verzet? Welke rol speelt kaste in zowel Zuid Azië als onder migranten in Europa? Waarom is dit een belangrijk thema voor socialisten? Een dossier door TU Senan.Het kastensysteem in Zuid Azië is een van de brutaalste vormen van onderdrukking. Het leidt tot koelbloedige moorden, seksueel geweld, onaanraakbaarheid, slavernij en andere feodale vormen van verschrikkelijke discriminatie die gebruikt worden tegen mensen van de meest onderdrukte kasten. Mensen die tegen deze onderdrukking ingaan, botsen op geweld en worden verdreven van hun traditionele geboortestreek. Er werden al volledige dorpen platgebrand.
Meer dan een half miljard mensen in India ondergaan discriminatie op basis van kaste. De kaste wordt bepaald door afkomst of huwelijk binnen een kaste. Hogere kasten domineren bepaalde beroepsgroepen. Onderaan in dit hiërarchisch stelsel staan meer dan 200 miljoen mensen (Dalits en anderen) die de ergste vormen van discriminatie ondergaan. Traditionele kastenindelingen overstijgen klassenbanden, ook al vormen de leiders van de hogere kasten een significant onderdeel van de heersende klasse.
Onderdrukking op basis van kaste is ook aanwezig in andere delen van de wereld waar mensen uit Zuid Azië wonen. Deze onderdrukking is samen met de migratie verspreid geraakt. Van Maleisië tot Europa blijft het kastenonderscheid bestaan. Minstens een half miljoen mensen van Zuid Aziatische afkomst in Groot-Brittannië kennen discriminatie op basis van kaste. Ook in België bestaat dit.
In april 2013 bediscussieerde het Britse parlement dit onderwerp. De conservatieve regering probeerde een verbod op kastendiscriminatie op de werkvloer te ondermijnen. Beide kamers van het parlement speelden het dossier naar elkaar door in een spelletje pingpong. De regering moest uiteindelijk de wetgeving over gelijke kansen amenderen door te stellen dat kaste een ‘onderdeel van ras’ is. De conservatieven werken samen met de Hindoe elite en hebben het thema op de lange baan geschoven. Een finale versie van de wetgeving is uitgesteld naar de zomer van 2015, na de volgende verkiezingen.
Het kan nuttig zijn om te kijken naar het verzet tegen het kastensysteem in India en Sri Lanka om te zien welke strategie we vandaag zouden moeten volgen. De ‘linkerzijde’ heeft zich in het algemeen steeds verzet tegen alle vormen van kastendiscriminatie. Maar de leiders van sommige massale linkse organisaties slaagden er niet in om aangepaste perspectieven en strategieën naar voor te brengen, waardoor brede lagen van de door kastendiscriminatie getroffen bevolking geen organisaties hadden om de strijd tegen deze discriminatie te organiseren.
Verzet tegen het kastensysteem in Sri Lanka
In Sri Lanka was er kastendiscriminatie onder de Singalese meerderheidsbevolking, los van hun religie. Maar de discriminatie onder Singalezen was niet zo sterk als onder de Tamil minderheid. Deze discriminatie was vooral prominent waar de armoede het grootste was. Wie het sterkste onderdrukt wordt op basis van kaste bevindt zich ook in de slechtste economische omstandigheden. Er waren in Sri Lanka steeds minderheden op het vlak van bevolking, maar ook binnen elke etnische groep is er onderdrukking en was het niet gemakkelijk om betrokken te zijn bij strijd voor verbetering. De relatieve economische verbetering onder de onderdrukte Karava (Singalezen) en Karayar (Tamils) kasten, door hun betrokkenheid bij de visserijsector, verkoop van alcohol,… , gaf hen een zeker zelfvertrouwen waarbij ze durfden in te gaan tegen de ‘hoogste’ kasten zoals de Kovigama (Singalezen) of Vallalar (Tamils). De onderdrukkende kasten namen aanvankelijk geen deel aan deze zaken, omdat ze deze beschouwden als activiteiten voor lagere kasten.
Het droeg ook bij aan de opkomst van georganiseerd verzet tegen kastendiscriminatie. De Karava kaste was dominant in de leiding van de eerste politieke partij die in Sri Lanka werd gevormd, de Lanka Sama Samaja Party (LSSP) die in 1935 werd opgezet. De LSSP nam onmiddellijk een antikapitalistisch profiel aan en verzette zich tegen alle vormen van onderdrukking, waaronder kastendiscriminatie. De Karava en Karayar kasten waren prominent in de leiding van zowat alle verzetsgroepen die zouden ontstaan in Sri Lanka. Dit was niet alleen het geval voor de LSSP, maar ook bij de JVP (Volksbevrijdingsfront, opgezet in 1965), de LTTE (Liberation Tigers of Tamil Eelam, 1976) en zelfs een deel van de SLFP (Sri Lanka Freedom Party, 1951).
In Sri Lanka hebben alle linkse partijen en bewegingen zich steeds verzet tegen kastendiscriminatie, soms stonden ze aan het hoofd van strijdbewegingen van de onderdrukte kasten. Als links zich op een klassenbasis organiseerde, kreeg ze de onderdrukte massa’s achter zich. Dat is waarom de linkse organisaties het eerste instrument werden waarmee de onderdrukte kasten in verzet gingen. De LSSP speelde in de eerste fase een bijzondere rol daarin. Maar het aanvankelijke succes onder de enorm uitgebuite arbeiders in de theeplantages van het bergachtige centrum van Sri Lanka deed de partij verkeerdelijk denken dat het om een algemene sfeer ging onder alle Tamils. De Tamil elite in het noorden en oosten, waar de meeste Tamils wonen, was toen echter bijna exclusief in handen van de dominante Vellalar kaste. De LSSP was correct in de voorspelling dat de meest onderdrukte kaste tegen de dominantie van de Vellalar in opstand zou komen, maar de partij vergiste zich toen ze dacht dat dit een automatisch proces zou zijn.
Frustratie op basis van kaste en mobilisaties leiden niet automatisch tot een klassenbewuste positie. Het kan op verschillende manieren uitgedrukt worden, ook bijvoorbeeld doorheen religie. Het is ook mogelijk dat mensen van onderdrukte kasten zeker op het begin niet meteen aan strijd deelnemen, onder meer door hun extreme armoedige situatie. Zonder een bewuste interventie met een oproep aan de bredere arbeidersklasse, is het niet mogelijk om hun verzet tegen discriminatie te mobiliseren. Een socialistische beweging of een arbeiderspartij die de kastendiscriminatie begrijpt en zich verzet tegen alle vormen van onderdrukking, kan daaraan bijdragen. Het was dan ook nodig om het ongenoegen op basis van kastendiscriminatie te koppelen aan verzet tegen de kapitalistische en kleinburgerlijke Tamil elite zelf. De LSSP deed dit niet.
Langs de andere kant is het mogelijk om een klassenverzet uit te bouwen doorheen een ernstige strijd tegen kastendiscriminatie of discriminatie op basis van gender of ras. Een deel van de Sri Lankese Communistische Partij splitste af om een door het maoïsme beïnvloede pro-Peking partij op te zetten. Deze had een brede steun onder Tamil arbeiders en armen in het noorden en in onder de theeplukkers in het centrum. Dat ontstond op basis van deelname aan de strijd van de meest onderdrukte kasten. Het falen om de ontwikkelende nationale kwestie te begrijpen alsook de kasten- en klassensamenstelling van de Tamil gemeenschap, maakte dat de Tamil elite de linkerzijde aan de kant kon schuiven.
Elke gewapende Tamil groep baseerde zich formeel op het ‘socialisme’, maar zonder te begrijpen wat dit betekende. Er werden geen banden aangegaan met bestaande linkse organisaties, zoals de LSSP. Die partij had tegen dan immers de consistente strijd tegen het kapitalisme achterwege gelaten. Nadien ging de LSSP zelfs zo ver om allianties te vormen met kapitalistische en Singalese nationalistische partijen. De radicaliserende Tamil jongeren zagen deze partijen als hun vijanden en onderdrukkers. Tamil jongeren van de meest onderdrukte kasten die instinctief naar links keken bij hun radicalisering, gingen nu massaal over naar de gewapende guerrillagroepen.
Kastendiscriminatie in India
Onder invloed van het stalinisme hadden de communistische partijen in India – de CPI en CPI(M) – hun onafhankelijke klassenpositie opgegeven. In plaats daarvan namen ze een volksfrontbeleid aan waarbij ze allianties aangingen met kapitalistische partijen. Hun tweestadiatheorie – waarbij ze stellen dat er eerst een stadium van kapitalistische economische ontwikkeling nodig was vooraleer een tweede stadium van socialistische revolutie (in een verre niet nader bepaalde toekomst) mogelijk zou worden – zorgde ervoor dat ze toegaven aan het Hindoe nationalisme. Het internationalisme werd opgegeven. In tegenstelling tot Sri Lanka konden de massa’s van onderdrukte kasten geen beroep doen op een linkse partij om hun woede te uiten.
Deze verkeerde benadering zorgde ervoor dat er een kloof ontstond met de mensen die onder kastendiscriminatie gebukt gingen. Die gingen over tot verschillende experimenten voor hun verzet, waarbij mensen van ‘lagere’ kasten massaal van godsdienst veranderden of er partijen ontstonden op basis van kaste. De communistische partijen beschikken in India over een massabasis maar waren nooit in staat om een klassenoppositie op een dergelijke wijze te organiseren dat ze ook in staat waren om woede tegen kastendiscriminatie te kanaliseren. De aanhoudende samenwerking met onderdrukkende kasten maakte dat steeds onmogelijk. De gedeeltelijke landhervormingen onder communistisch bewind in West-Bengalen of Kerala hadden een zekere impact op de kastenverhoudingen, maar het bleef erg beperkt aangezien de meerderheid van de mensen van de meest onderdrukte kasten landloos bleven.
Wat in Sri Lanka eind jaren 1960 en in de jaren 1970 gebeurde, namelijk dat massale linkse partijen hun strijd tegen het kapitalisme opgaven, bestond in India sinds de onafhankelijkheid. In de mobilisatie van de meest onderdrukte lagen werd een belangrijke rol gespeeld door krachten buiten Congress en de communistische partijen. Zoals de leiders van de burgerrechtenbeweging in de VS in de jaren 1960 trokken verschillende dergelijke leiders – zoals Ambedkar en Periyar – de conclusie dat er een fundamentele verandering van het economische systeem nodig was om het kastensysteem te bestrijden. Maar ze kwamen ook vaak in conflict met de communistische partijen. In de sectaire stalinistische traditie deden de communistische partijen andere vormen van strijd af als onbelangrijk. Bovendien was er een totaal gebrek aan democratische discussie, zowel binnen als buiten de partij.
Toen er groepen op basis van kaste ontstonden, begonnen de communistische partijen hun koers bij te sturen. Maar dit ging niet zo ver dat ze de strijd begonnen te leiden. Ze begonnen te spreken over ‘gelijke rechten’ en wilden ongelijkheid ‘wettelijk verbieden’. Dit verscheen in het programma van de CPI in 1951 en dat van de CPI-M in 1969. Ze dachten dat de ‘agrarische revolutie’ de kastenverhoudingen zou wegnemen, zoals in het tweede stadium de ontwikkeling van industrialisering en de arbeidersklasse tot revolutie zou leiden. Er werd nooit uitgelegd hoe ze dit dachten te bekomen zonder de betrokkenheid van de arbeidersklasse, of hoe dit zou gebeuren door allianties te sluiten met burgerlijke en kleinburgerlijke krachten.
Corruptie en controle
Pas toen de op kasten gebaseerde partijen volledig gevormd waren en de positie van de communistische partijen in de jaren 1980 en 1990 begonnen te bedreigen, werd gezocht naar een nieuwe ‘theorie’ om hun falen in het organiseren van de onderdrukte kasten te verklaren. Een van de publicaties van de communistische partijen stelde zelfs dat “kastenbewustzijn tegengesteld is aan klassenbewustzijn en de groei van proletarische klassensolidariteit hindert.” Er ontstonden al gauw tegenstellingen tussen de linkerzijde in het algemeen en de leiders van de op kasten gebaseerde partijen die zich van het systeem begonnen te bedienen om de eigen belangen te dienen.
De opkomende beweging tegen het kastensysteem werd een opportuniteit voor de relatief rijke leiders van verschillende kasten om de greep van hun familie op hun respectieve kaste te vergroten. Het winnen van verkiezingen gaf hen politieke autoriteit die vervolgens misbruikt werd om een grotere controle te verwerven op de economische belangen van de gemeenschap, waarmee ze zichzelf verrijkten. Geld dat toegekend werd voor ontwikkelingsprojecten ging door de handen van deze individuen, waarbij er op het einde minder geld over bleef voor het uiteindelijke doel, als het al zo ver geraakte. Binnen elke politiek op basis van kaste domineert klassendiscriminatie. De woede hiertegen werd binnen de grenzen van de kaste gekanaliseerd door kastenleiders die het kastenstelsel behielden uit eigenbelang.
Een sterk onderscheid op basis van kasten werd in India in stand gehouden zodat de heersende kapitalistische elite een greep op de bevolking had. De exclusiviteit en het protectionisme creëerden een vorm van ‘kastenindustrie’ die doet denken aan de verhoudingen op basis van afkomst in West-Europa. De Indische kapitalisten slaagden erin om de meest onderdrukte lagen (Dalits en anderen) in het kapitalistische systeem te integreren en om dit als wapen te gebruiken tegen de groei van links in het algemeen.
De ‘geïntegreerde’ kastenleiders en de zelfverklaarde intellectuelen verzetten zich, en blijven zich verzetten, tegen de ontwikkeling van klasseneenheid over de grenzen van kasten heen. Ze voeren een bewuste aanval op de linkerzijde zodat hun eigen aanhangers niet op zoek zouden gaan naar andere vormen van strijd. Dit wordt des te belangrijker naarmate de corruptie en het politieke bankroet van deze leiders duidelijker wordt.
De eerste bewegingen van de meest onderdrukte kaste, de Dalits, slaagden niet in hun oorspronkelijke opzet. Het aanvankelijke vertrouwen en de illusies in sommige kastenleiders worden ondermijnd door de corruptie en onderwerping aan het neoliberale beleid door deze leiders. Hun toekomst hangt af van de mate waarin ze de kastenverschillen in stand kunnen houden. Door vrees en spanningen tussen de kasten, zien de massa’s momenteel geen ander alternatief dan het steunen van hun kastenleiders. Maar dit zal niet blijven duren. Er ontstaat al een honger naar een nieuw alternatief.
Strijden tegen onderdrukking
Socialisten, zoals die van New Socialist Alternative (CWI in India), verzetten zich tegen alle vormen van onderdrukking en bergrijpen dat er een verband bestaat tussen deze vormen van onderdrukking. Verdeeldheden en verschillende complexe verhoudingen in de samenleving, waaronder discriminatie, zijn verbonden met de dominante productiemethode. Doorheen de geschiedenis hebben we gezien hoe veranderingen in productiekrachten sociale verhoudingen hebben veranderd. Strijden tegen het huidige kapitalistische systeem is dan ook de sleutel om een einde te maken aan verschillende vormen van discriminatie die binnen dit systeem in stand worden gehouden. Maar de strijd tegen onderdrukking kan niet wachten tot we het volledige systeem van de kaart vegen. We moeten integendeel deze strijd voeren op ieder ogenblik dat er discriminatie opduikt en los van repressie tegen onze strijd proberen om tot overwinningen te komen en van daaruit stappen vooruit te zetten in de strijd tegen het systeem dat deze discriminatie met zich mee brengt.
Ondanks het feit dat er een tijdlang een massale trotskistische kracht bestond in Sri Lanka, de LSSP, en het feit dat de arbeiders en veel verregaandere sociale verworvenheden afdwongen dan hun Indische tegenhangers, waren de Indische communisten niet in staat om een debat te voeren over hun strategie en tactieken. Ze hadden bijvoorbeeld geen toegang tot de analyse van Leon Trotski over de revoluties in Rusland. Trotski legde de weg van gecombineerde en ongelijke ontwikkeling uit, waardoor het vervolledigen van de democratische taken in de koloniale landen werd verhinderd. Zelfs indien er economische en sociale ontwikkelingen waren, zijn de oude feodale verhoudingen niet noodzakelijk verdwenen onder de neokoloniale verhoudingen. Trotski merkte op dat er een sterke arbeidersbeweging nodig is om de heerschappij van het kapitaal te breken en een geplande economie te vestigen. Zoniet zou de imperialistische greep op de kolonies standhouden. Ondanks verschillende graden van ontwikkeling in de koloniale (en nadien neokoloniale) landen, was het kapitalisme niet in staat om de arbeiders, boeren en armen volledig uit de feodale verhoudingen te bevrijden. Bovendien worden kastenverschillen nog steeds gebruikt door zowel ‘inheemse’ als buitenlandse kapitalisten die er hun voordeel mee doen.
Dit kan enkel veranderen door onafhankelijke massaorganisatie van de arbeidersklasse. Dit is een belangrijke les die we uit de ervaringen van zowel Sri Lanka als India kunnen trekken. Gelijk welke samenwerking met organisaties en formaties die uitbuiten en onderdrukken, op welke wijze dan ook, zal onze oppositie enkel verzwakken. Onafhankelijke massaorganisaties van de arbeidersklasse kunnen mobilisaties tegen alle vormen van onderdrukking opzetten. Als er vandaag in India een sterke arbeidersbeweging zou opgebouwd worden – waarbij de strijd tegen corruptie, vrouwenonderdrukking, kerncentrales, kastendiscriminatie, de vervolging van stammen, de armoede van de boeren, … wordt samengebracht – dan zou dit een machtige kracht worden tegen het systeem dat alle vormen van onderdrukking in stand houdt.
De arbeidersbeweging
Wetgeving kan vertrouwen geven en een zekere vorm van bescherming bieden aan de slachtoffers van kastendiscriminatie. Maar een legaal verbod binnen de limieten van het kapitalisme zal op zich niet volstaan om voor eens en voor altijd een einde te maken aan onderdrukking. Kinderarmoede, werkloosheid, slechte huisvesting, … zijn schering en inslag onder Zuid Aziaten in West-Europa. Velen leven van een laag inkomen. Als daar niets aan gedaan wordt, is echte verandering niet mogelijk. Het is belangrijk om het vertrouwen in de strijd en deelname aan die strijd aan te moedigen. Verbeteringen in de economische situatie zijn ook cruciaal. Armoede leidt niet automatisch tot verzet. De elementen van het kastensysteem in West-Europa zullen tenslotte nooit definitief verdwijnen zonder echte verandering in Zuid Azië.
Revolutionaire landhervormingen, investeringen in onderwijs en huisvesting, degelijke jobs voor iedereen, een leefbaar loon en gratis gezondheidszorg en onderwijs zijn belangrijke eisen voor de beweging die echte verandering wil bekomen in Zuid Azië. Er is nood aan sterke vakbonden in deze landen om actief in de strijd tussen te komen. Die mogen geen enkele tolerantie tonen tegenover kastendiscriminatie onder hun leden of op de werkvloer. Vakbonden kunnen een grote rol spelen om werkenden te vormen over kastendiscriminatie en de strijd voor degelijke lonen voor iedereen te voeren. Ze moeten niet alleen de arbeiders in de steden organiseren, maar ook de werklozen en armen op het platteland. Er zijn speciale fondsen en middelen nodig om boeren en arbeiders in de steden te verenigen.
Strijdbare vakbonden zijn cruciaal. De leden moeten opkomen om leiders die de strijd niet willen voeren aan de kant te schuiven. Vakbonden en activisten, de meest onderdrukte kaste en hun organisaties, moeten samen een massale alternatieve partij vormen die opkomt voor hun eisen en een strategie naar voor schuift om te winnen. Vakbonden in India organiseren miljoenen werkenden en vormen potentieel een enorm sterke factor die het establishment tot in het hart van het systeem kan raken. Een massastrijd van de werkende bevolking kan aantonen dat dit de sterkste sociale kracht is en het kan de slachtoffers van kastenonderdrukking laten inzien hoe de samenleving in hun voordeel kan veranderen.
Kasten zijn een overblijfsel van een oud Aziatisch feodaal systeem. Het is mogelijk om er komaf van te maken. De ontwikkeling van het kapitalistische system heeft heel wat feodale verhoudingen aan de kant geschoven. Maar het kapitalisme behield er elementen van waar het zelf voordeel kon uithalen, onder het principe van verdelen om te heersen, zeker in de neokoloniale wereld. Diegenen die de strijd tegen het kastensysteem ernstig willen nemen, moeten het verbinden met de strijd voor socialistische verandering en de vestiging van een democratisch geplande socialistische samenleving.
Kastendiscriminatie in Groot-Brittannië
Parlementsleden van de drie gevestigde partijen bezoeken tijdens hun verkiezingscampagne vaak tempels en moskeeën om religieuze leiders te vragen om stemmen voor hen te ronselen. Deze parlementsleden kijken naar ‘gemeenschappen’ van verschillende etnische achtergronden als een eengemaakte groep kiezers. (we gebruiken hier het woord ‘gemeenschap’ bij gebrek aan een passend alternatief). In werkelijkheid zijn deze bevolkingsgroepen zoals alle andere enorm verdeeld, vooral doorheen onderdrukking op basis van klasse en kaste. De meerderheid van de Hindoe tempels in Groot-Brittannië kennen een vorm van hiërarchie op basis van kaste. De tempels zelf zijn projecten waar veel geld mee gemoeid is en die gecontroleerd worden door een elite. Onderdrukkende organisaties werken nauw samen met deze tempels en verschillende kapitalistische partijen. Dat is een van de redenen waarom de kapitalisten en de hindoe elite verenigd zijn in het in stand houden van oude feodale praktijken.
Aziatische ‘vertegenwoordigers’ zoals Labour parlementslid David Lammy uit Tottenham in het noorden van Londen, staan voor hetzelfde als andere kapitalistische politici. Ze gebruiken hun banden met migrantengemeenschappen om een stemmenreservoir voor de burgerlijke partijen aan te leggen. Dit werd gemakkelijk gemaakt door de wijze waarop etnische gemeenschappen vaak leven, deels vanuit de noodzakelijke onderlinge steun maar grotendeels door het gebrek aan betaalbare huisvesting, jobs en diensten. In dergelijke omstandigheden kunnen oude feodale onderdrukkende verhoudingen standhouden in zowat alle Zuid Aziatische gemeenschappen.
De zogenaamde ‘gemeenschapsleiders’ tolereren alles indirect of direct, van het uithuwelijken van kinderen over kastendiscriminatie, huishoudelijk geweld tot ‘eremoorden’. De leiders behouden hun positie door hun autoriteit op basis van clan, stam, kaste, klasse of religieuze en/of politieke autoriteit. Ze dragen bij tot het in stand houden van oude praktijken in hun gemeenschappen en geven vaak legitimiteit aan de maatregelen van de burgerlijke partijen die ze vertegenwoordigen of waarmee ze verbonden zijn. Het besparingsbeleid en andere aanvallen op de arbeidersbeweging worden zo gerechtvaardigd. Maar het leidt enkel tot een verdere verslechtering van de verhoudingen tussen de arbeiders van verschillende achtergronden.
Heel wat initiatieven onder Labour hebben de armsten verder naar beneden getrokken. Rijke zakenlui en de religieuze elite in elke etnische ‘gemeenschap’ werden naar voor geschoven als leiders, de ondemocratisch aangestelde stem van niet alleen zichzelf maar ook diegenen die ze vaak uitbuiten en onderdrukken. Via deze methode, vaak in naam van de zogenaamde ‘multiculturaliteit’, hebben de kapitalisten en de heersende elite een manier gevonden om deze arme gemeenschappen te controleren.
De Hindu Council UK, Hindu Forum Britain en andere organisaties onder leiding van de onderdrukkende rijke hindoes verzetten zich tegen het idee dat kaste wordt opgenomen in wetgeving of dat er iets wordt ondernomen tegen kastendiscriminatie. Het conservatieve parlementslid Alok Sharma, die voorstander is van privatiseringen, hogere inschrijvingsgelden en besparingen en tegelijk ingaat tegen rechten voor holebi’s, werkt nauw samen met Hindu Council in het verzet tegen het verbod op kastendiscriminatie. Zijn lange toespraak in het parlement leek op een officiële verklaring van Hindu Council. Rechtse parlementsleden stelden dat er niet genoeg bewijs is van kastendiscriminatie in Groot-Brittannië. Ze negeren bewust de informatie van het Nationaal instituut van economisch en sociaal onderzoek hierover.
Onderdrukking gerechtvaardigd
Er waren zelfs moorden verbonden met gemengde huwelijken over kasten heen. Gemengde koppels die willen trouwen krijgen nog steeds doodsbedreigingen. De regering weigert echter op te treden en stelt dat wie zich tegen kastendiscriminatie verzet kaste en klasse met elkaar zou verwarren. Alsof klassendiscriminatie wel legitiem is! Ze willen alleszins hun uitbuiting van de arbeidersklasse verderzetten. Alok Sharma stelde de retorische vraag of “de regering dan mensen tegen gelijk welke mogelijke vorm van discriminatie moet beschermen?”. Voor hem is het evident dat er klassendiscriminaties en andere vormen van discriminatie bestaan, waaronder die op basis van kaste, en dat de regering daar niets aan moet doen.
De Hindu Council verklaarde: “Er is een record aantal daklozen in Groot-Brittannië, zij vormen de tegenhanger van de kastenlozen in de Indische samenleving.” Er wordt gesteld dat niets wordt gedaan aan klassendiscriminatie en er bijgevolg ook niets moet gedaan worden aan kastendiscriminatie. De hindoe elite doorheen Zuid Azië gebruikt deze argumenten wel meer om hun sociale privileges te verdedigen. Het antwoord hierop moet bestaan uit een mobilisatie tegen alle vormen van uitbuiting – lage lonen, dakloosheid, armoede, … Het bestaan van klassenonderdrukking is geen rechtvaardiging voor het passief aanvaarden van kastendiscriminatie.
Dezelfde leiders aarzelen niet om in hun bedrijven of handelszaken tot uitbuiting op basis van klasse over te gaan. Ze gebruiken hun kastenpositie om de mensen van dezelfde etnische achtergrond te blijven domineren. Ze verdedigen de ‘onaanraakbaarheid’ met het argument dat gewone Britse arbeiders sociaal weinig interactie hebben met Britten van de hogere echelons. Ze vergelijken het gebruik van handschoenen in ziekenhuizen en keukens met de onaanraakbaarheid van het kastensysteem. Ze beweren dat het feit dat de Brahmanen niet aangeraakt mogen worden voortkomt uit een bescherming tegen ziektes.
Ze beweren ook dat mensen van onderdrukte kasten de problemen zelf veroorzaken. Daarbij geven ze het voorbeeld van een arbeider die werd afgedankt omdat hij om de job te krijgen had gelogen over zijn kaste. Ze beweren dat hij niet werd afgedankt wegens zijn kaste, maar omdat hij loog. Een ander voorbeeld was dat van Arjun Vakaria die Hindu Forum Britain vertegenwoordigde op het programma Newsnight van 15 april 2013. Hij beschuldigde een Dalit ervan te liegen toen die een emotioneel verslag bracht van zijn ervaringen met kastendiscriminatie. De vraag tot respect voor priesters – vergelijkbaar met christelijke priesters of imams voor moslims – is een opmerkelijk argument in deze context. In het hindoeïsme bepaalt het respect voor de Brahmanen (de kaste van priesters) immers net de kastendiscriminatie.
Sommige academici veralgemenen in naam van het ‘postkoloniale onderzoek’ ten onrechte de brutaliteiten tegen inheemse volkeren in het Britse rijk en onder koloniale machten als de fout van de hele westerse bevolking in plaats van na te gaan hoe de koloniale heersers de controle behielden. Om daarop te antwoorden ‘herontdekken’ ze oude ideologen en feodale praktijken. Ze proberen het hindoeïsme te ‘zuiveren’ en plaatsen Ghandi in het kader van dit fenomeen.
Sommigen stellen dat de discussie over kastendiscriminatie in Groot-Brittannië onderdeel is van een westerse christelijke agenda. Ze geven voorbeelden van christelijke organisaties die bij parlementsleden lobbyen om kastendiscriminatie te verbieden. Uiteraard is niet iedereen die opkomt tegen kastendiscriminatie overtuigd van de noodzaak om ook klassenuitbuiting te bestrijden. Sommigen werken samen met rechtse politici of religieuze groepen.
Dergelijke ideeën hebben de afgelopen decennia terrein gewonnen, zeker in India na de invoering van een volledige ‘vrijemarkteconomie’ in de jaren 1990. Met een relatieve groei van de economie kon het hindoe establishment zich versterken en er ontstond ook een academische rechtvaardiging voor het hindoe nationalisme. Dit was naast andere factoren een van de elementen die leidde tot de overwinning van Narendra Modi en zijn hindoe nationalistische partij BJP (Indische Volkspartij). Er is tevens een significante groei van de semi-fascistische RSS (Nationale vrijwilligersorganisatie, verbonden met de BJP). Een deel van de Indische academici is met dit establishment verbonden en promoot reactionaire opvattingen.
Het gebrek aan massale arbeiderspartijen is beslissend. Het zorgt ervoor dat de werkenden en de meeste mensen van onderdrukte kasten hun woede en verzet niet op een collectieve wijze kunnen uiten en geen instrument hebben om hun strijd te organiseren. Het gebrek aan dergelijke organisaties met een echt begrip van kastenonderdrukking en de strijd ertegen, zorgt ervoor dat reactionaire ideeën een ingang kunnen vinden, zelfs onder de onderdrukten en diegenen die oprecht ingaan tegen kastendiscriminatie.
