Tag: front van verzet

  • Rechts viseert ons allemaal. Enkel massaal sociaal verzet kan dit stoppen!

    massa

    PDF van dit pamflet

    De rechtse regering is er nog niet. Pas op 22 september worden de voorstellen van haar Vlaamse tegenhanger officieel. Maar dat drastisch en structureel ingegrepen wordt, staat vast. Dat de arbeiders en hun gezinnen ervoor opdraaien eveneens. De rechtse coalitie wil niet alleen cijfers behalen, maar vooral symbolen slopen. Hoog tijd om daar een goed georganiseerd sociaal verzet tegenover te stellen.

    De Vlaamse regering Bourgeois wil 8 miljard besparen. Ze wil het aantal ambtenaren verminderen, gemeenten onder curatele plaatsen, de culturele sector doorverwijzen naar privé-sponsors, kinderopvang duurder maken, kindergeld afromen etc. Een symbool moet 160 miljoen opbrengen: het inschrijvingsgeld voor hoger onderwijs. In het verleden stootte elke verhoging ervan op hevig protest. Het is een test van de weerbaarheid van studenten, een graadmeter voor wat gebeuren kan als heel de arbeidersbeweging wordt aangepakt. Als het experiment slaagt, ligt de weg open voor de geleidelijke introductie van eliteonderwijs met inschrijvingsgelden die in de Angelsaksische wereld al oplopen tot 8.000 €.

    Rechts viseert ons allemaal 15012638249_afb798c18b_z

    Het is altijd moeilijk om één problematiek te veralgemenen naar de globale context van besparingen of ook om een studentenbeweging uit te breiden naar werkenden of om openbare diensten en privésectoren samen op straat te brengen. De rechtse federale coalitie is die klus voor ons aan het klaren. Wat in Vlaanderen gebeurt, is niets vergeleken bij wat ons federaal te doen staat, waarschuwde De Wever al. De rechtse coalitie wil 17,3 miljard beparen of nog meer als de groeicijfers tegen vallen. Daarvoor wil ze niet één, maar veel ‘heilige huisjes’ slopen.

    Eén ervan is de index. Marc Leemans (ACV) heeft al gewaarschuwd dat men daar af moet blijven. Maar er zijn er nog veel andere: vervroegd pensioen pas vanaf 62; uitkleden van het ambtenarenstatuut; ‘convergeren’ van pensioenen op basis van het puntensysteem Vandenbroucke; verkoop meerderheidsparticipaties in BPost en Belgacom; minimumdienst in gevangenissen, spoorwegen en luchthavens; verplichte gemeenschapsdienst voor
    werklozen; BTW verhoging etc.

    Het brugpensioen werd al ‘werkloosheid met bedrijfstoeslag’. De rechtse coalitie wil een einde aan alle bijzondere uittredingsstelsels. In het onderwijs en bij de politie werden ze al afgeschaft of staan ze op de helling. Gaan met de beperking van de groeinorm in de gezondheidszorg tot 1,5%, binnenkort ook de arbeidsduurverminderingsdagen voor 45+, 50+ en 55+ voor de bijl? Wat met de varianten op dat systeem die werden onderhandeld in bedrijven met ploegenarbeid? Benieuwd hoeveel burn-outs dat zal opleveren.

    De rechtse coalitie wil ‘banen creëren’ door de ‘patronale’ lasten van 33% van de brutowedde terug te brengen naar 25%. Wij betalen dat dus zelf met het RIZIV-gedeelte van ons loon waarmee we ons indekken tegen ziekte, ouderdom en werkloosheid.Hoeveel dat moet kosten? Er wordt gesproken over 2, 4 en zelfs meer dan 5 miljard. Energiekosten voor bedrijven wil ze reduceren, maar particulieren betalen voortaan een energieconsumptietaks en leveren de gratis elektriciteit in. Alle lasten zijn voor ons, alle baten voor de patroons.

    Hoe een krachtsverhouding opbouwen?

    Het is mogelijk dat niet alles wordt uitgevoerd, maar de NV-A wil ‘vette vissen’ nu ze haar communautaire agenda moest inruilen voor een sociaal-economische. De rechtse partijen bieden tegen elkaar op qua radicaliteit. Wie rekent op de CD&V om dat tegen te houden, is bij voorbaat verloren.

    Dat vereist krachtsverhoudingen en een massabeweging. De regering zal niet alle munitie ineens verschieten, maar in de tijd gespreide aanvalsgolven plannen. Als we wachten tot alle details gekend zijn, komen we te laat. Maar alleen met de overtuigden in actie gaan, zonder de tijd te nemen om collega’s voor te bereiden en te betrekken bij het bepalen van de acties, is eveneens fout.

    Iedereen is nodig, ook wie bij een andere vakbond is of bij geen enkele. Niet door hen van alles te verwijten, maar door samen de moeilijkheden te overstijgen, kunnen we hen winnen voor gezamenlijke strijd. De rechtse regering zal om ons te verdelen maatregelen nemen die de ene regio harder treffen dan de andere. Veel Vlaamse arbeiders zijn net zo hard tegen het rechtse beleid als hun Waalse en Brussselse collega’s, andere hebben zich schromelijk vergist. We willen hen niet isoleren, maar argumenten aanreiken waarmee ze ook hun gemeenschap kunnen overtuigen. Solidariteitsbezoeken kunnen wonderen verrichten.

    Waarom geen informatiecampagne, met degelijke argumentatie, pamfletten en affiches om collega’s op de werkvloer aan te spreken en te motiveren. Liefst met een concreet ordewoord zodat we gezamenlijk reageren en niet alle richtingen tegelijk uitgaan. Dat kan een nationale betoging of meerdere provinciale betogingen en meetings zijn om de strijdvaardigheid te meten. We kunnen er algemene vergaderingen tijdens de werkuren op de werkvloer aankondigen. Daar kan dan een actieplan ter discussie worden voorgelegd, met provinciale beurtstakingen en betogingen die uitmonden in een nationale 24 of 48 urenstaking. Als de regering tegen dan nog niet toegegeven heeft of gevallen is, kan een week later op algemene vergaderingen op de werkvloer de idee van een dagelijks hernieuwbare staking worden voorgelegd, gestemd en georganiseerd.

    Scherpe kantjes afvijlen volstaat niet

    De algemene stakingen van 1993, van 2005 en van 30 januari 2012 waren er niet op gericht de regering te doen vallen. Ieder mogelijk alternatief leek toen nog rechtser dan de zittende regering. Dat argument is nu van de baan. Maar het betekent nog niet dat de vakbeweging zich in de armen moet gooien van de tripartite of de alternatieve coalities in Brussel en Wallonië. Die blijven wel van de symbolen af, maar hun strategie is die van de vorige federale regering: besparingen waarvan de scherpe kantjes zijn afgevijld in de hoop erger te voorkomen.

    Waar dat toe leidt weten we nu. Bij veel werknemers heeft dat de idee gevoed dat besparen de enige mogelijkheid is, bij de patroons de lust opgewekt naar nog meer. In plaats van erger te voorkomen heeft men zo de rode loper uitgerold voor de rechtse coalitie. De federatie Wallonië-Brussel bespaart de komende twee jaar 300 miljoen € in het onderwijs, dat is proportioneel meer dan Vlaanderen. Bovendien worden de eerste twee jaren slechts 1 op de 5 vertrekkende ambtenaren vervangen, 1 op 3 de volgende jaren. Dat is geen alternatief.

    Programma gericht op onze behoeften

    We moeten integendeel strijden voor een programma dat de reële behoeften vervult van de overgrote meerderheid van de bevolking, niet het winstbejag van een handvol superrijken.

    • Volledig herstel van de index, vrije loonsonderhandelingen en een minimumloon van 15€ bruto/uur
    • Geen ondermijning van de arbeidscontracten door onderaanneming, interim of andere precaire banen
    • Handen af van het statuut van de openbare ambtenaren, geen afbouw van de openbare diensten, geen privatisering en liberalisering, insourcing in plaats van outsourcing
    • Herstel brugpensioen, handen af van het vervroegd pensioen en eindeloopbaansystemen met ADV
    • Optrekken van de pensioenen tot minimum 75% van het laatst verdiende loon met een minimum van 1500€ per maand
    • Stop jacht op werklozen, geen degressiviteit, geen gemeenschapsdienst, maar volledige tewerkstelling door een veralgemeende arbeidsduurverkorting tot 32u/week zonder loonverlies

    De patroons vinden dit onbetaalbaar. We hebben nochtans nog nooit zoveel rijkdom geproduceerd als vandaag. Niet de middelen, maar de politieke wil ontbreekt. Ook LSP wil rechtvaardiger fiscaliteit, maar kapitaalbezitters en huiseigenaars zullen de toegenomen fiscale druk doorrekenen aan consumenten, werknemers of huurders. Enkel de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie onder democratische controle door de gemeenschap biedt daaraan garanties. We willen een einde aan dit voorbij gestreefd systeem van privaat bezit en winstbejag en een modern democratisch socialisme met vrij gebruik van kennis en middelen ten behoeve van allen.

  • Hoe de vorige rechtse regering werd gestopt

    Artikel door Geert Cool uit de septembereditie van ‘De Linkse Socialist’

    Na een periode van politieke instabiliteit kwam er eind 1981 een regering onder leiding van Wilfried Martens (CVP, voorloper van CD&V) en Jean Gol (PRL, voorloper van de MR). Deze rechtse regering voerde een hard besparingsbeleid op basis van volmachten, waardoor zelfs het parlement aan de kant werd geschoven.

    De voorstellen waren verregaand en soms zag de regering zich onder druk van het protest gedwongen om de hardste maatregelen wat bij te schaven, maar het resultaat bleef verschroeiend voor de levensstandaard van de gewone werkenden. Verschillende indexsprongen, verlagingen van de werkloosheidsuitkeringen, opvoeren van de wachttijd, afdankingen en sluitingen, … waren slechts onderdelen van de ‘kracht van verandering’ onder Martens V (1981- 1985) en Martens VI (1985-1987).

    Het rechtse beleid botste op weerstand. Er was jongerenprotest tegen de torenhoge werkloosheid met een grote Jongerenmars voor Werk in 1982. Dat was de voorbode voor acties van de arbeidersbeweging. De ACV-leiding steunde de regering, in de achterkamers van het onooglijke Ardense dorp Poupehan zat ACV-voorzitter Houthuys aan tafel met Martens en anderen om het besparingsbeleid mee te organiseren. De ABVV-leiding beperkte zich tot forse uitspraken en verklaringen zonder daar een actieplan aan te koppelen.

    De uitbarsting van woede in de vorm van de septemberstaking van 1983 werd van onderuit georganiseerd en ontsnapte grotendeels aan de controle van de leiding. Het spoorpersoneel in Charleroi gaf de aanzet en de stakingsbeweging verspreidde zich als een lopend vuurtje door de volledige publieke sector en zelfs in de private bedrijven. De beweging breidde zich snel uit, maar er kwam geen oproep tot een algemene 48-urenstaking die zowel de publieke als de private sector kon verenigen. De ACV-leiding ondertekende een slecht akkoord dat amper toegevingen aan de arbeiders inhield, de ABVV-leiding koppelde aan de woorden geen daden. Hierdoor eindigde de septemberstaking deels in een nederlaag. De arbeidersbeweging had haar potentieel getoond, maar dit was niet in resultaten omgezet.

    In 1984 probeerde het ABVV om tot verandering te komen met maar liefst 6 algemene 24-urenstakingen. De acties volgden elkaar in snel tempo op zonder dat ze voldoende voorbereid waren en vooraleer de gedeeltelijke nederlaag van 1983 was verwerkt. Even leek het alsof de rechterzijde het heft volledig in handen kon nemen. De terreurdreiging (Bende van Nijvel, CCC en anderen) werd gebruikt om het repressieapparaat uit te bouwen en meteen alle verzet tegen het beleid te criminaliseren. Het besparingsbeleid draaide op volle toeren, tussen 1982 en 1985 leverden de loontrekkenden gemiddeld 15% in terwijl de winsten met 57% stegen. Het einde van de tunnel was steeds minder in zicht.

    Onderhuids bleef het ongenoegen sluimeren. Pas in 1986 kwam dit ook aan de oppervlakte. Eens te meer waren het de jongeren die de aanzet gaven. Eind januari 1986 waren er de eerste scholierenstakingen tegen Martens VI onder de slogan ‘Op de bres tegen Martens zes’. Er werd begonnen in West-Vlaanderen, met 3.000 scholieren die betoogden in Oostende, Brugge en Veurne. De regering wilde jongeren hard aanpakken, onder meer met een verlenging van de legerdienst, verdubbeling van de wachttijd, uitbreiding van de wachttijd tot jongeren die hun eerste job verliezen, afschaffing van subsidies voor jeugdhuizen en jongerenverenigingen, verplichte gemeenschapsdienst tijdens de wachttijd, verlaging van de werkloosheidsuitkering, …

    De scholierenacties in West-Vlaanderen op 29 januari 1986, opgezet vanuit de voorloper van LSP, vormden de aanzet voor een nationale scholierenstaking op 5 maart toen in 20 steden maar liefst 20.000 jongeren op straat kwamen en daarbij steun kregen van delen van de arbeidersbeweging. Een aantal maatregelen werd ingetrokken, maar toch werd er een nieuwe actie met nationale betoging op 6 mei aangekondigd. Deze oproep werd overgenomen door de vakbonden waarop het tot een grote betoging kwam. De druk bouwde zich op en het vakbondsfront zag zich verplicht om op te roepen tot een nationale betoging van de openbare diensten tegen het Sint-Annaplan, het plan waarmee de regering van Martens en Verhofstadt 5 miljard euro wilde besparen.

    De enthousiaste actie van 6 mei 1986 legde de basis voor een breder actiefront tegen de regering. De spoormannen van Charleroi waren er opnieuw snel bij en gingen op 12 mei in staking om een dag later nationaal gevolgd te worden. Steeds meer sectoren sloten zich daarbij aan en het ABVV riep op tot een solidariteitsactie in de vorm van een 48-urenstaking op 22 en 23 mei. Dat was maar een gedeeltelijk succes door de snelheid en onduidelijkheid waarmee het tot stand kwam, maar de  druk was zodanig groot dat een volgende snel uitgeroepen actie, op 29 en 30 mei 1986 wel een succes werd. Bij het ACV was de druk van de basis tegenover de leiding te groot om de acties nog te kunnen stoppen. Op 30 mei betoogden maar liefst 250.000 mensen in Brussel. De ABVV-leiding gaf geen vervolg aan deze actie, waardoor het er niet in slaagde honderden strijdbare ACV-militanten over te winnen met een offensief actieplan met bijvoorbeeld een mars op Brussel om de regering ten val te brengen.

    Ondanks het niet verderzetten van de syndicale acties was de druk op de regering toch dermate groot dat ze geen stand kon houden. Een communautair excuus werd ingeroepen om de regering te laten vallen. Bij nieuwe verkiezingen werd de PS incontournable en verdween de rechtse regering van het toneel. De liberalen zouden meer dan 10 jaar aan de kant geschoven worden wegens verbrand. De sociaaldemocraten zouden van de economische heropleving tussen 1988 en 1991 gebruik maken om ‘zachter’ te besparen, maar toonden zich bij een verslechtering van de economische situatie bereid om er met het ‘Globaal Plan’ (1993) even hard in te vliegen als de liberale collega’s.

    De acties tegen de vorige rechtse regering toonden het belang van jongerenprotest om een dynamiek in het verzet te steken en het vertrouwen in de mogelijkheid van strijdbare acties te vestigen. De scholierenacties tegen Martens VI, begonnen op een kleine schaal op initiatief van de marxisten die toen rond de krant Vonk waren georganiseerd, speelden een rol die veel groter was dan de beperkte krachten die aan de basis ervan lagen.

    De wijze waarop de vakbondsleiding meermaals de strijd afremde, desorganiseerde of kon stopzetten, maakt duidelijk wat het belang van organisatie van onderuit is. In 1983 schreven we in een evaluatie van de septemberstaking: “Vooraleer een stakingsbeweging volledig bewust kan worden van haar eigen kracht, en om de strijdbaarheid van de werkers te verhogen, is het nodig om nationale meetings en betogingen te organiseren. Op die manier kunnen de arbeiders zich een beeld vormen van de situatie en de nieuwe ordewoorden hierop baseren. Voor een stakingsbeweging als deze is het ook noodzakelijk dat een democratische structuur van actiecomités op lokaal, regionaal en nationaal vlak opgezet wordt. (…) Zo’n organisatiestructuur had een vlottere en meer bewuste discussie mogelijk gemaakt over de doelstellingen van de staking en de manier waarop deze doelstellingen moesten bereikt worden. Bovendien zou op die manier het grootst mogelijk aantal werkers betrokken geweest zijn bij de bewuste leiding, organisatie en versterking van de beweging.” Kortom, een oplopend actieplan met zo breed mogelijke betrokkenheid van onderuit.

    Ten slotte was er ook de belangrijke vraag naar een alternatief op het besparingsprogramma. Het afkraken van het besparingsbeleid volstaat niet, er is nood aan een offensief socialistisch programma om de crisis te lijf te gaan. De crisis van het kapitalisme maakt dat positieve hervormingen voor de arbeidersklasse steeds moeilijker worden. De eisen voor het behoud en de verbetering van onze levensstandaard moeten dan ook gekoppeld worden aan een fundamentele breuk met het kapitalisme en de opbouw van een socialistisch alternatief.

  • Loononderhandelingen in het najaar… Opgelet, zwakheid zet aan tot agressie!

    Artikel door Nicolas Croes uit de septembereditie van ‘De Linkse Socialist’

    koopkrachtStilaan worden de voorbereidingen getroffen voor de onderhandelingen over een nieuw Interprofessioneel Akkoord (IPA) dat de arbeid- en loonvoorwaarden in de private sector bepaalt. Het komt midden de aankondigingen van de verschillende besparingsoperaties op federaal, regionaal en lokaal vlak. En ook inzake de lonen ziet het er niet goed uit. Ook op dat vlak zal verzet nodig zijn.

    We weten nog niet exact wat er op het menu zal staan. De werkgeversfederaties zwijgen nog even in blijde verwachting van de cadeaus die ze van de Zweedse coalitie verwachten en ze willen ook niet te veel olie op het vuur gieten in de aanloop naar het ABVV-congres van oktober. Maar de grote lijnen van wat ons te wachten staat, zijn wel duidelijk. Bij de laatste verkiezingen en ook daarna, hielden de werkgeversfederaties zich niet in om hun eisen op tafel te leggen. Ze deden dat met een zelfvertrouwen dat groter dan ooit tevoren was, ook langs Franstalige kant.

    Alle verhaaltjes over de zogenaamde concurrentiepositie van de bedrijven zijn uiteraard niet nieuw, deze plaat is al jarenlang grijsgedraaid. Maar iedere nieuwe gelegenheid wordt aangegrepen. Nu roept Philippe Godfroid, de voorzitter van de Union des Classes Moyennes (UCM, Franstalige tegenhanger van Unizo), op om “krachtige en moedige beslissingen te nemen om de kost van arbeid te verminderen, de eindeloopbaan en de berekening van de pensioenen te moderniseren, de vorming te verbeteren, de arbeidsmarkt te flexibiliseren, …” Uiteraard willen de werkgevers dat enkel voor het ‘welzijn van iedereen’ en niet enkel om de eigen winsten op te drijven. Straks moeten we de werkgevers nog bedanken voor de opofferingen die steeds van onze kant moeten komen.

    Zijn de Belgische werkenden te gulzig?

    De twee vorige IPA-onderhandelingen hebben niet tot een akkoord geleid. De federale regering legde daarop eenzijdig een loonnorm op met een Koninklijk Besluit. Voor 2011-2012 ging het om een loonstop in het eerste jaar en een verhoging van amper 0,3% in het tweede jaar. Voor 2013-2014 werd een complete loonstop opgelegd. Ongetwijfeld zal het patronaat zich gesterkt voelen nu er een openlijk rechtse regering zit aan te komen.

    In maart van dit jaar stelde de Europese Commissie in een rapport over de komende IPA-onderhandelingen: “Bovenop de maatregelen die de buitensporige toename van de lonen in het verleden moesten corrigeren, probeerde de regering tevergeefs om de wet van 1996 aan te passen om een toekomstige scheeftrekking tussen de lonen en de productiviteit tegen te gaan.” (Macro-economische onevenwichten België 2014). De wet van 1996 heeft tot doel om de evolutie van de lonen in ons land aan te passen aan deze in Duitsland, Frankrijk en Nederland. Het idee is om de logica van een bevriezing van de lonen door te trekken, minstens tot in 2018. Voor de Europese Commissie moet dit op tijd worden doorgevoerd zodat het reeds op het IPA van 2015-16 van toepassing zou zijn.

    En zelfs dat zou niet volstaan. “Zelfs indien de nationale loonnorm strikter wordt gemaakt, kan de loonhandicap groter worden door het algemeen toepassen van de automatische indexering van de lonen op sectorniveau.” Eens te meer wordt voorgesteld om de indexering van de lonen aan te pakken. Het patronaat droomt daar al jaren van.  In het document ‘Strategie 2010’ verklaarde het VBO zonder omwegen dat de “afschaffing van de automatische loonindexering de beste oplossing is voor het verbeteren van de concurrentiekracht van de Belgische bedrijven.” Een totale afschaffing van de index staat wellicht niet op de agenda, maar een nieuwe ondermijning ervan wel. Dat komt bovendien na alle eerdere ‘aanpassingen’ die de index al sterk ondermijnd hebben.

    Een studie van het Europees Vakbondsinstituut (European Trade Union Institute, ETIU) vorig jaar gaf op basis van de gegevens van de Europese Commissie nochtans aan dat de reële lonen (dat is dus zonder inflatie) in België in de periode 2009-2013 slechts stegen met 0,0901% en in 2000-2008 met 0,4593%. Maar dan zouden de werkenden gulzig zijn?

    Overlegsyndicalisme faalt

    De grote bedrijven hebben geen gebrek aan geld, integendeel. In mei titelde L’Echo nog: “26 miljard ongebruikte cash bij grote Belgische bedrijven” (21 mei). De 150 grootste bedrijven in ons land houden een investeringsstaking. We zullen de middelen moeten zoeken waar ze zitten, het gaat overigens om middelen die ons toebehoren. Het zijn immers de arbeiders die rijkdom creëren en niet de aandeelhouders.

    De strategie van overlegsyndicalisme – het is te zeggen het mee beheren van de sociale achteruitgang – heeft gefaald. Sinds 1981 hebben de opeenvolgende aanvallen op onze lonen en uitkeringen geleid tot een vermindering van onze koopkracht met naar schatting meer dan 20%, indien ook rekening wordt gehouden met de prijs die we betalen door de manipulaties aan de index.

    Wanneer zullen de vakbonden de strijd ernstig voorbereiden met algemene vergaderingen op de werkvloer, werkonderbrekingen en sectoriële en interprofessionele vergaderingen om te informeren, mobiliseren en de werkenden te betrekken in een gedurfd oplopend actieplan met algemene stakingen? Geen enkele sector wordt vandaag gespaard, de confrontatie wordt op alle vlakken gevoerd of voorbereid. Het potentieel van gezamenlijke strijd is groot, het komt er nu op aan om dit potentieel te organiseren!

     

     

  • Afbraakbeleid beantwoorden met verzet en socialistisch alternatief

    Edito door Geert Cool, hoofdredacteur De Linkse Socialist, uit de septembereditie van ons maandblad

    13896040849_df5b225559_oBesparingen op alle niveaus, dat is het menu dat de verschillende regeringen en lokale autoriteiten ons aanbieden. Berusten in deze logica is geen optie, verzet is nodig en kan tot resultaten leiden.

    De afgelopen jaren heeft de arbeidersbeweging meermaals haar potentiële kracht laten zien. Dit was onder meer het geval met het protest tegen het Generatiepact of in de beweging voor koopkracht. Op 2 december 2011, nog voor de regering-Di Rupo goed en wel in het zadel zat, betoogden reeds 80.000 vakbondsmilitanten tegen de besparingsplannen. Maar het potentieel werd niet aangewend om een frontale confrontatie met het besparingsbeleid aan te gaan. Telkens opnieuw werd het argument van het gevaar van een rechtse regering gebruikt om het rechtse beleid van onder meer PS en SP.a te rechtvaardigen. Dit argument komt nu te vervallen, ook het ACV zal het niet gemakkelijk hebben om de banden met CD&V in stand te houden op een ogenblik dat deze partij deel uitmaakt van een regering waarin N-VA de lakens uitdeelt.

    De vakbondsleiders hebben zich jarenlang beperkt tot pogingen om de scherpste kantjes eraf te vijlen. Aan scherpe kantjes zal het de komende periode niet ontbreken, er zullen er zoveel zijn dat de tactiek om ze af te vijlen tot mislukken gedoemd is. Sommige vakbondsleiders en militanten zullen misschien in de zogenaamde progressieve regeringen van het Waals Gewest of van de federatie Brussel-Wallonië een alternatief zoeken op de rechtse federale en Vlaamse regeringen. Ze vergissen zich, ook die regeringen gaan voor een besparingsbeleid. Het zal erop aankomen om van onderuit te bouwen aan een dynamiek van actief verzet en oppositie tegen het besparingsbeleid en dit op alle niveaus. Dat is wat we reeds voor de verkiezingen naar voor schoven met het idee van een front van verzet tegen alle besparingen. Een gezamenlijke informatiecampagne van de vakbonden op de werkvloer, onder jongeren, in de wijken of onder gepensioneerden zou een aanzet kunnen vormen om de reikwijdte van de geplande besparingen bekend te maken en een eerste stap zetten in de opbouw van een sterke mobilisatie.

    Bij deze mobilisatie zullen we nood hebben aan een actieplan dat zich niet beperkt tot eenmalig stoom aflaten maar opbouwend de druk op regering en patronaat opvoert om de besparingen in te trekken. We kunnen hierbij inspiratie opdoen bij de ‘operatie waarheid’ die de grote mobilisaties van de algemene staking van 1960-61 voorafging, ook inzake de omvang van het vereiste verzet kan dat een inspiratiebron zijn.

    Vanuit de kapitalistische logica is besparen de enige optie en beperkt het debat zich tot het ritme en de omvang van de besparingen. Zoals veel arbeiders, jongeren, zieken en gepensioneerden, vindt ook LSP dat we moeten vertrekken van de noden en behoeften van de meerderheid van de bevolking. Het beleid van de afgelopen jaren heeft de tekorten op vlak van werkgelegenheid, huisvesting, onderwijs en openbare dienstverlening sterk doen toenemen. Er is nood aan een drastisch plan van publieke investeringen om daar verandering in te brengen en onze levensstandaard te verbeteren met hogere lonen (met bijvoorbeeld een algemeen minimumloon van 15 euro per uur) en uitkeringen.

    Er zijn veel middelen aanwezig, maar deze worden vandaag niet gebruikt in het belang van de meerderheid van de bevolking. Een herverdeling van de middelen wordt steeds meer gezien als een alternatief op de concentratie van rijkdom in handen van de 1% rijksten. Maar een herverdeling van rijkdom gaat regelrecht in tegen de logica van het kapitalistische systeem. Het vereist een politieke kracht die opkomt voor een ander systeem, een socialistisch systeem, gebaseerd op de behoeften van de meerderheid van de bevolking in plaats van de winsthonger die vandaag dominant is. Daartoe moeten we ook het bezit en de controle op de sleutelsectoren van de economie in handen nemen door middel van nationalisaties zonder schadeloosstellingen, tenzij op basis van bewezen behoeften.

    De harde besparingen zullen een test vormen voor de arbeidersbeweging en de politieke linkerzijde. De mogelijkheid van compromissen wordt steeds beperkter. De andere kant opent een scherpe confrontatie en dat vereist een antwoord dat hieraan aangepast is, zowel op syndicaal als politiek vlak. De stabiliteit van de besparingsregering zal afhangen van het antwoord van de arbeidersbeweging. LSP wil in dat verzet alvast een actieve rol in spelen, werk met ons mee, sluit je aan!

  • Is besparen de enige optie?

    Artikel uit de septembereditie van ‘De Linkse Socialist’

    De koers die de nieuwe regering zal voeren is overduidelijk: een ramkoers tegen de georganiseerde arbeidersbeweging, werkenden, jongeren en mensen die leven van een uitkering. Er wordt voorzien in een collectieve verarming en sociale achteruitgang om de winsten en privileges van een kleine minderheid op peil te houden.

    Eén ding moet duidelijk zijn: dit is wat het kapitalisme ons vandaag, anno 2014, nog te bieden heeft: slechte jobs, lagere lonen, minder sociale voorzieningen en minder zekerheden, terwijl een kleine minderheid zich verder kan verrijken. Het systeem is op, voorbijgestreefd, en hopeloos vastgereden in haar eigen tegenstellingen. De rechtse regeringen in Vlaanderen en binnenkort op federaal vlak stellen het iets brutaler, directer en provocerender dan wat we na 25 jaar sociaaldemocratische regeringsdeelname gewoon zijn. Maar in wezen blijft de gevoerde politiek dezelfde die alle partijen, ook de PS, SP.a en groenen, voeren waar ze aan de macht zijn of waren. Van de ‘officiële linkse oppositie’ moeten we dus niet veel verwachten.

    Het gebrek aan grote, collectieve strijdbewegingen die echte overwinningen tegenover het besparingsbeleid hebben kunnen afdwingen, leidt tot veel apathie, onzekerheid en een gebrek aan zelfvertrouwen bij brede lagen van de bevolking om deze lawine van besparingen te kunnen stoppen. Wachten op de volgende verkiezingen is geen optie, dat komt neer op vijf jaar berusting zonder enig perspectief dat de besparingen daarna worden gestopt.

    Vertrouwen in de mogelijkheden om via collectieve strijd overwinningen te boeken tegen het patronaat en haar asociale regering zal een belangrijke factor zijn bij het al dan niet kunnen stoppen van bepaalde aanvallen. De regering wil een aantal tests doorvoeren, zoals met de verhoging van het inschrijvingsgeld in het hoger onderwijs in Vlaanderen. Komt er geen of weinig reactie, dan zullen de aanvallen de komende jaren alleen nog maar harder en steviger worden. Voorbeelden in Italië, Ierland, Spanje, Portugal of Griekenland tonen aan dat er in principe geen remmen staan op hoe ver het patronaat bereid is haar regeringen te laten gaan in de aanvallen tegen de arbeidersbeweging.

    Elk verzet zal het moeilijker maken voor de regering om met een volgende aanval te komen. Laat dus elke aanval beantwoord worden door stevig verzet, elke provocatie door een stevige collectieve actie. Maar er is meer nodig: er is een absolute noodzaak om de verschillende verzetsbewegingen en de organisaties die daarin actief zijn te verenigen in één groot verzetsfront.

    De manier waarop dit verzetsfront er precies moet uitzien zal afhangen van hoe de strijd zich ontwikkelt, maar sowieso moet het een organisatie worden waarin verschillende strijdbewegingen en organisaties elkaar kunnen vinden, en samen kunnen discussiëren over tactieken, strategieën, programma’s, en hoe bewegingen en organisaties elkaar wederzijds kunnen versterken.

    De PVDA kan met haar verkozenen een rol spelen in dit verzet. Tegelijk moet het verzetsfront ook een open houding aannemen naar vakbondsdelegaties, sectoren en zelfs centrales die bereid zijn te breken met het idee van collectieve verarming door besparingen geleidelijk aan te aanvaarden en die een rol willen spelen in de uitbouw van het verzetsfront.

    Voor LSP is zo’n verzetsfront uiteindelijk een eerste stap naar de creatie van wat wij al enkele jaren een nieuwe arbeiderspartij noemen: een democratische en brede politieke organisatie, waarin de reeds bestaande echte linkse partijen, vakbondsorganisaties en andere organisaties die op hun terrein de strijd organiseren tegen de gevolgen van de crisis van dit systeem, elkaar kunnen vinden, en samen discussiëren over het organiseren van de strijd en over een alternatief op dit systeem. Voor LSP is zo’n alternatief uiteraard een democratisch socialisme, waarin de enorme rijkdommen die in deze maatschappij collectief beheerd worden naar de behoeften van eenieder.

    Maar ook in tussentijd zullen militanten van LSP overal waar ze actief zijn een rol spelen in de strijdbewegingen die zullen ontstaan. We zullen tussenkomen op stakingspiketten, betogingen en acties met ons programma en perspectieven, en daar waar we de krachten hebben, ook actief meebouwen aan de beweging.

  • Enkel massabeweging kan dit stoppen

    Nooit geziene aanval op index, onderwijs, sociale zekerheid, openbare diensten, stakingsrecht,…

    Artikel door Ben (Charleroi) uit de septembereditie van ‘De Linkse Socialist’

    Jammer genoeg had deze krant gelijk toen we vlak na de verkiezingen schreven dat de samenstelling van de regering niet zeker was, maar het besparingsbeleid dat zou volgen wel. De regering-Di Rupo heeft het terrein voorbereid en al een hele reeks aanvallen doorgevoerd. Maar nu zal de “kamikazeregering” een versnelling hoger schakelen in hetzelfde asociale beleid dat de gewone werkenden en uitkeringstrekkers wil laten opdraaien voor de crisis.

    Aanvallen langs alle kanten

    Op federaal vlak is er sprake van 17,3 miljard euro besparingen tegen 2019. Alle sociale verworvenheden liggen onder vuur, van de openbare diensten over de sociale zekerheid, de gezondheidszorg en de pensioenen tot de index en zelfs het recht om tegen sociale afbraak te protesteren.

    Op Vlaams niveau wordt 8 miljard bespaard op 5 jaar tijd, met aanvallen op onder meer de VRT, De Lijn, de socioculturele sector, kinderopvang en onderwijs (met onder meer een verhoging van het inschrijvingsgeld met mogelijk 300 euro). Op Waals niveau is er sprake van 1,1 miljard euro besparingen in 2015, op een totale begroting van 13,5 miljard euro. De komende twee jaar zouden vier op de vijf ambtenaren die op pensioen gaan niet vervangen worden. Daarnaast wordt bespaard op onder meer het onderwijs. Ook de Brusselse regering schakelt zich in de besparingslogica in.

    En dan zijn er nog de lokale besparingen en de private bedrijven die overgaan tot afdankingen, sluitingen en chantage om de arbeids- en loonsvoorwaarden naar beneden te trekken.

    Patronaat viert feest

    Terwijl een harde confrontatie op alle werkenden en hun gezinnen wordt voorbereid, kan het patronaat feest vieren. De federale regering denkt onder meer aan een verlaging van de sociale bijdragen die de werkgevers op onze brutolonen betalen van 33% naar 25%. Dat zou de sociale zekerheid maar liefst 2 miljard euro kosten. “Een eerste mooi cadeau voor de bedrijfswereld”, titelde de Franstalige zakenkrant L’Echo.

    We krijgen stilaan bericht van de verschillende besparingsmaatregelen. Niet alle details zijn al bekend, maar de omvang van de operatie is dat wel. Het is duidelijk dat we naar een harde confrontatie gaan tussen enerzijds de economische agenda van het patronaat, trouw uitgevoerd door de gevestigde politici, en anderzijds de levensstandaard van de arbeiders (met of zonder werk) en de jongeren.

    De gevestigde partijen hebben hun kamp gekozen, dat van de werkgevers, de grote aandeelhouders en de superrijken. Dat is momenteel de winnende ploeg, het zijn zij die de economische en politieke macht in handen hebben. Hun opstapeling van rijkdom en macht en dit voor een bijzonder klein deel van de bevolking botst steeds meer met de wil van de meerderheid van de bevolking om een degelijk leven te leiden. De meerderheid van de bevolking, dat is onze ploeg, de klasse van de arbeiders (met of zonder werk) en de jongeren.

    Onze ploeg is als een slapende reus die zich nog niet bewust is van zijn eigen kracht omdat de ploeg nog niet georganiseerd is en geen duidelijk doel of leiding kent. Tegenover de vele aanvallen die voorbereid worden, heeft onze ploeg geen andere keuze dan verzet. De meest bewuste lagen hebben de enorme taak om de coördinatie van praktische organisatie van de kleine (en steeds grotere) verzetshaarden op te nemen. Dat kunnen we het beste doen in het kader van de opbouw van een steeds grotere kracht in de vorm van een front van verzet met een offensief programma.

  • Hoe de aanvallen op onze werkgelegenheid en levensstandaard stoppen?

    Edito door Geert Cool, hoofdredacteur  De Linkse Socialist

    kleinemanDe verkiezingen waren amper achter de rug of het slechte nieuws en de aankondigingen volgden elkaar op. Bij Delhaize werd een sociaal bloedbad van de omvang van de sluiting van Opel Antwerpen aangekondigd als onderdeel van een algemene aanval op de arbeids- en loonvoorwaarden.

    Daarnaast pakte eerst de Nationale Bank uit met de stelling dat de komende drie jaar 14 miljard euro moet bespaard worden en dat dit het beste kan door een verlaging van de pensioenuitgaven en van de werkloosheidsuitkeringen. Dat werd gevolgd door de aankondiging van de Pensioencommissie van een plan om de duur van de loopbaan op te trekken en de meeste pensioenen naar beneden te halen. “Er is simpelweg geen alternatief”, verklaarde commissievoorzitter en voormalig sp.a-voorzitter Frank Vandenbroucke.

    Dezelfde boodschap werd ook bij het sociaal bloedbad bij Delhaize gebracht. De dalende winsten van het bedrijf zorgden ervoor dat er “geen alternatief” is. De verantwoordelijkheid wordt telkens bij ons gelegd. We leven te lang. We zijn te duur. We kopen te goedkope producten. Zelfs de speculatieschulden van de banken die door de gemeenschap zijn overgenomen zijn hierdoor ‘onze’ schulden geworden.

    Vandenbroucke, de gevestigde politici en hun spreekbuizen in de media liegen ons voor. De pensioenen zijn niet onbetaalbaar, het klopt dat we langer leven maar de productiviteit neemt veel sterker toe. Bovendien wordt geen rekening gehouden met het feit dat het fors lagere aantal jonge niet-actieven compenseert voor het hogere aantal oudere niet-actieven. Ook het sociale bloedbad bij Delhaize is niet onvermijdelijk. Een harmonisatie naar boven van de arbeids- en loonvoorwaarden in de sector zou de neerwaartse spiraal stoppen en bovendien de koopkracht ten goede komen. Warenhuizen zijn bijzonder gevoelig aan die koopkracht.

    Het mediaoffensief, nog voor de regeringen gevormd zijn, om ons van de onvermijdelijkheid van een hard besparingsbeleid te overtuigen, moet gepast beantwoord worden. De steun voor het personeel van Delhaize is overweldigend, zelfs indien het nog amper georganiseerd wordt. Deze brede steun toont het potentieel van verzet. Het zal er op aankomen om dit te organiseren en op die manier ook het vertrouwen te herstellen dat we voor alternatieven kunnen opkomen en die ook afdwingen.

    De 1% rijksten voeren bewust een klassenstrijd. Zolang wij onze kant in die strijd niet organiseren, laten we ruimte voor het idee dat het onvermijdelijk is dat zij winnen. Het is in dit kader dat LSP de oproep doet van een front van verzet tegen de besparingen en aanvallen. De versterking van PVDA bij de vorige verkiezingen biedt mogelijkheden om dit verzet op te drijven. Een front van verzet mag zich niet beperken tot de parlementen of laten afremmen door vermeende partners die volledig in het neoliberale beleid meestappen.

    We hebben een front van het verzet van onderuit nodig, van het personeel en de klanten van Delhaize die tegen het sociaal bloedbad willen ingaan, van de werkenden die hun pensioenen niet willen opofferen aan de winsthonger van de bedrijven, van de jongeren die werk en een toekomst willen. We moeten dit verzet wapenen met een programma dat antwoorden biedt en zich niet beperkt tot het afvijlen van de scherpste kantjes, maar integendeel offensief opkomt voor een alternatief met onder meer massale publieke investeringen in onderwijs, gezondheidszorg, sociale huisvesting,…

    Indien de versterkte PVDA met nu ook parlementaire posities initiatieven in deze richting zou nemen, kan dit de meest strijdbare lagen en afdelingen binnen de vakbonden meetrekken. Het zou de krachtsverhouding van de werkende bevolking tegenover de aasgieren van speculanten en andere kapitalisten versterken.

     

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop