Tag: ecologie

  • Waarom groen kapitalisme onmogelijk is

    De gigantische fraude door Volkswagen, de op één na grootste autofabrikant ter wereld, vat de kapitalistische benadering van het milieu samen. VW manipuleerde wereldwijd emissietests voor voertuigen om de winst op korte termijn op te voeren. De EU – onder druk van regeringen die de auto-industrieën in eigen land steunen – nam geen maatregelen. Het maakt voor hen niet uit dat duizenden mensen sterven aan ziekten die rechtstreeks verband houden met deze vervuiling of dat het uitstoten van broeikasgassen een bedreiging vormt voor het leven op aarde. PETE DICKENSON onderzoekt dit structurele falen. Oorspronkelijk gepubliceerd in Socialism Today n°194 (december 2015 / januari 2016), het magazine van de Socialist Party (Engeland en Wales) en nu vertaald voor het boek ‘Socialisme of ecologische catastrofe’.

    Het is meer dan een kwart eeuw geleden dat de heersende klassen van de wereld serieuze discussies begonnen over de opwarming van de aarde, ter voorbereiding op de door de VN gesponsorde ‘Earth Summit’ in Rio in 1992. Toch zijn er geen noemenswaardige stappen ondernomen om het probleem aan te pakken, ook al heeft de meerderheid van het kapitalistische establishment ingezien dat er iets moet gebeuren. Hoe kan het gebrek aan actie worden verklaard?

    Twee voorbeelden illustreren de onderliggende problemen die een akkoord in de weg staan. In de eerste plaats het falen van de emissiehandel, een systeem dat bedoeld was om de uitstoot van broeikasgassen die de opwarming van de aarde veroorzaken, te verminderen. Ten tweede, het lot van de overheidssubsidies voor hernieuwbare energie, zoals zonne- en windenergie.

    Emissiehandel werd van meet af aan gezien als een marktvriendelijke manier om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Na jaren van discussie werd in 1997 in Kyoto, Japan, een akkoord bereikt over de invoering van een systeem voor de handel in koolstofvergunningen met wettelijk afdwingbare limieten voor de uitstoot van kooldioxide, een belangrijk broeikasgas. Elk land had zijn eigen toegestane emissieniveau in het verdrag. Bedrijven in de landen zelf hadden hun eigen streefcijfer dat alleen kon worden overschreden als er een uitstootvergunning werd aangeschaft. De kosten van de vergunning zouden op een voldoende hoog niveau worden vastgesteld om bedrijven ervan te weerhouden hun quota te overschrijden.

    Vanaf het begin zetten de landen met relatief hoge emissies de opstellers van het verdrag onder druk om een hele reeks achterpoortjes in te voeren. De doelstellingen waren dus zeer bescheiden, slechts een paar procentpunten vermindering van de uitstoot, en zelfs toen al volstrekt ontoereikend om het probleem aan te pakken. Ook werden ‘compensatieregelingen’ mogelijk gemaakt. Bedrijven konden groene projecten in arme landen sponsoren in ruil voor vrijstellingen van vergunningen. Deze optie resulteerde in een hele reeks schandalige zwendelpraktijken.

    Nog problematischer was de mogelijkheid voor regeringen om zoveel vergunningen af te geven als ze wilden. Er werd geschat dat de prijs van een vergunning minstens 35 dollar per ton koolstof zou moeten bedragen om een afschrikkend effect te hebben. In de praktijk oversteeg de prijs van een vergunning bijna nooit $10 en, na de economische crisis van 2007/08, werden de vergunningen vrijwel waardeloos omdat de overheden zoveel vergunningen hebben afgegeven als bedrijven vroegen.

    Het mislukken van het Kyoto-verdrag is een veelzeggend voorbeeld van het onvermogen van het kapitalisme om te reageren op het gevaar van de opwarming van de aarde. Maar het is niet verwonderlijk, zelfs voor de kapitalisten. Het doel was om de VS, destijds de grootste vervuiler ter wereld, aan te moedigen om deel te nemen – door het vergunningensysteem aanvankelijk zo pijnloos mogelijk te maken. De doodsteek voor Kyoto was de uiteindelijke weigering van de Amerikaanse regering om toch deel te nemen omdat ze de belangen van het Amerikaanse kapitalisme voorop stelden.

    Zelfs als het Kyoto-verdrag met succes was ingevoerd, is het nog steeds zeer twijfelachtig of het de nodige impact zou hebben gehad. Hoewel het geen koolstofbelasting in de traditionele zin van het woord is, zou het vergunningensysteem in een gemonopoliseerde economie ertoe hebben geleid dat bedrijven de kosten van vergunningen aan de consumenten zouden doorrekenen. Het zou dan op hetzelfde probleem zijn gestuit als een ecotaks: in welke mate en hoe snel zou een stijging van de energieprijzen leiden tot groener gedrag van de consument?

    De meeste consumenten hebben niet de mogelijkheid om een groene energieleverancier te kiezen en zitten opgesloten in de huidige vervuilende technologie. Zelfs als de prijs van een vergunning zeer sterk zou stijgen, wat zou leiden tot een sterke stijging van de energieprijzen, zou er weinig reductie van broeikasgassen zijn, zeker niet in verhouding tot de omvang van de reductie en het noodzakelijke tijdschema, namelijk een daling van de uitstoot met 40% tegen 2020. Hoewel prijsgevoeliger dan de energiesector, geldt dezelfde logica voor het openbaar vervoer. Een stijging van de brandstofprijs zou niet leiden tot een snelle overschakeling op een energie-efficiënt systeem, omdat het te lang zou duren om het openbaar vervoer op groene basis te hervormen.

    Voor socialisten is een aanverwant en zeer belangrijk thema in dit kader dat van een eerlijke verdeling. Een koolstofbelasting, waar het systeem van emissiehandel op neerkomt, is regressief omdat de armen een groter percentage van hun inkomen aan energie uitgeven. Als de prijs van een vergunning hoog genoeg zou zijn (om een kans te maken op een impact op het milieu) zou dat de reeds ongelijke verdeling verergeren. Als men bovendien zo’n hoge vergunningsprijs overweegt, zou dit de winsten van het grootkapitaal treffen en tot grote tegenstand van de multinationals leiden.

    Hernieuwbare energie: op- en neergang

    Er kon misschien meer verwacht worden van de subsidies voor hernieuwbare technologieën die in het eerste decennium van de eeuw op grotere schaal werden ingevoerd, vermits ze een meer directe vorm van overheidsinterventie betekenden. In feite hadden subsidies een klein, maar significant effect: tegen 2013 namen hernieuwbare energiebronnen 8,5% van de mondiale energiemarkt voor hun rekening (United Nations Environment Programme [UNEP] Global Trends in Energy Investment, 2014). Bovendien was 43% van de nieuwe opwekkingscapaciteit in 2013 hernieuwbaar. Op het eerste gezicht een bemoedigende statistiek, wat sommige groene commentatoren ertoe bracht om te zeggen dat de (kapitalistische) wereld eindelijk wakker was geschud.

    Om te zien of dit waar kan zijn, is het noodzakelijk om de investeringsgegevens per land op te splitsen en te kijken naar de uitgaventrends en de drijvende kracht achter deze trends. De resultaten moeten dan worden vergeleken met het totale investeringsniveau dat nodig is om de wereldwijde temperatuurstijging onder de 2°C te houden (in vergelijking met het pre-industriële niveau), een punt waarboven de temperatuurstijging volgens de klimaatwetenschap exponentieel zou kunnen oplopen. Tot slot, en dit is het allerbelangrijkste, moet rekening worden gehouden met het tijdschema dat nodig is om dit resultaat te bereiken.

    Op wereldschaal bereikten de investeringen in hernieuwbare energie in 2011 een piek van 257 miljard dollar. Die zijn sindsdien echter met 23% gedaald. De besparingen in Europa waren hier een belangrijke oorzaak van met een daling van de uitgaven met 56% in Duitsland en 75% in Italië (Bloomberg New Energy Finance, 2014). De vooruitzichten zijn in feite veel slechter dan de daling met 23% aangeeft. Er moet immers rekening gehouden worden met de uitzonderlijke factoren op de Japanse energiemarkt na de kernramp in Fukushima in 2011. Uit het UNEP-rapport bleek ook dat de eenheidskosten van zonnecellen waren gedaald en dat de inzet ervan bijgevolg was toegenomen. Dat heeft er in belangrijke mate toe bijgedragen dat 43% van alle nieuwe elektriciteitscapaciteit hernieuwbaar is. Maar als we het beeld meer in detail bekijken, blijkt dat dit resultaat grotendeels toevallig was en dat het zeer onwaarschijnlijk is dat het zich zal herhalen.

    De toename van de productiecapaciteit voor zonne-energie hield verband met verschillende aspecten. Staatsteun en subsidies, of ze nu relatief open zijn, zoals in Europa, of verborgen, zoals in China, hebben een zeer grote rol gespeeld bij de invoering van zonnecellen. De inzinking na de economische crisis van 2007/08, gevolgd door besparingen heeft ook de prijzen van zonnecellen doen dalen, aangezien de vraag naar energie daalde. De overcapaciteit in de enorme zonne-energie-industrie in China versterkte deze trend. Tegelijkertijd bleef de olieprijs op een historisch hoog niveau, ondersteund door de geopolitieke instabiliteit en het beleid van het OPEC-kartel. Deze factoren maakten zonne-energie tijdelijk aantrekkelijker.

    Nu zijn die gunstige omstandigheden in hun tegendeel omgeslagen. De olieprijs is gedaald van een piek van 140 dollar per vat naar 50 dollar, gekoppeld aan de economische vertraging in China, en in Europa worden de subsidies door besparingen verlaagd. In Groot-Brittannië voert de rechtse conservatieve regering een besparingsbeleid van verschroeide aarde – letterlijk, in het geval van het milieu. Vrijwel alle kleine vorderingen in de milieuwetgeving van de afgelopen 25 jaar worden ingetrokken. Subsidies voor windmolenparken op het vasteland zijn geschrapt en de steun voor zonne-energie is geschrapt. Alle resterende milieusubsidies, hoe klein ook, worden ‘herzien’ (lees: afgebouwd en afgeschaft). Hoewel de kosten van de subsidies gering zijn, is de prioriteit voor de regering het aanpakken van de armen en het milieu, zodat de grote bedrijven belastingvoordelen krijgen en zo hun winsten consolideren.

    Er zijn geen tekenen van een significante wereldwijde economische opleving die de voorwaarden voor de ondersteuning van hernieuwbare energiebronnen kan doen herleven. De Europese regeringen houden al jaren rekening met besparingen en er zijn op dit moment geen tekenen dat het Chinese leiderschap van koers zal veranderen en de uitgaven opnieuw zal opvoeren.

    Zelfs als er opnieuw gunstige marktomstandigheden voor hernieuwbare energie zouden ontstaan, zou dit de negatieve vooruitzichten voor het milieu niet veranderen. In het verslag-Stern, dat in 2006 in opdracht van de laatste Labourregering werd opgesteld (maar nooit tot maatregelen leidde), werd gesteld dat investeringen in hernieuwbare energiebronnen ter waarde van 1% van de totale economische productie in de wereld gedurende 40 jaar noodzakelijk waren om de opwarming van de aarde aan te pakken. Zelfs in het topjaar 2011 kwamen de investeringen nooit in de buurt van dit niveau. Het is ondenkbaar dat voldoende gunstige marktomstandigheden zonder onderbreking 40 jaar lang kunnen aanhouden om de eis van Stern te realiseren.

    Natiestaten in een geglobaliseerde wereld

    De belangrijkste les uit de ervaring met subsidiëring van hernieuwbare energiebronnen en met de emissiehandel is dat de twee belangrijkste pogingen van regeringen om de opwarming van de aarde tegen te gaan, volledig zijn mislukt. Aan de basis hiervan ligt hun onvermogen om tot internationale overeenstemming te komen en hun totale weigering om maatregelen te nemen die de winsten, direct of indirect, van de multinationals die zij vertegenwoordigen, zouden kunnen treffen. Historisch gezien was het niet altijd zo dat burgerlijke politici weigerden actie te ondernemen om de vervuilende excessen van hun kapitalisten in te dammen. Zoals het verslag Stern duidelijk aantoont, zijn de langetermijnkosten van nietsdoen veel hoger dan de kosten van beteugeling. Dus wat houdt de huidige vertegenwoordigers van de heersende klassen tegen?

    Waarom kunnen onze huidige leiders bijvoorbeeld niet het optreden van hun voorgangers uit de 19e eeuw kopiëren. Die namen actie, inclusief strafrechtelijke sancties, tegen bedrijven die het milieu vervuilden. Het antwoord op deze vraag is een belangrijke verklaring voor de huidige impasse. Anderhalve eeuw geleden was het voor de kapitalistische klasse veel gemakkelijker om de milieuvervuiling aan te pakken, omdat het probleem grotendeels binnen de nationale grenzen beperkt was. Ook zijn de botsingen tussen landen op het gebied van de handel en de winsten die ermee gemoeid zijn, vandaag veel groter dan toen Groot-Brittannië de dominante wereldmacht was en zich niet zo bedreigd voelde door buitenlandse rivalen. Sinds het begin van de 20e eeuw is het kapitalisme een wereldsysteem geworden dat aanvankelijk werd gekenmerkt door een enorme toename van de handel in goederen en vervolgens door de massale export van kapitaal. Dit werd, onder protectionistische druk, gevolgd door de export van productie toen multinationale ondernemingen zich over de hele wereld vestigden.

    Ondanks deze globalisering van het kapitaal werd de natiestaat belangrijk als verdediger, zo nodig met geweld, van de bedrijven die onder haar jurisdictie vielen. Naarmate de concurrentie om de winst tussen bedrijven heviger werd, nam het belang van de staat verder toe. De tegenstrijdigheid tussen enerzijds de behoeften van individuele kapitalisten om nationale barrières te overwinnen in de zoektocht naar winst en anderzijds hun afhankelijkheid van hun eigen staat om hun belangen te verdedigen, bestaat nog steeds in volle omvang.

    De 147 bedrijven die 40% van de rijkdom van de wereld in handen hebben en de wereldeconomie domineren (volgens onderzoek van het Zwitserse federale instituut voor technologie in oktober 2011) verzetten zich tegen alles wat hun winsten in de weg staat. De minste bedreiging voor de winst botst op verzet. Daartoe vertrouwen bedrijven op de regering van hun eigen land.. In de blindheid die ontstaat door de hevige concurrentie, gaan ze voorbij aan problemen op langere termijn, zelfs indien die hun eigen bestaan bedreigen, zoals de aantasting van het milieu.

    Kapitalistische samenwerking – een koude oorlog

    Apologeten van het kapitalistisch systeem zullen tegenwerpen dat deze analyse van het imperialisme voorbijgaat aan het bestaande potentieel voor samenwerking en dat het de antagonismen tussen de grote mogendheden overdrijft. Zij kunnen toegeven dat er inderdaad “fouten” zijn gemaakt vóór 1945, maar dat de lessen van de catastrofe ten gevolge van de Tweede Wereldoorlog zijn geleerd en dat de naoorlogse periode werd gekenmerkt door belangrijke voorbeelden van samenwerking tussen de imperialistische mogendheden, zoals de oprichting van de Verenigde Naties, de Europese Unie en de Wereldhandelsorganisatie. Zij kunnen ook wijzen op het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken (1987) als voorbeeld van een internationale overeenkomst om een bedreiging voor het milieu onder controle te krijgen. Een overeenkomst over de opwarming van de aarde is dus niet hopeloos, zouden ze kunnen zeggen.

    De discussie over Montreal even buiten beschouwing gelaten, is het waar dat de voortdurende herverdeling van de wereldmarkt met behulp van wapens (zoals in de periode voor de Tweede Wereldoorlog) leek te worden vervangen door een nieuwe historische realiteit na 1945. Het evenwicht in de internationale betrekkingen veranderde grondig na de oorlog toen de VS en de niet-kapitalistische Sovjet-Unie als overwinnaars uit de bus kwamen. De nationale kapitalistische klassen moesten toen knarsetandend samenwerken om een verenigd front te vormen in de Koude Oorlog tegen de USSR, waarvan het niet-kapitalistische sociale systeem, hoewel een karikatuur van het echte socialisme, toch een reële bedreiging vormde voor de belangrijkste imperialistische machten.

    Het creëren van een verenigd front werd geholpen door twee factoren. De eerste was de overheersing van de VS over de andere grote kapitalistische naties, zodat het tot op zekere hoogte de politieke agenda kon dicteren. De tweede was de naoorlogse economische opleving waardoor de onderliggende belangenconflicten tussen de machten werden gemaskeerd. De Europese staten waren ook bereid om de EU een zekere mate van soevereiniteit toe te kennen, om te proberen de economische hegemonie van de VS het hoofd te bieden.

    Momenteel verdwijnen in hoog tempo de bijzondere factoren die de kapitalisten dwongen tot een beperkte mate van samenwerking. Belangrijke keerpunten waren de ineenstorting van de Sovjet-Unie in 1991 en de grote recessie van 2008. De confrontatie tussen de belangrijkste mogendheden, kortom oorlog, domineert steeds meer de agenda. De multilaterale instellingen die na 1945 zijn opgericht, storten ineen of zijn op sterven na dood. Voor de EU dreigt op een bepaald moment desintegratie en de WTO wordt opgeheven en vervangen door bilaterale overeenkomsten zoals het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP). De VN is totaal machteloos om vrede of orde op te leggen. Het mislukken van pogingen om klimaatverandering aan te pakken, was een voorbode van de tendens om af te stappen van de naoorlogse samenwerking. Hoewel de kosten voor het nemen van maatregelen relatief klein waren, verhinderden de toenemende spanningen tussen de belangrijkste mogendheden een akkoord.

    Wereldwijde overeenkomst over ozon

    Dan rest ons de kwestie van het Protocol van Montreal als voorbeeld van internationale samenwerking. In de jaren tachtig bleek dat chemische stoffen, CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen) die vrijkomen uit spuitbussen, de afbraak van de ozonlaag in de atmosfeer veroorzaken. Dit leidde tot een sterk toegenomen aantal gevallen van huidkanker. In Montreal is onder auspiciën van de VN een overeenkomst gesloten die de CFK-niveaus tussen 1988 en 1994 met 77% heeft verlaagd. Kan dit succes worden herhaald voor de opwarming van de aarde?

    Er zijn enkele cruciale verschillen tussen de twee problematieken. Ten eerste is er een volledig andere schaalgrootte. De kosten om één enkele chemische stof uit het productieproces te halen, toen er gemakkelijk vervangmiddelen beschikbaar waren, zijn immers verwaarloosbaar laag in vergelijking met de kosten voor de vervanging van de gehele elektriciteits-productiecapaciteit van de planeet. Ten tweede waren de kosten per hoofd van de bevolking voor alle geïndustrialiseerde landen ongeveer even hoog. Het is echter veelzeggend dat de VS de ratificatie van de overeenkomst van Montreal jarenlang heeft uitgesteld. Dit gebeurde pas toen een Amerikaans chemisch bedrijf, DuPont Inc, een technische doorbraak boekte, waardoor het de markt voor CFK-vervangingsmiddelen domineerde.

    Vergelijk de kosten van het herstel van de ozonlaag met de kosten van de opwarming van de aarde. In het laatste geval is de VS een van de grootste boosdoeners, goed voor ongeveer 20% van de emissies, met slechts 5% van de wereldbevolking. Het aandeel per hoofd van de bevolking is vier keer zo groot als het wereldgemiddelde en bijna twee keer zo groot als de uitstoot per hoofd van de bevolking in de EU. Als de vervuiler dus proportioneel moet betalen, zoals de concurrenten van de VS benadrukken, zal de VS de grootste verliezer zijn in het geval van maatregelen tegen de opwarming van de aarde. Bij de aanpak van de ozonlaag was dit niet het geval. Dit heeft internationale akkoorden onmogelijk gemaakt, een situatie die nog moeilijker werd door de opkomst van China als grootste uitstoter van broeikasgassen.

    China heeft er altijd op aangedrongen dat het in het verleden niet verantwoordelijk was voor de opwarming van de aarde en er niet voor zou betalen. De weigering van het Chinese regime om deel te nemen aan een follow-up van Kyoto gaf het Amerikaanse Congres een excuus om dit voorbeeld te volgen. Zo werd het idee de nek omgedraaid. Bijgevolg beperkte de agenda in Parijs zich tot voorstellen voor vrijwillige emissiereducties met even vrijwillige deadlines.

    Op zoek naar een technologische oplossing

    De officials die de Top van Parijs leiden, probeerden het belang van deze zinloze praatclub op te smukken met beweringen over doorbraken. Niets zal echter het bankroet van de heersende klassen van de wereld op dit gebied camoufleren. Dit indachtig vallen sommigen nu terug op een wanhopig laatste uitweg: het ‘’genie’’ van het kapitalisme om te innoveren zal een technologisch konijn uit de hoed toveren om het probleem op te lossen.

    Rechts-orthodoxe economen zien dat innovatie, gedreven door marktconcurrentie, tot gevolg heeft dat het algemene productiviteitsniveau stijgt, zodat het energieverbruik bij een bepaald verbruik daalt. Het is waar dat tot de crisis van 2008 de productiviteit in de geïndustrialiseerde landen met ongeveer 2 procent per jaar steeg, wat leidde tot een daling van de hoeveelheid natuurlijke hulpbronnen die nodig is voor een bepaald consumptieniveau. Er zijn echter geen aanwijzingen dat dit tot een daling van de vervuiling heeft geleid. Sinds de crisis van 2008 is de productiviteit in het Verenigd Koninkrijk bovendien sterk teruggelopen en er zijn nog geen tekenen van herstel tot het oude niveau.

    Zelfs als we even aannemen dat deze theorie van de ultraliberale vrijemarkt-denkers waar is, dan nog zou het tientallen jaren duren voordat de vervuiling tot het noodzakelijke niveau is teruggebracht. Tegen die tijd is het rijkelijk te laat om een totale milieuramp te voorkomen. Wil de vrijemarkttheorie werken, dan moet er sprake zijn van productiviteitsstijgingen op basis van innovatie om een snelle, enorme vermindering van het verbruik van natuurlijke hulpbronnen mogelijk te maken en tegelijkertijd de economische groei te stimuleren. Dat alles gecombineerd met emissiereducties om de noodzakelijke doelstellingen op het gebied van de opwarming van de aarde te verwezenlijken. Er is geen enkele indicatie dat dit onder het kapitalisme zal gebeuren.

    Sommige delen van de bourgeoisie, die het failliet van de vrijemarktideeën onder ogen zien, kijken nu naar meer interventionistische benaderingen van de milieu-economie. Deze ideeën worden soms in verband gebracht met zogenaamde win-win-theorieën. Centraal daarin staat dat bedrijven zich niet bewust zijn van de mogelijkheden die nieuwe technologieën kunnen bieden om zowel milieuproblemen aan te pakken als om winst te maken. Het is de taak van regeringen, zo gaat de theorie, om bedrijven te stimuleren en “wortel en stok” regelgeving in te voeren om de bazen aan te moedigen dit ‘laaghangende fruit’ te plukken.

    Het probleem van deze aanpak is dat het uiteindelijk tegen de logica van het kapitalisme ingaat. De burgerij is op zoek naar de heilige graal: een uitvinding die hernieuwbare energie goedkoper aflevert dan olie en kool. Maar het marktsysteem is er niet in geslaagd om de noodzakelijke technologische doorbraken te produceren.

    Geen halve maatregelen meer

    Overheden en bedrijven zijn terughoudend om te investeren vanwege de hoge kosten en de gevolgen voor de winst. Als de Amerikaanse regering in 1995 dezelfde relatieve middelen en urgentie had gestoken in kernfusie, een potentiële bron van overvloedige hernieuwbare energie, als in het Manhattan-project voor een kernbom tijdens de Tweede Wereldoorlog, dan was er een redelijke kans op succes. Het bommenproject slorpte 10% van het totale elektriciteitsverbruik van de VS op. Dit gebeurde omdat alle oorlogvoerende mogendheden vochten voor hun voortbestaan. Het is ondenkbaar dat er vandaag een soortgelijke inspanning zal worden geleverd. De kapitalisten beschouwen de opwarming van de aarde niet als even urgent, verre van zelfs.

    In laatste instantie is de lokroep van snelle winst nog steeds de doorslaggevende factor voor investeringen in nieuwe technologie, of het nu gaat om investeringen door bedrijven of door regeringen die in hun naam handelen. In het kader van de huidige intense rivaliteit tussen de imperialistische mogendheden wordt van elke investering rendement op korte termijn geëist en dit sluit uit dat projecten als kernfusie serieus worden genomen. In de oppositie waren Tony Blair en Gordon Brown voorstanders van een interventionistische aanpak, maar ze lieten deze al snel vallen toen ze ontdekten dat het zelfs maar in geringe mate in tegenspraak was met het winstbejag. Jeremy Corbyn en John McDonnell nemen interventionisme ongetwijfeld ernstiger, en alle voorgestelde maatregelen die werkelijk een impact hebben op de opwarming van de aarde, zoals subsidies, zouden natuurlijk welkom zijn. Hoe groter het interventieniveau, hoe groter de kans op succes.

    Maar de logica van het imperialistisch kapitalisme is onontkoombaar, zeker als het gaat om een vraagstuk als klimaatverandering, waar de tijd voor halve maatregelen al lang voorbij is. Het zal voor een toekomstige linkse regering onmogelijk zijn om de noodzakelijke dringende maatregelen te nemen en tegelijkertijd binnen het kader van een tegenstrijdig, roofzuchtig economisch systeem te blijven. Daarom moet de campagne tegen de opwarming van de aarde en milieuvervuiling hand in hand gaan met de strijd voor socialisme. Het transformeren van de sociale en economische basis van de samenleving is de enige weg voorwaarts. Dat kan alleen op internationale basis, aangezien de opwarming van de aarde niet gehoorzaamt aan nationale grenzen.

  • Een wereld van verandering: het antropoceen

    Dossier door Jess Spear (geschreven in 2016 en vertaald voor het boek ‘Socialisme of ecologische catastrofe’ dat volgende week beschikbaar is)

    De mens heeft de aarde ingrijpend veranderd en heeft de natuur aangepast in de strijd om te overleven en te groeien. Het tempo van veranderingen versnelde sterk met de ontwikkeling van de landbouw en de klassenmaatschappij. Het raakte in een stroomversnelling met de industriële revolutie en met naoorlogse wetenschappelijke en technologische doorbraken. Velen zeggen nu dat we een specifiek geologisch tijdperk zijn ingegaan – een nieuw menselijk tijdperk, het Antropoceen.

    De mens verscheen ongeveer een miljoen jaar geleden op het toneel en bouwde de moderne industriële samenleving zoals we die vandaag kennen nog maar zo’n 50 jaar geleden. De mens vertegenwoordigt dan ook maar een fractie in de 4,5 miljard jaar oude geschiedenis van de aarde. Toch heeft de mensheid in elk stadium van haar ontwikkeling de natuur en dus ook haar eigen evolutie gewijzigd en de lijnen uitgezet voor biologische en sociale veranderingen. Van eenvoudige landbouw over de ontginning en verbranding van fossiele brandstoffen, tot het ontketenen van atoombommen: onze interactie met de natuur is van lokaal naar mondiaal gegaan. De mensheid heeft zonder twijfel haar stempel op de planeet gedrukt.

    We kunnen achterhalen hoe de aarde eruit zag, wat de vorm en positie was van de continenten die elke 300-500 miljoen jaar uit elkaar zijn gedreven en opnieuw zijn samengevoegd. We kunnen onderzoeken welke wezens door de zeeën en het land zwierven en welke planten het oppervlak bedekten. We kunnen dit door de achtergelaten chemische of fysieke afdrukken van hun bestaan te ontcijferen. En wat we hebben geleerd, is dat de planeet nooit statisch is. De planeet – zoals we die kennen: het aardse systeem dat bestaat uit rotsen, water en atmosfeer in constante, onderling verbonden cycli van energie-uitwisseling – heeft altijd al omwentelingen, massale extincties en klimaatsverandering gekend. De geschiedenis van de aarde zit vol radicale veranderingen.

    Desalniettemin luiden de wetenschappers vandaag de alarmbellen over de snelheid van de veranderingen die we meemaken in vergelijking met die van voor de menselijke samenleving. Klimaatwetenschappers wijzen op de snelle evolutie van broeikasgassen, biologen op het toenemende aantal uitgestorven soorten, oceanografen op de toenemende zuurgraad van de oceaan, en bodemwetenschappers op de uitputting van voedingsstoffen en de bodemverarming van landbouwgrond, als bewijs dat de productieve activiteit van de mensheid het Aardsysteem verplettert. De toenamesnelheid van koolstofdioxide (CO2) is niet te vergelijken met alles wat ze hebben kunnen waarnemen in minstens 800.000 jaar geschiedenis op aarde.

    Klimaatverandering en economische malaise, de dubbele crisis van het kapitalisme, hebben geleid tot een groeiende wereldwijde opstand en een zoektocht naar ideeën en strategieën om een einde te maken aan de ellende en om de toekomstige generaties te beschermen. Massabewegingen tegen besparingen tonen aan dat werkende mensen weigeren om een systeem te accepteren dat strenge besparingen op de levensstandaard eist om de 1% tevreden te stellen. Wat voor de grote meerderheid van de mensen die in opstand komen tegen de heersende elite, nog niet duidelijk is, is waarmee wij dit rotte systeem moeten vervangen of op welke manier. De tijd die er is om de gevolgen van de klimaatverandering te verzachten en te voorkomen wordt elk jaar beperkter. Daarom wordt het steeds belangrijker om de arbeidersklasse te winnen voor een socialistisch alternatief. Alleen het wetenschappelijke socialisme kan de arbeidersklasse bewapenen met een programma en een strategie om zich te verenigen en te strijden om een einde te maken aan de heerschappij van de 1%. Zij kan de macht in het kamp van de 99% leggen en in een korte tijd een plan uitvoeren om de samenleving op duurzame wijze te ontwikkelen.

    Meer warmte, meer problemen

    Onze levens zijn relatief kort. Ons referentiekader is iets minder dan een eeuw. Ons perspectief op mondiale veranderingen is dan ook beperkt. Bovendien is de aarde vrij groot en dus merken we de opeengestapelde effecten van ontbossing, het terugtrekken van gletsjers en het opeengehoopt afval in de gyres van de Stille Oceaan en de Atlantische Oceaan niet op. Een temperatuurstijging van bijna een graad Celsius heeft vrijwel geen betekenis voor gemeenschappen die dagelijks grotere schommelingen ervaren.

    We hebben zoveel koolstof opgegraven en verbrand dat we de lucht die we inademen chemisch hebben veranderd. Er zijn nu 400 CO2-moleculen per miljoen luchtmoleculen – een niveau dat in de afgelopen 25 miljoen jaar misschien niet meer is gezien – tegenover ongeveer 280 voorheen. We merken dit over het algemeen niet op. Maar ondanks ons onvermogen om de ingrijpende verandering in onze atmosfeer waar te nemen en ondanks de ver-van-mijn-bedshow die velen in ontwikkelde landen hebben als het gaat om milieuvernietiging en vervuiling, bereiken we toch gevaarlijke tipping points (kenteringspunten).

    De gevolgen van de verbranding van fossiele brandstoffen zijn al lang bekend. Reeds in 1896 publiceerde Svante Arrhenius een artikel over de manier waarop CO2 het gereflecteerde licht van het aardoppervlak absorbeert en voorkomt dat het aan het aardoppervlak ontsnapt (dat wil zeggen: het broeikaseffect). Eind jaren vijftig begon Charles Keeling met het meten van de CO2-concentratie in de atmosfeer. In een paar jaar tijd deed hij de verrassende ontdekking dat er niet alleen seizoensgebonden schommelingen in CO2 zijn die te maken hebben met de absorptie door planten, maar dat de totale concentratie elk jaar snel toenam. De Keeling Curve – die blijft stijgen omdat de metingen sinds 1958 tot nu een continue opeenstapeling van nieuwe records is – wordt beschouwd als het eerste bewijs dat industriële activiteit de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer transformeerde.

    Toch is het de dramatische en snelle uitputting van de mondiale ijsvoorraad die de spreekwoordelijke kanarie in de kolenmijn is. Het nieuws van 2015 dat de ijslaag in het westen van Antarctica gedestabiliseerd is en naar verwachting in de komende eeuwen zal uiteenvallen, zou een onmiddellijke reactie van de wereldleiders moeten hebben opgeleverd. De ijskap bevat voldoende water om de zeespiegel wereldwijd met ongeveer 3,3 meter te verhogen! Er is geen manier om dat volledig te voorkomen. We kunnen ons nu alleen nog maar aanpassen aan de stijgende zeespiegel. Daar komt nog bij dat een deel van de Groenlandse ijskap, die het equivalent van een halve meter wereldwijde zeespiegelstijging bevat, ook snel aan het smelten is. Ook het Noordpoolijs is drastisch verminderd en wetenschappers verwachten dat het Noordpoolgebied vanaf 2020 ijsvrij zal zijn in de zomer.

    De gletsjers en ijskappen van de aarde fungeren als een wereldwijde airconditioner, doordat ze zonlicht reflecteren en zo de planeet koeler houden dan anders het geval zou zijn. Het verlies van het ijs op aarde (d.w.z. het landijs) zal niet alleen de zeespiegel doen stijgen en de meer dan een miljard mensen die langs de laaggelegen kusten wonen verdrijven. Het zal ook het klimaat verder verstoren en de opwarming van de aarde versterken. Naarmate het ijs smelt, absorbeert de aarde meer warmte, smelt er weer meer ijs, enzovoort.

    Toch gaat het bij klimaatverandering voor de meeste mensen om warmere zomers en extreme weersomstandigheden. En dan hebben we het niet alleen over onze toekomst – die ongetwijfeld warmer zal worden, met heviger weersomstandigheden – maar ook over onze huidige omstandigheden. We hebben nu de kaap van één graad bereikt (boven het pre-industriële niveau) voor de gemiddelde wereldwijde temperatuurstijging. Deze extra warmte heeft geleid tot hittegolven, plotselinge overstromingen en dodelijke weersverschijnselen die ons dwingen te erkennen dat klimaatverstoring niet alleen iets is waarover wetenschappers debatteren en discussiëren voor toekomstige generaties. Klimaatverandering is onze realiteit.

    In 2003 stierven naar schatting 70.000 mensen aan de hittegolf die Europa in zijn greep hield. Sinds de jaren zestig is het aantal extreme weersomstandigheden meer dan verdrievoudigd, waarbij naar schatting 60.000 mensen uit voornamelijk onderontwikkelde landen om het leven kwamen. De Wereldgezondheidsorganisatie schat dat er zonder verzachtende maatregelen nog eens een kwart miljoen mensen tussen 2030 en 2050 zullen sterven door de gevolgen van de klimaatverandering.

    Als het gaat over hoe het klimaat er in de toekomst zal uitzien en hoe het zal aanvoelen, is het belangrijk om in gedachten te houden dat de omvang van het probleem dat zich momenteel voordoet het gevolg is van slechts een kleine stijging van de mondiale temperatuur. Slechts één graad Celsius. Beeld je de gevolgen in voor ons, het milieu dat ons in stand houdt, en het aardse systeem zelf, wanneer de aarde weer een graadje warmer wordt. Dat is wat we volgens wetenschappers kunnen verwachten tegen het einde van de eeuw, als we niet stoppen met “business as usual”.

    Welkom in het Antropoceen

    De veranderingen die onze planeet heeft ondergaan ten gevolge van menselijke activiteit – van de top van de atmosfeer tot aan de bodem van de oceaan – zijn zo omvangrijk dat steeds meer wetenschappers, die de geschiedenis en het systeem van de aarde bestuderen, zich nu verhit afvragen of we een nieuw geologisch tijdperk zijn ingegaan: het Antropoceen (antropo – menselijk, cene – nieuw), of misschien zitten we er al eeuwen in en wisten we het gewoon niet.

    Een nieuw geologisch tijdperk voorstellen is meer dan alleen het toevoegen van een datum en naam aan de geologische tijdschaal die 4,5 miljard jaar beslaat vanaf de vorming van het zonnestelsel tot nu. In feite is de geologische tijdschaal zelf meer dan een lijst van data en namen. Het is ook een instrument – een veelgebruikte meetmethode – dat wetenschappers gebruiken om te begrijpen hoe veranderingen op onze planeet, vanaf haar ontstaan tot nu, hebben plaatsgevonden. De eonen, era’s en tijdvakken die er deel van uitmaken worden gekenmerkt door snelle verschuivingen op de hele planeet. Acceptatie van het Antropoceen als nieuw tijdperk is daarom de vraag of de impact die de mensheid heeft gemaakt abrupt is, wereldwijd waarneembaar en ontegenzeggelijk verschilt van het vorige tijdperk, het Holoceen (en daarvoor het Pleistoceen). Met andere woorden, heeft de mens het systeem van de aarde fundamenteel verstoord, zodat het kan worden gezien in de rotsen, het water en de atmosfeer, en zodat toekomstige wetenschappers het zullen zien?

    Voorstanders van het toevoegen van het nieuwe tijdperk aan de geologische tijdschaal zijn het er niet eens over wanneer het Antropoceen precies begon. De drie data waarover momenteel wordt gedebatteerd – 8.000 jaar geleden, de industriële revolutie, en 1945 – vertegenwoordigen bakens in het proces van beschaving, toen de mensheid nieuwe manieren ontdekte en toepaste om de natuur aan te passen om aan onze basisbehoeften te voldoen.

    Sommigen plaatsen het ongeveer 8.000 jaar geleden toen de mens begon met het kappen van bossen en de rijstteelt, wat de atmosferische concentratie van broeikasgassen veranderde. Anderen betogen dat het Antropoceen echt is begonnen aan het begin van de industriële revolutie toen het wijdverbreide gebruik van fossiele brandstoffen het systeem van de Aarde begon te verstoren, wat leidde tot de effecten die we vandaag zien en in de toekomst zullen ervaren. Atoomtesten op grote schaal, te beginnen met de Trinity Test in 1945, is de laatste voorgestelde datum. Dat wordt niet zozeer in overweging genomen omdat het testen van atoombommen op zichzelf het Aardsysteem verstoorde – hoewel we niet mogen vergeten dat wetenschappers waarschuwden voor de gevaren van een door de atoomoorlog veroorzaakte “atoomwinter” – maar omdat atoombommen een wereldwijde vingerafdruk achterlaten die gemakkelijk te zien en te meten is, en atoomtesten markeren de opmars van de ongekende periode van uitbreiding van het Amerikaanse kapitalisme.

    In tegenstelling tot eerdere veranderingen in de geologische tijdschaal hebben de voorstellen echter politieke en sociale implicaties. Dat wetenschappers een nieuw tijdperk van door de mens veroorzaakte veranderingen suggereren, is door veel milieuactivisten terecht aangegrepen als concreet bewijs dat we de planeet inderdaad radicaal aan het veranderen zijn.

    De reactie van links is een mengeling van verwarring en door elkaar halen van het wetenschappelijke debat en de voorspelbare politieke reactie. Sommige antikapitalisten vinden de naam van het tijdperk verkeerd. Zij stellen dat de focus ligt op de mens, en dus insinueert dat alle mensen verantwoordelijk is, en dat het de werkelijke oorzaak van de snelle veranderingen verbergt: namelijk het kapitalisme. Voor anderen, met name voor diepgroene milieuactivisten, is het een bewijs dat de mensheid grotendeels sociopatisch is – hoe durven we een tijdperk naar mensen te noemen! – en dat de beschaving echt het probleem is, niet de mens.

    Deze argumenten komen voort uit een misverstand of een gebrek aan begrip van de ontwikkeling van de mensheid en de menselijke samenleving in de afgelopen miljoenen jaren. Een historisch materialistische analyse van de menselijke geschiedenis en de prehistorie is in feite de sleutel tot het ontsluiten van de deur naar onze duurzame toekomst.

    Verandering is constant

    “De geschiedenis kan van twee kanten worden bekeken: ze kan worden onderverdeeld in de geschiedenis van de natuur en die van de mens. De twee kanten moeten echter niet als zelfstandige entiteiten worden gezien. Zolang de mens bestaat, hebben de natuur en de mens elkaar beïnvloed,” schreven Karl Marx en Friedrich Engels in ‘De Duitse Ideologie’ (1846). Velen in de milieubeweging geloven echter dat we niet kunnen interageren met de natuur zonder schade te veroorzaken, omdat wij, mensen, los staan van de natuur. Dit argument wordt belichaamd in een boek geschreven door de leider en oprichter van 350.org, Bill McKibben: ‘The End of Nature’ (1989).

    Net als Rachel Carson’s Silent Spring (1962) wordt McKibben’s boek gezien als een van de eerste boeken die de mensheid waarschuwt voor de gevaren van de opwarming van de aarde. In het boek waarschuwt McKibben niet alleen voor koolstofvervuiling, hij stelt hartstochtelijk dat de mensheid de natuur heeft vernietigd, dat “we een einde hebben gemaakt aan het ding dat, althans in de moderne tijd, de natuur voor ons heeft gedefinieerd – de scheiding van de menselijke samenleving.” We hebben de chemie van de atmosfeer veranderd, stelt hij, daarom is er geen plaats op aarde die onaangetast is door de mensheid.

    Toch is onze “scheiding van de natuur” een recent fenomeen, een product van het kapitalisme, dat loonarbeid combineerde met sociale productie voor privaat gewin, waardoor de mens werd gescheiden van de aarde, waar hij voor zijn levensonderhoud werkte. Voor het overgrote deel van het menselijk bestaan waren we nauw verbonden met de Aarde, leerden en vergaarden we kennis van de seizoensgebonden veranderingen, en ervoeren we het als onderdeel van ons bestaan, ook al hadden we nog geen inzicht in de drijvende krachten ervan. Zoals Marx uitlegt: “De mens leeft van de natuur, d.w.z. de natuur is zijn lichaam en hij moet er een voortdurende dialoog mee onderhouden als hij niet wil sterven.” De opvatting dat we los staan van de natuur is dus ook van recente datum en houdt verband met de ontwikkeling van het kapitalisme.

    Het idee dat het de moderne industriële samenleving is die het probleem is, en dat de oplossing ligt in een terugkeer naar het leven direct van de aarde, is zowel te simplistisch als ahistorisch. Het onttrekt beschaving uit de geschiedenis van de mensheid en bepaalt de impact ervan op de veronderstelde betere situatie die voor de beschaving bestond – voor de Aarde, maar duidelijk niet voor de mens, want wij stierven aan allerlei gezondheidsproblemen die nu behandelbaar en te voorkomen zijn.

    Bovendien gaat het voorbij aan het feit dat ook pré-moderne mensen de aarde sterk hebben veranderd. Voor zolang we boten hebben gehad (10.000+ jaar) en mensen de zeeën zijn overgestoken, eerst op zoek naar voedsel, dan voor imperialistische verovering en/of op zoek naar religieuze vrijheid, hebben we onbewust (en vaak bewust) diersoorten van de ene kant van de Aarde naar de andere kant vervoerd. Met als gevolg dat de ecosystemen radicaal veranderden, waardoor sommige soorten in nieuwe omgevingen floreren en andere uitgestorven raken. De voorstanders van de vroegste startdatum voor het Antropoceen zouden argumenteren dat de komst van de landbouw aan het einde van de laatste ijstijd zelfs de chemie van de atmosfeer veranderde. Dat wordt gebruikt als bewijs dat de mens de planeet al 8.000 jaar geleden radicaal veranderde.

    Sterker nog: we zijn niet de eerste wezens die de atmosfeer veranderen. Om een extreem voorbeeld te geven: zo’n 2,7 miljard jaar geleden verschenen cyanobacteriën (blauwalgen), die als eerste organismen fotosynthetisch werden en zuurstof als bijproduct produceerden. Voorafgaand aan hun ontwikkeling en dus begonnen met het uitpompen van zuurstof, was er praktisch geen zuurstof in de atmosfeer. Zonder cyanobacteriën zouden we niet bestaan.

    Interactie met de natuur zonder de natuur te veranderen is onmogelijk. Levende organismen moeten materiaal uitwisselen met de aarde om te kunnen leven, waardoor ze hun omgeving beïnvloeden en hun eigen evolutie en die van anderen aantasten. Zoals Richard Levins en Richard Lewontin in The Dialectical Biologist (1985) schrijven: “Het leefmilieu en het organisme beïnvloeden elkaar wederzijds.” Maar als alle soorten de natuur op de een of andere manier beïnvloeden, zijn wij dan, met onze steeds groter wordende populatie en uitgebreide industriële activiteit, veroordeeld tot de rol van de eeuwige vernietiger van de natuur?

    Binnen of buiten?

    Ons vermogen om de impact te begrijpen die we hebben op de planeet, dat het negatieve gevolgen zal hebben voor ons op zowel korte als lange termijn, en de beslissingen die we nemen om de loop van de geschiedenis te veranderen, is wat ons onderscheidt van cyanobacteriën en andere organismen. Arbeid is niet alleen een bron van rijkdom. Het is ook wat de mensheid, het bewuste denken, de bewuste planning en de accumulatie van kennis heeft opgeleverd.

    De komst van gereedschappen, en de daarmee gepaard gaande ontwikkeling van de hersenen, de sociale activiteit van de jacht en de creatie van taal, hebben het pad geëffend voor de productie van voedseloverschotten. Dat is de basis van de klassenmaatschappij, de beschaving en het wetenschappelijk inzicht. Kortom, de hele menselijke geschiedenis kan worden gereduceerd tot de organisatie van arbeid en techniek, en de gelijktijdige veranderingen in cultuur, maatschappij en onze omgeving.

    Toen het kapitalisme het feodalisme verving, begon het een lang proces van het wegtrekken van steeds grotere delen van de bevolking van boerderijen naar fabrieken en steden, en het veranderde onze ideeën over natuur in relatie tot onszelf. We zagen onszelf niet langer als onderdeel van de natuur, maar als afzonderlijk ervan. Voor de kapitalisten werd de natuur een bron van vrije rijkdom die, wanneer ze door menselijke arbeid werd bewerkt, enorme winsten opleverde. Voor de nieuwe arbeidersklasse, vervreemd van de natuur, betekende het verscheuren van de aarde voor grondstoffen, het storten van giftige stoffen in rivieren en de roetende luchten boven stedelijke centra, een aanval op de natuur, een aantasting van ooit mooie gebieden. Naarmate de mensheid van de landbouwrevolutie naar de industriële revolutie ging, veranderde ons denken over onszelf in relatie tot de natuur.

    Naar een socialistische toekomst

    “We willen niet zomaar een verbetering van de huidige samenleving, we willen een nieuwe samenleving” (Engels, geciteerd door John Green in A Revolutionary Life, 2008). Het kapitalisme heeft zijn nut voor de mensheid uitgespeeld. Het vernietigt het milieu, verstoort ons klimaat en veroordeelt een miljard mensen tot ondervoeding en langzame hongerdood. Een systeem op winst kan geen oplossing bieden voor een probleem waarvan het voor zijn bestaan afhankelijk is. Het kapitalisme kan niet de middelen bieden om het ecologisch evenwicht te herstellen omdat het geen waarde hecht aan de natuur. We stellen echter niet voor om de hele moderne beschaving, gedragen door de enorme rijkdom, technologie en hulpbronnen die het kapitalisme heeft ontwikkeld, in de vuilnisbak te gooien. Sommigen stellen dit voor omdat het milieuvernietiging heeft veroorzaakt. Dit zou echter willen zeggen dat het potentieel, ook door dit systeem gecreëerd, om een duurzame toekomst te creëren, helemaal wordt genegeerd.

    Toen het kapitalisme zegevierde over het feodalisme heeft het de wetenschap losgemaakt van de grenzen van de religie, die de ontdekkingen die haar heerschappij op de helling zetten probeerde te verstikken. De verdere ontwikkeling van kapitalistische techniek, gesocialiseerde productie, arbeidsdeling en machines vereiste grote sprongen in de wetenschap. En hoewel investeringen in wetenschappelijk onderzoek in de eerste plaats gericht zijn op het verder maximaliseren van de winst, kan de heersende klasse vandaag ook niet vermijden dat er ontdekkingen zijn die uiteindelijk haar autoriteit ondermijnen. Of het nu gaat om plastic gemaakt van bananenschillen of om zonnebanen, de wetenschap die wordt toegepast op milieu- en sociale problemen tast het gezag aan van degenen die zeggen dat fossiele brandstoffen nodig zijn.

    Het kapitalisme heeft ook de kracht ontwikkeld die de macht heeft om de hele mensheid te bevrijden: de arbeidersklasse. Terwijl het kapitalisme mensen van het land dwong om voornamelijk stedelijke loonarbeid te verrichten, creëerde het de kracht die het gemeenschappelijk belang en het potentieel heeft om het omver te werpen en een samenleving te creëren die de meerderheid ten goede komt. Overal om je heen zie je werkende mensen opstaan en veranderingen eisen omdat het kapitalisme niet alleen de overgang naar hernieuwbare energie tegenhoudt, maar ook weigert te investeren in de maatschappij.

    De zoektocht naar winst dwingt elke grote multinational en kleine onderneming om te strijden voor marktaandeel, waardoor de lonen onder druk komen te staan, de uitkeringen worden verlaagd en dreigen met economische rampspoed om belastingverlagingen te bekomen. Het kapitalisme is niet langer in staat om voldoende reserves aan te leggen om de arbeidersklasse een deel van de winst te bieden. De heersende elite heeft wereldwijd geen idee hoe de economische groei kan worden hersteld en hoe de betaling aan de belangrijkste obligatiehouders van staatsschulden kan worden gewaarborgd.

    Bewegingen tegen besparingen, van Ierland tot Spanje en de heroïsche arbeidersklasse in Griekenland, hebben geweigerd dit lot te accepteren. Uit protesten tegen nieuwe handelsovereenkomsten – het trans-Pacifisch partnerschap en het trans-Atlantisch handels- en investeringspartnerschap – blijkt dat de werkende bevolking begrijpt dat bedrijven hun regels in het internationaal recht willen verankeren en de behoeften van de mensen en de planeet negeren.

    Het overwinnen van een systeem dat gebaseerd is op de uitbuiting van ons allemaal, dat ons van de natuur scheidt en ons naar een volledig onhoudbare toekomst drijft, begint in de eerste plaats met een afwijzing van de ideeën ervan. Als we beperken wat de mensheid is, negeren wat het was en, wat belangrijk is, niet begrijpen hoe het van de ene naar de andere is veranderd, dan verwerpen we in feite het idee dat we geëvolueerd zijn en, cruciaal, dat we ons nog steeds in het proces van evolutie bevinden.

    De toestand van de planeet tijdens het Antropoceen, of we nu de vroegste startdatum of de laatste aannemen, is die van voortdurende verandering. Onze evolutie van jager/verzamelaars naar een moderne industriële samenleving ging gepaard met een constante interactie met onze omgeving. Het heeft ons gevormd. We hebben er vorm aan gegeven. Door dit proces ontwikkelden we ideeën over wat we zijn, wat onze omgeving is, en onze relatie met elkaar. De mensheid, met alle opgebouwde kennis en ervaring van vorige generaties, heeft in deze tijd ook het vermogen ontwikkeld om eindelijk verder te gaan dan alleen maar overleven en daadwerkelijk te leven.

    De enorme hulpbronnen, technologie, rijkdom en menselijke vindingrijkheid zouden kunnen worden ingezet en gericht op het beëindigen van het onnodige lijden, het verhogen van de levensstandaard wereldwijd en het bereiken van een ecologisch evenwicht. Als we dit feit begrijpen en gebruiken om onze acties te informeren, dan kunnen we de veranderingen die vandaag en in de toekomst zullen plaatsvinden, in eigen hand nemen. Deze visie heeft het potentieel om de arbeidersklasse te verenigen in haar historische taak om het kapitalisme omver te werpen. We bevinden ons op een afgrond en we kunnen kiezen tussen ofwel een sprong voorwaarts, in de hoop dat het kapitalisme een manier vindt om profijt te trekken uit de bouw van een vangnet, ofwel kunnen we ons de instrumenten, technologie en middelen toe-eigenen om een brug te bouwen naar een socialistische toekomst.

  • Dossier: marxisme en ecologie

    Ten onrechte wordt vaak gezegd dat het marxisme niet bezorgd is om het milieu of nog dat marxisten enkel kijken naar economische groei als antwoord op armoede en behoeften. Dit is niet correct. Op basis van de werken van Marx en Engels, maar ook de ervaring van de eerste jaren van de Russische revolutie, brengt Per-Ake Westerlund in dit dossier uit onze archieven een antwoord op deze vooroordelen.

    Er zijn twee beschuldigingen over het marxisme en ecologie die vaak terugkomen, zowel van de politieke rechterzijde als sommige groene activisten en delen van de linkerzijde. De eerste is dat Karl Marx een erg positieve kijk had op industrialisering en de natuur zag als een onbeperkte bron die kon gebruikt worden. De tweede is dat het marxisme verantwoordelijk is voor enkele van de ergste milieurampen ooit, namelijk die in de Sovjet-Unie.

    In tegenstelling tot deze beschuldigingen, is bewustzijn rond en strijd voor het milieu niet nieuw voor marxisten. Marx was een pionier in het analyseren en bekritiseren van de vernietigende effecten van de kapitalistische industrialisering op zowel de natuur als de samenleving. Zowel Marx als Engels, de auteurs van het Communistisch Manifest in 1848, bestudeerden en volgden de wetenschap op tal van domeinen.

    De kapitalistische industriële productie en de arbeidersklasse ontstonden pas in de decennia voor Marx en Engels hun analyses ontwikkelden, maar de rol ervan werd meteen begrepen door Marx die in de arbeid een sleutelelement tot ontwikkeling van de samenleving zag. De nadruk op het belang van de arbeidersklasse betekent echter niet dat het milieu genegeerd werd.

    Marx zag arbeid als een proces waaraan zowel mens als natuur deelnemen. Dit benadrukte hij in zijn ‘Kritiek op het programma van Gotha’ – het programma dat door het eerste congres van de Duitse Sociaaldemocratische Partij (SPD) in 1875 werd aangenomen. Marx gaat in op de stelling in dit programma dat “arbeid de bron van alle rijkdom en cultuur” is. “Arbeid is niet de bron van alle rijkdom. De natuur is in evenwaardige mate een bron van gebruikswaarden (die immers evengoed de materiële rijkdom uitmaken!) als de arbeid, die zelf slechts één der natuurkrachten manifesteert: de menselijke arbeidskracht”, stelde Marx. Het verkeerde idee van arbeid als enige bron van rijkdom kwam van Ferdinand Lassalle, niet van Marx.

    Marx waarschuwde voor de gevolgen van een verstoorde relatie tussen mensheid en natuur. Hij zag de vervreemding van werkenden in het kapitalistische productieproces als onderdeel van hetzelfde proces van vervreemding van de mens tegenover de natuur. Dit was in zijn tijd vooral duidelijk in de industrialisering van de landbouw.

    De arbeidersklasse was en is de eerste die de gevolgen van het kapitalisme op het milieu ondergaat. Zo vormen energiebedrijven – olie, steenkool, kernenergie – een directe bedreiging voor de werkenden in deze sectoren, maar ook voor de mensen en het leefmilieu in volledige regio’s en landen. Werkenden in deze sectoren zijn zich vaak het meeste bewust van de gevaren. De strijd om de arbeidsomstandigheden te verbeteren, is een belangrijk onderdeel van de ecologische strijd.

    De marxistische filosofie, het dialectisch materialisme, biedt bovendien een methode van analyseren waarmee de huidige klimaatcrisis kan verklaard worden. Marx en Engels toonden in het midden van de 19de eeuw reeds aan dat de samenleving en de natuur zich ontwikkelen doorheen tegenstellingen die tot kwalitatieve sprongen leiden. Klimaatonderzoekers bevestigen dit als ze waarschuwen voor keerpunten, ogenblikken waarop klimaatveranderingen onomkeerbaar worden.

    Veel van diegenen die Marx ervan beschuldigen dat hij de natuur negeerde in zijn werk, hebben zelf de werken van Marx genegeerd en zich gebaseerd op de zelfverklaarde ‘volgelingen’ van Marx in de sociaaldemocratie of onder het stalinisme. De samenlevingen die zij opbouwden en die als socialisme omschreven werden, staan helemaal haaks op wat Marx stelde over arbeidersdemocratie, de rol van de staat, maar ook op de omgang met het milieu. Marx voorspelde dat: “De natuurwetenschappen… de basis van de menselijke wetenschap worden, evenals zij reeds nu de basis van het werkelijke menselijke leven geworden zijn.” (Economische en Filosofische manuscripten, 1844)

    Marx over de natuur

    Om de marxistische benadering van ecologie en milieu te begrijpen, is een algemeen begrip van de marxistische methode nodig. Marx keek steeds naar de wereld en zijn geschiedenis in zijn totaliteit als vertrekpunt voor zijn analyses en programma. Het feit dat Marx het kapitalisme zag als een historisch progressief systeem werd door velen misbegrepen of verkeerd weergegeven. Zo schreef Michael Löwy van het Verenigd Secretariaat van de Vierde Internationaal dat Marx “een erg onkritische houding had tegenover industriële ontwikkeling en in het bijzonder tot de vernietigende effecten ervan op de natuur.” Löwy beweert ook dat “Marx geen geïntegreerd ecologisch perspectief had.” (For a Critical Marxism, Against the Current, November-December 1997).

    Eerst en vooral was het progressieve karakter dat Marx aan het kapitalisme toeschreef, tijdelijk en beperkt tot de vergelijking van het kapitalisme met het feodalisme. De belangrijkste verwezenlijking van het kapitalisme, was dat dit systeem niet alleen de basis creëerde om zichzelf te elimineren maar ook om aan de klassensamenlevingen in het algemeen een einde te maken. De arbeidersklasse die met de steun van arme boeren de macht overneemt, zou leiden tot een heerschappij door de meerderheid van de bevolking en het begin van een proces naar een totaal andere samenleving. Het perspectief van Marx werd reeds bevestigd in de Parijse Commune van 1871 toen de arbeiders twee maanden de macht in handen hadden.

    Een begrip van de rol van het kapitalisme is niet hetzelfde als dat systeem verdedigen. Meer dan wie ook begreep Marx dat het kapitalisme een systeem was gericht op het produceren van winst doorheen meerarbeid. Wetenschap en natuurkrachten werden aangepast om dit doel te dienen. De gezondheid van werkenden werd genegeerd, net zoals de effecten van de productie op de natuur. Marx waarschuwde voor de pogingen om de natuur aan te passen aan wat het kapitalisme nodig had. Sommigen stellen dat Marx de natuur zag als iets oneindig dat gratis ter beschikking stond. Maar hij stelde net dat de natuur onder het kapitalisme geen waarde had. De conclusie van Marx was dat de niet uitgebuite natuur wel degelijk waarde had, denk maar aan de lucht, de bossen en vissen.

    Marx bestudeerde vooral het niet-mechanisme materialisme van Epicurus (341-270 BCE) en de dialectiek van GWF Hegel (1770-1831), hij ontwikkelde zijn filosofie van het dialectisch materialisme. Het was een briljante visie op de wereld die perfect in die periode paste. De belangrijkste gebeurtenis van die tijd, de Franse revolutie, was het resultaat van zowel de materiële basis – de kapitalistische economie en samenleving die het feodalisme verdreven – als een bewust optreden van de revolutionaire massa’s.

    De ideeën van Marx waren het meest ontwikkeld onder alle filosofische strekkingen die met het religieuze verleden braken. In plaats van de aarde voor te stellen als iets wat nooit veranderde en als het centrum van alles, met de mensheid als centrum van de aarde, ziet het marxisme in overeenstemming met het klassieke materialisme de wereld als steeds veranderend en dus ook eindig. Het leven is een product van de aarde (de natuur) en niet van een god. De mensheid is een met de natuur, het staat er niet buiten. Marx deelde de geschiedenis niet op in een sociale en een natuurlijke geschiedenis, beiden waren onderling met elkaar verbonden. Dialectische wetten vinden een toepassing in zowel de natuur als de samenleving, hun ontwikkelingen spelen op elkaar in en beïnvloeden elkaar. Marx gebruikte de term ‘metabolisme’: een ketting van onderling met elkaar verbonden processen die een geheel vormen.

    Marx toonde aan dat de groeiende opdeling tussen stad en platteland een breuk van dit metabolisme vormde, dit werd door John Bellamy Foster in het nuttige boek ‘Marx’s Ecology’ samengevat in de term “metabolische breuk”. In het derde deel van ‘Het Kapitaal’, gepubliceerd in 1894, na de dood van Marx (1883), omschrijft Marx het kapitalisme als een breuk met de natuurwetten van het leven: “Grote landbouwbedrijven beperken de landbouwersbevolking tot een constant dalend minimum, en ze confronteren deze met een constant groeiende industriële bevolking die in grote steden leeft. Het creëert hiermee de voorwaarden die leiden tot een onherstelbare breuk in de samenhang van sociale uitwisseling zoals voorgeschreven door de natuurwetten van het leven.”

    Op basis van discussies over de degradatie van de bodem op langere termijn als gevolg van het gebruik van chemische meststoffen in de landbouw, stelde Marx dat “elke vooruitgang in kapitalistische landbouw een vooruitgang betekent in de kunst van niet alleen de werkende te beroven, maar ook de bodem: alle vooruitgang in de vruchtbaarheid van de bodem voor een bepaalde tijd, is een vooruitgang naar het vernietigen van de laatste bronnen van die vruchtbaarheid.” Hij legde uit: “Met het constant toenemend overwicht van de stedelijke bevolking, die door de kapitalistische productie in de grote centra wordt opeengehoopt, (…) vernietigt zij de stofwisseling tussen mens en aarde, dat wil zeggen de terugkeer tot de grond van de door de mensen in de vorm van voedsel en kleding verbruikte bestanddelen van de grond; hiermee vernietigt de kapitalistische productie dus de eeuwige, natuurlijke voorwaarde van duurzame vruchtbaarheid van de grond.” En nog: “De kapitalistische productie is dus alleen maar in staat de techniek en de combinatie van de maatschappelijke productieprocessen tot ontwikkeling te brengen, doordat zij gelijktijdig de bronnen van alle rijkdom ondergraaft: de grond en de arbeider.” (Kapitaal, Deel 1, 1867). In een erg vooruitziende voorspelling waarschuwde Marx dat de constante modernisering onder het kapitalisme dit “proces van vernietiging” zou versnellen.

    Engels vatte de afhankelijkheid van en de nood om van de natuur te leren als volgt samen: “Bij iedere stap worden we eraan herinnerd dat de natuur zich niet laat veroveren zoals een vreemd volk dat doet, maar dat wij, als vlees, bloed en hersenen, deel uitmaken van de natuur en midden in de natuur leven waarbij onze heerschappij enkel bestaat uit het feit dat we op andere wezens het voordeel hebben dat we de lessen van de natuur kunnen leren en correct kunnen toepassen.” (‘De rol van de arbeid in de overgang van aap naar mens’, Friedrich Engels, 1876).

    Marx over socialisme

    Marx wordt er door sommigen ook van beschuldigd dat hij geen exact plan voor een toekomstige socialistische samenleving kon voorleggen. Deze critici denken dat zijn socialisme betekende dat de arbeidersklasse de macht zou nemen, terwijl de economie, de productie en de behandeling van het milieu in essentie hetzelfde zou blijven als onder het kapitalisme. Het klopt dat Marx en Engels van mening verschilden met de utopische socialisten die gedetailleerde plannen opmaakten voor een ideale samenleving. Maar dit betekent niet dat hun werken geen beschrijving geven van de verschillen tussen kapitalisme en socialisme.

    Marx en Engels beschreven de enorme kost van de kapitalistische productie voor de werkenden, boeren, de natuur en de samenleving. Ze kwamen op voor een complete verandering van de productie, door het te vervangen met wat Marx samenwerkende productie noemde. Het anarchistische systeem van het kapitalisme zou vervangen worden door sociale controle en bezit van de productie en distributie. Dit zou vervolgens georganiseerd worden met een sociale planning.

    Wat met de voorspellingen van Marx over het socialisme als een samenleving met een toegenomen productie en een overvloed aan middelen? Zou dit niet rampzalig zijn voor het milieu? Eerst en vooral moet opgemerkt worden dat er zowel in de tijd van Marx als vandaag een dringende nood is aan degelijke levensvoorwaarden voor iedereen. Dit zal leiden tot een grotere voedselproductie en investeringen in huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs en een nog grotere verspreiding van moderne technologie. In de jaren 1800 zou de productie voor dergelijke behoeften gemakkelijk mogelijk geweest zijn als vervanging van productie van wapens, luxe, … Vandaag is dat overigens nog steeds en zelfs meer het geval, er worden enorm veel middelen verspild aan militaire uitgaven en de luxeconsumptie van de 1% rijksten.

    In zijn ‘Kritiek op het programma van Gotha’ bespreekt Marx de nood aan een evenwicht van middelen tussen individuele consumptie en de noodzakelijke toename van sociale consumptie, naast het opzij zetten van middelen voor investeringen en als sociale reserve. Dat omvat ook het evenwicht tussen arbeidstijd, die moet verkort worden, en vrije tijd. In zo’n samenleving zou iedereen werken en de mogelijkheid hebben om eigen talenten en vaardigheden te ontwikkelen, iedereen zou tijd hebben om deel te nemen aan het beheer van de samenleving.

    Een socialistische samenleving zou breken met de vervreemding en iedereen zou zich kunnen ontwikkelen zonder de beperkingen van loonarbeid en kapitaal. Het zou leiden tot een “volledige eenheid van mens en natuur – de ware herrijzenis van de natuur – het verwezenlijkte naturalisme van de mens en het verwezenlijkte humanisme van de natuur.” (Economisch en Filosofische Manuscripten, 1844). Een socialistische revolutie zou niet alleen de arbeiders en de mensheid bevrijden, maar ook de natuur. Met sociaal bezit van de grond, zou de natuur niet langer een product gericht op winst zijn.

    In het programma dat werd voorgesteld in het ‘Communistisch Manifest’ zijn er enkele eisen die belangrijk zijn voor het milieu. De eerste eis luidt als volgt: “Onteigening van het grondeigendom en aanwending van de grondrente tot staatsuitgaven.” Dit zou onder meer kunnen toegepast worden tegen gevaarlijke mijnbouwprojecten, olievelden en fracking. Het tweede deel van de eis benadrukt dat de inkomsten van de grond aan de gemeenschap moeten toekomen. De zesde eis heeft betrekking op transport: “Centralisatie van het transportwezen in handen van de staat.”

    Ook de zevende eis heeft belangrijke gevolgen voor het milieu: “Vermeerdering van de nationale fabrieken, van de productiemiddelen, ontginning en verbetering van de landerijen naar een gemeenschappelijk plan.” Een gemeenschappelijk plan op basis van gemeenschappelijk bezit in plaats van privaat bezit om de grond te verzorgen en te verbeteren. Samengevat: de richting van de samenleving veranderen, waaronder de wijze waarop deze met de natuur omgaat, is een kwestie van bezit, macht en controle.

    Bolsjewistische pioniers

    De arbeidersklasse in Rusland en naties die door de tsaar onderdrukt werden, nam in oktober 1917 de macht over. In tegenstelling tot de laster die vandaag tegen de Bolsjewieken wordt ingebracht, zorgde dit voor revolutionaire veranderingen op alle vlakken van de samenleving. Zo was de Sovjet-Unie het eerste land dat een verbod op racisme en antisemitisme oplegde, het eerste dat het recht op abortus legaliseerde, net als echtscheidingen en homoseksualiteit. De Bolsjewieken waren onder Lenin en Trotski ook pioniers op het vlak van milieu.

    Voor de revolutie was Rusland op dat vlak, net als op vele andere vlakken, een achtergebleven land. “Wetenschappers onder de dynastie van de Romanovs slaagden er niet in om ambtenaren, zakenlui of zelfs hun eigen collega’s te overtuigen van de nood aan moderne wetenschappelijke technieken om grondstoffen te beschermen zodat ze beschikbaar zouden zijn voor zowel de huidige als toekomstige generaties. De meeste projecten moesten wachten tot na de Russische revolutie omdat de tsaristische regering ze als te duur bestempelde en mogelijk ook dacht dat deze niet nodig waren.” (An Environmental History of Russia [anthology], Cambridge University Press, 2013)

    Onder leiding van de Bolsjewieken kwam de arbeidersklasse aan de macht in een land dat verwoest was door de Eerste Wereldoorlog. Het land werd militair onder vuur genomen door binnenvallende legers en ex-tsaristische generaals. Maar toch nam de regering meteen maatregelen op het vlak van het milieu. Twee dagen nadat ze de macht namen, stelden de Bolsjewieken het decreet ‘Over de grond’ op, waarmee alle bossen, mineralen en water genationaliseerd werden. Een half jaar later, in mei 1918, volgde een ander decreet, ‘Over bossen’, waarin de controle op het herbossen en de bescherming van bossen werd gecentraliseerd. Bossen werden opgedeeld in twee groepen, waarbij een groep werd beschermd van exploitatie. Dit was een belangrijke kwestie, want onder het tsarisme werden veel bossen volledig gekapt. Ook het jagen werd aan regels onderworpen en was voortaan enkel mogelijk in het daarvoor voorziene seizoen. “De Russische revolutie lag verrassend genoeg ook aan de basis van moderne oceanografie en onderzoek naar inlandse visserij.” (An Environmental History).

    Deze beslissingen werden genomen in turbulente tijden. “Tijdens de onrust van de burgeroorlog en het oorlogscommunisme, slaagde de Bolsjewistische regering er in om wetenschappers te ondersteunen. Het ging onder meer om wetenschappers die werkten op milieukwesties. Met deze steun konden wetenschappers hun ecologische activiteiten uitbreiden.” In 1920 was Lenin rechtstreeks betrokken bij de vestiging van het eerste natuurreservaat ter wereld dat door de overheid werd gefinancierd en enkel wetenschappelijke doeleinden had, het Il’menskii. Tegen 1924 waren er vier dergelijke natuurgebieden (zapovedniks). Er kwamen veel nieuwe onderzoeksinstellingen en Russische wetenschappers werden leidinggevende ecologisten. Aan de universiteit van Moskou kwamen er opleidingen over ecologie. De wetenschapper Vladimir Vernadski werd wereldbekend met het concept van de ‘noösfeer’: “een nieuwe vorm van biosfeer waarin de mens een actieve rol speelt in verandering gebaseerd op de erkenning door de mens van de verwevenheid van de natuur.” (An Environmental History)

    De revolutie gaf aanleiding tot het ontstaan van een brede waaier aan milieu-organisaties, een ontwikkeling die aangemoedigd werd door de Bolsjewieken. Het TsBK (Centraal Bureau voor Studie van traditionele kennis) telde 70.000 leden in 2.270 afdelingen. Ook VOOP (Al-Russische organisatie voor de bescherming van de natuur) was belangrijk. De activisten en wetenschappers produceerden magazines, zoals ‘Problemen van Ecologie’ en ‘Biocenologie’. Ze hielden bijeenkomsten en organiseerden lokale groepen om de interesse in wetenschap op het platteland te versterken. Leidinggevende Bolsjewieken, waaronder Nadezhda Kroepskaia, bespraken hoe ze het milieu in steden en dorpen konden verbeteren, wat leidde tot een groen stadsmodel met meer parken en groene plaatsen.

    Deze revolutionaire ideeën kwamen echter tot een abrupt einde. De sociale en politieke contrarevolutie onder het stalinisme omvatte ook een ecologische contrarevolutie. “Na de Russische revolutie kende de nieuwe ecologische wetenschap een snelle opgang tijdens de sociale onrust en de politieke experimenten van de jaren 1920. Ambtenaren, wetenschappers en ingenieurs werkten aan een ambitieus plan van elektrificatie.” Maar toen Stalin aan de macht kwam, richtte zijn zoektocht naar ‘saboteurs’ zich tegen “sommige van de meest bekwame biologen, boskundigen en specialisten inzake visserij, agronomen en ecologen.” (An Environmental History)

    Stalinisme versus de natuur

    Een aantal van de ergste milieurampen vond plaats onder stalinistisch bewind. Zo is er de vernietiging van het Aralmeer tussen Kazachstan en Oezbekistan, de kernramp in Tsjernobyl (Oekraïne) en de verwoesting van verschillende steden door vervuiling. Hoe was dit mogelijk en was er een verband met de Bolsjewieken en het socialisme?

    Het verband bestond erin dat het regime van Stalin de Bolsjewistische partij, die de revolutie van 1917 had geleid, uitmoordde en vernietigde. Dit was mogelijk op basis van nederlagen in revoluties in alle andere landen en door de situatie in Rusland: een economisch en cultureel achtergebleven land dat bovendien verwoest was door de Eerste Wereldoorlog en de burgeroorlog.

    Toen het regime van Stalin zich vestigde, had het geen andere ideologie dan ‘aan de macht blijven’. Om dit te realiseren, moest Stalin een fundamentele verworvenheid van de revolutie in stand houden, met name de genationaliseerde economie waarop de volledige stalinistische bureaucratie zich baseerde. De brutale dictatuur kon zich op deze basis valselijk voordoen als de erfgenaam van de revolutie. Maar het was geen socialisme of communisme. Stalin maakte een bocht van 180 graden over milieukwesties, net zoals hij dit op andere vlakken deed. Zijn regime gebruikte dwang om de landbouw te collectiviseren, schafte de bescherming van de zapovedniks af en herstartte projecten om volledige bossen te kappen.

    De stalinistische methode tegen elke oppositie waren brutaal: “Arrestaties, ondervragingen en martelingen om valse bekentenissen en valse getuigenissen te bekomen, samen met beschuldigingen van spionage, subversie, laster tegen de Sovjet-Unie, kwamen vaak voor bij wie zich tegen stalinistische programma’s leek te verzetten.” VOOP en TsBK werden volledig weggezuiverd. De dictatuur maakte “onafhankelijke en redelijke activiteiten bijna onmogelijk.” (An Environmental History).

    Alle onafhankelijke organisaties van werkenden en activisten werden verboden en dit opende de weg voor nieuwe milieuvernietiging. Voorheen uitstekende regelgevingen en wetten werden nooit volledig toegepast. Vervuiling en wanbeheer namen het over. De wetenschap verloor de nodige vrijheid van ideeën. Trotski maakte in de jaren 1930 het punt dat een geplande economie arbeidersdemocratie nodig heeft zoals een lichaam zuurstof nodig heeft, anders is er degeneratie en komt de geplande economie aan zijn einde. Trotski leidde een oppositie tegen Stalin en kwam op voor een politieke revolutie tegen het regime. Dat is hoe marxisten tegenover het stalinisme staan, ook op vlak van milieu.

    Het parasiterende regime van Stalin gebruikte massale arbeidskampen met politieke gevangenen om zo een snelle industriële groei mogelijk te maken. Het kamp in Vorkoeta, waar veel trotskisten gevangen zaten, werd in 1932 opgezet om steenkool te ontginnen boven de Noordpoolcirkel. Miljoenen gevangenen werden onder het toeziend oog van de geheime politie (NKVD) ingezet als slavenarbeiders in de bouw, mijnbouw en houtproductie. De meeste grote projecten onder het stalinisme kwamen er na centrale orders, zonder verschillende geografische omstandigheden in rekenschap te brengen.

    Na de Tweede Wereldoorlog richtte het stalinisme zijn aandacht niet op de enorme verwoestingen en zelfs hongersnood. Neen, de grootheidswaanzin bracht Stalin tot een grandioos ‘plan voor de omvorming van de natuur’. Het omvatte onder meer het verleggen van rivieren en het herorganiseren van bossen die industriële zones werden. De ideoloog achter het plan, Trofim Lysenko, was een charlatan die beweerde dat hij technieken voor het aanplanten van bossen had uitgevonden, maar het leidde tot verwoesting van bossen. Onder het stalinisme en Lysenko had de natuur geen waarde op zich.

    Het stalinisme bleef als systeem ook na de dood van Stalin in 1953 bestaan. Enkele jaren later werd de kernramp in Kyshtym, in de Oeral, geheim gehouden door het regime dat ondertussen geleid werd door Chroetsjov. Vervuiling, grote projecten en een totaal verbod op milieu-activisme bleven allemaal bestaan.

    De kapitalistische kritieken op het stalinisme – die meestal stalinisme en socialisme door elkaar halen om socialisme te discrediteren – hebben echter zelf weinig redenen om trots te zijn. “De westerse democratieën volgden op heeel wat vlakken hetzelfde pad van snelle ontwikkeling en uitputtend gebruik van natuurlijke rijkdommen, van vernietigde ecosystemen en laattijdige regels en wetten om toekomstige problemen te beperken. (…) In de jaren 1990 stelden veel waarnemers dat het ontmantelen van de centraal geplande economie automatisch zou leiden tot verbetering op milieuvlak. De werkelijkheid zag er echter compleet anders uit. Er waren nieuwe bedreigingen voor de duurzaamheid, onder meer door snelle uitverkoop van natuurlijke grondstoffen en een herstructurering van de economie waarbij middelen voor milieubescherming drastisch beperkt werden, zo was er de beslissing van president Poetin in 2000 om het Russische Agentschap voor Milieubescherming op te heffen.” (An Environmental History)

    Marxisme vandaag

    Het klimaat en het milieu worden vandaag door een groeiend aantal activisten opgenomen. Wereldwijd is er heel wat strijd tegen grote oliebedrijven, fracking, gevaarlijk industrieel afval, nieuwe speculatieve autowegen en mijnbouwprojecten, … maar ook tegen de lege beloften van de politici. Marxisten zijn deel van deze strijd: van het protest tegen het boorplatform van Shell in Seattle tot de strijd die de Oost-West tunnel in Melbourne heeft gestopt of nog de massale lokale bewegingen tegen goudmijnen in Griekenland en tegen fracking in Ierland.

    Het antikapitalisme kent een groeiende steun onder klimaatactivisten. Het boek van Naomi Klein – “No Time. Verander nu, voor het klimaat alles verandert” – heeft in de Engelstalige versie als ondertitel: “Kapitalisme versus het klimaat”. Ze schrijft hoe rechtse figuren uit de omgeving van de Tea Party stellen dat klimaatverandering een uitvinding van ‘communisten’ is om een geplande economie in te voeren. Op een verwrongen manier begrijpen ze dat het kapitalisme niet in staat is om deze crisis het hoofd te bieden. Het systeem is, in de woorden van Klein, in oorlog met het leven op aarde, waaronder het menselijke leven.

    De wereld is natuurlijk sterk veranderd sinds de tijd van Marx en Engels. Marx zou vandaag ongetwijfeld aandachtig de rapporten van milieuactivisten en wetenschappers volgen. De breuk in de onderling met elkaar verweven functies van de aarde waar Marx op wees, is veel groter geworden en dit proces wint nog aan snelheid. Marxisten kunnen een oplossing aanbieden. De groeiende sociale en ecologische crisissen zijn veroorzaakt door hetzelfde systeem, het kapitalisme. De strijd ertegen is dan ook onderling verbonden.

    Oliebedrijven en hun bondgenoten zullen hun macht nooit vrijwillig opgeven. De enige kracht die de milieucrisis kan oplossen is de sterkste collectieve kracht, de arbeidersklasse die een alliantie vormt met het groeiende aantal activisten dat opkomt voor het milieu, waaronder ook veel mensen van inheemse afkomst en kleine landbouwers en plattelandsbevolkingen. Crisis en strijd kennen een opgang, er is nood aan een sociale revolutie om een einde te maken aan het kapitalisme.

    De crisis van het milieu en het klimaat is heel ver ontwikkeld, het benadrukt de nood aan dringende actie. Het enige reële alternatief is een democratische en duurzame rationele planning van de grondstoffen en middelen in de wereld. Een democratisch socialistische samenleving zou de levensstandaard voor de meerderheid van de bevolking optrekken, daarbij zou het de natuur en de mensheid zien als één onderling verweven geheel.

  • MOORDEND MOBIEL. Elon Musks milieu- en verkeersdoden

    Ingezonden stuk door Jan-Pieter Everaerts. Dit artikel verscheen eerst in het ezine De Groene Belg; mediadoc.diva@skynet.be

     

    Een Tesla. Foto vanop Wikimedia

    Behoorlijk paranoïde lijkt hij tegenwoordig, Elon Musk, één van ’s werelds bekendste ‘durfkapitalisten’. Zijn bedrijf Tesla ‘verbrandt cash’ aan een nooit geziene snelheid maar de investeerders – sluwe Saoedi’s inclusief – blijven hem centen toestoppen in de hoop dat hij ze vroeg of laat zal omzetten in puur goud.

    Hoe Musk dat zal doen ? Door van zijn elektrische superwagens ‘a big succes’ te maken. Voorlopig lukt dat niet zo aardig. In heel Europa rijden momenteel nog maar 1 miljoen elektrische wagens én die zijn lang niet allemaal van Tesla. Musk haalt nu eerder met zijn privéleven de media dan met Tesla-successen.

    Musks Tesla: “één van de vele bubbels in de huidige wereldeconomie”

    Bij Al Jazeera is momenteel een video te zien en een artikel te lezen met als titel “Elon Musk, Tesla and the Saudi connection”. (1)

    Daarin maakt Arash Massoudi, de journalist van The Financial Times die onthulde hoe de Saoedi’s zich in Tesla inkochten nadat Musk hen had afgewezen, brandhout van het Tesla-verhaal. Massoudi:

    “There’s no indication that Tesla will turn a profit anytime soon. It’s burning cash at a phenomenal rate. It can barely produce a couple thousand cars a year, it can’t keep up with demand from consumers, and so there’s no sign of profitability in the foreseeable future. (…) The Tesla story is part of the story of where we are in the world right now. There are so many bubbles in the world right now. We’re in a real-estate bubble, we’re in a technology bubble and Tesla sort of encapsulates one of these bubbles.”

    Propere elektrische wagens hier, onvoorstelbare milieuverwoesting ginder

    Wat bij Al Jazeera niet aan bod komt maar in het augustus-nummer van Le Monde Diplomatique wel, is heel het bedrog van het ‘proper’ elektrisch vervoer. Op zijn voorpagina en op twee volle binnenpagina’s legt het maandblad uit hoe 1) achter de elektrische wagen (en zijn batterijen) een enorme vervuiling schuil gaat in die gebieden waar men de noodzakelijke ‘zeldzame materialen’ delft en 2) hoe de wereld voor die materialen gevaarlijk afhankelijk van China dreigt te worden. China dat 79 % van de ‘rare earth’-materialen bezit. China dat ook sterk bedrijvig is in Congo dat 59 % van het ook benodigde Cobalt bezit en waar Chinese bedrijven al voor 80 % beslag op gelegd hebben. (2)

    Als dictatuur kan China zich onvoorstelbare milieuverontreinigingen permitteren, ver van de wereldcamera’s, in de gebieden waar de zeldzame materalen gedolven worden. Heelder zones in Binnen-Mongolië worden vernield door openluchtmijnen. Zo kan je op het web lezen dat het ‘Baogang Steel and Rare Earth Complex’ in Inner Mongolia is surrounded by an enormous lake of toxic sludge, and it’s a scene of utter environmental destruction, like something out of the bleakest dystopian sci-fi click you could imagine.” (3)

    Via de Gele Rivier stroomt de vervuiling ook het gebied uit. Er zijn overigens enorme hoeveelheden water nodig om de zeldzame materialen te ‘winnen’, waardoor er in de mijngebieden ook watertekorten ontstaan. In Chili dat recordhouder is inzake lithium (33 % van de wereldvoorraden) wil men daarom zeewater gebruiken (en vergiftigen). Dezelfde ‘waterverhalen’ in de mijngebieden in Congo, V.S., Kazakhstan … Om van de sociale en medische ellende nog te zwijgen. In China bv. kreeg de regio Dalahai de reputatie van ‘kankerregio’.

    Of hoe het ‘ecologische’ verhaal van de propere elektrische auto een ecologische en menselijke ramp verbergt. “Het Chinese volk heeft zijn leefmilieu opgeofferd om de wereld te voorzien van zeldzame materialen” laat LMD Vivian Wu verklaren. Wu werkt bij de Chinese tak van het Belgische Solvay.

    Minder wagens: beter voor verkeer, klimaat én energieke weggebruikers

    Vergeten we even de Chinezen, de Congolezen en alle andere gedupeerden van onze ‘propere’ automobielen en e-mobieltjes. Stel dat het lukt om hier iedereen op elektrische wagens, fietsen, grasmaaiers en dergelijke te doen overschakelen. Dat geeft dan toch een hoop minder luchtvervuiling.

    OK, maar de stad Gent toont nu al met haar mobiliteitsplan dat je de properdere lucht ook anders kan realiseren. Gewoon minder ruimte aan de auto’s laten: Gent bewijst dat dat werkt. Zo bleek deze week in tal van krantenberichten.(*)

    Minder ruimte voor wagens betekent meer ruimte voor andere weggebruikers. En meer veiligheid. En die is dringend nodig.

    Met het begin van het schooljaar in het vooruitzicht brachten tal van media – van Het Nieuwsblad en De Standaard tot La Libre Belgique – de jongste dagen pakkende cijfers over hoeveel verkeersslachtoffers er in ons land dagelijks vallen.

    –          « Chaque jour, 10 enfants blessés dans un accident de la route » (La Libre; 4)

    –          « Elke dag 10 kinderen gewond in het verkeer » (De Standaard; 5) “In absolute getallen ging het vorig jaar om 3.602 ongevallen.” 14 kinderen jonger dan 15 stierven vorig jaar in ‘ons’ verkeer.

    De Fietsersbond riep dan maar op om kinderen jonger dan 10  jaar niet meer alleen naar school te laten fietsen. Maar is dat niet de omgekeerde wereld ? Zullen er dan niet nog meer kinderen met de wagen naar school gebracht worden, waardoor …

    Wel terecht pleitte Wies Callens, woordvoerder van de Fietsersbond, ervoor dat niet alleen de schoolomgeving veiliger moet, maar heel het traject naar school. De veel gebruikte fiets- en wandelroutes naar de scholen moeten volledig veilig gemaakt worden, zonder ‘zwarte punten’, want die zetten hun ouders ertoe aan hun kroost niet alleen de weg op te laten gaan.

    Op weg tussen monstertrucks zonder chauffeur …

    ‘Koning Auto’ én ‘Keizer Vrachtwagen’ zullen hoe dan ook meer beperkingen moeten opgelegd krijgen, daar waar de jongste decennia het verkeersbeleid juist op hun optimale doorstroming gericht was.

    Probleem is echter dat er aan de verkoop en het gebruik van auto’s veel meer verdiend wordt dan aan fietsen of aan het schoeisel voor stappers. En dus zullen visionaire bedriegers à la Elon Musk weggebruikers – kinderen inbegrepen – blijven vermoorden met hun ‘revolutionaire wagens’.

    Hoopvol is wel dat steeds meer mensen de verkeersonveiligheid en vervuiling niet langer slikken. Zo wordt er daarvoor al aan tal van scholen geprotesteerd. Zo bleek deze week dat een rechter in Beieren wil dat politici gevangenisstraffen krijgen voor het negeren van anti-vervuiling-bepalingen. (6)

    Maar wat als we straks ons begeven moeten tussen wagens zonder bestuurder ? Ook daarover berichtte Le Monde Diplomatique. Met name over hoe de (Amerikaanse) distributiesector uitkijkt naar zelfbesturende vrachtwagens. Wat een loonmassa daarmee bespaard kan worden !

    Maar beeld je eens in wat voor helse toestanden we krijgen als je als voetganger of fietser je moet begeven tussen monstertrucks zonder een bestuurder er in waarmee je oogcontact maken kan …

     

    1-        https://www.aljazeera.com/programmes/countingthecost/2018/08/elon-musk-tesla-saudi-connection-180826145044939.html

    2-        Voor het begin van het artikel op de webstek: https://www.monde-diplomatique.fr/2018/08/PITRON/58979

    3-        https://inhabitat.com/chinas-massive-toxic-lake-will-make-you-question-buying-another-electronic-device/

    4-        http://www.lalibre.be/actu/belgique/chaque-jour-10-enfants-blesses-dans-un-accident-de-la-route-a-quel-age-peuvent-ils-se-rendre-seuls-a-l-ecole-5b83bbf0cd7053fadc579da1

    5-        http://www.standaard.be/cnt/dmf20180826_03684152

    6-        https://www.dw.com/en/bavarian-judges-want-politicians-jailed-for-ignoring-anti-pollution-directives/a-45248646

     

    [divider]

    Bemerking van de redactie van socialisme.be

    De opmerking over het Gentse circulatieplan is volgens ons kort door de bocht. Eerder schreven we daarover op deze site: “Het mobiliteitsplan werd in de debatten vaak gereduceerd tot het circulatieplan, wat het verkeer in het stadscentrum drastisch beperkt. Maar het plan gaat over een volledige visie over mobiliteit voor de middellange termijn. Daarin is geen uitbreiding van het openbaar vervoer vervat. Het parkeerplan maakte parkeren niet enkel binnen de kleine ring, maar ook in de meeste volkse wijken een pak duurder. Het historisch centrum is inderdaad rustiger geworden, maar daarbuiten blijven de problemen zich opstapelen: files, tekort aan parkeerplaatsen, luchtverontreiniging, … Zolang er geen geloofwaardig alternatief wordt voorzien, zal de grote meerderheid van mensen afhankelijk blijven van de auto. Als de leefbaarheid van de hele stad en al haar inwoners voorop staat, dan moet de eerste stap een uitbreiding van het openbaar vervoer zijn.” Vandaar overigens het initiatief dat we namen voor een betoging ‘voor meer en beter openbaar vervoer’ in Gent op 23 september 2017. Jan-Pieter Everaerts liet ons weten dat hij het met onze bemerking op zijn stuk eens is.

  • Klimaatverandering: Trump geeft extra gas!

    Klimaatbetoging in Oostende. Foto: MediActivista

    Op 1 juni kondigde Donald Trump officieel aan dat de VS uit COP21, het Klimaatakkoord van de VN-Top in Parijs uit 2015, zal stappen. De beslissing hing al langer in de lucht: de Amerikaanse president stak zijn standpunt over klimaatverandering nooit onder stoelen of banken. Zo plaatste hij een beruchte klimaatscepticus aan het hoofd van het Agentschap voor de Bescherming van het Milieu dat meteen 31% van zijn middelen moest inleveren. In een poging om de steenkoolindustrie te herlanceren, stopte hij het Clean Power Plan dat als doel had om een honderdtal erg vervuilende steenkoolcentrales te sluiten.

    Door Clément (Luik) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    Een ramp in volle ontwikkeling

    De situatie van het klimaat op de planeet is nochtans alarmerender dan ooit. Het jaar 2016 was het warmste jaar ooit gemeten. De gemiddelde temperatuur lag 1,1 graad boven het pre-industriële niveau. Daarmee werd het record uit 2015 overschreden. Volgens het Amerikaanse National Climatic Data Center wijzen de gegevens van het eerste kwartaal van 2017 al op een nieuw record dit jaar. Twintig jaar na het ondertekenen van het Kyoto-akkoord dat voorzag in een vermindering van de uitstootgassen met minstens 5% in vergelijking met het niveau van 1990, blijft de opeenstapeling van koolstofdioxide zich maar versterken. Het komt op een punt dat de National Oceanic and Atmospheric Administration vaststelt dat op enkele plaatsen de hoogste concentratie van CO2 in de laatste 2 miljoen jaar wordt gemeten. (1)

    Naast de impact op de smeltende poolkappen, de toename van droogte, de hogere frequentie en kracht van natuurrampen als orkanen, … heeft de globale opwarming nog directe gevolgen op het menselijke leven. Een recente studie stelt dat er sinds 1980 doden vielen bij hittegolven in 1900 verschillende plaatsen (Moskou 2010 : 10.000 doden, Parijs 2003: 4.900 doden, …). Maar liefst 74% van de bevolking kan in de komende 80 jaar getroffen worden door potentieel dodelijke hittegolven. (2)

    Jobs versus klimaat?

    Trump rechtvaardigt zijn beslissing over het Klimaatakkoord met de stelling dat dit “jobs zal opleveren in de VS.” Hij stelt dat de ecologische regels een obstakel zijn om jobs te creëren of te behouden, onder meer in de mijnbouw die hij een nieuwe adem wil geven. Het argument dat het afschaffen van ecologische normen een positieve impact zou hebben op de economie is een leugen. De mijnsector is steeds meer geautomatiseerd waardoor deze in handen van de kapitalisten eerder jobs doet verdwijnen in plaats van bijkomen. Daarnaast houden de berekeningen van de Amerikaanse president geen rekening met de schade die aangericht wordt door de vaker voorkomende natuurrampen als gevolg van de klimaatverandering.

    Het is overigens niet zo dat de volledige Amerikaanse kapitalistische klasse blij is met het opzeggen van het klimaatakkoord. Bepaalde kapitalisten staan er positief tegenover, maar dat geldt niet voor de meerderheid van de kapitalisten. Zij vrezen een verlies aan diplomatische autoriteit voor de VS op internationaal vlak. Ze willen ook niet dat rivalen voorsprong nemen in de snelgroeiende sector van de duurzame energie. Dat  komt tot uiting in het initiatief “We are still in” waarmee zeven Amerikaanse deelstaten en tal van steden en bedrijven zich uitspraken voor het behoud van het akkoord van Parijs. De beslissing van Trump om zich uit het akkoord van Parijs terug te trekken, moet vooral gezien worden als een poging van een regering in crisis om na een reeks nederlagen de sociale basis te behouden rond het idee van “jobs naar Amerika brengen.”

    Klimaatakkoorden volstaan niet

    Het is natuurlijk een slecht signaal als de grootste producent van fossiele energie en de tweede grootste uitstoter van broeikasgassen zich uit het Klimaatakkoord terugtrekt. Met dat akkoord kwamen 200 landen overeen om de uitstoot van CO2 te beperken en om fossiele energie geleidelijk te vervangen door hernieuwbare energie.

    Maar we moeten ook wijzen op de beperkingen van de klimaatakkoorden. Sinds de Klimaattop van Rio in 1992 is de situatie enkel slechter geworden. De Klimaattop van Parijs zal die tendens niet omkeren. Het akkoord erkent de noodzaak om de opwarming tegen 2100 te beperken tot 2 graden. Dat cijfer wordt betwist omdat het niet zou volstaan. In het Klimaatakkoord wordt geen enkele beperking van de ontginning van fossiele brandstoffen voorzien (terwijl 80% van de bestaande reserves niet zouden mogen ontgonnen worden om aan de doelstellingen te geraken!). Er wordt ook geen enkel tussentijdse doelstelling voorzien om de uitstoot terug te dringen tot een nulniveau in 2050. Als kers op de taart wordt het akkoord enkel op vrijwillige basis toegepast. Het akkoord mag dan wel historisch zijn, bindend is het niet.

    De neerbuigende opstelling van Donald Trump voor een feit dat erkend wordt door 97% van de wetenschappers maar ook het gebrek aan doeltreffendheid van de akkoorden die gesloten worden door minder botte wereldleiders bevestigen dat er meer nodig is om tot radicale antwoorden op de ecologische uitdagingen te komen. Zolang de belangrijkste vervuilers, de grote bedrijven, ons productiesysteem controleren met het oog op de winsten van een kleine minderheid, zal er niets veranderen. Om te antwoorden op de kwestie van klimaatverandering moet de gemeenschap controle kunnen uitoefenen op de sleutelsectoren van de economie. Die controle veronderstelt het bezit ervan. Enkel dan is het mogelijk om over te gaan tot massale investeringen in hernieuwbare energie, onderzoek en ontwikkeling, openbaar vervoer, … als onderdeel van een rationeel geplande economie die de belangen van het klimaat en de meerderheid van de bevolking centraal stelt.

     

    • http://www.lemonde.fr/planete/article/2017/05/09/tous-les-indicateurs-du-rechauffement-climatique-sont-au-rouge_5124694_3244.html
    • http://www.independent.co.uk/environment/heatwaves-deadly-populations-faces-century-global-warming-climate-change-report-a7797721.html

     

  • [Dossier] Marxisme en ecologie

    Klimaatbetoging in Oostende. Foto: MediActivista
    Klimaatbetoging in Oostende. Foto: MediActivista

    Ten onrechte wordt vaak gezegd dat het marxisme niet bezorgd is om het milieu of nog dat marxisten enkel kijken naar economische groei als antwoord op armoede en behoeften. Dit is niet correct. Op basis van de werken van Marx en Engels, maar ook de ervaring van de eerste jaren van de Russische revolutie, brengt Per-Ake Westerlund een antwoord op deze vooroordelen.

    Er zijn twee beschuldigingen over het marxisme en ecologie die vaak terugkomen, zowel van de politieke rechterzijde als sommige groene activisten en delen van de linkerzijde. De eerste is dat Karl Marx een erg positieve kijk had op industrialisering en de natuur zag als een onbeperkte bron die kon gebruikt worden. De tweede is dat het marxisme verantwoordelijk is voor enkele van de ergste milieurampen ooit, namelijk die in de Sovjet-Unie.

    In tegenstelling tot deze beschuldigingen, is bewustzijn rond en strijd voor het milieu niet nieuw voor marxisten. Marx was een pionier in het analyseren en bekritiseren van de vernietigende effecten van de kapitalistische industrialisering op zowel de natuur als de samenleving. Zowel Marx als Engels, de auteurs van het Communistisch Manifest in 1948, bestudeerden en volgden de wetenschap op tal van domeinen.

    De kapitalistische industriële productie en de arbeidersklasse ontstonden pas in de decennia voor Marx en Engels hun analyses ontwikkelden, maar de rol ervan werd meteen begrepen door Marx die in de arbeid een sleutelelement tot ontwikkeling van de samenleving zag. De nadruk op het belang van de arbeidersklasse betekent echter niet dat het milieu genegeerd werd.

    Marx zag arbeid als een proces waaraan zowel mens als natuur deelnemen. Dit benadrukte hij in zijn ‘Kritiek op het programma van Gotha’ – het programma dat door het eerste congres van de Duitse Sociaaldemocratische Partij (SPD) in 1875 werd aangenomen. Marx gaat in op de stelling in dit programma dat “arbeid de bron van alle rijkdom en cultuur” is. “Arbeid is niet de bron van alle rijkdom. De natuur is in evenwaardige mate een bron van gebruikswaarden (die immers evengoed de materiële rijkdom uitmaken!) als de arbeid, die zelf slechts één der natuurkrachten manifesteert: de menselijke arbeidskracht”, stelde Marx. Het verkeerde idee van arbeid als enige bron van rijkdom kwam van Ferdinand Lassalle, niet van Marx.

    Marx waarschuwde voor de gevolgen van een verstoorde relatie tussen mensheid en natuur. Hij zag de vervreemding van werkenden in het kapitalistische productieproces als onderdeel van hetzelfde proces van vervreemding van de mens tegenover de natuur. Dit was in zijn tijd vooral duidelijk in de industrialisering van de landbouw.

    De arbeidersklasse was en is de eerste die de gevolgen van het kapitalisme op het milieu ondergaat. Zo vormen energiebedrijven – olie, steenkool, kernenergie – een directe bedreiging voor de werkenden in deze sectoren, maar ook voor de mensen en het leefmilieu in volledige regio’s en landen. Werkenden in deze sectoren zijn zich vaak het meeste bewust van de gevaren. De strijd om de arbeidsomstandigheden te verbeteren, is een belangrijk onderdeel van de ecologische strijd.

    De marxistische filosofie, het dialectisch materialisme, biedt bovendien een methode van analyseren waarmee de huidige klimaatcrisis kan verklaard worden. Marx en Engels toonden in het midden van de 19de eeuw reeds aan dat de samenleving en de natuur zich ontwikkelen doorheen tegenstellingen die tot kwalitatieve sprongen leiden. Klimaatonderzoekers bevestigen dit als ze waarschuwen voor keerpunten, ogenblikken waarop klimaatveranderingen onomkeerbaar worden.

    Veel van diegenen die Marx ervan beschuldigen dat hij de natuur negeerde in zijn werk, hebben zelf de werken van Marx genegeerd en zich gebaseerd op de zelfverklaarde ‘volgelingen’ van Marx in de sociaaldemocratie of onder het stalinisme. De samenlevingen die zij opbouwden en die als socialisme omschreven werden, staan helemaal haaks op wat Marx stelde over arbeidersdemocratie, de rol van de staat, maar ook op de omgang met het milieu. Marx voorspelde dat: “De natuurwetenschappen… de basis van de menselijke wetenschap worden, evenals zij reeds nu de basis van het werkelijke menselijke leven geworden zijn.” (Economische en Filosofische manuscripten, 1844)

    Marx over de natuur

    Om de marxistische benadering van ecologie en milieu te begrijpen, is een algemeen begrip van de marxistische methode nodig. Marx keek steeds naar de wereld en zijn geschiedenis in zijn totaliteit als vertrekpunt voor zijn analyses en programma. Het feit dat Marx het kapitalisme zag als een historisch progressief systeem werd door velen misbegrepen of verkeerd weergegeven. Zo schreef Michael Löwy van het Verenigd Secretariaat van de Vierde Internationaal dat Marx “een erg onkritische houding had tegenover industriële ontwikkeling en in het bijzonder tot de vernietigende effecten ervan op de natuur.” Löwy beweert ook dat “Marx geen geïntegreerd ecologisch perspectief had.” (For a Critical Marxism, Against the Current, November-December 1997).

    Eerst en vooral was het progressieve karakter dat Marx aan het kapitalisme toeschreef, tijdelijk en beperkt tot de vergelijking van het kapitalisme met het feodalisme. De belangrijkste verwezenlijking van het kapitalisme, was dat dit systeem niet alleen de basis creëerde om zichzelf te elimineren maar ook om aan de klassensamenlevingen in het algemeen een einde te maken. De arbeidersklasse die met de steun van arme boeren de macht overneemt, zou leiden tot een heerschappij door de meerderheid van de bevolking en het begin van een proces naar een totaal andere samenleving. Het perspectief van Marx werd reeds bevestigd in de Parijse Commune van 1871 toen de arbeiders twee maanden de macht in handen hadden.

    Een begrip van de rol van het kapitalisme is niet hetzelfde als dat systeem verdedigen. Meer dan wie ook begreep Marx dat het kapitalisme een systeem was gericht op het produceren van winst doorheen meerarbeid. Wetenschap en natuurkrachten werden aangepast om dit doel te dienen. De gezondheid van werkenden werd genegeerd, net zoals de effecten van de productie op de natuur. Marx waarschuwde voor de pogingen om de natuur aan te passen aan wat het kapitalisme nodig had. Sommigen stellen dat Marx de natuur zag als iets oneindig dat gratis ter beschikking stond. Maar hij stelde net dat de natuur onder het kapitalisme geen waarde had. De conclusie van Marx was dat de niet uitgebuite natuur wel degelijk waarde had, denk maar aan de lucht, de bossen en vissen.

    Marx bestudeerde vooral het niet-mechanisme materialisme van Epicurus (341-270 BCE) en de dialectiek van GWF Hegel (1770-1831), hij ontwikkelde zijn filosofie van het dialectisch materialisme. Het was een briljante visie op de wereld die perfect in die periode paste. De belangrijkste gebeurtenis van die tijd, de Franse revolutie, was het resultaat van zowel de materiële basis – de kapitalistische economie en samenleving die het feodalisme verdreven – als een bewust optreden van de revolutionaire massa’s.

    De ideeën van Marx waren het meest ontwikkeld onder alle filosofische strekkingen die met het religieuze verleden braken. In plaats van de aarde voor te stellen als iets wat nooit veranderde en als het centrum van alles, met de mensheid als centrum van de aarde, ziet het marxisme in overeenstemming met het klassieke materialisme de wereld als steeds veranderend en dus ook eindig. Het leven is een product van de aarde (de natuur) en niet van een god. De mensheid is een met de natuur, het staat er niet buiten. Marx deelde de geschiedenis niet op in een sociale en een natuurlijke geschiedenis, beiden waren onderling met elkaar verbonden. Dialectische wetten vinden een toepassing in zowel de natuur als de samenleving, hun ontwikkelingen spelen op elkaar in en beïnvloeden elkaar. Marx gebruikte de term ‘metabolisme’: een ketting van onderling met elkaar verbonden processen die een geheel vormen.

    Marx toonde aan dat de groeiende opdeling tussen stad en platteland een breuk van dit metabolisme vormde, dit werd door John Bellamy Foster in het nuttige boek ‘Marx’s Ecology’ samengevat in de term “metabolische breuk”. In het derde deel van ‘Het Kapitaal’, gepubliceerd in 1894, na de dood van Marx (1883), omschrijft Marx het kapitalisme als een breuk met de natuurwetten van het leven: “Grote landbouwbedrijven beperken de landbouwersbevolking tot een constant dalend minimum, en ze confronteren deze met een constant groeiende industriële bevolking die in grote steden leeft. Het creëert hiermee de voorwaarden die leiden tot een onherstelbare breuk in de samenhang van sociale uitwisseling zoals voorgeschreven door de natuurwetten van het leven.”

    Op basis van discussies over de degradatie van de bodem op langere termijn als gevolg van het gebruik van chemische meststoffen in de landbouw, stelde Marx dat “elke vooruitgang in kapitalistische landbouw een vooruitgang betekent in de kunst van niet alleen de werkende te beroven, maar ook de bodem: alle vooruitgang in de vruchtbaarheid van de bodem voor een bepaalde tijd, is een vooruitgang naar het vernietigen van de laatste bronnen van die vruchtbaarheid.” Hij legde uit: “Met het constant toenemend overwicht van de stedelijke bevolking, die door de kapitalistische productie in de grote centra wordt opeengehoopt, (…) vernietigt zij de stofwisseling tussen mens en aarde, dat wil zeggen de terugkeer tot de grond van de door de mensen in de vorm van voedsel en kleding verbruikte bestanddelen van de grond; hiermee vernietigt de kapitalistische productie dus de eeuwige, natuurlijke voorwaarde van duurzame vruchtbaarheid van de grond.” En nog: “De kapitalistische productie is dus alleen maar in staat de techniek en de combinatie van de maatschappelijke productieprocessen tot ontwikkeling te brengen, doordat zij gelijktijdig de bronnen van alle rijkdom ondergraaft: de grond en de arbeider.” (Kapitaal, Deel 1, 1867). In een erg vooruitziende voorspelling waarschuwde Marx dat de constante modernisering onder het kapitalisme dit “proces van vernietiging” zou versnellen.

    Engels vatte de afhankelijkheid van en de nood om van de natuur te leren als volgt samen: “Bij iedere stap worden we eraan herinnerd dat de natuur zich niet laat veroveren zoals een vreemd volk dat doet, maar dat wij, als vlees, bloed en hersenen, deel uitmaken van de natuur en midden in de natuur leven waarbij onze heerschappij enkel bestaat uit het feit dat we op andere wezens het voordeel hebben dat we de lessen van de natuur kunnen leren en correct kunnen toepassen.” (‘De rol van de arbeid in de overgang van aap naar mens’, Friedrich Engels, 1876).

    Marx over socialisme

    Marx wordt er door sommigen ook van beschuldigd dat hij geen exact plan voor een toekomstige socialistische samenleving kon voorleggen. Deze critici denken dat zijn socialisme betekende dat de arbeidersklasse de macht zou nemen, terwijl de economie, de productie en de behandeling van het milieu in essentie hetzelfde zou blijven als onder het kapitalisme. Het klopt dat Marx en Engels van mening verschilden met de utopische socialisten die gedetailleerde plannen opmaakten voor een ideale samenleving. Maar dit betekent niet dat hun werken geen beschrijving geven van de verschillen tussen kapitalisme en socialisme.

    Marx en Engels beschreven de enorme kost van de kapitalistische productie voor de werkenden, boeren, de natuur en de samenleving. Ze kwamen op voor een complete verandering van de productie, door het te vervangen met wat Marx samenwerkende productie noemde. Het anarchistische systeem van het kapitalisme zou vervangen worden door sociale controle en bezit van de productie en distributie. Dit zou vervolgens georganiseerd worden met een sociale planning.

    Wat met de voorspellingen van Marx over het socialisme als een samenleving met een toegenomen productie en een overvloed aan middelen? Zou dit niet rampzalig zijn voor het milieu? Eerst en vooral moet opgemerkt worden dat er zowel in de tijd van Marx als vandaag een dringende nood is aan degelijke levensvoorwaarden voor iedereen. Dit zal leiden tot een grotere voedselproductie en investeringen in huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs en een nog grotere verspreiding van moderne technologie. In de jaren 1800 zou de productie voor dergelijke behoeften gemakkelijk mogelijk geweest zijn als vervanging van productie van wapens, luxe, … Vandaag is dat overigens nog steeds en zelfs meer het geval, er worden enorm veel middelen verspild aan militaire uitgaven en de luxeconsumptie van de 1% rijksten.

    In zijn ‘Kritiek op het programma van Gotha’ bespreekt Marx de nood aan een evenwicht van middelen tussen individuele consumptie en de noodzakelijke toename van sociale consumptie, naast het opzij zetten van middelen voor investeringen en als sociale reserve. Dat omvat ook het evenwicht tussen arbeidstijd, die moet verkort worden, en vrije tijd. In zo’n samenleving zou iedereen werken en de mogelijkheid hebben om eigen talenten en vaardigheden te ontwikkelen, iedereen zou tijd hebben om deel te nemen aan het beheer van de samenleving.

    Een socialistische samenleving zou breken met de vervreemding en iedereen zou zich kunnen ontwikkelen zonder de beperkingen van loonarbeid en kapitaal. Het zou leiden tot een “volledige eenheid van mens en natuur – de ware herrijzenis van de natuur – het verwezenlijkte naturalisme van de mens en het verwezenlijkte humanisme van de natuur.” (Economisch en Filosofische Manuscripten, 1844). Een socialistische revolutie zou niet alleen de arbeiders en de mensheid bevrijden, maar ook de natuur. Met sociaal bezit van de grond, zou de natuur niet langer een product gericht op winst zijn.

    In het programma dat werd voorgesteld in het ‘Communistisch Manifest’ zijn er enkele eisen die belangrijk zijn voor het milieu. De eerste eis luidt als volgt: “Onteigening van het grondeigendom en aanwending van de grondrente tot staatsuitgaven.” Dit zou onder meer kunnen toegepast worden tegen gevaarlijke mijnbouwprojecten, olievelden en fracking. Het tweede deel van de eis benadrukt dat de inkomsten van de grond aan de gemeenschap moeten toekomen. De zesde eis heeft betrekking op transport: “Centralisatie van het transportwezen in handen van de staat.”

    Ook de zevende eis heeft belangrijke gevolgen voor het milieu: “Vermeerdering van de nationale fabrieken, van de productiemiddelen, ontginning en verbetering van de landerijen naar een gemeenschappelijk plan.” Een gemeenschappelijk plan op basis van gemeenschappelijk bezit in plaats van privaat bezit om de grond te verzorgen en te verbeteren. Samengevat: de richting van de samenleving veranderen, waaronder de wijze waarop deze met de natuur omgaat, is een kwestie van bezit, macht en controle.

    Bolsjewistische pioniers

    De arbeidersklasse in Rusland en naties die door de tsaar onderdrukt werden, nam in oktober 1917 de macht over. In tegenstelling tot de laster die vandaag tegen de Bolsjewieken wordt ingebracht, zorgde dit voor revolutionaire veranderingen op alle vlakken van de samenleving. Zo was de Sovjet-Unie het eerste land dat een verbod op racisme en antisemitisme oplegde, het eerste dat het recht op abortus legaliseerde, net als echtscheidingen en homoseksualiteit. De Bolsjewieken waren onder Lenin en Trotski ook pioniers op het vlak van milieu.

    Voor de revolutie was Rusland op dat vlak, net als op vele andere vlakken, een achtergebleven land. “Wetenschappers onder de dynastie van de Romanovs slaagden er niet in om ambtenaren, zakenlui of zelfs hun eigen collega’s te overtuigen van de nood aan moderne wetenschappelijke technieken om grondstoffen te beschermen zodat ze beschikbaar zouden zijn voor zowel de huidige als toekomstige generaties. De meeste projecten moesten wachten tot na de Russische revolutie omdat de tsaristische regering ze als te duur bestempelde en mogelijk ook dacht dat deze niet nodig waren.” (An Environmental History of Russia [anthology], Cambridge University Press, 2013)

    Onder leiding van de Bolsjewieken kwam de arbeidersklasse aan de macht in een land dat verwoest was door de Eerste Wereldoorlog. Het land werd militair onder vuur genomen door binnenvallende legers en ex-tsaristische generaals. Maar toch nam de regering meteen maatregelen op het vlak van het milieu. Twee dagen nadat ze de macht namen, stelden de Bolsjewieken het decreet ‘Over de grond’ op, waarmee alle bossen, mineralen en water genationaliseerd werden. Een half jaar later, in mei 1918, volgde een ander decreet, ‘Over bossen’, waarin de controle op het herbossen en de bescherming van bossen werd gecentraliseerd. Bossen werden opgedeeld in twee groepen, waarbij een groep werd beschermd van exploitatie. Dit was een belangrijke kwestie, want onder het tsarisme werden veel bossen volledig gekapt. Ook het jagen werd aan regels onderworpen en was voortaan enkel mogelijk in het daarvoor voorziene seizoen. “De Russische revolutie lag verrassend genoeg ook aan de basis van moderne oceanografie en onderzoek naar inlandse visserij.” (An Environmental History).

    Deze beslissingen werden genomen in turbulente tijden. “Tijdens de onrust van de burgeroorlog en het oorlogscommunisme, slaagde de Bolsjewistische regering er in om wetenschappers te ondersteunen. Het ging onder meer om wetenschappers die werkten op milieukwesties. Met deze steun konden wetenschappers hun ecologische activiteiten uitbreiden.” In 1920 was Lenin rechtstreeks betrokken bij de vestiging van het eerste natuurreservaat ter wereld dat door de overheid werd gefinancierd en enkel wetenschappelijke doeleinden had, het Il’menskii. Tegen 1924 waren er vier dergelijke natuurgebieden (zapovedniks). Er kwamen veel nieuwe onderzoeksinstellingen en Russische wetenschappers werden leidinggevende ecologisten. Aan de universiteit van Moskou kwamen er opleidingen over ecologie. De wetenschapper Vladimir Vernadski werd wereldbekend met het concept van de ‘noösfeer’: “een nieuwe vorm van biosfeer waarin de mens een actieve rol speelt in verandering gebaseerd op de erkenning door de mens van de verwevenheid van de natuur.” (An Environmental History)

    De revolutie gaf aanleiding tot het ontstaan van een brede waaier aan milieu-organisaties, een ontwikkeling die aangemoedigd werd door de Bolsjewieken. Het TsBK (Centraal Bureau voor Studie van traditionele kennis) telde 70.000 leden in 2.270 afdelingen. Ook VOOP (Al-Russische organisatie voor de bescherming van de natuur) was belangrijk. De activisten en wetenschappers produceerden magazines, zoals ‘Problemen van Ecologie’ en ‘Biocenologie’. Ze hielden bijeenkomsten en organiseerden lokale groepen om de interesse in wetenschap op het platteland te versterken. Leidinggevende Bolsjewieken, waaronder Nadezhda Kroepskaia, bespraken hoe ze het milieu in steden en dorpen konden verbeteren, wat leidde tot een groen stadsmodel met meer parken en groene plaatsen.

    Deze revolutionaire ideeën kwamen echter tot een abrupt einde. De sociale en politieke contrarevolutie onder het stalinisme omvatte ook een ecologische contrarevolutie. “Na de Russische revolutie kende de nieuwe ecologische wetenschap een snelle opgang tijdens de sociale onrust en de politieke experimenten van de jaren 1920. Ambtenaren, wetenschappers en ingenieurs werkten aan een ambitieus plan van elektrificatie.” Maar toen Stalin aan de macht kwam, richtte zijn zoektocht naar ‘saboteurs’ zich tegen “sommige van de meest bekwame biologen, boskundigen en specialisten inzake visserij, agronomen en ecologen.” (An Environmental History)

    Stalinisme versus de natuur

    Een aantal van de ergste milieurampen vond plaats onder stalinistisch bewind. Zo is er de vernietiging van het Aralmeer tussen Kazachstan en Oezbekistan, de kernramp in Tsjernobyl (Oekraïne) en de verwoesting van verschillende steden door vervuiling. Hoe was dit mogelijk en was er een verband met de Bolsjewieken en het socialisme?

    Het verband bestond erin dat het regime van Stalin de Bolsjewistische partij, die de revolutie van 1917 had geleid, uitmoordde en vernietigde. Dit was mogelijk op basis van nederlagen in revoluties in alle andere landen en door de situatie in Rusland: een economisch en cultureel achtergebleven land dat bovendien verwoest was door de Eerste Wereldoorlog en de burgeroorlog.

    Toen het regime van Stalin zich vestigde, had het geen andere ideologie dan ‘aan de macht blijven’. Om dit te realiseren, moest Stalin een fundamentele verworvenheid van de revolutie in stand houden, met name de genationaliseerde economie waarop de volledige stalinistische bureaucratie zich baseerde. De brutale dictatuur kon zich op deze basis valselijk voordoen als de erfgenaam van de revolutie. Maar het was geen socialisme of communisme. Stalin maakte een bocht van 180 graden over milieukwesties, net zoals hij dit op andere vlakken deed. Zijn regime gebruikte dwang om de landbouw te collectiviseren, schafte de bescherming van de zapovedniks af en herstartte projecten om volledige bossen te kappen.

    De stalinistische methode tegen elke oppositie waren brutaal: “Arrestaties, ondervragingen en martelingen om valse bekentenissen en valse getuigenissen te bekomen, samen met beschuldigingen van spionage, subversie, laster tegen de Sovjet-Unie, kwamen vaak voor bij wie zich tegen stalinistische programma’s leek te verzetten.” VOOP en TsBK werden volledig weggezuiverd. De dictatuur maakte “onafhankelijke en redelijke activiteiten bijna onmogelijk.” (An Environmental History).

    Alle onafhankelijke organisaties van werkenden en activisten werden verboden en dit opende de weg voor nieuwe milieuvernietiging. Voorheen uitstekende regelgevingen en wetten werden nooit volledig toegepast. Vervuiling en wanbeheer namen het over. De wetenschap verloor de nodige vrijheid van ideeën. Trotski maakte in de jaren 1930 het punt dat een geplande economie arbeidersdemocratie nodig heeft zoals een lichaam zuurstof nodig heeft, anders is er degeneratie en komt de geplande economie aan zijn einde. Trotski leidde een oppositie tegen Stalin en kwam op voor een politieke revolutie tegen het regime. Dat is hoe marxisten tegenover het stalinisme staan, ook op vlak van milieu.

    Het parasiterende regime van Stalin gebruikte massale arbeidskampen met politieke gevangenen om zo een snelle industriële groei mogelijk te maken. Het kamp in Vorkoeta, waar veel trotskisten gevangen zaten, werd in 1932 opgezet om steenkool te ontginnen boven de Noordpoolcirkel. Miljoenen gevangenen werden onder het toeziend oog van de geheime politie (NKVD) ingezet als slavenarbeiders in de bouw, mijnbouw en houtproductie. De meeste grote projecten onder het stalinisme kwamen er na centrale orders, zonder verschillende geografische omstandigheden in rekenschap te brengen.

    Na de Tweede Wereldoorlog richtte het stalinisme zijn aandacht niet op de enorme verwoestingen en zelfs hongersnood. Neen, de grootheidswaanzin bracht Stalin tot een grandioos ‘plan voor de omvorming van de natuur’. Het omvatte onder meer het verleggen van rivieren en het herorganiseren van bossen die industriële zones werden. De ideoloog achter het plan, Trofim Lysenko, was een charlatan die beweerde dat hij technieken voor het aanplanten van bossen had uitgevonden, maar het leidde tot verwoesting van bossen. Onder het stalinisme en Lysenko had de natuur geen waarde op zich.

    Het stalinisme bleef als systeem ook na de dood van Stalin in 1953 bestaan. Enkele jaren later werd de kernramp in Kyshtym, in de Oeral, geheim gehouden door het regime dat ondertussen geleid werd door Chroetsjov. Vervuiling, grote projecten en een totaal verbod op milieu-activisme bleven allemaal bestaan.

    De kapitalistische kritieken op het stalinisme – die meestal stalinisme en socialisme door elkaar halen om socialisme te discrediteren – hebben echter zelf weinig redenen om trots te zijn. “De westerse democratieën volgden op heeel wat vlakken hetzelfde pad van snelle ontwikkeling en uitputtend gebruik van natuurlijke rijkdommen, van vernietigde ecosystemen en laattijdige regels en wetten om toekomstige problemen te beperken. (…) In de jaren 1990 stelden veel waarnemers dat het ontmantelen van de centraal geplande economie automatisch zou leiden tot verbetering op milieuvlak. De werkelijkheid zag er echter compleet anders uit. Er waren nieuwe bedreigingen voor de duurzaamheid, onder meer door snelle uitverkoop van natuurlijke grondstoffen en een herstructurering van de economie waarbij middelen voor milieubescherming drastisch beperkt werden, zo was er de beslissing van president Poetin in 2000 om het Russische Agentschap voor Milieubescherming op te heffen.” (An Environmental History)

    Marxisme vandaag

    Het klimaat en het milieu worden vandaag door een groeiend aantal activisten opgenomen. Wereldwijd is er heel wat strijd tegen grote oliebedrijven, fracking, gevaarlijk industrieel afval, nieuwe speculatieve autowegen en mijnbouwprojecten, … maar ook tegen de lege beloften van de politici. Marxisten zijn deel van deze strijd: van het protest tegen het boorplatform van Shell in Seattle tot de strijd die de Oost-West tunnel in Melbourne heeft gestopt of nog de massale lokale bewegingen tegen goudmijnen in Griekenland en tegen fracking in Ierland.

    Het antikapitalisme kent een groeiende steun onder klimaatactivisten. Het boek van Naomi Klein – “No Time. Verander nu, voor het klimaat alles verandert” – heeft in de Engelstalige versie als ondertitel: “Kapitalisme versus het klimaat”. Ze schrijft hoe rechtse figuren uit de omgeving van de Tea Party stellen dat klimaatverandering een uitvinding van ‘communisten’ is om een geplande economie in te voeren. Op een verwrongen manier begrijpen ze dat het kapitalisme niet in staat is om deze crisis het hoofd te bieden. Het systeem is, in de woorden van Klein, in oorlog met het leven op aarde, waaronder het menselijke leven.

    De wereld is natuurlijk sterk veranderd sinds de tijd van Marx en Engels. Marx zou vandaag ongetwijfeld aandachtig de rapporten van milieuactivisten en wetenschappers volgen. De breuk in de onderling met elkaar verweven functies van de aarde waar Marx op wees, is veel groter geworden en dit proces wint nog aan snelheid. Marxisten kunnen een oplossing aanbieden. De groeiende sociale en ecologische crisissen zijn veroorzaakt door hetzelfde systeem, het kapitalisme. De strijd ertegen is dan ook onderling verbonden.

    Oliebedrijven en hun bondgenoten zullen hun macht nooit vrijwillig opgeven. De enige kracht die de milieucrisis kan oplossen is de sterkste collectieve kracht, de arbeidersklasse die een alliantie vormt met het groeiende aantal activisten dat opkomt voor het milieu, waaronder ook veel mensen van inheemse afkomst en kleine landbouwers en plattelandsbevolkingen. Crisis en strijd kennen een opgang, er is nood aan een sociale revolutie om een einde te maken aan het kapitalisme.

    De crisis van het milieu en het klimaat is heel ver ontwikkeld, het benadrukt de nood aan dringende actie. Het enige reële alternatief is een democratische en duurzame rationele planning van de grondstoffen en middelen in de wereld. Een democratisch socialistische samenleving zou de levensstandaard voor de meerderheid van de bevolking optrekken, daarbij zou het de natuur en de mensheid zien als één onderling verweven geheel.

  • Autosector in publieke handen brengen – wat we niet bezitten, kunnen we niet controleren!

    vwdarksideAls er al wetgeving is die milieuregels oplegt, zijn er altijd mogelijkheden om die regels te omzeilen. Zeker voor een sector waar miljarden in omgaan. Dat bleek erg scherp uit het schandaal van clandestiene software in dieselmotoren van Volkswagen. De software zat in 482.000 auto’s die in de VS verkocht werden en in miljoenen auto’s in Europa. In Duitsland alleen zou het om 2,8 miljoen wagens gaan. Bovendien zouden ook andere merken op grote schaal frauderen.

    De auto’s voldeden aan de uitstootnormen als ze in laboratoria getest werden, maar in werkelijkheid was er tot 40 keer zoveel uitstoot als wettelijk toegelaten. De software om de testen te misleiden, kwam van Bosch. Volgens Bild waarschuwde dat bedrijf in 2007 dat de software enkel voor interne testen mocht gebruikt worden, niet voor auto’s die op de weg zouden komen. Toch gebeurde dat. En dit is nog maar een begin. Zoals de journalist James Grimmelmann opmerkte: “De auto van de toekomst is een computer op wielen. En zodra er software is, zijn er bugs, piratenversies en het beruchte blauwe scherm [als Windows vastloopt door een systeemfout verschijnt een blauw scherm].” Eerder dit jaar was er een reclamecampagne met als slogan “Verwacht meer als je met een Volkswagen rijdt”. Blijkbaar ging dat over de uitstoot? En wat is er nog dat we niet weten?

    Topman Martin Winterkorn moest Volkswagen verlaten. De man was vorig jaar goed voor een vast loon van 1,6 miljoen euro. Hij vertrekt met een pensioenpot van maar liefst 28,57 miljoen euro. Hij moest zelf ontslag nemen, maar zou volgens de Financial Times toch in aanmerking komen voor een ontslagvergoeding van 3,2 miljoen euro. Frauderen waarbij ons milieu en dus ook onze gezondheid op het spel gezet worden, is blijkbaar een wel erg lucratieve bezigheid.

    Wellicht zal Volkswagen grote boetes opgelegd krijgen. Dan kan het concern wel wat steun gebruiken. Minister Van Overtveldt (N-VA) heeft alvast een riante bijdrage beloofd. Als de Audifabriek in Vorst vanaf 2018 een elektrische terreinwagen mag maken, komt er 100 miljoen euro van de regering. Eerder werd al 35 miljoen euro van de gewesten beloofd.

    Dat een groot bedrijf als Volkswagen op zo’n grote schaal fraude kon plegen, is opmerkelijk. De uitstoot door wagens heeft verregaande gevolgen voor onze gezondheid. De gedetailleerde informatie die er is over uitstoot en verbruik wekt de indruk dat er ernstige controles zijn. Maar blijkbaar is dit niet het geval. De autlobby is te groot en te machtig om dergelijke controles toe te laten.

    Die macht blijkt overigens ook uit de reacties op het schandaal. Enkel Zwitserland verbood de verdere verkoop van modellen waar de fraude van vastgesteld is. Elders werd gesproken over onderzoeken en werd met schadeclaims gedreigd. Dienen die sterke uitspraken enkel om ons te sussen tot het stof is gaan liggen?

    Een autosector waarin zo’n grootschalige fraude kan, is ziek. Bovendien maakt het ons ook ziek door de schadelijke gevolgen op milieuvlak. Twee maanden voor een Klimaattop in Parijs geeft dit te denken. Dat deze Klimaattop mee gesponsord wordt door grote automerken wijst erop dat we vanuit die hoek niets moeten verwachten.

    Wat we met de gemeenschap niet bezitten, kunnen we ook niet ernstig controleren. Mobiliteit, milieu en gezondheid zijn te belangrijk om private bedrijven de vrije hand te laten. Als enkel de winsten tellen, wordt niet geaarzeld om te frauderen. Dankzij de goede banden met internationale instellingen en regeringen, onder meer op basis van een uitgebreid lobbynetwerk, komen ze er nog mee weg ook. De fraude bij VW is geen morele kwestie, het is een logische ontwikkeling in een op winsten gericht systeem. Het is dan ook niet geen probleem dat tot een bedrijf in de sector beperkt is.

    Hoog tijd om daarmee te breken. Breng de volledige mobiliteitssector, dus ook de automobielbedrijven, onder publiek bezit zodat een degelijke controle mogelijk is, zodat ernstig kan geïnvesteerd worden in milieuvriendelijke alternatieven voor zowel collectieve als individuele mobiliteit (waarbij een drastische uitbreiding van het openbaar vervoer het particuliere vervoer doet afnemen).

  • Asociale beleid is ook slecht voor milieu

    systemDe regering-Michel probeert het besparingsbeleid een ecologisch tintje te geven. In naam van het milieu worden taksen op diesel opgetrokken, in naam van gezondheid ook die op tabak, alcohol en frisdrank. Niet dat de regering in milieu en gezondheid investeert. Neen, ook daarop wordt bespaard. Met de onderhandelingen over het vrijhandelsverdrag TTIP, onderhandelingen waarin de lobbyisten van de grote bedrijven meer te zeggen hebben dan verkozen vertegenwoordigers, laat staan gewone mensen, wordt de basis gelegd voor een volgende ronde van aanvallen op sociale verworvenheden en ecologische normen. Het asociale besparingsbeleid is ook rampzalig voor het milieu.

    Tax shift en ecofiscaliteit: pogingen om ons verantwoordelijk te stellen voor milieuproblemen

    De excuses van ecofiscaliteit en promotie van de gezondheid dienen met de tax shift enkel voor het rechtvaardigen van de besparingen. Zal een verhoging van de BTW op elektriciteit echt leiden tot minder energieverbruik? Energie is een basisbehoefte waarvan de particuliere consumptie amper verandert bij prijsveranderingen. De verhoging van de accijnzen op diesel gaan gepaard met een afbouw van het aanbod en prijsstijgingen bij het openbaar vervoer. Straks is enkel de fiets nog een betaalbaar vervoermiddel. Maar dan val je beter niet zonder werk waarna je verplicht bent om gelijk welke job binnen een straal van 60 kilometer te aanvaarden.

    Naast het zogenaamde ‘groene besparingsbeleid’ aarzelt de regering niet om geheime akkoorden met bedrijven als Electrabel te sluiten. Het akkoord dat uitlekte, had betrekking op het langer openhouden van Tihange 1. De grote aandeelhouders krijgen daar een enorme premie voor: 9,3% van het bedrag van de investeringen en 57 miljoen voor een ‘studie’ van Tractebel (1), dat is al een cadeau van 113 miljoen euro. De ‘nucleaire taks’ wordt beperkt tot 70% van de winst boven het rendement van 9,3%. In het geval van tekorten, zelfs indien dit boekhoudkundig georganiseerd wordt, zijn deze volledig voor de gemeenschap. Tenslotte kan de overheid in tegenstelling tot Electrabel het contract niet eenzijdig beëindigen. (2)

    • Weg met de regering van rijken die slecht is voor mens en milieu! 7 oktober: grote nationale betoging

    Nieuwe Europese aanval in voorbereiding

    De Europese Unie en de Amerikaanse regering onderhandelen in het geheim over een “Trans-Atlantisch Vrijhandels- en Investeringsverdrag”, het beruchte TTIP.

    De politieke leiders willen ons doen geloven dat wat goed is voor de winsten van de multinationals en de grote bedrijven ook goed zou zijn voor ons. Met dit verdrag kunnen sociale en ecologische regels gezien worden als hindernissen voor de vrijhandel. Een multinational die meent dat een land regels oplegt die de vrije handel belemmeren, kan naar een internationale rechtbank stappen die de staat boetes kan opleggen. Alles voor de winsten van de rijksten, ook de democratie moet ervoor wijken.

    • Stop het Europa van het kapitaal –  neen aan TTIP. 15 oktober: omsingeling van de Europese Top. 17 oktober: Europese betoging

    Hoe het asociale beleid stoppen?

    De gevestigde politici en wereldleiders tonen vooral hun hypocrisie: de 21ste Klimaattop wordt een nieuwe hoogmis van hypocrisie. De gevestigde partijen verdedigen de belangen van de superrijken en leggen ons een chaotische productie op die leidt tot enorme verspilling en die zich baseert op de uitbuiting van de werkenden en uitputting van de natuur.

    De strijd tegen het besparingsbeleid en voor de verdediging van ons milieu gaan hand in hand. Als we bijvoorbeeld opkomen voor gratis en degelijk openbaar vervoer, dan moeten we ingaan tegen de liberalisering en privatisering van de sector. Een democratische planning van de productie in de metaalsector die in handen is van de werkenden en de consumenten zou toelaten om de nodige bussen en treinen te bouwen.

    We moeten een krachtsverhouding uitbouwen om onze bedrijven zelf in handen te nemen. Een democratische controle en publiek bezit van de sleutelsectoren zijn nodig om de productie te kunnen plannen op basis van de behoeften van de meerderheid van de bevolking. Het zou de creatie van degelijke jobs mogelijk maken en tegelijk ook rekening houden met het milieu.

    • Jongeren, werkenden, uitkeringstrekkers, we moeten ons organiseren en strijden voor een democratisch socialistische maatschappijverandering

     

    [divider]

    1. “Tihange 1: le contrat secret entre l’État et Electrabel” in RTBF : http://www.rtbf.be/info/belgique/detail_tihange-1-le-contrat-secret-entre-l-etat-et-electrabel-exclusif?id=9028884
    2. Electrabel dépouille l’État belge et le citoyen” in Greenpace: http://www.greenpeace.org/belgium/fr/actualites-blogs/actualites/Electrabel-depouille-Etat-belge-et-citoyen/

     

     

     

     

  • System change, not climate change

    dls356apVan 30 november tot 15 december is er een nieuwe klimaatconferentie van de Verenigde Naties, deze keer in Parijs. Het is de 21ste conferentie van de ondertekenaars van het Klimaatverdrag (COP-21) en de 11e conferentie van de ondertekenaars van het Kyoto-protocol (CRP-11). Aan grote internationale bijeenkomsten rond dit thema heeft het dus niet ontbroken… Maar het resultaat ervan blijft wel heel beperkt. Hoe kunnen we uit de impasse geraken?

    IPCC waarschuwt: het is “vijf voor twaalf” voor het klimaat

    Deze waarschuwing van het Intergouvernementeel Panel over Klimaatverandering (IPCC) dateert ondertussen al van 2013. Deze organisatie van de VN die de risico’s van klimaatverandering onderzoekt, stelde in datzelfde jaar vast dat de CO²-concentratie voor het eerst het niveau van 400 ppm (deeljes per miljoen) had overschreden. Sindsdien werd er overigens niet veel meer vernomen van de zogenaamde klimaatsceptici die de zegden dat er geen klimaatverandering zou zijn of die de rol van menselijke activiteiten hierin ontkenden.

    Wereldwijd neemt de bezorgdheid over het klimaat en de snelle aftakeling van ons milieu toe. De Franse specialist Pierre Radanne merkt hierover op: “Die erkenning van de milieucrisis is een nieuw fenomeen in vergelijking met tien jaar geleden.” Dat de klimaatsceptici naar de achtergrond verdwenen zijn, wijst op “een wereldwijd begrip van het onderwerp.” De sensibilisering heeft dus rasse schreden vooruit gezet. Maar dat volstaat niet om tot verandering te komen.

    De verantwoordelijkheid van grote bedrijven

    Het rapport “A Climate of Secrecy” van de door Oxfam opgezette campagne “Behind the Brands” geeft aan dat de tien grootste voedingsbedrijven ter wereld, de zogenaamde Big Ten (1), samen goed zijn voor 50% meer CO²-uitstoot dan een land als België. Nog volgens Oxfam kunnen deze bedrijven hun uitstoot gemakkelijk met 80 van de 260 miljoen ton afbouwen. Dat zou evenveel effect hebben als het volledig uitschakelen van elk autoverkeer in Los Angeles, Peking, Londen en New York! De wereldwijde voedingsindustrie is goed voor een kwart van alle CO²-uitstoot en deze neemt toe omwille van het extremer wordende klimaat (vernietigende cyclonen, overstromingen, …).

    Onderzoek van Richard Heede dat eind 2013 verscheen in het wetenschappelijke magazine ‘Climate Change’ toont aan dat 63% van de totale wereldwijde koolstofuitstoot sinds het begin van de industriële revolutie (tussen 1751 en 2010) veroorzaakt werd door amper 90 bedrijven. De helft van die uitstoot kwam er na 1986. Met uitzondering van zeven cementbedrijven gaat het om energiebedrijven die steenkool, olie en gas produceren waaronder de grote spelers in die sector zoals Chevron, ExxonMobil, BP en Shell.

    Een andere samenleving is nodig!

    De verschillende kapitalistische regeringen kibbelen onder elkaar om de belangen van hun bedrijven te verdedigen. De grote bedrijven slagen erin om de hele wereld te chanteren. Dat verklaart waarom de vele klimaatconferenties sinds die in Rio in 1992 zo weinig effect hadden.

    Om tot echte verandering te komen en te vermijden dat we in de gevarenzone van een globale opwarming met twee graden celsius komen, zullen we die grote bedrijven moeten aanpakken. Onze consumptiegewoonten veranderen, zal niet volstaan. We zullen de sleutelsectoren van de economie, zoals energie of voeding, uit de dictatuur van de markten en de kapitalistische winsthonger moeten halen.

    (1)          Het gaat om Kellogg, General Mills, Coca-Cola, Danone, Mars, Nestlé, PepsiCo, Unilever, Associated British Foods en Mondelez International.

  • “No time”. Naomi Klein over kapitalisme versus het klimaat

    notimeHet nieuwe boek van Naomi Klein, “No Time. Verander nu, voor het klimaat alles verandert”, is een welkome en erg noodzakelijke bijdrage aan het debat over hoe we met de globale opwarming moeten omgaan. Klein legt niet alleen de enorme bedreiging voor de mensheid uit, maar wijst ook op de nood aan een fundamenteel andere strategie om een ramp te vermijden. In plaats daarvan moet de gelegenheid gebruikt worden om “het leven drastisch te verbeteren, de kloof tussen arm en rijk te dichten en een groot aantal degelijke jobs te creëren” en de planeet gezond te maken.

    Recensie door Bill Hopwood

    Klimaatverandering als een kans zien, komt vreemd over bij de meeste milieuactivisten. Die zijn na 30 jaar van onderhandelingen gedemoraliseerd, de uitstoot blijft immers toenemen. Sommigen vestigen daarom wanhopig illusies in gevaarlijke ideeën zoals kernenergie of geo-engineering, anderen flirten zelfs met het idee van een eco-dictatuur. Klein legt op begrijpelijke wijze uit dat er de afgelopen 30 jaar niets aan de globale opwarming is gedaan omwille van verkeerde strategieën en vooral omdat niet wordt ingegaan op de centrale oorzaak van de klimaatverandering, en vele andere problemen op de planeet, met name het kapitalisme.

    Klein stelt: “Onze economie is in staat van oorlog met vele levensvormen op aarde, waaronder het menselijke leven. We moeten onze wetten veranderen, niet de natuurwetten.”De ondertitel van de oorspronkelijke Engelse versie van het boek is “Kapitalisme versus het klimaat”. In het Nederlands is dat spijtig genoeg weg gevallen.

    Het boek stelt dat klimaatverandering enkel kan aangepakt worden door een internationale massabeweging die de roep naar degelijke jobs en openbare diensten koppelt aan het milieu. Daartoe moet deze beweging breken met de kapitalistische regels. Dit mag dan wel evident zijn voor socialisten, voor een breder publiek is daar heel wat debat voor nodig. Het leidt alleszins tot een grotere interesse in het socialistisch alternatief op de wereldwijde ecologische ramp en bijhorend menselijk lijden.

    Klein brengt sterke argumenten en goed onderbouwd bewijsmateriaal naast indrukwekkende getuigenissen. Heel wat verhalen van mensen en bijeenkomsten zijn alarmerend, inspirerend of angstaanjagend. Maar ze dragen allemaal bij aan de argumentatie van Klein.

    Het kapitalisme buit zowel de ecosystemen van de planeet als de mensen uit om winsten te maken. Bergen en bossen verdwijnen om aan de grond of de ondergrond te kunnen. Mensen worden herleid tot arbeidskracht die “brutaal ontgonnen” wordt of ze worden uit de samenleving gesloten. Regeringen hebben veel geld – triljoenen dollars – om de banken te redden maar ze hebben geen geld voor groene jobs of openbare diensten om met de gevolgen van de klimaatveranderingen om te gaan en de redenen ervoor aan te pakken.

    Het neoliberalisme heeft de schade aan het milieu en het sociale welzijn versterkt. Het heeft de macht van de samenleving en de regeringen om controle, zelfs al was het maar gedeeltelijk, op de bedrijven uit te oefenen verder aan beperkt. Energieleveranciers werden geprivatiseerd zodat sociale en ecologische kwesties minder belangrijk werden. De neoliberale ideologie houdt zowat alle politici in zijn greep waardoor er een einde wordt gemaakt aan allerhande reguleringen of vormen van controle. Akkoorden zoals NAFTA worden gebruikt om regels die het milieu en de werkgelegenheid beschermen aan de kant te schuiven.

    ‘Big Green’ in bed met grote bedrijven

    Klein wijst op de ongemakkelijke waarheid dat de steun van Al Gore en de grote milieugroepen belangrijk was om NAFTA erdoor te krijgen. Klein bekritiseert de falende strategie van heel wat grote Amerikaanse milieugroepen – Big Green genoemd door Klein- die met politici uit Washington en grote bedrijven samenwerken, waaronder bedrijven met een slechte reputatie op ecologisch vlak. Nature Conservancy, Conservation International, het Conservation Fund, WWF en het Environmental Defense Fund hebben allen banden, waaronder donaties, met grote energiebedrijven, Walmart of andere bedrijven die mee verantwoordelijk zijn voor de ecologische crisis.

    Door met de vijand naar bed te gaan, komen deze groepen doorgaans niet verder dan voorstellen die voldoende winst opleveren – zoals steun aan de handel in uitstoot, beperkte reguleringen, het doorschuiven van de verantwoordelijkheid naar de consumenten en fracking als alternatief. Het gaat in geen enkel geval om een oplossing, de problemen worden integendeel enkel groter en stellen het doorvoeren van de noodzakelijke en bestaande oplossingen uit. Veel van deze maatregelen maken de grote bedrijven enkel rijker en doen meer kwaad dan goed voor het milieu.

    Een voorbeeld dat de inefficiëntie van de internationale onderhandelingen aantoont, is het feit dat de bedrijven die fossiele brandstoffen produceren schatten dat de onontgonnen bewezen ontginbare voorraad koolwaterstoffen (KWS)  zowat 2.795 gigaton bedraagt, wat volgens hen zowat 27 triljoen dollar waard is. Dit is vijf keer de maximale hoeveelheid koolstof die volgens wetenschappers mag verbrand worden voor 2050 om de opwarming onder de 2 graden celsius te houden, de grens die door het IPPC naar voor gebracht wordt om over een ramp te spreken. Er wordt verwezen naar ExxonMobil dat er vertrouwen in heeft dat restrictieve maatregelen “erg onwaarschijnlijk” zijn en dat geen enkel deel van de reserve onbruikbaar zal zijn. De grote bedrijven baseren hun zakenplannen dus op het vergroten van hun winsten door de planeet naar de vaantjes te helpen.

    De energiesector wil de productie van fossiele brandstoffen niet beperken, maar net opvoeren. Er wordt daarbij gezocht naar gevaarlijker en ecologisch schadelijker methoden – deep sea drilling of ontginning in de diepzee (bijvoorbeeld op de Noordpool), teerzanden, fracking – Klein noemt het “extreme energie”. Rond veel van deze energiebronnen is er geen of weinig regulering.

    Het hoofdstuk over geo-engineering is angstaanjagend. Onder de ideeën die ernstig overwogen worden, vinden we het idee om ijzer in de oceanen te dumpen zodat organismen in de zee meer koolstof zouden opnemen, het plaatsen van spiegels in de lucht of op de grond om het zonlicht terug te schijnen of het bedekken van wolken. De risico’s die hiermee gepaard gaan zijn immens, maar toch worden ze door bedrijven, sommige wetenschappers en zelfs milieu-activisten ernstig overwogen. Klimaatverandering is onder meer het gevolg van meer koolstofdioxide in de atmosfeer.  Het eenvoudige antwoord daarop bestaat uit het stopzetten van de uitstoot ervan. Geo-engineering pakt het probleem niet aan, er wordt enkel een andere klimaatverandering toegevoegd in de hoop dat de globale opwarming op deze manier wordt gestopt zelfs indien er grote risico’s aan verbonden zijn.

    Dit zou de planeet blijven bedreigen omdat het vertrekt van het idee dat alles kan gemanipuleerd worden. De oplossing bestaat niet uit het manipuleren van de wereld, we moeten het sociale en economische systeem dat zorgt voor de geleidelijke vernietiging van onze enige leefbare planeet veranderen.  Maar voor de bedrijven en politici komen de winsten eerst en dus beperken ze zich tot Big Green.

    Nood aan propere, groene jobs

    Milieu-activisten stellen vaak dat we de planeet moeten redden en daarom geen tijd hebben voor sociale thema’s. Klein stelt dat het kapitalisme zowel het klimaat verandert als faalt voor een overgrote meerderheid van de bevolking op de planeet. Ze stelt dat er nood is aan een plan om beide zaken aan te pakken. Diegenen die het klimaat tegenover werkgelegenheid plaatsen, vergissen zich. Dat is een leugen van de grote bedrijven om de oppositie tegen hun bewind te verdelen. Een programma om de planeet te redden kan miljoenen degelijke jobs opleveren.

    In tegenstelling tot de 30 verloren jaren van de strategieën van Big Green, is er nood aan een massabeweging van verzet tegen de klimaatveranderingen. De opkomst van massaal verzet geeft vertrouwen in de toekomst. Milieu-activisten, arbeiders, inheemse bevolkingsgroepen en activisten die voor sociale en economische rechtvaardigheid opkomen, moeten zich verbinden om deze strijd samen te voeren en te verbreden. Echte verandering waarbij een einde wordt gemaakt aan slavernij en discriminatie om plaats te maken voor arbeidersrechten, kwam er steeds op basis van massabewegingen en niet door het lobbyen bij politici en bedrijven.

    In de strijd zijn er veel armen en arbeiders betrokken. Zij hebben nood aan jobs maar ook aan proper water, lucht en grond. Het is niet realistisch of moreel om de armen en arbeiders te vragen om de planeet op te offeren. Grote energiebedrijven kunnen met hun goedgevulde portemonnee wapperen om mijnen, oliebronnen of fracking-sites te bekomen. Arbeiders hebben nood aan propere en veilige jobs, niet aan jobs in de gevaarlijke en ongezonde energiesector. Maar als de enige andere keuze bestaat uit geen werk en honger lijden, dan aanvaarden veel mensen met de neus dicht geknepen toch de vuile jobs. Waarom werken er anders zoveel mensen in de Canadese teerzanden? De strijd voor jobs en economische rechtvaardigheid is een essentieel onderdeel in de strijd voor het klimaat. Klimaatverandering kan enkel gestopt worden met een goed programma voor werk. We moeten het kapitalisme bestrijden en er een positief alternatief op naar voor schuiven. “De enige mensen die in staat zijn om op langere termijn neen te zeggen aan vuile ontwikkeling zijn diegenen die echte, hoopgevende alternatieven zien.”

    Klein is er zich van bewust dat er grote veranderingen nodig zijn aan het politieke en economische systeem. Ze erkent de nood aan massabewegingen maar benadrukt niet dat dergelijke bewegingen onafhankelijk moeten zijn van de grote bedrijven en politici. We kunnen voor de nodige veranderingen niet rekenen op de Democratische Partij in de VS. Die spreken wel over hun bezorgdheid rond het milieu en in tegenstelling tot rechtse Republikeinen erkennen ze tenminste de realiteit van klimaatverandering. Maar het was Bill Clinton die het vrijhandelsakkoord NAFTA er door kreeg en daarmee de basis legde voor het verdwijnen van jobs en het aanbrengen van milieuschade langs beide kanten van de Rio Grande.

    Onder Obama werd gesproken over het verlagen van de uitstoot van koolstofdioxide en het verminderen van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Maar de enige ‘verwezenlijking’ van het  energiebeleid is een drastische uitbreiding van de vuile energie, waaronder fracking en deep sea drilling. De VS zal Saoedi-Arabië binnenkort inhalen als grootste olieproducent. De strijd voor groene jobs en tegen een ecologische catastrofe vereist een breuk met de Democraten en de opbouw van een nieuwe partij van de werkenden en armen, een partij van de 99%.

    In het boek verwijst Klein naar andere belangrijke progressieve veranderingen zoals de burgerrechtenbeweging, maar ze erkent dat veel van deze bewegingen zich beperkten tot het veranderen van legale rechten en niet van de economische ongelijkheid. De burgerrechtenbeweging heeft niet geleid tot degelijke jobs, goede huisvesting en onderwijs. Bewegingen die de economische macht wel veranderden, waren volgens Klein onder meer de afschaffing van de slavernij en de verworvenheden die werden afgedwongen door de grote golf van syndicalisatie van de arbeiders na de depressie van de jaren 1930 of nog de poging tot socialistisch beleid door Allende, dat op tragische wijze de kop werd ingedrukt door een militaire staatsgreep. Maar geen enkele van deze strijdbewegingen maakte een einde aan het kapitalisme.

    Het belang van de Russische revolutie

    Het ene voorbeeld van een geslaagde omverwerping van het kapitalisme en de vestiging van een nieuwe sociale en economische macht, met name de Russische Revolutie, komt in het boek van Klein niet aan bod. Het stemt nochtans het beste overeen met wat vandaag nodig is. In de eerste jaren na de revolutie was er een enorme opleving van wetenschap, onder meer op vlak van biologie en ecologie, maar ook van kunst, cultuur en mensenrechten.

    Jammer genoeg ging de revolutie gebukt onder de vernielingen van de Eerste Wereldoorlog en werd dit gevolgd door een inval door 22 kapitalistische legers die de revolutie de kop wilden indrukken. De Sovjet-Unie kende een lage graad van onderwijs en de techniek was niet zo ver ontwikkeld in het grootste deel van het land. Het isolement van de revolutie als gevolg van de nederlaag van de revolutionaire golf doorheen Europa legde de basis voor een opkomende bureaucratie. Dat proces culmineerde in de Stalins eenzijdige burgeroorlog waarin de democratie van de socialistische revolutie werd vernietigd. Dat legde de basis voor wat ook een ecologische ramp zou worden. Maar de Russische revolutie blijft het beste voorbeeld van het omverwerpen van het kapitalisme om het te vervangen door een meer democratisch en egalitaire samenleving.  In de huidige wereld met een betere verspreiding van onderwijs en techniek en meer wereldwijde banden, zou het isoleren van een revolutie in een land en de opkomst van een brutale bureaucratie erg onwaarschijnlijk zijn.

    Naomi Klein brengt een schitterende kritiek op het kapitalisme en zeker op het neoliberalisme. Maar ze is soms onduidelijk over wat ze onder kapitalisme verstaat. Is het enkel het neoliberalisme, het volledige kapitalisme of iets breder dat ze omschrijft als “extractivisme”? Laat ons duidelijk zijn: het kapitalisme, in alle vormen, is de basis voor de problemen. Klein gaat niet in op een socialistisch alternatief. Dat is nochtans de enige wijze waarop de voorstellen die ze doet kunnen gerealiseerd worden. Hoe is het anders mogelijk om tot degelijke en goedbetaalde jobs te komen, controle op de industrie en de banken, echte gemeenschapscontrole op grond en een “zorgvuldig geplande economie”? Dat kan enkel door het kapitalisme te vervangen door een systeem gebaseerd op samenwerking en gemeenschappelijk beheer van grond en grondstoffen waarbij de opbrengst onder de bevolking wordt gedeeld – een socialistische wereld.

    Misschien wil Klein niet over socialisme spreken omdat ze de marxistische kritiek op het stalinisme niet kent. Ze lijkt niet duidelijk te zijn over wat socialisme is, ze heeft het bijvoorbeeld over “autoritair socialisme” als het over de Sovjet-Unie gaat. Dit is echter een contradictio in terminis, socialisme kan niet bestaan zonder een gezonde en levendige democratie. De Sovjet-Unie onder Stalin en daarna was niet democratisch en de planning was niet gebaseerd op een begrip van het milieu of een marxistisch begrip van het onderlinge verband tussen menselijk welzijn en de natuur.

    Marx en Engels over het milieu

    Het is spijtig dat Klein het marxisme niet heeft bestudeerd, zowel met betrekking tot de Sovjet-Unie als met betrekking tot het milieu. Ze verwijst slechts één keer naar Marx die het heeft over de “onherstelbare breuk” van het kapitalisme met “de natuurwetten van het leven zelf”. Marx en Engels hebben veel geschreven over het milieu. Een van de basiselementen daarbij was dat mensen deel zijn en afhankelijk zijn van de natuur:

    “Bij iedere stap worden we eraan herinnerd dat de natuur zich niet laat veroveren zoals een vreemd volk dat doet, maar dat wij, als vlees, bloed en hersenen, deel uitmaken van de natuur en midden in de natuur leven waarbij onze heerschappij enkel bestaat uit het feit dat we op andere wezens het voordeel hebben dat we de lessen van de natuur kunnen leren en correct kunnen toepassen.” (Engels, De rol van de arbeid in de overgang van aap naar mens, 1876).

    Klein maakt een gelijkaardig punt maar zonder het inzicht van het marxisme. Ze stelt: “Niet extractief leven betekent niet dat extractie niet gebeurt: alle levende dingen moeten van de natuur nemen om te overleven. Maar het betekent het einde van het extractivistische uitgangspunt – van het nemen zonder zorgen, van het behandelen van grond en mensen als uitputbare grondstoffen in plaats van als complexe entiteiten met het recht op een waardig bestaan op basis van hernieuwing en regeneratie.”

    Zo schrijft Klein over de nood om de bodemvruchtbaarheid te beschermen. Meer dan 150 jaar geleden schreef Marx al hoe het kapitalisme de grond uitput en dat het antwoord hierop toekomstige en grotere problemen.

    “Iedere vooruitgang in het vergroten van de vruchtbaarheid van de grond voor een bepaalde periode, is tevens een vooruitgang in het vernietigen van de blijvende bronnen van deze vruchtbaarheid. (…) De kapitalistische productie is dus alleen maar in staat de techniek en de combinatie van de maatschappelijke productieprocessen tot ontwikkeling te brengen, doordat zij gelijktijdig de bronnen van alle rijkdom ondergraaft: de grond en de arbeider.”(Marx, Kapitaal deel I, 1867)

    Een probleem beantwoorden met een andere technologische aanpassing in plaats van de oorzaak van het probleem aan te pakken, zit ingebouwd in het kapitalisme. Of het nu gaat om meststoffen om de vruchtbaarheid van grond te vergroten of geo-engineering van het klimaat (wellicht de engste ‘oplossing’), het blijft gaan om misbruik van wetenschap en technologie waarbij mensen zich opwerpen als diegenen die de natuur veroveren. Dat is net waarom het kapitalisme niet in staat is om met klimaatveranderingen om te gaan.

    De terughoudendheid om het alternatief op het kapitalisme te benoemen, verzwakt het boek en de beweging om dat alternatief op te bouwen. Om het kapitalisme omver te werpen, is er nood aan een wereldwijde massabeweging die begrijpt tegenover welke vijand ze staat en wat ze in de plaats wil, een socialistische samenleving met respect voor de aarde, de biodiversiteit en de mensheid.

    Als de mensheid wordt bevrijd uit de dodencel van het kapitalisme, dan kan alle kennis en verbeelding van de mensheid, de geaccumuleerde middelen en grondstoffen van eeuwenlang werken, de enorme energie van de zon, de vruchtbaarheid en diversiteit van het leven allemaal een plaats vinden in een wereld van volledige menselijke ontwikkeling in harmonie met een gezonde planeet.

     

    [box type=”shadow” align=”aligncenter” width=”100%” ]

    kshamanaomi

    => Video van een debat in New York met onder meer Naomi Klein en Kshama Sawant van Socialist Alternative[/box]

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop