Your cart is currently empty!
Tag: ecologie
-
COP26: vernietig het kapitalisme voor het de planeet vernietigt!

Van 31 oktober tot 12 november wordt in Glasgow de klimaattop COP26 gehouden. Vertegenwoordigers van de VN-lidstaten komen er bijeen om oplossingen te vinden voor de ongekende uitdaging van de klimaatveranderingen. Sinds de klimaattop van Rio in 1992 is er echter geen afdoende resultaat geboekt. Zal het nu anders zijn?
door Arno (Luik) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Klimaatverandering is er al, dat weten we. De COP21 in 2015, die aanleiding gaf tot de akkoorden van Parijs, stelde het optimistische doel om de globale opwarming tegen het einde van de eeuw te beperken tot 1,5 graden Celsius boven het pré-industriële gemiddelde. De Wereld Meteorologische Organisatie stelt dat er 40% kans is dat deze stijging met 1,5 graden al overschreden wordt in 2025… Volgens het laatste IPCC-rapport zou een stijging met 1,5 graden “ernstige gevolgen hebben, eeuwenlang, en soms onomkeerbaar.”
Wij zijn gewend geraakt aan hittegolven elk jaar, en deze tendens zal waarschijnlijk versnellen. De gevolgen zijn niet alleen ongemak, maar ook de dood. In België heeft de hittegolf in augustus 2020 meer sterfgevallen onder ouderen veroorzaakt dan Covid19 in dezelfde maand: Sciensano had het over een oversterfte van 1.460. Naarmate droge en hete gebieden meer onder invloed van de opwarming van de aarde komen te staan, neemt het risico op branden aanzienlijk toe, zoals vorig jaar in Australië en Californië het geval was. Het resultaat: 18,6 miljoen hectare bos verbrand in Australië, honderdduizenden mensen in California verloren hun huis zonder vergoeding door hun verzekeringsmaatschappijen.
Klimaatverandering gaat niet alleen over opwarming, het gaat ook over diverse vormen van extreem weer. Zo dreigt de landbouw de komende jaren te lijden onder een opeenvolging van droogteperioden en vorst. Als de globale temperatuurstijging beperkt blijft tot 2 graden, zullen tegen 2050 maar liefst 80 miljoen mensen meer kwetsbaar zijn voor hongersnood. Droge gebieden zullen verder uitdrogen, terwijl elders overstromingen dreigen. Het risico op extreme weersomstandigheden neemt toe, ook bij ons. Denk maar aan de mini-tornado in Beauraing vlak voor de zomer.
De COP21 stelde als doel om een stijging van de globale temperatuur met 1,5 graden niet voor het einde van de eeuw te bereiken. Het is echter waarschijnlijk dat we de komende jaren al over deze grens gaan. De G7-top die vorig jaar afgelast was, vond dit jaar plaats in Groot-Brittannië. Covid-19 en de klimaatveranderingen waren de centrale thema’s. Achter de schijnbare bezorgdheid om het milieu schuilt een beleid dat de planeet op koers houdt voor een klimaatramp. Alles samen trekken de stimuluspakketten 42 miljard dollar meer uit voor fossiele brandstoffen dan voor schone energie.
Als de regeringen niets doen, wat kan er dan wel gebeuren?
Individuele gedragsverandering volstaat niet. Het is het kapitalistische systeem dat schuldig is. Door de kapitalistische klasse het eigendomsrecht te verlenen over de natuur, d.w.z. het recht om haar te gebruiken en te misbruiken, en door de kapitalisten met elkaar te laten wedijveren op basis van hun kortetermijnwinst, stimuleert het systeem alle mechanismen die leiden tot productiekeuzes die onverenigbaar zijn met de instandhouding van het evenwicht van de ecosystemen waarvan wij afhankelijk zijn om als soort te overleven.
De enige manier om een alomvattend antwoord op deze crisis te bieden, is door verder te gaan dan dit kapitalistische systeem, door de sleutelsectoren van de economie te nationaliseren onder de democratische controle en het beheer van de werkende klasse. Op die manier kunnen we de economie plannen volgens onze behoeften, inclusief onze ecologische behoeften, en niet volgens de winstzucht van enkelen. Zo kunnen we de opwarming van de aarde zoveel mogelijk beperken. We zullen ons echter ook moeten aanpassen aan onomkeerbare veranderingen door kwalitatief goede en toegankelijke openbare diensten te ontwikkelen. Zo moet er opnieuw massaal in de brandweer geïnvesteerd worden alsook in betaalbare huisvesting die aangepast is aan de extreme weersomstandigheden die waarschijnlijk steeds meer zullen voorkomen.
Het klimaatprotest van de afgelopen jaren toonde dat jongeren erg bezorgd zijn om het milieu. Ze vrezen de gevolgen van de opwarming van de aarde voor hun toekomst. Het klimaatprotest heeft geleden onder een gebrek aan politieke duidelijkheid en bijhorende structurering van de beweging. Dat neemt echter niet weg dat het ongenoegen nog steeds springlevend is. Socialisten nemen deel aan het klimaatprotest en verdedigen een programma van system change gekoppeld aan voorstellen voor een democratische organisatie van de beweging. We doen dit wereldwijd. In november zullen LSP-militanten samen met andere leden van International Socialist Alternative deelnemen aan de protestacties rond de COP26 in Glasgow. Klimaatveranderingen vinden wereldwijd plaats, de kapitalistische klasse is internationaal verantwoordelijk. Er is nood aan een internationaal antwoord van de werkende klasse en de jongeren!
-
Waarom elektrische wagens niet de mirakeloplossing voor de klimaatramp zijn

Elektrische voertuigen zijn hot nieuws. In 2020 steeg de wereldwijde verkoop met 43% in vergelijking met het jaar voordien. Autoproducenten en overheden omarmen de nieuwe markten voor elektrische wagens en zien hierin één van de belangrijkste oplossingen voor klimaatverandering.
Door Davis Hay (Socialist Alternative – ISA in Canada)
Wereldwijd kondigen regeringen steun aan voor de overschakeling naar elektrische voertuigen. De door Biden voorgestelde infrastructuuruitgaven omvatten174 miljard dollar om de overgang te stimuleren. Canada heeft meer dan 1 miljard dollar steun aangekondigd voor de productie en verkoop. En er komt nog meer steun. Europese landen doen hetzelfde. Er wordt deels verwezen naar het milieu, maar de automobielsector is tevens een belangrijke werkgever. Regeringen willen de groeiende markt van elektrische voertuigen niet verliezen aan concurrerende landen.
Fabrikanten kondigden grote veranderingen aan. General Motors verklaarde dat het tegen 2035 zal stoppen met het maken van voertuigen op gas, Volvo tegen 2030 en Volkswagen tegen 2026. Anderen kwamen met gelijkaardige voorstellen. Ze zien een toekomst in elektrische voertuigen voor een sector die anders in verval dreigt te geraken. Deze bedrijven zijn niet zozeer bezorgd om het milieu, hun personeel of de gemeenschap. Het zijn de winsten en dividenden die tellen.
De Canadese provincie British Columbia kent momenteel de hoogste verkoop van elektrische voertuigen per hoofd van de bevolking in Noord-Amerika. De provincie geeft grote kortingen om de aankoop aan te moedigen: tot 8.000 dollar op de aankoop, tot 350 dollar voor een thuislader en tot 2000 dollar voor een laadstation voor werkplekken en appartementen. Dat is een behoorlijke stimulans om de overstap te maken. Het maakt deel uit van het plan van de regering om te voldoen aan de Zero-Emission Vehicle Act, die voorschrijft dat alle nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in de provincie tegen 2040 emissievrij moeten zijn. Elektrische voertuigen zijn echter nog duur en het zal jaren duren vooraleer er een betekenisvolle markt van tweedehandswagens zal ontstaan. Gewone werkenden zullen zich niet snel elektrische voertuigen kunnen permitteren.
Het terugdringen van koolstofuitstoot en het matigen van de klimaatverandering zijn bijzonder belangrijk. Er is een wereldwijde klimaatnoodsituatie. Auto’s en vrachtwagens zijn verantwoordelijk voor 19,9% van de uitstoot van broeikasgassen in Canada. Elektrische wagens zijn echter een bijzonder dure manier om de klimaatramp aan te pakken. Veel automobilisten zullen zich die niet zomaar kunnen veroorloven, zodat het twijfelachtig is of dit zal zorgen voor een voldoende grote verandering om de emissiedoelstellingen te halen. Belangrijker is de uitstoot van de superrijken. De 1% rijksten zijn volgens Oxfam verantwoordelijk voor een uitstoot die dubbel zoveel bedraagt als die van de armste helft van de mensheid.
Bovendien zijn elektrische wagens niet koolstofneutraal. Bij de productie ervan en de accu’s wordt aanzienlijk meer energie gebruikt en komt meer koolstofdioxide vrij dan bij de productie van conventionele wagens. Veel hangt af van de wijze waarop de elektriciteit voor de fabricage wordt geproduceerd: komt die van steenkool of van hernieuwbare energie? Bij elke kilowattuur opslagcapaciteit van een batterij voor een elektrische wagen komt 150 tot 200 kilogram koolstofdioxide vrij. Alles bij elkaar resulteert de productie van een elektrische auto in de uitstoot van tot 17,5 ton koolstofdioxide. Gezien de neiging van de superrijken om een vloot luxewagens te kopen, zal zelfs wanneer elk voertuig uiteindelijk elektrisch is, nog steeds een enorme hoeveelheid koolstof onnodig worden uitgestoten.
Elektrische voertuigen zullen ook vervuiling door banden blijven voortbrengen. Banden zijn de op een na grootste bron van microplastics in de oceanen en elders in de wereld.
Voor wie het zich kan veroorloven en voor wie een nieuw voertuig nodig heeft, zijn elektrische voertuigen natuurlijk de voor de hand liggende keuze. De CO2-uitstoot tijdens de levensduur van een elektrisch voertuig is lager dan die van een voertuig met verbrandingsmotor. Maar de markt voor elektrische voertuigen is niet in staat om de koolstofuitstoot op de nodige schaal aan te pakken, en het zal veel te lang duren voor de meeste bestuurders zich elektrische voertuigen kunnen veroorloven.
De menselijke kosten van elektrische voertuigen
Er is niet alleen de hoge kostprijs die gewone werkenden afschrikt. Voor de fabricage van batterijen en de daaraan gerelateerde mijnbouw is er extreme uitbuiting van werkenden, inclusief kinderen. Ongeveer 100.000 kobaltmijnwerkers in Congo zijn afhankelijk van handgereedschap bij het graven op honderden meters onder de grond. Het werk is uiterst gevaarlijk, er vallen regelmatig doden en gewonden, en de vergoeding voor de arbeid is gering (stukloon levert op een goede dag 2 tot 3 dollar op). Negentig procent van China’s kobalt wordt in Congo gedolven. De grondstof gaat van deze mijnen naar Chinese bedrijven die verantwoordelijk zijn voor de productie van enorme hoeveelheden kobalt voor ‘s werelds batterijproducenten. De mijnen veroorzaken enorme vervuiling in de regio, wat leidt tot geboorteafwijkingen en ziekte. Er zijn enkele beginnende pogingen om deze mijnwerkers te organiseren.
Een ander belangrijk onderdeel van de batterijen is lithium. Mijnbouwbedrijven van over de hele wereld zijn naar de Atacama-landen in Chili getrokken om het mineraal te winnen. De inheemse Atacama-bevolking krijgt er bijna niets voor terug. Het Canadees-Chileens bedrijf Minera Exar zal jaarlijks 250 miljoen dollar uit deze regio halen, terwijl de Atacama-gemeenschappen jaarlijks slechts tussen de 9.000 en 60.000 dollar per inwoner ontvangen. Aangezien lithiumfabrieken grote hoeveelheden water nodig hebben, is de dreiging van besmetting en tekorten in de uitzonderlijk droge regio een ernstige zorg voor deze gemeenschappen.
In Noord-Amerika eist de vakbond United Auto Workers dat General Motors de volledige vakbondslonen betaalt in de batterijfabrieken. Het bedrijf is momenteel van plan om de arbeiders in hun nieuwe accufabrieken op een lagere loonschaal te zetten. De komende tien jaar dreigt de vakbond een aanzienlijk aantal leden te verliezen naarmate oude fabrieken worden vervangen door nieuwe productielijnen voor batterijen en elektrische voertuigen waarbij er minder arbeiders nodig zijn. Nieuwe fabrieken zullen nieuwe syndicale inspanningen vergen om de beste militante tradities ingang te doen vinden.
Om een einde te maken aan uitbuiting zullen al deze gevechten verbonden moeten worden onder de vlag van internationale solidariteit van de arbeidersklasse tegen de kapitalistische productiewijze. Om de uitbuiting te beperken zouden de georganiseerde arbeiders van de batterijfabriek in eerste instantie eisen kunnen stellen omtrent de herkomst van de materialen, en als die eisen niet worden ingewilligd, weigeren te werken met materialen die door extreme uitbuiting zijn geleverd. Georganiseerde arbeiders op andere punten in de toeleveringsketen zouden hetzelfde kunnen doen. Congolese mijnwerkers en inheemse gemeenschappen in Chili en Argentinië zullen zich moeten organiseren en eisen stellen voor sociale eigendom en democratische controle van de grondstoffen.
Er is geen reden om toe te staan dat de kapitalistische klasse onnoemelijke rijkdommen blijft onttrekken aan deze regio’s en aan arbeiders over de hele wereld. Een georganiseerde arbeidersklasse heeft de macht om afschuwelijke uitbuiting te stoppen door het werk plat te leggen en de nationalisatie onder arbeiderscontrole en -bezit van de hele sector te eisen. Internationale solidariteit is cruciaal voor succes: wie aan één van ons raakt, treft ons allen!
Nood aan ecologische transitie
Een volledige evaluatie van de menselijke en milieukosten van een massale wereldwijde productie van elektrische voertuigen – die nog in de kinderschoenen staat – toont aan dat dit niet de revolutionaire oplossing is voor de klimaatverandering die we nodig hebben. Het effect zal te klein zijn en te traag verlopen om deze crisis aan te pakken. De hoeveelheid leed die de wereldwijde kapitalistische heersende klasse zal toebrengen aan inheemse, arme en werkende mensen is te groot en zal alleen maar groter worden naarmate de markt groeit. De meest effectieve manier om het koolstofprobleem in de transportsector aan te pakken zou zijn om snel massale transportsystemen te bouwen zoals we nog nooit gezien hebben, om de nood aan miljoenen voertuigen te vervangen: transport dat snel en toegankelijk is, en steden met elkaar verbindt.
Er is nog een probleem met elektrische voertuigen: ze zetten de op auto’s gebaseerde infrastructuur van snelwegen, wildgroei en drukke stadswegen voort. Auto’s gebruiken ten minste 30% van de stedelijke oppervlakte, en in sommige steden zelfs veel meer. Deze oppervlakte kan beter worden gebruikt voor parken, stadsboerderijen en woningen. Dit zou leiden tot gezondere buurten die minder auto-afhankelijk zijn. Veel stedelijke en plattelandsgemeenschappen zijn ontworpen voor auto’s, waardoor mensen gedwongen worden de auto te gebruiken om zich te verplaatsen. Een verschuiving in het gebruik van de oppervlakte, samen met een kwalitatief goed openbaar vervoer, kan deze schadelijke cyclus doorbreken.
Een groene economie zal elektrische voertuigen vereisen, aangezien het openbaar vervoer niet in alle vervoersbehoeften kan voorzien. Na decennia van neoliberale aanvallen en besparingen is het tijd om gemeenschappen, steden en gemeenten opnieuw te ontwerpen op basis van leefbare buurten met een breed scala aan lokale jobs, groene ruimten, voorzieningen en geavanceerde vervoerssystemen.
De miljarden dollars die nu naar elektrische voertuigen gaan, kunnen beter worden besteed aan stads- en plattelandsvervoer en aan de ontwikkeling van hogesnelheidstreinen voor passagiers en vracht. Elektrische voertuigen zijn niet voldoende om de klimaatramp aan te pakken, en het is vooral een markt die de kapitalistische klasse nodig heeft om winst te blijven maken. Het is tijd om massaal openbaar vervoer de primaire vorm van transport te maken over de hele wereld.
Wij zeggen:
- Internationale solidariteit van de arbeidersklasse tegen extreme uitbuiting van mensen en land: het organiseren van arbeiders in de toeleveringsketen van batterijen, het stellen van eisen en het voeren van directe actie tegen de aankoop van materialen die het resultaat zijn van extreme uitbuiting.
- De toeleveringsketen van batterijen en de auto-industrie in democratische publieke eigendom brengen.
- Belast de rijken om snel openbaar vervoer aan te leggen en te verbeteren – bouw echte alternatieven voor persoonlijke voertuigen.
- Investeer in openbaar vervoer om een uitgebreid, goedkoop (of gratis!), snel en toegankelijk openbaar vervoer aan te bieden. Hoogwaardig goederenvervoer en snelle intercity’s.
- Creëer leefbare jobs voor alle werklozen en onderbetaalden door een massaal programma van openbare werken om massatransport, hernieuwbare energie en energiebesparing, gezondheidszorg, onderwijs en betaalbare huisvesting te ontwikkelen.
-
Nog maar pas verkozen, verraadt Joe Biden de milieuactivisten die hem steunden…

Tijdens zijn campagne beloofde de Democraat Joe Biden de onmiddellijke terugkeer van de Verenigde Staten naar het Akkoord van Parijs, samen met een klimaatplan. Na de jaren onder Trump, een groot voorstander van fossiele brandstoffen en verantwoordelijk voor besparingen op het Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA), kan men begrijpen dat velen een zucht van verlichting slaken.
“De historische overwinning van Joe Biden is de eerste stap om een klimaatcatastrofe te voorkomen”, verklaarde Greenpeace-topvrouw Jennifer Morgan op Twitter. Ze hoopt dat hij een “kampioen” van het milieu zal zijn. Tijdens zijn campagne heeft Biden een plan van 1,7 biljoen dollar toegezegd om te vechten voor koolstofneutraliteit tegen 2035. Hij verklaarde dat het milieu één van zijn topprioriteiten is.
Zeg me wie je vrienden zijn en ik vertel je wie je bent
Men moet uiteraard voorzichtig zijn met verkiezingsbeloften in een jaar waarin honderdduizenden mensen geëvacueerd werden en tienduizenden hun huizen verloren door branden en overstromingen. Het thema van de klimaatverandering zette zichzelf met de nodige kracht in het verkiezingsdebat.
Reeds tijdens de verkiezingscampagne benadrukten activisten dat het onmogelijkheid is om koolstofneutraliteit te bereiken zonder fracking aan te pakken. Dat is een methode om olie en gas uit de ondergrond te halen door vloeistoffen onder hoge druk te injecteren. Biden weigert om een einde te maken aan deze zeer controversiële technologie die goed is voor maar liefst 35% van de Amerikaanse energieproductie.
In een televisiedebat met Donald Trump zei Biden dat hij voorstander was van een “overgang” van de olie-industrie naar hernieuwbare energie, waarna hij zichzelf meteen corrigeerde en zei dat hij ervoor zou zorgen dat er geen overheidsmiddelen meer naar de olie-industrie vloeien. “We gaan ons niet ontdoen van fossiele brandstoffen. We gaan ons ontdoen van de subsidies voor fossiele brandstoffen,” preciseerde hij. Het tegenovergestelde zeggen, zou betekenen dat Biden moet ingaan tegen mensen als Andrew Goldman, medeoprichter van de aardgasproducent Western LNG, die verschillende fondsenwervingsevenementen voor de Democratische kandidaat organiseerde.
Ook zorgwekkend is dat een van de eerste aanstellingen in zijn administratie het parlementslid Cédric Richmond is, die als verbindingspersoon tussen het Witte Huis en de klimaatbeweging zal fungeren. In zijn 10 jaar in het parlement heeft Richmond ongeveer 341.000 dollar ontvangen van donoren in de olie- en gasindustrie. Het is ook bekend dat Richmond meerdere malen tegen zijn eigen partij inging bij stemmingen over klimaat en milieu. Hij stemde met de Republikeinen om de export van fossiele brandstoffen te verhogen en de ontwikkeling van pijpleidingen te bevorderen, verzette zich tegen de Democratische wetgeving om de vervuiling door fracking (een beetje) te beperken …
De benoeming voelt aan als verraad voor activisten als Varshini Prakash, directeur van de milieubeweging Sunrise Movement een deel van de politieke werkgroep van Biden tijdens de kiescampagne. Hij zei dat de benoeming “een belediging is voor de jongeren die de overwinning van de president mogelijk maakten.”
Ecologie, slecht voor de werkgelegenheid?
De Verenigde Staten zijn de grootste producent van olie en gas ter wereld. In deze sector werken 10 miljoen mensen. Trump aarzelde niet om in te spelen op de angst voor jobverlies als gevolg van een groene transitie om zo de stemmen van werkenden aan te trekken. Biden had daar geen antwoord op… Maar voor elke baan die verloren gaat in fossiele brandstoffen, zou een echte groene transitie nochtans minstens 10 banen opleveren.
De klimaatcatastrofe komt niet, die is er al. Als de koolstofuitstoot blijft stijgen zoals nu, zullen over 30 jaar elk jaar een half miljoen Amerikaanse huizen onder water komen te staan. Tegen 2070 zullen 28 miljoen mensen worden getroffen door megabranden ter grootte van Manhattan.
De brandweer, hulpdiensten en de natuurbeschermingsdiensten hebben dringend behoefte aan een massale injectie van personeel en middelen. Om een antwoord te bieden op de huisvestingscrisis in de Verenigde Staten en om ervoor te zorgen dat de infrastructuur bestand is tegen de extreme weersomstandigheden die helaas de norm worden, is een grootschalig openbaar bouw- en renovatieprogramma nodig. Op deze manier zouden miljoenen groene, maatschappelijk nodige en goed betaalde banen kunnen worden gecreëerd. De omscholing van werknemers in vervuilende bedrijven is geen probleem.
Maar je kunt niet controleren wat je niet bezit. Een echt klimaatplan zal gebaseerd moeten zijn op de onteigening van multinationale oliemaatschappijen om te voorkomen dat ze schade aanrichten en om hun middelen te gebruiken voor het herstel van de schade die ze hebben aangericht. De enige uitweg die ons in staat stelt om uit de hel op aarde te ontsnappen is socialistische ecologische planning.
-
Recensie. De terugkeer van de natuur
Recensie van “The return of nature” geschreven door John Bellamy Foster, uitgegeven door Monthly Review Press (2020)
John Bellamy Foster’s baanbrekende boek uit 2000 over de ecologie van Marx toonde aan dat het marxisme zich vanaf het begin bezighield met ecologische vraagstukken. Het langverwachte vervolg, “The return of nature: socialism and ecology”, ontwikkelt deze ideeën vanaf de dood van Marx en Darwin tot de jaren ’60, waarbij een continue rode draad van het dialectische denken over het milieu naar voren wordt gebracht. Het is een nauwgezette studie van de gezamenlijke evolutie van socialisme en ecologie, waarbij een enorme rijkdom aan bronnen wordt aangehaald, zoals de bijdragen van Engels, de linkse Darwinist Ray Lankester, en de romantische marxist William Morris.Recensie door Keishia Taylor (Socialist Party – ISA in Ierland)
Een groot deel van de 19e eeuwse wetenschap vierde de overheersing van de mens over de natuur. Engels legde uit dat de scheiding tussen mens en natuur niet onvermijdelijk of permanent was, maar een direct gevolg van het ontstaan van privé-eigendom, aangezien de plundering van de aarde het fundament van het economische systeem was. Nochtans is de menselijke samenleving een onderdeel van en ontstaan uit de natuur, terwijl zij tegelijkertijd handelt op basis van de natuur; de mensheid creëert en werkt volgens haar eigen wetten, maar is nog steeds onderworpen aan de natuurwetten van de fysica. Er is geen absolute tegenstelling tussen de natuur en de maatschappij; met een dialectisch materialistische benadering is het mogelijk om de veranderende en tegenstrijdige aard van het bestaan in de wereld te verklaren.
In Anti-Duhring schreef Engels: “De natuur is het bewijs van de dialectiek, en voor de moderne wetenschap moet worden gezegd dat zij dit bewijs heeft geleverd met zeer rijke materialen die met de dag toenemen.” De Darwinistische evolutie was een baanbrekend voorbeeld, maar Engels wees er ook op dat de zogenaamde constanten van de natuurkunde vaak de punten zijn waarop een kwantitatieve verandering kwalitatieve verandering wordt, zoals de vries- en kookpunten van water. Een ander voorbeeld is de omzetting van koolwaterstoffen in afzonderlijke verbindingen door de keten van koolstofatomen te verlengen of te verkorten.
Voor Marx en Engels waren de materialistische opvatting van de natuur en de materialistische opvatting van de geschiedenis onlosmakelijk met elkaar verbonden, net zoals de vervreemding van de natuur en de vervreemding van de arbeid. William Morris breidde het begrip vervreemding uit met het argument dat de kapitalistische productie en arbeidsverdeling een diepe ontkoppeling van de arbeidersklasse van hun werk, zichzelf, de natuurlijke wereld en het behoren tot een breder ecologisch geheel veroorzaakten. Als romantisch socialist schreef hij dat kunst het plezier, de vrijheid en de individualiteit van de arbeider is in zijn dagelijks noodzakelijke werk, iets wat door het kapitalisme wordt verpletterd.
Foster documenteert de brutale voorwaarden die aan de arbeidersklasse worden opgelegd, te beginnen met Engels boek: “De toestand van de arbeidersklasse in Engeland” geschreven in 1845. In industriesteden leefden en werkten de arbeiders in vuiligheid en ellende, met een gebrek aan sanitaire voorzieningen of gezondheidszorg, lucht- en watervervuiling, slechte voeding en voedselvergiftigingen, met een constant risico op werkongevallen en uiteindelijk vroegtijdige dood. Engels omschreef vroegtijdig overlijden van arbeiders als gevolg van hun omgeving en omstandigheden als ‘sociale moord’ door toedoen van de kapitalisten.
Morris schreef over de inherente verspilling van het kapitalisme, onder meer over de doelloze goederen die worden geproduceerd voor de rijken, de sociaal onnodige arbeid die wordt verricht, de ellende en verspilde levens van de arbeiders, de zinloze bureaucratie en de vernietiging van het milieu. Hij was een van de velen die kritiek hadden op de roofzuchtige vernietiging van de bossen, de uitputting van de voedingsstoffen in de bodem, de plundering van de zeeën en de vervuiling van de lucht en de rivieren met rook en rioolwater, veroorzaakt door het industriële kapitalisme. Sommigen waarschuwden voor de omvang van de menselijke inmenging in de complexe ecologische systemen, die het metabolisme van de natuur uit balans bracht met onbekende gevolgen. Deze socialisten verwierpen de Malthusiaanse benadering die de verantwoordelijkheid toeschrijft aan overbevolking. Ze leggen de schuld terecht bij het kapitalistische streven naar expansie en winst, in plaats van de mensheid als geheel.
Aan het eind van de 19e eeuw benadrukte Lankester dat de mensheid op het randje van een ecologische afgrond liep, maar we zijn ondertussen al ver op weg naar een totale ramp. In een maatschappij die gedomineerd wordt door winstbejag op korte termijn, kapitalistische expansie en met de macht die geconcentreerd is bij een steeds kleinere groep kapitalisten, kunnen wetenschap, technologie en productie gevaarlijke resultaten opleveren. Het kapitalisme is niet in staat een evenwicht te vinden tussen de behoeften van de winst en de werkelijke behoeften van de samenleving als geheel. Dat is gewoon niet mogelijk.
De opwarming van de atmosfeer, de vernietiging van de bossen in de wereld door agro-industrie en branden, het enorme verlies van habitats en biodiversiteit, extreme weersomstandigheden en de vervuiling van de watersystemen met microplastics; deze realiteiten worden al decennialang genegeerd of ontkend door kapitalistische instellingen. Vandaag is het wereldkapitalisme kwetsbaar en wordt het geconfronteerd met allerlei crises – pandemie, economische depressie, massale werkloosheid en armoede, interimperialistische concurrentie, klimaatcatastrofe en, onze enige hoop, het potentieel van massale actie door de arbeidersklasse.
“The return of nature” vertelt over een eeuw van dialectische ecologische wetenschap, die een instrument is om ons begrip van de diepe stroming van het ecologische denken in de opkomst van socialistische ideeën te ontwikkelen. Helaas schiet het boek tekort om een soort gids voor actie te zijn. Toch schetst Foster in de laatste zinnen onze dringende taak: “Wat we vandaag moeten onttronen, is de afgod van het kapitaal zelf, de geconcentreerde macht van de op klassen gebaseerde inhaligheid, die nu de ecologie van de aarde in gevaar brengt.”
-

De dringende noodzaak van systeemverandering – de verwoestende vooruitzichten van toenemende langdurige droogtes

Foto: Pixabay Het kapitalisme verstoort de bestaande watercyclus door de opwarming van de aarde, terwijl het deze essentiële grondstof verspilt en vervuilt voor winst op korte termijn. Het is een systeem dat elke dag aantoont dat het volstrekt niet in staat is om de uitdagingen waar de mensheid voor staat aan te gaan.
Dossier door Christian (Leuven)
Het jaar 2020 zal het heetste of het op één na heetste jaar zijn dat we ooit hebben meegemaakt. De vijf warmste jaren die ooit zijn geregistreerd, kwamen allemaal na 2010. Tot nu toe is de totale wereldwijde neerslag weinig veranderd door de opwarming van de aarde. Desondanks zijn de droogteperioden, inclusief langdurige droogteperioden, op de meeste plaatsen op de planeet toegenomen. Droogtes vertegenwoordigen een schaarste aan zoet water op een bepaalde manier of in een bepaalde vorm, een bron die ongetwijfeld een van de meest essentiële ingrediënten voor het leven op de planeet is.
Als gevolg van de economische crisis die door covid-19 wordt versneld en verdiept, zal het aantal mensen dat acute honger lijdt in de neokoloniale wereld naar verwachting tegen het einde van het jaar bijna verdubbelen. Gezien het feit dat water voor veel economische sectoren essentieel is, is het niet verwonderlijk dat droogte het duurste natuurgevaar is. Droogtes hebben ook verstrekkende maatschappelijke gevolgen en zijn een potentiële bron van conflicten.
Zoals recente studies aantonen, is het van vitaal belang dat de temperatuur niet meer dan 1,5°C boven het pre-industriële niveau stijgt, laat staan meer dan 2°C. Op het hoogtepunt van de lockdowns begin april 2020 was het CO2-niveau met 17% gedaald ten opzichte van 2019. Als sommige beperkingen tot het einde van het jaar van kracht blijven, zou de wereldwijde uitstoot met 7% kunnen dalen ten opzichte van een jaar geleden. Om de doelstelling van de Verenigde Naties om de wereldwijde temperatuurstijging binnen de limiet van 1,5°C te houden, moet de wereldwijde uitstoot elk jaar van dit decennium met 7,6% dalen. Gezien de verwoestende impact die lockdowns (samen met diepere systemische problemen) hebben gehad op de economie, lijkt het implementeren van emissiereducties die zelfs in de buurt komen van wat nodig is, volledig utopisch binnen het huidige systeem. Zulke ambitieuze doelstellingen hebben alleen kans om te worden bereikt door het mobiliseren van de productieve middelen van de mensheid onder een systeem van democratische controle. Met andere woorden, socialistische planning is de enige manier om de gevolgen van de opwarming van de aarde op een zinvolle manier te beperken.
Wat zijn droogtes?
Droogtes vallen in drie algemene categorieën:
- Meteorologische droogtes zijn het gevolg van een lange periode van ondergemiddelde regenval.
- Droogtes in de landbouw doen zich voor wanneer de bodemvochtigheid zodanig daalt dat de gewasopbrengst negatief wordt beïnvloed. Dit houdt over het algemeen verband met verminderde neerslag, maar kan ook het gevolg zijn van grondgebruikspraktijken.
- Hydrologische droogtes doen zich voor wanneer de beschikbare waterreserves in bronnen zoals meren en reservoirs onder een lokaal significante drempel komen. Dalende grondwaterstanden worden ook wel hydrogeologische droogte genoemd. De waterbalans of het verschil tussen neerslag en evapotranspiratie is belangrijk voor de laatste twee soorten droogte. Ter illustratie: door de verdampingsneerslag die in de zomer valt, draagt het minder bij aan de bodemvochtigheid en het aanvullen van de watervoerende lagen dan de neerslag die in de winter valt. Dit is ook een manier waarop de opwarming van de aarde, door de stijgende temperaturen, de droogte verergert.
Enkele globale patronen
De opwarming van de aarde maakt de wereld niet noodzakelijkerwijs droger. Over het algemeen worden natte gebieden natter en droge gebieden droger. Stijgende temperaturen verhogen de capaciteit van de atmosfeer om water vast te houden. De luchtvochtigheid is met 4% toegenomen. Deze stijging van de luchtvochtigheid is de drijvende kracht achter de trend naar zwaardere maar minder frequente regenval. Bovendien draagt een grote hoeveelheid water die in korte tijd de bodem bereikt, relatief weinig bij aan het aanvullen van het grondwater of zelfs van de bodemlagen net onder het oppervlak. Dit heeft een grote invloed op het plantenleven. Het vermogen van verschillende bodemtypes om vocht op te slaan kan een bepalende factor zijn als het gaat om agrarische en hydrologische droogtes. Bovendien kunnen stortregens op zichzelf al zeer destructief zijn en bijdragen aan overstromingen en erosie.
Extreem weer, langdurige hittegolven en overstromingen worden ook in verband gebracht met het vertragen en zelfs afremmen van de straalstroom, de primaire drijfveer van de weerpatronen op het noordelijk halfrond. Als de hogedruk- of lagedruksystemen voor langere tijd vastzitten, is het resultaat ofwel een gebrek aan neerslag ofwel een overdaad aan neerslag. De straalstroom wordt aangedreven door het contrast tussen frigide arctische lucht in het noorden en tropische luchtmassa’s in het zuiden. Sinds 2000 is het noordpoolgebied twee keer zo snel opgewarmd als het wereldgemiddelde en ook de landmassa’s zijn sneller opgewarmd dan de oceanen. Het temperatuurcontrast dat de straalstroom aandrijft, is dus verminderd. Als gevolg daarvan heeft de straalstroom de neiging om steeds langzamer te gaan en te kronkelen. Dit laatste heeft geleid tot een aantal koude en warme periodes in het seizoen. De omstandigheden die gunstig zijn voor het stilvallen van de straalstroom zijn sinds het begin van het industriële tijdperk met 70% toegenomen, met de meest significante toename in de laatste vier decennia.
In de tropen is het de seizoensgebonden verschuivende Intertropische Convergentiezone (ITCZ), de regengordel waar de passaatwinden van het noordelijk en zuidelijk halfrond samenkomen, die het neerslagpatroon bepaalt. Voor 1980 koelden stofdeeltjes (aerosolen) het noordelijk halfrond af en duwde zo de ITCZ naar het zuiden. In die tijd dachten sommigen dat er een nieuwe ijstijd aanbrak. In termen van regenval waren er stijgingen in de Verenigde Staten en dalingen in de Sahel en India. Na 1980 begon deze verschuiving om te keren, omdat de uitstoot van aerosolen in Europa en Noord-Amerika daalde als gevolg van de milieuregelgeving. Naarmate het broeikaseffect sterker werd, begon het noordelijk halfrond bovendien sneller op te warmen dan het zuidelijk halfrond, dat meer door de oceanen wordt bedekt. Dit verklaart een aantal van de veranderingen in de droogtepatronen van de afgelopen decennia. Dit heeft het Sahelgebied enige respijt gegeven. In de regio viel vanaf de jaren 1950 tot en met de jaren 1980 ongeveer 40% minder regen, wat bijdroeg aan de wijdverbreide hongersnood. Een derde van deze daling is sinds het midden van de jaren negentig omgebogen. De stijgende temperaturen die voor meer verdamping zorgen en de meer extreme weerspatronen zullen er echter voor zorgen dat dit uitstel slechts tijdelijk is.
Frequentere langere droogteperiodes in Midden-Europa
In een recente studie is op basis van gegevens sinds 1766 geconcludeerd dat de Europese droogte in 2018-2019 zowel qua geografische omvang als qua ernst ongekend was.
Droge perioden van twee of meer opeenvolgende jaren vormen een veel grotere bedreiging voor de vegetatie dan enkelvoudige zomerdroogten, zelfs wanneer deze laatste intenser zijn, zoals in 2003 en 2015. Door eenmalige gebeurtenissen in de zomer kan de gezondheid van de vegetatie het volgende jaar genormaliseerd worden, terwijl droogteperiodes in opeenvolgende jaren een duurzamer effect hebben. De studie voorspelt dat als de uitstoot van broeikasgassen in het ergste geval onverminderd blijft toenemen, de frequentie van dergelijke langdurige droogte in de tweede helft van de eeuw verzevenvoudigd kan worden. Bovendien zou de droogte van het akkerland in Midden-Europa bijna verdubbelen. Zo’n 40 miljoen hectare of 60% van alle akkerland in de regio zou worden getroffen. Bij een gematigder toename van de uitstoot in overeenstemming met een temperatuurstijging tussen 2 en 3°C tegen 2100 zou de langdurige droogte nog steeds 3,5 keer zo vaak voorkomen. De enige manier om de frequentie van langdurige droogteperioden vrijwel gelijk te houden, is om een wereldwijde temperatuurstijging van meer dan 1,5°C te voorkomen.
Hoe zit het met 2020?
In het voorjaar van 2020 werden er van in Roemenië tot aan het Verenigd Koninkrijk bijzonder droge omstandigheden vastgesteld. Vele eeuwenoude records werden gebroken. In België bijvoorbeeld viel in april en mei de minste regen sinds 1893. Dit kwam bovenop een ernstige twee jaar durende droogte die de helft van Midden-Europa van 2018 tot 2019 heeft getroffen. Op dit moment lijkt het waarschijnlijk dat 2020 een voortzetting zal kennen, misschien in een meer gematigde vorm, van deze droogte.
In de Tsjechische Republiek begon de langdurige droogte al in 2015, waardoor het land in Midden-Europa het zwaarst door het fenomeen werd getroffen. Het probleem gaat zelfs nog verder terug: in de regio Moravië is de regenval in de zomer sinds het begin van de jaren 1990 met vijftig procent afgenomen. Medio april 2020 had driekwart van het Tsjechische grondgebied te kampen met extreme droogte. Destijds werd voorspeld dat het land de ergste droogte in 500 jaar zou meemaken. Sindsdien heeft een natte start van de zomer dit scenario enigszins verbeterd.
Hoewel de situatie in de Tsjechische Republiek misschien wat minder erg werd dan gevreesd, is het interessant om te kijken naar een economische impactstudie die in 2019 is uitgevoerd. In deze studie werd getracht de impact te voorspellen die een langdurige droogte op de Tsjechische economie zou hebben. Een optimistisch scenario, een daling van 25% van het beschikbare water, voorspelde een verlies van 1,6% van het BBP en een sterke daling van de productie in sectoren als papier en textiel. Een pessimistischer scenario, een daling van het beschikbare water met 50%, zou verstrekkende sociale en gezondheidsgevolgen hebben en zich vertalen in een verlies van 2,8 tot 4,8% van het BBP. Aangezien het kapitalisme de afgelopen decennia slechts een trage groei heeft weten te bewerkstelligen in de “ontwikkelde” economieën, zouden langdurige droogteperiodes dergelijke economieën duidelijk in een recessie kunnen duwen. Een andere mogelijkheid is dat zij economische recessies of depressies kunnen verergeren.
Smeltende gletsjers
Het grootste deel van het ijs in de wereld zit vast in de ijskappen van Antarctica en Groenland, terwijl de berggletsjers en ijskappen op lagere breedtegraden slechts 4% van het ijs in de wereld uitmaken. De berggletsjers in de wereld hebben echter onevenredig veel bijgedragen aan de stijging van het zeewater. Het verlies van deze zoetwatervoorraden, die door smeltwaterafvoer droogte kunnen helpen voorkomen of verminderen, vormt een ernstig probleem voor de ecosystemen en de menselijke beschaving.
De Andes hebben van alle bergketens verhoudingsgewijs het grootste verlies aan ijs geleden. Terwijl de Patagonische ijsvelden, die zich op geringe hoogte bevinden, het grootste deel van dit verlies voor hun rekening nemen, is het risico voor de menselijke gemeenschappen het grootst verder naar het noorden waar grote stedelijke centra zoals La Paz in Bolivia, Santiago in Chili, Mendoza in Argentinië en Huaraz in Peru afhankelijk zijn van smeltwater voor hun watervoorziening in de zomer. Uit een onderzoek bleek dat 4 miljoen mensen in de tropische Andes voor hun basisbehoeften afhankelijk waren van smeltwater. In La Paz, een stad met 2,3 miljoen inwoners, was deze watervoorziening goed voor meer dan een kwart van het waterverbruik in het droge seizoen. De afhankelijkheid van gletsjerwater wordt tijdelijk nog groter omdat er meer ijs smelt. Maar uiteindelijk zal het smeltwater drastisch afnemen of zelfs helemaal wegvallen. Aangezien wordt voorspeld dat de klimaatverandering in de tropische Andes een toename van de neerslag in het natte seizoen zal veroorzaken en een afname in het droge seizoen, zal dit dan een enorme uitdaging vormen.
Landen van Kazachstan tot India zijn sterk afhankelijk van de 95.000 gletsjers die zich uitstrekken over de bergketens van het Alai gebergte in Kirgizië tot aan de Himalaya. Soms aangeduid als de “derde pool” is hun smeltwater verantwoordelijk voor tot 100% van de waterstroom van enkele van de belangrijkste rivieren in Azië, waaronder de Amu Darya, Brahmaputra, Ganges, Indus, Mekong, Yangtze en de Gele Rivier. Het water dat zij leveren komt overeen met de waterbehoefte van 221 miljoen mensen (+/- 59 miljoen) of het grootste deel van de jaarlijkse lokale en industriële behoeften van Pakistan, Afghanistan, Tadzjikistan, Turkmenistan, Oezbekistan en Kirgizië samen.
Uit een studie is gebleken dat zelfs als de in 2015 in Parijs vastgestelde klimaatdoelstellingen worden gehaald, een derde van het ijs in de Himalaya en de Hindoekoesj tegen 2100 zal verdwijnen. Uit een ander rapport is echter gebleken dat de Himalaya tegen het einde van de eeuw tweederde van het ijs kan verliezen als er geen substantiële vermindering van de uitstoot van fossiele brandstoffen plaatsvindt.
In feite hebben de Himalaya de afgelopen 40 jaar al een kwart van het ijs verloren. Bovendien neemt het smelten snel toe. De gemiddelde temperaturen tussen 2000 en 2016 waren één graad warmer dan in de periode 1975-2000. Deze temperatuurstijging ging gepaard met een verdubbeling van het jaarlijkse ijsverlies door het smelten. In de aangrenzende gebieden van Pamir, Hindu Kush of Tian Shan lijkt een soortgelijk smeltproces plaats te vinden. Met een afvloeiing van smeltwater van de Himalaya die 1,6 keer zo groot is als wanneer de gletsjers stabiel waren, zijn zowel de seizoensgebonden overstromingen als de catastrofale overstromingen (met name als gevolg van nieuw gevormde gletsjermeren) toegenomen. Binnen enkele decennia zou de toegenomen afvoer echter kunnen worden omgekeerd en zouden de grote rivieren droog kunnen komen te staan. Met ongeveer 800 miljoen mensen die afhankelijk zijn van het smeltwater van de Himalaya voor irrigatie, waterkracht en drinkwater zouden de gevolgen catastrofaal zijn. Temeer daar dit gepaard zou gaan met meer extreme en dodelijke hittegolven. Als de emissies niet onder controle geraken, zou de gemiddelde jaarlijkse temperatuur in India met vier graden kunnen stijgen van 24°C tot 28°C, wat het aantal dagen van extreme hitte (meer dan 35°C) van ongeveer vijf per jaar in 2010 zou doen toenemen tot 42 per jaar in 2100. De overmatige mortaliteit als gevolg van hitte kan oplopen tot 1,5 miljoen per jaar.
In Europa bestaat de vrees dat de scheepvaart op de binnenwateren steeds meer te lijden zal hebben onder de opwarming van de aarde. Door de afname van de gletsjers in de Alpen is het smeltwater in de zomer afgenomen en zijn rivieren als de Rijn en de Donau afhankelijker geworden van de regenval. In 2018 kwam het verkeer op rivieren als de Rijn en de Elbe tot stilstand, waardoor fabrieken hun deuren moesten sluiten vanwege verstoringen in de toeleveringsketens. In het geval van de bovenste Elbe duurde de stilstand van juni tot eind december. Het spoorwegverkeer heeft deze grote verstoringen in de binnenvaart niet kunnen compenseren. Ongetwijfeld hebben de privatisering en het gebrek aan overheidsinvesteringen hierbij een rol gespeeld. De onzekerheden en verstoringen waar de binnenvaart mee te maken heeft, dreigen de afhankelijkheid van het vrachtverkeer verder te vergroten met de grotere milieuschade die dit met zich meebrengt.
Onduurzaam watergebruik – het milieu en de werkenden opgeofferd
Sinds 1900 is het zoetwater dat voor menselijk gebruik wordt onttrokken (landbouw, industrie, gemeenten) verzesvoudigd, waarbij de stijging vanaf de jaren 1950 sterk is versneld, maar sinds 2000 is vertraagd. Landbouwkundige en hydrologische droogtes kunnen niet los worden gezien van deze menselijke consumptiepatronen.
Onder het kapitalisme wordt over het algemeen de nadruk gelegd op individuele verantwoordelijkheid. De discussie over watergebruik gaat dan ook meestal niet verder dan het moraliseren van de huishoudelijke consumptie.
De huishoudelijke consumptie is echter in veel gevallen afgenomen. In Californië is het stedelijk watergebruik sinds 2013 met 20% gedaald. Het waterverbruik van twee Zuid-Californische huishoudens in de jaren 1970 volstaat nu voor drie huishoudens. In Duitsland is het dagelijks huishoudelijk verbruik per persoon gedaald van 144 liter per dag in 1991 tot 123 liter per dag nu. Toch is het waterverbruik van huishoudens, zelfs in rijke landen, slechts een relatief klein percentage van het waterverbruik. In Europa is de landbouw de grootste verbruiker van water (40%), gevolgd door de energieproductie (28%), de mijnbouw en de industrie (18%) en de huishoudens (12%). Het waterverbruik kan echter sterk verschillen van land tot land. In België bijvoorbeeld gebruikt de industrie tien keer meer water dan de landbouw en vijf keer meer dan de huishoudens. Wereldwijd gaat 70% van het zoetwatergebruik naar de landbouw; gemiddeld is dit 90% voor lage-inkomenslanden, 79% voor middeninkomenslanden en 41% voor hoge-inkomenslanden. Ongetwijfeld moet de landbouw, als grootste verbruiker van zoet water en als sector die van vitaal belang is voor het menselijk bestaan, centraal staan in deze discussie.
Een schets van lokale of nationale waterconsumptiepatronen toont in een geglobaliseerde wereldeconomie een vertekend beeld. Termen als ‘watervoetafdruk’ of ‘virtueel water’ worden gebruikt bij het beschrijven van de hoeveelheid zoet water die ‘belichaamd’ is in een product. Dit omvat het water dat in de hele productieketen wordt gebruikt en het water dat tijdens dit proces wordt vervuild. De export van ‘virtueel water’ via de handel kan een grote impact hebben op de lokale gemeenschappen en omgevingen, aangezien het lokaal beschikbare water uitgeput en vervuild is, en dus niet meer beschikbaar is voor lokaal gebruik. Nettowateruitvoergebieden kunnen bijzonder kwetsbaar worden voor veranderende weerspatronen. Uit een studie van 2012 bleek dat de ‘virtuele water’-export in het voorgaande decennium was verdubbeld, terwijl uit een studie van 2013 bleek dat de ‘virtuele water’-export goed was voor 30% van de directe wateronttrekking.
De agro-business gedijt op de intensieve landbouwproductie voor de export. Veel van de betrokken landbouwzones bevinden zich in semi-aride omgevingen die steeds meer onderhevig zijn aan droogte, zoals Californië, Chili of Spanje. Veel van de praktijken die door de agro-industrie worden toegepast, zijn onhoudbaar, zelfs zonder de dreiging van de opwarming van de aarde. De gevolgen van de droogte voor de landbouwproductiviteit zijn nog steeds niet zo dramatisch als men zou verwachten, omdat de boeren steeds meer gebruik maken van de oppervlakte- en vooral grondwaterreserves. De watervoorraden raken echter uitgeput en worden ook steeds meer verontreinigd door chemicaliën. Er worden nog steeds enorme winsten gemaakt, maar net als bij schulden kan de elastiek slechts tot een bepaald punt worden uitgetrokken. Maar in tegenstelling tot de huidige schuldencrisis, die een menselijke constructie is die samen met het kapitalistische systeem kan worden weggenomen, kan de schade aan het milieu langer duren en zelfs onomkeerbaar zijn. De kapitalistische staat heeft de belangen van het grootkapitaal behartigd; hij heeft nagelaten wetten af te dwingen, heeft helemaal afgezien van regelgeving of heeft het helemaal aan de markt overgelaten door middel van privatisering.
Ondanks de ernstige droogte kon de Chileense agro-industrie een recordfruituitvoer voor 2019 aankondigen. Chili is de grootste fruitexporteur op het zuidelijk halfrond en de zesde grootste ter wereld. Tachtig procent van het waterverbruik gaat naar de landbouw, met de mijnbouw op een verre tweede plaats. De agro-business heeft het vrij goed gedaan te midden van de droogte, omdat het profiteert van een systeem van watertoewijzing dat zeer nadelig is voor de rest van de bevolking.
In 1981 werd onder de dictatuur van Pinochet de “Watercode” in de grondwet opgenomen. Hoewel de code water als een “sociaal en economisch goed” classificeerde, stond het de staat toe om waterrechten toe te kennen aan private actoren, gratis en voor altijd. Als zodanig werd het eigendom over water ook gescheiden van de heerschappij over het land. Dit creëerde een watermarkt omdat de houders van de rechten deze ook konden verkopen. In lijn met het feit dat Chili onder de dictatuur een neoliberaal laboratorium vormde, is Chili uniek in het feit dat bijna 100% van de waterdistributie is geprivatiseerd. De eigendom van de waterrechten is geconcentreerd in de handen van enkele grote spelers uit de agro-industrie, de mijnbouw en de bosbouw. Te midden van de droogte zijn de waterrechten het voorwerp geworden van een toenemende speculatie. Bovendien houdt het systeem geen rekening met de veranderende beschikbaarheid van water. Hierdoor zijn de plattelandsgemeenschappen afhankelijk geworden van de levering van waterwagens, terwijl aangrenzende plantages waterhongerige gewassen zoals avocado’s voor de export produceren. Zonder water zijn kleine boeren berooid achtergebleven. Bijna 47% van de huizen op het platteland in Chili, ongeveer een miljoen mensen, hebben geen toegang tot drinkwater. Wanneer men de stedelijke huishoudens meetelt, zijn 400.000 huishoudens of 1,5 miljoen mensen afhankelijk van vijftig liter water per dag, geleverd door een watervrachtwagen. De langdurige strijd van de gemeenschappen die bekend staan als de “wateroorlog” heeft getracht de privatisering van het water om te buigen, waarbij voorrang wordt gegeven aan de behoeften van de gemeenschappen en de toegang tot water voor iedereen is gegarandeerd. Deze eisen werden overgenomen door de massabeweging die in oktober 2019 uitbrak en de strijd tegen de waterprivatisering versterkte.
In Spanje was de landbouw een van de weinige sectoren die niet getroffen werd door de financiële crisis van 2008-2009. Toch opereert deze bloeiende sector ook op geleende tijd. Spanje is momenteel de grootste exporteur van verse groenten en fruit ter wereld. Het land is goed voor 10% van de wereldhandel in deze producten en bijna de gehele export gaat naar de EU. Zestig procent van de geëxporteerde groenten en fruit is afkomstig uit slechts drie provincies: Almeria, Murcia en Valencia. De eerste twee hebben een droog klimaat, de derde een mediterraan klimaat, en allemaal hebben ze te maken met overmatig geëxploiteerd en verontreinigd grondwater. Nu de droogteperioden langer worden, wordt het grondwater op een niet-duurzame manier geëxploiteerd. Volgens een studie van Greenpeace zouden er in Spanje wel een miljoen illegale putten kunnen zijn. Het illegaal gewonnen water zou het equivalent kunnen zijn van het water dat door 118 miljoen mensen wordt gebruikt. Voor een land van 46 miljoen mensen betekent dit een ‘virtuele water’ export van ongelooflijke proporties. En dan hebben we het nog niet eens over het ‘virtuele water’ dat legaal wordt geëxporteerd. Deze waterdiefstal is met de medeplichtigheid van de autoriteiten soms in het zicht van “beschermde” watergebieden ontstaan. Alleen de media-aandacht voor een peuter die in 2019 in zo’n put stierf, heeft de handhaving enigszins doen toenemen. Met driekwart van Spanje in gevaar van woestijnvorming vormen de geplunderde watervoerende lagen een buffer die het land zich slecht kan veroorloven om te verliezen.
De meedogenloze uitbuiting van het milieu gaat hand in hand met een even meedogenloze uitbuiting van arbeiders. Een voorbeeld hiervan is de aardbeienproductie in de provincie Huelva (meer dan een kwart van het EU-totaal). Zij is afhankelijk van werknemers zonder papieren die in smerige sloppenwijken wonen en seizoensarbeiders die nauwelijks beter worden behandeld om een half miljard euro aan inkomsten te genereren. Dit is niet alleen het resultaat van gewetenloze boeren, maar van een heel systeem. Een systeem waarbij hele regio’s zich specialiseren in één enkel gewas om de just-in-time distributie te vergemakkelijken. Een systeem dat onophoudelijk duwt om meer te produceren voor minder, ongeacht de kosten, in een onophoudelijke race naar de bodem.
Socialistische planning – mitigatie en beheer van het watergebruik voor massa’s, niet de elite
Naast het feit dat het van essentieel belang is om een snelle transitie weg van fossiele brandstoffen te bewerkstelligen, is socialistische planning ook het meest geschikt om de schadelijke ontwikkelingen die het kapitalisme in gang heeft gezet en die niet meer te voorkomen zijn, te verzachten. In het geval van grotere droogtes houdt dit in dat de waterverspilling moet worden verminderd en dat de verontreiniging van deze vitale grondstof moet worden voorkomen. Bovendien moet een efficiënter watergebruik waar mogelijk worden gebruik om de reserves en het herstel van de ecosystemen te versterken.
Onder het kapitalisme is de discussie over de ‘watervoetafdruk’ van verschillende grondstoffen meestal beperkt tot individuele keuzes van de consument. Het is duidelijk dat voor de productie van bepaalde goederen (rundvlees, amandelen, ingeblikt voedsel, enz.) meer water nodig is dan voor andere. Maar vertrouwen op het bewustzijn van de consument zal in het gunstigste geval een erg kleine verandering teweegbrengen. Mensen worden vaak beperkt door financiële overwegingen en missen de middelen, de tijd en de energie om weloverwogen beslissingen te nemen te midden van een wirwar van tegenstrijdige informatie en bedrijfsbelangen. Ook reformistische pogingen om het privé-leven te reguleren en te stimuleren zullen niet volstaan. Om de vereiste snelle veranderingen tot stand te brengen, is een collectieve aanpak nodig en moeten veranderingen plaatsvinden in de productie.
Het waterverbruik in de landbouw kan afnemen door de voedselverspilling te beperken. Dit vereist een volledige herziening van de commerciële landbouw en voedseldistributie, iets wat onverenigbaar is met de kapitalistische agro-industrie. De productie van waterhongerige gewassen moet ook worden beperkt in een omgeving die onder waterspanning staat. Verspilling zoals reclame en een nadruk op duurzaamheid kunnen een einde maken aan ‘wegwerpmode’ waarvoor de teelt van katoen, een bijzonder waterhongerig gewas dat vaak in een droge omgeving wordt verbouwd, kan beperkt worden. Hetzelfde geldt voor industriële producten en producten waarvoor mijnbouwgrondstoffen nodig zijn.
Onderinvestering in infrastructuur is een belangrijke bron van waterverspilling. In de EU varieert het geschatte lekpercentage in de lidstaten tussen 7 en 50%. In de Verenigde Staten wordt ongeveer een zevende van het gezuiverde water verspild door lekkage. De upgrades die nodig zijn voor het bestaande watersysteem zouden volgens de American Water Works Association een investering van 1 biljoen dollar op 25 jaar tijd vergen. In het kader van de socialistische planning zouden investeringen in dergelijke infrastructuur prioriteit krijgen, evenals de uitbreiding van veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen naar iedereen.
Als revolutionaire socialisten proberen we de dynamiek te begrijpen die de sociale verandering aanjaagt, om zo sociale transformatie te bevorderen en er een actieve rol in te spelen. Het kapitalisme gaf aanleiding tot de ontwikkeling van de arbeidersklasse. De arbeidersklasse is de kracht die de doodgravers van het kapitalisme kan worden en een sociale orde zonder ellende, uitbuiting en onderdrukking kan vestigen. De vernietiging van de natuurlijke wereld onder het kapitalisme bedreigt zo niet het voortbestaan van de mensheid, dan toch op zijn minst de materiële basis voor een beschaafde samenleving. De laatste jaren zijn miljoenen mensen over de hele wereld, in het bijzonder jongeren, door de urgentie van de situatie de straat opgetrokken. Het is van vitaal belang dat we meer inzicht krijgen in de milieuramp die de mensheid te wachten staat. Veel van de betrokken processen zijn zeer complex. De veranderingen in het milieu gaan steeds sneller en dat geldt ook voor de wetenschap op dit gebied. Hoe meer we weten, hoe beter we in staat zullen zijn om het argument te gebruiken dat de vereiste systeemverandering de socialistische transformatie van de samenleving is. Het socialisme is objectief gezien het enige systeem dat kans maakt op het behoud van een leefbare wereld voor toekomstige generaties.
-
Kunnen we nog van dit soort pandemieën verwachten?

Meer dan de helft van de mensheid zit in lockdown als gevolg van de huidige pandemie, die volgt op kleinere maar niettemin dodelijke epidemieën zoals het Zika-virus in Latijns-Amerika (2016), Ebola in West-Afrika in 2013, het Middle East Respiratory Syndrome (MERS) sinds 2012 en Severe Acute Respiratory Syndrome (SARS) in 2002-2003. Moeten we ons voorbereiden op nieuwe pandemieën?
De Wereldgezondheidsorganisatie waarschuwde in september 2019: “Het risico van een wereldwijde pandemie neemt toe en de wereld is er niet klaar voor.” De WHO baseerde zich op de ervaring met de Spaanse griep van 1918 en bevestigde dat de noodzakelijke elementen voor het ontstaan van een wereldwijde pandemie aanwezig waren:
- een zeer besmettelijke, variabele en virulente virale stam;
- massale verplaatsingen over de hele wereld op dezelfde manier als in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog;
- een slechte hygiënische, voedings- en medische omgeving die bevorderlijk is voor de dood door complicaties als gevolg van infecties.
Maar net als de rapporten van klimaatwetenschappers zijn deze studie en de praktische conclusies ervan (inclusief de vraag naar enorme investeringen in de gezondheidszorg) genegeerd.
Een steeds groter risico
Covid-19 is een “zoönotische ziekte”, die wordt overgedragen van dieren op mensen. Andere voorbeelden van zo’n ziektes zijn tuberculose, hondsdolheid, toxoplasmose, malaria … Volgens het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) heeft 60% van de infectieziekten bij de mens deze oorsprong. Maar dit cijfer stijgt tot 75% voor “opkomende” ziekten: ebola, hiv, vogelgriep, SARS, Zika, enz. Dit is vooral te wijten aan de vernietiging van de biodiversiteit en de ecosystemen, aldus het UNEP in 2016. Dit is in het bijzonder zo in tropische gebieden die worden vernietigd om plaats te maken voor intensieve industriële monoculturen of intensieve industriële veeteelt. Daarbij komt nog het smelten van Permafrost als gevolg van de klimaatverandering, wat de zorgwekkende kwestie van de reactivering van fossiele virussen en bacteriën, die momenteel in de bevroren ondergrond zitten, oproept.
Alles wijst erop dat de frequentie van het ontstaan van nieuwe besmettelijke agentia zal toenemen, met het risico van terugkerende pandemieën. Aan de andere kant is luchtvervuiling een verzwarende factor voor aandoeningen van de luchtwegen. De verspreiding van Covid-19 zou sterk zijn bevorderd door de luchtvervuiling en meer bepaald door fijn stof dat zeer aanwezig is in de vervuilde gebieden van Wuhan, maar ook in Noord-Italië.
De conclusie die zich opdringt, is dat we het functioneren van onze gezondheidszorg, wetenschappelijk onderzoek, internationale samenwerking en, meer fundamenteel, de economische productiewijze, volledig moeten herbekijken. Dit vereist de omverwerping van het kapitalistische systeem.
-

Kapitalisme verwoest het milieu en leidt tot plagen

Neen, de pandemie is geen goede zaak voor het milieu. En neen, de ecologische crisis is niet opgelost door de uitbraak van een gezondheidscrisis. Integendeel: de gezondheidscrisis is nauw verbonden met de ecologische crisis.
Artikel door Bill Hopwood, Socialist Alternative (Canada)
Sprinkhanen en branden
Vreselijke branden in Australië en een sprinkhanenplaag in Oost-Afrika domineerden begin 2020 het wereldnieuws. Dit verdween snel in het bewustzijn van veel mensen toen de Covid-19 pandemie uitbrak in een wereld die door het kapitalisme al bijzonder kwetsbaar was geworden. De klimaatvernietiging nam wereldwijd toe. De wereldeconomie stond op de rand van een grote recessie. Nu versterken alle crisissen van het systeem elkaar.
Zowel de branden als de sprinkhanen werden voorgesteld als natuurrampen die nu eenmaal gebeuren. Tot op zekere hoogte klopt dit: brand maakt deel uit van de ecologie van Australië en er zijn al duizenden jaren sprinkhanenzwermen. Beide zijn echter veel erger geworden door de klimaatverandering.
Meestal wordt het verdampte water van de Indische Oceaan naar het oosten gedragen om te regenen boven Oost-Azië. Onder bepaalde omstandigheden stroomt het vocht echter naar het westen, naar het Arabisch schiereiland en Oost-Afrika. Deze toestand, die een positieve fase van de Dipool van de Indische Oceaan wordt genoemd, deed zich voor in het tweede deel van zowel 2018 als 2019. Dit veroorzaakte ongewoon zware regenval in die jaren, wat de noodzakelijke voorwaarde is voor sprinkhanen om zich snel te kunnen voortplanten en van solitaire insecten in enorme zwermen te veranderen. Klimaatverandering draagt in belangrijke mate bij aan de positieve dipoolfase, waarbij de fase steeds vaker voorkomt.
2019 was het warmste en droogste jaar in Australië sinds het begin van de metingen in 1910, met gemiddelde temperaturen die 2 graden Celsius hoger lagen, en het zomerseizoen dat een maand langer duurde. De positieve dipoolfase betekende ook dat Australië minder regen kreeg dan normaal en het maakte de omstandigheden voor brand in Australië ‘veel gunstiger’.
Het kapitalisme is de drijvende kracht achter de klimaatverandering en maakt de zogenaamde natuurrampen nog erger. De Australische en Canadese regeringen subsidiëren de fossiele brandstoffen in plaats van over te schakelen op hernieuwbare energie. De directe subsidie van Canada bedraagt minstens 3,3 miljard dollar, plus de aankoop van een te dure pijpleiding, met provincies die meer subsidies toevoegen. Het Internationaal Monetair Fonds schat dat de directe en indirecte subsidies $60 miljard bedragen in Canada en $29 miljard in Australië. Dit ondanks de wetenschap dat het verbranden van fossiele brandstoffen de intensiteit van bosbranden verhoogt, naast de vele andere schadelijke gevolgen. Na tientallen jaren van mislukkingen, was er een wereldwijde COVID-veroorzaakte sluiting van de maatschappij nodig en een diepe economische depressie om het vrijkomen van kooldioxide te verminderen. Hoewel de kapitalistische klasse al veertig jaar op de hoogte is van de klimaatverandering, gaven zij de voorkeur aan kortetermijnwinsten voor enkelen boven veerkracht voor de mensheid op lange termijn.
Bovendien ondermijnt het kapitalisme het vermogen om te reageren. Oost-Afrika is verwoest door tientallen jaren van besparingen en privatisering onder invloed van het internationale kapitalisme, bovenop eeuwen van kolonialisme. Hoewel Australië een welvarend land is, hadden de brandweer en de preventieve maatregelen, zoals gecontroleerde verbranding, te lijden onder een vermindering van de investeringen en de uitgaven, waardoor het vermogen om te reageren op de branden werd verzwakt. Het kapitalisme heeft invloed op zowel de oorzaken als de gevolgen van de natuurverschijnselen, waardoor ze in ernstige rampen veranderen.
Toenemende verspreiding van virussen
Virussen bestaan in elk leven. In de meeste gevallen heeft de gastheer zijn verdediging zo ontwikkeld dat het virus geen hoge sterftecijfers veroorzaakt. Virussen kunnen echter wel van de ene soort op de andere overgaan. Mensen zijn een ideale gastheer voor een virus, omdat er veel mensen zijn en onze levensstijl het gemakkelijk maakt om het virus te verspreiden. Naar schatting 1.415 ziekteverwekkers (zoals bacteriën, virussen en parasieten) waarvan bekend is dat ze de mens infecteren, zijn voor 61% te wijten aan ziekteverwekkers die van dieren naar de mens zijn overgegaan. Toen de mens dieren temde, was er een toename van ziekten die naar de mens sprongen, waaronder pokken en mazelen.
Na verloop van tijd ontwikkelden de meeste mensen weerstand tegen pokken. Toen de pokken echter het Amerikaanse continent bereikten met het Europese kolonialisme, had dit een verwoestende uitwerking, omdat de inheemse volkeren van het Amerikaanse continent niet eerder werden blootgesteld aan de pokken en er geen resistentie tegen hadden opgebouwd.
In de loop der eeuwen werden door de toegenomen menselijke activiteit in gebieden met een lage menselijke dichtheid nieuwe virussen toegevoegd die afkomstig waren van dieren. Zo veranderde met het kappen van bossen in Afrika voor de landbouw in de 19e eeuw de knokkelkoorts van het doorgeven onder muggen en niet-menselijke primaten naar het besmetten van mensen.
Op dezelfde manier verspreidde de groei van de handel en het reizen ziekten. De Zwarte Dood, de ‘pest’, werd veroorzaakt door een bacil die veel voorkomt bij knaagdieren in Centraal-Azië en die door vlooien tussen de dieren wordt verspreid. Om verschillende redenen kon het zich van mens tot mens verspreiden en breidde het zich uit naar China, Azië en bereikte het Europa in 1347.
In de afgelopen jaren is er een toename geweest van virussen die overgingen van dieren naar mensen. Kate Jones, van het University College London, verklaarde dat door dieren overgedragen infectieziekten een “toenemende en zeer aanzienlijke bedreiging vormen voor de wereldwijde gezondheid, veiligheid en economie.” Uit haar onderzoek bleek dat van de 335 ziekten die tussen 1960 en 2004 zijn opgedoken, 60% afkomstig was van dieren.
Het is duidelijk dat deze toename van het aantal van dieren afkomstige ziekten te wijten is aan het toegenomen contact tussen mens en dier. Thomas Gillespie, een professor aan de Emory University, legde uit: “Grote veranderingen in het landschap zorgen ervoor dat dieren hun leefgebied verliezen, wat betekent dat soorten samengepakt raken en ook meer in contact komen met de mens. Soorten die overleven veranderen hun bewegingen en vermengen zich met verschillende dieren en met de mens.”
Richard Ostfeld, Cary Institute of Ecosystem Studies, New York, wijst erop dat “knaagdieren en sommige vleermuizen gedijen als we natuurlijke habitats verstoren. Zij zijn het meest bevorderlijk voor de overdracht [van ziekteverwekkers]. Hoe meer we de bossen en habitats verstoren, hoe meer gevaar we lopen.”
Een team van wetenschappers schreef dat “meer dan 70% van alle opkomende ziekten die mensen treffen, afkomstig zijn van wilde dieren en huisdieren …[en] ongebreidelde ontbossing, ongecontroleerde uitbreiding van de landbouw, intensieve landbouw, mijnbouw en ontwikkeling van de infrastructuur … hebben een ‘perfecte storm’ gecreëerd voor de verspreiding van ziekten van wilde dieren naar de mens.”
Intensieve landbouw creëerde de ideale omstandigheden voor het voortbestaan en de verspreiding van virussen. Het Nipah-virus, dat in vleermuizen leeft maar naar varkens kan springen, barstte in 1999 in Maleisië los toen de intensieve varkenshouderij zich uitbreidde. Het doodde 105 mensen in Maleisië en sindsdien zijn er andere uitbraken geweest. De toenemende industriële productie van kippen en ander pluimvee heeft de uitbraken en de verspreiding van soorten vogelgriep gestimuleerd.
Kapitalisme maakt het erger
Luchtvervuiling veroorzaakt long- en hartschade en is verantwoordelijk voor minstens 8 miljoen voortijdige sterfgevallen per jaar. De uitbraak van het SARS-coronavirus in China in 2003 heeft aangetoond dat besmette mensen die in gebieden met meer luchtvervuiling woonden, twee keer zoveel kans hadden om te sterven als mensen die op minder vervuilde plaatsen woonden.
Het aantal sterfgevallen door COVID-19 in de noordelijke steden van Italië nam toe door de luchtvervuiling. Een andere studie in de VS stelde vast dat een “kleine toename van de langdurige blootstelling aan PM2.5 [kleine deeltjes in de atmosfeer die meer dan 4 miljoen mensen per jaar doden] leidt tot een grote toename van het sterftecijfer van COVID-19.”
De sprinkhanenplaag, aangewakkerd door de klimaatverandering, dreigt in Oost-Afrika een verwoestende uitwerking te hebben op de gewassen. Inspanningen om sprinkhanenzwermen uit te roeien worden gehinderd door COVID-19. De vluchtbeperkingen vertragen de levering van pesticiden en andere vitale apparatuur.
Het noordelijk halfrond staat op het punt om het bosbrandseizoen in te gaan. British Columbia in Canada had zijn eerste “uit de hand gelopen” brand een uurtje rijden ten noorden van Vancouver op 15 april. Iets meer dan een week later werd Fort McMurray getroffen door een grote voorjaarsbrand. Beide veroorzaakten evacuatiebevelen voor de lokale bevolking. Klimaatverandering zorgt voor ergere overstromingen en branden.
Het aanpakken van deze en vele andere gebeurtenissen zal veel moeilijker en gevaarlijker worden in een tijd van COVID. Hoe kan men sociale afstand nemen bij het evacueren van mensen of het vullen van zandzakken? Branden produceren rookwolken en luchtvervuiling maakt ernstige ziekte en dood door COVID-19 waarschijnlijker. Wat als al overbelaste ziekenhuizen te maken krijgen met gewonden van overstromingen, branden, stormen en andere natuurverschijnselen die door de klimaatverandering zijn toegenomen? Een verder bewijs van de extreme kwetsbaarheid die het kapitalisme heeft gecreëerd: Kenia, dat al getroffen is door sprinkhanen en Covid-19, werd begin mei getroffen door stortregens en grote overstromingen.
Het kapitalisme heeft het menselijk welzijn, vooral voor de arbeidersklasse en de armen, op het scherpst van de snede gezet – en dat alles voor de winst.
Meerdere rampen – één oorzaak
Steeds vaker verwijzen schrijvers naar rampen van ‘bijbelse proporties’. Misschien moet dit worden veranderd in rampen van kapitalistische proporties. Eeuwenlang heeft het kapitalisme de mensheid en de natuur als handelswaar behandeld – iets om te worden gebruikt voor winstbejag en vervolgens te worden weggegooid. Het kapitalisme heeft de veerkracht van de samenleving ondermijnd. Het heeft het vermogen van de natuur om schokken op te vangen misschien wel tot breekpunten afgebouwd.
Wetenschappers hebben het over elkaar in lussen versterkende processen waarbij de gevolgen van een trend deze uiteindelijk verder versterkt. Het noordpoolgebied warmt op in een tempo dat twee keer zo hoog is als de gemiddelde mondiale opwarming als gevolg van de klimaatverandering. Naarmate het Noordpoolgebied warmer wordt, smelt het zomerijs en komt er meer open water bloot te liggen, waardoor energie wordt geabsorbeerd terwijl het ijs het weerkaatst. Het water wordt dus warmer en er smelt meer ijs. De bevroren bodem van het Noordpoolgebied, de permafrost, bevat grote hoeveelheden methaan, een broeikasgas dat krachtiger is dan CO2, zodat de temperatuurstijging de klimaatverandering versterkt.
De maatschappij kent een zelfde zichzelf versterkende logica. Als de kapitalistische klasse haar zin krijgt, zal de enorme toename van de overheidsschulden, die worden uitgegeven om de COVID-19 lockdown en de economische depressie op te vangen, worden betaald door besparingen op de overheidsuitgaven en aanvallen op de levensstandaard van de werkenden, zoals na de recessie van 2008-09 is gebeurd. Dit zou de samenleving nog kwetsbaarder maken voor de volgende pandemie en andere ontwikkelingen in de natuur die door het kapitalisme in grote rampen ontaarden.
De tijd waarin we leven wordt het Antropoceen genoemd. Als de mensheid het kapitalisme niet ten val brengt, kan dit tijdperk, althans voor de mensheid, de Anthropo-cide zijn.
Dat is niet zeker. Er is een opkomende stroom van mensen die verandering eisen en zich afvragen hoe de mensheid in deze puinhoop terecht is gekomen, waarbij het kapitalisme steeds meer wordt aangewezen als hoofdoorzaak. Dit geeft ons de hoop dat we het tij kunnen keren en de wereld kunnen veranderen.
-
Laat je niet vangen door ‘Sign For My Future’
Klimaatbeweging moet opletten voor valse vrienden
Na de historische klimaatmars van 2 december en vooral na de eerste schoolstaking voor het klimaat op 10 januari ontstond een nooit geziene beweging in ons land. België staat vooraan in de internationale mobilisaties voor het klimaat en ons milieu. Onder de betogers en hun sympathisanten is er grote eensgezindheid: de samenleving moet veranderen om de planeet en wie erop leeft te respecteren, zeker de meest kwetsbaren. “Geen klimaatrechtvaardigheid zonder sociale rechtvaardigheid,” weerklinkt het. De klimaatgolf kan tot een tsunami uitgroeien waarmee een einde wordt gemaakt aan de praktijken die de blauwe planeet opofferen voor groene bankbiljetten.Artikel door Nicolas Croes uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Zo breed mogelijke eenheid… maar tegen welke prijs?
Op 5 februari werd met de nodige toeters en bellen een grote klimaatcampagne voorgesteld. Op amper een week tijd haalde de petitie ‘Sign for my future’ 100.000 handtekeningen. De coalitie die de campagne lanceerde stelde terecht dat “dit een sterk signaal is dat aantoont dat het thema leeft onder de bevolking.” Na tientallen jongerenbetogingen en de grote klimaatmarsen van 2 december en 27 januari was dat al duidelijk.
De coalitie stelt trots dat het de grootste campagne is die rond klimaat “druk zet op de politici.” Het gaat om een samenwerking van actiegroepen (Youth for Climate, Bruxsel’air, …), NGO’s (11.11.11, Wereldnatuurfonds, Bond Beter Leefmilieu, …), universiteiten (UGent, UMons, …), media (Roularta, RTL, …) maar ook werkgeversfederatie Agoria, de Kamer van Koophandel van Brussel en tenslotte een reeks bedrijven als BNP Paribas, KBC, ING, bpost, Colruyt, Ikea, Proximus en Solvay.
Laten we meteen met de deur in huis vallen: deze campagne heeft als doel om verwarring te zaaien door de verantwoordelijkheid van de grote vervuilers te maskeren. Het is spijtig dat verschillende NGO’s en actiegroepen zich hierdoor laten vangen, of erger nog: ervan overtuigd zijn dat dringende klimaatmaatregelen enkel mogelijk zijn door compromissen te sluiten met de banken die investeren in fossiele brandstoffen.
Redelijk recent, begin 2017, kwam 11.11.11 met een rapport over investeringen in een twintigtal controversiële mijnbedrijven, onder meer steenkoolmijnen. Er werd op gewezen dat BNP Paribas, ING en KBC in 2017 respectievelijk 448 miljoen, 399,5 miljoen en 111 miljoen euro investeerden in de mijnbedrijven Glencore, Vale en BHP Billiton (1).
De mijngiganten Bale en BHP Billiton waren direct betrokken bij het “Braziliaanse Fukushima”: de grootste ecologische ramp ooit in Brazilië in 2015. Giftig mijnafval besmette toen de Rio Doce over een afstand van 600 kilometer na een dambreuk. Er vielen 20 doden en heel wat mensen bleven achter zonder bestaansmiddelen. Het onderzoek van de federale politie wees op de verantwoordelijkheid van het bedrijf Samarco (een bedrijf in handen van Vale en BHP Billiton). Dat bedrijf wist van het risico op een dambreuk en had onvoldoende maatregelen genomen om een ramp te voorkomen.
Hoe kan 11.11.11 – de organisatie die mee zorgde voor de onthulling van deze feiten – nu instemmen om samen te werken met deze banken? Moeten we voor antwoorden op de klimaatcrisis hoop vestigen op iemand als Nathalie Guillaume, Corporate Affairs Director bij de voedingsmultinational Danone die druk zet op verschillende Europese lidstaten om zich te verzetten tegen strengere normen voor plastiek verpakkingen? En wat doet Solvay, een lid van de lobbygroep PlasticsEurope, in de coalitie achter ‘Sign for my future’? Andere deelnemers zijn JCDecaux, van de energieslorpende digitale reclameborden, of nog EDF Luminus, niet bepaald een bedrijf dat om groene energie bekend staat.
Het is niet verwonderlijk dat ‘Sign for my future’ de Europese emissiehandel ondersteunt: dat is een instrument dat de meest vervuilende bedrijven toelaat om broeikasgassen uit te stoten zonder dat het hen al te veel geld kost.
Staken voor het klimaat
Moest onder meer 11.11.11 en de Bond Beter Leefmilieu zich tegen deze greenwashing uitgesproken hebben, dan was Youth 4 Climate wellicht niet in de val getrapt. Students 4 Climate ondertekende de campagne niet. Gelukkig heeft het Youth 4 Climate ook niet tegengehouden om een oproep te doen aan de vakbonden om de klimaatstaking van 15 maart te ondersteunen.
Die oproep aan de natuurlijke bondgenoten van de klimaatactivisten leidt tot heel wat discussie in syndicale kringen. ACV-topman Marc Leemans verklaarde: “We steunen de mobilisatie en roepen op tot deelname. Maar we dienen geen stakingsaanzegging in.” Bij het ABVV is er steun voor de beweging, maar de beslissing over staken wordt aan de centrales overgelaten. De Algemene Centrale (met meer dan 430.000 leden) diende een stakingsaanzegging in. Hopelijk wordt de druk opgevoerd zodat zoveel mogelijk werkenden de klimaatacties op 15 maart kunnen ondersteunen.
Op 20 februari was er een oproep van 350 wetenschappers uit België, Frankrijk en Zwitserland die oproepen om de wereldwijde klimaatstaking te ondersteunen. Ze halen uit naar de “economische machthebbers die enkel meer willen verkopen, ongeacht wat er wordt verkocht en wat de gevolgen ervan zijn; degenen die gemanipuleerde risicobeoordelingsprocedure gevaarlijke stoffen handhaven; degenen die winstgevende investeringen in fossiele producten voorstellen.” Ze klagen de leiders aan die “multilaterale handelsovereenkomsten ondertekenen met feodale rechtspraak voor industriële reuzen, terwijl ze de woede van de menigte richten op misleidende of bijkomstige doelstellingen.” (2) De wetenschappers hebben begrip voor radicaliteit onder activisten die “in feite maar weinig radicaal is in vergelijking met degenen die ons ontkoppeld van de natuur willen laten overleven, of beloven ons naar Mars te brengen, dat wil zeggen, naar een dode planeet, nadat we onze eigen planeet onleefbaar gemaakt hebben!”
Hoe tot een grote ommekeer komen?
Volgens ‘De grote peiling’ van Le Soir, RTL-TVi, VTM en Het Laatste Nieuws (uitgevoerd door Ipsos) waren meer dan acht op de tien ondervraagden “erg ongerust” of “eerder ongerust” over het klimaat. De mensheid staat voor een cruciaal keerpunt. Dat wordt steeds minder betwist. Het establishment beweert dat het kapitalisme het enige maatschappijstelsel is dat werkt. De feodale heersers en de slavenhouders beweerden dat in hun tijd ook. Elk van die systemen werkten, anders zouden ze niet bestaan hebben. Een systeem is steeds een uitdrukking van de mate van ontwikkeling van onze productiecapaciteiten.
Zodra een maatschappelijk systeem een rem wordt op de ontwikkeling en toepassing van wetenschappelijke en technische kennis, zorgt het eerder voor chaos dan voor vooruitgang. De motor van de geschiedenis wordt dan geactiveerd: de klassenstrijd.
De arbeidersklasse – al wie rijkdom creëert door zijn arbeidskracht te verkopen voor een loon en die meerwaarde oplevert – omvat vandaag de meerderheid van de wereldbevolking. Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) gaat het om maar liefst 3,4 miljard mensen. Zonder de arbeidskracht van de werkenden kunnen de kapitalisten geen winsten maken. Hun systeem werkt niet zonder onze arbeid. Alle rijkdom komt voort uit onze arbeid en uit de natuur. Het kapitalisme ondergraaft beide bronnen van rijkdom.
Deze realiteit komt scherp tot uiting tijdens een staking, als de economie wordt platgelegd. Er is geen sterker middel om tegen het kapitalisme in te gaan en de vraag naar een echte democratie te stellen, met name naar een systeem waarin wie de rijkdom produceert beslist over hoe geproduceerd wordt en hoe deze producten worden gebruikt. Een staking, zelfs een algemene, van één dag volstaat natuurlijk niet om tot echte verandering te komen. Maar de oproep voor 15 maart is een gedurfde stap in de opbouw van een sterke beweging die een einde kan maken aan het kapitalisme om een ecologische transitie mogelijk te maken in het kader van een democratisch geplande economie en collectief bezit van de strategische sleutelsectoren van die economie. Dat is wat wij socialisme noemen.
(1) https://bankwijzer.be/fr/actualit%C3%A9s/2018/investissements-dans-les-sci%C3%A9t%C3%A9s-mini%C3%A8res-controvers%C3%A9es/
(2) https://www.demorgen.be/opinie/wij-wetenschappers-staan-achter-de-zaak-van-greta-thunberg-daarom-houden-we-op-15-maart-een-schoolstaking-b6e3ddff/ -
Milieu: geen illusies in China
De voorbije jaren werd China door het internationale kapitalisme, maar soms ook door de linkerzijde, naar voren geschoven als het goede voorbeeld. Dat was voornamelijk gebaseerd op cijfers van de overheid die aantonen dat China de grootste investeerder was in groene alternatieven zoals windturbines. China zou het enige land zijn dat de akkoorden van Parijs respecteert. Er wordt uiteraard niet bij verteld dat China eveneens grote investeringen deed in nieuwe steenkoolcentrales. Het doet de klimaatbeweging of de Chinese bevolking die met dagenlange smogwolken over de steden geconfronteerd wordt geen recht aan om dit land als voorbeeld te nemen. In de artikelen van Chinaworker.info wordt een beeld gegeven van het milieubeleid in China en hoe ook daar het kapitalisme geen oplossing brengt. Deze teksten zijn opgenomen in ons boek ‘Socialisme of ecologische catastrofe’.[divider]
Het milieubeleid van het Chinese regime is gedoemd te mislukken
Artikel van Chinaworker.info (18 december 2017)
Het woord ‘milieu’ kwam 89 keer voor in het rapport van Xi Jinping tijdens het 19e congres van de CCP (Chinese Communistische Partij). Dit was zelfs meer dan de term ‘economie’. President Xi Jinping heeft vanuit de centrale overheid onderzoeksteams naar de provincies gestuurd om de vorderingen op het gebied van milieureglementering te controleren. Rapporten geven aan dat meer dan 12.000 ambtenaren en 18.000 bedrijven werden vervolgd voor inbreuken.
De media beweren dat dit China’s grootste campagne voor milieubescherming in de geschiedenis is. Xi lijkt een fervent voorvechter van het milieu, maar in feite wordt hij tot actie gedwongen door de protesten van de gewone bevolking tegen vervuiling. Ook het enorme economische verlies als gevolg van de vernietiging van het milieu neemt toe en dwingt hem tot actie. Tegelijkertijd zorgen de economische druk en de onofficiële boycot door de lokale overheden ervoor dat het beleid van Xi geen substantiële resultaten zal opleveren.
In oktober publiceerde het medische tijdschrift The Lancet een studie waarin werd gemeld dat in 2015 meer dan 1,8 miljoen Chinezen werden gedood door vervuiling, goed voor een vijfde van alle sterfgevallen in China. Uit een eerder rapport van de Nanjing Universiteit blijkt dat in de 74 belangrijkste steden in China een derde van de sterfgevallen kan worden toegeschreven aan PM2,5-verontreiniging (fijnstof).
Bovendien hebben de dalende fijnstof-niveaus in de Parelrivierdelta en sommige andere regio’s geleid tot een nieuw probleem: een snelle toename van ozon in de bodem. Ozon wordt geproduceerd door andere verontreinigende stoffen die aan zonlicht worden blootgesteld. Het wordt in verband gebracht met beroertes en hartaandoeningen en heeft geleid tot meer dan 36.000 vroegtijdige sterfgevallen in China in de afgelopen drie jaar. Het beleid dat de Chinese dictatuur voert, namelijk dat van “eerst de economie,” heeft geleid tot grootschalige vervuiling en heeft ervoor gezorgd dat het CCP-regime “het ene ding in de gaten houdt en het andere uit het oog verliest.”
Toenemende en ernstige vervuiling hebben samen met de stijgende publieke bezorgdheid over de gevolgen voor de gezondheid geleid tot massale protesten tegen vervuiling in het hele land. In november gingen de massa’s in Zhaoqing, Guangdong, de straat op om te protesteren tegen een derde poging van de lokale overheid om een verbrandingsinstallatie te bouwen. Het project werd in het verleden al twee keer opgeschort vanwege publiek protest.
Het onvermogen om de vervuilingsproblemen op te lossen, heeft het gezag van het CCP-regime aangetast. De regering is genoodzaakt te reageren, maar de campagne tegen de vervuiling zal de reeds kwetsbare economie nog meer onder druk zetten. Het is dus onwaarschijnlijk dat Xi er alles aan zal doen om zijn “milieubeleid” tegen elke prijs na te streven.
In de eerste helft van 2016 heeft de regering de milieuregelgeving verder versoepeld om de zwakke economie te stimuleren. Dit heeft geleid tot de heropleving van een aantal sterk vervuilende industrieën, zoals de staalindustrie. Daardoor is het probleem van de luchtvervuiling alleen maar erger geworden.
Een uitgestrekte smogwolk van 1,88 miljoen vierkante kilometer overtrok meer dan 90 steden in december van dat jaar. In de eerste drie kwartalen van 2017 is het fijnstof in de regio Beijing-Tianjin-Hebei met 10 procent gestegen ten opzichte van het jaar ervoor. De effecten zijn over de hele wereld merkbaar – de uitstoot van broeikasgassen is in 2017 sterk toegenomen na twee vlakke jaren, als gevolg van de opleving van de zware industrie in China. Société Générale schat dat de milieubeschermingsmaatregelen China 0,25 procent van het jaarlijkse BBP zullen kosten en dat, wanneer zich nieuwe risico’s van economische vertraging voordoen, Xi de controle op vervuiling waarschijnlijk weer zal versoepelen.
Bureaucratische maatregelen die tot chaos leiden
Tegelijkertijd stuit Xi Jinping ook op weerstand van de lokale overheden, zoals blijkt uit het feit dat hij gedwongen is om onderzoeksteams naar het lokale niveau te sturen. Deze directe interventie van de centrale overheid heeft echter tot chaos geleid. Veel ambtenaren proberen straffen te ontlopen door alle fabrieken te sluiten voor de komst van de onderzoeksteams (of de fabrieken nu voldoen aan de officiële milieunormen of niet). Dit heeft het ministerie van Milieubescherming gedwongen om in te grijpen en een einde te maken aan een dergelijke overreactie.
Om het ernstige probleem van de wintersmog op te lossen, heeft de regering het verbranden van steenkool in Beijing en omgeving verboden. Toch werd het beleid overhaast uitgevoerd. Veel regio’s hebben geen stabiele aardgasvoorziening, waardoor minstens tienduizenden gezinnen geen verwarming hadden tijdens de strenge winter.
De strijd tegen vervuiling vereist massale campagnes voor democratische controle van de werknemers op een milieuvriendelijke productie op socialistische basis. De pogingen van Xi om de milieucrisis op te lossen met een mengeling van bureaucratische en marktgerichte maatregelen zullen op lange termijn geen wezenlijke resultaten opleveren en zullen zeker leiden tot verdere massale woede.
Leentjebuur spelen
In juni 207 kondigde de Amerikaanse president Donald Trump aan dat de VS zich terugtrekt uit het Akkoord van Parijs. De wereldpers prees China als de nieuwe internationale leider in de strijd tegen klimaatverandering. Toch is het Chinese regime een van de grootste obstakels voor de bestrijding van klimaatverandering. Sinds de start van het “Belt and Road”-project heeft China over de hele wereld grote hoeveelheden kolencentrales gebouwd en heeft het ook Japan overtroffen als de grootste exporteur van apparatuur voor de steenkoolindustrie. Een van China’s grootste producenten van elektrische apparatuur, Shanghai Electric, heeft plannen aangekondigd om elektriciteitscentrales van 6.285 MW te bouwen in Egypte, Pakistan en Iran. Dat is gelijk aan tien keer zoveel als de binnenlandse bouwplannen van China.
Het CCP-regime hoopt de overzeese markt te gebruiken om de druk van koolstofreductiemaatregelen op de eigen elektrische en steenkoolindustrieën te verlichten. Deze nieuwe energiecentrales betekenen dat de klimaatdoelstellingen zoals vastgelegd in Parijs een Mission Impossible zijn. De Wereldbank heeft China bekritiseerd omdat het armere landen met zwakkere milieuvoorschriften als toevluchtsoord voor vervuiling gebruikt. Tegelijkertijd heeft de Wereldbank echter ook de milieunormen gedereguleerd om te kunnen concurreren met China. Het is een race naar de bodem ten koste van het klimaat en de gezondheid van de gewone mensen.
Socialisten verzetten zich tegen de kapitalistische klasse die winst nastreeft ten koste van het milieu en de gezondheid van de massa’s. Wij zijn ook tegen imperialistische machten die hun vervuilingsprobleem naar andere landen exporteren.
De enige oplossing voor de wereldwijde klimaat- en vervuilingscrisis is een internationale arbeidersbeweging die zich verzet tegen het kapitalistische systeem dat winst vooropstelt. We moeten de banken en de grote ondernemingen nationaliseren en onder de democratische controle en het beheer van de werknemers plaatsen. We moeten schone productie onder democratische planning bevorderen en meer kapitaal en middelen investeren in de ontwikkeling van schone energie en groene technologie.
[divider]
Is China de “oorlog tegen de vervuiling” aan het winnen?
Artikel van Chinaworker.info (21 mei 2018)
2017 kende de zwakste jaarlijkse verbetering van de luchtkwaliteit sinds Beijing de “oorlog tegen vervuiling” begon.
Op het Nationaal Volkscongres (NPC) in maart werd het nieuwe Ministerie van Ecologie en Milieu (MEE) voorgesteld als onderdeel van een grote reorganisatie van de regering. Het ontstaan van dit super-ministerie staat symbool voor het opvoeren van de ‘oorlog tegen vervuiling’ die Beijing vier jaar geleden lanceerde. Dat is tenminste de boodschap die de dictatuur van de CCP (de zogenaamde communistische partij) wil overbrengen.
Het regime van president Xi Jinping heeft “drie cruciale gevechten” vastgesteld, die het tegen 2020 wil winnen. Tegen vervuiling, financiële risico’s en armoede. Voor Xi, die de dictatuur van de CCP probeert overeind te houden door ongekende centralisatie van de macht en persoonlijke dictatuur, is dit een drie-eenheid van gevaren die tot massale onrust kan leiden en een bedreiging kan vormen voor de greep van het regime op de macht. Dat zijn regime zich slechts drie jaar de tijd geeft om de “drie cruciale gevaren” met succes te overwinnen, onderstreept hoe dicht China bij een groot conflict kan staan.
China is een ecologisch rampgebied geworden, waarbij volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) jaarlijks meer dan een miljoen mensen sterven door luchtvervuiling. Uit overheidsrapporten blijkt dat meer dan 80 procent van het grondwater in China – gebruikt door boerderijen, huishoudens op het platteland en fabrieken – niet geschikt is om te drinken, terwijl 19,4 procent van de landbouwgrond in China vervuild is door chemische stoffen en metalen. Dit komt neer op 250.000 vierkante kilometer verontreinigde grond, wat overeenkomt met alle landbouwgrond in Mexico.
Dit alles is het resultaat van tientallen jaren van wilde, ongeplande en ongecontroleerde industrialisatie, waarbij de milieuwetgeving grotendeels werd genegeerd. De verontreiniging van de lucht, het water, de bodem en de voedselketen is geen onvermijdelijk bijproduct van economische modernisering, zoals sommigen beweren. Het wordt alleen maar onvermijdelijk als de economische ontwikkeling zelf verziekt is door het kapitalisme en zijn winstoogmerk, in plaats van door een geplande aanpak die onderworpen is aan democratische controle en beheer door de arbeidersklasse.
Overdracht van bevoegdheden
Het nieuwe ministerie van Milieu krijgt een aantal bevoegdheden die voorheen in handen waren van de Nationale Commissie voor Ontwikkeling en Hervorming, het ministerie van Watervoorraden en het ministerie van Landbouw. Op die manier krijgt het nieuwe ministerie, naast de bevoegdheden die voorheen in handen waren van het ministerie van Milieubescherming, ook controle over het beleid inzake klimaat, water en landbouwverontreiniging.
De achterliggende gedachte is dat de Chinese toezichthouders altijd een gebrek aan echte macht hadden. Maar daar was een reden voor. Machtige economische sectoren zoals energie, mijnbouw en transport, en regionale elites die hun economische macht willen laten groeien, verzetten zich tegen een sterker milieuagentschap om de kosten te drukken en de winst op te drijven. De herhaalde pogingen van de centrale overheid om het milieubeleid te versterken, aangewakkerd door haar angst voor politieke opstand, maken dus deel uit van Xi Jinping’s voortdurende machtsstrijd tegen rivaliserende gevestigde belangen.
De CCP heeft enorm veel politiek en financieel kapitaal geïnvesteerd in de strijd tegen vervuiling (1 biljoen yuan alleen al om bodemvervuiling te bestrijden). Maar het valt nog te bezien of het nieuwe super-ministerie het hoofd zal kunnen bieden aan de taak. De regeringsgezinde South China Morning Post, een Hongkongse krant, citeerde een anonieme voormalige hoge ambtenaar van het ministerie van Milieu, die zich sceptisch uitsprak over het feit dat dit “genoeg” zou zijn.
De krant merkte ook op dat de ingrijpende reorganisatie van de overheidsdepartementen “tekortschiet in de oprichting van een almachtig energieministerie om toezicht te houden op de enorme steenkool-, olie- en energiesectoren van het land. Er was nochtans hevige speculatie dat zoiets er zou komen.” Zoals in andere landen is de fossiele brandstoffensector van China een bastion van machtige belangen die koortsachtig vechten tegen de publieke druk voor een klimaat- en anti-vervuilingsbeleid dat hun hun winsten zou aantasten.
Een ambigu rapport
De recente verbeteringen van de luchtkwaliteit in Beijing en andere noordelijke steden in de winter zijn door de CCP tentoongesteld als teken dat haar beleid werkt. Als dit klopt, zou dit voor tientallen miljoenen mensen een enorme verandering in levenskwaliteit betekenen. Helaas is de realiteit niet zo bemoedigend.
Sinds december behoort Beijing tot de top tien qua luchtkwaliteit in Chinese steden – het staat op de negende plaats. Uit een analyse van Greenpeace blijkt dat het gemiddelde PM2,5-gehalte – gevaarlijke kleine stofdeeltjes in de atmosfeer (fijnstof) – in Beijing, Tianjin en 26 omliggende steden in de laatste drie maanden van 2017 met 33,1 procent is gedaald. Desondanks waren de gemiddelde dagelijkse niveaus van PM2,5 nog steeds meer dan het dubbele van het “onveilige” niveau van de WHO (25 microgram per kubieke meter).
Het CCP-regime klopt zich op de borst en claimt een grote overwinning voor zijn beleid, dat onder andere bestaat uit meer inspecties en straffen voor inbreuken, het instellen van kolenvrije zones, het verplaatsen van enkele zware industrieën uit de omgeving van Beijing, en het beperken van het autogebruik.
Maar de studie van Greenpeace wijst er ook op dat de verbetering tijdens de winter mede te danken was aan “uitzonderlijk gunstig weer”, met koude fronten uit Siberië, waardoor de wind en de regen de vervuiling op grondniveau afbreken. Volgens Greenpeace was het weer verantwoordelijk voor het verlagen van de gemiddelde PM2,5-niveaus in Beijing met ongeveer 20 procent in november en 40 procent in december.
Feitelijk was er in 2017 niet zozeer sprake van een klinkend succes maar veeleer van de zwakste verbetering van de luchtkwaliteit sinds het begin van de “oorlog tegen vervuiling” van de CCP. De gemiddelde PM 2,5-niveaus daalden met slechts 4,5 procent in het hele land, ondanks de enorme uitgaven en de verplaatsing van de industriële productie. Bovendien zijn de gemiddelde PM2,5-niveaus in feite gestegen in delen van Oost- en Zuid-China, waaronder de Parelrivierdelta. Het weer speelde hier ook een rol in, maar het weerspiegelt ook de beweging van vervuilende zware industriële productie naar het oosten en zuiden na het harde optreden van het regime in het noorden.
De dictatoriale kapitalistische heerschappij leidt tot een ecologisch Armageddon. De enige oplossing is om de collectieve creatieve kracht van het de werkende klasse te ontketenen door de economische en politieke ontwikkeling onder controle van de arbeidersklasse te brengen, het kapitalisme en de oncontroleerbare bureaucratie te elimineren en zo de samenleving om te vormen tot een ecologisch duurzame socialistische maatschappij.
-
Klimaatprotest zet door
Het klimaatprotest houdt aan. Op donderdag 7 februarir werd opnieuw in verschillende steden betoogd. De grootste betoging was in Leuven waar de politie sprak over 10.000 aanwezigen. In Kortrijk waren er een duizendtal betogers, in Brussel 5.000, in Luik 500. Het protest slaat ook over naar Nederland waar vandaag op een eerste actiedag in Den Haag naar schatting 30.000 jongeren bijeenkwamen! Volgende week is er een betoging in Brussel.
Pogingen om het jongerenprotest te criminaliseren, mislukken. In het kader van het ontslag van Joke Schauvliege leek het alsof activisten die een sms-campagne voeren misdadigers zijn waarvan de voormalige minister het trieste slachtoffer was. Daarover gaat het echter niet. Het protest is gericht tegen het gebrek aan ernstig klimaatbeleid, niet over wie nu net de minister is die daarop toeziet. Dat het niet om Schauvliege gaat, werd duidelijk op het klimaatprotest van deze donderdag. Ook na haar ontslag zijn er veel betogers. Het schitterende nieuws van de grote betoging in Nederland bevestigt helemaal dat het niet om Schauvliege gaat: nog meer dan in Franstalig België hebben de jongeren daar nog nooit van haar gehoord maar toch protesteren ze massaal.
De nieuwe donderdagse actiedag bracht opnieuw duizenden op de been. Er wordt opgeroepen naar Brussel volgende donderdag. De oproep voor de internationale schoolstaking op 15 maart wint ook aan gewicht. Het internationale karakter van die oproep is aantrekkelijk. Bovendien biedt het ons een kans om op te bouwen naar een nieuw hoogtepunt.
Daarnaast duiken inhoudelijke discussies op. Zo weigeren Students 4 Climate en Climaxi volgens ons terecht om mee te werken aan ‘Sign For My Future’, een campagne gefinancierd door grote bedrijven. Het werpt de vraag op vanuit welke hoek we antwoorden en oplossingen kunnen verwachten. Wij denken dat we daarvoor niet op de grote bedrijven moeten rekenen, maar dat we net van onderuit doorheen protest een krachtsverhouding moeten opbouwen zodat we kunnen breken met het huidige systeem.
Hieronder enkele beelden:
[divider]
LEUVEN:[divider]
LUIK:
[divider]
KORTRIJK:









