Tag: Brussel

  • Nation valt antifascisten aan in Brussel

    nationvaltaanOp 3 april hield het Vlaams Belang een verkiezingsmeeting in het centrum van Brussel. De meeting werd ondersteund door het Franse Front National dat electoraal net had gescoord bij de lokale verkiezingen. Nadat het Vlaams Belang eerder op de Nederlander Wilders beroep moest doen om in de belangstelling te komen, werd ook in dit geval op een buitenlander beroep gedaan om aandacht te krijgen. Le Pen kwam echter niet, nadat het VB het in Antwerpen met ‘minder Wilders’ deed, volgde nu een rondje ‘minder Le Pen’ in Brussel.

    In Brussel werd snel een mobilisatie van antifascisten opgezet. Zowat 150 mensen verzamelden na een oproep die door verschillende groepen werd ondersteund. Extreemrechts viel het protest aan. De neofascistische militanten droegen T-shirts van het Franstalige Nation. Het Vlaams Belang trok zich terug op de tweede verdieping van een café. Hier vind je een fotoreportage door Collectif Krasnyi

    Hieronder de verklaring van de antifascistische betogers na de actie.

    “De antifascistische militanten protesteerden tegen het feit dat extreemrechts de crisis en de wanhoop van het besparingsbeleid van de regering kan uitspelen om zich te versterken. Extreemrechts doet zich voor als een alternatief, maar het beperkt zich in werkelijkheid tot verdeeldheid door racisme en haat te verspreiden. Extreemrechts voert haar aanwezigheid in onze steden op. Eerder werd nog in Brussel betoogd tegen het recht op abortus.

    “Voor de antifascistische betogers is het belangrijk om in de straten aanwezig te zijn om in te gaan tegen de onaanvaardbare en gevaarlijke standpunten van extreemrechts. De betoging verdedigde een boodschap van solidariteit en eenheid.

    “De betogers kwamen bijeen voor de locatie van de meeting. Daar daagde een handvol militanten van een extreemrechtse groupuscule op. Na enkele provocaties gingen ze over tot een gewelddadige fysieke aanval op betogers die geen andere keuze hadden dan zich te verdedigen. De politie was van bij het begin aanwezig en gebruikte de confrontatie als excuus om de antifascistische betogers aan te vallen. Hierdoor konden de leden van het Vlaams Belang door om naar hun meeting te trekken.

    “Het is onaanvaardbaar dat antifascistische acties door de ordediensten vervolgd worden. Ondanks de verklaring van Yvan Mayeur dat hij de meeting zou verbieden, aarzelde hij niet om bevel te geven om de antifascisten aan te vallen. De politie begeleidde nadien de fascistische groupuscule naar het station. De interventie van de politie en de aanvallen door de fascisten hebben geleid tot enkele gewonden.

    “Extreemrechts toonde zijn ware gezicht: gewelddadig en gevaarlijk. De betogers kwamen na de actie bijeen en klaagden de arrestatie van een 62-jarige betoger aan. Het ging om de voorzitter van een cultureel centrum. De betogers riepen op tot solidariteit met deze militant die ten onrechte gecriminaliseerd wordt.

    “De betogers lieten zich niet intimideren door de fascisten en dwongen het Vlaams Belang om de meeting te verplaatsen. De mobilisatie toonde aan dat extreemrechts geen formaties zijn zoals de anderen en dat ze niet welkom zijn.

    “De bijeenkomst na de betoging besloot dat deze mobilisatie een eerste stap was in de opbouw van een verenigde strijd tegen de opkomst van het fascisme. Er werd opgeroepen om deel te nemen aan de antiracistische en antifascistische betoging van 1 mei tegen de poging van extreemrechts om zich de dag van de werkenden toe te eigenen.”

     

    Enkele foto’s door PPICS

     

  • Besparingen maken wonen in Brussel onbetaalbaar

    door Baptiste

    Almaar stijgende huurprijzen, ellenlange wachtlijsten om recht te hebben op sociale huisvesting, duizenden kantoren en gebouwen die leeg staan, torenhoge prijzen om zelfs maar een klein appartement te kopen, stijgend aantal daklozen,… en prestigeprojecten voor de beter begoede mensen. Dat is het resultaat van decennia van neoliberaal huisvestingsbeleid in Brussel.

    Te huur? Te duur!

    Jaar na jaar wordt het duurder om in Brussel te huren. Sinds 2002 zijn de prijzen gemiddeld met 45% gestegen. In dezelfde periode kwamen er amper 440 bijkomende plaatsen in sociale huisvesting bij, waardoor het totaal op 39.000 komt terwijl er 41.000 mensen op een wachtlijst staan. Die lijst is nog een onderschatting van de vraag. Aangezien je soms meer dan tien jaar op een wachtlijst kan staan, zijn er veel gezinnen die de moeite niet doen om zich in te schrijven.

    Het tekort aan sociale huisvesting zet een nog grotere druk op de andere huurprijzen. Het draagt bij tot de onbetaalbaarheid van wonen in Brussel. Een gemiddeld Brussels gezin geeft meer dan 30% van zijn inkomen uit aan huisvesting!

    Waar zijn de publieke middelen naar toe?

    Middelen voor sociale huisvesting zijn er niet. Het beleid komt niet verder dan in het beste geval ‘publieke huisvesting’ voor te stellen. In Sint-Gillis is het inkomensplafond om daaraan deel te nemen erg hoog: 40.000 euro bruto per jaar voor een alleenstaande en 70.000 voor een gezin. Dit beleid is gericht op het vervangen van armere huurders door anderen die een hoger inkomen hebben. De sociale problemen daarentegen blijven.

    Onder het mom van een sociale mix worden de armsten uit de stad verjaagd. In plaats van de armoede aan te pakken, worden de armen zelf weg gedrongen. Benjamin Cadranel (PS), topman van de Ontwikkelingsmaatschappij van het Brusselse Gewest en voormalig kabinetschef van Charles Picqué, verklaarde hierover: “In Brussel zit de armste bevolking vast in het centrum van de stad, terwijl de bevolkingsgroep die we moeten overtuigen om te blijven of terug te komen naar het centrum de middenklasse is.”

    Brussel: paradijs voor immobiliënsector

    Deze strategie van de Brusselse regering is schandalig. Het beleid is gericht op de winsten van private bedrijven in de huisvestingssector. Voor immobiliënbedrijven betekent het een jackpot. Zo haalde het bedrijf Cofinimmo vorig jaar een nettowinst van 120 miljoen euro, een jaar eerder werd een gelijkaardige winst gerealiseerd.

    Gezinnen betalen de prijs van dit asociale beleid door steeds hogere prijzen. Maar ook de werknemers in de bouwsector draaien ervoor op. Het aandeel van zwartwerk en praktijken van “sociale dumping” zijn schering en inslag in de bouwsector.

    Leegstand en prestigeprojecten

    Voor de 1,6 miljoen vierkante meter leegstaande kantoren in Brussel biedt het gewest 30 euro per m² subsidies aan bouwpromotoren die er luxehuisvesting van willen maken. De wet-Onkelinx uit 1993 laat nochtans toe om met de gemeenschap leegstaande gebouwen op te vorderen om ze beschikbaar te maken voor daklozen. Met de huidige tekorten zou dat kunnen uitgebreid worden tot gebouwen met leegstaande kantoren, waardoor niet alleen daklozen maar ook anderen eindelijk toegang zouden krijgen tot betaalbare en degelijke huisvesting.

    In de plaats daarvan biedt het gewest de immobiliënsector extra winstopportuniteiten aan. Dat leidde eerder tot een uithuiszetting van de bezetters in het Gésugebouw. In een nota heeft Cofinimmo het over Brussel als een kip met gouden eieren die op een zilveren dienblad worden aangeboden: “Brussel staat onder een steeds belangrijker demografische druk; een manier om daar op te antwoorden is het omvormen van kantoren tot huisvesting. Dat is waar we mee gestart zijn met het Livingstone-project in de Europese wijk.” Die appartementen uit de hogere prijsklasse worden verkocht aan een prijs van 3.500 euro per vierkante meter!

    Betaalbare en degelijke huisvesting voor iedereen!

    Het is onaanvaardbaar dat het fenomeen van de bevolkingsgroei in Brussel wordt gebruikt om de verantwoordelijkheid voor het tekort aan huisvesting van zich af te schuiven. Dat is wat de Brusselse gemeenten en het gewest doen. Ze ontlopen hun verantwoordelijkheid en maken er tegelijk gebruik van om de armste gezinnen te verjagen zodat private bedrijven hun winstcijfers verder kunnen opkrikken. Van alle huisvesting in Brussel is er amper 8% sociale huisvesting. In Sint-Gillis, de gemeente waar Picqué al 30 jaar burgemeester is, ziet het er nog slechter uit met amper 4,6% sociale huisvesting. Het is niet verwonderlijk dat het verkiezingsprogramma van de PS net als tijdens de laatste gemeenteraadsverkiezingen niets zegt over sociale huisvesting.

    We hebben geen nood aan prestigeprojecten gericht op beter begoede lagen. Iedereen moet degelijk onderdak vinden aan een betaalbare prijs. Net als de organisaties voor het recht op huisvesting verdedigen wij het idee van 20% sociale huisvesting. Om dat te bereiken is er nood aan een project van massale bouw van sociale huisvesting en het opvorderen van leegstaande gebouwen en kantoren. Daarmee kunnen 60.000 nieuwe plaatsen in de sociale huisvesting worden gecreëerd en kunnen de tekorten aangepakt worden.

    Een alternatief op de besparingen

    We moeten de huisvestingssector en de bouwsector uit de handen van de private immobiliën- en bouwpromotoren halen. Dat is noodzakelijk om een ruimtelijk beleid te kunnen voeren en om huisvesting te kunnen afstemmen op de behoeften van de volledige bevolking. Het zou toelaten om de sociale dumping uit de bouwsector weg te halen en jongeren uit onze wijken zonder veel opleiding een degelijke job aan te bieden.

    Na dertig jaar van een gebrek aan middelen voor collectieve diensten is het genoeg geweest. Besparingen werken niet. Er is nood aan een beleid die weigert om de publieke schulden te betalen en overgaat tot de nationalisatie van de banken en de sleutelsectoren van de economie met een radicaal plan van publieke investeringen om economisch herstel te bekomen en werk te maken van degelijke huisvesting, scholen, kinderopvang en jobs.

    www.reprenonsnoscommunes.be

  • Betoging tegen jacht op werklozen in Brussel

    Verslag door Nico (Brussel)

    bruxelles_chomage_05Ook in Brussel werd in het kader van de actiedag tegen de jacht op de werklozen geprotesteerd. Dat gebeurde met een betoging in gemeenschappelijk vakbondsfront. De betoging vertrok van de kantoren van de RVA en trok onder meer langs het Brusselse OCMW om te eindigen voor het ministerie van werk van Monica De Coninck.
    Net zoals in de rest van het land is er in Brussel een groot probleem van werkloosheid. Het aantal werkzoekenden is veel groter dan het aantal vacatures, per vacature zijn er 48 werkzoekenden. Er zijn tal van jobplannen die geen enkele garantie op een stabiele toekomst bieden. De afgelopen decennia is de regio sterk gedesindustrialiseerd met heel wat jobverlies als gevolg. We betalen een zware prijs voor alle herstructureringen van de laatste jaren. En nu willen de autoriteiten ons nogmaals laten betalen voor het gebrek aan werk door aan onze uitkeringen te zitten.

    LSP was aanwezig op de betoging en haalde peterslijsten op voor de linkse eenheidslijst Gauches Communes in Brussel. Gauches Communes zal deelnemen aan de regionale en federale verkiezingen. We bedanken iedereen die er de tijd nam om de discussie aan te gaan en onze peterslijsten te ondertekenen.

    De actiedag moet een vervolg krijgen. De maatregelen van de regering gaan erg ver en we mogen dit niet aanvaarden. De nationale actiedag moet het beginpunt vormen voor een nationaal actieplan dat op democratische wijze wordt bediscussieerd. Werklozen moeten daarin betrokken worden. Het actieplan moet oplopend zijn om de druk op te voeren. We kunnen verschillende actiemethoden gebruiken, van meetings en debatten tot betogingen om zo de beweging uit te breiden.

    In Brussel zijn er al twee nieuwe acties afgesproken. Deze week nog, op 13 maart om 12u, wordt aan de Beurs verzamelen geblazen voor een actie het Brusselse Netwerk van Werklozengroepen. Op dat ogenblik bespreekt de Kamer een wetsvoorstel dat de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen oplegt. Op 11 mei is er een betoging tegen de jacht op de werklozen, daarvoor wordt om 14u voor de RVA aan het Zuidstation afgesproken.

     

    bruxelles_chomage_01

    bruxelles_chomage_02

    bruxelles_chomage_03

    bruxelles_chomage_04

    bruxelles_chomage_05

    bruxelles_chomage_06

    bruxelles_chomage_07

    bruxelles_chomage_08

    bruxelles_chomage_09

    bruxelles_chomage_10

    bruxelles_chomage_11

    bruxelles_chomage_12

    bruxelles_chomage_13

    bruxelles_chomage_14

    bruxelles_chomage_15

    bruxelles_chomage_16

    bruxelles_chomage_17

    bruxelles_chomage_18

    bruxelles_chomage_19

    bruxelles_chomage_20

    bruxelles_chomage_21

    bruxelles_chomage_22

  • Rekeningrijden: een asociale maatregel

    door Tim (Brussel)

    Op 17 februari startten de verschillende gewesten in België met een pilootproject rond ‘rekeningrijden’. Het idee was om een systeem uit te testen waarbij de verkeersbelasting wordt berekend aan de hand van het aantal kilometers dat er per auto wordt gereden. Op basis van de richttarieven die werden voorgesteld, bleek al snel dat het nieuwe systeem voor veel mensen, vooral diegenen die dagelijks met de wagen naar het werk gaan, een stevige meerkost zou veroorzaken. Wanneer er jaarlijks zware besparingen gebeuren op het openbaar vervoer, is het invoeren van een systeem van rekeningrijden een sterk asociale maatregel.

    Nog voor het pilootproject goed en wel van start kon gaan, ontstond er een grote verontwaardiging in de publieke opinie. Het maakt dat het systeem al dood was voor het werkelijk van start ging: in een mum van tijd tekenden meer dan 150.000 mensen een online petitie tegen het initiatief. Zo snel als het kon verlieten de politici als ratten het zinkende schip van het rekeningrijden.

    Een van de laatste verdedigers van het systeem was Brussels Minister van Mobiliteit Bruno De Lille (Groen!). “A lunatic is just a minority of one”, moet hij met George Orwell in het achterhoofd gedacht hebben, en hij bleef het rekeningrijden halsstarrig verdedigen als een manier om het dagelijkse verkeersinfarct in Brussel op te lossen. De Lille is dezelfde minister die de voorbije jaren voortdurend bespaarde op het openbaar vervoer in Brussel. In het kader van het investeringsplan 2013-2017, kreeg de MIVB in 2013 een nieuwe besparing van 116 miljoen euro te slikken. In februari dit jaar gingen de tarieven nogmaals sterk de hoogte in. Bij de regeringsvorming in 2009 beloofde de groene minister nog gratis openbaar vervoer als middel tegen de files, vandaag is dat blijkbaar rekeningrijden geworden…

    En dat is meteen de kern van het probleem. Niemand zal ontkennen dat de dagelijkse files in België een gigantisch probleem zijn. Een systematisch gebrek aan investeringen in infrastructuur, en dan vooral in het openbaar vervoer, heeft daar in belangrijke mate toe bijgedragen. Alle openbaar vervoersmaatschappijen in ons land werden de voorbije jaren door besparingen en tariefverhogingen getroffen, en bouwen hun aanbod af. Onlangs nog lekte uit dat de NMBS, in het kader van haar nieuw vervoersplan dat in december 2014 van start zou moeten gaan, wil afstappen van het idee van ‘basismobiliteit’. Dat is het idee dat openbaar vervoer zo moet georganiseerd moet worden dat ieder er vlot toegang tot moet hebben. Vooral in landelijke gebieden en buiten de spitsuren zou het aanbod aan treinen steeds verder worden afgebouwd. Dit soort beleid combineren met het invoeren van rekeningrijden betekent dat een meerderheid van de bevolking hard getroffen wordt in haar mobiliteitsmogelijkheden.

    Gratis en degelijk openbaar vervoer is de enige duurzame en sociale oplossing voor het mobiliteitsprobleem. Massale investeringen in openbaar vervoer en alternatieve transportmiddelen zoals binnenvaart kunnen de files op onze wegen drastisch aanpakken, en dat in combinatie met bijvoorbeeld een arbeidsduurvermindering met behoud van loon, en bijkomende aanwervingen, zodat mensen bijvoorbeeld een dag minder naar het werk moeten.

  • Tekorten in Brusselse onderwijs blijven zich opstapelen

    door Tim

    Afgelopen zomer waren er in Brussel volgens een eerste rondvraag 1.200 plaatsen tekort in het Franstalig onderwijs en maar liefst 2.000 in het Nederlandstalig onderwijs. Zelfs op de eerste schooldag waren er nog tekorten: 380 plaatsen in het eerste jaar van het Franstalig secundair onderwijs en 600 kinderen vonden geen plaats in een Nederlandstalige onthaalklas. Nog eens duizenden andere ouders moeten hun kroost noodgedwongen naar de andere kant van de stad naar school brengen. In de eigen buurt was er geen plaats meer.

    42.000 extra plaatsen nodig tegen 2020

    Zelfs voor die leerlingen die een plek vonden, zijn de omstandigheden vaak verre van ideaal. In het Franstalig onderwijs volgen intussen 40.000 leerlingen noodgedwongen les in een container. Veel schoolgebouwen zijn hopeloos verouderd en in veel scholen is er een nijpend tekort aan leerkrachten. Kleuterleid(st)ers die in het eerste kleuterklasje staan, deden onlangs nog een oproep om geen kinderen naar school meer te sturen die nog niet zindelijk zijn. Zelf pampers verversen is voor hen onmogelijk geworden. Klassen tellen nu tot 28 kleuters per begeleider!

    De toekomst ziet er nog problematischer uit. Het ‘Brussels Studies Institute’ schat dat er tegen 2020 zo’n 42.000 extra plaatsen nodig zijn in het Brusselse onderwijs, waarvan ongeveer de helft al tegen 2015! Met een bezettingsgraad van gemiddeld 99% van de capaciteit zitten de Brusselse scholen vandaag overvol. In veel gemeenten is het, ondanks quota voor de eigen inwoners in 10 van de 19 Brusselse gemeenten, onmogelijk geworden nog een plek te vinden in een school in de eigen buurt.

    “Wijsheid bestaat in het voorzien van gevolgen”

    De Belgisch-Franse geoloog Haroun Tazieff zei ooit over het bouwen van woningen in overstromingsgebied in Frankrijk: “Wijsheid bestaat in het voorzien van gevolgen”. Dat is een les die niet aan onze Brusselse politici is besteed. Wanneer de traditionele partijen aan de tand worden gevoeld over de tekorten in het onderwijs, antwoorden ze steevast dat dit probleem ontstaan is door een “onvoorziene demografische evolutie”.

    Het klopt dat de Brusselse bevolking sterk aangroeit, sterker dan in de rest van het land. Dit is echter geen nieuw fenomeen. Het Federaal Planbureau publiceert elke 2 tot 3 jaar een gedetailleerd rapport waarin de verwachtingen rond bevolkingsaangroei worden gepubliceerd. Daarin wordt de aangroei van de Brusselse bevolking, vooral dan de aangroei van het aantal kinderen en jongeren, al verschillende decennia voorspeld.

    Dat het verhaaltje van de onvoorziene bevolkingsaangroei niet meer dan een excuus is, blijkt ook uit andere tekorten. Zo is er een groot tekort aan plaats in de kinderopvang, er is voor minder dan 1 op 3 Brusselse kinderen plaats in een erkende crèche. Er wordt geschat dat er tegen 2015 (volgend jaar dus!) zowat 18.000 plaatsen tekort zullen zijn in het basisonderwijs en 4.700 in het middelbaar onderwijs. Alsof onze politici niet wisten dat kinderen die vandaag geboren worden, enkele jaren later in het basisonderwijs terecht komen en nog eens zes jaar later in het middelbaar onderwijs. De mantra van de ‘plotse bevolkingsexplosie’ is niet meer dan een excuus om de systematische onderfinanciering van het onderwijs te verhullen.

    Communautaire gehakketak

    Als dat fabeltje niet werkt, wordt overgegaan tot een spelletje communautair zwartepieten. Iedere overheid wijst naar een andere regering als de verantwoordelijke voor de tekorten. Nochtans vinden we op alle bestuursniveaus, federaal, in de gewesten, gemeenschappen en gemeenten, telkens dezelfde partijen terug. En overal wordt hetzelfde besparingsbeleid gevoerd, een beleid van systematisch onderinvesteren in openbare voorzieningen, zoals ook het onderwijs. Dáár ligt de echte reden voor de tekorten.

    Uiteraard hebben we er niets op tegen dat het onderwijsbeleid in Brussel eenvoudiger zou worden georganiseerd. Voor vele Brusselaars is het absurd dat het door de Vlaamse en Franse gemeenschappen wordt georganiseerd, zonder overleg en zonder voldoende rekening te houden met de specifieke situatie in Brussel. Het lijkt absurd om in een tweetalige stad als Brussel twee eentalige onderwijsnetten naast elkaar te laten bestaan. Wij delen echter niet de illusie dat organisatorische hervormingen, bijvoorbeeld het organiseren van een tweetalig onderwijssysteem door het gewest, een fundamentele oplossing zou betekenen. Het belangrijkste probleem is de onderfinanciering van het onderwijs, ongeacht wie dat onderwijs organiseert.

    Meer publieke middelen nodig!

    LSP komt op voor een maatschappij waar de rijkdommen die geproduceerd worden democratisch beheerd worden, het socialisme. Telkens opnieuw duiken er weer nieuwe voorbeelden op van hoe het kapitalisme fundamenteel niet in staat is om de basisnoden van de meerderheid van de bevolking in te lossen. Zelfs in een welvarend land zoals België is er voor steeds meer kinderen geen plaats meer op school. Nog meer Brusselse ouders moeten dagelijks de halve stad doorreizen om hun kinderen naar school te brengen.

    Wij strijden voor een grondige publieke herfinanciering van het hele onderwijs en dat op alle niveaus. Minstens 7% van het bbp moet naar onderwijs gaan. Met die middelen kunnen we zorgen voor de bouw van nieuwe scholen, in de eerste plaats in die gemeenten en wijken waar de tekorten het grootst zijn. Elk kind moet een plek kunnen krijgen op een school in eigen buurt. We willen een verbetering van het statuut van leerkrachten. Motiveer lesgevers door ze werkzekerheid te geven, kleinere klassen waar een meer intensieve begeleiding van leerlingen mogelijk wordt en voldoende omkadering om een goed mogelijk onderwijs te kunnen aanbieden. Het onderwijs moet volledig gratis zijn, van de eerste kleuterklas tot en met het hoger onderwijs, in alle aspecten. Dit is echter alleen mogelijk in een maatschappij waarin de rijkdommen onder democratische controle van de hele bevolking staan.

  • MIVB. Personeel voert actie voor veiligheid

    Vandaag verzamelden een duizendtal personeelsleden van de MIVB voor het gerechtsgebouw aan het Poelaertplein in Brussel. Ze kwamen op straat om meer veiligheid op de werkvloer te eisen. Hieronder de foto’s van MediActivista.

    Grève à la Stib: un millier d'agents ont manifesté devant le Palais de justiceGrève à la Stib: un millier d'agents ont manifesté devant le Palais de justiceGrève à la Stib: un millier d'agents ont manifesté devant le Palais de justiceGrève à la Stib: un millier d'agents ont manifesté devant le Palais de justiceGrève à la Stib: un millier d'agents ont manifesté devant le Palais de justiceGrève à la Stib: un millier d'agents ont manifesté devant le Palais de justice
    Grève à la Stib: un millier d'agents ont manifesté devant le Palais de justiceGrève à la Stib: un millier d'agents ont manifesté devant le Palais de justiceGrève à la Stib: un millier d'agents ont manifesté devant le Palais de justiceGrève à la Stib: un millier d'agents ont manifesté devant le Palais de justiceGrève à la Stib: un millier d'agents ont manifesté devant le Palais de justice
    Grève à la Stib: un millier d'agents ont manifesté devant le Palais de justiceGrève à la Stib: un millier d'agents ont manifesté devant le Palais de justiceGrève à la Stib: un millier d'agents ont manifesté devant le Palais de justice

    Grève à la Stib, a set by :::mediActivista::: on Flickr.

  • Protestactie tegen de tariefverhogingen bij de MIVB

    Protestactie tegen de tariefverhogingen bij de MIVB

    Zaterdag werd de symbolische grens van 2 euro voor een tram- of busticket in Brussel overschreden. Met een jaarlijkse prijsverhoging van 2,5% worden de klanten verder “uitgemolken”, zoals destijds door een directeur van de openbare vervoersmaatschappij MIVB werd gesteld. Een 70-tal mensen nam deel aan de actie waarvoor was opgeroepen door Gauche Communes om te protesteren tegen de tariefverhogingen en voor gratis en degelijk openbaar vervoer.

    Gauches Communes en haar componenten (Linkse Socialistische Partij en Humanistische partij), maar ook de Piratenpartij, voerden samen actie met jongeren, syndicalisten en andere Brusselaars onder de slogan “MIVB, gratis openbaar vervoer!”. De campagne werd met beperkte middelen gevoerd, maar toch waren er 70 aanwezigen wat wijst op het breed gedragen ongenoegen hierrond. Deze actie was een goede stap voor een langdurige campagne van Gauche Communes tegen de aanhoudende prijsstijgingen en voor gratis openbaar vervoer.

    Anja Deschoemacker, de woordvoerder van Gauches Communes, verklaarde op de actie: “Als de huidige Brusselse regering aantrad, werd beloofd dat gratis openbaar vervoer het doel was. Maar in werkelijkheid kregen we alleen maar stijgende prijzen, de afschaffing van het gratis vervoer voor senioren en ook de arbeidsvoorwaarden voor het personeel werden aangepakt. (…) Alleen de actieve strijd van de bevolking tegen de prijsstijgingen zal tot verandering leiden. Deze actie is slechts het begin van de campagne die Gauches Communes met jongeren en werkenden wil voeren.” Vervolgens werden de aanwezigen gevraagd om het woord te nemen voor een open micro. Gilles Smedt van de Humanistische Partij haalde uit naar de privatiseringsdrang bij de NMBS, Maxime van de Actief Linkse Studenten had het over de problemen waarmee jongeren kampen als ze zich willen verplaatsen en ook over de ecologische kwestie. Matteo, een inwoner van St-Gillis, sprak over het voorbeeld van Tallinn, een stad waar het openbaar vervoer gratis werd gemaakt.

    Terwijl de banken werden gered ten koste van de gemeenschap, krijgen de behoeften van de bevolking, waaronder degelijke en toegankelijke openbare diensten, het hard te verduren door de besparingslogica. Gauches Communes haalt inspiratie uit het voorbeeld van Brazilië waar massale strijd leidde tot de intrekking van een verhoging van de tarieven voor het openbaar vervoer. Er is nood aan een stevige mobilisatie om gratis openbaar vervoer af te dwingen. Dat is een sociale en ecologische maatregel die deel moet uitmaken van een massaal publiek investeringsplan om te antwoorden op de behoeften van de bevolking.

  • Focus op Brussel (5). Harde besparingen vereisen hard verzet!

    De financiën van zowel de gemeenten als het Gewest zien er rampzalig uit. In Brussel zijn er tal van machtsniveaus vertegenwoordigd, maar allen hebben ze gemeen dat ze tot besparingen overgaan. De harde besparingen moeten beantwoord worden met hard verzet. Dat vereist een programma met een duidelijk alternatief. In de laatste focus op Brussel staan we stil bij de besparingen en brengen we algemene conclusies.

    PDF van de volledige tekst

    De gemeentefinanciën in het rood, werkenden en hun gezinnen betalen het gelag…

    Volgens een analyse van de gemeentebegrotingen door Belfius, zouden 13 van de 19 Brusselse gemeenten een tekort op de begroting realiseren voor 2013. Deze cijfers zijn veel slechter dan in andere Belgische gewesten. Na de bestuursperiode 2000-2006, gekenmerkt door een systematische verslechtering van de budgettaire situatie van de gemeenten, sprak Charles Picqué, toen ook Brussels minister bevoegd voor lokaal bestuur, over een “financiële stabilisering” van de gemeenten “via het initiatief van het gewest, en een nauwgezet begrotingsbeleid door de gemeenten in 2006-2012”.

    Met het “initiatief door het gewest” verwijst Picqué in de eerste plaats naar de bijkomende toelage van 30 miljoen € per jaar sinds 2007 om het tekort op de gemeentebegrotingen te helpen dichtrijden. Zonder die extra steun zou slechts één van de negentien Brusselse gemeenten uit de rode cijfers blijven. Picqué koppelde deze steun aan het voorleggen en respecteren van een driejaarlijks begrotingsplan door de gemeenten. Deze maatregel zou de inspiratie kunnen zijn van latere maatregelen zoals de nieuwe Europese maatregelen binnen de Six-Pack. Het doel van de maatregel was “loodgieter” te spelen voor de gemeenten, maar tegelijkertijd besparingen en tekorten te organiseren. Onder “nauwgezet begrotingsbeleid” verstaat hij de politiek van lokale besparingen via dewelke de groei van de uitgaven per hoofd van de bevolking systematisch lager waren dan de inflatie, hetgeen enkel maar bijdroeg tot de tekorten. En dit ondanks een jaarlijkse stijging van de dotaties aan de politiezones met 5%, en deze aan het OCMW met 5,5%.

    We zagen al dat het rendement van de gemeentelijke belasting op immobiliën sterk fluctueert van gemeente tot gemeente. De inkomsten uit de opcentiemen op de personenbelasting wegen jaar na jaar minder in de inkomsten van de gemeenten (van 15% in 2006 naar 11% in 2012), getuige van de verarming van de bevolking. Inkomsten vanuit tussenkomsten door het gewest stegen jaarlijks van 5% tot 22,5% in dezelfde periode. Subsidies vanuit de federale overheid, de gemeenschappen en de gemeenschappelijke Gemeenschpscommissie vertegenwoordigen zo’n 13,5% van de gemeentelijke inkomsten.

    De inkomsten uit financiële beleggingen zijn sinds 2005 in vrije val, ten gevolge van de liberalisering van de energiesector (verlies van inkomsten uit de intercommunales) en sinds 2009 ook door de liquidatie van de Gemeentelijke Holding (verdwijnen van de dividenden uit Dexia). De inkomsten uit schuldenaars (enerzijds interesten op uitstaande sommen, maar ook de dividenden uit participaties in intercommunales zoals Sibelga, Hydrobru en Brutélé) vertegenwoordigen slechts 3,7% van de inkomsten van de gemeenten, tegenover 8,5% tien jaar eerder.

    In de energiesector, ooit verantwoordelijk voor belangrijke dividenden, hebben de gemeenten zich tevreden gesteld met inkomsten uit de activiteiten van de netbeheerders. De verliezen uit het verdwijnen van inkomsten op de elektriciteitsvoorziening werden in Brussel gecompenseerd door een wegennetretributie (zowel voor gas als voor elektriciteit) die een netto rendement oplevert van 30 miljoen €. De dividenden op gas en elektriciteit zijn geëvolueerd van 70 miljoen € per jaar in 2002 naar 55 miljoen € vanaf 2005, en naar 50 miljoen vanaf 2011. Interfin, het financieel vehikel waarmee de gemeenten participeren in Sibelga, betaalde de gemeenten in 2010 echter een uitzonderlijk dividend uit van 32 miljoen €, afkomstig van inkomsten uit een te hoge aangerekende kost voor energiedistributie aan de consumenten. De gemeenten hebben besloten om steeds meer inkomsten te onttrekken uit Sibelga. Terwijl de winst van het bedrijf voor 2012 nog steegt tot 87,3 miljoen € tegenover 66,5 miljoen in 2011, stegen de uitbetaalde winsten tot 79,6 miljoen € (waarvan 75% naar de gemeenten gaat, en 25% naar Electrabel).

    De maatregelen die de federale overheid heeft genomen om de hoge prijzen van de energieleveranciers enigszins te temperen, kwamen veel te laat en zijn veel te beperkt. Bovendien had de CREG (Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas) reeds in haar rapport van januari 2012 aan de alarmbel getrokken, waarbij ze uitlegde dat de distributietarieven in België veel te hoog liggen in vergelijking met de ons omringende landen. Het klopt dat, op het geheel van de energiefactuur, het vooral de distributiekosten zijn die zijn toegenomen sinds 2008: ze vertegenwoordigen vandaag ongeveer 40% van de gas –en elektriciteitsfactuur, en kosten zo’n 600€ per jaar aan een gemiddeld gezin! Merkwaardig genoeg is de distributiekost in Brussel ook een stuk hoger dan in Vlaanderen en Wallonië, terwijl het grondgebied, en de dus ook de netkost, veel kleiner is.

    Tussen 2008 en 2012 heeft de gemeente Sint-Gillis haar jaarlijkse inkomsten op het gebied van gas en elektriciteit zien stijgen van 2,6 miljoen € naar 5,3 miljoen €. Deze inkomstenverhogingen (wegennetretributie, openbare dienstverplichtingen, dividenden en “uitzonderlijke verkoop” van gemeentelijk patrimonium aan Sibelga in 2011), worden uiteraard verhaald op de gebruikers. Gemiddeld betekent dit 110€ per jaar per inwoner van Sint-Gillis aan verdoken belastingen. Dit bedrag komt ongeveer overeen met de kostprijs van de verliezen uit Dexia.

    Dankzij de Gemeentelijke Holding hadden de Belgische gemeenten zo’n 14% van Dexia in handen. Met het faillissement van de bank, zijn de dividenden (nog 25 miljoen in 2008) ondertussen tot 0 herleid in 2009. Alle traditionele partijen hebben deelgenomen aan deze speculatieve orgie. De Raad van Bestuur van Dexia zat vol politici terwijl de bank verder de risico’s bleef maximaliseren om zo hoog mogelijke rendementen te behalen.

    In 2008 werden de gemeenten gevraagd geld op tafel te leggen om de noodlijdende bank te redden. Sint-Gillis heeft haar participatie in het kapitaal van de bank verhoogd met 4 miljoen €. Samen met Sint-Gillis, verhoogden ook de gemeenten Anderlecht, Brussel-Stad, Elsene en Schaarbeek hun participatie. Later zouden Sint-Joost, Molenbeek, Etterbeek, Ukkel en Jette volgen. In zijn financieel verslag 2002-2011 schreef Picqué dan ook “dankzij de herkapitalisatie van de groep, hebben de gemeenten het verlies aan inkomsten samen weten te beperken tot 8 miljoen € per jaar”. Niet lang daarna gingen alle geïnvesteerde sommen verloren, omdat de herkapitalisatie de val niet kon tegenhouden. Het uiteindelijke jaarlijkse verlies komt neer op 2 miljoen € voor Sint-Gillis, en 4 miljoen € voor Elsene. De gemeenten gingen zelfs een lening aan bij Dexia om deze investering te doen! Zo betaalt Sint-Gillis nu jaarlijks, en tot in 2019, 500.000€ afbetalingen af voor de schuld die ze aanging bij de herkapitalisatie.

    Nu ook beparingen via de gemeenten

    Om te tekorten op de gemeentebegroting op te vangen, zijn verschillende besturen overgegaan tot besparingen op het lokale niveau. Ze doen dit onder meer door de verhoging van allerlei belastingen en taksen. Deze verhoging bedraagt zo’n 8,7% voor het volledige Brussels Hoofdstedelijk Gewest in vergelijking met 2012, en komt neer op zo’n 130€ per inwoner. Deze belastingen gaan vooral over bureau’s en hotelkamers, maar de sterkste stijging zien we in de domeinen mobiliteit en parkeerbeleid. Voor de begrotingen voor 2013 van de 19 Brusselse gemeenten rekende Belfius uit dat de inkomsten uit parkeren ongeveer 51 miljoen € bedragen, 9,2 miljoen € of 25% meer dan 3 jaar geleden. Deze inkomsten zullen nog verder stijgen vanaf 2014 met de invoering van het nieuw gewestelijk parkeerbeleid dat in voege treedt vanaf 1 januari. Deze hervorming loopt samen met de hervorming van het reglement rond de Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS-boetes), een beslissing van de federale overheid. Hierdoor zullen meer ambtenaren overtredingen kunnen vaststellen en verhoogt de maximale boete tot 350€.

    Voor de Belgische burgerij zijn de gewesten en gemeenschappen erg bruikbare instrumenten om verschillende besparingen door te voeren. De Belgische politieke kaste is expert in dit soort tactieken. Eén beleidsniveau wordt naar hun oordeel nog niet voldoende gebruikt om besparingen door te voeren: de gemeenten. Eén van de doelstellingen van de gewestelijke regering is de besparingen op openbare diensten te verspreiden, en deze diensten te gebruiken om de bevolking en de werkenden nog verder uit te melken.

    Elsene heeft de aftrap gegeven in de grote besparingscompetitie 2013 met de begroting die ze in februari voorstelde. De nieuwe meerderheid (PS-MR-Spa) voorziet 18 maatregelen, waaronder het verminderen van het aantal gemeenteambtenaren (door één op drie vertrekkers niet te vervangen), sluiten van twee sociale resto’s, afschaffen van de helft van de subsidies aan verenigingen, sluiten van het gemeentelijk containerpark, verhoging van de kosten voor gemeentelijke voorzieningen met gemiddeld 15%, en bijkomende taksen. Zoals Picqué reeds deed in het Gewest, wil ook de gemeente Elsene de crisis laten betalen door het gemeentepersoneel en de inwoners.

    De situatie in Sint-Gillis lijkt daartegen redelijk paradoxaal. Meer dan één jaar na de verkiezingen is de nieuwe meerderheid nog steeds niet met haar beleidsverklaring voor de dag gekomen. Terwijl de begroting voor 2013 in april door de gemeenteraad werd gestemd (met een tekort van 3 miljoen €), heeft de meerderheid haar verplichte driejarenplan voor het gewest nog niet voor de gemeenteraad gebracht, hoewel in dit plan de algemene orientatie van de gemeentelijke begroting voor de komende drie jaren moet bevatten. Sint-Gillis is de enige gemeente die dit alsnog niet deed, heeft dit iets te maken met de terugkeer van Charles Picqué als burgemeester?

    Een Gewest gekenmerkt door tekorten en ongelijkheden, met dank aan Picqué

    Toen hij het Gewest verliet, publiceerde de krant « Le Soir » een eerbetoon aan Picqué. De krant noemde hem de beste verdediger van de Brusselse belangen tegen Vlaanderen. Op die manier heeft de “uitvinder” van het Gewest tijdens de 6de staatshervorming een herfinanciering van 461 miljoen € verkregen. Zal de regering hiermee eindelijk kunnen voldoen aan de behoeften van de verschillende bevolkingsgroepen in Brussel?

    Niets is minder zeker. In juli stelde de Brusselse regering de grote lijnen voor het gewestelijk budget voor 2014 voor. Op het menu: 120 miljoen euro besparingen of 4% van het budget. Die eerste besparingen o.l.v. Vervoort zijn een pak hoger dan die van 2013 (83 miljoen euro). De details van de budgetkortingen en de belastingsverhogingen zijn nog niet gekend, een conclaaf werd voorzien voor eind september. Het is zeer waarschijnlijk dat de traditionele salami opnieuw aan de beurt zal zijn voor het realiseren van de besparingen, waarbij eveneens gebruik zal gemaakt worden van het gemeentelijke niveau om het besparingsbeleid toe te passen.

    De zesde staatshervorming voorziet parallel met de herfinanciering ook de transfer van een serie bevoegdheden op het vlak van arbeidsbeleid, gezondheidszorg, kinderbijslag,… naar de gewesten. Die nieuwe bevoegdheden maken bijna 25% uit van de volledige sociale zekerheid. Het is waarschijnlijk dat deze diensten even goed te maken zullen krijgen met onderfinanciering als de bevoegdheden die het Gewest vandaag al uitoefent. Bovendien dreigen die nieuwe thema’s de communautaire complicaties te intensifiëren, evenals het gebruik van de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie.

    Moet men de publieke administratie in Brussel versimpelen? Als een dergelijke vereenvoudiging er komt ten koste van de middelen, zal de situatie niet beter worden gezien de tekorten de conflicten en discriminaties doen toenemen. De enige echte oplossing is het aanpakken van de wortel van het probleem: de diensten en infrastructuur organiseren in functie van de behoeften eerder dan het gebruiken van de verschillende niveaus van de macht om de verschillende tekorten te beheren.

    Het is nochtans deze laatste logica die achter de federale staatshervorming en achter de interne hervorming van het Gewest zit. In 2010 brachten Verdonck, Taymans en Ector, drie professoren van het regionale Brusselse studiecentrum van de universitaire faculteit van Saint-Louis een studie uit die een nood aan bijkomende financiering ter hoogte van 720 miljoen euro berekende, gebaseerd op de hogere kosten en de tekorten aan inkomsten die het gewest moet ondergaan in vergelijking met de andere gewesten. De som die door het institutionele akkoord wordt voorzien, bedraagt echter slechts 461 miljoen euro.

    Volgens de studie is het verschil tussen die behoeften en de bekomen herfinanciering in de verschillende budgetten als volgt: 56 miljoen euro noodzakelijk voor veiligheidspolitiek tegenover 30 miljoen dat verkregen is; voor de kosten verbonden aan de tweetaligheid en de politieke administratieve structuren is er een behoefte van 89 miljoen tegenover 68 miljoen euro dat bekomen werd, waarvan 40 miljoen via de gemeenschapscommissies. Het gebrek aan inkomsten dat voortvloeit uit de afwezigheid van solidariteit vanwege het Brusselse hinterland wordt geschat op 430 miljoen euro, terwijl de nieuwe financieringswet maximum slechts 44 miljoen euro voorziet vanaf 2015 op basis van het belang van de pendelaars. De studie berekent een meerkost voor het OCMW ten gevolge van de aantrekkingskracht van de hoofdstad op achtergestelde bevolkingsgroepen op 89 miljoen euro, terwijl op dat vlak niets wordt voorzien.

    Wat betreft de mobiliteit en de gemiste inkomsten die te wijten zijn aan fiscale vrijstellingen die de internationale instellingen en ambtenaren verkregen hebben, werden de nodige middelen door de studie berekend op respectievelijk 122 en 127 miljoen euro. Op deze vlakken dekt de herfinanciering de aangehaalde sommen. Maar we moeten begrijpen dat dit niet gaat over een studie die werd uitgevoerd door socialisten en gebaseerd is op de echte behoeften. Het gaat om een vergelijking van Brussel met de rest van het land (bij gelijk blijvende politiek) om op deze basis de nadelen van de oude en de nieuwe financierings wet voor het Brusselse Gewest te berekenen. Deze studie plaatst zich in het kader van een meer ‘evenwichtige’ herverdeling van de tekorten over het hele land en niet in het kader van een oplossing van de tekorten. De reële behoefte, vertrekkend van de verdediging van het recht op een degelijk leven voor iedereen, vereisen uiteraard veel meer middelen.

    Het forfetaire karakter van de bijkomende dotaties riskeert op termijn een nieuwe onderhandeling noodzakelijk te maken indien de objectieve behoeften sustantieel toenemen ( wat het meest waarschijnlijke perspectief is). Bovendien kan de helft van de voorziene dotaties niet vrijelijk gebruikt worden, maar zijn ze voorzien voor specifieke materies (“geen blanco cheque”, zoals de Vlaamse partijen zeiden). Het gebrek aan financiering om de gemiste inkomsten voor het Gewest, verbonden aan het feit dat de mensen die in Brussel werken hun belastingen in een andere regio betalen, en de meerkost die te wijten is aan de sterke aantrekkingskracht van de hoofdstad voor armere bevolkingsgroepen te compenseren, zal de Brusselse regering nog meer in haar logica dwingen om rijkere lagen aan te trekken en armere bevolkingslagen weg te drukken.

    In Brussel heeft de Belgische burgerij kunnen rekenen op een zoveelste institutionele loodgieter in haar dienst. Recent verklaarde Picqué nog: “we hebben niet kunnen anticiperen op de demografische boom, het is een factor waarop we geen greep hebben”. Indien de demografische groei naar voor komt als hét probleem van Brussel die de tekorten veroorzaakt, is het omdat de demografische groei de gevolgen in de verf zet van decennia van onderinvestering in de collectieve diensten en infracstructuur, gevolg van de neoliberale politiek van de regeringen onder Picqué. Om het hoofd te bieden aan deze tekorten wisselen de ‘oplossingen’ tussen tijdelijke knutselplannen, verhoogde taksen, boetes. In alle gevallen is het de Brusselse bevolking en de arbeidsklasse die de kosten ervan draagt. Die twintig jaar van regeringen onder Picqué illustreren uiteindelijk zeer goed het proces van verburgelijking van de sociaaldemocratie.

    Tegelijkertijd heeft de olijfboomregering toegestaan dat de bevoorrechte banden tussen de vakbondsleiding en de traditionele regeringspartijen volop konden spelen, om op die manier een veralgemeende beweging te vermijden ondanks de druk aan de basis. De retoriek van de syndicale leiders, die er een was om iedere eis te verbinden aan het verwerven van een herfinanciering van het gewest, is een uitdrukking geweest van deze banden. Zoals dat werd uitgelegd in het kader van de arbeidsomstandigheden van de regionale en lokale ambtenaren, was deze retoriek zeer geliefd terwijl vandaag blijkt dat de herfinanciering niet wordt gebruikt om de verworvenheden te verbeteren, noch om de tendens tegen te gaan van de toename van de tekorten. Het breken van de banden met de traditionele partijen en een nieuwe massapartij die de belangen van de arbeiders verdedigt, is noodzakelijk.

    De toenemende ongelijkheid die voortvloeit uit de tekorten wordt geilustreerd door de evolutie van de inkomsten van de 10% rijksten in Brussel tegenover de evolutie van de inkomsten van de 10% armsten, en dat tussen 1985 en 2007. Terwijl de inkomsten van de 10% rijksten verdubbeld zijn 1985, zijn de inkomsten voor de 10% armsten gehalveerd. Deze grafiek houdt niet eens rekening met de crisis en de effecten ervan in de laatste 5 jaar. Deze “sociale breuklijn” is een illustratie van het resultaat van 20 jaar regeringen o.l.v. Picqué.

    Conclusie

    Zoals de recente massabewegingen in Turkijen rond het Taksimplein en in Brazilië tijdens de FIFA Confederations Cup hebben geïllustreerd, kan een stadspolitiek die prestige voor een minderheid combineert met tekorten voor een meerderheid het effect hebben van een vonk die de woede doet ontbranden en het startpunt vormt van het in vraag stellen van het hele systeem. Het type van strijd zoals dat van de gemeentelijke arbeiders in Ath en recenter nog in Sint-Niklaas, die de steun van de bevolking hebben gemobiliseerd tegen het afstoten van vuilnisophaling, kan zich op termijn ook in de Brusselse gemeente ontwikkelen.

    De arbeiders van Net Brussel of zij van de Horta-site hebben al aangetoont dat ze in actie kunnen gaan. De gemeentelijke arbeiders in Sint-Gillis hebben hun acties in de gemeente heropgestart, zoals met ket piket op 14 november vorig jaar. Ze legden toen uit dat ze opnieuw willen aansluiten bij de meerstrijdbare syndicale tradities. Met LSP en de campagne ‘Herover onze Gemeente’willen we de syndicalisten en de inwoners van Brussel begeleiden in dit proces op die plaatsen waar we over een inplanting beschikken.

    Het vertrekpunt voor de begrotingen moet de noden van de bevolking zijn en niet te beperkte opgelegde middelen. De rijkdom bestaat immers in de samenleving, het moet gezocht worden daar waar het zich bevindt, zowel op het gemeentelijke als op het gewestelijke niveau. Een radicaal plan van massale openbare investeringen is noodzakelijk om op massale schaal sociale woningen, scholen, creches, openbaar vervoer, kwaliteitsvolle verzorgsinstellingen, degelijke jobs en koopkracht te creëren.

    Dit maakt het noodzakelijk een deficitair budget op te stellen. Een socialistische meerderheid zou in dat geval een massale campagne voeren in de gemeente of de stad, samen met de lokale en regionale ambtenaren, om een breed mobilisatieplan op te stellen die de nodige maatregelen ondersteunt en een dergelijk budget oplegt. Dat zou een front openen tegen de besparingsregering Di Rupo en zijn opvolger zoals het voorbeeld van de socialistische meerderheid en de inwoners van Liverpool in de jaren ’80 met hun strijd tegen Thatcher hebben aangetoond.

    Dat radicale plan kan niet beperkt worden tot het gemeentelijke of gewestelijke niveau, maar moet verbonden worden aan de kwijtschelding van de schuld en aan de nationalisatie onder democratische arbeidscontrole van de banken, de energiesector en de andere sleutelsectoren van de economie en aan socialistische transformatie van de samenleving.

  • Focus op Brussel (4). Mobiliteit

    Het probleem van de mobiliteit in Brussel is niet enkel bij de inwoners van de hoofdstad bekend. Pendelaars of wie al eens in Brussel moet zijn, allemaal krijgen ze te maken met het gevolg van een wanbeleid inzake mobiliteit. De problemen worden niet aangepakt waardoor alles dreigt vast te slibben. Letterlijk en figuurlijk.

    Het Gewest en de gemeenten laten de bevolking en de werkenden opdraaien voor het gebrek aan oplossingen voor de mobiliteitsprobemen

    De regeerverklaring van de Brusselse regering uit 2009 sprak over de wens van de regering om te streven naar gratis openbaar vervoer, en om van mobiliteit een absolute prioriteit te maken in de strijd tegen files en vervuiling. Het Iris 2 Plan voorzag in de vermindering van de belasting van het wegennet met 20% tegen 2018. Op het moment van deze regeerverklaring leek dit plan ons zeer optimistisch, zeker wanneer we de zeer beperkte middelen zagen die werden voorzien om deze doelstelling te bereiken. Vandaag moeten we inderdaad vaststellen dat de regering eerder de omgekeerde weg is ingeslagen.

    De piekuren breiden zich steeds verder uit en er wordt geschat dat de belasting op het wegennet in het Gewest met 7% zal toenemen tegen 2015, wat de reistijd met zo’n 45% zou doen toenemen. Bij het openbaar vervoer gaat de MIVB verder met het “uitmelken” van haar klanten, in plaats van gratis openbaar vervoer na te streven. Jaar na jaar worden de gebruikers geconfronteerd met steeds hogere tarieven (gemiddeld het dubbele van de inflatie onder de twee laatste regeerperiodes van Picqué), en de +65-jarigen verloren hun gratis abonnement. Het Gewest noemde deze maatregel een “solidariteitsmaatregel met de jongeren”, omdat de regering hiermee het verdwijnen van de bijdrage van de Franstalige Gemeenschap in de schoolabonnementen wou “compenseren”.

    Dit jaar schat de MIVB dat zo’n 348 miljoen passagiers zullen gebruik maken van haar bussen, trams en metro’s. Het netwerk heeft haar verzadigingspunt tijdens de spits meer dan bereikt, terwijl er geen enkele verhoging van het aanbod in het vooruitzicht wordt gesteld. Meer dan één op drie Brusselse gezinnen beschikt niet over een eigen wagen, en slechts 22% van de Brusselaars gebruikt dagelijks de wagen. Deze cijfers tonen aan dat het grote mobiliteitsprobleem in Brussel voortkomt uit de onderinvesteringen in openbaar vervoer.

    Deze besparingen gebeuren niet enkel op kap van de reizigers, maar ook op die van de werkcondities en de veiligheid van het personeel. Tijdens het nieuwe beheerscontract 2013-2017 voorziet de MIVB voor zo’n 116 miljoen € besparingen door te voeren. Het “menu”: verminderen van de werkingskosten, “strijd tegen het absenteïsme”,… Naast deze besparingen worden ook investeringen voorzien om een deel van het oudste rollend materieel te vervangen, maar geen enkele maatregel is voorzien om het aanbod substantieel te verhogen. Vanaf 2017 zal een belangrijk budget worden voorzien voor de automatisering van de metro, vooral op het centrale deel van de Oost-West-as. Binnen de huidige logica is er niemand die er ook maar aan twijfelt dat deze maatregel gepaard zal gaan met jobverlies.

    Veiligheid is een belangrijk aspect bij de arbeidsvoorwaarden van het MIVB-personeel. Dit werd nogmaals pijnlijk duidelijk na de moord op een toezichter in Schaarbeek, in april 2012. Naar aanleiding van dit incident voerde het personeel een 6-daagse staking om meer middelen te eisen voor veiligheid op het werk. Dankzij hun strijd werd bekomen dat toezichters in de toekomst altijd in ploegen van twee zullen zijn bij interventies, dat 50 nieuwe veiligheidsagenten werden aangeworven bij de MIVB, en dat er op elk uur van de dag een derde interventiewagen beschikbaar is. In het verleden was er op elke bus of tram ook een begeleider, maar het rentabiliteitsdenken van de bazen van MIVB en het Gewest hebben daar een einde aan gesteld.

    Hoeveel zou het kosten om de MIVB volledig gratis te maken? “Dat is een politieke beslissing”, meent de MIVB. Marie De Schrijver heeft de vraag proberen te beantwoorden in een artikel voor “Le Soir”, waarin ze over onze actie in Sint-Gillis rond dit thema verslag gaf. “We kunnen ons baseren op de 165 miljoen € directe inkomsten van de MIVB (cijfers 2010), maar de berekening is genuanceerder. We moeten hier de kosten van uitstoot en ticketverkoop nog aftrekken, of de controles en portieken. Maar er komt ook de kost bij van een verhoogd gebruik van de dienstverlening. De huidige jaarlijkse dotatie, die 400 miljoen € bedraagt, zou het wegvallen van de inkomsten moeten dekken” Wij verdedigen uiteraard niet het idee dat het invoeren van gratis openbaar vervoer het verdwijnen van een deel van de 6.500 banen bij de MIVB tot gevolg zou hebben. In tegendeel, voor ons vraagt het gratis maken van het openbaar vervoer bijkomende massale publieke investeringen om te komen tot een enorme uitbouw van het netwerk, wat juist bijkomende degelijke banen zou opleveren.

    In plaats van zich te richten op een ambitieus openbaar vervoersplan heeft de regering een nieuw parkeerplan uitgewerkt, dat van start zal gaan vanaf 1 januari 2014. Dit plan, dat nu concreet wordt uitgewerkt door de gemeenten, voorziet in de veralgemening van de bewonerskaarten in alle Brusselse gemeenten (5€ voor de eerste kaart, 50€ voor een tweede kaart, etc…) Deze kaarten moeten toestaan dat iemand zich in een straal van 1,5 km rond de eigen woning kan parkeren. Verder voorziet het plan in een uitbreiding van het aantal parkeermeters voor het parkeren op straat, terwijl de beschikbare parkeerplaatsen op straat drastisch worden verminderd. Er wordt een compensatie voorzien in de vorm van alternatieve parkeerplaatsen zoals ondergrondse parkings: er is het voorbeeld van de Vinci Parking onder het Flageyplein in Elsene, resultaat van een Publiek-Private Samenwerking, waarin de gemeente zelf 7 miljoen € heeft geïnvesteerd.

    Oorspronkelijk was de bedoeling van parkeermeters om te vermijden dat auto’s te lang bleven stilstaan, vooral in de winkelstraten. Vandaag zijn het echte melkkoeien geworden om de tekorten op de gemeentelijke begroting op te vullen, en worden ze zelfs op de meest afgelegen plekken geïnstalleerd. In 2011 brachten de parkeermeters 42 miljoen € inkomsten op voor de Brusselse gemeenten, waarvan 15 miljoen € in Brussel-Stad, 5 miljoen voor Anderlecht en Schaarbeek, 3 miljoen in Etterbeek en 2,2 miljoen in Elsene.

    Sint-Gillis heeft deze trend gevolgd, en verhoogde de prijs voor een halve dag parkeren naar 20€. In de begroting 2012 werd gerekend op 4 miljoen € inkomsten uit parkeren. De PVDA in Sint-Gillis heeft actie gevoerd tegen dit parkeerplan, om de kostenloosheid van de eerste bewonerskaart te eisen, in plaats van de 5€ die deze nu kost. Deze eis werd hernomen in het verkiezingsprogramma van de PS. “We zijn verheugd dat onze burgercampagne de PS heeft doen plooien” verklaarde Benjamin Pestieau over het verkiezingsprogramma van de PS. Dit toont echter ook de beperkingen van de politiek van de “kleine overwinningen” aan: de PS maakte gebruik van een dergelijke beperkte eis om haar besparingsbeleid op het gebied van parkeren sociaal te kunnen inpakken.

    De inkomsten uit belastingen voor de 19 Brusselse gemeenten stegen met bijna 52 miljoen € tussen 2009 en 2012 (tegenover een groei met 17,5 miljoen tussen 2006 en 2009). De inkomsten uit de parkeermeters zijn hiervan de belangrijkste oorzaak. Enkel de gemeenten Sint-Agatha-Berchem, Watermaal-Bosvoorde en Oudergem werken nog niet met parkeermeters. In plaats van via de uitbouw van een degelijk aanbod van openbaar vervoer een structurele oplossing aan te bieden voor het mobiliteitsprobleem in Brussel, tracht de Brusselse regering samen met de gemeenten vooral dit gebrek uit te melken door mensen die in Brussel wonen of werken extra te belasten.

    Het cynisme van de gewestelijke regering gaat zo ver dat ze haar parkeerplan probeert voor te stellen als een vooruitgang voor de bevolking: het zou immers enkel gaan om een “harmonisering” en dat “elke burger die een parkeerplaats zoekt recht heeft op een rechtvaardige en gelijkwaardige behandeling”. Aan het woord is Brigitte Grouwels, Brussels CD&V-minister onder meer verantwoordelijk voor mobiliteit. Voor diegenen die werken in een gemeente waarin ze niet wonen, bestaat deze “rechtvaardige en gelijkwaardige behandeling” er in dat ze een parkeerabonnement van 750€ per jaar mogen betalen, zoals de werknemers van het Brugmann hospitaal in Brussel in oktober 2012 aankloegen.

    Bij twee algemene vergaderingen van het personeel, waar telkens meer dan 400 personeelsleden aanwezig waren, vormden de basis voor een actieplan waarin de personeelsleden op de Hortasite werden gemobiliseerd tegen het parkeerplan van de Stad Brussel. Ze eisten dat de parking van het ziekenhuis zelf niet langer exclusief zou worden voorbehouden aan kaderleden, dat een gratis bewonerskaart zou worden gegeven aan alle personeelsleden en dat gratis en beter openbaar vervoer zou worden aangeboden. Jammer genoeg maakte het gebrek aan initiatief vanuit de vakbondsleiding om een actieplan uit te werken dat deze strijd niet werd uitgebreid naar andere werkenden in de Brusselse openbare diensten.

  • Focus op Brussel (3). Onderwijs en kinderopvang

    Zoals in het eerste deel van onze reeks over Brussel werd opgemerkt, kent de hoofdstad een bevolkingsgroei. Er is een groeiend aantal kinderen en jongeren. Op vlak van huisvesting is Brussel daar niet op voorbereid, maar ook inzake onderwijs en kinderopvang zijn er enorme tekorten. We nemen beide aspecten onder de loep in dit derde deel van onze focus op Brussel.

    Jarenlange onderinvestering in het onderwijs

    Is het Brussels onderwijs verantwoordelijk voor de werkloosheid? Deze vraag werd door de krant Le Soir in het kader van één van haar ‘SOS Brussel’-dossiers voorgelegd aan verschillende politici die in de regio aan de macht zijn. Die politici hebben in deze vraag een mooi achterpoortje gezien om zich te ontdoen van hun verantwoordelijkheid ten opzichte van de werkgelegenheid en met de vinger te wijzen naar een ander machtsniveau, de gemeenschappen, als verantwoordelijke voor de problemen met de werkgelegenheid in Brussel.

    In termen van precariteit en onderinvestering klopt het dat de Brusselse scholen zich in een kritieke situatie bevinden. Van nu tot 2015 wordt geschat dat er 23.000 extra plaatsen nodig zijn in het onderwijs, waarvan 18.000 in het basisonderwijs. In 2020 zullen er 27.000 plaatsen nodig zijn in het basisonderwijs (20.000 in de lagere en 7.000 in de kleuterschool), ofwel 1.400 klassen.

    Sint-Gillis is net als andere Brusselse gemeenten uit de stadskern bijzonder getroffen door dit probleem. Op dit ogenblik is er geen enkele plaats meer in de lagere school en de situatie zal nog verergeren. “Er is momenteel een honderdtal kinderen dat we niet kunnen opvangen in de lagere school en daarnaast nog om en bij de 300 die we niet naar de kleuterschool kunnen laten gaan,” zo zegt Alain Hutchinson, schepen voor onderwijs in Sint-Gillis (PS). Opnieuw is er sprake van de demografische boom. Daarop antwoordt Alain Hutchinson terecht: “God weet dat we vandaag studiebureaus hebben die statistieken maken, demografische studies,… Ik begrijp niet hoe we die golf niet hebben zien aankomen.” De demografische boom is opnieuw handig om de besparingspolitiek van de PS, dit keer op het vlak van de Franse Gemeenschap, te verdoezelen.

    In september kondigde de Franse Gemeenschap de creatie van 20.000 bijkomende plaatsen aan in de Waalse en Brusselse scholen tegen 2017, volgens een interview in de Sudpresse met Jean-Marc Nollet (minister verantwoordelijk voor het beleid wat betreft kleine kinderen, openbare diensten, wetenschappelijk onderzoek, vastgoedbeheer en schoolgebouwen van de regering van de Franse gemeenschap, Ecolo). Van die 20.000 plaatsen zijn er 11.447 beloofd aan de Brusselse scholen, maar dat is verre van genoeg.

    Om iets te doen aan dit tekort heeft de Brusselse regio begin 2012 het initiatief genomen om een ‘urgentie-scholenplan’ te lanceren, wat Picqué gebruikte om zijn imago op te krikken in het licht van de gemeenteraadsverkiezingen. Dit urgentieplan bestond uit een budget van 12 miljoen euro voor 12 gemeenten (vooral in het noord-westen) en 29 projecten (25 prefabs en 4 renovaties) waarvan 75% Franstalig. Het doel was om in september 2013 uit te komen bij 3.836 plaatsen voor het basisonderwijs (1/3de kleuter en 2/3de lager onderwijs). Dat is opnieuw ver verwijderd van de benodigde 27.000 plaatsen in het basisonderwijs, eens temeer omdat de levensduur van prefab – net zoals de onderwijsomstandigheden – gelimiteerd is. Deze containers zorgen voor een precair onderwijskader en hun installatie zorgt voor last, zoals in de school Uilenspiegel in Sint-Gillis waar twee ‘modulaire klassen’ op het voetbalterrein van de speelplaats geplaatst werden. Er is dus geen enkel structureel antwoord op het tekort.

    Sint-Gillis is één van de gemeenten waar het het moeilijkst is om een plaats te vinden voor de kinderen in een school dichtbij de woonplaats. De PS heeft grote electorale beloften gedaan in verband met onderwijs: 1.000 nieuwe plaatsen in gemeentelijke basisscholen tussen nu en 2016 en een nieuwe secundaire ASO-school. Deze zou gebouwd worden op de voormalige site van de ECAM, zopas door de gemeente verkregen in het kader van het wijkcontract ‘Bosnië’.

    Voor het basisonderwijs bestaat sinds 2011 een gemeentelijk plan dat voor 2015-2017 voorziet in de heringebruikname van de oude school in de Louis Coenenstraat voor 120 leerlingen van de school van de Parvis en een nieuw gebouw in de Vlogaertstraat voor de cursussen sociale promotie. Zo zou de school van de Parvis heringericht kunnen worden om 320 plaatsen te creëren in het basisonderwijs.Voor de overige 680 plaatsen, beloofd voor 2016, laat alles uitschijnen dat de pre-electorale beloften nog maar eens dode letter zullen blijven aangezien er sinds de verkiezingen nog niets gebeurd is en er een jaar later voor Sint-Gillis – als enige gemeente – nog steeds geen algemeen politieke verklaring is. Of misschien zal er weer gewerkt worden met één of andere prefab-oplossing of ander geknutsel aan de vooravond van verkiezingen, zoals in 2012?

    Tenslotte wordt tweetaligheid vaker en vaker een noodzaak om een job te krijgen in Brussel. De weinige Brusselse arbeiders die hiervoor in aanmerking komen, zeggen veel over de kwaliteit van het onderwijs in Brussel. Van de 163 lagere scholen van de Franse gemeenschap met immersie-onderwijs, bevinden er zich slechts 10 in Brussel. In het secundair zijn dat er 17 van de 91. Om dit gebrek te verhelpen en omdat een meerderheid onder de Brusselaars voorstander zijn van tweetalig onderwijs, hebben vele ouders hun kinderen afgelopen jaren ingeschreven in scholen van de Vlaamse gemeenschap. Om dit fenomeen tegen te gaan, heeft de Vlaamse gemeenschap van haar kant een discriminatie in het leven geroepen, die wel eens te duidelijk in de verf zou kunnen zetten dat ook hier te weinig geïnvesteerd wordt: toch is er voorrang voor kinderen van wie de twee ouders Nederlandstalig zijn. En ondanks die voorrang zijn er maar juist genoeg plaatsen en zijn er honderden Nederlandstalige kinderen die geen school vinden in hun gemeente of zelfs in het net van hun keuze. Als gevolg daarvan zoekt een (onbekend) aantal kinderen een school in de rand. Deze kwestie is een bron van discussie tussen de Vlaamse gemeenschapscommissie en de Vlaamse regering.

    Jaren van onderinvestering in de kinderopvang

    Ook op vlak van de kinderopvang heeft de onderinvestering geleid tot een tekort aan plaatsen. De Brusselse bevolking onder de 3 jaar zal stijgen tot 57.615 kinderen in 2020 (tegenover 52.254 dit jaar). Kind en Gezin en ONE (haar Franstalige tegenhanger) bieden slechts 16.424 plaatsen aan, wat een dekkingsgraad van slechts 31,34% oplevert. Slechts 18,13% van de opvang wordt aangeboden door gesubsidieerde crèches bij wie de kost voor de ouders verbonden is aan hun inkomen. Opnieuw zijn de tekorten het grootst in de gemeenten van de arme halve maan, waar men gemiddeld tussen de 0,1 en 0,3 plaatsen per kind onder de 3 jaar aanbiedt en dat terwijl de demografische groei net daar het hoogst is. Zo heeft men in Sint-Gillis een dekkingsgraad van slechts 23,11%, waarvan slechts 10% in de gesubsidieerde sector.

    In een poging deze enorme tekorten op te lossen, lanceerde het Gewest in 2007 een noodplan. Dit “kinderopvangplan” had als doelstelling per jaar 500 nieuwe opvangplaatsen te creëren. Tot op vandaag werden echter slechts 819 nieuwe plaatsen gevonden. Het plan kent ook haar institutionele beperkingen: na een klacht van een Vlaamse vzw bij het Grondwettelijk Hof heeft de regering in 2011 haar plan moeten stopzetten gezien kinderopvang niet tot haar bevoegdheden behoorde.

    Het Gewest heeft desondanks geprobeerd om de beslissing van het Hof te omzeilen door subsidies uit te delen die tot doel moeten hebben tussen 2012 en 2015 zo’n 1934 nieuwe opvangplaatsen te kunnen openen. Helaas heeft ONE (Franstalige Kind & Gezin) niet voldoende erkenningen kunnen voorzien om nieuwe crèches te openen, waardoor zo’n 1.100 van deze nieuwe plaatsen nog steeds in “stand-by” staan. De reden waarom ONE geen erkenningen kan geven, is simpel: er waren gewoon geen nieuwe opvangplaatsen voorzien na 2010. Hoewel de regeringen van het Gewest en de Franstalige gemeenschap proberen om dit probleem te verhelpen met de invoering van het “cigogne III plan”, dat werd opgestart in 2013 en tot doel heeft 1.600 nieuwe plaatsen te creëren in de Franstalige gemeenschap, bestaat het risico nog steeds dat het plan te beperkt zal zijn in impact: het moet immers al in 2014 opnieuw geëvalueerd worden in het kader van het Marshall Plan.

    De gemeentelijke kinderopvangplaatsen in Sint Gillis hebben een huidige capaciteit van 327 kinderen. Dit werd mogelijk gemaakt dankzij de opening van 4 nieuwe crèches in 2011 en 2012. Er staan nog drie andere projecten op stapel voor 2013 en 2014, onder meer een crèche voor 10 opvangplaatsen in het kader van het wijkcontract “Zuidstation-Fontainas”, en twee andere crèches voor in totaal 42 opvangplaatsen in het kader van het wijkcontract “Park-Alsemberg”. Een laatste project voorziet in opvang in het toekomstige nieuwe schoolgebouw in de Vlogaertstraat.

    Maar om de verkiezingsbelofte van 200 nieuwe opvangplaatsen mogelijk te maken, zouden nog minstens 8 nieuwe crèches moeten ingericht worden. Zelfs dan zal slechts een deel van de 750 gezinnen die vandaag op de wachtlijst staan bij de gemeente kunnen geholpen worden. Bovendien is het volgens Cathy Marcus weinig waarschijnlijk dat er een nieuw gemeentelijk “kinderopvangplan” zal komen. Als waarnemend burgemeester verklaarde ze tijdens een bijeenkomst rond het nieuwe wijkcontract “Bosnië” immers dat de gemeente bij de twee vorige wijkcontracten intussen al meer dan genoeg had gedaan om kinderopvang te verzorgen en dat men ook rekening moet houden met de “budgettaire beperkingen”.

    Zitten de scholen en de kinderopvang vast in een institutionele patstelling?

    Zowel voor het onderwijs als bij de kinderopvang heeft het Grondwettelijk Hof gelijk gegeven aan de bezwaren die de Vlaamse Gemeenschap had opgeworpen tegen de investeringsplannen van het Gewest. Het Hof bevestigde dat deze materies niet behoren tot de gewestelijke bevoegdheden. Deze beslissing vernietigt niet de reeds aangenomen uitvoeringen van het plan van het Gewest, maar verhindert het Gewest wel nieuwe beslissingen te nemen in deze materie. Om het gezichtsverlies bij een absoluut gebrek aan middelen bij de Brusselse gemeenten te vermijden, heeft de Olijfboomcoalitie een plan B voorgesteld: een lening van 60 miljoen € aan de gemeenten die vrij over dit bedrag mogen beschikken voor investeringen in collectieve voorzieningen.

    Moeten we opkomen voor de overheveling van de bevoegdheden over het onderwijs en de kinderopvang naar de Gewesten? Volgens Jean-Claude Marcourt (PS), zou deze overgang ervoor zorgen dat de lokale noden beter worden ingevuld. Er is echter geen enkele basis om te zeggen dat het Brussels Gewest wordt achtergesteld door de Franstalige Gemeenschap: op het vlak van onderwijs ontvangt het Gewest reeds 52% van de middelen voor gerichte omkadering, 26% van de middelen voor renovaties, en 58% van de middelen voor nieuwe scholen. Het probleem situeert zich vooral bij het gebrek aan middelen in de totale enveloppe: het gekrakeel tussen de verschillende regeringen wordt gebruikt om dit te camoufleren. De retoriek is dat “alles de schuld is van de gemeenschappen” is als een spelletje institutioneel “Zwartepieten”, want op alle beleidsniveaus vinden we telkens dezelfde partijen terug.

    In onze vorige congrestekst gaven we al aan dat we niet tegen een vereenvoudiging of wijziging van onze staatstructuur zijn, om op die manier bepaalde absurditeiten op te lossen, maar enkel wanneer dit gepaard gaat met de toewijzing van voldoende middelen voor elke bevoegdheid. De logica van de traditionele partijen is net het tegengestelde: de bevoegdheden herverdelen zodat de besparingen beter kunnen worden doorgevoerd.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop