Your cart is currently empty!
Tag: Brexit
-
Naar een nieuw referendum over Schotse onafhankelijkheid?
Analyse door Philip Stott, Socialist Party ScotlandHet Britse EU-referendum heeft geleid tot een politieke aardbeving die de kapitalistische elite compleet door elkaar schudt. Premier Cameron moest zijn ontslag aankondigen en zijn partij is verdeeld. De Blairisten in Labour zijn een campagne gestart om Jeremy Corbyn weg te krijgen. De angst heeft de Europese instellingen en regeringen in zijn greep.
In de Financial Times, de spreekbuis van het Britse kapitalisme, schreef Philip Stephens direct na de beslissing om uit de EU te stappen: “Dit was een stemming waarmee alles verandert. Het economische en buitenlandse beleid waar bijna een halve eeuw aan gewerkt is, wordt op een nacht tijd overboord gegooid. Het politieke establishment is geschokt door een opstand tegen de elites. Een stem tegen globalisering. Een beslissing die Europa en het westen verzwakt. Politieke aardbeving is een understatement.”
De krant vatte de klassenbasis van het resultaat samen: “De hoop van Cameron op een Remain-overwinning verdween toen de kiezers uit de arbeidersklasse massaal opdaagden om het establishment en het status quo te verwerpen.”
De krant The Guardian schreef: “Voor sommigen ging een Leave-stem niet alleen over Europa, het was een stem tegen de volledige politieke klasse en het economisch systeem dat ze besturen.”
Het is belangrijk om te wijzen op de realiteit dat miljoenen werkenden, ook in Schotland, van het referendum gebruik maakten om de politieke elite af te straffen voor de besparingen, lage lonen en de armoede. In die zin deed het denken aan het Schotse onafhankelijkheidsreferendum van 2014.
De poging, jammer genoeg ook door delen van links, om de stem volledig of grotendeels toe te schrijven aan racisme en reactionaire elementen is verkeerd. Ja, racisme en antimigrantenstandpunten vormden een factor, niet in het minst omwille van de rol van beide officiële campagnes die uit waren op verdeeldheid en aan stemmingmakerij tegen migranten deden.
We begrijpen dat velen die zich zien als links, tegen besparingen en tegen racisme, waaronder veel jongeren, voor Remain stemden uit afkeer van de reactionaire pro-Brexit leiders. Maar de racistische en pro-business propaganda van zowel Remain als Leave had doorprikt kunnen worden indien de vakbonden en de leiders van Labour een strijdbare linkse oppositie tegen de EU naar voor hadden gebracht. Dat was de benadering van de Trade Unionist and Socialist Coalition en de Socialist Party Scotland (alsook de Socialist Party in Engeland en Wales en de Socialist Party in Noord-Ierland).
De belangrijkste factor die tot een meerderheid voor een exit heeft geleid, en dit wordt erkend door de kapitalistische strategen, was een revolte van de arbeidersklasse tegen besparingen en tegen de politieke elite.
Schotland
Enkel in Schotland, Londen en Noord-Ierland was er een meerderheid om in de EU te blijven. In Schotland was de verhouding 1,66 miljoen (62%) tegenover 1 miljoen (38%) voor Remain. De 38% die voor Leave stemde, was meer dan de peilingen in de aanloop naar het referendum hadden voorspeld. De opkomst lag ongeveer 6% lager dan in Engeland en Wales. In Glasgow ging slechts 56% van de kiesgerechtigden stemmen.
Een belangrijke reden voor de lagere opkomst is de algemene afkeer van een deel van de arbeidersklasse van beide ‘officiële’ campagnes die terecht gezien werden als twee vleugels van het establishment. Maar toch was de Leave-stem in veel arbeidersbuurten veel hoger dan het gemiddelde van 38%.
In Dundee stemde 40% voor Leave. Een links gemeenteraadslid van Labour die campagne voerde voor Remain merkte op: “Er zijn sterke gelijkenissen met hoe de Schotse arbeidersklasse in 2014 Yes [voor onafhankelijk] stemde in 2014 en hoe werkenden nu voor Leave stemden en dit is niet alleen in Engeland het geval. Gisteren was ik in Kirkton [een arbeidersbuurt van Dundee] en daarna was ik op de telling. Ik zag deze stembussen opengaan en geteld wroden. Ik weet dat de meerderheid daar voor Leave stemde.”
Beter gestelde buurten stemden er grotendeels voor om in de EU te blijven. Een meerderheid van studenten en jongeren stemde voor Remain, vaak voor antiracistische en internationalistische redenen.
De andere belangrijke factoren waarom Leave het minder goed deed in Schotland is de afkeer tegenover Farage, Johnson en Gove, de belangrijkste leiders van de Brexit-campagne. Hun campagne was doorspekt met Engels nationalisme, zeker bij Farage was dit het geval.
De Scottish National Party, de grootste partij van Schotland die nog steeds een zekere autoriteit heeft na het onafhankelijkheidsreferendum van 2014, voerde een grote campagne om de EU te verdedigen als “progressieve” en “werk creërende” instelling. Er werd gepleit voor een “open en tolerant Schotland” en dit contrasteerde met de xenofobe campagnes van een groot deel van het Leave-kamp.
De Schotse Groenen, Labour, Tories en Liberal Democrats kwamen een dag voor de stemming samen met de SNP met een verklaring waarin ze stelden dat de EU “van cruciaal belang is voor jobs, investeringen en kansen voor de Schotse bevolking.” SNP-leider Nicola Sturgeon ging samen met Tories naar televisiedebatten om de belangen van de grote Schotse en Britse bedrijven te verdedigen. De rol van de SNP als onderdeel van ‘Project Fear’ zal niet snel vergeten worden door veel werkenden.
Ondanks deze enorme pro-EU-campagne stemden meer dan een miljoen Schotten, waaronder zowat een derde van de SNP-aanhangers, voor een exit uit de EU.
Tweede referendum over onafhankelijkheid?
Nicola Sturgeon stelde dat de Britse stem om de EU te verlaten terwijl Schotland voor het behoud van het EU-lidmaatschap stemde een nieuwe situatie vormt waardoor een tweede referendum over Schotse onafhankelijkheid op de agenda zal komen.
De SNP-leiding is voorzichtig. De toespraak van Sturgeon na de bekendmaking van het resultaat in het referendum wees op een zekere aarzeling. “Ik ben van plan om alle mogelijke stappen te zetten en alle opties te onderzoeken om ervoor te zorgen dat de Schotse kiezers krijgen waar ze voor kozen, anders gezegd dat we onze plaats in de EU behouden en in de gemeenschappelijke markt in het bijzonder. De optie van een tweede referendum moet op tafel komen en ligt op tafel.”
Toen ze gevraagd werd naar andere opties voor de Schotse regering, antwoordde Sturgeon: “Ik denk dat een onafhankelijkheidsreferendum nu erg waarschijnlijk is, maar ik denk ook dat het belangrijk is dat we de tijd nemen om alle stappen te overwegen en om discussies aan te gaan, zeker om na te gaan hoe de EU reageert op de uitslag in Schotland.”
De SNP spreekt zich dus nog niet volledig uit over een nieuw referendum over onafhankelijkheid en stelt dit ook nog niet meteen voor. Maar het wordt wel als dreiging gebruikt om met de Britse regering en de EU tot een akkoord te komen waardoor Schotland toegang tot de Europese gemeenschappelijke markt zou behouden en Schotland op de een of andere wijze tot de EU kan blijven behoren.
Deze aarzelende positie kan veranderen indien de SNP merkt dat er geen toegevingen komen. Maar de SNP staat niet te springen voor een tweede referendum. Met bijna 40% die voor Leave stemde in Schotland en peilingen rond Schotse onafhankelijkheid die niet echt fundamenteel veranderen, is een onmiddellijk referendum niet waarschijnlijk.
Het socialistisch alternatief opbouwen
Het resultaat van het referendum is rampzalig voor de Britse heersende klasse. Met de kapitalistische klasse die in de touwen ligt, moet de arbeidersklasse dringend een eigen politieke stem vinden. Het resultaat van het referendum toont het enorme potentieel voor een massaal verzet tegen besparingen.
Dat is de taak waar de arbeidersklasse en de vakbonden, samen met socialistische krachten, aan moeten beginnen. Vervroegde parlementsverkiezingen zijn mogelijk en moeten geëist worden. De conservatieven en de kapitalisten kregen een slag, nu moet de arbeidersbeweging in het offensief gaan tegen alle besparingen. Daarmee kan het de conservatieven uit de regering verdrijven en de krachtsverhoudingen wijzigen in Schotland en doorheen Groot-Brittannië.
-
Racisme en geweld in Groot-Brittannië: vanwaar komt het en hoe het stoppen?
Er is een scherpe toename van racistisch geweld en andere uitingen van racisme en haat in Groot-Brittannië. Veel media schrijven dit toe aan het resultaat van het referendum en verwijten de kiezers die voor ‘Leave’ stemden medeplichtigheid of minstens indirecte steun hieraan. Wat is hiervan aan? En belangrijker: hoe kan het racistisch geweld gestopt worden?
Artikel vanop blokbuster.be
Van waar komt het racistisch geweld?
De officiële campagnes in aanloop naar het referendum werden geleid door verschillende rechtse en conservatieve krachten. De status van officiële ‘Leave’-campagne werd toegekend aan de groep rond Nigel Farage van UKIP samen met conservatieve politici als de voormalige Londense burgemeester Boris Johnson. De officiële ‘Remain’-campagne was in handen van premier Cameron en kreeg de steun van een groot deel van Labour en zelfs van de vakbondsleiders. Die laatsten lieten het na om zich te onderscheiden van besparingspolitici als Cameron.
Beide officiële campagnes stelden kwesties als migratie centraal, ze deden dit bij gebrek aan overtuigende argumenten rond sociale kwesties. Het asociale besparingsbeleid heeft verregaande gevolgen in Groot-Brittannië, en dit terwijl het Thatcheriaanse beleid vanaf de jaren 1980 al lelijk uithaalde naar de levensstandaard van veel werkende Britten. Openbare diensten worden afgebouwd of gesloten, uitkeringen zijn eerder aalmoezen geworden, jonge werkenden worden met extreme flexibiliteit en lage lonen geconfronteerd, … Zelfs liefdadigheidsinstellingen krijgen het moeilijk. Voedselbanken zagen hun klantenbestand dramatisch uitbreiden.
Als daar geen collectief antwoord van een breuk met dit besparingsbeleid op geboden wordt, blijven enkel de tekorten zichtbaar en kan er een grotere openheid zijn voor racistische standpunten die de tekorten toeschrijven aan migranten. Voor veel gewone werkende kiezers die ‘Leave’ stemden, was racisme echter niet de centrale kwestie. Hoe valt anders te verklaren dat veel mensen met een migratie-achtergrond, onder meer in de Aziatische gemeenschap, voor ‘Leave’ kozen? Om pijnlijke kwesties als de sociale thema’s ook na het referendum uit de weg te gaan, is het voor beide officiële campagnes ondertussen nuttig om de aandacht op racisme en migratie te blijven houden.
Het feit dat de officiële campagnes op het element van racisme focusten, sterkt het zelfvertrouwen van de kleine groepjes racisten die verder willen gaan met geweld en intimidatiecampagnes. Beide campagnes hebben daar een verantwoordelijkheid voor. Cameron en co benadrukten dat ze uitzonderingsmaatregelen inzake migratie kregen van de EU. De Britse regering komt ook actief tussen om vluchtelingen in en rond het Franse Calais tegen te houden. Onlangs werd een hulpkonvooi vanuit Groot-Brittannië naar Calais gestopt. Farage en co hoeven de bal van Cameron maar binnen te koppen. Dit een-tweetje onder conservatieven werd niet beantwoord door de meeste vakbondsleiders of de leiding van Labour.
Had een grotere Remain-stem dit geweld kunnen voorkomen?
Met beide officiële campagnes die racisme legitimeren, was er wellicht sowieso een toename van racistisch geweld geweest. De ergste racisten, diegenen die tot geweld bereid zijn, vinden zich wellicht meer in Farage dan in Cameron en halen zelfvertrouwen uit het resultaat. Maar dit betekent niet dat een grotere Remain-stem het geweld had kunnen voorkomen. Er was een opbod van racisme. Hoe zo’n opbod werkt, legde Vlaams Belang voorman Filip Dewinter eerder dit jaar in Humo uit: “Als ik vandaag Nahima Lanjri, om maar iemand te noemen, hoor zeggen dat Theo Francken een watje is en dat hij als staatssecretaris dubbel zoveel illegalen had moeten uitwijzen, dan kan ik alleen besluiten dat de traditionele partijen nu al met 120 per uur rijden, en dan mogen wij toch een versnelling hoger schakelen en naar 150, 160 gaan?” We weten allemaal dat dat gevaarlijk is.
Kan de EU een antwoord bieden op racisme?
Eigenlijk is het vreemd dat de besparingsmachine van de EU, van Fort Europa, door sommigen plots voorgesteld wordt als een antwoord op racisme. Het is het door de EU opgelegde besparingsbeleid dat aanleiding gaf tot de forse electorale groei van de Griekse neonazi’s van Gouden Dageraad. Dat zorgde voor een bijhorende toename van racistisch en fascistisch geweld. Het antwoord van de EU daarop? Nog meer besparingen en van de linkse regering onder leiding van Syriza eisen (én bekomen) dat ze de broek tot onder de enkels laat zakken. Dit kan leiden tot een gevaarlijke cocktail.
Of wat te denken van Fort Europa dat miljarden aan Turkije geeft om vluchtelingen op te sluiten en tegen te houden? Dat Turkije niet bepaald een toonbeeld van democratische rechten is, een oorlog voert tegen de eigen Koerdische bevolking en niet aarzelt om politiek-strategische spelletjes te spelen met Syrische vluchtelingen, vormt geen probleem voor de EU. Als er maar minder vluchtelingen naar Europa komen. ‘Vluchtelingen zetten ons sociaal stelsel onder druk’, luidt de officiële redenering van besparingspolitici die zelf het sociaal stelsel afbreken.
Neen een toonbeeld van antiracisme is de EU niet. Het zorgde zelfs voor een ommeslag in de positie van de Hongaarse neofascisten van Jobbik tegenover de EU. De nieuwe partijvoorzitter stelt dat een exit uit de EU niet langer nodig is omdat er positieve ontwikkelingen zijn in die EU, onder meer op vlak van beleid tegenover vluchtelingen.
Wat biedt dan wel een antwoord?
Het besparingsbeleid leidt tot sociale spanningen. Daar kunnen racisten op inspelen. We zullen de ingang die racistische vooroordelen vinden enkel kunnen stoppen indien we een alternatief hebben op de voedingsbodem ervan. Het beleid van tekorten en een dalende levensstandaard voor de meerderheid van de bevolking is een logisch onderdeel van de groeiende kloof tussen de kleine groep superrijken en de rest van de bevolking. Om hun Panama-miljarden aan te dikken, verdwijnt sociale bescherming voor de armsten en dalen onze lonen en uitkeringen. Daarop antwoorden door naar beneden te schoppen, is soms makkelijker dan naar boven terug te vechten tegen de verantwoordelijken voor dit beleid.Dat laatste is nochtans wat nodig is: strijd voor degelijke jobs, betaalbare huisvesting, toegankelijke diensten, goed onderwijs, … voor iedereen. Als we zien hoeveel rijkdom geconcentreerd zit bij een handvol kapitalisten, dan is het duidelijk dat de middelen voor een betere levensstandaard voor iedereen aanwezig zijn. We zullen die echter niet zomaar krijgen, we zullen er samen voor moeten strijden. Wat ons in die strijd verdeelt, verzwakt ons. Vandaar overigens ook dat het establishment regelmatig beroep doet op racisme en andere vormen van verdeeldheid.
In de aanloop naar het referendum was er jammer genoeg geen grootschalige campagne die deze eisen voorop stelde. De linkse Labour-leider Jeremy Corbyn wijzigde zijn standpunt en schaarde zich achter het Remain-kamp. De hoop om via dergelijke compromissen de vrede in de eigen partij te bewaren, blijkt achteraf een illusie. Rechtse Labour-parlementairen zien een kans om de poten onder de stoel van Corbyn te zagen. De brede steun voor Corbyn als antwoord daarop, met onder meer tot 10.000 betogers maandagavond, toont echter het potentieel voor een oprecht linkse campagne die de thema’s opneemt die ertoe doen: jobs, huisvesting, diensten, … kortom een breuk met het besparingsbeleid.
Een dergelijke breuk met het besparingsbeleid betekent overigens ook een confrontatie met het Europa van de rijken. Programmapunten van Corbyn als de hernationalisatie van de spoorwegen en de energiesector zijn volgens EU-regels onwettig. Onderhandelingen met de EU daarover zijn niet mogelijk, dat heeft de Griekse ervaring van Syriza duidelijk gemaakt. Breken met de besparingen betekent dus ook breken met instellingen als de EU.
Tegelijk moeten we actief mobiliseren tegen alle pogingen van racisten om hun standpunten en geweld openlijk op straat te brengen. De toename van racistisch geweld en intimidatie moet beantwoord worden met mobilisatie door de arbeidersbeweging. Het gaat voorlopig nog om kleine groepjes, extreemrechts kon de voorbije weken en jaren geen enkele ernstige mobilisatie organiseren in Groot-Brittannië. Regelmatig draaien pogingen tot het houden van racistische haatmarsen uit op een complete flop met slechts enkele tientallen aanwezigen die botsen op honderden tegenbetogers. Vlak voor het referendum was dit bijvoorbeeld in Bristol nog het geval.
Doorheen deze antifascistische mobilisaties kan het gegroeide zelfvertrouwen van racisten en extreemrechts terug gebroken worden. Het kan hun geweld isoleren in de samenleving. En het is een gelegenheid om onder activisten te discussiëren over een strategie om de strijd tegen racisme en tegen besparingen effectief vooruit te helpen. Welk programma is daarvoor nodig en hoe kunnen we daar een bredere en actievere steun voor vinden? Los van hoe gestemd werd in het referendum, moeten jongeren en werkenden zich organiseren om zich collectief tegen racistisch geweld te verzetten.
-
Na het Brexit-referendum: reactie door Hannah Sell
Hieronder een video met een reactie van Hannah Sell van de Socialist Party op het Britse referendum over een vertrek uit de EU. Deze video is voorzien van Nederlandstalige ondertitels. Als deze niet automatisch verschijnen, kan je ze opzetten door onderaan rechts op de video op ‘ondertitels’ te klikken.
-
Groot-Brittannië na het referendum. Conservatieve regering moet weg!
“Het resultaat van het referendum kan de geschiedenis ingaan als een keerpunt,” verklaarde de Financial Times. De wanhoop van de Britse elite was groot nadat een meerderheid van de kiezers besliste om de Europese Unie te verlaten.Artikel door Hannah Sell, Socialist Party
Voor de kapitalisten in Groot-Brittannië maar ook in de rest van de EU is dit een enorme slag, volgens de Financial Times “de grootste nederlaag uit de geschiedenis van de EU.”
Voor het Britse kapitalisme is het een erg pijnlijke nederlaag. Het kan leiden tot het opbreken van het Verenigd Koninkrijk indien er een nieuw onafhankelijkheidsreferendum in Schotland komt. Het kan ook leiden tot een ineenstorting van de Tories, ooit een van de meest succesvolle kapitalistische partijen op de planeet.
Mogelijk zal ook Labour splitsen in de nasleep van het referendum. De pro-kapitalistische rechterzijde wil van de gelegenheid gebruik maken om voorzitter Jeremy Corbyn aan de kant te schuiven. Het minste dat kan gezegd worden, is dat er politieke onrust is.
Veel van de 17 miljoen kiezers die voor een Brexit stemden, werden op 24 juni wakker met het gevoel dat ze hun woede konden tonen tegenover alles waar ze de voorbije jaren mee geconfronteerd werden: lage lonen, nulurencontracten, lagere uitkeringen, gebrek aan betaalbare huisvesting, afbraak van openbare diensten.
Met deze stemming werd Cameron, de gehate premier, gedwongen om zijn ontslag aan te kondigen.
Niet alleen in Groot-Brittannië maar ook elders in Europa zullen velen inspiratie halen uit deze stem tegen het Europa van het kapitaal. Ongetwijfeld zullen veel Griekse werkenden blij zijn met het resultaat van het referendum. Hun levensstandaard werd fors naar beneden getrokken door het beleid dat opgelegd werd door de EU.
De financiële markten reageerden met paniek, de waarde van het Britse pond zakte naar het laagste niveau sinds 30 jaar. Dit komt deels omdat de financiële wereld op arrogante wijze dacht dat haar keuze het wel zou halen waardoor ze niet voorbereid was op een overwinning van de Brexit.
De ineenstorting op de financiële markten zal niet noodzakelijk meteen leiden tot een nieuwe crisis in de ‘reële’ economie in Groot-Brittannië of elders. Maar het referendum werd wel al gebruikt door minister van Financiën Osborne om de aandacht af te leiden van de tekenen van een nieuwe fase in de economische crisis op zowel nationaal als internationaal vlak. Deze crisis ontwikkelt zich los van de Brexit en kan de schok van het resultaat van het referendum nog versterken.
Angstcampagne
Tijdens het referendum nam de angstcampagne gigantische proporties aan. Economische rampspoed, een derde Wereldoorlog en de angst voor meer racisme en intolerantie werden allemaal ingeroepen om kiezers te overtuigen om voor ‘Remain’ te stemmen. Terechte angst rond deze thema’s waren de belangrijkste redenen waarom 48% van de mensen ‘Remain’ stemden. Vooral onder jongeren werd ‘Remain’ gestemd uit angst voor een toename van racisme bij een Brexit.
Maar het aantal mensen dat ‘Leave’ stemde en het referendum gebruikte als kans om te protesteren tegen de ondemocratische ver-van-mijn-bed EU was indrukwekkend. Alle dreigementen van de leiders van alle gevestigde partijen en alle wereldleiders, van Obama tot Merkel, werden genegeerd.
Er werd op bijzonder cynische wijze zelfs gebruik gemaakt van de vreselijke moord op Labour parlementslid Jo Cox om het ‘Remain’-kamp te versterken. De gevaarlijke sfeer die gecreëerd werd door de rechtse politici tijdens de referendumcampagne heeft ongetwijfeld bijgedragen tot een groter gevaar van racistisch en extreemrechts geweld. Maar het was niet alleen het racisme van het officiële ‘Leave’-kamp, ook Cameron haalde steevast uit naar migranten en de rechterzijde van Labour vroeg hem in de laatste dagen van de campagne zelfs om nog verder te gaan op dat vlak. Los van het uiteindelijke resultaat van de campagne, is het belangrijk dat de arbeidersbeweging duidelijk opkomt voor eenheid tegen racisme en voor de verdediging van de rechten van migranten.
Tegelijk is het verkeerd om te suggereren dat de stem voor een exit in essentie een rechtse of racistische stem was. Er zijn natuurlijk mensen die voor een exit stemden vanuit racistische of nationalistische overwegingen, maar het fundamentele karakter van de exit-stem was dat het een revolte van de arbeidersklasse was.
Zeker met een referendum waarin kiezers een keuze krijgen tussen ‘ja of neen’ zullen er tal van motivaties en argumentaties zijn onder kiezers van beide kampen. Maar geen enkele beweging van de arbeidersklasse is 100% puur en volledig vrij van reactionaire elementen of onderstromen. Het is de taak van socialisten om te zien wat primeert. In dit geval is het een electorale opstand van voornamelijk de arbeidersklasse tegen hte establishment.
Er was doorgaans een sterk verband tussen de sociale samenstelling van een buurt en het resultaat. Schotland en Noord-Ierland, waar het referendum anders werd gezien, vormden uitzonderingen. In Engeland en Wales waren het echter niet alleen de blanke arbeidersbuurten maar ook de meer etnisch diverse buurten die voor een exit stemden.
In Bradford, waar er een grote Aziatische gemeenschap is, stemde een meerderheid voor ‘Leave.’ In Londen, met een jongere en relatief rijkere bevolking, stemde een meerderheid voor ‘Remain’, maar in de armste buurten was het aandeel ‘Leavers’ een pak groter. In Barking en Dagenham, waar minder de helft van de bevolking zich ziet als blanke Britten, stemde 62% voor een exit. In het naburige Newham, een van de armste en meest diverse buurten van het land, was dit 47%.
De omvang van de migratie werd een centraal thema in de referendumcampagne, maar voor de meeste kiezers ging het niet om een verzet tegen mensen die vanuit andere landen naar Groot-Brittannië kwamen. Het was vaak gebaseerd op ervaringen met werkgevers die alle mogelijke middelen gebruiken om de lonen naar beneden te trekken, ook het inzetten van buitenlandse arbeidskrachten. Het was vaak ook gekoppeld aan de enorme woede tegenover de besparingen in de openbare diensten en de angst dat deze een verdere toename van de bevolking niet kunnen dragen.
Zelfs Nigel Farage, de voorman van UKIP, moest verklaren dat hij er niet voor is dat de bestaande EU-migranten hun rechten zouden verliezen. Dat wijst op die onderliggende sfeer, maar de arbeidersbeweging zal er uiteraard voor moeten strijden om een afbraak van rechten tegen te houden.
We kunnen dat best verbinden aan de strijd voor een hoger minimumloon van 10 pond per uur voor alle werkenden, alsook aan een verzet tegen besparingen in de openbare diensten. Dat is de enige manier waarop we de rechten van alle werkenden kunnen verdedigen, los van hun afkomst.
Woede uit zich
Deze electorale opstand werd voorspeld door de Socialist Party. In onze congrestekst van maart 2016 stelden we: “Zoals het Schotse onafhankelijkheidsreferendum is het mogelijk dat het EU referendum voor veel werkenden een middel wordt om hun woede te tonen tegen de aanhoudende besparingen. We moeten het referendum op die manier zien en uitleggen dat een stem voor ‘Leave’ kan leiden tot de mogelijkheid om de Tories weg te krijgen.”
Nu het referendum voorbij is, werd dit erg voorzichtig erkend door Momentum, de organisatie die aanvankelijk opgezet was om Jeremy Corbyn te ondersteunen. Momentum verklaarde: “Miljoenen mensen lijken voor ‘Leave’ gekozen te hebben als een stem tegen de ongebreidelde globalisering die geleid heeft tot stagnerende of dalende levensstandaarden naarmate de levensduurte stijgt.” Jammer genoeg kwam Momentum pas na het referendum tot die vaststelling nadat tijdens de campagne voor ‘Remain’ werd opgeroepen.
Deze revolte vond plaats ondanks het falen van de meeste vakbondsleiders en jammer genoeg ook van Jeremy Corbyn. Zij brachten geen onafhankelijke positie vanuit de arbeidersklasse naar voor met een socialistische en dus ook internationalistische campagne voor een exit die zich volledig onafhankelijk en in verzet tegen de ‘Little Englanders’ van UKIP en co ontwikkelde.
Dat is wat we met de Socialist Party wel deden: uitleggen dat we tegen het Europa van het kapitaal zijn, dat de EU in het belang van de 1% rijksten staat, maar tegelijk opkomen voor internationale solidariteit van de werkende bevolking over heel het continent en pleiten voor een vrijwillige socialistische confederatie in Europa.
In de plaats hiervan verscheen de nationale vakbondsvoorzitter Frances O’Grady samen met de Schotse conservatieve leider Ruth Davidson in een debat waarbij O’Grady geen woord kritiek gaf op de conservatieve regering. Jeremy Corbyn en John McDonnell weigerden terecht om samen met conservatieve verkozenen op te treden, maar ze werden toch gebruikt door Cameron in een poging om een meerderheid voor Remain te winnen en zo zijn eigen vel te redden.
In de Observer van 12 juni verklaarde Cameron plots dat hij er niet van kon beschuldigd worden dat hij het establishment verdedigde als hij enkel vraagt om “te luisteren naar wat Jeremy Corbyn en de Groenen zeggen.”
De politieke situatie had er anders uitgezien indien Corbyn aan zijn eigen historische positie van verzet tegen de EU had vastgehouden. Ten tijde van het verdrag van Maastricht zei hij dat dit verdrag “de macht van de nationale parlementen wegneemt opdat een groep onverkozen bankiers het economisch beleid zouden kunnen uitstippelen.”
Een campagne die uitlegt dat de nationalisatie van de spoorwegen of de staalsector illegaal is onder Europese regels en die zich baseert op solidariteit met de werkenden in Griekenland, Ierland en de rest van de EU, had de meerderheid voor een exit kunnen vergroten en niet alleen leiden tot het ontslag van Cameron maar van de volledige regering waarna vervroegde verkiezingen een Labour-regering onder leiding van Jeremy Corbyn hadden kunnen opleveren.
De afwezigheid van een massale stem van de arbeidersklasse in het debat over het referendum liet de ruimte open voor de voormalige Tory en voormalige beurshandelaar Nigel Farage die zich valselijk opwierp als de stem van de ‘kleine man’. De verdelende ideeën van UKIP bieden echter geen weg vooruit voor de werkende bevolking.
Ondanks de ernstige fouten van de meeste leiders van de arbeidersbeweging in de referendumcampagne is het echter niet automatisch zo dat UKIP en co de grootste winnaars ervan zijn.
Als er nu onmiddellijk een oproep komt voor nieuwe verkiezingen kan dit nog steeds leiden tot een regering onder leiding van Corbyn, zeker indien de campagne met een anti-besparingsprogramma wordt gevoerd.
Tegelijk moeten de vakbonden in het offensief gaan tegen deze verzwakte en verdeelde regering. Ze moeten gaan voor een algemene 24-urenstaking tegen de nieuwe dreiging van besparingen na een Brexit.
In de lerarenvakbond werd gestemd over stakingsacties. Maar liefst 91% stemde voor. Het is een indicatie van de sfeer die ook voor het referendum al ontwikkelde. Ook de stemming in de besturen van vakbonden Unison en Unite over de eis aan gemeentebesturen om geen besparingen door te voeren, waren indicatief. Hetzelfde geldt voor de conferenties van de vakbond GMB en van de vakbondskoepel TUC in Wales.
Deze resoluties moeten nu in actie omgezet worden. De conferentie van het National Shop Stewards Network op 2 juli zal een belangrijke kans zijn voor basismilitanten om samen te komen en te bespreken hoe een dergelijke beweging kan uitgebouwd worden.
Voor de grote bedrijven is een Britse regering onder leiding van Jeremy Corbyn een nachtmerrie en dus zullen ze er alles aan doen om dit te vermijden. De kapitalisten vrezen vooral de enorme verwachtingen die een dergelijke regering zou creëren onder een arbeidersklasse die al jaren gebukt gaat onder besparingen.
De kapitalisten en hun trouwe vertegenwoordigers onder de Labour-verkozenen proberen nu de verantwoordelijkheid voor de Brexit-stem bij Jeremy Corbyn te leggen. Het wordt als excuus gebruikt om tegen hem op te treden. Twee rechtse Labour-verkozenen dienden een motie van wantrouwen in binnen de parlementaire fractie van Labour.
De verkiezing van Corbyn als voorzitter van Labour was een uitdrukking van de groeiende anti-besparingsstemming in de samenleving. Die stemming vond een onverwachte uitdrukking in de verkiezing van een nieuwe Labour-voorzitter. Dit gebeurde voornamelijk door een beweging die van buiten Labour kwam, vooral van jongeren en sommige aanhangers van ‘old Labour’ die terugkeerden en zochten naar iets anders dan de traditionele partijleiders die de belangen van de 1% dienen.
Jammer genoeg was Corbyn van bij het begin omringd door een rechtse partijmachine die er vooral op uit is om hem te ondermijnen en weg te krijgen. De afgelopen maanden zagen we dat er geen enkel compromis met deze vertegenwoordigers van het establishment mogelijk is. Elk nieuw compromis van de partijleiding zorgt onvermijdelijk tot een terugloop van de steun van Jeremy Corbyn onder diegenen die enthousiast waren door zijn antibesparingspositie.
In plaats van toegevingen moet de rechterzijde vastberaden bestreden worden. Corbyn had gelijk toen hij stelde dat velen voor een Brexit stemden uit protest tegen de besparingen.
Tegen besparingen
Hij moet nu een strijd tegen de besparingen starten met het programma waarmee hij kandidaat-voorzitter voor Labour was. Hij moet duidelijk maken dat hij zich tegen besparingen verzet, los van de vraag wie deze doorvoert: Brussel, Westminster of lokale besturen. Een dergelijke positie samen met een programma voor een minimumloon van 10 pond per uur en een massaal programma van uitbreiding van sociale huisvesting, zou enthousiasme creëren onder diegenen die hem als voorzitter verkozen maar ook onder veel werkenden die nu in het referendum voor een Brexit kozen.
De kapitalistische klasse kent een crisis, ze zoekt wanhopig naar partijen die betrouwbaar zijn om haar belangen te verdedigen. Het zal niet makkelijk zijn om vervroegde parlementsverkiezingen te vermijden. Mogelijk zullen de splitsingen binnen zowel Labour als de Tories, die eigenlijk enkel samengehouden werden door het kiesstelsel, leiden tot een herschikking van het Britse politieke landschap. Splitsingen bij de Tories en Labour kunnen leiden tot een nieuwe alliantie van de pro-kapitalistische vleugel van Labour en de Europeesgezinde Tories.
Janan Ganesh merkte in de Financial Times (14 juni) op: “De gematigde Tories en Labour-aanhangers die plots met elkaar omgingen in de kantoren van ‘Remain’ kunnen het goed met elkaar vinden.” Mogelijk zal de burgerij aandringen op een verandering van het electoraal stelsel in de richting van proportionele vertegenwoordiging zodat een dergelijke alliantie aan de macht kan komen.
Terwijl de kapitalistische klasse chaos kent, moet de arbeidersklasse een eigen politieke stem vinden. Het resultaat van het referendum toont het enorme potentieel voor een massaal verzet tegen de besparingen. Het is onze taak om te bouwen aan een massale politieke partij die leiding kan geven aan dit verzet op basis van een socialistisch alternatief.
-
Links en de EU. Vooruitgang in Portugal en Spanje, verwarring in Groot-Brittannië
De Spaanse linkerzijde die met Unidos Podemos eengemaakt naar de verkiezingen van 26 juni trekt, kan een belangrijke doorbraak maken. Het leidt tot nieuwe hoop en een mogelijkheid van verandering. Voor de tweede keer op enkele jaren kan een oprechte linkerzijde in een positie komen om een alternatief programma door te voeren. We moeten lessen trekken uit de eerste, mislukte, ervaring van Syriza in Griekenland om de kansen in Spanje en elders te grijpen. In dit dossier gaan we na hoe belangrijke delen van de linkerzijde in Portugal en Spanje reageren op het verraad van Syriza en meer specifiek wat hun houding is tegenover de kapitalistische EU en de euro.Dossier door Danny Byrne, CWI
Toen Alexis Tsipras en de leiding van Syriza de heldhaftige ‘OXI’ van de Griekse werkende bevolking in het referendum van afgelopen zomer verried, kreeg niet alleen Syriza of de Griekse arbeidersklasse een zware slag te verduren. De capitulatie van Tsipras zorgde voor een keerpunt in de linkse politiek in Europa, er was een “voor en een na.”
Het standpunt dat voorheen door de meeste Europese linkse leiders werd verdedigd – van Syriza tot het Portugese Linkse Blok of Podemos in Spanje – was redelijk duidelijk en werd quasi unaniem gedeeld. Er werd gepleit voor een links anti-besparingsprogramma tegen de dictaten van de trojka. Dit werd niet als antikapitalistisch of socialistisch voorgesteld. Tegelijk wierpen deze krachten zich op als verdedigers van de Europese Unie en het project van de euro. De EU verlaten, stond nooit op de agenda. De besparingspolitiek bedreigde “onze EU”, was het standpunt. Linkse regeringen waren nodig om de EU te redden.
Deze benadering werd voor het eerst sinds het begin van de huidige crisis uitgetest in Griekenland. Syriza won de verkiezingen als gevolg van de ineenstorting van de voormalige sociaaldemocratische PASOK na de rampzalige regeringsdeelname van PASOK, en van de lange periode van klassenstrijd met meer dan 30 algemene stakingen. Het resultaat vandaag is dat er een regering onder leiding van Syriza is die zelf met algemene stakingen tegen het besparingsbeleid geconfronteerd wordt.
Deze harde realiteit moest wel gevolgen hebben. Alle ogen en hoop van werkenden, jongeren en onderdrukten doorheen Europa waren immers op Griekenland en Syriza gevestigd. De Griekse ervaring werd van nabij gevolgd. Deze ervaring na maandenlange onderhandelingen zonder resultaat en naïeve oproepen aan de trojka tot redelijkheid met uiteindelijk een nederlaag, was leerrijk voor de arbeidersbeweging en de linkerzijde in Europa en de rest van de wereld.
We moeten er lessen uit trekken. Aanvankelijk was er een begrijpelijke schok en ontgoocheling. Maar de ervaring met Syriza en Tsipras kon enkel het begrip van werkenden over het karakter van dit systeem en van de EU en de euro versterken. Dit is effectief wat we nu zien.
Portugal: van ‘links Europeanisme’ naar een verzet tegen ‘asociale Europese oorlogsmachine’
De wijze waarop het standpunt van de Portugese linkerzijde evolueerde, is daar een voorbeeld van. De afgelopen jaren speelde de Portugese linkerzijde een belangrijke rol in het ideologisch onderbouwen van de pro-Europese positie van links. Leiders van het Links Blok, zoals Francisco Louca (een lid van het Verenigd Secretariaat van de Vierde Internationale), gebruikten de term “links Europeanisme” om hun standpunt samen te vatten.
Er werd gepleit tegen een exit uit de EU en de euro. Zo’n exit werd voorgesteld als ‘niet internationalistisch.’ Ze stelden dat de oplossing voor de Europese crisis alleen vanuit de EU kon komen met een progressief beleid dat vertaald moest worden in eisen aan de Europese instellingen. Tegenover de schuldencrisis pleitte het Links Blok bijvoorbeeld voor “eurobonds” en het “mutualiseren” van de overheidsschulden zodat de sterkste economieën in Europa een deel van de lasten van zwakkere landen als Portugal of Griekenland zouden dragen.
In 2010 stemden de verkozenen van het Links Blok in het parlement voor het “reddingsplan” van de trojka voor Griekenland. Er werd enkel opgemerkt dat de plannen een socialer karakter moisten krijgen. Er werd geëist dat de Europese Centrale Bank zou ‘gedemocratiseerd’ worden en aan de landen uit de periferie aan lagere rentevoeten zou lenen, naar het voorbeeld van de rentevoeten voor de private sector.
Hun standpunt ging uit van het verkeerde perspectief dat er een betekenisvolle en diepgaande integratie in Europa zou zijn waarbij nationale spanningen en belangen op kapitalistische basis overstegen werden. Vanuit deze logica volgde een ‘links Europeanisme’. Het CWI verzette zich tegen dit perspectief. We stelden dat er onoverbrugbare beperkingen waren aan het kapitalistische Europese eenheidsproject. Dit proces kon vooruitgang boeken in een context van economische groei, maar in een periode van crisis moest het tot problemen leiden. En dat is effectief wat er gebeurde.
Het asociale besparingsbeleid van de trojka in Portugal was geen uitdrukking van een reeks ‘politieke keuzes’ op basis van de samenstelling van het Europese parlement of zo. Het was een beleid dat opgelegd werd door de klassen- en nationale belangen van de krachten die het in het EU-project voor het zeggen hebben – in essentie de grote Europese bedrijven en het financiewezen onder leiding van Duitsland en de machten van Centraal- en Noord-Europa. Het Portugese kapitalisme steunde dit beleid.
We stelden steeds dat het niet mogelijk is om de EU of andere instellingen van de trojka een progressief beleid te laten voeren niet mogelijk is. Oproepen aan de EU om een progressief beleid te voeren, gaat voorbij aan het karakter van die instellingen waarbij de EU een “sociale” rol toebedeeld krijgt die ze per definitie niet kan uitvoeren.
De onbuigzaamheid van de trojka voor de erg bescheiden vragen en oproepen van de Griekse regering maakte duidelijk dat onze waarschuwingen terecht waren. Ook binnen de linkerzijde was er een verandering in het bewustzijn rond de EU, dit was ook het geval onder de leden en de leiding van het Links Blok.
De leiding veranderde drastisch van koers. Zo stelt de tekst van de leiding voor de partijconventie van juni dit jaar (“Motie A”): “Het project om de Europese instellingen democratisch te herdefiniëren, is vandaag niet langer geloofwaardig. Deze EU zal steeds een asociaal project zijn. De EU is een oorlogsmachine tegen de bevolking en tegen de sociale rechten.”
De nieuwe leidinggevende figuur, Catarina Martins (die niet tot linkerzijde van de partij gerekend wordt), stelde dat het nodig is om voorbereid te zijn op een uittrede uit de eurozone als mogelijk gevolg van een antibesparingsbeleid. In de verkiezingscampagne van oktober 2015 stelde ze: “Als het nodig is om te kiezen tussen waardigheid en de euro, dan moet Portugal voor de waardigheid kiezen.” En nog: “Elke regering die Schäuble niet gehoorzaamt, moet erop voorbereid zijn dat de ECB de deuren sluit en Schäuble haar uit de euro zet.”
Een document van de linkse oppositie op de conventie van juni (“Motie R”) gaat verder en roept op om een commissie in het Links Blok te vormen om de gevolgen en praktische stappen bij een exit uit de euro te onderzoeken. Socialismo Revolucionario, het CWI in Portugal, steunt deze motie.
De Portugese Communistische Partij (PCP) staat al langer voor een verzet tegen de euro en de EU, ook al is dit niet gebaseerd op een uitgewerkte socialistische en internationalistische benadering. Het maakt dat de Portugese linkerzijde scherp opgeschoven is in de richting van een duidelijke oppositie tegen de kapitalistische EU en de eurozone.
Het is natuurlijk niet evident om dit scherpere abstracte inzicht in het karakter van de Europese instellingen te vertalen in praktische voorstellen en programmapunten. De leiding van het Links Blok gedoogt samen met de PCP een regering van de voormalige sociaaldemocratische ‘Socialistische’ Partij. Dit zal vrij snel de kwestie van een confrontatie met de Europese instellingen en de nood aan strijd voor een alternatief stellen.
Socialismo Revolucionario komt op voor een eenheidsfront van linkse partijen, sociale bewegingen en vakbonden om een radicale breuk met het besparingsbeleid te realiseren en om vanuit een onafhankelijke positie de druk op de regering op te voeren voor oprechte hervormingen. Strijdbewegingen kunnen hervormingen afdwingen, maar uiteindelijk zal een eenheidsfront de kwestie stellen van een strijd voor een socialistische regering om te breken met de besparingen en het kapitalisme.
Spaanse linkerzijde keert zich tegen EU en eurozone
Over de grens is er in Spanje een gelijkaardige ontwikkeling. De leiding van Podemos steunde het verraad van Tsipras. Pablo Iglesias verklaarde dat hij hetzelfde zou gedaan hebben. Maar anderen hebben wel lessen getrokken.
Izquierda Unida won in de verkiezingen van december ongeveer een miljoen stemmen. Nu vormt het een electorale alliantie met Podemos voor de verkiezingen van 26 juni. De partij heeft een nieuwe linkse leider, Alberto Garzon. Onder zijn leiding was er qua programma en retoriek een bocht naar links. Dit geldt ook voor de discussie over de EU en de euro.
De politieke motie die door Garzon op de IU-raad werd voorgelegd en met meer dan 70% werd goedgekeurd, stelde: “De EU kan niet hervormd worden en is onverenigbaar met de soevereiniteit van de volkeren of met gelijk welk beleid van sociale verandering.” De motie pleit voor een radicaal antibesparingsbeleid dat “de tegenstellingen van het Europa van de euro blootlegt” waarbij “we bereid zijn om de gevolgen van een soeverein economisch beleid in het belang van de meerderheid van de bevolking te dragen, zoals een verdrijving van ons land uit de EU.”
De Spaanse Communistische Partij, de belangrijkste component van IU die de meerderheid van de leiding in handen heeft (ook Garzon behoort tot de CP), nam op het 20ste partijcongres in april nog een sterker standpunt in. Er werd gepleit voor “een breuk met de euro en de EU” omdat deze “niet hervormd kunnen worden aangezien ze gebaseerd zijn op kapitalistische principes en waarden.”
Zowel IU als de CP combineren hun verzet tegen de EU met een oproep tot een internationale alliantie van arbeidersstrijd en linkse krachten om een alternatief te vormen. Garzon had het over de mogelijkheid van een Zuid-Europese politieke unie van linkse regeringen – naar het model van ALBA, de alliantie van progressieve Latijns-Amerikaanse regeringen die door Hugo Chavez in 2004 werd gepromoot. De ALBA-regeringen braken niet met het kapitalisme, maar de verwijzing hiernaar is nuttig omdat een regering die breekt met het Europese besparingsbeleid en het kapitalisme inderdaad een internationale impact zou hebben en de basis kan leggen voor een internationalistisch alternatief.
Zoals met het Links Blok in Portugal valt het nog af te wachten of en hoe deze standpunten zullen vertaald worden in een praktisch programma. Socialismo Revolucionario, het CWI in Spanje, stelt dat de linkerzijde en de arbeidersbeweging dringend nood hebben aan een revolutionair socialistisch programma en beleid om te vermijden dat de Spaanse linkerzijde Tsipras achterna gaat. Gelijk welke regering die een mandaat krijgt om de besparingen te stoppen, zal in de huidige context moeten overgaan tot de nationalisatie van de banken en grote bedrijven onder democratische controle, de invoering van kapitaalcontrole en de afbetaling van de publieke schulden moeten stoppen. Dit alles is vereist als voorwaarde om capitulatie en verraad te vermijden.
Verwarring over Brexit
Een marxistisch standpunt vertrekt van het begrip dat het bewustzijn zich in concrete omstandigheden ontwikkelt. De ervaringen van gebeurtenissen leiden tot een scherper begrip onder werkenden en jongeren over de taken in de strijd voor verandering.
Deze beweging onder de linkerzijde in het zuiden van Europa naar een scherpere oppositie tegen de kapitalistische EU als gevolg van het falen van het euro-reformisme van Syriza, is daar een uitdrukking van. In de landen die het dichtst bij Griekenland liggen en waar de ontwikkelingen het sterkst gevolgd werden, is er meer duidelijkheid gekomen over het karakter van de Europese instellingen.
In Groot-Brittannië, waar de campagne naar het referendum over de Brexit stilaan in de laatste rechte lijn komt, heeft dit proces blijkbaar minder impact gehad op de leiding van de arbeidersbeweging. De meeste vakbondsleiders en ook linkse figuren binnen Labour, waaronder Jeremy Corbyn zelf, namen een voorzichtige ‘Remain’ (in de EU) positie in. Bij het eerder referendum in 1975 spraken de linkse Labour-leiders en de vakbondsleiders zich nog resoluut uit tegen lidmaatschap van de voorloper van de EU.
Deze opstelling is deels het resultaat van de voorbije periode toen er illusies gezaaid werden in het ‘sociale’ karakter van de EU. De illusie van een ‘sociaal Europa’ werd grotendeels naar voor gebracht als defaitistisch antwoord op de nederlagen van belangrijke strijdbewegingen in de jaren 1980. Er werd naar Europa gekeken om de eigen nederlagen niet te moeten analyseren: het feit dat de staking van de mijnwerkers grotendeels geïsoleerd bleef net als de strijd van lokale besturen zoals dat van Liverpool dat het besparingsbeleid verwierp.
Behalve aanklagen hoe brutaal de Griekse bevolking door de EU werd behandeld, trekken die linkse leiders die voor ‘Remain’ pleiten vandaag geen politieke conclusies uit de ervaring met Syriza. Meer nog, eigenlijk beperken ze zich tot rouwbetuigingen aan de Griekse arbeidersklasse om vervolgens bijna letterlijk de argumenten te herhalen van de leiding die deze arbeidersklasse verraden heeft.
Natuurlijk worden beide kanten in de campagne voor het Brexit-referendum geleid en gedomineerd door de reactionaire rechterzijde. Dat kan niet genegeerd worden. Maar deze factor is op zich een gevolg van de positie die werd ingenomen door de vakbondsleiders en de groep rond Corbyn. De Socialist Party merkte meermaals op dat de vakbonden en Labour-leiders met een duidelijk ‘leave’-campagne de dynamiek compleet konden veranderen.
Het politiek manifest van Izquierda Unida bevat enkele pertinente opmerkingen hierover. Het document stelt: “Decennia van ideologische propaganda in alle media waar het systeem over beschikt en de angstige, zoniet medeplichtige, positie van een groot deel van de Europese linkerzijde heeft het idee ingang doen vinden dat de EU een garantie is voor welvaart uit het verleden en heden, alsook voor de toekomst.” Dit wordt verbonden met het gevaar van rechts populisme met de stelling dat de linkerzijde tegenover de groeiende woede tegen de EU “niet mag toelaten dat het ongenoegen wordt ingepikt door extreemrechts, zoals gebeurde in andere delen van Europa.”
Naarmate de illusies in de EU als kracht van vooruitgang – illusies die zoals iedereen moet erkennen in zowat alle Europese landen bestonden – doorprikt worden onder brede lagen van de bevolking, raakt de pro-EU linkerzijde de aansluiting bij de bevolking kwijt. Zoals vaak lopen de leiders van de arbeidersbeweging de gebeurtenissen achterna zonder voeling met de standpunten van de meer bewuste elementen van de eigen basis.
Is de EU internationalistisch?
In 1915 schreef Lenin dat de “Verenigde Staten van Europa onder het kapitalisme ofwel onmogelijk zijn ofwel reactionair zullen zijn.” De basisredenering was dat belangenconflicten tussen de dominante nationale kapitalistische klassen in Europa niet zomaar kunnen overstegen worden. Dit blijft tot op vandaag het geval, ook voor het kapitalistische Europese project.
In de huidige crisis hebben nationale spanningen de mogelijkheid van een oprecht verenigd Europees antwoord op de centrale uitdagingen van het continent, zoals de schuldencrisis of de vluchtelingencrisis, onmogelijk gemaakt. Nationale spanningen en de weigering van een deel van de nationale kapitalisten om de lasten van de problemen van anderen te delen, zijn de redenen waarom voorstellen als die van de ‘mutualisering’ van schulden of ‘eurobonds’ geen kans maken.
De EU en de eurozone vertegenwoordigen natuurlijk een vorm van internationale integratie en samenwerking tussen nationale kapitalistische klassen en dit is vrij ver doorgetrokken. Maar de crisis en de “centrifugale” tendensen die hiermee gepaard gingen, tonen de beperkingen van de natiestaat en de botsende nationale kapitalistische belangen die nog steeds bestaan. Ze tonen aan dat het huidige niveau van samenwerking en integratie, waaronder de euro als gemeenschappelijke munt, niet op permanente basis mogelijk is.
De kunstmatige veronderstelling dat de EU en steun ervoor op de een of andere wijze ‘internationalistisch’ zou zijn, wordt onderuit gehaald door de praktische ervaringen. Het klopt dat nationale spanningen en tegenstellingen onder het kapitalisme een obstakel vormen voor echte Europese eenheid, maar het klopt evenzeer dat zelfs beperkte allianties en samenwerkingsverbanden tussen kapitalistische staten nooit op gelijke basis gevormd worden.
De Europese Unie is net als andere internationale kapitalistische allianties niet zozeer een ‘samenwerkingsverband’ maar wel een geïnstitutionaliseerde onderwerping van de zwaksten aan de sterksten. Het doel is niet om de economie en de levensstandaard van landen in de periferie op te trekken tot het niveau in de centrale Europese machten zoals Duitsland, Frankrijk of Groot-Brittannië. De EU en de eurozone zorgen voor het omgekeerde.
Vanuit economisch standpunt werd de desindustrialisering van de Europese periferie gepromoot en versneld. Hierdoor werd een stabiele lokale markt zonder concurrentie of obstakels gecreëerd voor Duitsland en andere centrale Europese landen. De kloof tussen de sterkte van de Duitse economie en de zwakte van de Spaanse, Portugese, Ierse of Griekse economie is door de invloed van de EU groter geworden in plaats van kleiner.
Vanuit politiek oogpunt werd de beslissingsmacht van de nationale regeringen sterk aan banden gelegd. Het besparingsbeleid wordt op bevel van de instellingen doorgevoerd met een effectieve controle op de begrotingen en de maatregelen. De maatregelen van de trojka hebben dit nog verergerd. Commentatoren hebben het niveau van politieke autonomie van de Griekse regering tegenover de Europese machten vergeleken met dat van een Duitse deeltstaat tegenover de federale regering. Deze situatie laat spanningen opbouwen en moet uiteindelijk leiden tot het uiteenvallen van de unie.
De EU is dus niet veel ‘internationalistischer’ tegenover de armste landen van Europa als het Britse Rijk dit destijds was tegenover de kolonies.
Socialisme en Europese eenheid
Voor socialisten is internationale samenwerking en eenheid objectief noodzakelijk. Enkel de integratie van de beschikbare middelen en industrie op Europees en wereldvlak, kan de voorwaarden creëren voor een democratische socialistische planning van de economie zodat een productie en levensstandaard op een hoger niveau mogelijk wordt.
Het kapitalisme is niet in staat om Europa te verenigen, de ervaring toont dit aan. Het bezit en de controle van de nationale kapitalistische elites – vertegenwoordigd door de grote banken en bedrijven, maar ook de regeringen – over de rijkdom van de wereld, en de concurrentie tussen hen, vormt historisch de basis voor nationale conflicten op het continent. Enkel met een democratisch socialistisch publiek bezit en controle op de belangrijkste productiemiddelen, is het mogelijk om de logica van nationale spanningen in Europa te doorbreken en echte eenheid te realiseren.
Het verzet van socialisten tegen de EU en de eurozone heeft niets gemeen met eng nationalisme. In de strijd tegen de kapitalistische EU moeten volgens ons ook de fundamenten gelegd worden voor een internationalistisch socialistisch Europees alternatief.
Op 14 november 2014, op het hoogtepunt van actief arbeidersverzet tegen het besparingsbeleid in zuidelijk Europa, was er een internationale dag van strijd met algemene stakingen en gedeeltelijke stakingen in Spanje, Portugal, Italië en België naast massale stakingen en betogingen in Griekenland, Frankrijk en elders. Deze eenheid in strijd tegen het Europese besparingsbeleid toont het potentieel voor een ander Europa dat ontstaat doorheen strijd en massabewegingen.
Een socialistische regering in één Europees land,op basis van de organisatie en mobilisatie van de arbeidersklasse rond een antibesparingsprogramma, zou een bron van inspiratie zijn doorheen het continent. Op deze basis breken met de EU en de euro zou het mogelijk maken om een oproep te doen voor een alternatieve socialistische Europese federatie, wat een stimulans zou zijn voor revolutionaire ontwikkelingen doorheen het continent.
Een vrijwillige socialistische federatie van Europa zou dan op de agenda staan. Dit is het toekomstbeeld waarmee de linkerzijde doorheen het continent de strijd tegen de besparingen in alle landen kan voeren.
Het is onmogelijk om zo’n perspectief te verbinden met een campagne om in de EU te blijven “tot de internationale voorwaarden voldoende rijp zijn” of tot er meer socialistische regeringen verkozen zijn in andere landen om de krachtsverhouding naar links te duwen. Op abstract niveau kan dit een redelijk standpunt lijken. Maar deze positie houdt er geen rekening mee dat dit “uitstel” van de breuk zich niet beperkt tot tactiek om tijd te kopen. Ondertussen worden concrete asociale maatregelen opgelegd aan alle regeringen, waardoor deze de confrontatie met de arbeidersklasse moeten aangaan. Dit zien we ook in Griekenland met een Syriza-regering.
Reformistische leiders mogen dan nog de beste plannen opmaken, de internationale klassenstrijd laat geen ruimte voor stabiele en perfect gecoördineerde veranderingen die simultaan in alle landen tegelijk worden doorgevoerd via de reeds bestaande internationale instellingen van het kapitalisme. Als de EU niet desintegreert op kapitalistische basis, zal het nodig blijven dat een individuele socialistische regering of een groep van dergelijke regeringen een bres slaat waarlangs de Europese arbeidersklasse kan bouwen aan een nieuw internationaal alternatief.
-
6 redenen om voor een Brexit te stemmen
EU referendum: breken met het Europa van het kapitaal, voor een socialistisch Europa
In de gevestigde media wordt het EU-referendum afgedaan als een conflict tussen twee vleugels van de conservatieve Tories. Het gaat om een strijd tussen Cameron en Johnson wordt gezegd. Veel werkenden zijn bezorgd voor de gevolgen van een uitstap uit de EU, maar socialisten menen dat moet gebroken worden met deze kapitalistische instelling. Sinds het ontstaan van de voorlopers van de EU was het doel duidelijk: de belangen van de Europese kapitalistische klassen verdedigen ten koste van die van de werkende bevolking. Hieronder zes redenen om voor een Brexit te stemmen.Artikel door Kevin Henry
1/ De EU is een neoliberale besparingsmachine
De ‘trojka’ van de Europese Commissie, Europese Centrale Bank en Internationaal Monetair Fonds voert een klassenoorlog tegen de werkende bevolking van Europa. Er wordt met harde hand opgekomen voor een besparingsagenda, ook al heeft die vreselijke humanitaire gevolgen. Na tien jaar van besparingen kwam Syriza in Griekenland aan de macht met een mandaat om de besparingen te stoppen. Dit werd op arrogante wijze afgedaan door Jean-Claude Juncker, de voorzitter van de Europese Commissie. Juncker stelde: “Er kan geen democratische keuze tegen de Europese verdragen zijn.”
In een referendum op 5 juli 2015 stemde 61% ‘oxi’, tegen nieuwe besparingsmaatregelen. Dit gebeurde ondanks de chantage door de trojka. Wat volgde, werd door Varoufakis omschreven als ‘terrorisme’ en door een Eurocraat als “intensieve mentale waterboarding.” De EU reageerde met het dreigement van een directe bankencrisis door de toegang tot cash geld af te sluiten.
De Griekse regering capituleerde en er werden nog voor miljarden besparingsmaatregelen opgelegd. Syriza is nu verantwoordelijk voor een besparingsbeleid. De voornaamste reden hiervoor is het ontbreken van een programma dat bereid was om te breken met het kader van de EU en het kapitalisme op zich.
2/ De EU is ondemocratisch
De Griekse gebeurtenissen gave naan hoe het besparingsbeleid geïnstitutionaliseerd werd in de EU en dit doorheen verschillende verdragen en akkoorden. Er worden beperkingen opgelegd voor begrotingstekorten, publieke uitgaven en nationale begrotingen worden van nabij opgevolgd. Het zogenaamde Fiscaal Stabiliteitsverdrag stelt dat de overheidstekorten niet meer dan 3% van het BBP mogen bedragen en dat de overheidsschuld tot 60% van het BBP moet teruggedrongen worden. Dit verhindert niet alleen socialistische maatregelen maar zelfs neo-Keynesiaanse of sociaaldemocratische voorstellen worden hierdoor illegaal.
Een dergelijk neoliberaal keurslijf heeft gevolgen voor gelijk welke linkse regering die verkozen raakt in Europa. Ook indien Corbyn in Groot-Brittannië de verkiezingen wint en enkele van de populaire voorstellen waarmee hij als partijvoorzitter verkozen werd wil doorvoeren, zal dit meteen botsen op de EU. Zo stelde Corbyn voor om de spoorwegen en energiebedrijven te nationaliseren. Europese regels verbieden dit. Het idee van een ‘quantitative easing voor het volk’ zoals voorgesteld door John McDonnell is niet mogelijk onder de Europese regels. We denken dan ook dat Corbyn een fout maakt door zich uit te spreken voor lidmaatschap van de EU.
3/ Fort Europa: bloed aan de Europese handen
De EU mag dan wel een Nobelprijs gewonnen hebben en opscheppen over het vrij verkeer van personen, maar de wijze waarop Syrische vluchtelingen behandeld worden maakt duidelijk dat dit bijzonder cynisch is. Meer dan de helft van de Syrische bevolking heeft zijn huis moeten verlaten. Tienduizenden kwamen om het leven bij pogingen om naar Europa te trekken, in de hoop zo de barbarij van de oorlog en dictatuur achter te laten. Ondanks een golf van solidariteit met vluchtelingen onder de gewone bevolking, vestigt de EU nu een grensagentschap om de racistische migratiepolitiek te versterken.
Verschillende lidstaten hebben geen problemen met inbreuken op mensenrechten, ze worden daarin vaak gesteund door Europese commissarissen. Zo merkte de Griekse minister van Migratie Mouzalas op dat hij op een Europese bijeenkomst te horen kreeg dat hij de migranten maar terug in de zee moest duwen, met de Belgische staatssecretaris Francken die eraan toevoegde dat het hem niet kon schelen of ze verdronken. De EU sloot een vuil akkoord met het steeds meer dictatoriale regime van Turkije. NAVO-schepen houden vluchtelingen nu tegen op de Middellandse Zee, vluchtelingen worden vanuit Griekenland naar Turkije teruggestuurd. Ondertussen voert Turkije een oorlog tegen de Koerdische bevolking en worden dissidente stemmen het zwijgen opgelegd. Het land krijgt Europese miljarden en de kandidatuur voor EU-lidmaatschap wordt overwogen.
4/ De EU promoot militarisme
De vluchtelingencrisis komt voort uit de chaos van de westerse militaire interventie in het Midden-Oosten. David Cameron verklaarde recent dat de EU tot doel heeft om vrede te brengen, maar de realiteit ziet er anders uit. Miljoenen mensen kwamen om het leven in imperialistische oorlogen gevoerd door Europese machten. De EU versterkt de wapenindustrie en eist van de lidstaten dat grote bedragen van de publieke middelen naar defensie gaan, terwijl ondertussen wordt bespaard op de gewone bevolking.
Momenteel pleit de EU voor meer militaire samenwerking. Er werden Europese strijdkrachten opgezet in een poging om nationale troepen te integreren en de EU zelf een onafhankelijke militaire macht te geven. Het gaat om zogenaamde snelle interventieteams die ingezet worden in tal van militaire avonturen.
5/ TTIP: een verdrag voor de bazen
Alsof het allemaal nog niet erg genoeg is, voert de EU geheime onderhandelingen met de VS voor het Transatlantisch vrijhandelsverdrag TTIP. Dit verdrag heeft onder meer tot doel om meer privatiseringen te bekomen en de regulering van bedrijfsactiviteiten te beperken. Het akkoord kan volgens actiegroepen tot een miljoen jobs verloren doen gaan. Openbare diensten, waaronder de gezondheidszorg, zullen onder vuur liggen. TTIP moet de Europese gezondheidszorg, onderwijs en waterdiensten openstellen voor Amerikaanse bedrijven.
Het akkoord moet multinationals ook toelaten om regeringen te vervolgen als ze bedreigd worden door reguleringen. Dit stelsel, het ‘Investor-State Dispute Settlement’ (ISDS), werd met andere vrijhandelsakkoorden al ingevoerd. Het werd onder meer gebruikt door het Amerikaanse bedrijf Lone Pine dat Canada vervolgt wegens het verbod op fracking in Québec. Het Franse bedrijf Veolia vervolgt de Egyptische regering wegens het verlies aan winsten door het optrekken van het minimumloon.
6/ Conservatieve regering neerhalen
Een stem tegen de EU zal de rechtse regering in Londen verzwakken. Zoals een verkozene van de Tories het zelf stelde: “Naarmate het debat over het EU referendum intenser wordt, nemen ook de mogelijkheden voor een splitsing van de Conservatieve Partij toe.” Ondanks de PR-campagnes was dit altijd een zwakke regering die slechts gesteund wordt door 24% van het electoraat en een meerderheid van amper 12 zetels heeft. Volgens de Financial Times moest Cameron al 20 grote bochten maken sinds de parlementsverkiezingen van vorig jaar. Zo moest hij terugkomen op de maatregelen rond de contracten voor jonge dokters, belastingvoordelen en de privatisering van scholen. Als hij een referendum over een belangrijke kwestie als de EU verliest, kan dit de nagel aan de doodskist van Cameron zijn en meteen leiden tot een crisis in de Conservatieve Partij.
Jeremy Corbyn en Labour missen een gouden kans om de regering ten val te brengen door actief campagne te voeren voor een Brexit en voor een socialistisch alternatief. Corbyn deed dit tijdens het referendum van 1975. Maar ook al doet Corbyn dit vandaag niet meer, het referendum blijft een kans voor werkenden om zich uit te spreken tegen deze gehate regering en te pleiten voor een linkse regering die breekt met het besparingsbeleid.
[divider]
Ja maar… Enkele kritische vragen aan voorstanders van een Brexit
Zal UKIP en de extreme rechterzijde niet winnen bij een Brexit?
Wellicht zullen veel werkenden en jongeren voor ‘Remain’ stemmen omwille van een begrijpelijke vrees dat een stem voor een Brexit vooral UKIP en racisme zal versterken.
Daarbij moet opgemerkt worden dat UKIP groot werd en racistische standpunten naar voor bracht toen Groot-Brittannië in de EU zat. Het behoud van het status quo zal niet werken als methode om UKIP en racisme te bestrijden. Het racistische beleid van de EU – waarbij duizenden vluchtelingen gedeporteerd worden – draagt bij tot een versterking van extreemrechts in Europa. UKIP wordt niet groot door een Brexit maar door het besparingsbeleid dat leidt tot een groeiende afkeer van het volledige politieke establishment. Steeds meer mensen willen van dit establishment af.
Maar UKIP vormt geen alternatief, het is een zoveelste partij van de grote bedrijven met politici die voor besparingen op jobs en diensten stemmen. Peilingen geven aan dat kiezers van UKIP meer dan gemiddeld voorstander zijn van de nationalisatie van de spoorwegen en andere nutsbedrijven. Om de steun voor UKIP te ondermijnen, moeten we bouwen aan een alternatief dat in staat is om deze eisen effectief af te dwingen en dat tegelijk ingaat tegen de racistische mythes over migranten, enkel zo kunnen we de vrees onder werkenden beantwoorden. Het vereist de opbouw van een sterke, eengemaakte beweging tegen besparingen los van afkomst om tot echte verandering in het leven van gewone mensen te komen. Waarom zou zo’n beweging ervoor kiezen om vertrouwen te stellen in een instelling die fundamenteel tegen deze doelstellingen gekant is?
Kunnen we de EU niet hervormen?
In de EU zijn er amper mogelijkheden van democratische controle. De centrale beslissingen worden genomen door de Europese Raad met de regeringsleiders van de 28 lidstaten en een steeds machtiger onverkozen Europese Commissie. De verantwoordelijken in die instellingen kijken neer op democratie. Commissaris van Handel Cecilia Malmström reageerde op de activisten tegen TTIP als volgt: “Mijn mandaat komt niet van de Europese bevolking.”
Het verkozen Europees Parlement heeft bijzonder weinig te zeggen en kan geen wetgevende initiatieven nemen. De meeste verkozenen zijn de spreekbuizen van het leger van 20.000 lobbyisten van de grote bedrijven.
De enige hervormingen die we van de EU zien, zijn rechtse tegenhervormingen. Cameron kreeg meer reactionaire achterpoortjes voor Groot-Brittannië, onder meer met betrekking tot sociale zekerheidsrechten voor migranten. Het model van Europa waar de EU voor staat, bestaat uit meer ‘concurrentie’ en een Europa met minder regulering, dit betekent meer uitbuiting en minder rechten voor werkenden. Het is over deze EU dat we ‘ja’ of ‘neen’ moeten stemmen.
Zijn socialisten dan geen internationalisten?
Natuurlijk. Maar er is niets oprecht internationalistisch aan deze EU. Wat was er internationalistisch aan de Europese rol in Griekenland? Waar is het internationalisme als de vluchtelingen in de Middellandse Zee verdrinken? De solidariteit en het internationalisme waar zoveel nood aan is, wordt beperkt door de EU.
Socialisten staan voor een ander soort Europa: een socialistisch Europa van en voor de miljoenen gewone mensen, niet de miljardairs. Een dergelijk Europa zal niet vanuit het Europa van het kapitaal ontstaan, maar door bewegingen van werkenden en jongeren uit te bouwen om doorheen het continent samen in verzet te gaan tegen het besparingsbeleid, of dit nu vanuit Europa of vanuit de nationale regeringen wordt gevoerd.
-
‘En de zwakken ondergaan wat ze moeten ondergaan?’. Varoufakis vergist zich met verdediging EU
Het nieuwe boek van Yanis Varoufakis, de voormalige minister van Financiën in Griekenland, wijst op de vreselijke rol van de EU in het afbreken van het sociaal weefsel en het opleggen van harde besparingen. Maar toch trekt Varoufakis de conclusie dat het erop aankomt om de Europese instellingen te hervormen. Wij zijn het daar niet mee eens. Een kritiek door Hannah Sell. “Het geld in Griekenland raakt op. De regering in Athene gebruikt middelen voor de gezondheidszorg en openbare diensten om lonen en pensioenen te betalen. Zonder nieuwe financiële steun zal het moeilijk worden om de schuldaflossing in juli te betalen. Neen, dit is geen stuk uit de zomer van 2015 dat per ongeluk opnieuw geplaatst is. Griekenland is nadat het even uit de aandacht verdween terug. Er dreigt een nieuwe zomer van bedreigingen en nachtenlange toponderhandelingen.” (Larry Elliott, The Guardian, 30 april). De crisis in Griekenland is verre van opgelost, er komt stilaan een nieuw hoogtepunt in de crisis met de dreiging van een Grexit die terug opduikt. De Griekse werkenden komen opnieuw op straat in stakingsacties tegen de harde besparingen, nu opgelegd door een regering onder leiding van Syriza.
Ongetwijfeld keken veel activisten die tegen het besparingsbeleid ingaan naar Griekenland voor antwoorden. Sommigen zullen ook het nieuwe boek van Yanis Varoufakis, ‘En de zwakken ondergaan wat ze moeten ondergaan?’, lezen. Varoufakis erkent de rol van de EU in het opleggen van het lijden van mensen. Hij beschrijft hoe in juli 2015 de Griekse regering werd neergeslagen. Maar hij legt niet uit hoe de regering onder leiding van Syriza tegen de trojka van de Europese Commissie, Europese Centrale Bank en Internationaal Monetair Fonds kon ingaan. Dit boek ligt in de lijn van vorige standpunten van Varoufakis die stelde dat hij probeerde om “het Europese kapitalisme van zichzelf te redden” door voorstellen te doen om de kapitalistische EU te hervormen. (zie ook het dossier over zijn ‘onregelmatige marxisme’: http://www.marxisme.be/n/2015/04/het-onregelmatige-marxisme-van-varoufakis-biedt-geen-antwoord/)
Doorheen het boek geeft Varoufakis de indruk dat de EU kon hervormd worden tot een rechtvaardige instelling, als die instellingen maar hadden geluisterd. Op een bepaald ogenblik verwijst hij naar John Maynard Keynes die voor het verzwakte Britse kapitalisme onderhandelde in de besprekingen rond Bretton Woods over het financiële kader voor het naoorlogse kapitalisme. Volgens Varoufakis kwam Keynes met “een haarscherpe analyse van het kapitalisme, een unieke kijk op de economische krachten die de grote depressie veroorzaakten, een schitterend plan om de wereldfinanciën te hertekenen en tenslotte, maar niet onbelangrijk, een poëtische aanpak van woorden en een schrijverstalent bij het vertellen.” Bij het beschrijven van de nederlaag van Keynes tegenover de machtige Amerikaanse onderhandelaars, trekt hij ongetwijfeld ook een vergelijking met zijn eigen rol in de onderhandelingen met de Europese instellingen die hij ‘rede’ probeerde bij te brengen.
Ondanks zijn nederlaag in de onderhandelingen met de EU, is Varoufakis voorstander om er deel van te blijven uitmaken en om de EU te hervormen. Eerder omschreef hij de EU als een “mislukte organisatie en een modderpoel vol antidemocratische krachten” (Herald Scotland, 12 maart). Maar nu trekt hij Groot-Brittannië rond om in de aanloop naar het EU-referendum op te roepen om binnen de EU te blijven. Een grote zwakte daarbij is dat hij niet aangeeft hoe een hervorming mogelijk is. Het blijft bij het idee dat “enkel een ernstige dialoog en een bereidheid om terug te keren naar de tekentafel kunnen de basis leggen waarop vrede en welvaart mogelijk zijn.” Zijn eigen ervaring als Griekse minister van Financiën geeft echter aan dat de Europese instellingen niet bereid zijn om te onderhandelen met krachten die tegen de besparingen ingaan en, meer nog, vastberaden zijn om deze krachten de kop in te drukken. Zijn eigen onderhandelingen met de EU leidden tot wat Varoufakis een “modern verdrag van Versailles” noemde, een verdrag om de strijdbaarheid van de werkenden in Griekenland en de rest van Europa te breken.
Het zinkende schip van de EU
In een recensie van het boek van Varoufakis en dat van Thomas Piketty schrijft de Britse journalist Paul Mason terecht over de benadering van Varoufakis: “Hij besluit zijn boek met een schets van zijn huidige project: Europa binnen de tien jaar democratiseren of het project laten vallen.” Mason vervolgt: “Beiden [Piketty en Varoufakis] zien zichzelf, en de linkerzijde waar ze voor staan, als de laatste verdedigers van het ware ideaal: een sociaal Europa dat de democratische waarden van de stichtende leden weerspiegelt. Tegenover hen staan twee krachten: het lamgelegde liberalisme waarvan de economische recepten niet langer werken en de rechtse xenofobie waarvan de economische recepten niet coherent zijn maar wel steun vinden.”
Een ‘sociaal Europa’ was nooit meer dan een vijgenblad om het echte karakter van de EU te verbergen: een akkoord tussen de verschillende kapitalistische klassen van Europa om de grootst mogelijke markt te creëren waarbinnen de winsten gemaximaliseerd worden. Na de ervaringen van Griekenland, Ierland, Portugal en andere landen, samen met de opeenvolging van neoliberale akkoorden die door de EU werden aanvaard, blijft er niet veel over van dit vijgenblad.
Paul Mason is terecht erg sceptisch over de kansen op succes voor Varoufakis. Hij stelt dat het opbreken van de EU mogelijk is en besluit dat “het probleem is dat het schip zinkt.” Het zou dan ook logisch zijn om “de reddingssloepen te bemannen.” Jammer genoeg trekt Mason daar zelf niet de conclusie uit dat het in Groot-Brittannië beter is om het zinkende schip te verlaten door voor een Brexit te stemmen. Hij vreest namelijk dat dit Boris Johnson (voormalige burgemeester van Londen) en Michael Gove (minister van Justitie) zou toelaten om in Groot-Brittannië alle neoliberale fantasiën te realiseren. Mason begrijpt meer dan Varoufakis, maar zijn benadering lijdt aan dezelfde fundamentele problemen. Hij wacht op een ogenblik in de toekomst – als de tijd rijp is – om op te komen voor wat volgens hem een correcte benadering van een Brexit is. Maar we helpen de strijd tegen het kapitalisme nooit vooruit door te pleiten voor een standpunt dat objectief gezien tegen de belangen van de meerderheid – de arbeidersklasse – ingaat vanuit de subjectieve vrees dat die meerderheid nog niet ‘klaar’ is om dit standpunt te horen. Een van de eerste regels voor marxisten is om de werkende bevolking steeds de waarheid te zeggen.
Dit was niet de benadering van Varoufakis toen hij minister was. Toen hij ontslag genomen had, vertelde hij over zijn bijeenkomsten met de Eurogroep: “Je brengt een argument naar voor waar je hard op gewerkt hebt, dat logisch en coherent is en je botst op lege blikken. Het is alsof je niets gezegd hebt. Wat je zegt staat los van wat zij zeggen. Je kan evengoed het Zweedse volkslied zingen, hun antwoord zou hetzelfde zijn.” (New Statesman, 13 juli 2015).
Als minister vertelde Varoufakis samen met premier Tsipras een ander verhaal. Toen er op 20 februari 2015 een eerste akkoord gesloten werd, waarbij de regering van Syriza zich in het Europese besparingskader inschreef, had Varoufakis het nog over een belangrijke stap die het resultaat was van “oprechte onderhandelingen” in een “relatie tussen gelijken.” Het is mogelijk dat de nieuwe Griekse regering geen keuze had om op dat ogenblik met harde voorwaarden in te stemmen terwijl het de strijd tegen de Europese instellingen voorbereidde. Maar door de realiteit van de situatie te verdoezelen – niet alleen op dat moment, maar doorheen de onderhandelingen – was de arbeidersklasse slecht voorbereid op wat zou komen. Maar desondanks toonde de Griekse arbeidersklasse een moedige strijdbaarheid tegen de trojka.
De rechterzijde ruimte laten
Een sterke campagne vanuit de arbeidersbeweging tegen de EU zou de politieke situatie in Groot-Brittannië veranderen. Door te zwijgen – zoals Paul Mason aanbeveelt – wordt het gevaar groter dat de ‘rechtse xenofobie’ een groter voordeel haalt uit de woede tegenover de ondemocratische EU. Door de energie te richten op pogingen om de Europese instellingen te overtuigen en in de praktijk de echte rol van deze instellingen te verdoezelen, creëren ook Varoufakis en zijn medestanders de voorwaarden voor een opkomst van extreemrechtse en rechts-populistische krachten waar ze zo bang van zijn.
Beeld je in dat Labour-voorzitter Jeremy Corbyn de druk van de Blairisten had weerstaan en had opgeroepen voor een internationalistische anti-besparingsstem tegen de EU. Het zou het debat volledig veranderd hebben. Nu wordt dit gedomineerd door pro-kapitalistische krachten aan beide kanten. Het zou overigens ook de mogelijkheid van een meerderheid voor een Brexit vergroot hebben. In plaats van ruimte te creëren voor de rechtse Tories om nog verder te gaan met hun neoliberale beleid, zou het perspectief van een door Corbyn geleide Labour-regering op de agenda gestaan hebben. Maar zelfs los hiervan is het verkeerd om te denken dat de rechtse Tories vrijspel krijgen als er een Brexit komt. Jacob Rees-Mogg, een Tory die voor de Brexit is, trekt de vergelijking tussen de huidige crisis in de Tory-partij en de verdeeldheid rond de Graanwetten in de 19de eeuw: “Die verdeeldheid hield de partij 28 jaar uit de regering.” (Financial Times, 17 mei). Rees-Mogg probeert wanhopig te waarschuwen voor de gevolgen van een verdeeldheid in zijn partij.
Als Johnson premier wil worden, zou dit tegen de achtergrond van een potentieel fatale crisis in de Tory-partij zijn. Rees-Mogg beseft dat Johnson zou botsen op harde oppositie van de Cameron-vleugel. Dat is waarom hij de Tories oproept om David Cameron in het zadel te houden, zelfs in het geval van een Brexit. Maar dit is wellicht utopisch. Een meerderheid voor een Brexit zou ongetwijfeld leiden tot een aftreden van Cameron. De bijhorende onrust binnen de Tories zou de arbeidersklasse een mogelijkheid bieden om de besparingsagenda van de Tories een nederlaag toe te brengen.
Jammer genoeg zien noch Paul Mason noch Yanis Varoufakis een rol voor arbeidersstrijd weggelegd in hun analyses. Mason verwijst er wel naar en haalt er soms ook inspiratie uit, maar hij is pessimistisch over de mogelijkheid van arbeidersstrijd om een rol te spelen. In het boek van Varoufakis zijn de arbeidersklasse en massastrijd compleet afwezig.
Dit is niet alleen het geval voor de meer recente gebeurtenissen, maar ook in de historische verwijzingen. Zo neemt Varoufakis de tijd om op de val van Margaret Thatcher in te gaan, maar daarbij wordt niets gezegd over de rol van de 18 miljoen mensen sterke niet-betalingsbeweging tegen de Poll Tax, een campagne geleid door Militant, de voorloper van de Socialist Party. Deze campagne was van groot belang in de val van Thatcher. Maar het is schokkender om te zien dat de heldhaftige Griekse massa’s nog geen voetnoot waard zijn in de ogen van Varoufakis. De meer dan 30 algemene stakingen tegen het besparingsbeleidkomen niet eens aan bod.
In plaats daarvan trekt hij volgend besluit uit de gebeurtenissen van juli 2015: “De Eurogroep slaagde erin om onze regering omver te werpen door ons zodanig uit te putten dat premier Tsipras toegaf… en onze samenleving de wil tot hervormingen verloor en, nog erger, de Europese democratie sterk gewond raakte.” Alsof de volledige samenleving niet anders reageerde dan de regering-Tsipras. De Griekse samenleving – in het bijzonder de werkenden en armen – toonden hun bereidheid om tegen de Eurogroep in te gaan toen ze ‘oxi’ (neen) stemden in het referendum over het besparingsprogramma van de trojka. Er was niets noodzakelijk of automatisch aan de beslissing van Tsipras om te capituleren voor de Eurogroep. Het was evenmin een kwestie van beschadiging van de ‘Europese democratie’ zoals Varoufakis het beschrijft, de gebeurtenissen toonden het ondemocratische karakter van de EU.
Varoufakis omschrijft zichzelf als een ‘onregelmatige marxist’ maar er is weinig marxisme te vinden in zijn boek. Het startpunt van Karl Marx was een analyse van de realiteit van het kapitalisme. Van daaruit trok hij algemene conclusies over hoe het kapitalisme functioneerde en, van cruciaal belang, ook hoe het kon omvergeworpen worden. Een van de fundamentele tegenstellingen van het kapitalisme waar Marx op wees was het feit dat het systeem enerzijds op natiestaten gebaseerd was terwijl er anderzijds een wereldmarkt ontwikkelde. Ondanks de globalisering in de decennia voor de crisis van 2008 was het kapitalisme niet in staat om zich van de nationale basis te bevrijden. Voor Varoufakis kunnen deze en andere tegenstellingen van het kapitalisme overkomen worden door de kracht van redelijke argumenten.
Een utopisch standpunt
Na een lang eerste deel in het boek waarin Varoufakis terugblikt op de totstandkoming van de EU en vooral op de banden met de VS, gaat hij over tot de crisis in de EU sinds 2008 en zijn (beperkte en vage) ideeën om tot oplossingen te komen. Zijn centrale eis voor een “degelijk politiek surplus recyclage mechanisme.” Dit idee van iets als een ‘transfer unie’ werd ook door anderen naar voor gebracht, onder meer de gouverneur van de Bank of England, Mark Carney. Het uitgangspunt is dat landen van de eurozone belastinginkomsten over de grenzen kunnen transfereren zodat middelen van rijkere naar armere landen kunnen. Maar dit wordt afgeblokt door Duitsland, Nederland en andere rijkere landen. Varoufakis erkent dit, maar begrijpt niet waarom. Hij stelt: “De grote vraag is: waarom? Waarom wordt dit verworpen terwijl de VS het in de jaren 1940 realiseerde en het essentieel is om een asymmetrische monetaire unie te behouden?”
Varoufakis houdt geen rekening met de verschillende krachtsverhoudingen na de Tweede Wereldoorlog toen het stalinisme een bedreiging vormde voor het kapitalisme in Europa. Deze dreiging vormde de lijm die de westerse kapitalistische machten samenbracht. Hij begrijpt ook het verschil niet tussen de VS, een federale natiestaat, en de eurozone als bundeling van verschillende naties met een gemeenschappelijke munt. Een federale natiestaat kan middelen relatief eenvoudig herverdelen, maar in de eurozone is dit moeilijker omdat de kapitalistische klassen van de verschillende naties tegenstrijdige belangen he bben. Zelfs in de periode van globalisering voor de crisis van 2008 was het, ondanks alle druk op de kapitalistische klassen van Europa om samen efficiënter de concurrentie met de VS en nadien China aan te gaan, niet mogelijk om de grenzen van de natiestaat te overstijgen. De productiekrachten hadden de nationale en tot op zekere hoogte zelfs de continentale grenzen overstegen, maar het kapitalisme bleef gebaseerd op naties die niet alleen economische eenheden zijn maar ook politieke en sociale entiteiten.
Zelfs in een periode van sterke economische groei waren de Europese kapitalisten slechts noodgedwongen met elkaar verbonden en waren er regelmatig botsingen tussen nationale belangen. In zo’n situatie de euro als gemeenschappelijke munt aannemen, moest vroeg of laat leiden tot enorme problemen voor de EU. Nu het kapitalisme op wereldvlak en in Europa in crisis is, worden de confrontaties intenser. De neokoloniale aanpak van Griekenland toont dit duidelijk aan. De factoren die de Europese kapitalisten tot samenwerking veroordelen zijn er nog steeds en dit zorgt ervoor dat ze zullen strijden om de eurozone te redden. Maar tegelijk zijn er centrifugale krachten die op een bepaald ogenblik zo sterk zullen worden dat de eurozone en mogelijk zelfs de EU breken.
Varoufakis denkt echter dat het kapitalisme in staat is om de beperkingen van de natiestaten te overstijgen enkel en alleen door dit te willen. Hij pleit voor het “totstandkomen van een overkoepelende Europese identiteit die de verschillende nationale identiteiten omvat maar niet opslorpt.” Hij maakt geen onderscheid tussen de bestaande natiestaten en de EU. “Als een gemeenschappelijke Europese identiteit en een supranationaal gevoel niet mogelijk is, dan moet de Europese Unie maar ontbonden worden en moeten de Schotten en Catalanen onafhankelijkheid krijgen van Londen en Madrid. Als er anderzijds een supranationale Europese identiteit mogelijk is en er een Europees soeverein volk kan ontstaan, dan is een democratische Europese Unie mogelijk.”
Varoufakis stelt terecht dat hij voorstander is van het recht op zelfbeschikking, met inbegrip van onafhankelijkheid voor zowel Schotland als Catalonië. Maar hij vergist zich door dit te verbinden met zijn utopische visie van een kapitalistische en democratische EU. Enkel op basis van een breuk met het kapitalisme en de opbouw van een socialistische geplande economie zal het mogelijk zijn om een echt democratische federatie van Europa met een vol recht op zelfbeschikking voor alle nationaliteiten tot stand te brengen, mogelijk kan dit aanvankelijk op basis vna een confederatie van onafhankelijke socialistische staten.
Onmiddellijk na de Russische revolutie van 1917 – de eerste breuk van de arbeidersklasse met het kapitalisme – kon de nieuwe democratische arbeidersstaat de muren van de tsaristische “gevangenis van naties” in Rusland neerhalen. Er werd gebouwd aan de Republiek van Socialistische Sovjet Federaties waarbij heel wat onderdrukte nationaliteiten voor het eerst vrijheid kregen. Deze geschiedenis werd nadien terug opgeborgen door de stalinistische misdaden tegen onderdrukte volkeren, maar het blijft een belangrijke indicatie van wat mogelijk is op basis van een breuk met het kapitalisme.
Kapitalistische landen
Het kapitalisme was nooit minder in staat om de eisen voor nationale bevrijding of de creatie van nieuwe onafhankelijke en welvarende naties in te willigen. De voorbeelden van Schotland en Catalonië tonen integendeel aan dat er niet alleen tussen de EU-landen grote tegenstellingen bestaan, maar ook in deze landen. Het is een indicatie van het steeds meer door crisis gekenmerkte kapitalisme. Groot-Brittannië was een pionier van het kapitalisme en werd een van de machtigste imperialistische landen op de planeet. Na de opkomst van het Britse kapitalisme werden Schotland en Engeland met de Act of Union van 1707 samengevoegd op basis van brutale repressie tegen de Schotten, waar een meerderheid tegen de unie was. Een tijdlang stond Schotland centraal in de ontwikkeling van het Britse kapitalisme omdat het de ‘fabriek van de wereld’ vormde. Zo werd tegen de jaren 1880 maar liefst 85% van het Britse ruwe ijzer in Schotland geproduceerd.
Onder de arbeidersklasse bleef er altijd een Schots bewustzijn bestaan, ook al werd dit een tijdlang gecombineerd met een Brits bewustzijn. Maar de Schotse heersende klasse integreerde volledig in de Britse kapitalistische klasse. Vandaag is er een deel van de Schotse kapitalisten voorstander van onafhankelijkheid, maar het Britse kapitalisme op zich is daar compleet tegen. Het wordt immers gezien als een nieuwe grote stap in de Britse neergang. Ook de kapitalistische klassen van andere Europese landen, niet in het minst Spanje, zijn bang dat Schotse onafhankelijkheid een momentum zou vormen voor strijdbewegingen van andere minderheden die opkomen voor zelfbeschikking binnen hun staten. De crisis van het Britse kapitalisme heeft samen met het harde besparingsbeleid van de conervatieven geleid tot een sterke steun voor onafhankelijkheid onder een groeiend aantal werkenden in Schotland. Er is geen vergelijking mogelijk tussen Groot-Brittannië waar een grotendeels eengemaakte kapitalistische klasse zich verzet tegen onafhankelijkheid voor Schotland, en de EU waar 28 kapitalistische klassen elk hun eigen belangen hebben.
Toch denkt Varoufakis dat het mogelijk is om hen onder het kapitalisme te verenigen. Hij stelt dat de 19e eeuw bol stond van de voorbeelden van hoe de opgang van het kapitalisme en de triomf van kapitaalsaccumulatie over de feodale autoriteiten leidden tot het wegnemen van interne grenzen en verschillende regionale identiteiten werden samengevoegd om nieuwe nationale identiteiten te vormen. Zo verwijst hij naar de Duitse eenmaking die opgelegd werd door de harde Pruissische hand. Op deze basis kan er volgens Varoufakis ook een Europese identiteit ontstaan. Hij merkt zelfs op; “Europese democraten vestigden veel hoop in het idee dat de democratie onopvallend in de Europese Unie zou binnenglippen zoals het dit eerder deed in de instellingen van natiestaten als Groot-Brittannië of Frankrijk.”
Democratie is niet ‘binnengeglipt’ in die landen. De kapitalistische democratie werd in beide landen afgedwongen op basis van revolutie en burgeroorlog, hoe hard de kapitalisten dit vandaag ook willen vergeten. In de eerste periode van haar ontwikkeling speelde het kapitalisme een historisch progressieve rol in het omverwerpen van het feodalisme en het uitvoeren van de taken van de kapitalistische democratische revolutie, met inbegrip van de vestiging van natiestaten. Onder leiding van een opkomende kapitalistische klasse kwamen revolutionaire bewegingen die de onderdrukte massa’s achter zich mee kregen voor nationale bevrijding. Eens het kapitalisme gevestigd was, kwam daar verandering in.
Kapitalistische klassen die later op het toneel van de geschiedenis verschenen, waren bang dat bewegingen van de arbeidersklasse en de onderdrukten hun eigen heerschappij zou bedreigen. Die angst was groter dan de wil om de historische rol in het vestigen van moderne natiestaten te spelen. Dit was zelfs 170 jaar geleden al het geval, toen het kapitalisme nog in een opkomende fase zat. In de revoluties van 1848 bijvoorbeeld durfde de kapitalistische klasse van Duitsland, in de vorm van het Frankfurter Parlement, niet de revolutionaire stappen zetten die nodig waren om een eengemaakte staat te creëren vanuit de verschillende feodale staatjes in wat vandaag Duitsland is. Dit was in een situatie met een duidelijk nationaal bewustzijn, een gemeenschappelijke taal en cultuur – allemaal erg verschillend van de EU vandaag. Het Frankfurter Parlement leed een nederlaag, de Duitse eenmaking werd decennia later uitgevoerd door de ‘ijzeren hand’ van Pruisen. Het resultaat was geen kapitalistische democratie maar een absolute monarchie waarin het parlement (de Reichstag) slechts symbolische bevoegdheden had.
Internationale arbeidersstrijd
Socialisten kunnen het Europees Parlement gebruiken als platform om de stem van de arbeidersklasse te laten horen, maar dit parlement heeft slechts erg beperkte bevoegdheden. Varoufakis erkent dit, maar legt niet uit hoe het kan veranderen. De macht in de EU zit vandaag heel sterk geconcentreerd in de Europese Raad met de regeringsleiders van de kapitalistische natiestaten van de EU. Zij hebben er geen belang bij om meer macht aan het parlement over te dragen. Het klopt dat een Europese massabeweging die meer macht voor het parlement eist, hen kan dwingen om toegevingen in die richting te doen. Maar indien er zo’n beweging tot stand zou komen, is het onwaarschijnlijk dat ze zich zou beperken tot de eis van meer macht voor het Europees Parlement. Het zou snel uitdraaien op een strijd tegen alle kapitalistische regeringen van Europa en de vestiging van een socialistische samenwerking over heel het continent.
Momenteel nemen bewegingen doorheen Europa de eis van meer macht voor het Europees Parlement niet op. Er is integendeel een groeiende woede en afkeer tegen de EU, dit bleek recent nog in het Nederlandse referendum. Dit is weinig verrassend als regering na regering – van Griekenland tot Ierland – beweert dat er geen andere keuze is dan harde besparingen opleggen omdat de EU dit nu eenmaal vereist. Als socialisten zich in deze omstandigheden opwerpen als verdedigers van de EU, dan wordt alle ruimte gelaten aan extreemrechts. Wij aanvaarden niet dat regeringen besparingen moeten doorvoeren. Er zijn inderdaad Europese dictaten, maar die regeringen kiezen ervoor om daar niet tegen in te gaan.
Als de regering van Syriza vorige zomer evenveel moed had als het Griekse volk en was ingegaan tegen de pogingen van de EU om het besparingsbeleid hardhandig op te leggen, dan was Griekenland wellicht uit de eurozone en mogelijk zelfs uit de EU gezet. Syriza had hierop kunnen reageren met een socialistisch programma om het lijden van de Griekse bevolking te verzachten. Dit zou een inspiratie geweest zijn voor werkenden en jongeren doorheen Europa. Een socialistisch plan zou onder meer weigeren om de schulden terug te betalen, de banken nationaliseren en een kapitaal- en handelscontrole vestigen. Maar het zou verder moeten gaan. Een noodprogramma om Griekenland te redden, zou alle grote bedrijven onder publieke controle en bezit plaatsen als onderdeel van een noodplan van publieke werken om de infrastructuur van transport, ziekenhuizen, huisvesting, … herop te bouwen en de economie terug vooruit te stuwen.
Syriza koos ervoor om deze weg niet te volgen en te capituleren. De Griekse schuldenberg is onbetaalbaar, hoeveel ellende de bevolking ook opgelegd krijgt. Het Griekse lidmaatschap van de eurozone wordt eens te meer in vraag gesteld. De harde lessen van het voorbije jaar tonen dat de droom van Varoufakis om de EU te hervormen een hersenschim is. De groeiende arbeidersstrijd tegen het kapitalistische besparingsbeleid doorheen het continent – van het neerhalen van de Ierse watertaks tot de beweging tegen de regering van Hollande in Frankrijk – tonen het potentieel voor een beweging die opkomt voor een echt democratisch Europa, een socialistisch Europa.
-
[Video] Paul Murphy over de nood aan een socialistisch alternatief op de EU
Het debat over de EU wordt opnieuw gevoerd. De campagne rond het referendum over een Brexit, een uittrede van Groot-Brittannië uit de EU, wordt ook elders gevolgd. In Ierland was er een parlementair debat over waarbij Paul Murphy, verkozene van de Anti Austerity Alliance en lid van de Socialist Party, een van de sprekers was. Hij pleitte tegen het Europa van het kapitaal en voor een socialistisch alternatief. Socialisten zijn internationalisten, maar dit wil niet zeggen dat wij de EU verdedigen. Integendeel, dit is een instelling van het kapitaal tegen de levensstandaard van de werkenden doorheen Europa. Vandaar voeren we in Groot-Brittannië campagne voor de Brexit. Paul Murphy ondersteunde deze campagne vanuit het Iers parlement.
-
Referendum over Brexit. Stem de conservatieve regering weg!
Het Brexit-referendum van 23 juni gaat niet alleen over de EU. Het is een kans om een verdict te vellen over Cameron en zijn rechtse regering.Edito van ‘The Socialist’, weekblad van de Socialist Party
Een stem om uit de EU te stappen, zou de regering een zware slag toebrengen. Het kan leiden tot nieuwe algemene verkiezingen en de val van de gehate rechtse regering. Het is dan ook belangrijk om tegen te stemmen.
In de strijd tussen krachten pro- en anti-EU heeft Cameron zichzelf en zijn ministers in het pro-EU kamp geplaatst. Ook George Osborne en Theresa May nemen die positie in. Zelfs indien ze het uiteindelijk halen in het referendum, kan een grote tegenstem hun autoriteit verder ondermijnen. Wat ook het resultaat van het referendum zal zijn, nu al zijn er tekenen van een zware interne strijd bij de Tories.
De aankondiging van het referendum bracht de interne tegenstellingen bij de Tories naar boven. De Londense burgemeester Boris Johnson verklaarde tegen EU-lidmaatschap te zullen stemmen. De overgrote meerderheid van de basis van de Tories wil eveneens uit de EU stappen. Ongeveer 120 conservatieve parlementsleden zijn tegen de EU, niet veel minder dan de 129 die het standpunt van Cameron steunen.
Jeremy Corbyn en Labour maken een grote fout door campagne te voeren om in de EU te blijven. Mogelijk zullen ze hiermee de rechtse regering overeind houden. Ze moeten van koers veranderen en resoluut ingaan tegen Cameron en co om tot vervroegde verkiezingen te komen.
We gaan nu naar een campagne van vier maanden. Premier Cameron zal er alles aan doen om te winnen. Hij zal de steun inroepen van tal van wereldleiders, van de VS tot China.
Gevestigde politici aan beide kanten van het debat spelen in op angst en gebruiken bedreigingen over de gevolgen van de gemaakte keuzes. Het spook van een grotere kwetsbaarheid voor terrorisme werd door Iain Duncan Smith en Michael Gove gebruikt in het geval Groot-Brittannië in de EU blijft, hetzelfde argument werd door Cameron opgeworpen tegen een Brexit. Allemaal steunen ze de bombardementen van Syrië en Irak, waarmee ze de voedingsbodem voor terrorisme groter maken.
De werkende bevolking heeft geen gezamenlijke belangen met de grote bedrijven of de rechtse besparingspartijen, of ze nu voor of tegen EU-lidmaatschap zijn. De arbeidersbeweging moet zich distantiëren van de nationalistische en pro-kapitalistische standpunten van de anti-EU conservatieven en de UKIP. De arbeidersbeweging moet een eigen standpunt tegen de EU naar voor brengen, tegen het Europa van de bazen en tegen het besparingsbeleid dat ingaat tegen de belangen van de werkende bevolking doorheen de Europese Unie.
Onrust bij kapitalisten
Tal van Britse kapitalisten vrezen dat hun belangen ondermijnd worden door een brexit. Cameron voerde op het laatste nippertje onderhandelingen met de EU om toegevingen te bekomen die een pro-EU stem moeten bevorderen. Maar de retoriek in Brussel en de erg beperkte akkoorden die hij uit de brand kon slepen, zullen weinig zoden aan de dijk brengen.
Cameron bekwam een gedeeltelijk akkoord waarmee hij de uitkeringen voor werkenden uit andere EU-lidstaten in Groot-Brittannië kan aanvallen. Hij beweert ook dat Groot-Brittannië in de toekomst een ‘speciale status’ zal hebben bij Europese verdragen en dit bovenop bestaande mogelijkheden om niet aan verdragen deel te nemen.
De Duitse kanselier Merkel waarschuwde Cameron meteen dat Britse uitzonderingen voor verdragen in de praktijk beter niet zullen voorkomen. De Franse minister van Buitenlandse Zaken Ayrault stelde: “Er komt geen herziening van verdragen, geen veto voor Groot-Brittannië rond de versterking van de eurozone en het principe van het vrije verkeer wordt niet in vraag gesteld.”
Het referendum zal niet zozeer over het akkoord van Cameron gaan maar over de volledige EU. Doorheen Europa zijn er spanningen in de heersende klassen. Deze spanningen gaan over veel meer dan de uitzonderingen die de Britse regering bekwam. De eurozone met 19 lidstaten kent een stagnerende economie, nochtans staan de energieprijzen historisch laag, is er een negatieve rentevoet en was er een massaal programma van Quantitative Easing door de Europese Centrale Bank.
De impasse heeft geleid tot een toename van nationalisme en verdeeldheid over de vraag hoe de besparingen doorheen de EU verdeeld worden. Dit werd recent nog versterkt door de grote vluchtelingencrisis. De EU is geen instrument om tot meer rechten voor werkenden te komen, zoals sommige leiders van Labour of zelfs van de vakbonden het voorstellen. De EU is steeds meer een besparingsintrument dat ingezet wordt tegen alle openbare diensten. Dit beleid zorgt voor meer werkloosheid en sociale ellende. Kijk maar naar de situatie in Griekenland, Spanje of Portugal.
Europese regels die de gewone bevolking ten goede komen, waren vooral doorgevoerd als compromis om de grote bedrijven nog meer voordelen toe te kennen. Het ging nooit om het verbeteren van de levensstandaard van de bevolking. De EU staat voor het vrije verkeer van arbeidsregels, als onderdeel van een neerwaartse spiraal van lonen en arbeidsvoorwaarden. In plaats van de belangen van de werkenden te verdedigen met het verdedigen van onze levensstandaard kregen we steeds meer sociale dumping.
Beperkte voordelen worden als rookgordijn gebruikt om te verbergen dat het beleid van de EU gericht is op de belangen van de grote bedrijven en tegen de mogelijkheid van publiek bezit van sectoren en diensten, tegen collectieve akkoorden met de vakbonden, tegen reguleringen en andere overheidsinterventies.
De EU is in essentie een vereniging van de kapitalistische klassen in Europa die verdragen sloten om de belemmeringen voor hun winsten weg te nemen en om hun concurrentiepositie tegenover andere handelsblokken in de rest van de wereld te verbeteren.
Maar de Europese economieën zijn er niet in geslaagd om de beperkingen van de ontwikkeling van de kapitalistische productie op basis van privaat bezit binnen de natiestaat te overstijgen. Tegelijk botsen ze op het niet te overkomen obstakel van een wereldeconomie die overal aan overcapaciteit leidt.
Corbyn en de vakbonden
Jeremy Corbyn en anderen ter linkerzijde maken een fout als ze toegeven aan de druk van de rechterzijde binnen Labour. Het argument dat de EU in het voordeel van de werkenden is en dit gebruiken in de campagne rond het referendum is verkeerd. Een van de gevolgen van deze foute opstelling is dat Cameron meer kans maakt op een overwinning en dus op het verderzetten van het rechtse besparingsbeleid.
De vakbondsleiders kijken ten onrechte naar de mogelijkheid van een ‘sociaal Europa’ als antwoord op de aanvallen van de regering op de vakbonden en de werkenden. Een toekomstige Britse regering die met een anti-besparingsprogramma als dat van Corbyn verkozen wordt, zou onmiddellijk botsen op het asociale karakter van de EU.
De vakbond GMB stuurde een persverklaring de wereld in om op te roepen tot een pro-EU stem. De vakbond stelt dat uitbuiting door bedrijven “kan gestopt worden. Niet door uit de EU te stappen, maar door een terugkeer naar een visie van een sociaal Europa te eisen.” Aan wie zal deze eis gericht zijn en wie zal het realiseren? Er is zo goed als geen democratische verantwoording in de EU. De beslissingen worden genomen door de Europese Raad die bestaat uit de regeringsleiders van de 28 lidstaten. De Europese Commissie wordt grotendeels aangesteld, niet verkozen. Het verkozen Europees Parlement met 751 verkozenen heeft amper iets te zeggen.
In plaats van de illusie te wekken dat het mogelijk is om de EU te ‘democratiseren’, moet de Europese arbeidersklasse ingaan tegen die bureaucratische besparingsinstelling. Volgens de Financial Times vrezen pro-EU politici de mogelijkheid van een domino-effect van een Brexit, een snelle desintegratie van de volledige EU.
Het oude gezegde ‘leugens, nog ergere leugens en statistieken’ zal ongetwijfeld opnieuw naar voor komen in de campagne. Een eerste schandalige opstelling zien we al met de houding van enkele conservatieven die proberen in te spelen op de zorgen van mensen die hard lijden onder de besparingen. Zo was er Gove die als onderwijsminister gehate besparingen doorvoerde maar nu zijn anti-EU standpunt als volgt naar voor bracht: “Wie er in Londen ook aan de macht is, kan vandaag geen steun geven aan een staalbedrijf in problemen of huizen bouwen die nodig zijn.” En nog: “De euro heeft geleid tot economische ellende voor de armsten in Europa.”
De enige manier waarop deze hypocrisie kan doorprikt worden, is door zelf stelselmatig te bouwen aan een onafhankelijke campagne vanuit de arbeidersbeweging gericht tegen het Europa van het kapitaal.
De Socialist Party roept op om tegen de EU te stemmen. We erkennen dat al dan niet lid zijn van de EU voor de werkende bevolking en de middenklasse geen fundamentele oplossing is. Voor geen enkele bevolking in Europa is dit een oplossing. Er is nood aan internationale solidariteit binnen de arbeidersbeweging en met elkaars strijd waarbij we opkomen voor een democratische socialistische confederatie op het continent om de basis te leggen voor een samenleving die het leven van de meerderheid van de bevolking wel kan veranderen.
