Tag: Wereldoorlog 1

  • 100 jaar Wapenstilstand – massabewegingen tegen de oorlog maakten er een einde aan

    Het Midden-Oosten zit in een schijnbaar uitzichtloze spiraal van oorlog en geweld. Zowat alle wereldmachten zijn betrokken partij, alle regionale machten hebben er belangen. De oorlog in Syrië is ontaard in een veelzijdige reeks conflicten en oorlogen, met de mogelijkheid van een nieuwe veralgemeende oorlog. Het Midden-Oosten vandaag doet denken aan de situatie op de Balkan in de jaren vlak voor de Eerste Wereldoorlog. Dreigt een nieuwe wereldoorlog en wat kunnen we uit die Eerste Wereldoorlog leren?

    Artikel door Geert Cool eerder dit jaar verschenen in maandblad ‘De Linkse Socialist’

    Strijd om markten en invloed

    Achterliggend is er een strijd om markten en invloed. In ‘Oorlog en de Internationale’ merkt Trotski op: “De verdere ontwikkeling van de wereldhuishouding op kapitalistische grondslag betekent een onafgebroken strijd van de wereldmachten om nieuwe en altijd weer nieuwe gebieden van dezelfde aarde om tot voorwerp van kapitalistische uitbuiting te kunnen dienen. De economische na-ijver in het teken van het militarisme wordt afgewisseld door roof en verwoesting, die alle elementaire grondslagen van menselijke huishouding teniet doen.” De wereldwijde integratie van de economie had geen einde gemaakt aan de verschillende historische, economische, politieke, strategische belangen van de nationale heersende klassen. De oorlog was daar een tragische uitdrukking van. Zoals de meteen bij het begin van de oorlog vermoorde Franse socialist Jean Jaurès opmerkte: “Kapitalisme draagt oorlog in zich, zoals donkere wolken regen.”

    Net als in de Balkan voor de Eerste Wereldoorlog wordt in het Midden-Oosten door imperialistische machten gestreden voor invloed en grondgebied. Nationale rechten worden vertrappeld of als wisselgeld gebruikt voor de imperialistische ambities van de belangrijkste spelers in de regio. Er is het gevaar van een nieuwe escalatie van de oorlog in Syrië tot een regionaal conflict met enerzijds Israël, dat gesteund wordt door Trump en de VS, en anderzijds Iran, dat gesteund wordt door het Sjiitisch blok en op de achtergrond door Rusland. Het opzeggen van het nucleair akkoord met Iran door Trump werd al gevolgd door Israëlische raketaanvallen op Iraanse doelwitten in Syrië. Zelfs indien een veralgemeende oorlog niet het uitgangspunt is, kan het conflict een eigen dynamiek in die richting ontwikkelen.

    Het vooruitzicht van regionale conflicten en oorlogen blijft zich stellen. Op korte termijn is een wereldoorlog niet aan de orde van de dag. De gevolgen van zo’n conflict zouden met het bestaan van kernwapens neerkomen op een totale vernietiging van de planeet. Bovendien vrezen de heersende klassen voor de sociale onrust en revoluties die zouden ontstaan en die de heersers van het imperialisme en het kapitalisme omver zouden stoten.

    Van horror tot revolutie

    De horror van oorlog kan het perspectief van klassenstrijd voor een socialistische samenleving naar de achtergrond drukken. De nationalistische golf bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog overspoelde zelfs de numeriek sterkste arbeiderspartijen van dat ogenblik. Het socialistisch programma, waaronder het internationalisme, werd overboord gegooid. Wellicht had Karl Kautsky de grootste autoriteit binnen de socialistische beweging van dat ogenblik. Hij stelde dat de internationale “geen doeltreffend instrument” kon zijn “in tijden van oorlog.” Waar voorheen algemeen erkend werd dat kapitalisme tot oorlog leidde, werd bij het uitbreken van die oorlog het socialisme als antwoord van tafel geveegd.

    Nochtans zijn verschillende oorlogen gestopt door klassenstrijd, waaronder  (dreiging van) revolutie. De Russische Revolutie maakte de Eerste Wereldoorlog onhoudbaar, de Duitse Revolutie van november 1918 gaf de genadeslag. In 1973 zag de Amerikaanse president Richard Nixon geen andere mogelijkheid dan het terugtrekken van de troepen uit Vietnam. Die oorlog verderzetten dreigde te leiden tot een oncontroleerbare sociale revolte in de VS zelf.

    Heel wat krachten beperken zich tot wanhopige oproepen voor onderhandelingen over vrede onder wereldleiders, dezelfde kapitalistische leiders die tot oorlogen overgaan. Dat is een pleidooi voor politieke oplossingen in plaats van militaire, terwijl oorlog een verderzetting van politiek met andere middelen is. Om een brand te bestrijden, doe je beroep op de brandweer en niet op pyromanen.

    Bouwen aan anti-oorlogsbewegingen

    De recente geschiedenis toont het potentieel van een sterke anti-oorlogsbeweging. Eind 2002 en begin 2003 waren er massale protesten tegen de dreigende invasie in Irak. Miljoenen mensen kwamen op straat in de grootste internationale actiedag ooit. Deze massabeweging vond plaats na het neoliberale triomfalisme van de jaren 1990.

    Na de economische recessie van 2008 zitten we ondertussen in een andere situatie: de autoriteit van alle gevestigde instellingen en politici is nog meer ondermijnd, er zijn de eerste ervaringen met massabewegingen die dictators omvergeworpen hebben in Tunesië en Egypte, bredere lagen gaan op zoek naar alternatieven op de huidige gang van zaken en in sommige landen kijken ze daarbij expliciet naar socialisme. Een sterke anti-oorlogsbeweging zou vandaag misschien die stap verder zetten die in 2003 onvoldoende sterk aanwezig was: het platleggen van havens en wapenindustrie of desnoods van de volledige economie om (elke stap in de richting van) oorlog te stoppen.

    De uitzichtloze situatie in Syrië en andere brandhaarden leidt momenteel nog niet tot bewegingen. Velen zijn lamgeslagen door de wanhoop en het gebrek aan perspectief. Een escalatie van de oorlog, oorlogsmoeheid en verzet tegen de waanzinnige oorlogsuitgaven kunnen tot nieuwe anti-oorlogsbewegingen leiden. We moeten daar echter niet op wachten om nu al de basis te leggen voor actief verzet tegen oorlog. Socialisten scheppen niet het historische toneel waarop zij actief zijn, ze moeten handelen op het terrein dat de geschiedenis heeft geschapen.

    Wat kan Trotski ons leren?

    Vorig jaar hebben we heel wat aandacht gehad voor de 100ste verjaardag van de Russische Revolutie en binnenkort ook voor de Duitse Revolutie van 1918. Beide revolutionaire bewegingen waren het resultaat van de Eerste Wereldoorlog en zijn niet te begrijpen zonder een beter inzicht in die oorlog. Leon Trotski schreef heel wat materiaal tijdens de oorlog, onder meer zijn ‘Oorlog en de Internationale’ waarin een overzicht van de situatie en een anti-oorlogsprogramma naar voor werd geschoven. In zijn oorlogscorrespondentie ging hij zowel in op de grote ontwikkelingen als op het dagelijkse leven aan het front. Zo beschrijft hij de loopgraven of de lotgevallen van het 7e regiment tijdens onder meer de verschrikkelijke vernietiging van Leuven. We brengen dit materiaal, waarvan eerste vertalingen in het Nederlands, bijeen samen met inleidende teksten over de oorlog, de houding van de bolsjewieken en het failliet van de socialistische internationale in 1914.

    De centrale boodschap van Trotski was dat hij ondanks de horror optimistisch bleef. “Wij revolutionaire marxisten, hebben geen enkele reden om te wanhopen. Het marxisme is niet overwonnen. Integendeel, het brullen van de kanonnen verkondigt de theoretische overwinning van het marxisme. Wat blijft er dan nog over van de hoop op vreedzame ontwikkeling, op verzachting van de kapitalistische tegenstellingen, op geleidelijke overgang in het socialisme?” Oorlogen lossen de sociale kwestie niet op, “maar verscherpen haar omdat ze de kapitalistische wereld voor twee mogelijkheden stellen: permanente oorlogen of revolutie.”

    De horror van oorlog – van de Eerste Wereldoorlog tot Syrië, Irak of Gaza vandaag – is een bloedig gevolg van het kapitalisme. Zolang het kapitalisme bestaat, zal deze tendens tot barbarij blijven opduiken. Om oorlog te vermijden, moeten we het kapitalisme bestrijden. Massale en onafhankelijke arbeiderspartijen die opkomen voor een internationalistisch socialistisch alternatief op het kapitalisme blijven de beste garantie tegen oorlog. Zij kunnen de basis leggen voor een socialistische wereld gebaseerd op een democratische planning van de economie waardoor er geen strijd voor markten en economische belangen meer is, een strijd die onvermijdelijk is binnen het kapitalisme en steeds tot conflicten blijft leiden.

    “Een socialistische kijk op de grote oorlog” telt 176 pagina’s en is met verzendingskosten inbegrepen te koop voor 12 euro. Hier te verkrijgen

  • Eerste Wereldoorlog. De bolsjewieken en de oorlog

    De horror van de Eerste Wereldoorlog en de economische en sociale ongeregeldheden leidden tot massale onrust. Enkel in Rusland kwam het tot een geslaagde revolutie en het opzetten van de eerste arbeidersstaat in de wereld. Dit was enkel mogelijk omdat de arbeiders door de Bolsjewieken werden geleid, terwijl die uitgerust waren met een duidelijk marxistische analyse en revolutionair programma.

    Dossier door Peter Taaffe

    “De burgerij is niet stom, dat is een verdienste die niet kan ontkend worden. De burgerij voorzag het gevaar van het begin van de oorlog en met de hulp van de overijverige generaals werd het begin van de revolutie zolang mogelijk uitgesteld. In de eerste jaren van [de oorlog] had ik in Parijs toevallig een gesprek met enkele burgerlijke politici, en zij fluisterden me toe dat er als gevolg van de oorlog een grote revolutie zou losbarsten, maar ze hoopten dat ze deze uitbarsting aan zouden kunnen. Burgerlijke kranten en magazines (waaronder het Britse magazine The Economist in augustus, september en oktober 1914) voorspelden dat de oorlog de landen die erin betrokken waren, zou meetrekken in een beweging voor sociale revolutie.”  (The Military Writings of Leon Trotsky, Volume 1, How the Revolution Armed, 1918, vrije vertaling)

    Ernstige vertegenwoordigers van het kapitalisme komen wel meer tot dezelfde conclusies als de vooruitziende marxisten, maar dan vanuit een tegengesteld klassenstandpunt. De kapitalisten dachten aan het begin van de Eerste Wereldoorlog dat ze de revolutie wel de baas zouden kunnen. Ze mispakten zich evenwel aan de leiding van Lenin, Trotski en de Bolsjewieken. Lenin nam een duidelijk en principieel klassenstandpunt in bij het begin van de oorlog. Hij verbond dit programma tevens met het ontwikkelende bewustzijn van de arbeidersklasse en de verschillende lagen van die klasse.

    Alle oprechte socialistische internationalisten veroordeelden de oorlog. Ze gebruikten de grofste termen om de rechtse leiders van de Tweede Internationale te veroordelen toen die hun regeringen en kapitalisten steunden om de oorlog te rechtvaardigen waardoor de arbeidersklasse overgeleverd werd aan ellende en bloedvergieten. Karl Kautsky werd tot dan toe gezien als de ‘paus’ van het internationale socialisme en dit omwille van zijn grote politieke autoriteit. Maar hij en andere verraders van het socialisme werden scherp veroordeeld door Lenin, Trotski en andere revolutionairen die hem bestempelden als een ‘sociale chauvinist’: socialist in woorden, uitverkochte nationalist in de praktijk.

    Niemand was scherper in zijn veroordelingen dan Lenin, de leider van de Russische Bolsjewieken. Hij veroordeelde niet alleen deze zogenaamde leiders maar formuleerde ook het beleid van het ‘revolutionaire defaitisme’. Sindsdien is er wellicht amper een onderdeel van de ideeën en standpunten van Lenin dat tot zoveel verwarring en politieke fouten heeft geleid. De formulering werd door activisten met diverse standpunten gebruikt om soms waanzinnige en alleszins verkeerde politieke standpunten te rechtvaardigen, zeker met betrekking tot oorlog. Het idee werd foutief als slogan gebruikt tijdens oorlogen, wat helemaal niet de bedoeling van Lenin was toen hij het idee bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog voor het eerst naar voor bracht.

    Dergelijke fout is enkel mogelijk indien Lenins formule uit zijn historische context wordt gehaald en er bovendien niet begrepen wordt dat Lenin zich op dat ogenblik tot een bijzonder geïsoleerd en beperkt publiek van politiek ontwikkelde arbeiders richtte. Toen er later sprake was van een breed publiek en het leiden van de Russische massa’s, nam Lenin een andere benadering aan.

    Toen de oorlog uitbrak, stelde Lenin: “De Europese en wereldoorlog heeft het duidelijk omschreven karakter van een burgerlijke, imperialistische en dynastieke oorlog. Het gedrag van de leiders van de Duitse Sociaaldemocratische Partij, de sterkste en meest invloedrijke in de Tweede Internationale,… een partij die voor de oorlogskredieten heeft gestemd en de burgerlijk-chauvinistische frasen van de Pruissische Junkers en de burgerij herhaalt, is een verraad aan het socialisme… [net zoals] het gedrag van de Belgische en Franse Sociaaldemocratische partijleiders… [die] het sociale verraden door in burgerlijke regeringen toe te treden.” (De taken van de revolutionaire sociaaldemocratie in de Europese oorlog, september 1914). Lenin veroordeelde ook de Engelse opportunisten van ‘Labour’ die hun burgerij steunden in de oorlog. En hij bekritiseerde het zogenaamde ‘centrum’ in de internationale arbeidersbeweging dat zich slechts halfslachtig tegen de oorlog verzette.

    Lenin schreef: “Zowel de politiek van Kautsky als (…) Henderson hielpen hun respectieve imperialistische regeringen om de aandacht te vestigen op het kwaadaardig karakter van hun rivalen en vijanden, terwijl ze een rookgordijn opwierpen van vage, algemene frasen en sentimentele verlangens met betrekking tot het even imperialistische gedrag van ‘hun eigen’ burgerij. We houden op marxisten te zijn en zelfs socialisten in het algemeen, als we ons beperken tot de bij wijze van spreken christelijke onderwerping aan de welwillendheid van welwillende algemene frasen waarbij we het echte politieke belang ervan niet naar voor brengen.” Hij veroordeelde de kapitalisten van alle kanten: “Geen van de twee oorlogvoerende groepen van naties moet voor de andere onderdoen inzake wreedheid en oorlogsmisdaden.” (Burgerlijk pacifisme en socialistisch pacifisme, januari 1917).

    Revolutionair defaitisme

    In Rusland begon Lenin de ‘eigen’ heersende klasse te bekritiseren: “Het is de eerste en voornaamste taak van de Russische sociaaldemocraten om een meedogenloze en frontale strijd te voeren tegen het Groot-Russische en tsaristisch chauvinisme, en tegen de sofismen van de Russische liberalen, kadetten, een deel van de Narodniki en andere burgerlijke partijen bij de verdediging van dat chauvinisme.” Hij voegde er aan toe: “Vanuit het standpunt van de arbeidersklasse en de werkende massa’s van alle volkeren in Rusland, is de nederlaag van de tsaristische monarchie en haar leger dat Polen, Oekraïne en heel wat andere volkeren onderdrukt en de haat onder deze volkeren aanwakkert om de Groot-Russische onderdrukking van andere nationaliteiten op te voeren en de reactionaire en barbaarse regering van de tsaar te consolideren, veruit het mindere kwaad.” (De taken van de revolutionaire sociaaldemocratie in de Europese oorlog).

    De laatste frase van Lenin kan gezien worden als ‘revolutionair defaitisme’. Was het correct? Indien het bedoeld was voor gebruik onder de massa’s op dat ogenblik – wat niet de bedoeling van Lenin was – is het antwoord vanuit een marxistisch perspectief neen. Dit was geen slogan om de massa’s over te winnen, het was daar ook niet voor bedoeld.

    In zijn autobiografie ‘Mijn Leven’ gaf Trotski een indicatie van de sfeer op het begin van de Eerste Wereldoorlog. Hij beschreef hoe het begin van de oorlog in Wenen werd gevierd. Er was een grote menigte die in feestelijke stemming was en zich totaal niet realiseerde welk bloedbad er zou volgen. De verklaring hiervoor lag in de schijnbare verstoring van de saaie dagelijkse routine van het kapitalisme. De komst van de oorlog zou alles doen veranderen en het leven van de werkenden omgooien. Die werkenden hadden er geen idee van dat ze met zoveel zouden afgeslacht worden. Er waren gelijkaardige uitbarstingen van feestvreugde in Berlijn, Londen, Parijs en elders. De sfeer veranderde snel toen de lijken en de gewonden van het front terug kwamen.

    Trotski gaf met zijn beschrijving van de vooravond van de Eerste Wereldoorlog een beeld van de omstandigheden waarin Lenin het idee van het ‘revolutionaire defaitisme’ voor het eerst naar voor bracht. In zijn laatste brieven stelde Trotski: “In de laatste oorlog werd niet alleen de arbeidersklasse als geheel verrast, maar ook de voorhoede en in zekere zin de voorhoede van deze voorhoede. De uitwerking van de principes van een revolutionair programma tegenover de oorlog begon toen de oorlog al volop bezig was en de militaire machine onbegrensde macht uitoefende. Een jaar na het uitbreken van de oorlog was de kleine revolutionaire minderheid nog steeds verplicht om zich aan te passen aan de centristische meerderheid op de conferentie van Zimmerwald. Voor de Februarirevolutie en zelfs nadien zagen de revolutionaire elementen zich niet als mededingers voor de macht maar als een radicale linkse oppositie. Zelfs Lenin verwees de socialistische revolutie naar een min of meer verre toekomst. (In 1915 of 1916) schreef hij in Zwitserland: ‘Wij, de oudere mannen, zullen misschien niet lang genoeg leven om de beslissende strijd van de revolutie mee te maken’.” (Bonapartisme, fascisme en oorlog, augustus 1940).

    Het verraad en de ineenstorting van de Tweede Internationale was een zware slag voor de meest ontwikkelde arbeiders, waaronder Lenin en de Bolsjewieken. Toen Lenin in Zwitserland de krant van de Duitse SPD kreeg waarin stond dat ze voor de oorlogskredieten hadden gestemd, weigerde hij dit eerst te geloven. Lenin dacht dat het een vervalste krant was die door het Duitse leger was opgemaakt. Dit ongeloof was slechts een uitdrukking van het isolement van de vooruitgeschoven revolutionaire krachten op dat ogenblik. Een oproep naar de massa’s rond de oorlog en rond de taken voor de toekomst zou een andere benadering vergen. Aanvankelijk was het evenwel nodig om de kwestie van de oorlog en de houding van revolutionairen tegenover de oorlog uit te klaren.

    Het was in deze context dat enkele scherpe formuleringen van Lenin, zoals over het ‘revolutionaire defaitisme’, werden gebruikt om een klare scheidingslijn aan te geven tussen de oprecht revolutionaire krachten en diegenen die het socialisme hadden verraden. Dit was echter geen agitatorische slogan of een programma gericht op de brede massa’s. Trotski omschreef de kwestie duidelijk: “De aandacht van de revolutionaire vleugel is gericht op de kwestie van de verdediging van het kapitalistische vaderland. De revolutionairen beantwoordden deze kwestie natuurlijk negatief. Dat was volkomen correct. Maar het puur negatieve antwoord diende voor de propaganda en voor het opleiden van kaders, niet voor het winnen van de massa’s die geen buitenlandse overheerser wilden.”

    Hij voegde eraan toe: “De Bolsjewieken wonnen op een periode van acht maanden de overweldigende meerderheid van de arbeiders. Het beslissende element daarbij was niet de weigering om het burgerlijke vaderland te verdedigen, maar wel de slogan: ‘Alle macht aan de sovjets’. En alleen deze revolutionaire slogan! De kritiek op het imperialisme, het militarisme en de verwerping van de verdediging van de burgerlijke democratie had nooit de overweldigende meerderheid van de bevolking aan de kant van de Bolsjewieken kunnen winnen.” (Eens te meer over fascisme, augustus 1940).

    Doorheen het grootste deel van de Eerste Wereldoorlog hield Lenin zich bezig met de algemene theoretische vragen: over het karakter van de oorlog, het verraad van de Tweede Internationale en de oproep voor een nieuwe Derde Internationale, alsook over het lot van de arbeidersklasse. De Bolsjewieken benadrukten de taak om het sociaal chauvinisme en het opportunisme binnen het ‘officiële’ socialisme aan te klagen. Ze maakten deel uit van een internationale stroming – met Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht in Duitsland – die een zelfde benadering volgde. De formule van Liebknecht – “de belangrijkste vijand bevindt zich in eigen land” – was een betere benadering voor de massamobilisatie van de arbeidersklasse.

    Lenin voerde zijn eigen ‘oorlog’ tegen iedere toegeving aan het sociaal patriottisme. Hij zette dit ook na de Russische revolutie van februari 1917 verder met een meedogenloze kritiek vanuit het buitenland op Bolsjewieken als Stalin en Kamenev die steun gaven aan de voorlopige regering die de oorlog verderzette. Deze theoretische strijd tegen de oorlog was absoluut noodzakelijk voor de meest ontwikkelde lagen van de arbeidersklasse. Het volstond niet om de massa’s over te winnen in de daaropvolgende ontwikkeling van revolutie.

    Snel veranderend bewustzijn

    Lenin was zich daar in zijn geschriften bewust van. Zo schreef hij in mei 1917 over de standpunten van een gewone arbeider: “Wij willen geen oorlog om over andere volken te heersen, wij strijden voor onze vrijheid. Dat zeggen alle arbeiders en boeren en zij brengen daarmee de mening van de arbeider (…) zoals deze de oorlog begrijpt. Zij zeggen daarmede: Als het een oorlog zou zijn in het belang van de werkers tegen de uitbuiters, dan waren wij voor de oorlog. Ook wij zouden dan voor de oorlog zijn en er is geen revolutionaire partij die tegen zulk een oorlog zou kunnen zijn. (…) Wij soldaten, wij arbeiders, wij boeren voeren oorlog voor onze vrijheid. Ik zal nooit de vraag vergeten die mij na een vergadering door een arbeider gesteld werd: ‘Wat praat u voortdurend tegen de kapitalisten? Ben ik soms een kapitalist? Wij zijn arbeiders, wij verdedigen onze vrijheid.’”

    Lenin antwoordde hem: “Dat is niet waar, jullie voeren oorlog omdat jullie je regering van kapitalisten gehoorzaamt, de oorlog voeren niet de volken, maar de regeringen. Het verwondert mij niet wanneer een arbeider of een boer (…) naïef vraagt: Wat heb ik met de kapitalisten te maken wanneer ik oorlog voer? Hij begrijpt de samenhang van de oorlog met de regering niet, hij begrijpt niet dat de oorlog door de regering wordt gevoerd, terwijl hij het werktuig is dat door de regering gebruikt wordt.” (Oorlog en Revolutie, mei 1917)

    Hieruit blijkt de enorme gevoeligheid van Lenin voor het standpunt van de massa’s, hun bewustzijn en hoe ze op ieder ogenblik op een voorzichtige overgangswijze kunnen benaderd worden. Het was natuurlijk nodig om op ieder ogenblik het klassenkarakter van de oorlog aan te tonen. Maar dat volstond niet. Het was noodzakelijk om verder te gaan en overgangseisen te ontwikkelen en daarvoor op te komen om het bewustzijn te ontwikkelen. Bovendien was het nodig om de oorlog te verbinden met de rampzalige economische en sociale situatie waarmee de massa’s werden geconfronteerd, het idee dat de macht werd genomen door de sovjets en daaraan gekoppeld een regering die zou overgaan tot het invoeren van “land aan de boeren, vrede en vrijheid.”

    Dit was alleszins geen onaanvaardbare opportunistische toegeving aan het ‘verdedigen’ van het kapitalistische ‘vaderland’. Zelfs tijdens de oorlog erkende Lenin expliciet dat de arbeidersklasse in de toekomst “onvermijdelijk omstandigheden zou kennen waarbij de klassenstrijd in een bepaalde natie kan ingaan tegen oorlog tussen verschillende naties, een oorlog die net door deze klassenstrijd bepaald werd.” Revolutionaire oorlogen door revolutionaire klassen kunnen niet uitgesloten worden. Lenin gaf als voorbeeld de oorlogen van de grote Franse revolutie van 1792 toen “Frankrijk een revolutie doorvoerde en toen verplicht was om een revolutionaire oorlog te voeren tegen een verenigd monarchistisch Europa.”

    Terwijl hij een ‘revolutionaire verdedigingspositie’ voor een ‘onbepaalde toekomst’ erkende, ging Lenin meedogenloos in tegen diegenen die na de Februarirevolutie de voorlopige regering steunden, ook in de Bolsjewistische partij zelf, en dus voor een machtsdeling van de arbeiderspartijen in coalities met burgerlijke partijen. Dit was na de Februarirevolutie het standpunt van Lenin omdat de revolutie nog niet vervolledigd was. De gevolgen waren een verderzetting van de oorlog en de verdediging van de kapitalistische eigendomsverhoudingen. Dit was echter niet hetzelfde als het herhalen van propaganda tegen de oorlog. De Bolsjewieken pasten hun benadering, programma en slogans aan de situatie en het snel veranderende bewustzijn aan.

    In zijn artikel ‘Oorlog en Revolutie’ is Lenin zich bewust van de massale roep naar vrede en de angst voor een ‘buitenlandse invasie’. Hij schreef: “Men dicht ons de absurde mening toe dat wij een afzonderlijke vrede willen. De Duitse kapitalisten en rovers doen pogingen om tot vrede te komen door te verklaren: Ik geef je een stuk van Turkije en Armenië wanneer jij me ertshoudende grond geeft. (…) Welk een onzin dat wij voor het beëindigen van de oorlog zouden zijn door een afzonderlijke vrede! De oorlog die de kapitalisten van de rijkste mogendheden voeren (…) te willen beëindigen door een eenzijdig afzien van oorlogshandelingen is zulk een dwaasheid, dat het eigenlijk te belachelijk is om ze te weerleggen. (…) De oorlog die de kapitalisten van alle landen voeren kan men niet zonder arbeidersrevolutie tegen deze kapitalisten beëindigen.”

    Hij voegde eraan toe: “Wanneer de sovjet van arbeiders- en soldatenafgevaardigden de macht zou overnemen en de Duitsers de oorlog voortzetten, wat zouden wij dan doen? (…)  Wanneer de revolutionaire klasse van Rusland, de arbeidersklasse aan de macht zal zijn moet zij de vrede aanbieden. (…) Wij stellen niet voor zomaar ineens een eind aan de oorlog te maken. Dat beloven wij niet. (…) Het zal niet gemakkelijk vallen uit deze ontzettende oorlog te komen. Drie jaar voert men oorlog. Men zal tien jaar oorlog moeten voeren of wel: men mag voor een moeilijke, harde revolutie niet terugschrikken. Een andere uitweg is er niet. Wij zeggen: aan de door de regeringen van de kapitalisten begonnen oorlog kan alleen maar door de arbeidersrevolutie een eind worden gemaakt.”

    Overgangsmethode

    Tegelijk verbonden Lenin en de Bolsjewieken de oorlog met de dagelijkse omstandigheden van de massa’s. “De dreigende catastrofe en hoe die te bestrijden” (oktober 1917) was in feite een overgangsprogramma waarop Trotski zich baseerde toen hij zijn eigen bekende manifest voor de Vierde Internationale opmaakte in 1938. Lenin bracht een reeks eisen naar voor: nationalisatie van de banken, voor arbeiderscontrole, het openen van de boekhouding voor inspectie door comités van arbeiders en boeren, afschaffing van zakengeheimen,…

    In “Oorlog en revolutie” ging Lenin in op de kwestie van de belastingen voor de kapitalisten. Hij bekritiseert Matvey Skobelev, een mensjewiek die deel uitmaakte van de voorlopige regering, met een schijnbaar ‘gematigde’ positie. Lenin schreef: “Wanneer Skobeljew in zijn rede verklaarde: Wij zullen de gehele winst nemen, 100 % zullen wij nemen, dan heeft hij meer gezegd dan hij kan verantwoorden, zoals ministers dat plegen te doen. Wanneer u de ‘Retsj’ ter hand neemt, zult u zien hoe op deze verklaring in Skobeljews rede gereageerd wordt. Daar staat geschreven: ‘Maar dat is honger, dood, 100% – dat betekent alles!’ (…) [De Bolsjewieken] zijn nooit zover gegaan. Wij hebben nooit voorgesteld 100% van de winst te nemen. (…) Neemt u de resolutie van onze partij en u zult zien dat wij daarin in een uitvoeriger vorm en met redenen omkleed hetzelfde voorstellen wat ik heb voorgesteld. Er moet controle over de banken worden ingevoerd en vervolgens een rechtvaardige inkomstenbelasting. En dat is alles!”

    Lenin pleitte hier niet voor een volledige confiscatie maar voor een ‘eerlijke belasting’ op de kapitalisten. Hij verbond dit evenwel meteen met de noodzaak van arbeiderscontrole, wat gezien werd als een opleiding voor arbeiders om geleidelijk te leren hoe ze de fabrieken kunnen beheren om uiteindelijk de volledige samenleving te beheren. Hij gebruikte deze methode ook met betrekking tot de oorlog. “Het verdedigingspotentieel, de militaire macht van een land met genationaliseerde banken is groter dan die van een land, waar de banken in particuliere handen blijven. De militaire macht van een agrarisch land, waar de grond zich in handen van boerencomités bevindt, is groter dan die van een land waar de grond het eigendom is van landheren.”

    En nog: “Het voorbeeld van Frankrijk leert ons slechts één ding: om Rusland in staat te stellen zich te verdedigen, om ook in Rusland ‘wonderen’ van heldendom van de massa’s te bereiken, moet men met een ‘jakobijnse’ meedogenloosheid al het oude wegvagen en Rusland economisch vernieuwen en omvormen. Dat kan in de 20ste eeuw echter niet geschieden door het uit de weg ruimen van het tsarisme alleen (Frankrijk heeft zich 125 jaar geleden al niet daartoe beperkt). Dat kan zelfs niet teweeggebracht worden door het langs revolutionaire weg afschaffen van het grootgrondbezit alleen (zelfs dat hebben we niet gedaan, want de sociaal-revolutionairen en mensjewieken hebben de boeren verraden!), door het overdragen van de grond aan de boeren alleen. Want we leven in de 20ste eeuw; de heerschappij over de grond zonder de heerschappij over de banken is niet voldoende om het leven van het volk te kunnen omvormen en vernieuwen.” (De dreigende catastrofe en hoe die te bestrijden).

    Revolutionair programma

    Dit is een model van hoe op elk ogenblik het niveau van bewustzijn van de massa’s in aanmerking moet genomen worden om het vooruit te brengen en tot nieuwe hoogtes op te werpen. Lenin en de Bolsjewieken verzetten zich tegen de oorlog, maar erkenden wel dat het een feit was. In een toespraak voor de afgevaardigden van de Bolsjewistische fractie van de Sovjets verklaarde hij: “De massa’s benaderen deze kwestie niet vanuit een theoretisch maar vanuit een praktisch standpunt. Onze fout ligt in onze theoretische benadering. Een klassenbewuste arbeider kan steun geven aan een revolutionaire oorlog (…) Voor de vertegenwoordigers van de soldaten moet de kwestie op een praktische wijze naar voor gebracht worden, zoniet komt er niets van. We zijn helemaal geen pacifisten (…) De kapitalistische klasse die verbonden is met de banken kan geen andere oorlog voeren dan een imperialistische. De arbeidersklasse kan dat wel.” (Verzamelde Werken, volume 36, vrije vertaling). Dat is een revolutionaire, realistische inschatting, die de sectairen vreemd is.

    In ‘De dreigende catastrofe’ schreef Lenin: “Alle door ons geschetste maatregelen ter bestrijding van de catastrofe zouden, zoals wij al hebben opgemerkt, het verdedigingspotentieel of, anders gezegd, de militaire macht van het land buitengewoon versterken. Dit aan de ene kant. Maar aan de andere kant kan men deze maatregelen niet in de praktijk brengen zonder de veroveringsoorlog om te zetten in een rechtvaardige oorlog, zonder de oorlog, die de kapitalisten in het belang van de kapitalisten voeren, om te zetten in een oorlog die de arbeidersklasse in het belang van alle werkende en uitgebuite mensen voert.”

    Het buitenlandse beleid is een verderzetting van het binnenlandse beleid – Lenin maakte dit punt op een krachtige wijze. Hij benadrukte dat het onmogelijk was om Rusland te verdedigen zonder grote opofferingen en heldhaftigheid vanwege de bevolking. Maar hij verbond dit met de noodzaak van fundamentele sociale verandering. “Men kan onder de massa’s geen heldendom opwekken zonder met het imperialisme te breken, zonder alle volken een democratische vrede aan te bieden, zonder op die manier de roofzuchtige, misdadige veroveringsoorlog te veranderen in een rechtvaardige, revolutionaire verdedigingsoorlog.” Sommigen zullen misschien stellen dat dit allemaal goed en wel was omdat Lenin het had over een toekomstige arbeidersstaat. Maar dat klopt niet. “De dreigende catastrofe” was een programma van voor de Oktoberrevolutie, een programma dat enkel door de revolutie zelf in de praktijk kon omgezet worden. Trotski en zijn aanhangers baseerden zich op wat Lenin schreef toen ze een “militair programma” vanuit de arbeidersklasse naar voor brachten in de Tweede Wereldoorlog.

    Dit thema is niet alleen van historisch belang. Een analyse van de benadering van Lenin tegenover de Eerste Wereldoorlog in al zijn verschillende fasen helpt uit te leggen hoe de Bolsjewieken aan de macht kwamen. Dat werd bereikt door een goed uitgewerkte strategie en tactieken, niet door het constant herhalen van abstracte propaganda. Propaganda is absoluut noodzakelijk om de nieuwe generatie van arbeiders en jongeren op te leiden in de fundamenten van het marxisme en het socialisme. Dat volstaat echter niet om een massaal publiek te bereiken. Iets waar Militant, de voorloper van de Socialist Party, als enige van de ‘marxistische’ groepen in Groot-Brittannië toe in staat was met de monumentale strijd in Liverpool tussen 1983-87 en in de strijd tegen de Poll Tax. Zonder de benadering van Lenin tegenover de complexe vragen inzake de Eerste Wereldoorlog en de meesterlijke toepassing door Lenin en Trotski van een revolutionaire dialectische methode, zou dit niet mogelijk geweest zijn.

    We staan op de schouders van Lenin en Trotski, de arbeiders en jongeren vandaag moeten hun methode opnemen in de voorbereiding op de grote gebeurtenissen die voor ons staan. Een oorlog op de schaal van de Eerste en de Tweede Wereldoorlog staat niet op de agenda, niet in het minst omdat het zou leiden tot ‘wederzijdse verzekerde vernietiging’ van de volledige mensheid, waaronder de kapitalisten zelf. Maar het sluit brutale en barbaarse regionale oorlogen niet uit, zoals we al zien met de huidige catastrofe in Irak en Syrië. Bovendien zijn botsingen tussen verschillende kapitalistische machten en blokken mogelijk – kijk maar naar de huidige confrontaties in Oekraïne, de spanningen tussen China en zijn rivalen in Azië, … Enkel een socialistische wereld kan voor eens en voor altijd een einde maken aan de horror van oorlog. De geschriften van Lenin tijdens de Eerste Wereldoorlog bereiden ons op die taak voor.

    [divider]

    Meer lezen?

    Deze tekst verscheen in een inleidend stuk op het boek ‘Een socialistische kijk op de grote oorlog’ (Marxisme.be, 2018) dat verkrijgbaar is via onze webshop.

  • Eerste Wereldoorlog. Trotski: ‘De loopgraven’

    Artikel van Trotski (Kyvskaya Mysl; ‘Gedachten in Kiev’, 20 en 21 september 1915) over de praktijk van de loopgraven in de Eerste Wereldoorlog. 

    Nog los van de zware artillerie, vliegtuigen, telefoons en planners, worden in deze langgerekte en stationaire oorlog de handgranaten van Gustav-Adolph en de civiele techniek van Vauban, aangevuld met gebruiken en beelden van het militaire bestaan die rechtstreeks lijken te zijn gekopieerd uit de belegering van Troje, volgens een passend commentaar in de Franse krant ‘Le Figaro’.

    De loopgraven strekken zich uit van Duinkerken tot Belfort. Zij kringelen zich door de duinen van Vlaanderen, deze zwarte draad wentelt zich dan langs de kalkachtige Champagnestreek en loopt uit in de dennenbossen van de Vogezen; een strook van 800 kilometer. In deze loopgraven zit het Franse leger verborgen, proberend zich te handhaven. De Franse loopgraven zijn niet tijdelijk, ondanks dat ze op verschillende tijden en verschillende plaatsen in de loop van het gevecht zijn gegraven. Het is een cruciale grens, waarvoor met ontelbare levens moet worden betaald, elke keer als ze maar een klein beetje naar voren of achter worden verplaatst.

    Als de artillerie in deze sector zwijgt, wijst niets erop dat het hier om een slagveld gaat. De omgeving is dan levenloos en verlaten. Geen soldaten, geen wapens. Er is niets dat erop wijst dat hier vele duizenden mensen zitten verborgen op deze kleine plek. In hun duistere holen zitten ze, slapen ze, verbinden wonden, sterven. Door de tunnels of naastliggende putten verplaatsen ze zich, aan de oppervlakte is niets te zien of te horen. Boven alles is de loopgravenoorlog een bijzonder bloedig verstoppertje spelen. Deze oorlog van ‘mollen’ druist rechtstreeks tegen het “Gallische temperament” in…

    Zelfs de Franse pers klaagt er regelmatig over: “een afkeerwekkende vuilstort van kerkers die ons door de Duitsers is opgedrongen.” Maar de originaliteit van het nationale vernuft is versleten, ook op ander gebied. Niet alleen de Fransen zitten in de loopgraven, ook de Duitsers, de Russen en de Italianen. De loopgraaf is sterker gebleken dan het “Gallische temperament.”

    De loopgraven zijn er nu al meerdere maanden. Als men had geweten hoe lang ze er in moesten verblijven, hadden ze het wel op een andere manier georganiseerd. Hoewel, misschien hadden ze dan niet eens de moed op kunnen brengen om ze sowieso aan te leggen. Maar er werd verondersteld dat ze slechts ter ondersteuning van de bewegingen voorwaarts waren. Ze zijn geleidelijk aangelegd. De steunbalken werden versterkt; de schuttersputten opgericht, verbeterd en schietgaten gecamoufleerd. Uitgerust met van alles dat voorhanden was; een boomstronk, een kist, zandzakken, de grijze jas van een gedode Duitser. De soldaten zijn al bijna vergeten dat de loopgraaf een tijdelijke schuilplaats zou zijn. Ze praten erover zoals vroeger over de Franse grens. Alleen in hun beleving is het front veel concreter, na een jaar van strijd en ellende.

    Het leven in de loopgraaf houdt het midden tussen een verblijf in de barakken achter de tweede linie (les cantonnements) en de directe militaire confrontatie. De loopgraaf brengt de soldaat in nauw contact met de vijand. Zelfs als er geen invallen zijn, wordt de aanwezigheid van de vijand toch constant gevoeld. In de vorm van aanhoudend artillerie- en geweervuur; het geluid van Duitse stemmen of van ondergrondse werkzaamheden en soms steekt er een vijandelijk hoofd boven een versterking uit. Als de avond valt, klinkt er soms een lied en, vooral in het vuur van een schotenwisseling of aanval, gevloek en gescheld.

    De loopgraaf laat onmiddellijk een diepe indruk achter op verse soldaten. Terwijl ze net van het kamp naar het middelpunt van de gevechten worden verplaatst, fluiten de kogels hen om de oren. Onmiddellijk verstrakken ze, hun energie gericht op lijfsbehoud. Ze proberen om zich hechter als eenheid op te stellen, houden zich beter aan de discipline en bevelen, die ze niet meer als vreemd, opgelegd en onwillekeurig beschouwen, maar als een redelijke methode om hun leven buiten gevaar te houden. Discipline wordt zonder gezeur aanvaard.

    “Tot nu,” zo zei een Franse officier over de eerste vuurdoop van zijn bataljon, “schold ik mijn soldaten hun huid vol over hun onverschilligheid en gebrek aan inzicht over het belang van de situatie. Maar in deze nacht waren hun ogen vol vuur, vol van aandacht. Zij luisterden naar mijn bevelen als naar de stem van een orakel, regelmatig ja, ja, ter bevestiging fluisterend.” Waarom deden ze dat? Uit gemeenschappelijk belang? Neen. Het was het onmiddellijke gevaar, het eerste contact met een Duitse eenheid. “We waren eens op pad om mensen af te lossen in de loopgraaf,” zo vertelde een oplettende onderofficier. “We moesten nog zo’n vijf kilometer en de mannen liepen wat door elkaar en te kletsen. Opeens sloeg er een granaat vlak naast ons in. De mannen stopten, geschrokken. Daarna gingen we in perfecte orde en stilte verder, in een goed marstempo.”

    De aflossingen in de loopgraaf vinden meestal ’s nachts plaats. Verse troepen zien vaak pas ’s morgens hoe dicht ze bij de vijand zitten en wat voor gevaar ze liepen op weg naar de loopgraaf. Ze zijn dan verbaasd hoe ze in die omstandigheden er in geslaagd zijn het dodelijke gevaar te ontlopen en voelen zich achteraf vaak uitgelaten van vreugde. Onmiddellijk voelen de soldaten dan dankbaarheid tegenover hun beschermende holen, als ze merken hoe de kogels in de borstweringen slaan of over hun hoofden fluiten. In eerste instantie overheerst het levensinstinct alle andere gevoelens die ondergeschikt zijn aan de wil te overleven, inclusief alle gemakken des levens. Al is voor een buitenstaander het leven in een loopgraaf een gruwel, in de ogen van de soldaten weegt het feit dat de loopgraaf een veilige haven is, op tegen alle andere ongemakken.

    In een later stadium groeit er een soort huiselijkheid in de loopgraaf. De soldaat beschouwt het niet alleen als bescherming, maar ook als zijn verblijf. Tegelijkertijd gaat hij er dan meer eisen aan stellen, te beginnen met kritiek op zijn voorganger over de staat waarin zijn slaapplek is achtergelaten. Op weg naar de loopgraaf vragen ze zich al af in welke staat de vorige lichting hun verblijfssporen opruimden. Dit werd ons zeer duidelijk gemaakt door een zaak die door L.M. Lahy bij ons werd aangekaart over de spanningen die tussen diverse groeperingen bestaat. Schutters lopen altijd te kankeren als ze de plek in moeten nemen van vooral Infanteristen; de verwensingen op deze grauwe voetsoldaten zijn dan meestal niet van de lucht.

    Na zich gesetteld te hebben, wil de soldaat zich oriënteren. Hij probeert de positie van zijn loopgraaf ten opzichte van de vijand te bepalen, de nabijheid van andere loopgraven en de communicatiemogelijkheden met de achterhoede. Na de eerste angstgolf overschat hij vaak zijn veiligheid. Jonge soldaten willen nog wel eens hun hoofd boven de beschutting uitsteken om rond te kijken en alleen de waarschuwende kreten van de meer ervaren oudgedienden zet ze weer op hun plaats. Na een aantal opeenvolgende diensten raakt de soldaat gewend. Leert wat hij kan doen en moet laten, raakt gewend aan het terrein, leert elk heuveltje te onderscheiden, want achter elke bult loert het gevaar. Zelfs de kleinste verandering in het verraderlijke veld ontgaat hem niet. Want het slagveld is dodelijk en monotoon. Maar het verschrikkelijke scheermes van de oorlog is al ettelijke honderden malen over de loopgraven gegaan en heeft het gladgeschoren. De loopgraaf lag eerst in het bos. De bommen en granaten hebben bomen ontworteld. De overige zijn door mensen neergehaald om de loopgraaf te versterken. Een boom naast een loopgraaf is gevaarlijk. Als een granaat een boom raakt gaat hij eerder af en geeft zo de vijand de kans de plek van inslag beter af te stellen. Een kogel kan tegen een stronk afketsen en zo dodelijk worden. Uiteindelijk vormt zich rond een loopgraaf die lang onder vuur is geweest, en dat zijn alle Franse loopgraven, een grimmige woestijn. En door de kijkgaten ziet men altijd hetzelfde landschap van vernietiging. “We zitten weer in de loopgraven,” zo schrijft een Russisch vrijwilliger in een brief, “en in het midden van onze positie; tussen de landmijnen en onder “krapujo”, zoals de soldaten het mortiervuur noemen. Vijfenveertig tot vijftig meter bij ons vandaan zitten de Duitsers. Overal in de vallei en in de bergen is er volop groen, behalve in onze vervloekte positie die helemaal kaal is; stenen, omgeploegde aarde, kuilen door granaatinslagen en stof. En dit was een dorp. Er is niets van over… en zo is het overal.”

     

    II

    De loopgraven worden door enkele honderden meters, soms veel minder, gescheiden. De vijanden zien elkaar bijna nooit, maar zij volgen de bijna niet zichtbare tekens van wat er gebeurt. Ze kennen alle routines, zelfs de allerkleinste gewoontes van de vijandelijke loopgraaf. De noodzaak om zich aan te passen aan een onzichtbare vijand maakt dat ze hen herkennen aan hun gedragingen. En wat is de belangrijkste activiteit van de vijand? Schieten. Zeer methodisch wordt er ongeveer elke vijf minuten wel een schot gelost. Dit is het pedante schieten zonder doelwit, zelfs zonder bedoeling iets te raken. Een ander schiet vanaf de borstwering, zonder te richten en zonder de kogels te tellen. Een derde verlaagt zijn verplichtingen tot een minimum, zeer behoudend verzendt hij zijn kogel als een zeldzaam cadeau. Een vierde schiet weer op alles wat los en vast zit, met de hoop om via een afketsende kogel te doden. Zo heeft eenieder zijn eigen stijl en gewoontes. Dan zit er weer een scherpschutter tussen, op zoek naar de glimp van een schaduw, ongetwijfeld een sportschutter of een grapjas. Bij de aflossing komt er een andere ploeg en het hele spel van uitvogelen en aanpassen begint opnieuw. Weer een aflossing en oude bekenden staan weer tegenover elkaar.

    De wachtposten zijn uiterst waakzaam. Waar zijn die anderen zo druk mee bezig? Wie is er aan het dommelen, naaien, schrijven… Sommigen ruimen de gangen op, anderen zijn aan het kaarten. In het schuttersputje voor het machinegeweer zit een juwelier ringen te maken van het koper en aluminium van de resten van afgeschoten Duitse granaten. Alles is stil, bijna vredig. Ondertussen is de vijand vlakbij, veel dichterbij dan verwacht. De loopgraaf is veroverd op de Duitsers. Hij is verbonden met de tweede linie via een paar haakse passages, waar de Duitsers nu zijn binnengetrokken. Halverwege is de gang geblokkeerd met een stapel zandzakken. Aan de ene kant van de afscheiding staat een Franse wachtpost. Aan de andere kant een Duitse. En daar staan ze dan, op wacht, te luisteren naar andermans ademhaling. Allebei met een geweer tussen hun knieën, een granaat in de hand en een zak met granaten onder handbereik. Bij de minste dreigende beweging aan de tegenpartij barst de helse muziek los…

    De naburige vijanden leiden hetzelfde bestaan, hebben dezelfde ervaringen en hetzelfde gevoel. De vijand past zich automatisch aan; aan hetzelfde zand, dezelfde klei, lijdt onder dezelfde regen, verstikt in de hitte en de stank van de lijken die halverwege de twee uitgravingen in staat van ontbinding verkeren. In de onophoudelijke strijd imiteren ze elkaar; periscoop tegenover periscoop, granaat tegenover granaat, telefoons tegenover telefoons. Graafwerkzaamheden worden tegen elkaar uitgevoerd en beide partijen gevangen in onzekerheid over wie het eerst de lucht in zal worden geblazen.

    Maar dan, een onverwachte verrassing in al zijn natuurlijkheid. Een enorme juni-stortbui vult de beide linies met loopgraven en dwingt de soldaten naar de oppervlakte. Op 10 juni, zo schrijft een andere Russische vrijwilliger, overstroomde onze loopgraaf door enorme stortregens. Alle uitgravingen liepen vol, het water kwam tot ons middel en in de lagere delen tot onze nek. Mensen spoelden over de rand. Bij de Duitsers gebeurde hetzelfde. Alsof het was afgesproken opende geen van beide partijen het vuur op elkaar. Alles wat werd toegestaan, was het wegpompen van het water. Gamellen en emmers werden aan het werk gezet. De menselijke ketting ging aan de slag in het volle zicht van de Duitsers. Het water daalde niet. We zochten naar de oorzaak. Het bleek dat het water door mollengaten de loopgraaf bleef binnenstromen. Uiteindelijk werden de gaten gedicht en het probleem opgelost en het water het veld in gepompt. Daarna werden de beschietingen hervat…

    Als een squadron langere tijd in dezelfde loopgraaf zit en het vijandelijke vuur niet teveel schade aanricht, neemt het leven een ritme aan zoals in de barakken of de kantonnementen; het gekibbel, de grappen, het pesten en plagen begint weer, ze zijn nodig om de leemtes in het bewustzijn te vullen.

    Een opvallend kenmerk van het beperkte mentale leven is de ontwikkeling van een speciale bijnaam; iets wat ook kan worden vastgesteld in pensions, barakken en gevangenissen. Bekende feiten en gebeurtenissen, oude en nieuwe, krijgen voor de soldaten een aparte betekenis. En krijgen, vanuit loopgraafperspectief hun eigen betekenis of uitdrukking mee. Een aantal van deze woorden zijn al van de loopgraven opgenomen in het dagelijkse Frans en taalgebruik. De laatste lichting verse rekruten worden, net als een eeuw eerder, Marie-Louise genoemd, naar de Oostenrijkse prinses die keizerin van Frankrijk werd en van de Senaat eiste dat de rekruten van 1814 naar haar werden vernoemd. Zo worden de in de strijd geharde soldaten poilus genoemd, de wat oudere reservisten met enige ironie peperes, zoiets als vadertje. Grote vijandige projectielen hebben de bijnaam marmite; bus. Het 75mm geschut wordt Eugenia genoemd en de bajonet heeft de liefkozende naam Rosalia meegekregen.

    Alle overmatige inspanningen die kunnen leiden tot ontregelen van het al vermoeide algemene bewustzijn doordat men zich vastklampt aan het wankele evenwicht tussen leven en dood, worden vermeden. De soldaten in de loopgraven lijken hun oude beroepen te zijn vergeten, denken amper meer aan hun familie en proberen zoveel mogelijk toch eenvoudig handwerk te vermijden, hoewel het leven in de loopgraaf daar wel tijd voor biedt. Bovenmenselijke wilskracht of buitengewoon gunstige omstandigheden zijn nodig om gebruik te kunnen maken van verplichte tijd tot ontspanning, of voor enig aanwezig materiaal dat een uitlaatklep voor creatieve energie kan leveren.

    Hier in de loopgraaf wordt er weinig nagedacht over de algemene militaire taken en, al lijkt dat misschien tegenstrijdig, nog minder over de vijand. Uiteraard slokt de vijandige loopgraaf, die dood en verderf zaait met kanonnen of geweerschoten, de aandacht van de soldaten op. Maar de kwestie is niet Duitsland, of de plannen van keizer Wilhelm, of de Duitse terugtocht, noch de vijand van oudsher. Het gaat over een stuk lood of gietijzer dat de dood met zich mee kan brengen en waarom het dus noodzakelijk is om ijzer en lood in de vijandige loopgraven te pompen. Als er aangevallen moet worden, praten ze met meer opwinding over de vijand, of wanneer ze een aanval moeten voorbereiden, maar ze hebben het erover in de vorm van een fysieke confrontatie.

    Vol verwachting wordt door de soldaten uitgekeken naar post, ze lezen de brieven aandachtig, maar blijven altijd onvoldaan. De brief roept halfvergeten, sterk onderdrukte herinneringen, gevoelens en gedachten op en veroorzaakt onoplosbaar ongemak over een andere wereld. Dan maakt de loopgraaf zich weer bekend, neemt het commando over en de indrukken die de brieven hebben achtergelaten worden weer snel uitgewist. Als de poilus over zichzelf nadenkt, hoort hij zijn ziel bijna schreeuwen; “ik ben hier, jullie zijn daar. Ik maak me zorgen over jullie, ik zal jullie verdedigen. Ik kan doodgaan.”

    Na 1 jaar van oorlog werd besloten om de soldaten vijf dagen vrijaf te geven van het front. Met hun eenheden verlieten ze de sector en zwermden uit, terug naar huis en haard. Uit de ramen van hun wagons zien de boeren-soldaten het graan rijpen op de velden en bespreken ze de taken voor de herfst. Ze hebben de loopgraaf achter zich gelaten. Iedereen denkt of praat over z’n gezin of familie, zich verheugend en tegelijk angstig voor het weerzien. Er kan veel veranderen in een jaar. Maar thuis bij het gezin, of in het dorp of de stad, voelen de permissioners, de verlofgangers, zich niet op hun gemak, ondanks de vreugde van het weerzien of gevoel van veiligheid. Tussen hen en het thuisfront is het oude evenwicht weg. De verbroken geestelijke band is niet onmiddellijk te repareren. Er ontstaat een bepaalde mate van ontevredenheid die soms stormachtig of tragisch tot uiting komt. Er zijn gevallen bekend dat de verlofganger al weer vertrok voordat zijn vrije dagen om waren, of dat hij zichzelf en zijn vrouw doodschoot. Vier dagen zijn snel om. In de wagon op de terugweg, begroeten de weerkerende soldaten hun strijdmakkers. Ervaringen over het verlof worden mondjesmaat gedeeld, omdat hun gedachten al weer bij de loopgraaf zijn. Ze praten erover, herinneren en passen zich aan. De besloten omgeving sluit ze mentaal al op, voordat ze er fysiek weer in afdalen.

  • Eerste Wereldoorlog: de capitulatie van de Tweede Internationale

    Voor 1914 was de Tweede Internationale, een groepering van socialisten en arbeidersorganisaties doorheen Europa, overtuigd van de nood aan acties tegen de oorlog. Eens de oorlog uitbrak, beslisten zowat al deze partijen evenwel om de kapitalisten in hun landen te ondersteunen. Het was een verraad van de arbeidersbeweging met verregaande gevolgen.

    Dossier door Robert Bechert

    De Eerste Wereldoorlog werd voorspeld en was toch een verrassing. Het was voorspeld op basis van de toenemende concurrentie en de wapenwedloop tussen de machten waardoor heel wat jaren voor 1914 een conflict reeds als onvermijdelijk werd gezien. Het moest vroeg of laat gebeuren. Toch was het een verrassing in de zin dat de moord op de Oostenrijks-Hongaarse aartshertog en hertogin in Sarajevo voor velen niet meteen een dreiging van een Europese oorlog in zich hield, een beeld dat al gauw moest bijgestuurd worden. De grootste schok voor socialisten was dat de meerderheid van de leiding van de socialistische en arbeidersorganisaties de ‘eigen’ heersende klasse steunde in het bloedige conflict.

    In de jaren voor 1914 was de toenemende oorlogsdreiging een thema waarover heel wat werd gediscussieerd binnen de groeiende arbeidersorganisaties. Er werden campagnes opgezet tegen het militarisme, de wapenuitgaven en de oorlogsdreiging. Dit vormde een belangrijk onderdeel van de socialistische activiteiten en het leidde soms tot arrestaties en gevangenisstraffen. Er was in verschillende nationale partijen van de Tweede Internationale discussie over wat kon gedaan worden om de oorlog te stoppen.

    Naarmate de oorlogswolken zich verzamelden, verschenen heel wat verklaringen van verzet tegen de oorlog. Zowel de Internationale als de partijen die er deel van uitmaakten, keerden zich tegen de oorlog. Enkele weken voor het begin van de oorlog was er een congres van de Franse socialistische partij, SFIO, waar werd opgeroepen tot een algemene staking indien de oorlog zou losbarsten. Er waren anti-oorlogsbetogingen in heel wat landen, waaronder Frankrijk en Duitsland.

    Aanvankelijk dachten velen dat de moorden van Sarajevo niet tot oorlog zouden leiden, net zoals dit eerder niet het geval was bij andere internationale ‘incidenten’ zoals de crises van 1905 en 1911 tussen Frankrijk en Duitsland over de vraag wie Marokko zou domineren. Die incidenten zorgden samen met de wapenwedloop en de wisselende internationale allianties – zo vormde Groot-Brittannië een alliantie met de vroegere vijand Frankrijk – voor publiek debat over de mogelijkheid van een oorlog in Europa. Dit was geen vreedzame periode op wereldvlak, er waren koloniale oorlogen waarbij imperialistische landen als Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland bijna constant oorlog voerden in Afrika en Azië. Maar in Europa was er behalve in de Balkan geen grote oorlog meer geweest sinds 1871.

    De vrees voor oorlog werd versterkt door de mogelijkheid van een groot aantal doden en enorme vernielingen als gevolg van de moderne militaire technologie. Friedrich Engels, de naaste medewerker van Karl Marx, schreef in 1887 met grote accuraatheid over de menselijke, economische en politieke impact van een toekomstige oorlog die hij opmerkelijk genoeg omschreef als een ‘wereldoorlog.’ “En uiteindelijk is de enige oorlog die Pruisland-Duitsland kan voeren een wereldoorlog, een wereldoorlog met een nooit geziene omvang en geweld. Acht tot tien miljoen soldaten zullen elkaar naar de keel vliegen en in het proces zullen ze Europa kaler vreten dan een zwerm sprinkhanen dit kan. De plunderingen van de dertigjarige oorlog zullen samengebald worden in drie tot vier jaar en zich uitstrekken over heel het continent; hongersnood, ziekte, een universeel verval in barbarij, zowel van het leger als de bevolking, in het kielzog van acute ellende en onherstelbare ontwrichting van ons kunstmatig systeem van handel, industrie en krediet, eindigend in een algemeen bankroet; de ineenstorting van de oude staten en hun conventionele politieke wijsheden tot op het punt dat de kronen met tientallen in de goten zullen rollen waar er niemand is om hen op te pikken; de absolute onmogelijkheid om te voorzien hoe het zal eindigen en wie er als overwinnaar zal uitkomen. Slechts één gevolg is absoluut zeker: de universele uitputting en de creatie van de voorwaarden tot de ultieme overwinning van de arbeidersklasse.” (Marx-Engels Collected Works, Volume 26, vrije vertaling)

    Het waren deze ervaringen en angsten die de basis legden voor de opkomende arbeidersbeweging die tegen zowel kapitalisme als oorlog inging. Heel wat socialisten en arbeiders trokken de conclusie dat kapitalisme tot oorlog leidt en dit zorgde voor verhitte discussies over wat moest gebeuren om zo’n ramp te vermijden.

    Internationale oppositie tegen oorlog

    Dit kwam sterk naar voor in 1912 toen de eerste Balkanoorlog losbarstte en algemeen werd aangenomen dat deze kon uitbreiden tot een Europese oorlog. In oktober 1912 waren er grote betogingen doorheen Europa. De grootste betoging was in Berlijn met 250.000 aanwezigen. Het was onderdeel van een Europese actiedag op 17 november op initiatief van de Tweede Internationale. De Internationale was in 1889 opgezet en verenigde arbeidersorganisaties die vooral, maar niet exclusief, uit Europa kwamen. Doorheen de jaren speelde de Internationale een belangrijke rol in de ontwikkeling van massale organisaties en als forum om over socialistische ideeën en de tactieken van de arbeidersbeweging te discussiëren. In een tijdperk van imperialisme en tegenover de dreiging van oorlog, was de Internationale een symbool van internationalisme en van de eenheid van de arbeidersklasse. De oproep voor een internationale actiedag in 1912 leidde tot protestacties in elf Europese landen. De grootste betoging was in Parijs met 100.000 aanwezigen. Een week later was er een noodcongres van de Internationale in het Zwitserse Bazel. Er waren meer dan 500 afgevaardigden uit heel Europa. Het congres werd verwelkomd door een internationale anti-oorlogsbetoging met tot 30.000 aanwezigen.

    Dit speciale congres volgde na de discussies en beslissingen op de vorige congressen van de Internationale in Stuttgart (1907) en Kopenhagen (1910). Een van de thema’s was de vraag of tot een algemene staking zou opgeroepen worden indien de oorlog losbrak. Deze roep werd onder meer gesteund door de Franse SFIO die op een buitengewoon congres op 21 november 1912 besliste om de eis van een “algemene staking en opstand” bij het losbarsten van de oorlog op te nemen.

    De verklaring van het congres van Bazel vatte heel wat van de discussies van de jaren ervoor samen. Ondanks een aantal beperkingen, bevatte de verklaring een duidelijk verzet tegen oorlog tussen kapitalistische machten. “Als een oorlog dreigt los te barsten, is het de taak van de arbeidersklasse en haar parlementaire vertegenwoordigers in de betrokken landen, ondersteund door de coördinatie van het Internationale Socialistische Bureau, om alle mogelijke pogingen te doen om het uitbreken van de oorlog te vermijden en dit door de actiemiddelen die ze het meest effectief vinden en die natuurlijk verschillen naargelang de klassenstrijd en de scherpte van de algemene politieke situatie.

    “In het geval een oorlog uitbreekt, is het hun taak om er alles aan te doen om de spoedige beëindiging ervan te bewerkstelligen met alle mogelijke machten om de economische en politieke crisis als gevolg van de oorlog aan te grijpen om de val van de kapitalistische klassenheerschappij te bespoedigen.

    “[De Internationale] roept de werkenden van alle landen op om tegenover het kapitalistische imperialisme de macht van de internationale arbeiderssolidariteit te plaatsen. Het waarschuwt de heersende klassen van alle staten om de ellende van de massa’s als gevolg van de kapitalistische productiemethode niet op te voeren door de oorlogsactiviteiten op te drijven. We eisen vrede. Laat de regeringen eraan denken dat de ze met de huidige voorwaarden in Europa en de sfeer onder de arbeidersklasse niet tot een oorlog kunnen overgaan zonder zichzelf in gevaar te brengen. Laat hen eraan herinneren dat de Frans-Duitse oorlog werd gevolgd door de revolutionaire Commune, dat de Russisch-Japanse oorlog de revolutionaire energie van de bevolking van het Russische rijk in actie bracht, dat de concurrentie inzake militaire bewapening leidde tot ongezien scherpe klassenconflicten in Engeland en op het continent, met een enorme stakingsgolf. Het zou  voor de regeringen waanzinnig zijn om niet te beseffen dat het idee op zich van een monsterlijke wereldoorlog onvermijdelijk zou leiden tot verontwaardiging en de revolte van de arbeidersklasse. Voor de arbeiders is het een misdrijf om op elkaar te schieten om de winsten van de kapitalisten, de ambities van dynastieën of de glorie van geheime diplomatieke verdragen te dienen.

    “De arbeidersklasse is er zich van bewust dat het de drager van de volledige toekomst van de mensheid is. De arbeidersklasse zal er alles aan doen om te vermijden dat de bloem van alle volkeren wordt vertrappeld, bedreigd door de horror van massamoord, hongersnood en ziektes.

    “Het congres doet daarom beroep op jou, arbeiders en socialisten van alle landen, om je stem te laten horen in dit beslissende uur! Breng je standpunt in iedere vorm en op alle plaatsen naar voor, laat je protest horen in de parlementen, verenig je in grote massabetogingen, gebruik ieder middel waarover de organisatie en de kracht van de arbeidersbeweging beschikt! Zorg ervoor dat de regeringen constant op de hoogte zijn van de waakzaamheid en de hartstochtelijke wil tot vrede onder de arbeiders! Plaats tegenover de kapitalistische wereld van uitbuiting en massamoord de arbeiderswereld van vrede en broederlijkheid onder de volkeren.”

    Schokkende capitulatie

    Gezien de sterkte van de partijen van de Internationale, in het bijzonder de Sociaaldemocratische Partij van Duitsland (SPD), die dat jaar meer dan een derde van de Duitse stemmen behaalde, werd algemeen verwacht dat deze partijen misschien niet in staat zouden zijn om de oorlog te stoppen, maar dan toch wel om het verzet ertegen te organiseren en om de daaropvolgende crisis te gebruiken om het kapitalisme omver te werpen.

    Het kwam voor veel activisten dan ook als een totale schok toen in augustus 1914 zowat alle leiders ‘hun’ heersende klassen steunden. In heel wat landen waren er in juli 1914 nog massabetogingen tegen de oorlog, vaak rond vage slogans. Doorheen Duitsland waren er tussen 25 en 30 juli minstens 750.000 aanwezigen op anti-oorlogsacties van de SPD. In Frankrijk waren betogingen in Parijs verboden, maar er waren toch 90.000 activisten op betogingen buiten Parijs tussen 25 juli en 1 augustus. Maar naarmate de oorlog dichterbij kwam, nam ook de druk van de heersende klasse op de leiders van de arbeidersorganisaties toe. Die stonden onder druk om hun ‘eigen’ regeringen te steunen. De propaganda van de heersende klasse speelde tegelijk in op breed verspreide angsten en historische vooroordelen om de steun voor de oorlog te versterken. De Oostenrijkse socialistische leider Victor Adler verklaarde op de internationale bijeenkomst vlak voor de oorlog: “We zien nu de gevolgen van de jarenlange agitatie en demagogie van de heersende klasse. In ons land is vijandigheid tegenover Servië bijna een tweede natuur.”

    Uiteraard werden in alle landen excuses gezocht om de oorlog voor te stellen als een geval van ‘nationale verdediging’. Dat argument werd vaak herhaald door de oorlogsgezinde ‘socialisten’. In Duitsland was het de dreiging van het tsaristische Rusland, terwijl het in Groot-Brittannië en Frankrijk de dreiging van het Duitse militarisme was alsook de verdediging van het ‘arme kleine België’. Dat was bijzonder hypocriet. Geen enkele van deze Europese staten was zelfs formeel democratisch, overal werden vrouwen en ook heel wat mannen stemrecht ontzegd. Het waren allen koloniale machten die constant betrokken waren in brutale oorlogen om hun rijken te creëren en te behouden. Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland waren allen betrokken in het opdelen van China.

    Tussen 1904 en 1907 voerde het Duitse leger massamoorden uit die zouden bekend worden als de ‘genocide van Herero en Namaqua’ in wat nu Namibië is. Enkele dagen nadat de oorlog van 1914 uitbrak, schoot het Britse leger op onbewapende betogers in Abeokuta in het toen nieuw opgezette Nigeria in een poging om het protest tegen de nieuwe koloniale taksen en de onbetaalde dwangarbeid de kop in te drukken. De kapitalistische klasse van het ‘kleine arme België’ was helemaal niet zo arm. Koning Leopold II schreef eerder aan een minister: ‘België heeft een kolonie nodig’ waarop hij een bijzonder brutaal persoonlijk bewind in Congo vestigde.

    Zelfs een aantal van de socialisten die zich tegen de oorlog bleven verzetten, zoals de Franse leider Jean Jaurès die door een nationalist werd vermoord bij het begin van de oorlog, hoopten dat de kapitalisten de oorlog zouden stoppen. Op een internationale anti-oorlogsmeeting in Brussel verklaarde Jaurès twee dagen voor hij vermoord werd: “We moeten het vredesbeleid niet aan onze [Franse] regering opdringen. De regering voert momenteel zo’n beleid, de Franse regering wil vrede en wil de vrede bewaren. Het is de beste bondgenoot van de vredesinspanningen van de Britse regering die het initiatief tot bemiddeling nam.” Hoe Jaurès, die doorgaans ter rechterzijde van de arbeidersbeweging stond, vijf dagen later zou gereageerd hebben toen Duitsland Frankrijk de oorlog verklaarde, is een open vraag.

    Wat de oorlog aantoonde, was een verschil tussen woorden en daden. Veel leiders hadden publiekelijk een ‘revolutionaire’ positie behouden, met name een verwerping van het kapitalisme in woorden. Maar in werkelijkheid waren ze onderdeel van het kapitalistische systeem geworden en pleegden ze verraad aan het socialisme.

    Dit werd op heel wat vlakken het scherpste aangetoond in Duitsland waar de SPD, de sterkste partij van de Internationale, in de praktijk in handen was gekomen van leiders die geen enkele intentie hadden om een strijd tegen het kapitalisme te voeren. Het oude motto van de SPD, ‘Diesem System keinen Mann und keinen Groschen!’ (Voor dit systeem geen mens en geen cent), waarmee een van de stichters, Wilhem Liebknecht, de oprichting van het Duitse Rijk verwelkomde, werd in augustus 1914 vervangen door ‘Burgfrieden’ (burgervrede).

    Terwijl de SPD-leiders vrede sloten met de keizer en de kapitalisten, legden ze in de eigen partij steeds meer een politieregime op waarbij kritiek de mond werd gesnoerd. Toen dat niet werkte, begonnen ze tegenstanders van de oorlog uit de partij te zetten. Toen de revolutie in Duitsland in 1918 uitbrak, werkten sommige van deze verraders samen met militaire groepen en voorlopers van fascistische bendes om de revolutie de kop in te drukken. Daarbij werden revolutionaire leiders zoals Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht op 15 januari 1919 geëxecuteerd in opdracht van de SPD-leiding.

    De SPD-leiders waren niet de enigen die samenwerkten met hun heersende klasse. Hetzelfde gebeurde in Groot-Brittannië, Frankrijk, België en in 1917 in de eerste periode van de Russische revolutie voor de Bolsjewieken aan de macht kwamen. De impact van wat in Duitsland gebeurde, was des te groter, zowel door de economische en wetenschappelijke kracht als door het feit dat de SPD voor 1914 internationaal werd gezien als een model voor de arbeidersbeweging. De SPD leidde de Internationale op politiek vlak.

    De groei van het reformisme

    De SPD had internationaal de weg getoond in de opbouw van massale arbeidersorganisaties die tenminste formeel tot doel hadden om het kapitalisme omver te werpen. De ‘revisionistische pogingen’ om de doelstellingen van de partij te beperken tot het hervormen van het kapitalisme, werden op het SPD-congres van 1901 verworpen en afgedaan als een “beleid om de macht te veroveren op onze vijanden door ons aan te passen aan de bestaande orde.” Organisatorisch kende de SPD een enorme groei. Toen de partij in 1890 na 12 jaar van ondergrondse werking legaal werd, nam het stemmenaantal bij iedere opeenvolgende nationale verkiezing toe tot 4,25 miljoen (34,7%) in 1912. In 1913 telde de partij maar liefst 1,085 miljoen leden, op een totale Duitse bevolking van zowat 68 miljoen.

    Maar het revolutionaire karakter van de SPD werd ondermijnd door een combinatie van illusies als gevolg van de economische groei in die periode en, paradoxaal genoeg, door de aanhoudende groei van de SPD zelf. De meeste leidinggevende lagen binnen de SPD en de vakbonden begonnen aan te nemen dat de beweging automatisch zou blijven groeien tot ze een meerderheid zou behalen en dat stapsgewijze hervormingen het leven van de arbeiders zouden verbeteren. Het leidde na een tijd tot het verlaten van de verwachting dat het systeem in de greep van een crisis zou komen alsook van een revolutionair perspectief. De meerderheid van de leiding dacht dat het kapitalisme zou blijven ontwikkelen.

    Deze ontwikkeling, een aanpassing aan het kapitalisme, werd versterkt door het feit dat de groeiende arbeidersorganisaties zich niet tot louter propaganda konden beperken. Ze moesten zich steeds meer bezig houden met de dagelijkse strijd op de werkvloer of voor hervormingen die het leven van de arbeiders onmiddellijk zouden verbeteren. De SPD maakte geen brug tussen het maximumprogramma van revolutie en het minimumprogramma van onmiddellijke hervormingen, waardoor de dagelijkse strijd vaak los gezien werd van het bredere doel om een bewuste beweging uit te bouwen die een einde kon maken aan het kapitalisme.

    De groei van de arbeidersorganisaties zorgde bovendien voor het gevaar dat deze groei een doel op zich werd. De groter wordende organisaties liepen het risico dat ze een vehikel voor persoonlijk gewin van een bevoorrechte minderheid zouden worden. Dat kon enkel in toom gehouden worden door een politiek actieve basis. In heel wat gevallen was het een bewuste tactiek van de heersende klasse om een laag van pro-kapitalistische leiders binnen de arbeidersorganisaties te ontwikkelen. Daniel De Leon, een pionier van de Amerikaanse socialistische beweging, noemde hen de “arbeidsluitenanten van het kapitaal.”

    Er waren voorbeelden van individuele socialistische leiders die overstapten naar het kamp van het kapitalisme. Het bekendste voorbeeld was Alexandre Millerand die in 1899 tot de Franse regering toetrad, een stap die tot een internationaal debat leidde waarbij de Internationale in augustus 1904 afstand van hem nam. In 1903 slaagde Jaurès er nog in om te vermijden dat het congres van de Franse Socialistische Partij Millerand uitsloot, de regionale federatie van de Seine deed dit wel in januari 1904. Maar dat volledige partijen ‘overstapten’ was een nieuw fenomeen in 1914, vandaar ook de schok toen dit gebeurde. Jammer genoeg hebben socialisten vandaag veel meer ervaring met voorheen socialistische krachten of individuen die zich aanpassen en integreren binnen het kapitalistische systeem. Maar tegelijk hebben we ook lessen geleerd over hoe we kunnen ingaan tegen pro-kapitalistische tendensen of tegen carrièrejagers.

    Veel activisten waren diep geschokt toen het nieuws bekend raakte dat de parlementsleden van de SPD voor de oorlog hadden gestemd. Het toonde openlijk hoe een meerderheid van de SPD-leiding een pro-kapitalistische positie had aangenomen en zich in de toekomst zou verzetten tegen een socialistische revolutie. Dat was in essentie de betekenis van het keerpunt van 4 augustus 1914 toen de SPD in het parlement besliste om ‘hun’ kant in een inter-imperialistische oorlog tussen in het beste geval semi-democratische landen te steunen.

    De beslissing van de SPD om de oorlog te steunen, in tegenstelling tot de oprichters van de partij die zich verzetten tegen de Pruissische bezetting van Frankrijk in 1870, was een harde slag die iedere bewering dat de partij revolutionair was met de grond gelijk maakte. Het was een beslissende stap naar de integratie van de SPD-leiders in het kapitalistisch systeem en het was een stap op de weg naar de openlijke contrarevolutionaire rol die ze speelden in en na de Duitse revolutie van 1918-19.

    Revolutie voorbereiden

    Het kwam niet compleet als een donderslag bij heldere hemel, maar toch had niemand echt verwacht dat de SPD de oorlog volledig zou steunen. Voor 1914 werd de politieke strijd in de SPD scherper. Rosa Luxemburg werd een leidinggevende tegenstander van de groeiende reformistische, niet-revolutionaire stromingen binnen de partij. Tegen 1914 was de SPD verdeeld in drie grote stromingen: de openlijk reformistische vleugel, het zogenaamde centrum onder leiding van Karl Kautsky en de radicalen (de marxistische linkerzijde) onder leiding van Luxemburg, Liebknecht en anderen. Maar in tegenstelling tot de Bolsjewieken in hun strijd in de Russische Sociaaldemocratie tussen 1903 en 1912 probeerde Luxemburg niet om de marxistische vleugel om te vormen tot een coherente oppositie die systematisch voor haar ideeën opkwam en steun uitbouwde. Dit zou spijtig genoeg bijdragen aan de zwakte van die marxistische linkerzijde, zowel bij het begin van de oorlog als later aan het begin van de Duitse revolutie in 1918.

    De patriottische golf die in de aanloop naar de oorlog de meeste landen overspoelde, joeg veel leiders schrik aan en het werd een bijkomende reden om zich niet tegen de oorlog te verzetten. De Oostenrijkse leider Adler verklaarde op de laatste bijeenkomst van het Internationale Bureau voor het begin van de oorlog dat “we 30 jaar werk zonder enig politiek resultaat dreigen te vernietigen.”

    Geen enkele arbeidersleider wilde de beweging kapotmaken of verzwakken door een avontuur aan te gaan, maar soms moet de waarheid gezegd worden, zelfs indien dit voorzichtig wordt aangepakt, om beter voorbereid te zijn op de toekomst. De uitdaging was om de onvermijdelijke revolutionaire gevolgen van de oorlog voor te bereiden. Die waren al door Engels voorspeld toen hij het had over slechts één “absoluut zeker” gevolg: “universele uitputting en de creatie van de voorwaarden voor de ultieme overwinning van de arbeidersklasse.”

    In zijn artikel ‘Het bankroet van de Tweede Internationale’ stelde Vladimir Lenin dat het verlaten van de opvattingen van het manifest van Bazel over de voorbereiding op de revolutionaire gebeurtenissen die in de nasleep van de oorlog zouden komen indien het onmogelijk bleek om de oorlog te vermijden, even indicatief was als de stemming van de oorlogskredieten om te wijzen op een fundamentele, kwalitatieve verandering in de oude partijen. “Het Manifest van Bazel, dat niet de geringste ‘illusies’ tracht te verspreiden of te voeden, spreekt van deze plicht van de socialisten: het volk wakker te schudden, ‘het op te wekken’ (…) de crisis ‘uit te buiten’ om de ineenstorting van het kapitalisme ‘te verhaasten’, zich door het voorbeeld van de Commune en van oktober-december 1905 te laten leiden. In het feit dat de huidige partijen in dit opzicht hun plicht verzaakt hebben, bestaat juist hun verraad, hun politieke dood, het afstand doen van hun rol, hun overgang naar de zijde van de bourgeoisie.” Het waren Lenin, Leon Trotski en de Bolsjewieken die zich in Rusland 1917 door deze voorbeelden lieten leiden en massale steun verkregen om de Oktoberrevolutie door te voeren en een voorbeeld te stellen dat miljoenen mensen doorheen de wereld tot inspiratie zou dienen.

    De Eerste Wereldoorlog betekende het einde van de Tweede Internationale als kracht voor het socialisme, wat mee vorm zou geven aan de daaropvolgende periode. Maar vanuit deze nederlaag ontstond een nieuwe beweging die lessen probeerde te trekken uit het verleden en uit de Russische revolutie van 1917, waarbij een nieuwe internationale werd opgebouwd, de Derde (Communistische) Internationale. Dit was de grootste wereldwijde revolutionaire beweging die tot hiertoe heeft bestaan. De beweging werd uitgebouwd door een combinatie van activisten die al voor de oorlog actief waren en diegenen, vooral jongeren, die door de ervaring van oorlog en revolutie radicaliseerden. Deze nieuwe Internationale werd jammer genoeg ook ondermijnd door de opkomst van het stalinisme in de toenmalige Sovjet Unie, wat uiteindelijk tot het einde van de Derde Internationale zou leiden.

    De basiskenmerken van het kapitalisme vandaag zijn dezelfde als voor de Eerste Wereldoorlog. Het is nog steeds een systeem dat bijzonder instabiel is en in veel gevallen tot oorlogen leidt. Zelfs indien de belangrijkste machten een directe onderlinge confrontatie willen vermijden, betekent dit niet dat er een vreedzame wereld is. Tientallen miljoenen mensen zijn omgekomen in conflicten na het einde van de laatste Wereldoorlog in 1945. In die zin blijft de strijd tegen oorlog, in al haar verschillende vormen, nog steeds een taak van de arbeidersbeweging. Het karakter van die strijd kan verschillend zijn – met bijvoorbeeld het nastreven van een verenigd antwoord van werkenden en armen op sectaire conflicten of het bestrijden van repressie. Maar telkens is de uitkomst afhankelijk van de mate waarin een antwoord van de arbeidersbeweging kan uitgebouwd worden. Zoals we in 2003 met de invasie van Irak zagen, kunnen de kapitalisten dan wel oorlogen starten, maar is het enkel de arbeidersbeweging die de kapitalisten tot de orde kan roepen, zowel op individueel als op collectief vlak.

    De onderlinge verwevenheid van de wereld is vandaag veel groter dan voorheen. Het idee van een internationale die werkende mensen doorheen de planeet verenigt in een beweging om de wereld te veranderen, heeft meer potentieel dan ooit tevoren. Het CWI streeft ernaar om dat potentieel te benutten. We trekken lessen uit vroegere ervaringen om de doelstellingen van de pioniers van de arbeidersbeweging te realiseren en effectief de wereld te veranderen door een einde te maken aan de chaos van het kapitalisme en de dreiging van geweld en oorlog.

    [divider]

    Meer lezen?

    Deze tekst verscheen in een inleidend stuk op het boek ‘Een socialistische kijk op de grote oorlog’ (Marxisme.be, 2018) dat verkrijgbaar is via onze webshop.

  • De ‘grote oorlog’: een grote slachtpartij

    De Eerste Wereldoorlog begon in 1914 en leidde tot een voorheen nooit gezien bloedbad. De 100ste verjaardag kwam uitgebreid aan bod in de gevestigde media. Doorgaans wordt daarbij niet uitgelegd waarom miljoenen gewone werkende mensen de dood werden ingestuurd in de hel van de loopgraven. Dat was omwille van de zoektocht van het kapitalisme naar winsten, uitbuiting, grondstoffen en markten.

    Dossier door Tony Saunois

    Het werd de ‘Grote Oorlog’ of ‘de oorlog om oorlogen te stoppen’ genoemd. Voor de tien miljoen doden en de meer dan tien miljoen zwaargewonden was het zeker geen ‘grote’ gebeurtenis. Het was een van de meest bloedige slachtpartijen uit de geschiedenis. De onuitsprekelijke ellende en verliezen aan beide kanten zijn overweldigend door de omvang van deze gebeurtenissen. In Ieper verloor het Britse leger maar liefst 13.000 manschappen op drie uur tijd en dit om 100 meter vooruit te gaan. In de eerste dag van de Slag van de Somme vielen 60.000 slachtoffers, het grootste verlies dat ooit door het Britse leger werd geleden. En dat ondanks het feit dat de Duitse linies zes dagen lang onder vuur werden genomen met in totaal drie miljoen granaten.

    Het totaal aantal doden in de Slag aan de Somme bedroeg 1.100.000 manschappen. Tegen 1918 telden de machten van de Entente (onder leiding van Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland en Italië) 5,4 miljoen doden en 7 miljoen gewonden. Het andere kamp van de Centrale Machten (Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, het Ottomaanse Rijk en Bulgarije) waren goed voor 4 miljoen doden en 8,3 miljoen gewonden. Het grootste deel van deze doden waren jonge dienstplichtigen.

    Aangezien we sindsdien nog tal van andere conflicten in de wereld zagen, is het evident dat deze oorlog geen einde maakte aan oorlog. Het conflict op de Balkan in de jaren 1990, het huidige bloedbad in Syrië, Irak en Oekraïne zijn slechts de laatste voorbeelden. In Syrië zijn er 6,5 miljoen interne vluchtelingen en nog eens 3 miljoen mensen die het land ontvlucht zijn. Het menselijke lijden en de bloedvergieten werden keer op keer herhaald sinds deze ‘oorlog om oorlogen te stoppen.’

    Het bloedbad tussen 1914 en 1918 heeft wellicht geleid tot de grootste hoeveelheid analyses en commentaren. Volgens een schatting zijn er minstens 25.000 boeken over het onderwerp verschenen. Het was dan ook het eerste echt wereldwijde conflict. Het vormde het einde van een oud en het begin van een nieuw historisch tijdperk met nieuwe internationale en klassenverhoudingen. In de nasleep van de oorlog vielen grote rijken, sommige zelfs erg snel, terwijl andere een tragere en minder glorievolle neergang kenden. Het opende de weg voor de VS om de rol van de grootste imperialistische macht ter wereld van Groot-Brittannië over te nemen. Bovendien deed de oorlog dienst als de vroedvrouw van de grootste gebeurtenis uit de menselijke geschiedenis: de Russische revolutie van 1917. De arbeidersklasse nam er het beheer van de samenleving over. Tegelijk was er een revolutionaire golf doorheen Europa.

    Het vooruitzicht van een socialistische revolutie in een reeks Europese landen stond op de agenda. In Duitsland 1918/19 moest de keizer ontslag nemen omdat een arbeidersrevolutie het land in zijn greep hield. In Beieren werd een socialistische republiek uitgeroepen en er werden arbeidersraden opgezet in Berlijn en andere steden. In Hongarije werd tussen maart en augustus 1919 een sovjet republiek gevestigd. In Groot-Brittannië waren er massale stakingen en meer dan 50 geregistreerde muiterijen op militaire bases. In 1919 dwong een politiestaking de toenmalige premier David Lloyd George om jaren later toe te geven: “Het land stond dichter bij het Bolsjewisme dan op gelijk welk ogenblik sindsdien.”

    Maar met uitzondering van de Russische Revolutie leidden deze massabewegingen uiteindelijk tot nederlagen. Dit door fouten van de leiders van de arbeidersbeweging. De nederlaag van de revoluties in Europa zaaiden de kiemen voor het tweede grote wereldwijde conflict: de oorlog van 1939-1945 waarvan de oorsprong kan gevonden worden in het bloedbad van 1914-18.

    De aankomende oorlog in 1914 vormde een beslissende test voor de internationale arbeidersbeweging. Behalve een erg kleine minderheid – waaronder Lenin, Trotski en de Russische revolutionairen ook Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg in Duitsland en een handvol anderen – capituleerde de ene leiding van een machtige arbeiderspartij na de andere. Ze verlieten de internationalistische socialistische anti-oorlogspositie en steunden hun respectieve heersende klassen.

    Het is niet verwonderlijk dat deze grote tragedie van de menselijke geschiedenis zoveel commentaar en analyses heeft voortgebracht. Zelfs een eeuw nadat het conflict begon, discussiëren historici als Niall Ferguson en Max Hastings nog steeds over de oorzaken van het conflict met verschillende analyses en conclusies. Alle kapitalistische commentatoren hebben het echter bijzonder moeilijk om de oorlog te rechtvaardigen. De Tweede Wereldoorlog rechtvaardigen ze als een oorlog tegen het fascisme en voor democratie. Maar voor het massale bloedbad van 1914-18 gaat dat niet op.

    De strijd voor markten

    De directe aanleiding voor het bloedbad was de moord op de Oostenrijkse kroonprins Ferdinand in Sarajevo op 28 juni 1914. Maar kon dit echt de oorzaak zijn van een wereldwijd conflict? De oorlog was geconcentreerd in Europa, maar ook andere delen van de wereld waren erbij betrokken, van Afrika over Azië en Latijns-Amerika tot uiteraard ook de VS. De moord op kroonprins Ferdinand was het excuus om de honden van de oorlog los te laten, maar de echte onderliggende oorzaken van die oorlog lagen elders. De oorlog barstte los als een massale strijd om economische belangen, markten, politieke macht en prestige.

    In de periode voor 1914 was Groot-Brittannië de dominante wereldmacht met een uitgebreid rijk dat 25% van de oppervlakte van de planeet omvatte. De meeste landen waar het over heerste, waren al in de eerste helft van de 19de eeuw gekoloniseerd. Het Britse Rijk was een bron van grondstoffen en markten. Maar de Britse economische groei begon te vertragen. Het was een aftakelende macht. Frankrijk, de andere belangrijke Europese grootmacht op dat ogenblik, had een koloniaal rijk dat vooral geconcentreerd was in Afrika en het Midden-Oosten. Het Franse rijk was groot, maar slechts een vijfde van de omvang van het Britse en de industrialisering hinkte ver achterop.

    Duitsland was pas in 1871 opgezet en had slechts kolonies met een oppervlakte van een derde van de Franse kolonies. Maar Duitsland kende een snelle industrialisering en economische ontwikkeling. De economie was productiever dan de Britse. Terwijl Groot-Brittannië zes miljoen ton staal produceerde, zat Duitsland al aan 12 miljoen ton. Maar er was een wanhopige nood aan meer kolonies om Duitsland te voorzien van grondstoffen en grotere markten. Dat is de logica van kapitalistische economische ontwikkeling. Het probleem was het vinden van die markten. In Europa was het niet mogelijk om meer grondgebied te vinden en Groot-Brittannië en Frankrijk hadden reeds het leeuwendeel van de kolonies onder elkaar verdeeld. In het oosten werd Duitsland geblokkeerd door het Russische rijk van de tsaren en de Brits-Franse belangen in het oosten van Europa.

    Deze strijd voor markten lag aan de basis voor de grote brand die in 1914 uitbrak. De ontwikkeling van de productiekrachten – industrie, wetenschap en techniek – had de beperkingen van de natiestaat ontgroeid. Dit had al geleid tot conflicten tussen Groot-Brittannië, Frankrijk, België, Portugal en Duitsland in het zogenaamde ‘gevecht om Afrika’ in de 19de eeuw. Deze concurrentiestrijd leidde tot een verschrikkelijk conflict tussen de belangrijkste imperialistische machten, aangezien ze allen probeerden om grotere markten te veroveren en deze te beschermen tegen opkomende machten. Als er geen nieuwe markten kunnen gevonden worden, gaat het kapitalisme over tot vernietiging van waarde om het productieproces opnieuw op te starten. De prijs hiervoor werd betaald door de arbeidersklassen van alle landen die in de machtsstrijd betrokken waren.

    Sommigen stelden dat deze tegenstellingen van het kapitalisme waren overwonnen toen het, net zoals vandaag, leek dat er een grote globalisering van de wereldeconomie was. In de vier decennia na de Frans-Duitse oorlog van 1870-71 was er een periode van substantiële economische groei en expansie. De wereldeconomie was sterker verweven geraakt. Tussen 1870 en 1914 was er een significante en tot dan nooit geziene economische globalisering en integratie. Dit alles vertoonde gelijkenissen met de situatie van de afgelopen periode, zeker na de ineenstorting van de voormalige stalinistische dictaturen in Rusland en Oost-Europa.

    De globalisering van de afgelopen decennia is verder gegaan dan ooit tevoren. Maar diegenen die ontkennen dat er een gelijkaardige ontwikkeling was voor de Eerste Wereldoorlog vergissen zich. Zoals vandaag betekende dit in 1914 niet dat de natiestaat of de nationale belangen van de heersende klassen voorbijgestreefd waren, of slechts een decorstuk uit een vorige historische periode van het kapitalisme vormden. De oorlog van 1914-18 toonde dit aan. Ondanks een geïntegreerde wereldwijde economie hadden de heersende klassen van de verschillende landen, toen net zoals nu, eigen historische, economische, politieke, militaire en strategische belangen. Recente imperialistische interventies en lokale of regionale militaire conflicten hebben ook aangegeven hoe sterk elke heersende klasse optreedt om de eigen specifieke economische, politieke en strategische belangen te verdedigen.

    Dreigende ramp

    Bovenop de onderliggende oorzaken van de ‘grote oorlog’ – de strijd om kolonies en markten – waren er andere historische factoren die een belangrijke rol speelden in de verdediging van de belangen van de heersende klassen van Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland. De Frans-Duitse oorlog van 1870/71 leidde tot de vestiging van een verenigd Duitsland en opende de weg voor een snelle economische ontwikkeling en expansie. Frankrijk was verzwakt. Het resultaat van dit conflict liet een erfenis na die in 1914 werd opgepikt. Karl Marx merkte dit reeds op tijdens de Frans-Duitse oorlog. De gevolgen van de veranderde krachtsverhoudingen zouden volgens hem leiden tot een oorlog tussen Duitsland en Rusland. In dezelfde brief stelde hij dat deze oorlog de rol zou spelen van “de vroedvrouw van de onvermijdelijke sociale revolutie in Rusland.” (Brief aan Friedrich Sorge, 1 september 1870). Er zou nog heel wat tijd overgaan, maar een van de gevolgen van de oorlog van 1870/71 die door Marx was voorzien, werd uiteindelijk gerealiseerd.

    Een verzwakt Frankrijk verloor een deel van het grondgebied, Elzas-Lotharingen, en moest zware oorlogsherstellingen aan Duitsland betalen. Frankrijk bevond zich niet in een positie om Duitsland in 1914 militair de baas te kunnen, met slechts de helft zoveel inwoners en een veel zwakker leger. De crisis van Tanger in 1905 en de crisis van Agadir in 1911 wezen beiden op een conflict met Duitsland aangezien dit een verdere koloniale uitbreiding van Frankrijk tegenhield.

    Het uitbreken van de Balkanoorlog in 1912 was een cruciale stap naar de Eerste Wereldoorlog. Op dat ogenblik groeide het gevoel dat een oorlog doorheen Europa dreigde. Op 8 december 1912 riep de Duitse keizer Willem II de keizerlijke oorlogsraad bijeen in Berlijn. De meeste aanwezigen waren het ermee eens dat oorlog onvermijdelijk was, maar het werd uitgesteld om een versterking van de Duitse zeemacht mogelijk te maken. Op de raad werd niets beslist, maar het was duidelijk dat een oorlog werd voorbereid. Van het einde van de 19de eeuw tot in 1914 was er een enorme wapenwedloop bij alle Europese machten.

    Dat was ook duidelijk voor de internationale arbeidersbeweging. In november 1912 kwamen meer dan 500 afgevaardigden van de Tweede (‘Socialistische’) Internationale samen in Bazel. Ze stemden in met een resolutie tegen de Balkanoorlog, tegen de oorlogsdreiging in Europa en voor internationale arbeidersstrijd. Schandalig genoeg zouden de sociaaldemocratische leiders nadien een voor een capituleren en hun eigen kapitalistische klassen in het conflict ondersteunen.

    Het ineenstortende Oostenrijk-Hongaarse rijk moest wel optreden tegen de Servische pogingen tot uitbreiding in de Balkan, aangezien dit het rijk verder zou verzwakken. Het uitbreken van de Balkanoorlog in 1912 was een cruciaal element in het conflict. Tsaristisch Rusland steunde Servië om de eigen belangen in de regio te versterken. Duitsland moest Oostenrijk wel ondersteunen. Toen Rusland een volledige militaire mobilisatie afkondigde als antwoord op de Oostenrijks-Hongaarse oorlogsverklaring tegen Servië op 28 juli 1914, antwoordde Duitsland door Rusland en Frankrijk de oorlog te verklaren (1-3 augustus 1914). Toen Duitsland België binnenviel om naar Frankrijk te marcheren, verklaarde Groot-Brittannië Duitsland de oorlog.

    De oorlog breekt uit

    Het economisch expansionisme was dominant in de 40 jaar durende aanloop naar de oorlog. In 1913 waren er stakingen en acties in alle grote landen aangezien de arbeiders hun deel van de economische groei en expansie opeisten. De Duitse arbeiderspartij SPD had in de verkiezingen van 1912 een grote winst geboekt. Tegelijk kwam er in 1913 abrupte verandering met het begin van een economische crisis. De heersende klassen waren bezorgd dat de klassenstrijd zich verder zou ontwikkelen. De dreiging van oorlog werd in alle landen gebruikt om dat te doorkruisen.

    De nationalistische propaganda langs de verschillende kanten moest onvermijdelijk leiden tot een enorme patriottische golf aan het begin van de oorlog. Alle regeringen beweerden, zoals steeds het geval is, dat de oorlog rechtvaardig was en snel voorbij zou zijn. In Duitsland was er de slogan ‘terug thuis voor het vallen van de bladeren’. In Groot-Brittannië was het: ‘alles is voorbij tegen kerstmis’. Achter de schermen maakten de heersende klassen een realistischer inschatting van de situatie. Sir Edward Grey, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, verklaarde: “De lichten gaan in heel Europa uit en we zullen ze niet tijdens ons leven terug zien aangaan.”

    In de meeste landen waren er protestacties tegen de oorlog. In Duitsland waren er honderdduizenden deelnemers aan vredesacties. Heel wat gewetensbezwaarden hielden vast aan hun verzet. Maar de dominante sfeer bij het begin van de oorlog was er een van patriottisme. De sfeer tegenover de gewetensbezwaarden was in 1914-18 wel opmerkelijk anders dan in 1939-45. Die laatste oorlog werd voorgesteld als een ‘oorlog tegen het fascisme’ waarbij gewetensbezwaarden als lafaards werden gezien die niet bereid waren om ten strijde te trekken op een ogenblik dat de vijand voor de deur stond. In de Eerste Wereldoorlog was dat niet het geval.

    De historicus Niall Ferguson stelde recent dat Groot-Brittannië beter uit de oorlog was gebleven. Hij stelde dat dit Duitsland zou toegelaten hebben om Europa te domineren. Groot-Brittannië zou, volgens Ferguson, vervolgens in een sterkere positie gestaan hebben om de eigen belangen te verdedigen omdat het niet zoveel middelen aan de oorlog had verspild. Zoals bij alle machten had de oorlog van het Britse imperialisme effectief een hoge prijs geëist. Tot 1916 hadden de Britten het grootste deel van de oorlogskosten van de Entente voor hun rekening genomen, zo werden alle kosten van Italië betaald en ook twee derden van de Franse en Russische oorlogskosten. De goudreserves, koloniale investeringen en private kredieten raakten op. Groot-Brittannië moest 4 miljard dollar van de VS lenen. Volgens een schatting hadden Groot-Brittannië en het Britse Rijk 47 miljard dollar aan de oorlog besteed, in Duitsland ging het om 45 miljard dollar.

    Maar hoe had het Britse imperialisme aan de zijlijn kunnen staan in het conflict en zijn belangrijkste rivaal toelaten om een sterkere positie in te nemen en het eigen rijk uit te breiden? Een overwinning van het Duitse imperialisme had deze in een veel betere positie, zowel economisch, politiek als strategisch, geplaatst in verhouding tot de Britse imperialistische belangen. Bovendien kent een oorlog een eigen momentum en logica, waarbij het prestige van de kapitalisten en imperialistische heersers op het spel staat. In het beste geval was een uitstel van het conflict tussen het Britse en Duitse imperialisme mogelijk geweest. De abstracte stelling van Ferguson staat los van de realiteit van de belangen van de heersende kapitalistische klassen als deze geconfronteerd worden met de dynamiek van dergelijke conflicten. Andere historici zoals Max Hastings maken een meer realistische inschatting als ze stellen dat de oorlog niet te vermijden was. Dat is op zich overigens een vernietigende veroordeling van het kapitalistische systeem dat Hastings nochtans verdedigt.

    Revolutionaire golf

    De patriottische golf ging over in een massale oppositie eens de realiteit van de loopgraven werd ervaren door miljoenen soldaten langs beide kanten van het conflict. De soldaten verbroederden met kerstmis 1914 waarbij ze voetbalwedstrijden hielden. De Russische Revolutie van 1917 was de eerste beslissende breuk terwijl het bloedvergieten maar doorging. Toen de Bolsjewieken aan de macht kwamen, werd de oorlog aan het oostelijk front beëindigd en dit had meteen een grote impact op het verzet tegen de oorlog langs beide kanten. Na de revolutie waren er massale stakingen in Duitsland in 1918.

    Samen met wat inmiddels een totaal nutteloze slachtpartij leek, had dit een beslissende impact in het veranderen van het bewustzijn van miljoenen mensen, in het bijzonder de soldaten en mariniers. Er waren muiterijen in de Franse en Britse legers. In Frankrijk werden de troepen aan het westelijke front gevraagd om een rampzalige tweede Slag van de Aisne te starten in het noorden van Frankrijk. Er werd een beslissende strijd om de oorlog op 48 uur te beëindigen beloofd. De aanval mislukte en de sfeer onder de troepen keerde snel. Bijna de helft van de Franse infanteriedivisies aan het westelijke front revolteerden naar het voorbeeld van de Russische Revolutie. Maar liefst 3.400 soldaten moesten voor het krijgsgerecht verschijnen.

    In augustus 1917 was er een muiterij op het Duitse oorlogsschip Prinzregent Luitpold, in de noordelijke zeehaven van Wilhemshaven. Vierhonderd mariniers gingen aan wal en sloten aan bij een protestactie waar het einde van de oorlog werd geëist. Op 3 november 1918 was er een muiterij op de vloot in Kiel waar de rode vlag wapperde. Deze muiterij kreeg navolging met een revolutionaire golf doorheen Duitsland. Het Britse dagblad The Independent publiceerde recent een brief van een jonge Duitse marinier, Albin Kobis, aan zijn ouders: “Ik ben vandaag, op 11 september 1917, ter dood veroordeeld. Alleen ikzelf en nog een kameraad, de anderen kwamen er vanaf met 15 jaar celstraf. Ik wordt geofferd omdat ik vrede wil, anderen zullen volgen. Ik vind het niet leuk om zo jong te sterven, maar ik zal sterven terwijl de Duitse militaristische staat wordt vervloekt.”

    Deze gebeurtenissen en vooral de Russische Revolutie waren beslissend in het stoppen van de inmiddels gehate oorlog. Het einde van de oorlog ging gepaard met een revolutionaire golf die de heersende klassen de schrik om het lijf joeg. Met uitzondering van Rusland leidden deze massale bewegingen er echter niet toe dat de arbeidersklasse de macht greep en behield.

    Het einde van de oorlog leidde tot een nieuwe wereldsituatie waarbij de machtsverhoudingen tussen de imperialistische machten gewijzigd waren. De triomf van de Bolsjewieken in Rusland vormde een totaal nieuwe factor voor de kapitalistische klassen. Duitsland moest door het Verdrag van Versailles enorme herstelbetalingen aflossen na de nederlaag, het ging destijds om 20 miljard Mark. Dit had een vernietigend effect op de economie. De laatste afbetaling werd pas in 2010 gedaan, 92 jaar na het einde van de oorlog. Het mislukken van de Duitse Revolutie en de verkeerde politiek van de Duitse arbeiderspartijen bereidde de weg voor de overwinning van de fascisten van Hitler in 1933, wat opnieuw zou leiden tot oorlog in 1939. De gevolgen van de Eerste Wereldoorlog versnelden de neergang van het Britse imperialisme, wat de weg opende voor de VS in de jaren 1920 en daarna om de dominante imperialistische macht te worden.

    Het falen van de socialistische revolutie in Duitsland en de rest van Europa zorgde ervoor dat het revolutionaire Rusland geïsoleerd bleef. Dat zou uiteindelijk leiden tot de degeneratie van de Russische Revolutie en de opkomst van een bureaucratisch stalinistisch regime in de voormalige Sovjetunie. Dat was een monsterlijke karikatuur van socialisme, maar het zorgde er samen met het bestaan van gelijkaardige regimes in Oost-Europa wel voor dat de belangrijkste imperialistische machten in toom werden gehouden. Ze waren aan elkaar vastgeplakt en waren grotendeels in staat om verschillen naar de achtergrond te verdrijven tegenover de gezamenlijke vijand in de vorm van een alternatief sociaal systeem op basis van een genationaliseerde geplande economie. Dit alles gebeurde ondanks de ondemocratische, bureaucratische en autoritaire methoden in het Oostblok.

    Nieuwe oorlogen

    De ineenstorting van deze regimes en de herinvoering van het kapitalisme hebben de oude en nieuwe spanningen tussen de kapitalistische machten opnieuw op de voorgrond geplaatst. De globalisering van de wereldeconomie, nu op een niveau dat nooit gezien is, ook niet in 1870-1914, heeft eens te meer duidelijk gemaakt hoe de productiekrachten onder het kapitalisme het bestaan van de natiestaten zijn ontgroeid. Maar de recente conflicten tussen de wereldmachten geven aan dat de natiestaat niet is verdwenen, de verschillende heersende klassen proberen de eigen economische, politieke, militaire en strategische belangen te verdedigen. De groeiende spanningen tussen de VS en China in Azië, de crisis in de Europese Unie, de conflicten in de Balkan in de jaren 1990 of de huidige confrontatie tussen Oekraïne en Rusland zijn allemaal uitdrukkingen van de strijd tussen de verschillende imperialistische en kapitalistische machten. Aan de oorsprong hiervan ligt telkens de strijd om nieuwe invloedssferen en markten, net zoals dit met de oorlog van 1914-18 het geval was.

    Velen vragen zich af of dit betekent dat een nieuwe wereldoorlog mogelijk is. De VS blijft dan wel dominant, maar het is een aftakelende macht net zoals Groot-Brittannië dit op het begin van de 20ste eeuw was. Maar dan nog blijft het de grootste wereldmacht met een grote voorsprong op China en Japan. De andere opkomende machten van Rusland, India en Brazilië lopen ver achter, zelfs indien ze hun regionale invloed willen uitbreiden. De verzwakte positie van het VS-imperialisme bleek recent nog erg duidelijk toen het niet in staat was om direct tussen te komen in Syrië of in het Russisch-Oekraïense conflict. De rampzalige gevolgen van de invasie in Irak in 2003 maken dergelijke militaire interventies moeilijker.

    Recente gebeurtenissen hebben aangetoond dat het vooruitzicht van regionale conflicten en oorlogen zich blijft stellen in dit tijdperk van hernieuwde kapitalistische crisis en de strijd voor beperkte markten en middelen. De verhoudingen van sociale en klassenkrachten zorgen er op korte termijn voor dat een wereldoorlog niet aan de orde van de dag is. De gevolgen van zo’n conflict zouden met het bestaan van kernwapens neerkomen op een totale vernietiging. Bovendien vrezen de heersende klassen voor de sociale onrust en revoluties die zouden ontstaan en die de heersers van het imperialisme en het kapitalisme omver zouden stoten.

    De horror van oorlog, ellende en menselijk lijden bij de rampen in Syrië, Irak, Rusland/Oekraïne en elders tonen de bloedige en brutale gevolgen van het kapitalisme vandaag. Als het kapitalisme en imperialisme blijven bestaan, zullen er nog ergere conflicten losbarsten in de toekomst. De lessen van de slachtpartij tussen 1914-18 moeten door een nieuwe generatie van jongeren en werkenden getrokken worden. De nood aan massale en onafhankelijke arbeiderspartijen die opkomen voor een internationalistisch socialistisch alternatief op het kapitalisme en die het patriottische nationalisme van de heersende klassen bestrijden, is even relevant als in 1914 indien we toekomstige bloedbaden willen vermijden. Enkel een socialistische wereld gebaseerd op de democratische planning van de economie kan een alternatief bieden op de strijd voor markten en economische belangen die onvermijdelijk is binnen het moderne kapitalisme en die tot conflicten blijft leiden.

    [divider]

    Meer lezen?

    Deze tekst verscheen in een inleidend stuk op het boek ‘Een socialistische kijk op de grote oorlog’ (Marxisme.be, 2018) dat verkrijgbaar is via onze webshop.

  • Massabewegingen kunnen oorlog stoppen

    Nieuw boek met teksten van Trotski over de Eerste Wereldoorlog.

    Het Midden-Oosten zit in een schijnbaar uitzichtloze spiraal van oorlog en geweld. Zowat alle wereldmachten zijn betrokken partij, alle regionale machten hebben er belangen. De oorlog in Syrië is ontaard in een veelzijdige reeks conflicten en oorlogen, met de mogelijkheid van een nieuwe veralgemeende oorlog. Het Midden-Oosten vandaag doet denken aan de situatie op de Balkan in de jaren vlak voor de Eerste Wereldoorlog. Dreigt een nieuwe wereldoorlog en wat kunnen we uit die Eerste Wereldoorlog leren?

    door Geert Cool

    Strijd om markten en invloed

    Achterliggend is er een strijd om markten en invloed. In ‘Oorlog en de Internationale’ merkt Trotski op: “De verdere ontwikkeling van de wereldhuishouding op kapitalistische grondslag betekent een onafgebroken strijd van de wereldmachten om nieuwe en altijd weer nieuwe gebieden van dezelfde aarde om tot voorwerp van kapitalistische uitbuiting te kunnen dienen. De economische na-ijver in het teken van het militarisme wordt afgewisseld door roof en verwoesting, die alle elementaire grondslagen van menselijke huishouding teniet doen.” De wereldwijde integratie van de economie had geen einde gemaakt aan de verschillende historische, economische, politieke, strategische belangen van de nationale heersende klassen. De oorlog was daar een tragische uitdrukking van. Zoals de meteen bij het begin van de oorlog vermoorde Franse socialist Jean Jaurès opmerkte: “Kapitalisme draagt oorlog in zich, zoals donkere wolken regen.”

    Net als in de Balkan voor de Eerste Wereldoorlog wordt in het Midden-Oosten door imperialistische machten gestreden voor invloed en grondgebied. Nationale rechten worden vertrappeld of als wisselgeld gebruikt voor de imperialistische ambities van de belangrijkste spelers in de regio. Er is het gevaar van een nieuwe escalatie van de oorlog in Syrië tot een regionaal conflict met enerzijds Israël, dat gesteund wordt door Trump en de VS, en anderzijds Iran, dat gesteund wordt door het Sjiitisch blok en op de achtergrond door Rusland. Het opzeggen van het nucleair akkoord met Iran door Trump werd al gevolgd door Israëlische raketaanvallen op Iraanse doelwitten in Syrië. Zelfs indien een veralgemeende oorlog niet het uitgangspunt is, kan het conflict een eigen dynamiek in die richting ontwikkelen.

    Het vooruitzicht van regionale conflicten en oorlogen blijft zich stellen. Op korte termijn is een wereldoorlog niet aan de orde van de dag. De gevolgen van zo’n conflict zouden met het bestaan van kernwapens neerkomen op een totale vernietiging van de planeet. Bovendien vrezen de heersende klassen voor de sociale onrust en revoluties die zouden ontstaan en die de heersers van het imperialisme en het kapitalisme omver zouden stoten.

    Van horror tot revolutie

    De horror van oorlog kan het perspectief van klassenstrijd voor een socialistische samenleving naar de achtergrond drukken. De nationalistische golf bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog overspoelde zelfs de numeriek sterkste arbeiderspartijen van dat ogenblik. Het socialistisch programma, waaronder het internationalisme, werd overboord gegooid. Wellicht had Karl Kautsky de grootste autoriteit binnen de socialistische beweging van dat ogenblik. Hij stelde dat de internationale “geen doeltreffend instrument” kon zijn “in tijden van oorlog.” Waar voorheen algemeen erkend werd dat kapitalisme tot oorlog leidde, werd bij het uitbreken van die oorlog het socialisme als antwoord van tafel geveegd.

    Nochtans zijn verschillende oorlogen gestopt door klassenstrijd, waaronder  (dreiging van) revolutie. De Russische Revolutie maakte de Eerste Wereldoorlog onhoudbaar, de Duitse Revolutie van november 1918 gaf de genadeslag. In 1973 zag de Amerikaanse president Richard Nixon geen andere mogelijkheid dan het terugtrekken van de troepen uit Vietnam. Die oorlog verderzetten dreigde te leiden tot een oncontroleerbare sociale revolte in de VS zelf.

    Heel wat krachten beperken zich tot wanhopige oproepen voor onderhandelingen over vrede onder wereldleiders, dezelfde kapitalistische leiders die tot oorlogen overgaan. Dat is een pleidooi voor politieke oplossingen in plaats van militaire, terwijl oorlog een verderzetting van politiek met andere middelen is. Om een brand te bestrijden, doe je beroep op de brandweer en niet op pyromanen.

    Bouwen aan anti-oorlogsbewegingen

    De recente geschiedenis toont het potentieel van een sterke anti-oorlogsbeweging. Eind 2002 en begin 2003 waren er massale protesten tegen de dreigende invasie in Irak. Miljoenen mensen kwamen op straat in de grootste internationale actiedag ooit. Deze massabeweging vond plaats na het neoliberale triomfalisme van de jaren 1990.

    Na de economische recessie van 2008 zitten we ondertussen in een andere situatie: de autoriteit van alle gevestigde instellingen en politici is nog meer ondermijnd, er zijn de eerste ervaringen met massabewegingen die dictators omvergeworpen hebben in Tunesië en Egypte, bredere lagen gaan op zoek naar alternatieven op de huidige gang van zaken en in sommige landen kijken ze daarbij expliciet naar socialisme. Een sterke anti-oorlogsbeweging zou vandaag misschien die stap verder zetten die in 2003 onvoldoende sterk aanwezig was: het platleggen van havens en wapenindustrie of desnoods van de volledige economie om (elke stap in de richting van) oorlog te stoppen.

    De uitzichtloze situatie in Syrië en andere brandhaarden leidt momenteel nog niet tot bewegingen. Velen zijn lamgeslagen door de wanhoop en het gebrek aan perspectief. Een escalatie van de oorlog, oorlogsmoeheid en verzet tegen de waanzinnige oorlogsuitgaven kunnen tot nieuwe anti-oorlogsbewegingen leiden. We moeten daar echter niet op wachten om nu al de basis te leggen voor actief verzet tegen oorlog. Socialisten scheppen niet het historische toneel waarop zij actief zijn, ze moeten handelen op het terrein dat de geschiedenis heeft geschapen.

    Wat kan Trotski ons leren?

    Vorig jaar hebben we heel wat aandacht gehad voor de 100ste verjaardag van de Russische Revolutie en binnenkort ook voor de Duitse Revolutie van 1918. Beide revolutionaire bewegingen waren het resultaat van de Eerste Wereldoorlog en zijn niet te begrijpen zonder een beter inzicht in die oorlog. Leon Trotski schreef heel wat materiaal tijdens de oorlog, onder meer zijn ‘Oorlog en de Internationale’ waarin een overzicht van de situatie en een anti-oorlogsprogramma naar voor werd geschoven. In zijn oorlogscorrespondentie ging hij zowel in op de grote ontwikkelingen als op het dagelijkse leven aan het front. Zo beschrijft hij de loopgraven of de lotgevallen van het 7e regiment tijdens onder meer de verschrikkelijke vernietiging van Leuven. We brengen dit materiaal, waarvan eerste vertalingen in het Nederlands, bijeen samen met inleidende teksten over de oorlog, de houding van de bolsjewieken en het failliet van de socialistische internationale in 1914.

    De centrale boodschap van Trotski was dat hij ondanks de horror optimistisch bleef. “Wij revolutionaire marxisten, hebben geen enkele reden om te wanhopen. Het marxisme is niet overwonnen. Integendeel, het brullen van de kanonnen verkondigt de theoretische overwinning van het marxisme. Wat blijft er dan nog over van de hoop op vreedzame ontwikkeling, op verzachting van de kapitalistische tegenstellingen, op geleidelijke overgang in het socialisme?” Oorlogen lossen de sociale kwestie niet op, “maar verscherpen haar omdat ze de kapitalistische wereld voor twee mogelijkheden stellen: permanente oorlogen of revolutie.”

    De horror van oorlog – van de Eerste Wereldoorlog tot Syrië, Irak of Gaza vandaag – is een bloedig gevolg van het kapitalisme. Zolang het kapitalisme bestaat, zal deze tendens tot barbarij blijven opduiken. Om oorlog te vermijden, moeten we het kapitalisme bestrijden. Massale en onafhankelijke arbeiderspartijen die opkomen voor een internationalistisch socialistisch alternatief op het kapitalisme blijven de beste garantie tegen oorlog. Zij kunnen de basis leggen voor een socialistische wereld gebaseerd op een democratische planning van de economie waardoor er geen strijd voor markten en economische belangen meer is, een strijd die onvermijdelijk is binnen het kapitalisme en steeds tot conflicten blijft leiden.

    “Een socialistische kijk op de grote oorlog” telt 176 pagina’s en is met verzendingskosten inbegrepen te koop voor 12 euro. Hier te verkrijgen

    Browse Tictail – socialismebe
  • 100 jaar geleden: socialisten die zich tegen oorlog verzetten verzamelen in Zimmerwald

    zimmerwaldHonderd jaar geleden hielden socialisten die zich tegen het bloedbad van de Eerste Wereldoorlog verzetten een bijeenkomst in het Zwitserse Zimmerwald. De conferentie van 5 tot en met 8 september 1915 besprak hoe de werkenden konden gemobiliseerd worden tegen het imperialistische bloedbad. Een artikel door Robert Bechert van het CWI.

    Vooruitgangen en stappen achteruit, overwinningen en nederlagen; dat is de geschiedenis van de socialistische en de arbeidersbeweging. De bocht van de leiding van Syriza in Griekenland eerder dit jaar – eigenlijk een verraad aangezien niet werd gestreden en het verzet tegen het besparingsbeleid werd omgezet in het uitvoeren ervan – is niet het eerste en jammer genoeg ook niet het laatste voorbeeld van hoe ‘socialistische’ leiders die weigeren om met het kapitalisme te breken uiteindelijk zelf een asociaal beleid voeren.

    In deze situatie is het voor activisten een uitdaging om politiek en organisatorisch van deze ervaringen te leren en dit begrip te gebruiken om de arbeidersbeweging opnieuw op te bouwen en eens te meer in het offensief te gaan tegen het kapitalisme.

    We zagen dit jaar gemiste kansen in Griekenland die hebben geleid tot een nederlaag voor de arbeidersbeweging in de strijd tegen de gevolgen van de aanhoudende kapitalistische crisis. Maar het is geen verpletterende nederlaag en de Griekse beweging zal terug opstaan. Griekse socialisten moeten lessen trekken van wat gebeurd is, de krachten hergroeperen en met een propere lei campagne te voeren en hun programma te populariseren.

    Toevallig herdenken we nu de 100ste verjaardag van een erg belangrijke stap in de heropbouw van de socialistische en de arbeidersbeweging na een veel zwaardere nederlaag, met name het meesleuren van het grootste deel van Europa in de bloedige wereldoorlog. Honderd jaar geleden, begin september 1915, kwamen 42 afgevaardigden uit 11 landen samen op de eerste internationale conferentie van socialistische partijen en stromingen die zich tegen de oorlog verzetten. De conferentie stelde het “Manifest van Zimmerwald” op. De tekst hiervoor kwam van Leon Trotski. Dit manifest speelde een belangrijke rol in de opbouw van de strijd tegen de oorlogsgezinde leiders van de meeste arbeidersorganisaties, de oorlog en het kapitalisme zelf.

    In augustus 1914 was de overgrote meerderheid van de socialistische activisten met verstomming geslagen toen de leiders van de meeste socialistische partijen in de strijdende landen hun eigen heersende klassen steunden bij het uitbreken van de oorlog. Ze waren geschokt omdat deze partijen en de Tweede Internationale waartoe ze behoorden voorheen meermaals verklaarden dat ze geen enkele steun zouden geven aan een imperialistische oorlog. Toen de oorlog uitbrak, ging een meerderheid van de leiders van de arbeidersorganisaties langs beide kanten van het conflict snel over tot samenwerking met de eigen kapitalisten. Dit was deels een terugtocht na enorme patriottische golven die werden losgelaten in de voorbereidingen op de oorlog. Maar het was vooral een uitdrukking van het feit dat deze leiders het kapitalistische systeem omarmd hadden en niet langer opkwamen voor verandering.

    Dit verraad was een volledige verwerping van de politieke principes waar de arbeidersbeweging voorheen mee opgebouwd was. Onder die principes ook het verzet tegen oorlogen tussen kapitalistische of imperialistische mogendheden.

    Tijdens de internationale crisis in de aanloop naar 1914 hield de Tweede Internationale in 1912 een speciaal congres van socialistische partijen uit heel de wereld om het gevaar van de oorlog te bespreken. Dit congres in het Zwitserse Bazel stelde: “Als een oorlog dreigt los te barsten, is het de taak van de arbeidersklasse en haar parlementaire vertegenwoordigers in de betrokken landen, ondersteund door de coördinatie van het Internationale Socialistische Bureau, om alle mogelijke pogingen te doen om het uitbreken van de oorlog te vermijden en dit door de actiemiddelen die ze het meest effectief vinden en die natuurlijk verschillen naargelang de klassenstrijd en de scherpte van de algemene politieke situatie.”

    Het congres erkende dat het misschien niet mogelijk zou zijn om oorlog te vermijden, maar stelde dat de arbeidersbeweging en haar leiders in dat geval als taak hebben om “er alles aan te doen om de spoedige beëindiging ervan te bewerkstelligen met alle mogelijke machten om de economische en politieke crisis als gevolg van de oorlog aan te grijpen om de val van de kapitalistische klassenheerschappij te bespoedigen.” (zie ook: ‘De Eerste Wereldoorlog en de capitulatie van de Tweede Internationale” op http://www.socialisme.be/nl/18310/eerste-wereldoorlog-de-capitulatie-van-de-tweede-internationale)

    Ondanks de schok van het feit dat de officiële leiders plots het anti-oorlogsstandpunt van de Internationale lieten vallen, was er heel wat strijd in de arbeidersorganisaties met oppositiestromingen die aanvankelijk vaak erg klein waren maar vastberaden in het verzet tegen de steun aan de oorlog. Dit was niet gewoon een politieke strijd, het was ook een organisatorische strijd. De oorlog had aangetoond hoe organisaties die met veel bloed, zweet en tranen opgebouwd waren om de emancipatie van de arbeidersklasse te bewerkstelligen, in handen van pro-kapitalistische leiders instrumenten werden om het bewind van de heersende klasse in stand te houden. Het was niet alleen een kwestie van een andere politieke koers, maar ook van het verwijderen van de oorlogsgezinde leiders en het bijeenbrengen van organisaties die de strijd tegen het kapitalisme en de oorlog ernstig namen.

    Het opgeven van het anti-oorlogsbeleid van de Internationale, net op het ogenblik dat het bloedbad begon, stelde de politieke vraag van wat er moest gebeuren? Er was een scherpe strijd van ideeën. De arbeidersbeweging had in veel landen een bewuste internationalistische traditie, toch alleszins in de voorhoede van die arbeidersbeweging. Voor veel anti-oorlogsactivisten was de strijd dan ook niet beperkt tot verzet tegen de oorlog, maar kwam het er ook op aan om een internationale beweging uit te bouwen die wereldwijd tegen het kapitalisme inging. Voor de oorlog werd de Tweede Internationale, die toen socialistische partijen uit de hele wereld verbond, gezien als het symbool en instrument van arbeiderseenheid in de strijd zowel tegen het kapitalisme als voor een wereldwijde verandering.

    In deze politieke strijd kwamen Lenin en de Bolsjewieken uit Rusland op voor zowel politieke als organisatorische conclusies uit de nederlaag van augustus 1914. Politiek kwam deze ramp voort uit de aanpassing aan het kapitalisme en de opkomst van een prokapitalistische stroming binnen de leiding van de arbeidersbeweging. Om de beweging opnieuw op te bouwen, moesten duidelijke ideologische lijnen getrokken worden om een stevige basis te hebben waarop de arbeidersbeweging kon heropgebouwd worden. Tegelijk was het niet gewoon een kwestie van de klok terug te draaien naar de periode voor augustus 1914 en een heropbouw van de oude Internationale. De Bolsjewieken stelden dat er nood was aan een nieuwe Internationale, een beweging die lessen had getrokken uit de ineenstorting van de Tweede Internationale.

    Het was met deze ideeën dat de Bolsjewieken deelnamen aan pogingen om socialisten te verenigen in het verzet tegen de oorlog en aan pogingen om de internationale beweging opnieuw uit te bouwen. Daarbij werd ook samengewerkt met andere krachten die niet echt vertrokken van een revolutionair verzet tegen de oorlog. De Italiaanse en Zwitserse socialistische partijen riepen in 1915 een internationale conferentie van socialistische partijen bijeen om het principe van verzet tegen de oorlog opnieuw te bevestigen. De conferentie van Zimmerwald was hier het resultaat van en werd voorafgegaan door internationale anti-oorlogsmeetings van socialistische vrouwen en jongeren in maart en april 1915.

    De socialistische partijen die de oorlog steunden, verzetten zich tegen de conferentie. Maar dit deed niets af van het belang ervan. De conferentie bracht verschillende politieke krachten bijeen die scherpe politieke debatten voerden. Er was een rechterzijde die geen veroordeling wilde van de socialistische partijen die de oorlogskredieten goedkeurden. De linkerzijde onder leiding van de Bolsjewieken kwam op voor een duidelijke veroordeling van die ‘socialistische’ leiders die de oorlog steunden en pleitte voor een “revolutionaire strijd tegen kapitalistische regeringen”, dus voor een complete breuk met zowel de pro-kapitalistische als de twijfelende “centrumstromingen” in de arbeidersbeweging. De linkerzijde stelde dat de crisis van de oorlog moest aangegrepen worden om voor het einde van het kapitalisme op te komen. De scherpte van de retoriek van Lenin was nodig om duidelijke demarcatielijnen op te stellen ten aanzien van de openlijke pro-kapitalistische en twijfelende leiders en om de socialistische principes die nodig zijn in de strijd tegen het kapitalisme opnieuw te bevestigen.

    De resolutie van de linkerzijde haalde het niet in Zimmerwald. Maar de Bolsjewieken en de linkerzijde stemden toch voor het manifest van de conferentie omdat het een “oproep tot actie” was. Het manifest had heel wat impact. De publicatie ervan was verboden in Oostenrijk-Hongarije, Frankrijk, Duitsland en Rusland. Maar dit kon niet voorkomen dat het een belangrijke rol speelde in de organisatie van het verzet tegen de oorlog en de heropbouw van de internationale arbeidersbeweging als strijdbare en socialistische kracht. Binnen enkele maanden kreeg het manifest steun van verschillende socialistische partijen en organisaties. Het werd een verzamelpunt voor de strijd tegen de krachten die de oorlog en het kapitalisme steunden.

    De conferentie van Zimmerwald was een inspiratie voor diegenen die na de ineenstorting van de oude Internationale opnieuw overeind wilden krabbelen en het was onderdeel van de noodzakelijke discussie om conclusies te trekken uit het falen van de Tweede Internationale. De conferentie was dan ook een van de eerste stappen in de opbouw van de wereldwijde revolutionaire beweging na de Eerste Wereldoorlog en de Russische revolutie van 1917. De ervaringen van die revolutionaire beweging zijn erg leerrijk voor activisten die vandaag opkomen voor het einde van het kapitalisme.

     

  • Wapenstilstand. Een socialistische kijk op de grote oorlog

    oorlog1Eerder dit jaar publiceerden we een reeks artikelen over de Eerste Wereldoorlog. Naar aanleiding van de herdenking van wapenstilstand vandaag, lijkt het ons nuttig om deze artikelen samen te brengen. Enkele van deze dossiers verschenen ook in ons online magazine ‘Marxisme Vandaag’ (pdf van deze uitgave) waarop je je kan abonneren via marxisme.be.

    [divider]

    100 jaar na de grote slachting blijft dreiging van oorlog
    Toen honderd jaar geleden de Eerste Wereldoorlog begon, werd propaganda gevoerd met het argument dat deze oorlog een einde zou maken aan oorlogen. Niets is minder waar gebleken. Honderd jaar later zien we de verschrikkingen in Gaza, Syrië, Afghanistan, Oekraïne, … Een wereldwijde oorlog staat misschien niet meteen op de agenda, de horror van oorlog en vernietiging blijft een dagelijkse realiteit voor miljoenen mensen.
    => Artikel door Geert Cool

    [divider]

    Honderd jaar na de grote slachtpartij
    De Eerste Wereldoorlog begon 100 jaar geleden en leidde tot een tot dan nooit gezien bloedbad. Deze verjaardag komt uitgebreid aan bod in de gevestigde media. Doorgaans wordt daarbij niet uitgelegd waarom miljoenen gewone werkende mensen de dood werden ingestuurd in de hel van de loopgraven. Dat was omwille van de zoektocht van het kapitalisme naar winsten, uitbuiting, grondstoffen en markten.
    => Een dossier door Tony Saunois

    [divider]

    Eerste Wereldoorlog. De capitulatie van de Tweede Internationale
    Voor 1914 was de Tweede Internationale, een groepering van socialisten en arbeidersorganisaties doorheen Europa, overtuigd van de nood aan acties tegen de oorlog. Eens de oorlog uitbrak, beslisten zowat al deze partijen evenwel om de kapitalisten in hun landen te ondersteunen. Het was een verraad van de arbeidersbeweging met verregaande gevolgen.
    => Een dossier door Robert Bechert

    [divider]

    Wereldoorlog 1. De Bolsjewieken en de oorlog
    De horror van de Eerste Wereldoorlog en de economische en sociale ongeregeldheden leidden tot massale onrust. Enkel in Rusland kwam het tot een geslaagde revolutie en het opzetten van de eerste arbeidersstaat in de wereld. Dit was enkel mogelijk omdat de arbeiders door de Bolsjewieken werden geleid, terwijl die uitgerust waren met een duidelijk marxistische analyse en revolutionair programma.
    => Een dossier door Peter Taaffe

    [divider]

    Herdenking 100 jaar Grote Oorlog. Wie herdenken we en hoe?
    Deze zomer wordt de 100ste verjaardag van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog herdacht. Er zullen tal van activiteiten in dit kader plaatsvinden. Sommigen wrijven al in de handen bij het idee dat horden toeristen uit de hele wereld zich langs de locaties van de toenmalige veldslagen zullen verzamelen.
    => Artikel door Simon (Luik)

    [divider]

    Boek: ‘De groote oorlog’
    Het boek ‘De groote oorlog. Het koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog’ door Sophie De Schaepdrijver is wellicht een van de meest gelezen informatiebronnen in het kader van de 100ste verjaardag van de grote oorlog. Het gaat om een eerder verschenen boek (1997) dat nu terug op de markt werd gebracht in het kader van de herdenkingen.
    => Recensie door Geert Cool

  • 100 jaar na de grote slachting blijft dreiging van oorlog

    oorlog1Toen honderd jaar geleden de Eerste Wereldoorlog begon, werd propaganda gevoerd met het argument dat deze oorlog een einde zou maken aan oorlogen. Niets is minder waar gebleken. Honderd jaar later zien we de verschrikkingen in Gaza, Syrië, Afghanistan, Oekraïne, … Een wereldwijde oorlog staat misschien niet meteen op de agenda, de horror van oorlog en vernietiging blijft een dagelijkse realiteit voor miljoenen mensen.

    Dossier door Geert Cool uit de septembereditie van ‘De Linkse Socialist’

    Achteraf wordt gesteld dat de Eerste Wereldoorlog absurd was en ‘door niemand gewild.’ Het wordt aangegrepen om te zeggen dat we niet meer mogen toelaten dat er ooit zo’n oorlog komt. We? Het waren niet de arbeiders en hun gezinnen die belang hadden bij de oorlog. Na maandenlange hysterische propaganda was er even een opflakkering van steun voor de oorlog, maar deze verdween als sneeuw voor de zon naarmate de doden terugkwamen en alle oorlogsargumenten doorprikt werden.

    De oorlog kwam niet uit het niets. Het was het falen van het systeem en alle instellingen ervan. De Russische revolutionair Trotski merkte in 1914 reeds op: “De oorlog van 1914 is de grootste ineenstorting, die de geschiedenis kent, van een economisch systeem, dat aan zijn eigen tegenstrijdigheden ten gronde gaat. Alle historische machten, wier taak het was, de burgerlijke maatschappij te leiden, uit haar naam te spreken, en haar uit te buiten, zij allen hebben door de oorlog van 1914, hun eigen rotheid uitgesproken.”

    In essentie was de oorlog een strijd voor markten. De wereldwijde integratie van de economie had geen einde gemaakt aan de verschillende historische, economische, politieke, strategische belangen van de nationale heersende klassen. De oorlog was daar een tragische uitdrukking van. Zoals de meteen bij het begin van de oorlog vermoorde Franse socialist Jean Jaurès opmerkte: “Kapitalisme draagt oorlog in zich, zoals donkere wolken regen.”

    Het waanidee van het ‘einde van de geschiedenis’ na de val van het Oostblok is vandaag verdwenen. We kregen geen welvaart en vrede, maar crisis en oorlogen. De strijd om toegang tot markten, grondstoffen, regionale macht en prestige blijft zorgen voor oorlogen. Gezien de mogelijke totale vernietiging en de sociale verhoudingen staat een wereldoorlog vandaag nog niet terug op de agenda, maar de horror en de barbarij van oorlog wel. Dat zit ingebakken in het kapitalisme.

    Niet te vermijden?

    Het was mogelijk om de Eerste Wereldoorlog te vermijden, maar dan had de arbeidersbeweging haar potentiële kracht moeten gebruiken. De leiding van de arbeiderspartijen en vakbonden besloot evenwel om de eigen burgerij te steunen in de oorlog. Het eerder verzet in woorden vanwege de socialistische partijen werd niet omgezet in daden.

    De reden hiervoor lag onder meer bij een gebrekkig programma. In de periode van snelle opmars van de socialistische beweging in de decennia voor de oorlog werd een steeds groter onderscheid gemaakt tussen enerzijds de dagelijkse bekommernissen met de strijd voor onmiddellijke hervormingen en anderzijds het socialisme dat een doel voor een verre toekomst werd. De leiding werd meegetrokken in het kapitalistische systeem en kon in tijden van economische groei toegevingen bekomen, maar was niet voorbereid op moeilijker tijden. De Duitse socialist Karl Kautsky verklaarde in 1914: “De internationale kan geen doeltreffend instrument zijn in tijden van oorlog, het is in wezen een instrument voor tijden van vrede.” Voorheen erkende Kautsky het gevaar van oorlog maar voegde hij er net als andere socialisten aan toe dat de oorlog onvermijdelijk tot revolutie zou leiden.

    De arbeidersbeweging had zich op korte tijd sterk georganiseerd. In plaats van deze kracht in te zetten om een socialistisch alternatief uit te bouwen, werd de autoriteit van de leiding gebruikt om het kapitalisme, met inbegrip van de barbarij die eigen is aan oorlog, te verdedigen. Meegezogen in de logica van het kapitalistische systeem zag de leiding van de socialistische beweging oorlog als een puur militair gegeven waarin klassenstrijd niet aan de orde was.

    Socialistische leiders als Scheidemann, Sündekun en Parvus trokken naar de ‘zusterpartijen’ van de neutrale landen om hen van de politiek van de Duitse keizer te overtuigen. De vakbondsleiding laste alle stakingsacties af en kondigde aan dat in geen geval stakersvergoedingen zouden betaald worden. Niet alleen de internationale maar ook de socialistische standpunten werden beperkt tot tijden van vrede. Moest de internationale effectief zijn overgegaan tot gemeenschappelijke acties, met inbegrip van stakingsacties, dan had het de oorlog kunnen stoppen. De burgerij was bereid om zijn inwoners te laten afslachten om wat terrein op concurrenten te winnen, maar ze was tegelijk terecht doodsbang van een arbeidersrevolutie die haarzelf aan de kant zou schuiven.

    Klassenstrijd stopt de oorlog

    Volgens de leiding van de socialistische partijen moesten tijdens de oorlog de tegenstellingen tussen de arbeidersklasse en de kapitalisten aan de kant geschoven worden. Klassenstrijd was voor vredestijd, niet voor oorlogstijd. Toch was het net dit element dat het einde van de oorlog zou bespoedigen. De radicalisering en de beweging van onderuit – met onder meer de geslaagde Russische revolutie van 1917 – maakte het verderzetten van de grote slachtpartij zo goed als onmogelijk.

    Deze radicalisering kwam niet uit de lucht vallen en het succes van de Russische revolutie evenmin. De oorlogsmoeheid trad al snel op, rond kerstmis 1914 was er een kortstondige vrede in de loopgraven met verbroedering tussen soldaten. Slechts een beperkte groep socialisten bleef zich van bij het begin van de oorlog ertegen verzetten. Het ging onder meer om de Russische bolsjewieken of Duitse socialisten rond Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg. Zij erkenden dat de hoofdvijand zich in eigen land bevond en verzetten zich tegen de eigen heersers.

    Vandaag kan dat voor linkse militanten evident klinken voor wat de Eerste Wereldoorlog betreft, maar inzake actuele oorlogen wordt al snel teruggevallen in het standpunt dat kant moet gekozen worden en dat verenigde arbeidersstrijd als antwoord utopisch of, erger nog, dogmatisch zou zijn. De actualiteit van oorlog, van Gaza tot Donetsk of Aleppo, zou mijlenver van arbeidersstrijd afstaan en de illusies in allerhande burgerlijke krachten duiken meteen weer op. De eigen burgerij wordt opgeroepen om de kastanjes uit het vuur te halen met een standpunt van vrede. Het doet denken aan de wanhopige oproepen van de socialistische partijen die alle hoop in hun eigen kapitalisten stelden met allerhande vredesoproepen. Veel verschil maakte dat niet, uiteindelijk was het toch die zogenaamd utopische klassenstrijd die voor het einde van de oorlog zou zorgen. Iets vriendelijk aan kapitalisten vragen is een methode die de arbeidersbeweging nog nooit iets heeft opgeleverd indien die vraag niet gepaard ging met een drukkingsmiddel die de kapitalisten raakt waar het pijn doet, in hun portemonnee bijvoorbeeld.

    Voor vrede strijden, kan niet door het ene kapitalistische kamp te steunen tegen het andere. Het zal ook niet bekomen worden door alle hoop te vestigen op burgerlijke krachten. Massaal protest van onderuit is een eerste stap, maar zoals de oorlog in Irak in 2003 aantoonde volstaat dit niet. Toen trokken miljoenen mensen de straat op, maar ging de oorlog toch door. Acties van de arbeidersbeweging op de werkvloer, met stakingsacties en blokkades, kunnen oorlogsinspanningen stoppen. Het platleggen van de havens had in 2003 een verschil kunnen maken, net zoals een Europese algemene staking in 1914 dit had kunnen doen.

    De horror van oorlog – van de Eerste Wereldoorlog tot Syrië, Irak, Gaza of Oekraïne vandaag – is een bloedig gevolg van het kapitalisme. Zolang het kapitalisme bestaat, zal deze tendens tot barbarij blijven opduiken. Om oorlog te vermijden, moeten we het kapitalisme bestrijden. Massale en onafhankelijke arbeiderspartijen die opkomen voor een internationalistisch socialistisch alternatief op het kapitalisme blijven de beste garantie tegen oorlog. Zij kunnen de basis leggen voor een socialistische wereld gebaseerd op een democratische planning van de economie waardoor er geen strijd voor markten en economische belangen meer is, een strijd die onvermijdelijk is binnen het kapitalisme en steeds tot conflicten blijft leiden.

  • Zomerschool van het CWI. Honderd jaar na de grote slachting

    Verslag door Stefanie (Charleroi)

    Naar aanleiding van de 100ste verjaardag van de eerste wereldoorlog, werd één van de commissies van de zomerschool gewijd aan de Eerste Wereldoorlog. De commissie toonde hoe marxisten naar deze periode kijken, in contrast met de officiële geschiedschrijving en herdenkingen rond de oorlog.  We maakten een analyse van de internationale economische spanningen in de periode voor de oorlog, maar ook van de kracht van de arbeidersbeweging, en het verraad van de leiding van die arbeidersbeweging. We probeerden te verklaren waarom deze oorlog er gekomen is, en hoe de oorlog eindigde, om de lessen te trekken voor de arbeidersbeweging vandaag.

    Op 28 juli 1914 begon de eerste wereldoorlog met de oorlogsverklaring van Oostenrijk-Hongarije tegen Servië. Deze verjaardag is een goede gelegenheid om terug te kijken en lessen te trekken voor de arbeidersbeweging. Voor revolutionairen was dit een moeilijke periode van isolatie en heropbouw, maar het zou ook de periode zijn waarin de fundamenten werden gelegd voor de enorme vooruitgang op het einde van de oorlog, met de revolutionaire golf, waaronder natuurlijk de Russische revolutie. Het is onmogelijk het succes van de Russische revolutie te begrijpen zonder de moeilijkheden en discussies tijdens de oorlogsperiode te begrijpen.

    De oorlog herdenken

    Wij zijn niet de enigen die de oorlog herdenken. De burgemeester van Ieper, Jan Durnez, kondigde trots aan dat de herdenking een succes is voor de toeristische sector in zijn stad, met veel meer dan de verwachte half miljoen toeristen dit jaar. De herdenking een voor hem pure kwestie van citymarketing waarin de stad en haar verschrikkelijke oorlogsverleden niets meer zijn dan een product om te verkopen. Burgerlijke politici als Jan Durnez willen deze gelegendheid vooral niet gebruiken om over politiek of imperialisme te praten, want dit zou het feest verstoren.

    In Groot-Brittannië klaagde de voormalige minister van onderwijs, Michael Gove, dat ‘linkse academici’ de Blackadder show durfden gebruiken als propaganda in hun lessen om bepaalde ‘mythes’ over de oorlog te verspreiden. Blackadder zou “neerkijken op patriottisme en moed, en de oorlog voorstellen als een onzalige warboel”. Deze academici worden bekritiseerd omdat ze de oorlog niet verdedigen waarin meer dan 700 000 Britse oorlog het leven verloren. Het is veelzeggend dat een komische show zoals Blackadder een juister beeld geeft van de realiteit dan de burgerlijke minster van oorlogspropaganda.

    Marxisten kijken naar de geschiedenis om de omstandigheden te analyseren waarin evementen zich afspelen. We willen ervaringen van sociale bewegingen verzamelen om eruit te leren. In tegenstelling tot de officiële herdenkingen, baseren we onze analyse op de positie van de arbeidersklasse, en we houden rekening met de elementen die door de officiële geschiedenisschrijvers niet worden vermeld.

    De oorzaken van de oorlog

    Verschillende officiële historici noemen de oorlog absurd en zeggen dat niemand deze oorlog had gewild. Voor hen is het moeilijk te begrijpen waar deze oorlog vandaan kwam.

    Trotski schreef in 1914 over de redenen van de oorlog in ‘Oorlog en de Internationale’: “De oorlog van 1914 is de grootste ineenstorting, die de geschiedenis kent, van een economisch systeem, dat aan zijn eigen tegenstrijdigheden ten gronde gaat.” Hij stelde nog: “Alle historische machten, wier taak het was, de burgerlijke maatschappij te leiden, uit haar naam te spreken, en haar uit te buiten, zij allen hebben door de oorlog van 1914, hun eigen rotheid uitgesproken. Zij beschermen het kapitalisme als het systeem van menselijke cultuur en de uit dat systeem geboren catastrofe is in de eerste plaats hun catastrofe. De eerste stroom van gebeurtenissen verhief de nationale regeringen en legers tot een nooit gekende hoogte, voor een ogenblik stonden de naties om hen heen geschaard; maar te vreselijker zal de val van de regeringen zijn, als de volkeren, die nu door het kanongebulder verdoofd zijn, zullen gaan beseffen wat de betekenis van de gebeurtenissen is, als ze de waarheid in al haar verschrikking zullen zien.”

    Officiële burgerlijke geschiedenisboeken zijn niet in staat de oorlog echt te begrijpen. Ze beperken zich vooral tot het beschrijven van de horror en/of brengen een morele boodschap dat we zo’n oorlog nooit meer moeten toelaten. Alsof het gewone volk deze oorlog had gewild. Ondanks een brede steun bij het begin van de oorlog na een intense propagandacampagne, verdween de aanvankelijke steun gauw. Dit was geen oorlog gewild door de werkende bevolking, zij dienden vooral als slachtoffers van de oorlog.

    Geschiedenisboeken neigen ook kleine feiten te benadrukken en erover door te gaan zonder te verklaren waarom deze op zich beperkte feiten zo’n belang kregen, zoals de moord op de Oostenrijkse aartshertog Franz Ferdinand in Sarajevo op 28 juni 1914. Dit was een belangrijke gebeurtenis, maar voor de oorlog was het eerder een excuus. De oorlog ging fundamenteel niet om de Oostenrijkse aartshertog, maar was een enorme strijd om economische belangen, markten, politieke macht en prestige.

    Voor 1914 waren er confrontaties tussen koloniale machten, in Afrika of in China. De wereld werd te klein voor de nieuwe opkomende imperialistische machten, in het bijzonder Duitsland dat heel wat later op het toneel kwam. Hierdoor kon Duitsland sneller ontwikkelen en productiever zijn, vooral in vergelijking met de oudste kapitalistische machten zoals Groot-Brittannië. Maar ook Frankrijk was verzwakt. Zoals Trotski stelde: “De kern van de tegenwoordige oorlog is de opstand van de productiekrachten, die het kapitalisme gevormd hebben, tegen de in nationale staten opgesloten uitbuitingsvorm.” En nog: “De politiek van het imperialisme is een bewijs, dat de oude nationale staat, die tot stand kwam tijdens de revoluties en oorlogen van 1789-1815, 1848-1859, 1864-1866 en 1870, uitgeleefd is en nu een onverdraaglijke belemmering voor de ontwikkeling van de productiekrachten geworden is. De oorlog van 1914 betekent in de eerste plaats de verbrijzeling van de nationale staat als zelfstandig productiegebied.”

    De wereldwijde integratie van de economie heeft geen einde gemaakt aan de verschillende historische, economische, politieke en strategische belangen van de nationale heersende klassen. De eerste wereldoorlog was een tragische uitdrukking hiervan. We zien ook vandaag hoe de globalisering de interimperialistische spanningen niet heeft beëindigd, integendeel.

    De Franse socialist Jean Jaurès vatte de verantwoordlijkheid en oorzaken van de eerste wereldoorlog en andere oorlogen sindsdien samen: “Kapitalisme draagt oorlog in zich zoals de wolken regen in zich dragen”. Je kan de oorlog niet stoppen zonder tegen het kapitalistisch systeem te vechten.

    De macht van de arbeidersbeweging

    De arbeiders waren nooit zo georganiseerd geweest als bij het begin van de eerste wereldoorlog. In een relatief korte periode van 30 – 40 jaar waren machtige massaorganisaties opgebouwd. De Duitse SPD was pas legaal sinds 1890.  23 jaar later, in 1913, telde de SPD meer dan een miljoen leden (op een bevolking van 68 miljoen). In 1912 behaalde de partij 4,25 miljoen stemmen, of 34,7%. En het waren niet enkel leden op papier. De partij had 90 dagbladen, 267 voltijdse journalisten, 3000 die voltijds voor de partij werkten. 110 verkozenen in de Reichstag en 220 in de regionale parlementen, bijna 3000 gemeenteraadsleden. In de vakbonden gelinkt aan de SPD werkten minstens 15 000 voltijdsen.

    In de jaren voor de oorlog waren de leden van de SPD en andere socialistische partijen in Europa betrokken in enorme anti-oorlogacties. Deze partijen werden gezien als de drijvende kracht achter de anti-oorlogsbeweging. En deze beweging was enorm met betogingen van bijvoorbeeld een half miljoen in Berlijn. De Tweede Internationale hield een anti-oorlogsconferentie in Bazel, Zwitserland, in november 1912 met meer dan 500 afgevaardigden uit 23 landen, ondanks het feit dat de uitnodiging slechts een maand voor de conferentie verzonden was.

    Zelfs in 1914 waren er grote acties. De Duitse SPD organiseerde een week van activiteiten tegen de oorlog (25 tot 30 juli 1914) met in totaal meer dan 750 000 deelnemers. Slechts een paar dagen later, op 4 augustus, stemden bijna alle verkozenen van de SPD voor de oorlogskredieten. In Frankrijk waren er 90 000 betogers tussen 25 juli en 1 augustus.

    In woorden was het verzet tegen de oorlog belangrijk voor de Internationale. Dit was reeds het geval in 1889 bij de oprichting van de Internationale: “De oorlog is een onvermijdelijk gevolg van de huidige economische relaties en zal enkel verdwijnen wanneer het kapitalisme zelf verdwenen is.”

    Het congres in Stuttgart in 1907 stemde voor een amendement gesteund door Rosa Luxemburg, Lenin en Martov: “Als ondanks alles – ondanks het verzet van de werkende bevolking – een oorlog losbreekt, dan is het onze plicht deze oorlog te stoppen, en er alles aan doen om de economische en politieke crisis die de oorlog heeft gecreëerd te gebruiken om onder de hele bevolking te agiteren om bij te dragen tot de val van de kapitalistische overheersing.”

    Het congres in Bazel in 1912 verklaarde: “Voor de werkende bevolking is het een misdaad elkaar te vermoorden in naam van de winsten van de kapitalisten, de ambities van monarchiën en de glorie van geheime diplomatische verdragen.”

    Woorden en daden

    Deze scherpe woorden waren een uitdrukking van de druk van de basis. Maar de leiding was reeds langere tijd onduidelijk. Wanneer het internationaal congres in Kopenhagen in 1910 het idee bediscussieerde van een algemene staking in het geval van een oorlog (een idee gesteund door de Fransen en de Britten), zei de Duitse socialistische autoriteit Bebel: “Jullie moeten beslissen en jullie mogen beslissen wat jullie willen, maar wij Duitsers doen niet mee.”

    Lenin was zich bewust van dit verschil tussen woorden en daden. Volgens Zinoviev reageerde hij op het manifest van Bazel in 1912: “Ze hebben een enorme belofte gemaakt. Laat ons nu zien hoe ze dit gaan realiseren.”

    De leiding was niet voorbereid op de oorlog. De snelle groei van de arbeidersorganisaties leidde tot de illusie dat een verdere lineaire groei mogelijk was en uiteindelijk tot het socialisme zou leiden. Men begreep de ontwikkelingen en vooral de complicaties van de periode niet.

    Het congres in Bazel in 1912 stelde dat de socialistische kiezers in Duitsland “de beste garantie  op vrede tussen de volkeren” waren. Dit was correct, maar niet met de leiding die ze toen hadden. De Internationale bewees niet in staat te zijn de kracht van de arbeidersklasse te gebruiken om de oorlog te stoppen.

    De verschillende socialistische partijen begonnen hun eigen nationale burgerij te steunen. Zoals Rosa Luxemburg het stelde, was de slogan “proletariërs aller landen verenigt u” veranderd in “proletariërs aller landen, verenigt u in vredestijd, maar vermoordt elkaar in oorlogstijd”.

    Zelfs op 29 juli 1914 kwam het internationaal socialistisch Bureau samen in Brussel en kwam niet verder dan een oproep om druk te zetten op de regeringen tegen de oorlog. Met het falen van de tactiek van compromissen, schonk de sociaaldemocratie haar diensten aan de burgerij aan. Duitse socialistische leiders (Scheidemann, Sündekun of Parvus) gingen hun ‘zusterpartijen’ in neutrale landen bezoeken om hen te overtuigen van de politiek van de Duitse keizer. Vakbondsleiders annuleerden alle stakingsacties en kondigden aan dat er geen erkende stakingsacties zouden komen, ongeacht de redenen van de staking.

    De enorme autoriteit en de massaorganisaties die opgebouwd waren in de vorige decennia, werden niet gebruikt om een socialistisch alternatief te bouwen, maar om het kapitalisme te verdedigen, inclusief de barbaarse kapitalistische oorlog. De SPD zat officieel in de oppositie, maar besprak haar oppositie met de regering vooraleer publiek te gaan. Het was pas in oktober 1918 dat de SPD officieel de regering vervoegde, toen dit nodig was om de revolutie te stoppen.

    En dit was niet alleen het geval in Duitsland. In Frankrijk steunden de socialisten en de syndicalisten een ‘heilige alliantie’ van alle partijen om het vaderland te verdedigen. In België werd Emile Vandervelde lid van het oorlogskabinet rond de koning.

    Verzet tegen de oorlog groeit

    Met de groei van het verzet tegen de oorlog, groeide ook de minderheid tegen de oorlog binnen de sociaaldemocratie. In 1914 sprak alleen Liebknecht zich uit tegen de oorlogskredieten (en in december 1914 was hij de eerste die tegen de oorlogskredieten stemde), in 1915 stemden al 20 SPD verkozenen tegen. Dit zou de basis zijn van de latere Onafhankelijke SPD (USPD), die de basis zou zijn van de latere Communistische Partij. Zowel in de SPD als in de Internationale was een splisting onvermijdelijk.

    De Zwitserse en Italiaanse socialisten, samen met de Russische socialisten in ballingschap, kwamen samen in Zimmerwald (1915) en Kienthal (1916). Dit was een belangrijke stap in het verenigen van de krachten die tegen de oorlog waren, maar niet iedereen maakt een duidelijke breuk met de sociaal-patriotten. De enige correcte positie werd verdedigd door Lenin, Trotski, Luxemburg en anderen.  Zij baseerden zich op een militante klassenstrijd en op de erkenning dat de belangrijkste vijand zich in eigen land bevindt (zoals Karl Liebknecht had gezegd).

    De desillusie in de oorlog leidde tot strijd. Niet alleen in Rusland in 1917 maar ook elders was er strijd of oppositie tijdens de oorlog. Reeds op Kerstdag 1914 – er waren dan al meer dan een miljoen doden – drukten de soldaten uit dat ze genoeg hadden van de oorlog. Op het initiatief van de Duitsers hadden ze vrede voor een dag met kerstbomen in het no-man’s-land. Soldaten begonnen met elkaar te spreken en merkten hoe ze dezelfde belangen deelden. De legerleiding werd nerveus en dreigde met zware boetes tegen deze vrede van onderuit. Op de derde dag herbegon het schieten langzaam.

    Klassenstrijd en protest bleven bestaan tijdens de oorlogsperiode, zelfs indien het moeilijker was door het gebrek aan organisatie door het verraad van de leiders van de arbeidersorganisaties. Er was de ‘Easter Uprising’ in Ierland in 1916. In 1917 was er een grote muiterij van Franse soldaten in Noord-Frankrijk (3400 soldaten moesten voor de rechtbank verschijnen, 544 werden ter dood veroordeeld – meer dan 90% van de straffen werd omgezet). In Italië waren er protesten in 1917, met stakingen in fabrieken en het stilleggen van het openbaar vervoer. In Turijn stierven 50 mensen en 1000 werden gearresteerd om naar het front te worden gestuurd.

    Na de Russische revolutie werd het aantal bewegingen en protesten nog groter. Wanneer de tijd rijp is voor een idee, zal het een uitdrukking vinden.

    Naar een einde

    Bij het begin van de oorlog werden een hele reeks excuses gebruikt om de oorlog te rechtvaardigen. Duitsland zei dat Frankrijk zou aanvallen, het spel van ‘wie is begonnen’. Maar na een bewapeningswedloop in de voorbije jaren en de oorlogsvoorbereidingen aan beide kanten, is dit argument nietszeggend.

    In Engeland zei men ‘Poor little Belgium’ te willen verdedigen. Het was inderdaad een klein landje, maar zeker niet arm… Het was de vierde grootste handelsmacht in de wereld, de haven van Antwerpen was de grootste van Europa en slechts tweede na New York. Belgische bedrijven waren actief in de bouw van spoorwegen in Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Italië, Spanje, Rusland en China. Op basis van brutale koloniale politiek in Congo – sinds 1908 een officiële kolonie en niet langer privébezit van Leopold II – verzamelden de grote bedrijven een enorme rijkdom.

    De vaderlandslievende propaganda had een impact, maar was snel ondermijnd door het aantal doden en gewonden die terugkwamen met verhalen van de horror in de loopgraven, met zelfs experimenten met chemische wapens. De horror was enorm. In de slag van de Somme alleen stierven 1,1 miljoen soldaten. Tijdens de oorlog werd 11% van de Franse bevolking gedood of gewond, 8% van de Britse bevolking, 9% van de Duitse bevolking. Bij de geallieerden stierven 5,4 miljoen personen, 7 miljoen raakten gewond. In het ander kamp waren er 4 miljoen doden en 8,3 miljoen gewonden.

    Dit had een hoge prijs. De productie van granaten kostte ongeveer een miljard euro. De slag van Verdun was goed voor 50 miljoen granaten. Ongeveer 1,3 miljoen ton staal werd gebruikt. Tot 1916 betaalden de Britten een groot deel van de oorlogskosten van de Entente. In totaal kostte de oorlog voor de Britten 47 miljard dollar en voor de Duitsers 45 miljard dollar. De Britten moesten geld lenen aan de Verenigde Staten, die de grootste imperialistische macht in de wereld werd.

    Maar het beslissende element die een einde maakte aan de oorlog was niet de vreselijke menselijke prijs, niet de enorme financiële kost, maar het was de klassenstrijd – waarvan de leiders van de Tweede Internationale net dachten dat dit niet aan de orde was in oorlogstijden. De Russische revolutie was de enige die leidde tot een blijvende breuk met het kapitalisme, maar elders was er ook een revolutionaire golf met de Duitse revolutie van 1918-’19, de Hongaarse Radenrepubliek van 1919 en andere voorbeelden. Zelfs in bezet Brussel waaide de rode vlag aan het stadhuis. Het Belgische establishment werd bang en zag zich gedwongen toegevingen te doen zoals het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen. En zelfs dat was niet genoeg om de revolutionaire sfeer te stoppen. In 1919 gingen 160 000 mensen in staking en in 1920 zelfs 290 000. De werkdag werd verminderd tot 8 uren per dag en aan het einde van 1920 was de koopkracht hersteld op het niveau van voor de oorlog.

    Indien de oorlog slechts 4 jaar heeft geduurd, dan is dit enkel door de dreiging van de arbeidersklasse en dit in alle landen die bij de oorlog waren betrokken en zelfs in sommige andere. De Russische revolutie was een baken van hoop en leidde tot enthousiasme onder arbeiders wereldwijd. Maar het falen van de Duitse revolutie en de verkeerde politiek van de Duitse arbeiderspartijen maakten de weg vrij voor de overwinning van de fascisten rond Hitler en uiteindelijk een nieuwe wereldoorlog. Het falen van de socialistische revolutie in Duitsland en de rest van Europa leidde tot de isolering van socialistisch Rusland. Dit zou een belangrijk element zijn in de degeneratie van de Sovjet-Unie en de opkomst van het bureaucratische Stalinistische regime.

    Lessen voor vandaag

    Kapitalisme leidt tot oorlog. Vechten voor vrede is niet hetzelfde als vechten voor liberaal pacifisme. We baseren ons niet op een moreel standpunt, maar op de positie van de arbeidersklasse. Een nieuwe open wereldoorlog staat vandaag niet op de agenda, maar in een periode van kapitalistische crisis en de strijd om de beperkte rijkdommen en markten staan regionale conflicten en oorlog wel op de agenda. En in de strijd tussen socialisme en barbarij zijn de socialistische krachten en de arbeidersklasse niet de enige speler. We zullen moeten vechten voor onze toekomst. En het zal niet volstaan de kapitalisten te bedreigen, zoals de leiders van de Tweede Internationale deden voor de oorlog. Massaal protest tegen oorlogsplannen zijn belangrijk, maar om een oorlog te stoppen moet de arbeidersklasse meer beslissende acties ondernemen, zoals stakingen.

    De Tweede Internationale verzette zich in woorden tegen de oorlog en besprak wat er moest gedaan worden tegen de oorlog. Maar eens de oorlog begon, steunden ze deze oorlog. Dit weerspiegelde de zwakke positie van de bureaucratische leiding die zich aanpaste aan het kapitalisme, onder andere door de zwakte van haar politiek programma. Er werd geen brug gemaakt tussen het minimumprogramma van onmiddellijke hervormingen en het maximumprogramma van revolutie. Hierdoor werd het socialisme gezien als iets voor een verre toekomst. De dagelijkse strijd werd niet gelinkt aan het breder doel om een bewuste beweging te creëren die een einde kon maken aan het kapitalisme. Ook vandaag zien we dat sommigen zich beperken tot onmiddellijke hervormingen zonder een diepere analyse te maken. Velen onder hen beperken zich uiteindelijk tot het proberen vermijden van aanvallen, en worden geabsorbeerd door het systeem. Dit is het geval voor veel van de vakbondsleiders.

    De horror van de oorlog – Syrië, Irak, Gaza en elders – toont de bloedige gevolgen van het kapitalisme vandaag. Dit kan niet worden vermeden als we het kapitalisme niet omverwerpen. De nood aan massale onafhankelijke arbeiderspartijen die vechten voor een internationaal socialistisch alternatief op het kapitalisme is nog steeds cruciaal. Enkel een socialistische wereld met een democratische geplande economie kan een alternatief bieden op de onvermijdelijke strijd voor markten en economische belangen onder het kapitalisme en die steeds tot conflicten zal leiden. Zoals Rosa Luxemburg stelde, is het ‘socialisme of barbarij’.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop