Tag: vrouwen

  • Chinese feministes vrijgelaten. Opmerkelijke overwinning na golf van protest

    Verslag door Chinaworker.info

    Actie in Hong Kong op 11 april
    Actie in Hong Kong op 11 april

    De arrestatie van vijf feministes een maand geleden in China leidde tot een wereldwijde campagne. Dit leidde tot resultaat, de vijf werden maandag vrijgelaten. De vrijlating van de vrouwen is een opmerkelijke en uitzonderlijke stap van de Chinese autoriteiten als reactie op het internationale protest. De krant Washington Post omschreef de vrijlating als “verrassend”. Velen vreesden het ergste voor de jonge activisten aangezien ze werden opgepakt op een ogenblik dat Xi Jingping elke vorm van protest de kop indrukt. “In zekere zin is dit de eerste belangrijke scheur in de muur van de massale campagne van staatsrepressie onder Xi Jingping,” verklaarde Vincent Kolo van chinaworker.info.

    De vrouwen – Wang Man, Zheng Churan, Wu Rongrong, Wei Tingting en Li Tingting – stonden bekend als de “Vijf feministen”. Ze werden opgepakt in de aanloop naar de internationale vrouwendag van 8 maart. Ze wilden op die dag pamfletten uitdelen tegen seksueel geweld. Ze werden aanvankelijk beschuldigd van de vage misdaad van verstoring van de openbare orde. Dat kan aanleiding geven tot een straf van vijf jaar. Op 11 april veranderden de autoriteiten de beschuldiging naar “illegale samenkomst”. Het gaf aan dat de autoriteiten een geloofwaardiger zaak tegen de vijf wilden voorbereiden.

    Het lot van de vijf vrouwen werd gevolgd door studenten en scholieren doorheen China. Er waren tal van petities die op harde repressie en dreigementen van de autoriteiten botsten. Actiegroepen voor vrouwenrechten en holebigroepen kwamen internationaal samen in protestacties. In Hong Kong waren er verschillende acties met onder meer de Campagne ter verdediging van de Chinese Feministen, Socialist Action en andere groepen. Op 11 april was er een grote actie omdat dit de deadline was voor de autoriteiten om hun formele beschuldigingen bekend te maken.

    “Nooit geziene druk”

    Er werd al veel gezegd over de opmerkelijke stap terug die door het Chinese regime werd gezet. Amnesty International had het over “een bemoedigende doorbraak”. Anderen, zoals Maya Wang van Human Rights Watch, stelden: “De vrijlating is het resultaat van een nooit geziene internationale druk.” Advocaten die de vijf vrouwen verdedigen, brachten een gelijkaardig standpunt. Leta Hong Fincher, auteur van “Leftover Women”, stelde dat de protestacties in het buitenland belangrijk waren maar ook de woede in China zelf: “De druk van Chinese burgers – vrouwen en mannen – was ook bijzonder belangrijk”.

    Tegelijk wordt gevreesd dat de vervolging van de vijf nog niet voorbij is. Ze werden op borgtocht vrijgelaten met het oog op verder onderzoek. Mogelijk kunnen ze opnieuw opgepakt worden, zeker indien de internationale solidariteit wat gaat liggen. Het Chinese regime staat bekend voor de tactiek van de stok en de wortel om protestacties af te leiden. Er worden beloften gemaakt die nadien ingetrokken worden of die niets waard blijken te zijn. De vijf vrouwen zullen alleszins van nabij gevolgd worden en ze kregen een verbod om te reizen.

    “Hun vrijlating is geen overwinning, ze zijn nog steeds verdachten,” stelde advocaat Liang Xiaojun die Wu vertegenwoordigt aan The Guardian. “Ze zijn wel vrijgelaten, maar hun activiteiten worden aan banden gelegd en ze moeten nog hun volledige vrijheid terugkrijgen.”

    De vrijlating van de vijf vrouwen heeft wereldwijde aandacht gevestigd op repressie in China. Regeringen die graag zaken doen met de Chinese dictatuur hebben het daar niet graag over. De woede kwam van onderuit, van activisten, jongeren en de arbeidersbeweging. Prominente politici vervoegden het protest pas toen dat al breed verspreid was, ze lagen niet zelf aan de basis ervan.

    Het feit dat leidinggevende vertegenwoordigers van het VS-kapitalisme zich uitspraken over de vijf, waaronder ook presidentskandidaat Hillary Clinton die de arrestatie “onvergeeflijk” noemde, geeft aan hoe breed de woede rond deze zaak was. Toen Clinton voor het eerst als minister China bezocht in 2009, berichtten alle media over het feit dat Clinton de mensenrechten niet aan bod liet komen. Veel NGO’s en mensenrechtenactivisten waren ontgoocheld. Het door het regome gecontroleerde Global Times was wel enthousiast: “Deze vorm van realistische opstelling is een voorbeeld voor andere Westerse leiders.”

    Het standaard antwoord van het Chinese regime is steeds dat buitenlandse regeringen zich niet met interne zaken in China moeten moeien. Dat is moeilijker als argument te gebruiken als de kritiek van onderuit komt. Kritiek van de Amerikaanse regering die zelf niet bepaald een goede reputatie heeft inzake mensenrechten (denk aan Snowden of het politiegeweld tegen zwarten) is gemakkelijker te beantwoorden.

    Het bezoek van Xi aan de VS

    Velen vragen zich af welke leugens liggen achter de beslissing van de regering om de vijf vrij te laten. De kwestie dreigt in het gezicht van Xi Jingpint te ontploffen aangezien hij in september de VS zal bezoeken. Hij zal er onder meer spreken op een VN conferentie over vrouwen in New York. Bij die gelegenheid zou er wel eens protest kunnen zijn, wat politieke schade zou berokkenen aan het Chinese regime. Dat regime wil zich internationaal voordoen als een rechtsstaat.

    Een andere en wellicht de belangrijkste factor is het effect van de zaak in China voor het politiseren van jonge vrouwen. Dat de feministes zo hard aangepakt werden ondanks het feit dat het om erg gematigde activisten ging, sommigen hielpen de autoriteiten bij het opmaken van nieuwe wetgeving over seksueel geweld, zorgde voor een schok op de sociale media. “Deze generatie die de afgelopen 20 tot 30 jaar is opgegroeid was amper betrokken bij politiek. Ze worden nu gepolitiseerd door deze gebeurtenis,” stelde de in de VS gevestigde professor Wang Zheng aan de liberale website ChinaChange.org.

    Chinaworker.info feliciteert de vijf vrouwen bij hun vrijlating en bedankt de activisten die de afgelopen weken wereldwijd protesteerden. Deze gedeeltelijke overwinning met de vrijlating van de vijf kan gevolgen hebben voor toekomstige strijd in China tegen de dictatuur, vrouwenonderdrukking en kapitalisme. Dit is geen puur Chinese aangelegenheid, maar een onderdeel van een wereldwijde strijd. Met solidariteit en internationalisme in onze strijd moeten we het ondemocratische kapitalistische systeem omverwerpen.

  • Friedrich Engels en vrouwenbevrijding

    engelsHet is 130 jaar geleden dat ‘Oorsprong van het gezin, particuliere eigendom en de staat’ door Friedrich Engels verscheen. Marxisten hebben dit boek lange tijd gezien als een belangrijke tekst over de oorsprong van vrouwenonderdrukking. Maar het werd de voorbije tijd bekritiseerd door mensen die alternatieve verklaringen voor de tweederangspositie van vrouwen in de samenleving naar voor brachten. Christine Thomas gaat na in welke mate het boek vandaag nog relevant is voor vrouwenstrijd.

    In het voorwoord van de eerste editie van ‘Oorsprong van het gezin, particuliere eigendom en de staat’ omschrijft Engels het werk bescheiden als “een geringe compensatie voor datgene, wat mijn overleden vriend [Karl Marx] niet meer vergund was te doen.” In zijn laatste jaren was Marx erg geïnteresseerd in de studie van vroege samenlevingen als onderdeel van zijn algemene analyse van het functioneren en de historische ontwikkeling van het kapitalisme. Engels bouwde verder op de toen nog ongepubliceerde nota’s van Marx. Hij erkende dat hij voor dit boek veel materiaal haalde uit het boek Ancient Society van de Amerikaanse advocaat en amateur-antropoloog Lewis Henry Morgan. Dat boek verscheen zeven jaar eerder.

    Het vertrekpunt om de historische ontwikkeling van de samenleving te begrijpen, is het proces van productie en reproductie. Veranderingen in hoe we rondkomen in het leven hebben een impact op productie en sociale verhoudingen, er is een complex samenspel van economische en sociale krachten. Sociale instellingen zoals de staat, het gezin en daarmee verbonden de onderdrukking van vrouwen zijn specifieke historische elementen die aan verandering onderhevig zijn. Vooral op basis van de studie van Morgan over de Noord-Amerikaanse Irokese bevolking en de Polynesische samenleving, probeert Engels aan te tonen dat er in het verleden egalitaire samenlevingen bestonden waar er geen particuliere eigendom was, geen staat en geen stelselmatige onderdrukking van vrouwen. Het gezin was in deze samenlevingen niet de voornaamste sociale instantie.

    Ondertussen zijn we meer dan 100 jaar van archeologisch en antropologisch onderzoek verder en kunnen we stellen dat de algemene argumenten van Engels nog steeds valabel zijn. Maar het boek ‘Oorsprong van het gezin, particuliere eigendom en de staat’ was uiteraard een product van zijn tijd. Het probeerde op revolutionaire wijze in te gaan tegen de heersende ideologie die het voorstelde alsof de instellingen van de kapitalistische samenleving universeel en natuurlijk waren. Tegelijk was het boek beperkt door wat in de jaren 1880 wetenschappelijk reeds voorhanden was. Als gevolg hiervan zijn er onvermijdelijk feitelijke fouten in het boek inzake de vroege samenlevingen en hun ontwikkeling. Engels erkende dat dit boek herzien zou moeten worden naarmate er nieuw bewijsmateriaal opdook.

    Engels volgde het standpunt van Morgan als hij stelde dat de gemeenschappelijke en egalitaire ‘gens’ de centrale sociale eenheid van klassenloze samenlevingen waren. Hedendaagse antropologen erkennen het historische bestaan van ‘gens’, maar niet de terminologie en verwijzen eerder naar een ‘verwantschapsgroep’. Er wordt algemeen aanvaard dat er klassenloze sociale groepen zonder particuliere eigendom, in de zin van particuliere eigendom van de productiemiddelen, en zonder staatsstructuur bestonden in een belangrijk deel van de geschiedenis.

    De visie van Engels over hoe de ‘gens’ evolutionair tot stand kwamen, wordt wel niet aanvaard. Er is geen bewijs voor de verschillende stadia die hij naar voor bracht: van onbeperkte ‘promiscuïteit’ tot ‘paargedrag’ (zonder seksuele relaties tussen generaties) en dan het ‘groepshuwelijk’ (met een verbod op huwelijk tussen afstammelingen). Dat was pure speculatie. Zoals Morgan voor hem, dacht Engels ten onrechte dat de bestaande verwantschapsverhoudingen – hoe mensen elkaar benaderden, als zuster, vader, vrouw,… – in deze samenlevingen een reproductie waren van verhoudingen uit een ver verleden. In werkelijkheid waren het uitdrukkingen van de relatief recente sociale en economische verhoudingen.

    irokDe gemeenschappelijke ‘gens’ van Morgan en Engels waren de centrale sociale organisatie van samenlevingen die zich baseerden op eenvoudige landbouw. Het waren vaak samenlevingen waar de afstamming bepaald werd langs de lijn van de moeder waarbij vrouwen een aanzienlijke autoriteit genoten. Eleanor Burke Leacock (1) legde uit hoe de vrouwen onder de Irokezen de voorraad groenten, vlees en andere goederen controleerden alsook huwelijken regelden en bepaalden wie stamverantwoordelijke was. Een aantal lezers van het boek van Engels namen aan dat de periode van ‘matriarchaal’ bewind voor het patriarchaat kwam, de periode van geïnstitutionaliseerde controle van vrouwen door mannen. Er is daar geen bewijs voor. Toen Engels verwees naar het ‘recht van de moeder’ had hij het over afstamming die bepaald werd langs de lijn van de moeder en niet over matriarchaat. Engels dacht effectief dat dit in alle gevallen voor de bepaling van afstamming langs mannelijke lijn kwam. Leacock lijkt daarmee akkoord te gaan als ze stelt dat er tal van voorbeelden zijn van samenlevingen waar de bepaling van de afstamming eerst langs de kant van de moeder gebeurde en nadien langs de kant van de vader, maar dat er geen omgekeerde voorbeelden zijn. Er is daar geen sluitend bewijs voor, dus blijft het een open vraag.

    De eerste gekende samenlevingen waren bovendien geen landbouwsamenlevingen maar baseerden zich op de eenvoudiger technieken van jagen, vissen en verzamelen. Antropologen zoals Leacock en Richard Lee (2) hebben uitgebreide studies gedaan naar de jager-verzamelaarsamenlevingen doorheen directe ervaringen met overlevende volkeren en door historische verklaringen te bestuderen, waaronder de geschriften van Jezuïeten uit de 17de eeuw over de oorspronkelijke inheemse bevolking van het schiereiland Labrador in Canada. Elke samenleving heeft duidelijk eigen kenmerken die bepaald worden door verschillen in geografie, omgeving,… maar dit betekent niet dat het onmogelijk is om algemene gezamenlijke kenmerken van de jager-verzamelaarsamenlevingen vast te stellen.

    Er zullen altijd wel uitzonderingen zijn en het is belangrijk om te begrijpen of de groep van jager-verzamelaars bijvoorbeeld contact had met samenlevingen met andere productiemethoden of zelfs vanuit een meer ontwikkeld technologisch systeem terug ging naar het jagen en verzamelen. Het is ook nodig om op te letten voor eventuele vooroordelen en veronderstellingen van de oorspronkelijke schrijvers of onderzoekers die zich op bronnen uit tweede hand baseerden. Maar zelfs met deze elementen in het achterhoofd kunnen enkele algemene punten over de organisatie van de jager-verzamelaarsamenlevingen gemaakt worden.

    Verschillend maar gelijk

    De omvang was verschillend naargelang de omgeving en de aanwezige voedselvoorraad, maar doorgaans leefden de jager-verzamelaars in kleine sociale groepen van 30 tot 40 mensen op basis van een verwantschap. De samenstelling van deze groep kon erg los zijn met een wisselend lidmaatschap en een flexibele interpretatie van verwantschap, het ging niet noodzakelijk om bloedverwanten. Deze groepen waren mobiel in de zoektocht naar voedsel, ze kwamen om verschillende ogenblikken bijeen om samen te werken, voor sociale activiteiten,… De productie en distributie van goederen gebeurde sociaal en op basis van samenwerking. De productiemiddelen waren erg beperkt. Er waren mogelijk beperkte private bezittingen, maar de productiemiddelen waren collectief bezit met weinig accumulatie aangezien de groep steeds onderweg was. Er waren uitwisselingen van geschenken tussen verschillende groepen, maar de productie was in de eerste plaats toch voor direct gebruik.

    Alle volwassen zonder fysieke beperkingen waren doorgaans direct betrokken in de productie en distributie van voedsel. De belangrijkste arbeidsdeling was op basis van geslacht. Doorgaans waren de mannen verantwoordelijk voor het jagen en de vrouwen vooral voor het verzamelen van vruchten, noten, bessen,… De goederen van beide geslachten werden collectief gedeeld door de groep. Omdat de bronnen van Engels vooral betrekking hadden op landbouwsamenlevingen, wordt niet specifiek verwezen naar de rol van vrouwen in het verzamelen maar wel naar de rol als verantwoordelijken voor de kinderen en het huishouden. Maar Engels was wel correct als hij het ‘publieke’ karakter van de rol van vrouwen in deze samenlevingen. De zorg voor kinderen was een sociale rol in het belang van de hele groep en er was geen kunstmatig onderscheid tussen de private rol van een vrouw in een individueel gezin en haar publieke rol in de samenleving in het algemeen, een onderscheid dat wel bestaat onder het kapitalisme en andere klassensamenlevingen.

    In de jager-verzamelaarsamenlevingen konden persoonlijke verhoudingen tussen mannen en vrouwen zowel stabiel als los zijn. Ook waren er zowel gevallen dat de man naar de groep van de vrouw trok na een ‘huwelijk’ of omgekeerd dat de vrouw naar de groep van de man trok. Omwille van de samenwerkende aard van de groep, leidde een breuk niet tot economische problemen voor vrouwen en kinderen. De belangrijkste sociale eenheid was de collectieve groep, niet het gezin, en dit was gebaseerd op onderlinge economische afhankelijkheid van de hele groep en niet van individuele vrouwen die afhankelijk waren van hun mannelijke partner.

    Leacock, Stephanie Coontz en Petra Henderson (3) of Christine Ward Gaitley (4) waarschuwen allen voor het gevaar om veronderstellingen te doen over de rol van vrouwen in het tijdperk voor de klassensamenlevingen waarbij deze veronderstellingen gebaseerd zijn op de ongelijke sociale verhoudingen die kenmerkend zijn onder het kapitalisme. Een arbeidsdeling tussen mannen en vrouwen komt niet noodzakelijk neer op ongelijkheid. De economische bijdrage van vrouwen in de jager-verzamelaarsamenlevingen voorzag doorgaans in het grootste deel van de voedingsbehoeften van de groep. Terwijl de rollen van mannen en vrouwen verschilden, was het niet zo dat er sprake was van ondergeschiktheid. Beiden waren gelijkwaardig en nodig voor de groep.

    Leacock toonde aan hoe vrouwen hun eigen productie controleerden, autonoom beslissingen namen over de activiteiten waarvoor ze verantwoordelijk waren. Vrouwen waren doorgaans de belangrijkste verzorgers van de kinderen en hun reproductieve rol beperkte hun mogelijkheden om te jagen (dat zou uiteraard gevaarlijk zijn voor zwangere vrouwen of moeders). Maar dit betekende niet dat hun sociale status lager was. In werkelijkheid was de arbeidsdeling vaak erg flexibel waarbij vrouwen ook op kleine dieren joegen of meegingen met de mannen op de jacht . Tegelijk waren mannen vaak betrokken bij de zorg voor de kinderen.

    De huidige ongelijke sociale status voor vrouwen kan niet enkel uitgelegd worden door de reproductieve functie van vrouwen waarbij dit los wordt gezien van sociale en economische verhoudingen zoals een aantal radicale feministen (en niet-feministen) proberen te doen. Theorieën over mannelijke suprematie als gevolg van meer kracht of geweld zijn eveneens onhoudbaar. Alhoewel geweld en sporadisch zelfs oorlogsvoering voorkwamen in de vroege klassenloze samenlevingen, waren dit erg uitzonderlijke fenomenen. De studie van Leacock stelt dat de belangrijkste waarden van de gemeenschapsgroepen bestonden uit samenwerking, wederkerigheid, solidariteit, generositeit, geduld en respect. Zelfs jagen was normaal gezien een activiteit gebaseerd op samenwerking tussen mannen en soms ook vrouwen. Dat gaat in tegen het stereotype en ruwe biologische deterministische beeld van de man als agressieve eenzame jager.

    De jager-verzamelaarsamenlevingen werden gekenmerkt door economische en sociale verhoudingen die niet hiërarchisch waren en zonder sociaal onderscheid op basis van rijkdom. Er was geen staat. Het nemen van beslissingen en oplossen van conflicten gebeurde informeel op basis van discussie en consensus. Als conflicten niet opgelost raakten, leidde het er doorgaans tot dat iemand de groep verliet. De groep kan geneigd geweest zijn om meer te luisteren naar de standpunten van bepaalde leden van de groep, maar deze ‘autoriteit’ was op persoonlijke kenmerken gebaseerd of de leeftijd. Het kwam niet voort uit eigendomsverhoudingen. Ze konden hun mening geven en proberen om de anderen te overtuigen, maar ze waren niet in staat om anderen iets op te leggen.

    Neolithische revolutie

    Voor Engels kwam het opbreken van de gemeenschappelijke gens en het proces van de opkomst van particuliere eigendom, klassen, het gezin als sociale instelling, vrouwenonderdrukking en de staat voort uit de ontwikkeling van technologie en de productiekrachten. In het eerste hoofdstuk van ‘Oorsprong van het gezin, particuliere eigendom en de staat’ gebruikte hij een evolutionair schema vol 19de eeuwse terminologie – wildheid, barbaarsheid en beschaving – dat vandaag niet meer gevolgd wordt. Antropologen zullen eerder spreken van de jager-verzamelaarsamenleving, landbouwsamenleving en stedelijke samenlevingen. Enkele details van hoe Engels de veranderingen in de samenleving naar voor bracht, worden eveneens betwist door bewijsmateriaal dat sindsdien is opgedoken. Maar er is een breed gedragen overeenstemming dat er ongeveer 8.000 tot 10.000 jaar geleden een revolutionaire verandering in de productie plaatsvond. Doorgaans wordt hiernaar verwezen als de ‘neolithische revolutie’, een term die voor het eerst werd gebruikt door de archeoloog V Gordon Childe. Deze verandering was de aanzet voor processen in de richting van sociale stratificatie, ongelijkheid in macht, rijkdom en een onderscheid op basis van geslacht en klasse.

    Deze radicale verandering kwam voort uit de mogelijkheden van de samenlevingen om planten en dieren te temmen. Engels dacht ten onrechte dat het kweken van dieren vooraf ging aan het planten en oogsten van granen. Historische studies tonen nu aan dat beiden wellicht in nauw verband met elkaar ontwikkelden (inzake historisch tijdverband). Aanvankelijk gebeurde dit in het vruchtbare gebied van zuidwest-Azië en het ‘nabije oosten’.  Eenvoudige landbouw ontstond onafhankelijk van elkaar in minstens vijf delen van de wereld en verspreidde zich wellicht verder naar andere regio’s door de migratie van landbouwers, de verspreiding van kennis van de nieuwe technieken of door veroveringen. De landbouw kwam in Europa vanuit Azië rond 3.500-6.000 voor onze tijdrekening.

    Het ging niet om een rechtlijnig proces. Sommige samenlevingen begonnen de voedselproductie pas op te nemen bij het koloniale contact, anderen verzetten zich ook daartegen en gingen met de jager-verzamelaarmethode door tot vrij recente tijde. Engels wordt vaak bekritiseerd voor het verdedigen van een eenzijdige visie op sociale ontwikkelingen en er wordt dan gezegd dat dit ingaat tegen de algemene geschriften van Marx over historische ontwikkelingen. Dergelijke kritiek baseert zich vaak op het gebrek aan informatie van Engels over de verschillende samenlevingen, maar ook op foutieve interpretaties van wat Engels stelde in plaats van op wat Engels zelf naar voor bracht.

    De reden waarom mensen van de jager-verzamelaarsamenlevingen overgingen naar landbouw, verschilde wellicht van regio tot regio. Er waren omgevingsfactoren zoals een vermindering van de beschikbare voedselvoorraad of een toename van het aantal eenvoudig te telen planten. Een aantal samenlevingen van jager-verzamelaars in erg rijke regio’s (zoals de noordwestelijke kust van Noord-Amerika) konden een relatief sedentair leven leiden, maar de meeste groepen waren nomadisch en trokken rond om voedselbronnen aan te spreken.

    Met productie op basis van eenvoudige landbouwtechnieken  (afbranden van terrein, schoffel, graafstokken,…) begon dit te veranderen. De grond werd voorbereid, er werden granen gezaaid en geoogst. Dat vereiste meer constante aandacht van de telers. Doorheen de tijd begonnen sommige verwantschapsgroepen zich te vestigen, kleine permanente dorpen te vormen en uiteindelijk werd het nomadische leven opgegeven. Een sedentaire levensstijl zorgde er samen met een toegenomen productiviteit voor dat de fertiliteit toenam en ook de bevolkingsdichtheid groter werd.

    De omvang van de groepen jager-verzamelaars was doorgaans beperkt zodat het mogelijk was om snel verder te trekken naar plaatsen waar voedsel voorhanden was. Vrouwen konden daarbij niet gemakkelijk meer dan een kind meedragen, waardoor de tijd tussen de verschillende kinderen doorgaans rond de vier jaar lag. Dat gebeurde op basis van seksuele onthouding, maar indien nodig ook door abortus of door babymoord. In sedentaire samenlevingen waren de beperkingen niet zo groot en konden vrouwen regelmatiger kinderen krijgen, de tijd tussen twee kinderen nam af tot een gemiddelde van ongeveer twee jaar.  De bevolking begon geleidelijk te groeien.

    In eenvoudige landbouwsamenlevingen werd de productie vaak, maar niet altijd, uitgevoerd door individuele of uitgebreide gezinnen. De grond was wel collectief ‘bezit’ van de verwantschapsgroep. De verdeling van voedsel gebeurde collectief en doorgaans waren economische en sociale verhoudingen georganiseerd op basis van verwantschapsbanden. Naarmate de samenleving ontwikkelde werden die banden meer geformaliseerd. Sociaal aanvaarde normen over toegang tot middelen – de basis waarop de productie werd georganiseerd, de arbeidsdeling, de verdeling van wat geproduceerd werd, uitwisseling binnen en met  andere groepen, wie met wie kon trouwen,… – werd geleidelijk aan meer geregeld en gestructureerd. Maar het was nog steeds georganiseerd op basis van verwantschap en gemeenschappelijke waarden van samenwerking, wederkerigheid, wederzijdse verplichtingen en verantwoordelijkheden die door de groep werden bepaald.

    Opkomst van de klassensamenleving

    Zoals Engels uitlegde, kwamen de nieuwe economische en sociale krachten voort uit de veranderde productiemethoden die de basis voor potentiële conflicten binnen en tussen verwantschapsgroepen in zich droegen. Dit ondermijnde de egalitaire, gemeenschapsorganisatie waarop de groepen gebaseerd waren. Het was echter geen onvermijdelijk of lineair proces, iedere samenleving had een eigen dynamiek. In sommige samenlevingen ontwikkelde dit interne proces helemaal tot aan een klassenverschil. In andere hield het bij de tussenstadia van ontwikkeling al op, sommige samenlevingen stortten in elkaar vooraleer het proces vervolledigd was. Voor velen kwam de klassensamenleving niet tot stand door interne ontwikkelingen, maar omdat het van buitenaf werd opgelegd door koloniale machten. Bovendien waren dit processen die in sommige gevallen geleidelijk aan over een periode van duizenden jaren ontwikkelden.

    De productie in de jager-verzamelaarsamenlevingen was vooral gericht op direct gebruik door leden van de groep. Met de ontwikkeling van landbouw en bijhorende technologische verbeteringen zoals het bakken van potten en metaalbewerking, gevolgd door meer intensieve productietechnieken zoals de ploeg of irrigatie, werd het mogelijk om meer te produceren dan de onmiddellijke behoeften van de groep. Een voorraad van overschot aan graan en andere voeding kon bijgehouden worden voor moeilijker tijden als gevolg van mislukte oogsten, stormen, droogte, infecties,…

    Een groeiend surplus liet sommige individuen en groepen toe om zich uit de voedselproductie terug te trekken. Dat was het geval met ambachtslui, handelaars, strijders en priesters. In sommige samenlevingen nam een specifiek lid van de groep met een zeker prestige de functie op zich om het surplus te verzamelen en te verdelen, vaak doorheen ceremoniële feesten. Aanvankelijk waren er aan deze rol in functie en ten voordele van de volledige groep geen privileges verbonden, naar de gewoonten van wederkerigheid en generositeit werd van de uitoefenaar van deze functie doorgaans verwacht dat hij meer gaf dan hij kreeg. Maar de basis werd gelegd voor de ontwikkeling van verschillen en competitie tussen gezinnen en groepen, waarbij de meest productieve het meeste prestige kregen.

    In sommige gevallen werd de positie van dorpsoverste erfelijk en ontwikkelden verantwoordelijken die meer privileges genoten in de vorm van meer toegang tot middelen, zonder er de volledige controle over te verwerven. Hiërarchie en ongelijke toegang tot middelen ontwikkelde samen met en in tegenstrijd met de bestaande horizontale gemeenschapsorganisatie van de groep. In die samenlevingen waar de dominante groep, chef,… probeerde weg te gaan van de verplichting van wederkerigheid, werd de weg voorbereid voor klassenverschillen waarbij een of meer sociale groepen een deel van de geproduceerde goederen van anderen tot zich nam zonder dat ze daarvoor iets moesten terugdoen voor de rest van de verwantschap.

    Consolideren van de staat

    De groeiende ongelijkheid en de klassenverschillen werden stilaan bevestigd en hierdoor ontstond de nood aan speciale instellingen en krachten om de steeds complexere samenlevingen te beheren, de producenten aan te zetten tot meer productie en om bijdragen/belastingen af te dwingen. Dit werd gebruikt om de geprivilegieerde positie van de heersende groepen te beschermen, te legitimeren en te versterken. Er waren natuurlijk wel gevallen van verzet en rebellie tegen de opkomende klassenheerschappij. Maar de ontwikkelende heersende elites waren vaak gebaseerd op elementen van de verwantschapsbanden die bleven bestaan op een ogenblik dat klassenverhoudingen al dominant waren.  De op de verwantschap gebaseerde ideologie speelde een belangrijke rol in het rechtvaardigen van stratificatie en uitbuiting, het zorgde ervoor dat de heersende laag aanvaard werd door de bredere sociale groep.

    De meest succesvolle heersers waren doorgaans diegenen die gezien werden als nauw verbonden met de voorlopers van de groep en de goden. Hun nabijheid verklaarde hun capaciteit om de productie op te drijven en rechtvaardigde hun blijvende heerschappij als essentieel voor het welzijn van de volledige groep. De rol van priesters en de kaste van priesters was nauw verbonden met de ideologische rechtvaardiging van de economische en politieke macht van de heersende lagen. In sommige gevallen (zoals Mesopotamië) kwamen de heersende groepen zelf uit deze lagen voort. Waar de processen het verste ontwikkelden, werd de ideologie geïnstitutionaliseerd als staatsreligie.

    Hoe de klassenverhoudingen ontwikkelden, verschilde van samenleving tot samenleving en kan doorheen de strijd tussen verschillende heersende groepen veranderen. Engels legde uit wat de processen waren in de totstandkoming van de slavernij in het klassieke Griekenland en Rome. De eerste gekende klassensamenlevingen waren evenwel gebaseerd op wat Marx de Aziatische productiewijze noemde. De naam is wat ongelukkig want dit type van samenleving kwam ook buiten Azië voor. Slavernij was mogelijk in een dergelijke samenleving, maar het was niet de dominante productievorm. De grond was geen particulier bezit, zoals in de feodale samenleving, maar werd gezien als ‘eigendom’ van de staat die de landbouwers en andere onderworpen groepen uitbuitte door bijdragen of taksen van hen af te dwingen en door collectieve arbeid op grootschalige gemeenschapswerken zoals de aanleg van wegen, irrigatie, tempels of begraafplaatsen voor de heersende elite. De eerste stadstaten ontstonden wellicht rond 3.700 voor onze tijdsrekening in Mesopotamië. De economische herverdeling, religie, ambachten, schrijven, handel,… werden daar door en rond de tempel georganiseerd. De staat voorzag de boeren in de productiemiddelen en haalde het surplus meteen op voor eigen rekening.

    De afname van de status van vrouwen tegenover die van mannen was onlosmakelijk verbonden met deze economische en sociale processen die de basis vormden voor klassenongelijkheid en de staat. Het was geen plotse gebeurtenis, zoals sommige ‘interpretaties’ van Engels lijken te veronderstellen, maar een langdurig proces vol tegenstrijdigheden waarbij er duizenden jaren van verschillende niveaus van onderdrukking waren in verschillende samenlevingen. Engels legde nooit uit waarom het de mannen waren die het dominante geslacht werden en niet de vrouwen, maar het beschikbare bewijsmateriaal zou aangeven dat als gevolg van de al bestaande arbeidsverdeling tussen mannen en vrouwen in verwantschapsgroepen de functies die het dichtst betrokken waren bij de accumulatie, opslag en verdeling van het surplus doorgaans door mannen werden uitgeoefend.

    Er is bewijsmateriaal van vrouwen die stamhoofd waren, handelaars of priesters, zeker in de Afrikaanse samenlevingen. Maar doorgaans waren het mannen die deze posities uitoefenden en bovendien als strijders verantwoordelijk waren voor de verdediging en de accumulatie van de surplusproductie. In deze samenlevingen waar de landbouwtechnieken steeds zwaarder en intensiever werden, waren het de mannen die verantwoordelijk waren voor het ploegen en de irrigatie. Een arbeidsdeling die in een egalitaire samenleving geen hiërarchie of genderverhouding omvatte, legde de basis voor een groeiend prestige voor (sommige) mannen die steeds meer macht verkregen door hun controle op het groeiende surplus.

    Geïnstitutionaliseerde genderongelijkheid

    De veranderende productietechnieken zorgden ervoor dat het belang van het individuele gezin als economische eenheid groter werd. Deze economische eenheid bleef bestaan naast en in concurrentie tot de verwantschapsgroep. In de eerste klassensamenlevingen was de staat voor de toe-eigening van een deel van de gezinsproductie afhankelijk van de mannelijke gezinshoofden om hun deel bij te dragen. Dat versterkte de mannelijke controle over de vrouwelijke productie binnen het individuele gezin. Als gevolg hiervan werden vrouwen economisch steeds meer afhankelijk van het mannelijke gezinshoofd en verloren ze hun relatieve autonomie in de samenleving. Tegelijk werd hun werk, dat voorheen een sociale rol speelde voor de hele verwantschapsgroep, steeds meer een particuliere activiteit in het kader van een individueel gezin. Vrouwen van de economisch dominante groepen verloren doorgaans ook hun economische autonomie en stonden onder de controle va de mannen, zelfs indien ze nog een zekere sociale macht hadden over de onderworpen klassen wiens arbeidskracht werd uitgebuit om een surplus te produceren.

    In de eerste verwantschapsgroepen betekende exogamy (het buiten de eigen groep ‘trouwen) niet noodzakelijk, zoals Engels dacht, dat er geen sprake was van huwelijk tussen verwanten (incest). Het was in de eerste plaats verbonden met het creëren van samenwerking tussen verschillende groepen. Het was ook niet zo dat mannen de vrouwen ‘uitwisselden’ als een vorm van handelswaar zoals de structuralistische antropologen (5) en sommige feministen stellen. De verwantschapsgroep als geheel, waaronder de vrouwen, waren bij de beslissingen betrokken (6). Met de opkomst van klassenongelijkheid, begon het huwelijk onder de heersende elite een politieke rol te spelen gericht op het vergroten en consolideren van rijkdom, macht en prestige.

    De economisch dominante groepen probeerden de rijkdom en economische controle te behouden binnen hun erfopvolging en gezin. Hierdoor kreeg het concept van erfenissen een groter belang. Het versterkte en en droeg bij tot het veralgemenen van de vaststelling van de afkomst op basis van de vaderlijke lijn. Tegelijk nam de controle op de reproductie en seksualiteit van vrouwen toe, er kwamen harde straffen voor overspel door vrouwen. Over de tijd werd het monogame patriarchale gezin waar Engels naar verwees, waarbij een individuele man de totale controle over het hele gezin had en daarbij ook fysiek geweld mocht gebruiken, de belangrijkste vorm van familiale eenheid. Deze vorm ontstond wel later in de ontwikkeling van de klassensamenleving dan wat Engels vermoedde. Met de consolidatie van de klassenheerschappij raakten de genderongelijkheden stilaan geïnstitutionaliseerd. Het werd versterkt en opgevoerd door de ideologie en religie.

    Echte bevrijding

    Door de onderdrukking van vrouwen in een historisch proces te plaatsen en door aan te tonen dat de mannelijke dominantie en systematische onderdrukking van vrouwen niet universeel was, blijft ‘Oorsprong van het gezin, particuliere eigendom en de staat’ van Engels een krachtig boek, zelfs indien er feitelijke onnauwkeurigheden zijn opgedoken. Het boek toonde aan dat economische en sociale veranderingen de positie van vrouwen in de samenleving hebben veranderd, wat meteen ook betekent dat toekomstige veranderingen de basis kunnen leggen voor het einde van onderdrukking van vrouwen. “De eerste voorwaarde voor de bevrijding van vrouwen”, stelde Engels, “bestaat daarin, dat het gehele vrouwelijke geslacht wederom deelneemt aan de maatschappelijke productie.”

    We hebben de afgelopen decennia gezien hoe structurele veranderingen in het kapitalisme hebben geleid tot een opmerkelijke toename van de participatie van vrouwen op de werkvloer. Dit had ongetwijfeld een positief effect op de standpunten en verwachtingen van vrouwen zelf en het had ook een invloed op de meer algemene sociale attitudes. Maar de economische, sociale en persoonlijke autonomie van vrouwen wordt beperkt door de noden van het kapitalisme. Engels legde uit dat dit vereist dat “het individuele gezin niet langer de economische eenheid van de maatschappij is.” Het gezin als instelling en de rol van vrouwen daarin is sinds het schrijven van ‘Oorsprong van het gezin, particuliere eigendom en de staat’ duidelijk veranderd. Maar het boek behoudt een economische en ideologische relevantie voor het 21ste eeuwse kapitalisme dat leidt aan een systeemcrisis en bol staat van de tegenstellingen: een systeem dat vrouwen als goedkope arbeidskrachten op de werkvloer uitbuit terwijl het tegelijk afhankelijk is van hun traditionele rol als onbetaalde zorgdragers in het gezin.

    De kapitalistische ideologie over de rol en status van vrouwen in de samenleving is ook sterk ontwikkeld sinds het einde van de 19de eeuw. Maar de ideeën en waarden van een systeem op basis van de productie gericht op winsten en ongelijkheid op vlak van rijkdom en macht, blijven bestaan en gaan samen met het uitgeleefde idee van mannelijke autoriteit en suprematie, een idee dat zijn oorsprong vindt in vroegere klassensamenlevingen. Als gevolg blijven vrouwen geconfronteerd worden met geweld, seksueel misbruik en beperkingen van hun seksualiteit en reproductieve rechten, seksisme, discriminatie, stereotype genderrollen en dubbele standaarden.

    Voor Engels lag de basis voor het oplossen van de problemen van vrouwen in de samenleving in de “overgang van de productiemiddelen naar gemeenschappelijk bezit”. Dat zou ervoor zorgen dat het monogame gezin niet langer de economische eenheid van de samenleving is. “De particuliere huishouding wordt een maatschappelijk bedrijf. De verzorging en opvoeding van de kinderen wordt een openbare aangelegenheid; de maatschappij zorgt voor alle kinderen op dezelfde wijze.” In een socialistische samenleving zullen persoonlijke verhoudingen bevrijd zijn van economische en sociale beperkingen die hen vandaag nog steeds beperken. De basis voor echte bevrijding zal gelegd worden. Honderddertig jaar nadat de woorden van Engels over vrouwenonderdrukking werden geschreven, behouden ze nog al hun kracht.

    [divider]

    Voetnoten

    1. Leacock: Myths of Male Dominance, Monthly Review Press.
    2. Leacock and Lee: Politics and History in Band Societies, Cambridge University Press, 1982; Lee, The !Kung San, Cambridge, 1979.
    3. Coontz and Henderson: Women’s Work, Men’s Property, Verso, 1986.
    4. Gaitley: Kinship to Kingship, Gender Hierarchy and State Formation, University of Texas Press, 1987.
    5. Zie, vooral, Levi-Strauss.
    6. Zie Leacock, Gaitley, Coontz and Henderson, op cit.
  • Mijn lichaam, mijn keuze!

    Neen aan het besparingsbeleid. Ja aan het recht op veilige abortus

    door Emily (Namen)

    De afgelopen jaren zagen we in Europa en ook bij ons meer acties van de reactionaire beweging die zichzelf ten onrechte ‘pro life’ noemt. Het gaat om een beweging die niet wil dat vrouwen vrij beschikken over hun lichaam en zich meer bepaald verzetten tegen het recht op abortus. Deze beweging gaat over tot offensievere acties op een moment dat overal wordt bespaard op de openbare diensten. Dat leidt sowieso tot een beperking van onze keuzes. De besparingen zorgen ervoor dat mensen die al in een economisch kwetsbare positie zitten, waaronder veel vrouwen, het nog moeilijker hebben.

    Abortus is sowieso een bestaand fenomeen, of het nu legaal is of niet. Maar als het niet op een veilige manier gebeurt, vallen er veel doden. Zonder veilige procedure sterft één op de acht vrouwen. Het recht op abortus verdedigen, betekent opkomen voor het recht van vrouwen om niet te sterven als gevolg van een risicovolle abortus. Het recht op abortus ontzeggen kan eveneens tot doden leiden. Zo kwam Savita, een jonge vrouw in Ierland, eind 2012 om het leven omdat het ziekenhuis weigerde om een abortus uit te voeren.

    In landen waar abortus wel legaal is, of toch minstens uit het strafrecht is gehaald zoals in België, moet ook nog gestreden worden. De algemene aanvallen op de levensstandaard van de meerderheid van de bevolking als gevolg van het besparingsbeleid raken vrouwen bijzonder hard. Bovendien wordt het gebruikt als context om een aanval op onze verworvenheden in te zetten. Terwijl de linkerzijde dat grotendeels vergeten lijkt te zijn, begrijpt een deel van de rechterzijde wel dat het mogelijk is om een beweging te organiseren en te ontwikkelen doorheen mobilisaties. Er waren bewegingen in Spanje en Frankrijk met enig effect. Zo ging de Spaanse regering over tot een bijzonder reactionair voorstel waardoor meer dan 90% van de huidige gevallen van abortus illegaal zou worden. De klok wordt met meer dan 30 jaar teruggedraaid. We moeten daar lessen uit te trekken en de rechterzijde geen vrijspel geven.

    Als wij opkomen voor het recht op abortus koppelen we dat meteen aan de noodzaak van een massale herfinanciering van openbare diensten. In Zwitserland wordt de terugbetaling van zwangerschapsonderbrekingen in vraag gesteld in het kader van besparingsmaatregelen. Ook in ons land ligt de gezondheidszorg onder vuur. De terugbetaling van bepaalde onderzoeken door gyneacologen is nu al gestopt. Ook de middelen voor het onderzoek naar wiegendood zijn bedreigd. Dat de komende 10 tot 15 jaar een meerderheid van de artsen die zwangerschapsonderbrekingen uitvoeren op pensioen gaat, zal het er ook niet gemakkelijker op maken.

    We eisen een beleid dat ongewenste zwangerschappen zoveel mogelijk kan vermijden. We mogen seksuele opvoeding niet aan het internet overlaten. Er zijn meer middelen voor onderwijs en voor meer personeel nodig. Daarnaast is er nood aan gratis voorbehoedsmiddelen die voor iedereen toegankelijk zijn. Vandaag zijn voorbehoedsmiddelen soms duurder dan een abortus en bovendien is er slechts een gedeeltelijke terugbetaling tot 21 jaar.

    Voor een echte keuze

    Het is onaanvaardbaar dat een kwart van de vrouwen die in ons land abortus pleegt, aangeeft dat ze dit om financiële redenen doet. Het is onaanvaardbaar dat 80% van de alleenstaande moeders onder de armoedegrens terechtkomt. Dat zal er met het huidige beleid enkel nog erger op worden. Wij komen op voor een echte keuze, dus ook voor de mogelijkheid om kinderen te krijgen zonder in armoede terecht te komen. Daartoe moet de kinderbijslag de reële kosten van een kind dekken. Er zijn degelijke jobs met goede lonen nodig. Waarom wordt steeds meer flexibiliteit geëist en kloppen we zoveel overuren terwijl er zoveel werklozen zijn? Laat ons het beschikbare werk verdelen. Het opdrijven van de capaciteit in de kinderopvang is eveneens dringend. Ten slotte is er nood aan betaalbare huisvesting die geschikt is voor gezinnen. De lange wachtlijsten voor sociale huisvesting dwingen nu nog al te vaak mensen in ongezonde huisvesting.

    We verbinden het recht op abortus aan sociale eisen. De emancipatie van vrouwen gebeurt doorheen de emancipatie van de volledige werkende bevolking, de jongeren en de sociale uitkeringstrekkers. We moeten de reactionaire bewegingen van antwoord dienen. Dat kunnen we door een strijdbare positie in te nemen en door te bouwen aan solidariteit om samen op te komen voor een samenleving die een einde maakt aan seksisme en andere vormen van verdeeldheid die ons verzwakken.

    Op 30 maart wil de reactionaire rechterzijde ook in ons land actie voeren. Er is een ‘pro-keuze’ platform dat oproept tot een tegenactie om op te komen voor een echte keuze. Wij nemen daaraan deel en verdedigen het recht op abortus. We koppelen dat aan de eis van meer middelen voor openbare diensten en een strijd voor een andere samenleving. Doe mee met de mobilisatie eind maart zodat de zogenaamde ‘pro-life-betogers’ gepast van antwoord worden gediend!

     

    Meer info over de actie van 30 maart vind je op Facebook: https://www.facebook.com/groups/prochoice.belgium

     

  • Equal Pay Day. Verslag van Gents debat over loonkloof

    Verslag door Thomas K

    Meer foto's van het debat
    Meer foto’s van het debat

    De organisatie van Equal Pay Day op 18 maart 2014, was voor LSP Gent vorige week vrijdag een aanleiding tot debat met syndicale inslag over de loonkloof tussen mannen en vrouwen. Er waren bijna dertig aanwezigen onder wie een aantal delegees en militanten van de vakbonden.

    De leden van het paneldebat waren Bart Leybaert, gewestelijk secretaris van de socialistische bediendenvakbond BBTK Waasland, Sofie De Graeve, coördinatrice bij het Vrouwenoverlegcomité (VOK), en Anja Deschoemacker, die kwam spreken als lid van de vrouwencommissie van LSP. Ilke Jaspers van het ACV kon niet aanwezig zijn op het paneldebat.
    Volgens het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, dat zijn resultaten baseert op cijfers van onder meer het Federaal Planbureau en andere overheidsinstellingen, bedraagt de totale loonkloof tussen mannen en vrouwen 23%. Equal Payday, een organisatie van Zijkant en het ABVV, is symbolisch op die dag in 2014 gesitueerd waarop vrouwen evenveel hebben verdiend als hun mannelijke collega’s in heel 2013.

    Op de vraag hoe vooruitgang kan worden geboekt in de gelijke behandeling van vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt, antwoordde Bart Leybaert dat veel afhankelijk is van de houding en inzet van de vakbonden. Uit studie over de recente economische ontwikkelingen komt naar voren dat de verschillen tussen arm en rijk enkel maar toenemen en dat na de mannen uit de klassieke industrie nu ook veel vrouwen het slachtoffer worden van de crisismaatregelen.

    Sofie De Graeve had het onder meer over een noodzakelijke mentaliteitswijziging op alle niveaus van de maatschappij – zowel politiek, economisch als sociaal. Vrouwen verdienen niet enkel minder dan mannen, ze zien sneller hun carrière gefnuikt en lijden in veel gevallen onder een hoge werkdruk die het moeilijk maakt om persoonlijke keuzes te maken. In die zin is de loonkloof niet enkel een syndicaal probleem maar een bredere, maatschappelijke kwestie.

    Anja Deschoemacker koppelde de campagne voor een gelijk loon aan de een oproep voor een breder programma van sociale hervormingen. Vrouwen maken in meer dan de helft van de gevallen geen “vrije” keuze als ze een deeltijds betrekking aannemen of hun baan opgeven om het huishouden te kunnen doen. De onderwaardering van vrouwen en zogenaamde “vrouwenjobs” of –sectoren (waar de mannen die er tewerkgesteld zijn vaak ook minder verdienen dan hun collega’s in “mannensectoren”) is systematisch en roept om systeemverandering.

    De themadag Equal Payday komt ook geregeld in de pers aan bod. Redacties publiceren soms spectaculaire cijfers over de dichting van de loonkloof. Is er vooruitgang geboekt? Volgens Bart Leybaert kan wie dat wil met het begrip “vooruitgang” goochelen. Het verschil op de uurlonen is bijvoorbeeld gedaald, maar uit studies komt naar voren dat de lonen van veel mannen gedaald zijn door besparingen. Vooruitgang is er maar heel beperkt, vond ook Sofie De Graeve.

    Het blijft volgens haar een gevecht om het thema op de agenda te zetten. Door hun relatie met neoliberale partijen die niet de gelijkheid en solidariteit maar de vrije markt vooropstellen, hebben ook bepaalde vrouwenorganisaties een dubieuze houding. Anja Deschoemacker vond het de taak van de vakbonden om socialistische keuzes te maken. Solidariteit met de arbeidsklasse, niet opdat de kloof zou dichten door mannen die op hun loon inleveren, maar door alle inkomens op te trekken en iedereen van een degelijke job te voorzien.

    Verscheiden opvattingen waren uit de zaal te horen over de rol van de vakbonden in dit debat. Hoewel binnen de vakbonden het potentieel duidelijk aanwezig is om het thema van gelijk loon voor gelijk werk op de agenda te zetten, zijn er ook tegengestelde tendensen aanwezig die eenduidige actie bemoeilijken. Zo heeft de sp.a bijvoorbeeld nog altijd veel invloed over het ABVV, maar levert zij wel de minister van werk in de federale regering die geregeld met de eisen van de vakbond botst.

    Ook is er nog steeds nood aan de opleiding en ondersteuning van vrouwelijke militanten en delegees, vooral in de kleine bedrijven waar veel vrouwen werken maar waar vakbonden minder sterk staan. Bart Leybaert verdedigde het werk van de vakbonden, ook al vond hij ook dat zij nog heel wat werk aan de winkel hadden.

    Sofie De Graeve zei dat het debat in de media te eenzijdig op de kloof gericht is en de bredere problematiek wat vergeet, maar was blij dat de campagne er is. Zonder Equal Payday zou de publieke opinie nog minder over discriminatie tegen vrouwen debatteren. Tot slot toont de loonkloof volgens Anja Deschoemacker een afhankelijkheidsrelatie van vrouwen aan, zij het aan mannen, hun familie of kapitalisten. Socialisme kan de loonkloof beëindigen door mensen in hun behoeften niet langer te laten afhangen van de beperkingen van een loon.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop