Tag: verkiezingen 2019

  • Brugpensioen straks volledig op de schop?

    Pensioenbetoging in mei 2018. Foto: Liesbeth

    Met een tekort van 8 miljard euro op de begroting is het voor de bazen en hun politici duidelijk waar de volgende regeringen moeten besparen: op de kap van de gewone werkenden en gepensioneerden. De Gentse arbeidseconoom Stijn Baert vroeg de politieke partijen naar hun standpunt over onder meer het “uitfaseren van SWT”, lees: het volledig afschaffen van brugpensioen. Opmerkelijk resultaat: behalve SP.a en PVDA zijn ze allemaal voor. Werken tot we erbij neervallen, is de boodschap.

    N-VA en Open VLD waren het duidelijkst in hun antwoord: ze verklaarden zich zonder voorwaarden akkoord met het voorstel om het brugpensioen volledig af te schaffen tegen het einde van de volgende legislatuur in 2024. Samen met de verhoogde pensioenleeftijd betekent dit dat werken tot 67 jaar de absolute norm wordt. Dat een gemiddelde werkende tot 64 jaar gezond is, wordt niet in overweging genomen. Zelfs vervroegd vertrek bij een collectieve afdanking, zoals recent bij Proximus, moet voor de liberale partijen N-VA en Open VLD weg.

    CD&V, Groen en Vlaams Belang antwoordden “akkoord, maar.” Zij voegen er voorwaarden aan toe, zoals een overgangstermijn. Maar in principe zijn ze het er dus mee eens. Wie dacht dat CD&V het ‘sociaal gezicht’ in de rechtse regering vormde, weet nu beter. Wie naar Groen uitkeek als alternatief op de rechtse regering is ook een illusie armer. De studie van Stijn Baert stelde overigens ook andere vragen. Op de stelling “de lonen moeten minder gekoppeld zijn aan de anciënniteit” antwoordden drie partijen volmondig ‘akkoord’: N-VA, Open VLD en Groen.

    Screenshot van de bevraging door Stijn Baert

    Het Vlaams Belang probeert zich ‘socialer’ voor te doen, maar pleit eigenlijk al jaren voor langer en harder werken. In de jaren 1990 waren de ‘Japanse werkmieren’ nog expliciet het voorbeeld voor het toenmalige Vlaams Blok, vandaag worden asociale voorstellen wat toegedekt om het verschil met N-VA sterker te benadrukken. Maar op de vragen van Stijn Baert komt voormalig champagne-KVHV’er Tom Vandendriessche (die als medewerker in het Europees Parlement de vragen aan VB beantwoordde) niet verder dan steun geven aan het afbouwen van de koppeling tussen loon en anciënniteit en aan het afschaffen van brugpensioen op voorwaarde dat oudere werkenden ‘goedkoper’ worden. De partij is daarnaast voorstander van versnelde degressiviteit van werkloosheidsuitkeringen.

    SP.a antwoordde ‘niet akkoord, maar’ en PVDA ‘niet akkoord’ rond het brugpensioen. Rond de koppeling van lonen en anciënniteit – het voorstel om die koppeling af te zwakken heeft tot doel om de lonen van oudere werkenden naar beneden te trekken – antwoorden SP.a en PVDA op dezelfde wijze als rond de brugpensioenen: PVDA is onvoorwaardelijk tegen, SP.a zegt ‘niet akkoord, maar’. Daarmee weten we meteen wie bereid is om de vakbondseisen hieromtrent te verdedigen en in welke mate ze dit doen. SP.a wil het wel doen, maar laat de deur open om ook compromissen te sluiten die de rechten van werkenden aantasten. Enkel PVDA spreekt klare taal. Zullen de vakbonden in hun stemoproep hier rekening mee houden?

    Rond het brugpensioen en de pensioenleeftijd dit nog: afgelopen week kwam de Nederlandse SP met resultaten van een eigen studie bij 77 bedrijven. Daaruit blijkt dat driekwart van de bedrijven niet zeker zijn dat hun personeelsleden tot 66 kunnen doorwerken. Zeven op de tien bedrijven aarzelt om 50-plussers aan te werven omdat dit een risico op gezondheidsproblemen vormt. Wat het Nederlandse beleid overigens ook toont, is dat een begroting in evenwicht (zelfs met een overschot) niet leidt tot het einde van de asociale aanvallen op de werkenden en hun gezinnen: het offensief wordt gewoon doorgezet. De partijen bij ons die beweren dat eerst de begroting op orde moet vooraleer sociale maatregelen mogelijk zijn, liegen ons voor.

    De rechtse partijen staan klaar om na de verkiezingen verder te besparen op onze levensstandaard. N-VA verklaarde reeds dat het met de Zweedse coalitie verder wil: de regering die ze in december met slaande deuren verliet mag dus verder doen op voorwaarde dat Jambon premier wordt. In het verzet tegen asociale maatregelen werpt Groen zich niet op als een betrouwbare bondgenoot en ook SP.a laat de deur voor toegevingen open. Enkel PVDA neemt het op voor de vakbondseisen. Vandaar de opstelling die LSP inneemt bij deze verkiezingen: een stemoproep voor PVDA, gekoppeld aan de uitbouw van onze eigen organisatie om de noodzaak van een socialistische samenleving op de agenda te zetten.

  • Verkiezingen. Sterktes en beperkingen van het PVDA-programma

    Stem PVDA voor een regering van de miljonairstaks en sluit aan bij LSP om de noodzakelijke socialistische maatregelen te ondersteunen

    Op 24 februari stelde de PVDA haar “Fenomenaal sociaal programma” voor. Dit programma voor de verkiezingen van mei telt 849 eisen rond zes thema’s en 40 hoofdstukken met een argumentatie die 252 pagina’s omvat. In zijn inleiding vat PVDA-voorzitter Peter Mertens de rode draad van dit programma als volgt samen: “Eerlijke belastingen, sociale vooruitgang en klimaatinvesteringen zijn de drie kernpunten van onze RedGreenDeal.”

    Dossier door Boris (Brussel)

    De historische klimaatbeweging, die van de ‘gele hesjes’ tegen de stijgende prijzen en taksen en ook de vakbondsmobilisaties rond pensioenen en de dalende koopkracht geven uitdrukking aan de afwijzing van de groeiende ongelijkheden. Het PVDA-programma wil een antwoord bieden op heel wat van die bekommernissen. Het is in dit dossier niet mogelijk om gedetailleerd op alle voorstellen in te gaan, zelfs niet om het over alle hoofdstukken te hebben. We beperken ons tot de grote lijnen van het programma om de sterktes en beperkingen ervan te begrijpen zodat de arbeidersbeweging en de jongeren sterker staan in hun acties.

    Programma tegen de sociale afbraak van de regering-Michel

    Voor veel vakbondsleden en jongeren is een van de grootste uitdagingen van de verkiezingen om de terugkeer van een harde rechtse Thatcheriaanse regering naar het model van de regering-Michel te voorkomen. Die regering voerde vanaf 2014 een veralgemeend offensief tegen onze pensioenen, lonen, sociale uitkeringen en openbare diensten. Het verkiezingsprogramma van de PVDA beantwoordt deze uitdaging in het eerste hoofdstuk: “Werk en sociale bescherming.” Daarin wordt een bilan opgemaakt van de regering-Michel om er offensieve eisen tegenover te plaatsen, zoals de vakbondseisen maar ook specifieke eisen die door de PVDA ontwikkeld zijn. Het zijn eisen die belangrijk zijn opdat iedereen de eindjes aan elkaar kan knopen.

    Het gaat onder meer om een terugkeer van de pensioenleeftijd op 65 jaar; intrekking van de asociale maatregelen rond vervroegd pensioen, brugpensioen en eindeloopbaan; een minimumpensioen van 1.500 euro netto per maand en toegang tot een volledig pensioen voor vrouwen na 40 jaar loopbaan; een minimaal uurloon van 14 euro; afschaffing van de wet van 1996 rond het concurrentievermogen en herstel van de volledige index; einde van de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen; optrekken van het leefloon en de sociale uitkeringen tot de Europese armoedegrens; individualisering van het recht op sociale uitkeringen en het welvaartsvast maken ervan.

    Welke arbeidsduurvermindering?

    Het hoofdstuk rond werk bekijkt de 176.000 jobs die Michel I zou gecreëerd hebben. Er wordt meteen op gewezen dat de meerderheid hiervan geen stabiele jobs zijn, maar jobs op basis van onzekere contracten. Tegen de doorgedreven flexibiliteit verdedigt de PVDA de maximale werkdag van 8 uur en de afschaffing van flexi-jobs. Het gebruik van interimkrachten zou beperkt worden en overuren zouden enkel mogelijk zijn op vrijwillige basis waarbij bovendien 150% van het loon wordt betaald. De PVDA legt ook uit dat het nodig is om de toename van werkgerelateerde ziektes aan te pakken en om de werkloosheid te bestrijden. De 30-urenweek zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen wordt echter niet voorgesteld als veralgemeende maatregel in de volgende legislatuur.

    Deze eis wordt naar voren geschoven als een doelstelling op langere termijn. In dit programma wordt de toepassing ervan beperkt tot enkele proefprojecten in openbare crèches enerzijds en door de toepassing ervan in de private sector te stimuleren met financiële hulp voor 1.000 bedrijven die zich vrijwillig aandienen voor de invoering van de 30-urenweek. Er wordt niet ingegaan op het bedrag, de omvang of de duur van die financiële hulp aan bedrijven. De PVDA zwakt de eis dus af in de richting van de vierdagenweek die door de PS wordt voorgesteld (vooral gericht op de eindeloopbaan voor 55-plussers) of door Défi (voor de creatie van jobs voor laaggeschoolden in Brussel). De PS en Défi stellen voor om deze maatregel te financieren via de sociale zekerheid, om de kosten voor de werkgevers te beperken in de hoop hen zo te overtuigen om de arbeidsduur te verlagen.

    Een recente studie van onderzoekers aan de ULB in opdracht van Brussels minister van Werk Didier Gosuin (Défi) toonde nochtans dat de werkgevers geen gebruik willen maken van de arbeidsduurverkorting. Er is federale regelgeving die een driemaandelijkse vermindering van de sociale bijdragen van 400 euro per werkende toekent indien de arbeidsduur gedurende vier jaar verlaagd wordt tot minder dan 38 uur per week. Deze maatregel is een complete flop en is vooral bekend van de toepassing op 520 van de 600 personeelsleden van Auto 5. In januari 2017 werd een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten om de arbeidstijd op jaarbasis te berekenen. Het personeel werkt nu gemiddeld 36 uur per week op vier of vijf dagen, met wisselende uurroosters met een marge tussen minstens 32 en maximum 40 uur per week. Het is niet toegelaten om meer dan twee opeenvolgende weken 40 uur te werken. Zaterdagwerk levert niet langer overloon op. Als dit soort arbeidsduurvermindering tot 36 uur per week met meer flexibiliteit al geen enthousiasme opwekt bij de werkgevers, hoe zal de PVDA dan 1.000 bedrijven vinden die een 30-urenweek zonder extra flexibiliteit willen invoeren?

    In Frankrijk werd de 40-urenweek in 1936 ingevoerd onder een regering van het Volksfront. Dat gebeurde op basis van een massale strijd van de arbeidersbeweging. In België werd de 40-urenweek in de bouw en de koolmijnen ingevoerd na de stakingen van juni 1936. Het ging telkens om strijd die het voortbestaan van het kapitalisme bedreigde.

    De hoop om de bazen te overtuigen is een utopie. De realisatie van de 30-urige werkweek vereist de uitwerking van een ernstig strijdplan om de nodige krachtsverhouding op te bouwen.

    10 miljard euro publieke investeringen per jaar voor het milieu en een sociaal beleid

    Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 verdedigde Gauches Communes (een samenwerking tussen de Linkse Socialistische Partij en de Humanistische Partij in Brussel) de noodzaak van een radicaal plan van publieke investeringen. Het besparingsbeleid en de transfer van publieke middelen naar de grote bedrijven zorgden voor een halvering van de publieke investeringen op 25 jaar. Om het niveau van de jaren 1970 te halen, zou 15 tot 20 miljard euro per jaar extra nodig zijn! Deze kwestie trad opnieuw op de voorgrond met het gebrek aan onderhoud van de Brusselse tunnels, de zinkgaten als gevolg van lekken in waterleidingen van Vivaqua, de insijpeling van vocht in de federale musea en andere publieke gebouwen, …

    Op dit te verhelpen, wil de PVDA een investeringsbank voor het klimaat en een sociaal beleid oprichten. Deze bank zou elk jaar 5 miljard euro investeren in openbaar vervoer, de isolatie van gebouwen, wetenschappelijk onderzoek en hernieuwbare energie. Tevens zou elk jaar 5 miljard euro uitgetrokken worden voor extra investeringen in onderwijs, gezondheidszorg, cultuur, sport, hulp voor mensen met een beperking en kinderopvang.

    Het bedrag waarover deze investeringsbank zou beschikken, komt overeen met de geschatte opbrengst van de belangrijkste maatregel voor de financiering van het PVDA-programma: de miljonairstaks die 10 miljard euro per jaar moet opleveren. De publieke investeringen worden gekoppeld aan deze belasting op de vermogens van de superrijken.

    Een publieke bank en een publiek energiebedrijf of de nationalisatie van deze sectoren?

    Het PVDA-programma ontwijkt zorgvuldig de kwestie van nationalisaties. De partij beperkt zich tot het voorstel van een publieke bank en een publiek energiebedrijf in de context van een private markt. Het idee is om deze publieke bank op te richten op basis van de activa van Belfius. De geschiedenis toonde ons nochtans reeds de beperkingen van een dergelijke oplossing.

    Hoe kan een publieke bank die speculatieve investeringen weigert de concurrentie aangaan met private banken die in periodes van hoge speculatieve rendementen veel aantrekkelijker zijn? Dat is overigens de reden waarom de ASLK (de Algemene Spaar en Lijfrentekas) begin jaren 1990 werd geprivatiseerd. Toen Belfius nog Dexia heette, verhinderde de aanwezigheid van heel wat politici in de raad van bestuur (waaronder Di Rupo en Dehaene die zelfs een tijdlang voorzitter was) niet dat de bank op de beurs speelde om de aandeelhouders extra dividenden te bezorgen.

    We hebben genoeg publieke middelen ingezet om de banksector overeind te houden. Laten we de volledige sector in handen van de gemeenschap plaatsen. Zo kunnen we een einde maken aan speculatie en tegelijk een garantie bieden voor de veiligheid van het spaargeld, leningen aan lage rentevoeten aanbieden aan kleine handelaars en particulieren en kan het spaargeld gemobiliseerd worden als bron van liquiditeit voor sociale investeringen die beantwoorden aan de noden van de bevolking. We denken daarbij onder meer aan de creatie van crèches, scholen en voldoende degelijke sociale woningen.

    Hetzelfde geldt voor de energiesector, zeker als we de klimaatverandering ernstig willen aanpakken. Waarom zouden we het antwoord op de hoge elektriciteitsprijzen beperken tot een vermindering van het deel dat naar de gemeenschap gaat, meer bepaald de BTW? Waarom zouden we aanvaarden dat de hoge tarieven van energieproducenten en distributeurs gepaard gaan met gigantische winsten door deze private bedrijven? Een volledig publieke energiesector zou toelaten om de productie en distributie van energie te beheren. Het zou het mogelijk maken om investeringen en wetenschappelijk onderzoek op nieuwe groene technologie te richten. Ook zouden we goedkope energie garanderen en de winsten investeren in onderzoek en ontwikkeling op het gebied van groene energie. De kernuitstap wordt dan mogelijk en de productie zou gegarandeerd zijn door de massale investeringen in hernieuwbare technologieën.

    Een onrealistisch programma?

    De PVDA doet een grote inspanning om de haalbaarheid van haar programma aan te tonen. De partij stelt dat de maatregelen voor het klimaat, de koopkracht en de sociale investeringen in evenwicht zijn dankzij een rechtvaardiger fiscaliteit en niet door het kapitaalbezit zelf aan te pakken. De PVDA wil ongetwijfeld aantonen dat ze bereid is om in een progressieve meerderheid te stappen en wil daarom de lat niet te hoog leggen. Dat zal echter niet volstaan om kritiek te krijgen over de onbetaalbaarheid ervan. We zagen dit ook al na de gemeenteraadsverkiezingen. Welke regering er ook gevormd wordt, er zal druk zijn om fors te besparen. Het PVDA-programma zal in het beste geval beschouwd worden als interessant voor het sociale en het klimaat, maar destructief voor de economie.

    Een linkse regering die een miljonairstaks invoert, zal meteen op patronaal verzet botsen, met sabotage van de economie onder de vorm van kapitaalvlucht. Het belangrijkste tegenargument van de PVDA hieromtrent houdt geen steek. Er wordt verwezen naar de Franse vermogensbelasting (ISF), voor deze werd vervangen door een symbolische taks op immobiliën. Deze ISF leidde slechts tot een beperkte kapitaalvlucht van 0,3%. Maar de ISF bracht slechts 4 tot 5 miljard euro per jaar op en geen 10 miljard, bovendien in de context van een Franse economie die zes keer groter is dan de Belgische. De miljonairstaks gaat een pak verder dan de ISF.

    De belasting op grote fortuinen (een voorloper van de ISF) die in 1981 door de eerste Franse regering onder Mitterand werd doorgevoerd, een regering waar Raoul Hedebouw naar verwees tijdens het jaarlijkse partijfeest Manifiesta, botste effectief op een offensief patronaal verzet. Diezelfde regering van PS en PCF schafte tegelijk de doodstraf af, trok de minimumlonen met 10% op (wat betrekking had op 5% van alle Franse werkenden), verhoogde de kinderbijslag en het minimumpensioen, verlaagde de pensioenleeftijd tot 60 jaar, voerde de 39-urige werkweek in en een vijfde week betaald verlof, ging over tot de nationalisatie van banken en vijf grote industriële groepen met schadeloosstelling. Het patronaat was furieus en ging over tot sabotage in de vorm van lock-outs en kapitaalvlucht. De rijken staken de Zwitserse grens over met koffers vol geld. Ze stortten de Franse economie in chaos. In plaats van het nationalisatiewapen te gebruiken om de sabotage te stoppen, maakte de regering-Mitterand na een jaar een bocht om haar goede wil aan de werkgevers te tonen. Er werd een besparingstraject opgestart waarbij onder meer de automatische indexering van de lonen werd afgeschaft.

    Gebrek aan strijd of gebrek van een programma met socialistische maatregelen?

    In 1981-82 was er geen gebrek aan strijdbaarheid in de Franse arbeidersbeweging. Ook de Griekse arbeidersbeweging toonde recenter een enorme strijdbaarheid met 40 algemene stakingen en een kletterende overwinning in het referendum van 2015 tegen het besparingsprogramma van de Trojka. De regering van Syriza deed effectief onvoldoende beroep op sociale mobilisatie, maar de belangrijkste reden voor het falen van links in Griekenland ligt elders. In de eerste maanden van haar ambtstermijn nam de regering-Tsipras heel wat concrete maatregelen: verhoging van het minimumloon, 13de maand voor de pensioenen, stopzetting van het jobverlies in de publieke sector en blokkering van de privatisering van het elektriciteitsbedrijf. Maar voor het Europese establishment waren zelfs deze beperkte maatregelen onaanvaardbaar. De terugbetaling van de Griekse schulden werd geëist. Zelfs na het referendum van juli 2015 was het nog niet te laat, maar de regering-Tsipras moest dan wel een keuze maken: zelf een besparingsbeleid voeren of socialistische maatregelen nemen zoals de nationalisatie van de volledige financiële sector en de sleutelsectoren van de economie of nog de niet-betaling van de publieke schulden met een oproep aan de arbeidersbeweging in heel Europa om de strijd tegen het besparingsbeleid aan te gaan.

    Laten we lessen trekken uit het falen van de linkse regering in Frankrijk in 1981 en Griekenland in 2015. Als we de noodzaak van het wapen van de nationalisatie niet populariseren om een regering van de miljonairstaks mogelijk te maken tegenover het patronaal verzet, dan wordt de arbeidersbeweging niet voorbereid op de moeilijkheden en taken die voor ons liggen.

    Links moet een echte verandering betekenen voor het leven van de mensen. Als een linkse regering geen fundamenteel verschil maakt, krijgen rechts-populisme en extreemrechts de vrije hand om het ongenoegen en de woede naar een ramp te leiden.

    Stem PVDA, sluit aan bij LSP

    Op 26 mei is een stem voor de PVDA de beste garantie op linkse verkozenen en het blokkeren van een heruitgave van de regering-Michel en haar beleid. Het is ook de beste manier om in de kiescampagne op te komen voor een massaal plan van publieke investeringen voor het klimaat en een sociaal beleid. Het programma van de PVDA beperkt zich tot een poging om de markt aan banden te leggen met een betere verdeling van de rijkdom in het kader van het kapitalistisch systeem. In het uitgebreide kiesprogramma vind je geen verwijzing naar de noodzaak van maatschappijverandering of socialisme.

    We zijn bereid om de PVDA zoveel mogelijk te steunen, we hebben zelfs aangeboden om op basis van ons eigen politiek profiel op de lijsten van PVDA te staan. We roepen op om voor PVDA en voor een regering van de miljonairstaks te stemmen. Maar dat volstaat niet.

    In deze context van crisis van het kapitalisme zullen zelfs beperkte sociale maatregelen niet aanvaard worden. We moeten vertrekken van het fundamentele uitgangspunt dat er geen enkele reële verbetering van de situatie van de massa’s mogelijk is zonder te raken aan de kapitalistische eigendomsrechten.

    Sluit aan bij LSP om de arbeidersbeweging en de jongeren te wapenen met de socialistische maatregelen die zich opdringen.

    In plaats van ons te beperken tot wat het meest realistisch lijkt, heeft links nood aan durf en stoutmoedigheid. De arbeidersbeweging kan vertrekken van een goed uitgewerkt strijdprogramma dat met een linkse regering de overgang van het kapitalisme naar het socialisme op de agenda zet.

  • Nog jarenlang miljarden besparen? Op 26 mei rechts bestrijden door PVDA te stemmen

    Peter Mertens en Raoul Hedebouw op een pensioenbetoging. Foto: Liesbeth

    In februari bezorgde een ‘gunstige wind’ een voorlopige versie van de vooruitzichten van het Planbureau aan de redacties van De Tijd en L’Echo. De definitieve versie wordt pas in juni verwacht. Het rapport is ondubbelzinnig: we zullen nog meer de broekriem moeten aanhalen en nog geen beetje. De rechtse regering-Michel/De Wever stelde zichzelf voor als een ‘economische herstelregering’ die ‘noodzakelijke hervormingen’ doorvoerde om de begroting op orde te stellen. Na alle harde besparingen krijgen we nu te horen dat er nog meer aanvallen op onze levensstandaard ‘nodig’ zijn!

    Artikel door Nicolas Croes uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    Het Planbureau stelt dat de economie van de eurozone na de crisis van tien jaar geleden een hoogtepunt kende in 2017. Dat jaar was er een economische groei van 2,5%. Sindsdien neemt de groei af. In België was er in 2017 een economische groei van 1,7%, in 2018 daalde dit tot 1,4%. Volgens het Planbureau moeten we niet meer verwachten dan 1,3% in 2019 en 1,4% in 2020. Tussen 2021 en 2024 wordt een groei voorzien van ongeveer 1,2%. Het Planbureau stelt dat deze groei moet aangedreven worden door de consumptie van gezinnen. De export zou immers lichtjes afnemen. Maar het besparingsbeleid door Michel en zijn bende vermindert net onze koopkracht.

    Het resultaat van de verzwakkende economie is dat het begrotingstekort terug zal stijgen. In 2019 zou er een tekort van 1,7% van het BBP zijn. Het betekent dat de volgende regering maar liefst 7,7 miljard euro moet vinden! Om dat cijfer wat te concretiseren: dat is drie keer zoveel als de besparingen in de gezondheidszorg tussen 2014 en 2019 (2,1 miljard euro). Die besparingsoperatie wordt door de mutualiteit Solidaris omschreven als “ongezien.” De directeur van de studiedienst van Solidaris, Jean-Marc Laasman, vatte het samen: “De patiënt wordt geofferd op het altaar van de besparingen.” Het Planbureau waarschuwt nu dat er nog zware inspanningen nodig zijn. Het tekort zou oplopen tot 2,6% in 2024. Tenminste als de regels van de Europese Unie en de dictaten van de ‘vrije’ markt worden nageleefd.

    Het kan én moet anders!

    In een reactie op het nieuws van de vooruitzichten van het Planbureau bevestigde vice-premier Kris Peeters (CD&V) dat de volgende regering een “ernstige besparingsoperatie” zal doorvoeren. Als we hen laten doen, is het einde van de tunnel nog lang niet in zicht!

    In de huidige omstandigheden kunnen we rechts het best stoppen met een stem voor de PVDA. De sociaaldemocratie en de groenen brachten heel wat kritiek op de federale regering en het besparingsbeleid, maar het is niet uitgesloten dat ze rechts sneller zullen depanneren dan dat ze een linkse regering op de been brengen, bijvoorbeeld in Wallonië. Na de gemeenteraadsverkiezingen stapte Ecolo in heel wat coalities met MR. Groen deed hetzelfde met de N-VA. De vakbonden moeten daar in hun stemoproep rekening mee houden en vooral een actieve campagne voeren rond de eigen eisen.

    De PVDA staat voor een grote verantwoordelijkheid, zeker langs Franstalige kant. Een progressieve meerderheid is volgens de peilingen mogelijk in Wallonië. Hoe vermijden we een herhaling van de mislukte onderhandelingen voor linkse meerderheden in de gemeenten? PS en Ecolo beweren vakbondseisen zoals verhoging van het minimumloon tot 14 euro per uur, minimumpensioen van 1.500 euro per maand of verlaging van de pensioenleeftijd tot 65 jaar te steunen. Waarom die eisen niet als basis nemen voor toekomstige onderhandelingen – gekoppeld aan een plan van massale publieke investeringen voor het klimaat en de sociale noden – en nu al campagne in die richting voeren? Laat de PS en Ecolo zich vandaag uitspreken over zo’n coalitie in plaats van zich hypocriet te verschuilen achter ‘de keuze van de kiezer.’ We kunnen hen beter dwingen om zich uit te spreken in plaats van in hun spel te stappen.

    Politiek beperkt zich nooit tot een kwestie van rekenen, of het nu over verkiezingen gaat of het opstellen van een begroting. Het is een levendig proces dat bepaald wordt door de evolutie van de krachtsverhoudingen, onder meer en vooral op straat. De PVDA moet waarschuwen dat elke progressieve maatregel onvermijdelijk op verzet van het kapitaal en zijn bondgenoten botst en dat we de volgende stap nu al moeten voorbereiden. Als de PVDA deze aanpak vermijdt, zal ze veroordeeld blijven tot commentaar geven op gebeurtenissen van buitenaf, tot de kiezers en activisten elders op zoek gaan naar een uitdrukking van hun roep om verandering.

  • EU-verkiezingen zullen ‘Europees project’ dooreen schudden

    Foto: WikimediaCommons

    Keuze is niet beperkt tot nationalisme en Europa, tot extreemrechts en democratische rechten!

    Overal in Europa zijn politici en partijen begonnen met hun campagnes voor de verkiezingen in mei voor het Europees Parlement. Opiniepeilingen wijzen op het einde van de “grote coalitie” tussen de EVP (Europese Volkspartij) en de sociaaldemocratische S&D. Vooral deze laatsten maken zich zorgen over de verkiezingen, die kunnen leiden tot het verlies van heel wat zetels en een historisch laag stemmenpercentage. Dit kan leiden tot crisissen in regeringspartijen en/of regeringen in verschillende Europese landen.

    Analyse door Sonja Grusch, SLP Oostenrijk

    Ook de waarschijnlijke verdere opkomst van extreemrechtse en rechtse populistische partijen beangstigt velen, vooral jongeren. Hun versterking is ook een probleem voor de Europese heersende klasse. Niet omdat zij een fundamenteel probleem hebben met racistische, seksistische en antidemocratische standpunten. Maar omdat het einde van de “grote coalitie” en de opkomst van extreemrechts de invloed van Rusland kan vergroten en, samen met het verdiepende conflict tussen de EU en de VS, de centrifugale tendensen binnen hun “project Europa” kan versnellen.

    De economische achtergrond van de crisis

    De achtergrond van de crisis in de EU is de economische situatie en de aanhoudende crisis van de politieke instellingen. De gevolgen van de economische crisis van 2007 zijn nog niet overwonnen en het veelgeprezen herstel is niet tot bredere lagen van de samenleving doorgedrongen. En nu komt er al een einde aan het zwakke herstel, waardoor de heersende klasse zich in een moeilijke positie bevindt.

    De economische groeiprognose is verre van rooskleurig, vooral vanwege de zwakke prestaties van grote economieën zoals Duitsland, waarvoor de OESO de groeiprognose halveerde, Frankrijk en zelfs nog meer Italië, dat waarschijnlijk in 2019 al in een recessie terechtkomt. De onzekerheid met betrekking tot Groot-Brittannië en Brexit, die verstrekkende gevolgen kan hebben voor de EU en de euro, is een andere zorgwekkende factor voor de heersende klassen in Europa.

    Ernstige vertegenwoordigers van het kapitalisme weten dat ze niet het geld hebben om hogere overheidsuitgaven te beloven om stemmen te winnen. Ze zijn zich bewust van de groeiende woede en zijn bang voor het komende protest en klassenstrijd. Achter de schermen zijn er hevige debatten over hoe en of een recessie kan worden uitgesteld door middel van interventies. Tegelijkertijd zijn ze zich er echter van bewust dat de uitgangspositie nog moeilijker is dan in 2007, aangezien de schuldsituatie is verslechterd.

    De terugkeer van nationalisme weerspiegelt de economische behoeften, het verzet tegen de EU en de afwezigheid van links dat een echt socialistisch alternatief biedt.

    De kapitalisten zitten gevangen in hun eigen tegenstrijdige behoeften. De EU had altijd al verschillende functies voor het Europese kapitalisme. Het heeft tot doel het bundelen van middelen om de collectieve impact van de lidstaten van de EU te versterken bij omgang met andere economische blokken, met name de VS en oorspronkelijk Japan. Later is dit verschoven naar China en om meer geopolitieke redenen naar Rusland. Dit komt tot uiting in de debatten over een Europees leger en de toegenomen spanningen met de VS. Hoewel het voorgesteld wordt als een conflict met de “gekke” Trump, is hier een meer solide, economische achtergrond aan verbonden, geworteld in de protectionistische maatregelen die zijn genomen en de concurrerende imperialistische belangen.

    Een andere functie van de EU was om de Oost-Europese en Balkanlanden onder Europese controle te houden. Last but not least kan de EU worden gebruikt als wapen tegen de Europese arbeidersklasse om de “noodzakelijke” maatregelen te nemen om elke staat, evenals het Europese kapitalisme, concurrerend te houden. In een periode van economische groei kan de concurrentiedruk tussen de nationale belangen binnen de EU naar de achtergrond worden gedrongen. Maar minstens sinds het begin van de economische crisis van 2007 zijn deze weer teruggekeerd.

    De EU was altijd een compromis tussen nationale belangen dat in zijn huidige vorm zou aflopen als de prijs van deze compromissen groter wordt dan de voordelen. De vraag wanneer dit punt is bereikt, hangt af van de verschillende economische belangen van de verschillende kapitalisten. De groei van het nationalisme onder de heersende klassen is slechts een weerspiegeling van het feit dat het kapitaal, hoewel het internationaal actief is, in het algemeen nog steeds is met zijn eigen natiestaat. Het feit dat verschillende partijen in een aantal EU-lidstaten min of meer op weg zijn naar nationalistische bescherming vertegenwoordigt geen ideologische verschillen, maar concurrerende economische belangen.

    Partijen van de EVP en zeker van het S&D-blok maken zich zorgen dat de versterking van extreemrechts en populistische krachten de centrifugale krachten binnen de EU kan versnellen. Rusland vergroot zijn invloed door politieke en economische banden met extreemrechtse partijen, waaronder regeringspartijen zoals de Oostenrijkse FPÖ, die in 2016 een vijfjarig vriendschapsverdrag met de partij ‘Verenigde Rusland’ van Poetin ondertekende. De Italiaanse Lega zou profiteren van een zeer winstgevende oliedeal met Rosneft. Hongarije wordt de nieuwe thuisbasis voor het hoofdkantoor van de Russische Internationale Investeringsbank (IBB), die in ruil daarvoor enkele projecten van premier Orban zal financieren. Het is belangrijk dat de Russische heersende klasse haar invloed in Europa versterkt, niet alleen om de sancties in verband met het Oekraïne/Krim-conflict op te heffen, maar ook om bredere politieke en economische redenen. Gezien de toegenomen invloed die China probeert te krijgen in Europa, deels via de Balkan en het initiatief rond de ‘nieuwe zijderoute’, is dit zorgwekkend voor de Europese heersende klassen.

    Sociaaldemocratie vervangt de arbeidersklasse door de EU

    Met hun verburgerlijking vonden de sociaaldemocratische partijen een nieuw mantra in de EU als ideale vertegenwoordiging van de belangen van het kapitaal. Zowat alle sociaaldemocratische partijen verloren hun sociale basis en band met de werkende klasse. Het maakt dat de sociaaldemocratische leiders elke verwijzing naar strijd achterwege lieten en hun reformistische ideologie omvormden tot het idee dat een goed georganiseerd en functionerend kapitalisme het beste is voor iedereen.

    Ze stellen dat een grotere taart leidt tot een groter deel voor de armere lagen van de samenleving, zelfs als de verdeling op zich niet verandert. Voor sociaaldemocratische leiders werden de EU en de instrumenten waarover zij beschikte een gouden kalf. Aangezien de traditionele sociaaldemocratie in een aantal landen haar invloed op nationaal niveau heeft verloren, zijn de EU en het Europees Parlement voor haar leiders nog belangrijker geworden. Veel vakbondsleiders kijken naar de EU om hervormingen te bekomen. Een soortgelijke logica geldt voor andere “progressieve” partijen, zoals de Groenen, maar ook voor de openlijk neoliberale tendensen. Dit concept kan in gevaar komen als er na de verkiezingen geen meerderheid meer is voor de ‘grote coalitie’ van EVP en S&D.  Zelfs indien deze partijen in de campagne een meer linkse of sociale retoriek gebruiken, blijft de voornaamste drijfveer het bijeenhouden van de EU. De rol van het Europees Parlement wordt overdreven, terwijl dit niet het machtscentrum van Europa is maar wel een sterke propagandafunctie heeft. Als de status-quo niet kan worden gehandhaafd vanwege de groei van rechtse, nationalistische en populistische formaties, komt de toekomst van hun Europese project in gevaar. De groeiende steun voor verschillende populistische partijen weerspiegelt vooral de toenemende vervreemding van zowel de situatie in elk land als de EU als zodanig. De Europese verkiezingen zijn ook een test voor diverse nieuwe politieke formaties aan zowel de rechterkant als de linkerkant: formaties die in de afgelopen periode hebben geprofiteerd van de algemene vervreemding, maar deel zijn gaan uitmaken van de gevestigde orde en de politiek. Teleurstelling over de ontwikkeling van deze formaties, zoals in het geval van Syriza, maar ook van de partij van Macron, En Marche, zal de vervreemding met ‘dé politiek’ vergroten en een complicerende factor zijn voor linkse projecten in de toekomst.

    Europese waarden?

    De EU werd altijd verkocht met veel propaganda over de rol als vredesproject, een instrument voor sociale stabiliteit en democratie. Dat was het nooit! Maar met de nog agressievere aanvallen op democratische rechten door rechtse regeringen in Oost-Europa en de dreiging van verkiezingsoverwinningen voor antidemocratische extreemrechtse organisaties, keren delen van de heersende klassen in Europa voor propagandaredenen terug naar het argument van de “verdediging van de democratie” (ook al vallen ze zelf tegelijk democratische rechten aan).

    De belangrijkste thema’s van extreemrechts zijn ‘veiligheid’ en vluchtelingen. Bij gebrek aan linkse kritiek op het kapitalistische en ondemocratische karakter van de EU, zullen zowel extreemrechtse oppositie- als regeringspartijen, zoals Fidesz in Hongarije of de Lega in Italië, de racistische trom bovenhalen en kritiek op de EU combineren met nationalisme.

    Orban beweert dat “het tijdperk van de liberale democratie ten einde is gekomen” en is, in zekere zin, eerlijker dan wat de liberale ‘verdedigers van democratie’ beweren. Het autoritaire regime van Orban weerhoudt bedrijven als BMW, Daimler, Continental, Bosch, Thyssenkrupp, Schäffler en Siemens er niet van om miljarden te investeren in Hongarije. Het klopt dat rechtse regeringen zoals die in Polen en Hongarije stappen hebben ondernomen om hun greep op de media te vergroten en het staatsapparaat, met name het rechtssysteem, volledig onder hun controle te brengen. Maar we mogen niet vergeten dat ook Frankrijk twee jaar lang de noodtoestand heeft gehandhaafd.

    Betogers die onafhankelijkheid eisen, zoals in Catalonië, worden door de Spaanse staat aangevallen en voor de rechter gedaagd. EU-lidstaten en de EU zelf namen deel aan militaire conflicten. De EU financiert dictatoriale en corrupte heersers in het noorden van Afrika. ‘Fort Europa’ veroorzaakt elke dag de dood van vluchtelingen aan haar grenzen. Tegelijkertijd spreken EU-leiders over “onze waarden” die “verdedigd” moeten worden. De brutale besparingen die de EU en de Trojka (IMF, EU en Wereldbank) Griekenland hebben opgedrongen, net als het asociale en antivakbondsbeleid van de EU en de nationale regeringen die deel uitmaken van de EU, weerleggen de leugen achter de propaganda over een ‘sociaal Europa’. De EU, haar instellingen en zelfs aspecten van het kapitalistische systeem hebben veel gezag verloren. De steeds ongelijkere verdeling van de rijkdom en het feit dat de rijken rijker worden, terwijl de arbeidersklasse lijdt onder de besparingen, hielp om de ‘sociale unie’ te ontmaskeren. Dit komt tot uiting in een daling van de opkomst bij de EU-verkiezingen, van bijna elke 2 op de 3 kiesgerechtigde kiezers in 1979 tot net iets meer dan 40% in 2014. Het wordt ook weerspiegeld in een algemene stemming tegen ‘de elite’, ‘de rijken’ en ‘het systeem’ en de EU terecht de schuld geven voor de resultaten van haar beleid (hoewel ook de nationale regeringen verantwoordelijk zijn).

    De Europese heersende klassen zijn zich ervan bewust dat een hervorming zoals het verlagen van de roamingkosten voor mobiele telefoons in de hele EU niet voldoende is om bredere lagen van de samenleving te overtuigen van de voordelen van de EU, gezien de ervaringen met brute besparingen en aanvallen op democratische rechten binnen de EU. Daarom moeten zij nog meer de nadruk leggen op de kwestie van de ‘waarden’. Het is zeer waarschijnlijk dat de verkiezingscampagne wordt gepresenteerd als een strijd tussen populistisch nationalisme aan de ene kant en verdedigers van de democratie aan de andere kant.

    Om haar economisch Europees project te verdedigen, gebruiken de heersende klassen angst voor de groei van extreemrechts. Opiniepeilingen zetten de Duitse AfD op 10-16% en Rassemblement National (voormalig FN) in Frankrijk zelfs op kop. Onderzoek van de European Council of Foreign Relations (ECFR) verwacht dat de verschillende extreemrechtse populistische partijen in het volgende Europees Parlement tussen een kwart en een derde van de zetels zullen bereiken.

    Welke positie moeten socialisten innemen?

    De stemming met betrekking tot de EU is op zijn zachtst gezegd gemengd en verward. Dit bleek uit het Brexit-referendum, dat een sterk arbeidersklasse-element van sociale revolte tegen het besparingsbeleid en het Europa van het kapitaal had. De Socialist Party (CWI in Engeland en Wales) roept op tot een Brexit ten gunste van de werkenden, waarbij duidelijk wordt gemaakt dat de oplossing niet bestaat uit meer of minder Europees kapitalisme, maar uit strijd van de arbeidersklasse en de vakbonden tegen besparingen en kapitalisme. Als Corbyn zou gaan voor een duidelijke Brexit van de werkende klasse en voor strijdbare vakbonden die opkomen tegen alle besparingen, dan zou dit aantrekkelijk zijn voor de werkenden, ook degenen die voorheen voor rechtse partijen stemden. De rechtse besparingsagenda van de Tories schept de voorwaarden voor de groei van populistische rechtse partijen. Door een einde te maken aan de compromissen met de door Blairisten gedomineerde parlementaire fractie van Labour en door de werkenden en jongeren te mobiliseren met duidelijke slogans tegen besparingen en voor socialisme, kan Corbyn de grond onder de populistische rechtse populistische krachten wegnemen.

    Onder sommige progressieve campagnevoerders is er een anti-arbeidershouding. De werkenden die woedend zijn over de EU en overwegen om voor populistische en/of extreemrechtse partijen te stemmen, worden voorgesteld als ‘dom’ en ‘ongeschoold’. In plaats van op te komen voor strijdbare arbeidersorganisaties die de belangen van de werkende klasse echt verdedigen, beperken deze activisten zich tot een ‘verklaring’ die het negatieve effect negeert van zogenaamde linkse partijen die het kapitalisme beheren en van vakbondsleiders die niet tot strijd bereid zijn. De andere kant van deze medaille is de logica van het ‘mindere kwaad’, dat wil zeggen oproepen voor de sociaaldemocratie of de groenen (of vergelijkbare ‘progressieve’ pro-Europese partijen). Deze strategie betekent een oproep voor het verderzetten van het beleid dat de basis heeft gelegd voor de grotere steun voor extreemrechts.

    Maar we moeten er ook rekening mee houden dat de jonge generatie is opgegroeid in de EU en dat sommige van hen te jong zijn om zich bewust te zijn van de brutale besparingen van de trojka in Griekenland eerder dit decennium. Deze generatie heeft op scholen en universiteiten geleerd dat ‘Europa’ een project voor vrede en harmonie is. Zij zien de zwakheden van de EU, maar beschouwen het begrip “Europa” ook op een verwarrende manier als een progressief, internationalistisch idee. Honderdduizenden jongeren en werkers reizen, studeren en werken in andere Europese landen en profiteren dus van dit aspect van de EU. Zo krijgen ‘pro-Europese’ initiatieven enige weerklank onder een laag van jonge en goed opgeleide jongeren die sympathie hebben voor het idee van een verenigd Europa. Anderen, vooral jonge mensen, raken daarentegen steeds meer vervreemd van de EU door het brute anti-vluchtelingenbeleid. Heel wat jongeren zien bovendien dat de EU in plaats van actie te ondernemen rond klimaatverandering, de voorkeur geeft aan de belangen van het grootkapitaal, met name de auto-industrie.

    De stemmen van een gefrustreerd deel van de bevolking in heel Europa voor populistische, vaak extreemrechtse partijen en de stemmen voor ‘een minder kwaad’ van een jonger deel van de bevolking, in het bijzonder voor ‘progressieve’ partijen, zijn twee kanten van dezelfde medaille: ze zijn, deels, een resultaat van een gebrek aan strijdbare arbeidersorganisaties in de verschillende landen en op Europese schaal, organisaties met een duidelijk antikapitalistisch, antiracistisch beleid en een socialistisch programma.

    Een Europa van strijd

    We hebben geen hoop of illusies in het kapitalistische EU-project. Maar onze oplossing ligt niet binnen de natiestaat. We steunen de strijd voor zelfbeschikking in Schotland en Catalonië, als onderdeel van een strijd tegen besparingen. We koppelen dit aan de noodzaak om te breken met het kapitalisme en stellen de eis van socialistische federaties in die regio’s en in Europa als geheel. Sinds 2007 hebben in heel Europa protesten plaatsgevonden: betogingen, stakingen en zelfs algemene stakingen tegen het besparingsbeleid. De afgelopen jaren is het aantal protesten tegen racisme en seksisme toegenomen. Meer recentelijk is er een nieuwe generatie jongeren actief geworden rond de kwestie van de opwarming van de aarde. Dit resulteerde in grote protesten, waarbij de methode van ‘stakingen’ door scholieren en studenten op 15 maart werd overgenomen.

    De EU en haar instellingen worden terecht niet gezien als een instrument om deze problemen op te lossen. Socialisten mogen degenen die boos zijn op het Europa van de bazen en haar besparingsbeleid niet overlaten aan de opportunistische extreemrechtse partijen. En we mogen degenen die willen strijden tegen antidemocratische en racistische gevaren niet overlaten aan de liberale en kleinburgerlijke pro-EU-krachten. Wij verdedigen alle democratische rechten waarvoor de arbeidersklasse heeft gestreden, maar ons antwoord is niet de EU en haar ondemocratische structuren.

    Wij verdedigen de sociale en democratische rechten van de arbeidersklasse. Dat betekent dat we eisen dat er meer geld in gezondheid en onderwijs wordt geïnvesteerd. Wij eisen een verkorting van de werkweek en tegelijkertijd een verhoging van de lonen. Wij eisen dat de rijken meer bijdragen om deze middelen te gebruiken voor de behoeften van de arbeidersklasse en de jongeren. Maar daar houden we niet op: we vechten voor ‘de hele bakkerij’ (en niet alleen voor een groter deel van de taart). We eisen democratische rechten, niet beperkt tot verkiezingen om de paar jaar, maar met echte macht over de rijkdom in de samenleving door degenen die deze produceren.

    De EU, haar partijen en instellingen zijn geen instrument om racisme en de groei van extreemrechts een halt toe te roepen, aangezien de EU deel uitmaakt van het probleem en niet de oplossing. Wij strijden tegen het Europa van de bazen, tegen bezuinigingen, racisme en extreemrechts. Dat betekent dat er een einde komt aan deze EU, aan haar instellingen en aan haar beleid van besparingen en de transfer van rijkdom van armen naar rijken. Wij eisen gelijke rechten voor alle mensen die in Europa wonen, een einde aan fort Europa en dat de rijkdom van de superrijken wordt gebruikt voor een fatsoenlijk leven voor alle inwoners en migranten.

    Wij strijden voor een verenigd socialistisch Europa dat democratisch wordt bestuurd en op vrijwillige basis wordt opgebouwd. Dat betekent dat onze oplossing voor de problemen in Europa niet in de nationale staten ligt, maar in de macht van de arbeidersklasse om de economie en de samenleving te besturen en te controleren, op basis van behoeften en niet op basis van winst.

    We zijn ons ervan bewust dat dit voor velen utopisch klinkt. Maar is het idee van een werkelijk democratisch, vreedzaam en sociaal Europa onder het kapitalisme niet echt de utopische optie, gezien de aard en tegenstrijdigheden van het kapitalisme? Wij zijn ons er ook van bewust dat, gezien de opgang van extreemrechts in de opiniepeilingen, men zich kan afvragen hoe dit wordt bereikt. We mogen niet vergeten dat de eerste reactie van de werkenden en jongeren na de economische crisis van 2007 was om weerstand te bieden aan het kapitalistische besparingsbeleid. Er was een enorme openheid voor links, voor socialistische oplossingen. De capitulatie van verschillende linkse krachten, zoals Syriza, in Griekenland, voor de ‘logica’ van het kapitalisme en hun verraad aan de behoeften van de arbeidersklasse, heeft de basis gelegd voor de nieuwe groei van extreemrechts.

    Toen in 2016 honderdduizenden wanhopige vluchtelingen naar Europa kwamen, was de eerste reactie van de massa’s een verlangen om te helpen. Pas toen links en de vakbondskrachten geen antwoord gaven op de vraag hoe de behoeften van mensen die afhankelijk zijn van hulp gefinancierd worden (omdat ze zich beperkten tot morele oproepen), begonnen extreemrechtse krachten terrein te winnen. Het feit dat veel vakbondsleiders in Europa de EU verdedigen, en daarmee ook het beleid van privatisering, deregulering en besparingen op de verzorgingsstaat (of wat er nog van over is), geeft extreemrechts de kans om het vacuüm op te vullen.

    Een succesvolle strijd tegen extreemrechts heeft dus meer nodig dan oproepen over ‘Europese waarden’. Er is een fundamentele verandering nodig in de houding van de vakbonden ten opzichte van de EU, en een fundamentele verandering in de manier waarop zij vechten voor de belangen van de arbeidersklasse. Het vereist linkse, socialistische, arbeidersorganisaties en partijen die niet in de valkuil trappen om de EU te verdedigen als een ‘minder slecht’, maar een onafhankelijke positie op klassenbasis innemen. Deze organisaties hebben socialistische krachten nodig die de strijd tegen extreemrechts verbinden met de strijd tegen het kapitalisme, en voor de vrijwillige, democratische en verenigde socialistische staten van Europa.

  • Communautaire frigo nog vijf jaar dicht?

    Foto: Jean-Marie

    Het vervroegde vertrek van N-VA uit de federale regering werd door CD&V en MR aangegrepen om voor te stellen dat geen artikels uit de grondwet voor herziening vatbaar verklaard worden. Hierdoor zou er na de verkiezingen geen nieuwe staatshervorming mogelijk zijn. N-VA was uiteraard not amused en stelde voor om de volledige grondwet voor herziening vatbaar te verklaren zodat alle opties mogelijk bleven.

    door Geert Cool

    CD&V verklaarde voorstander te zijn van een grondwetsherziening en nieuwe staatshervorming. Maar dan wel pas in 2024 en niet nu. Volgens CD&V moeten de Vlaamse partijen tegen dan samen nieuwe Vlaamse eisen formuleren. Waar Open VLD en Groen pleiten voor het overhevelen van enkele bevoegdheden naar het federale niveau, is CD&V daar resoluut tegen gekant (om de Vlaamsgezinde vleugel toch iets aan te bieden). N-VA is dat uiteraard nog meer. Hoe op deze basis gezamenlijke Vlaamse eisen kunnen geformuleerd worden, is onduidelijk.

    Bij gebrek aan een akkoord over artikels in de grondwet die voor herziening vatbaar verklaard worden, komt er geen dergelijke lijst. Het zou meteen betekenen dat het parlement niet uiterlijk 40 dagen voor de verkiezingen ontbonden wordt, maar kan doorwerken tot eind april. Met de Paasvakantie erbij was de laatste zitting anders op 4 april. “Veel zaken zitten al erg ver in de pijplijn. Als we meer tijd nodig hebben om ze af te werken, moeten we die nemen,” stelde CD&V-fractieleider Servais Verherstraeten. Vanuit de oppositie kwam er steun van de PS. Ahmed Laaouej verklaarde: “We moeten erover waken dat we sommige dossiers nog tot een goed einde brengen. Daarbij denk ik aan de klimaatwet.” Of daar bij N-VA veel enthousiasme voor zal zijn is nog maar de vraag. Anders gezegd: dit is slechts een excuus voor het echte doel van MR: de communautaire frigo dicht houden.

    Het zal N-VA niet tegenhouden om de communautaire kaart te trekken. Met het sociaaleconomische bilan van een asociale besparingsregering die een gat in de begroting van 8,5 miljard euro achterlaat, valt immers weinig steun te winnen. Volgens de peilingen wordt het moeilijk om N-VA uit de Vlaamse regering te houden, op federaal vlak kan dat gemakkelijker. Langs Franstalige kant en in Brussel is een rechtse regering volgens de peilingen erg onwaarschijnlijk: zowel MR als CDH verliezen. Een verschillende samenstelling van de regionale en federale regeringen is niet langer uitzonderlijk. Maar indien N-VA enkel in de Vlaamse regering zit, zal dit de communautaire druk vergroten. Bart De Wever volgt dan Geert Bourgeois op die op pensioen naar het Europees Parlement wordt gestuurd.

    Volgens de eigen statuten is N-VA voorstander van Vlaamse onafhankelijkheid, maar daarvoor is er onvoldoende steun onder de bevolking. Een studie besteld door Groen bevestigde dit in maart nogmaals: 14% is voorstander van een onafhankelijk Vlaanderen, ongeveer evenveel als de 13,2% die een unitaire staat zonder regionale regeringen wil. Een iets grotere groep van 17,3% van de Vlamingen wil een confederale staat, de overgrote meerderheid wil een federaal model.

    De politieke, sociale en economische crisissen ondermijnen de autoriteit van alle politieke instellingen. Dit zet druk op het ingewikkelde Belgische model. De vraag in welke mate deze druk communautair ingevuld wordt, hangt sterk af van de mate waarin de arbeidersbeweging haar eisen en bekommernissen centraal in het debat kan plaatsen op basis van offensieve strijd om verworvenheden af te dwingen.

  • Gat in begroting van 8,5 miljard: einde van de tunnel is weg bespaard

    Protest bij het aantreden van de regering-Michel/De Wever in 2014. ‘Geen Thatcher in België’, zeiden we toen. Rechts maakt zich op voor nog een Thatcheriaanse regering die de transfer van arm naar rijk verder opvoert.

    Het bilan van de rechtse regering-Michel/De Wever is hard voor werkenden en hun gezinnen. We kregen aanvallen op onze lonen (onder meer indexsprong), brugpensioenen, pensioenleeftijd, openbare diensten, … Telkens weer kregen we te horen dat deze ‘hervormingen’ (eigenlijk zijn het tegenhervormingen) noodzakelijk waren in het kader van een ‘economisch herstelbeleid’. Nu wordt officieel bevestigd dat dit een leugen was.

    De Thatcheriaanse regering heeft ondanks de harde besparingen geen economisch herstel gebracht. Economen lijken het erover eens dat de beste groei van de afgelopen jaren achter ons ligt en dat we voor een nieuwe recessie staan. Alleen over de timing van die recessie lopen de meningen uiteen. In de beste groeiperiode van de afgelopen jaren deed de Belgische economie het slechter dan de buurlanden en dan het Europees gemiddelde. De reden daarvoor is bekend: de harde besparingsmaatregelen drukten op onze inkomens en op de groei.

    Nu blijkt dat al die besparingen een maat voor niets waren. Het gat in de begroting bedraagt 8,5 miljard euro, meldt de Hoge Raad van Financiën. Het kan zelfs oplopen tot 11 miljard euro in 2021. “Een nieuwe regering zal dat opnieuw onmiddellijk ter hand moeten nemen,” verklaarde minister van Begroting Wilmès (MR). Vrij vertaald: ‘er is geen alternatief: er moet en zal nog harder bespaard worden.’ Alle uitspraken over snoeien om te groeien waren praatjes. Zelfs het spreekwoordelijke einde van de tunnel is weg bespaard. Of waarschijnlijker in de context gezien de staat van de infrastructuur in ons land: door gebrek aan onderhoud is de tunnel ingestort en wordt onze levensstandaard gegijzeld in eindeloze besparingsdrift.

    Waar zijn de opbrengsten van al die besparingen dan naar toe, zullen velen zich wellicht afvragen? Wel: niet iedereen is er de afgelopen jaren op achteruit gegaan. De regering beweert dat onze koopkracht steeg, maar dat wordt tegengesproken door verschillende studies die duidelijk maken dat steeds minder mensen kunnen sparen en meer mensen bij het OCMW moeten aankloppen. Het is met onze stijgende koopkracht een beetje zoals met die zogenaamd hoge belastingdruk voor bedrijven: officieel klopt dat wel, maar de reële cijfers verschillen sterk van de officiële (multinationals betalen niet het officiële tarief van 34% maar 14% vennootschapsbelasting). De besparingen hadden niet als doel om onze koopkracht op te krikken. De enigen die erop vooruitgingen, waren de superrijken. Grote winsten en extra dividenden voor aandeelhouders: daar was het om te doen. Er was een transfer van arm naar rijk. Nu zegt de regering dat er ook de volgende jaren geen alternatief is: de transfer van arm naar rijk moet verdergezet worden. Op de inhaligheid van de superrijken staan geen grenzen.

    Er is een alternatief op de eindeloze besparingspolitiek nodig. We weten wat nodig is voor de meerderheid van de bevolking: massale publieke investeringen in openbare diensten en infrastructuur, hogere lonen met minstens 14 euro per uur, leefbare pensioenen van minstens 1500 euro per maand, arbeidsduurvermindering zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen om het werk werkbaar te houden en de werkloosheid terug te dringen, energie in publieke handen om een groene omslag en betaalbare prijzen mogelijk te maken, gratis en degelijk openbaar vervoer, … De afgelopen weken werden al deze eisen met protestacties op de agenda gezet. Om ze te realiseren, moeten we breken met het huidige beleid en zelfs met het huidige systeem. De kapitalistische logica wordt aanvaard door alle gevestigde partijen die na de verkiezingen meteen terug tot de orde van de dag zullen overgaan: het besparingsbeleid voeren dat opgelegd is door de dictaten van de ‘vrije’ markt. Enkel over het ritme zullen er nuanceverschillen zijn tussen de gevestigde partijen.

    Het kapitalistisch systeem is uitzichtloos, zelfs de verdedigers van dit systeem zijn pessimistisch over de vooruitzichten voor de komende jaren. Het protest van de afgelopen maanden is belangrijk om te bouwen aan een krachtsverhouding waarmee we effectief tot systeemverandering kunnen komen. Laten we dit protest verderzetten en uitdiepen met collectieve discussie over een programma van systeemverandering. Een offensieve benadering die vertrekt vanuit de samenleving die we willen en zich niet laat inkapselen door de torenhoge beperkingen die door het kapitalisme worden opgelegd, kan bovendien het nodige enthousiasme creëren. Met LSP komen we op voor een socialistische samenleving waarin de sleutelsectoren van de economie in publieke handen komen zodat een democratische en rationele planning van de economie mogelijk wordt: een samenleving waarin de behoeften en noden van de werkenden en hun gezinnen centraal staan (uiteraard met inbegrip van een leefbaar milieu: dat is een basisbehoefte!) en niet de winsten van een handvol superrijken, zoals dit vandaag het geval is.

  • De strijd om tijd: arbeidsduurvermindering voor werkbaar werk!

    Klimaat is ongetwijfeld het belangrijkste thema in de politieke debatten op dit ogenblik. Ook koopkracht staat vooraan. Langs Franstalige kant komt daar stilaan de kwestie van arbeidsduurvermindering bij. Zowel PS, Ecolo, PTB als Défi (het vroegere FDF) pleiten openlijk voor een kortere werkweek.

    Artikel door Pietro (Brussel) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    Het is nu al mogelijk om minder dan 38 uur per week te werken en bijvoorbeeld in een stelsel van een vierdagenweek te stappen. Dat kan via een collectieve arbeidsovereenkomst (in de sector of het bedrijf) of via het arbeidsreglement. De werkgevers krijgen in ruil een vermindering op de sociale bijdragen. Het is voor de werkgevers echter interessanter om de werkenden als citroenen uit te persen om zo de winsten te behouden en verder op te voeren.

    Het model van Défi en Ecolo is gebaseerd op vrijwilligheid. Dat is eigenlijk wat er vandaag al bestaat. Ecolo voegt eraan toe dat een “compenserende aanwerving van minstens 50%” nodig is met een “vermindering van sociale bijdragen tot een bedrag dat gelijk is aan een gemiddelde werkloosheidsvergoeding van een volledig uitkeringsgerechtigde werkzoekende.” De PS is voorstander van een arbeidsduurvermindering tot 32 uur per week, waarbij deze maatregel gefaseerd ingevoerd wordt via sociaal overleg aangepast aan de noden van verschillende sectoren. Ook de PS pleit voor lastenverlagingen voor de werkgevers. Over compenserende aanwervingen spreekt de PS niet. Wel stelt de partij voor om de controle op overuren te versterken. Bazen kunnen dat echter omzeilen door de werkdruk op te voeren.

    De PTB is voor een arbeidsduurvermindering en pleit voor het model van een 30-urenweek. Jammer genoeg blijft dit model binnen het kader van het systeem met een stapsgewijze invoering per sector. De mogelijkheid om dit te financieren via publieke subsidies wordt helaas niet uitgesloten.

    De discussie over arbeidsduurvermindering baseert zich dus sterk op de vraag hoe de gemeenschap zelf zal betalen voor deze maatregel! Aanvaarden dat de sociale bijdragen worden verlaagd, betekent dat er geknipt wordt in het deel van ons loon dat dient voor de financiering van de sociale zekerheid. Als het echt om ‘patronale lasten’ ging, dan zouden deze berekend worden op de dividenden en intresten, niet op onze lonen!

    Arbeidsduurvermindering is een sociale maatregel die nodig is als antwoord op de hoge werkdruk en de werkloosheid. De laatste nationale arbeidsduurvermindering dateert van 2003 toen de werkweek van 39 tot 38 uur werd verlaagd. Sindsdien steeg onze productiviteit, maar de werkweek bleef even lang. LSP is voorstander van een arbeidsduurvermindering tot 30 uur per week, zonder loonverlies, met bijkomende aanwervingen en zonder opvoeren van de werkdruk. We verdedigen elke concrete stap vooruit. De partijen die nu voorstander zijn van arbeidsduurvermindering kunnen dit bijvoorbeeld concretiseren in de Waalse en Brusselse openbare diensten na de verkiezingen van mei 2019.

  • Verkiezingen 26 mei 2019: brief van LSP aan PVDA

    PVDA op de klimaatbetoging van 15 maart. Foto: Liesbeth

    Na 26 mei zal een veelvoud van het huidige aantal PVDA-verkozenen in de parlementen zetelen. Dat is een positieve ontwikkeling waar LSP aan wil bijdragen. Met het oog op de verkiezingscampagne stuurden we een brief naar de PVDA-leiding met een vraag tot samenwerking.

    door Bart Vandersteene

    “Vooreerst van harte proficiat met jullie resultaat bij de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2018. In een pak Vlaamse centrumsteden haalde de PVDA haar eerste zetels. In Brussel en in de belangrijkste Waalse steden behaalden jullie een echte doorbraak. Dit betekent een belangrijke stap vooruit om de strijdbewegingen een politieke vertaling te geven.

    “Jullie weten dat waar mogelijk de afdelingen en leden van LSP/PSL campagne hebben gevoerd voor een zo sterk mogelijk score voor de PVDA/PTB-lijsten. In Keerbergen en Sint-Gillis namen we zelf deel aan brede linkse oppositielijsten die respectabele scores konden neerzetten. Jullie kennen onze mening dat de score nog beter had kunnen zijn wanneer de PVDA/PTB het als haar taak had gezien om alle verschillende stromingen van consequent links en de vele individuele linkse syndicalisten en activisten samen te brengen.

    “De uitdaging bij de komende parlementsverkiezingen, voor het Europese, het federale en regionale niveau is nog groter. De crisis van het kapitalisme en het bijhorende besparingsbeleid heeft veel woede en verzet losgeweekt. Michel I werd direct na haar totstandkoming al met een historische stakingsbeweging geconfronteerd. Deze had het potentieel om de regering en haar partijen te doen vallen. Sindsdien is het verzet nooit meer echt gaan liggen, maar botste het op de vraag welk alternatief er voorhanden is wanneer we deze regering ten val brengen. Het veiligheidsthema werd na de aanslagen van november 2015 in Frankrijk en vooral die van 22 maart 2016 in eigen land boven gehaald om de aandacht bewust af te leiden van de diepe sociale crisis in het land. Ook de vluchtelingencrisis werd door de rechtse partijen gebruikt om gedurende periodes alle politieke aandacht af te leiden van de cruciale sociale thema’s. Het effect hiervan kan beperkt blijven indien de georganiseerde arbeidersbeweging erin slaagt om de klassentegenstelling in de samenleving bovenaan de agenda te plaatsen door sterke mobilisaties en het beargumenteren van een noodzakelijk alternatief plan voor de samenleving.

    “De diepe vormen van uitbuiting, via steeds toenemende werkdruk en een dalende koopkracht, hebben de voorbije jaren telkens nieuwe zuurstof gegeven aan het noodzakelijke sociale verzet. Een eeuw geleden zei Eugene Debs, een Amerikaanse socialist: “Ik verzet me tegen een sociale orde die toelaat dat een mens door niets nuttig te doen een fortuin van miljoenen dollars verzamelt, terwijl miljoenen vrouwen en mannen elke dag hard werken en amper genoeg hebben om een ellendig bestaan te leiden.” Deze woorden zijn vandaag voor velen herkenbaar en worden door meer en meer mensen gezien als de essentie van ons kapitalistisch systeem.

    “Daarenboven geven de fantastische mobilisaties van jongeren vandaag uitdrukking aan een groot ongenoegen tegenover de onwil van de klassieke politieke partijen om het klimaatprobleem bij de wortel aan te pakken.

    “Zal de komende verkiezingscampagne gaan over veiligheid en vluchtelingen en zullen de schrijnende tekorten in onze samenleving in dit kader worden geplaatst? Of zal de aandacht worden geconcentreerd op de impact van de wereldwijde aanwas van rijkdom bij een superkleine toplaag van miljardairs? De nooit geziene concentratie van rijkdom legt de contradicties van het systeem bloot. Nog nooit was de capaciteit van de mensheid groter om alle cruciale problemen van onze samenleving op te lossen. Nog nooit was het zo duidelijk dat dit niet mogelijk is vanwege de kapitalistische orde die de productiemiddelen in privébezit houdt en daardoor een enorm deel van de geproduceerde waarde laat afromen in de richting van de kapitalistische elite.

    “Een duidelijk en klaar links antwoord voor een socialistisch alternatief op deze waanzin kan zowel in de sociale strijd als in verkiezingstijd de geesten van velen beroeren. Er zijn internationale voorbeelden genoeg die recent hebben aangetoond dat een strijdbaar en ambitieus alternatief op de besparingswaanzin op brede en enthousiaste steun kan rekenen.

    “In België dreigt de N-VA het communautaire spook terug boven te halen, zowel tijdens als na de verkiezingen. De onbestuurbaarheid van het land zou volgens hen daarin bestaan dat er sprake is van twee verschillende realiteiten in het land. Nochtans hebben Waalse postbodes, Brusselse bagagehandelaars op Zaventem en Vlaams Proximus-personeel veel meer met elkaar gemeen dan met hun respectieve politieke vertegenwoordigers of kapitalistische elite die dezelfde taal spreken.

    “Wij zijn er samen met jullie van overtuigd dat een sterke score voor de PTB in Wallonië en PTB/PVDA in Brussel heel goed mogelijk is. Maar ook in Vlaanderen bestaat een groeiend potentieel voor een consequent linkse politieke stem.

    “Zowel SP.a en PS hebben zware klappen gekregen de voorbije jaren, waarbij terecht hun geloofwaardigheid diepgaand in vraag werd gesteld bij linkse kiezers. Groen en Ecolo proberen hiervan te profiteren door zich op te werpen als de nieuwe leiders van wat zij zien als ‘links’. Ze hebben na de gemeenteraadsverkiezingen nog eens getoond dat ze in de feiten geen probleem hebben met een klassiek liberaal beleid. Ze stapten zonder dralen in allerhande lokale coalities met Open VLD, MR, CDH of N-VA.

    “We moeten een belangrijke strijd aangaan om ervoor te zorgen dat ook in Vlaanderen de PVDA een sterke score haalt en meerdere parlementsleden haalt voor het Vlaamse en federale parlement. Zo kunnen we diegenen van antwoord dienen die beweren dat de verschillen in score bewijskracht leveren voor twee verschillende realiteiten in ons land.

    “LSP/PSL wil zich inzetten om de scores van PVDA/PTB te versterken, met onze eigen visie en een programma waarin we de noodzaak van socialistische maatschappijverandering bepleiten. Veel van jullie leden kennen onze leden als gerespecteerde syndicalisten en activisten. Dikwijls staan ze zij aan zij in de strijd. De beste manier voor ons om bij te dragen aan jullie campagne is met LSP/PSL kandidaten die een reële meerwaarde kunnen bieden op jullie lijsten en de beste motivatie geven aan onze leden om zich in te zetten voor de best mogelijk score.

    “Voor de voorbije gemeenteraadsverkiezingen hebben we een gelijkaardige hand gereikt aan jullie. Dit werd geweigerd. We hopen dat jullie deze houding kunnen herevalueren en dat jullie deze brief en het voorstel dat wij hierin formuleren opvatten als een constructieve bijdrage in de strijd voor een consequent links alternatief. We kijken er naar uit om jullie antwoord te ontvangen.”

  • Klimaat en koopkracht koppelen in strijd voor ‘system change’

    Nooit eerder kreeg een regering in lopende zaken zoveel protest over zich heen. Duizenden jongeren betogen week na week voor ernstige klimaatmaatregelen. Op 27 januari werden ze vervoegd door hun ouders, grootouders en kleinere broers en zussen waardoor we met 100.000 waren. Het enthousiasme van het klimaatprotest had ongetwijfeld een sterke invloed op de succesvolle algemene staking van 13 februari. Daarmee werd de roep naar koopkracht hoog op de agenda gezet.

    Artikel door Geert Cool uit maandblad ‘De Linkse Socialist’ 

    Wat beide bewegingen gemeen hebben, is een gevoel van dringendheid en een offensieve opstelling die niet vertrekt van wat voor het establishment mogelijk is, maar van wat voor mens en planeet nodig is. De stakers op 13 februari stelden uitdrukkelijk dat de loonwet die onze koopkracht op dieet zet weg moet. Offensieve eisen als het optrekken van het minimumloon tot 14 euro per uur en het minimumpensioen tot 1.500 euro per uur zijn eveneens populair: voor heel veel mensen zouden deze eisen een belangrijke stap vooruit zijn.

    De politici beweren dat ze hard werken rond het klimaat en dat het met onze koopkracht de goede kant uitgaat. In de praktijk merken we daar niets van. Een steeds grotere laag van de bevolking gelooft de gevestigde politici dan ook niet meer. Vlaams minister Schauvliege (CD&V) moest onder druk van de protestbeweging ontslag nemen. Ze kon zich als stemmenkanon veel bizarre uitspraken permitteren. Maar om de klimaatbeweging te paaien of naar onschadelijker kanalen te leiden, werd Schauvliege een obstakel voor het establishment.

    Ook N-VA komt in de problemen. Uiteraard kan die partij terugvallen op een brede passieve steun, maar het is moeilijker om de politieke agenda te bepalen. Het plan van een lange kiescampagne rond asiel en migratie enerzijds en het confederalisme anderzijds, botst op het protest rond klimaat en koopkracht. Op de N-VA-partijconferentie waar het communautaire luik van het kiesprogramma op scherp werd gesteld, kreeg voorzitter Bart De Wever nadien door zowat alle media vooral vragen over het klimaatprotest.

    Offensieve acties voor onze eisen en bekommernissen veranderen het politieke debat. Velen zullen aandachtig de verkiezingen van 26 mei volgen. De grootste sterkte van de regering-Michel 1 was de zwakte van de oppositie ertegen. De PS probeert wel om in woorden aansluiting te vinden bij onze eisen, maar heeft net iets te lang de rol van beheerder van besparingsmachines op federaal, regionaal en lokaal niveau uitgeoefend. De groenen zullen in de parlementsverkiezingen van 26 mei groeien, sommige peilingen geven aan dat ze de grootste politieke familie van het land worden. Na de gemeenteraadsverkiezingen zagen we echter dat de groenen met om het even wie coalities vormen en in het beleid geen verschil maken. De inzet waarvoor zovele duizenden mensen betogen ligt een pak hoger dan wat de groene partijen te bieden hebben. Zij schrijven zich in de logica van het kapitalisme in, terwijl de roep naar ‘system change’ luid klinkt.

    De PVDA gaat zowel rond klimaat als koopkracht verder dan wat voor het establishment aanvaardbaar is. De partij is ook aanwezig in de beweging en versterkt ons door tot in het parlement onze stem te laten weerklinken. Wij schreven een brief naar de PVDA om haar kiescampagne te ondersteunen, los van onze meningsverschillen. Wij willen samen met PVDA strijden voor hervormingen als gratis openbaar vervoer, energie in publieke handen en echte loonsverhogingen. Maar wij koppelen dat aan de nood van een socialistische samenleving: onder het kapitalisme zijn hoogstens tijdelijke hervormingen mogelijk. Wij waarschuwen daar meteen voor en formuleren een reeks overgangseisen zoals de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie als antwoord op pogingen tot sabotage door de kapitalisten. Om tot een breuk met het kapitalisme te komen, is een breed gedragen massabeweging nodig. Verkozen posities spelen daar een rol in, maar mogen geen centraal doel op zich worden.

    De regering is verzwakt en ook het patronaat heeft het moeilijk, de roep naar meer koopkracht weerklinkt bijzonder luid. Dit is een uitstekend ogenblik om verder in het offensief te gaan en het niet bij een eenmalige actie te laten. Een strijdplan zoals in 2014 kan ervoor zorgen dat we verder opbouwen naar nieuwe en nog grotere acties. Ook in het jongerenprotest is een actieplan nodig: elke week op donderdag betogen, houden de meeste jongeren niet vol. Met syndicalisten en jongeren opbouwen naar een gezamenlijke actiedag op 15 maart, de dag van de internationale scholenstakingen, zou de enthousiaste energie van de klimaatactivisten koppelen aan de economische slagkracht van de werkenden.

    In actie groeit instinctief het besef dat we onze strijd moeten uitbreiden en organiseren. Het jongerenprotest werkt aanstekelijk: het verspreidt zich als een lopend vuurtje door de hele wereld. Dat internationalisme is belangrijk: we zullen de rampzalige klimaatverandering niet in één land stoppen. Syndicalisten zijn beïnvloed door hun kinderen die een erg klimaatbewuste generatie vormen met ervaringen inzake collectieve actie. Deze jongeren zijn de volgende generatie syndicalisten! Omgekeerd herkennen veel jongeren zich in de stakingsacties zoals op 13 februari. Dat sluit beter aan bij hun methode van actievoeren dan de patronale pogingen om het protest onschadelijk te maken met initiatieven als ‘Sign for my future’. De strijd voor klimaat en koopkracht koppelen, beantwoordt de pogingen om verdeeldheid te creëren door het klimaatprotest te beperken tot eisen als hogere vliegtaksen en andere belastingen die de gewone werkenden laten opdraaien voor de vervuiling door het kapitaal.

    Doorheen strijd leren jongeren en de werkende klasse in het algemeen op enkele weken tijd soms meer dan anders in jaren. We mogen dat niet laten verloren gaan. Onze strijd uitbreiden, betekent ons programma verfijnen en duidelijk zijn over wie onze bondgenoten zijn en wie de noodzakelijke verandering in de weg staat. Laten we ‘system change’ concreet invullen. LSP draagt daaraan bij met een programma van socialistische maatschappijverandering zodat een rationele planning in het belang van de meerderheid van de bevolking en de planeet mogelijk wordt.

  • Het politiek debat niet aan rechts overlaten!

    Asociaal besparingsbeleid ondermijnt steun voor regering en leidt tot val. Geen ruimte laten voor terugkeer ervan!

    Edito uit maandblad ‘De Linkse Socialist’ door Nicolas Croes

    “Iedereen voelt zich geviseerd,” verklaarde Dominique Leroy in een reactie op het “transformatieplan” bij Proximus waarbij 1.900 ontslagen aangekondigd werden. Met dit plan heeft de CEO van het “autonoom overheidsbedrijf” nog enkele extra nagels in de doodskist van de “jobs, jobs, jobs” van Charles Michel geklopt. In ruim vier jaar Zweedse coalitie werden alle werkenden en uitkeringstrekkers geviseerd.

    Regering-Michel valt, maar niet rond onze bekommernissen

    Charles Michel en zijn bende hebben een brutaal beleid van besparingen op de kap van de werkenden en hun gezinnen gevoerd. Het doel: de winsten van de grote bedrijven spekken. De horrorlijst van deze regering is bijzonder lang. Dit botste uiteraard op protest: we moeten al tot de jaren 1990 en Dehaene (met het ‘Globaal Plan’) teruggaan om een regering te vinden waartegen zoveel sociaal verzet was.

    Ondanks de tekortkomingen van de vakbondsleiders op vlak van organisatie en opbouw van de strijd om de regering weg te krijgen, werden alle actie-oproepen stelselmatig goed opgevolgd. Vaak waren de acties een pak groter dan verwacht. In de eerste jaarhelft van 2018 waren er maar liefst 173.960 stakingsdagen (onder meer door het pensioenprotest, maar ook door de acties tegen de hoge werkdruk). Het actief protest was slechts het topje van de ijsberg: achter elke staker stonden tientallen meer passieve tegenstanders van het gevoerde beleid. Toch was deze massale verwerping van het beleid geen regeringscrisis waard.

    Op 2 december demonstreerden tienduizenden voor het klimaat. Minister Marghem waagde het om even langs te komen voor ze met een privévlucht naar de Klimaattop in Katowice trok om daar tegen meer ambitieuze klimaatdoelstellingen te stemmen… Het massale klimaatprotest, nadien bevestigd door de schoolstakingen, was evenmin een regeringscrisis waard.

    De regeringspartijen vonden de discussie over het niet-bindend Global Compact over migratie veel belangrijker. Zes maanden voor het einde van de ambtstermijn leidde dit tot de val van de regering-Michel 1. De N-VA wilde niet tekenen. Waarom? Vooral omwille van het resultaat van de gemeenteraadsverkiezingen. Alle regeringspartijen kregen toen klappen. Nochtans was alles eraan gedaan om het publieke debat te beperken tot de favoriete thema’s van rechts: alles wat de bevolking kunstmatig verdeelt, zoals migratie, identiteit of een veiligheidsbeleid dat zich beperkt tot repressie. Tegen de wil van de rechtse partijen in, vonden sociale thema’s echter hun weg naar het publieke debat. Twee weken voor de verkiezingen betoogden 65.000 mensen in de grote steden tegen de pensioenplannen van de regering. Die actieve minderheid gaf uitdrukking aan een bezorgdheid die veel breder gedeeld werd.

    Op enkele maanden voor ‘de moeder van alle verkiezingen’ (de samenvallende Europese, regionale en federale verkiezingen) moest de MR aantonen dat het niet gewoon in de pas van schaduwpremier De Wever loopt. N-VA werd dan weer geconfronteerd met de terugkeer van het Vlaams Belang en wil verder verlies vermijden. Tenslotte moest een manier gevonden worden om het debat niet te laten gaan over het breed gedragen ongenoegen rond de pensioenen, koopkracht, openbare diensten, klimaat, … Het Migratiepact kwam op het juiste moment voor een bijzonder cynische crisis. Cynisch omdat het een erg vaag en niet-bindend pact is dat eigenlijk geen verschil maakt, maar ook omdat het een bliksemafleider is om het niet over sociale thema’s te moeten hebben.

    Kunnen de rechtse partijen terugkomen?

    “De opstelling van N-VA heeft het vertrouwen gebroken dat in die partij kon gesteld worden,” weerklonk het her en der. Het doet denken aan de scherpe veroordelingen van N-VA in de kiescampagne van 2014, onder meer door Charles Michel zelf. Na de verkiezingen was dat rap vergeten. De wonden zijn evenmin diep genoeg om de ‘Zweedse coalitie’ op Vlaams niveau in het gedrang te brengen.

    Het is onwaarschijnlijk dat de Zweedse coalitiepartijen na 26 mei voldoende zetels hebben voor een heruitgave van Michel 1. De Franstalige christendemocraten van CDH staan ongeduldig te trappelen om de regering te vervoegen. De onhandige gok van voorzitter Benoït Lutgen die in 2017 de PS uit de regionale regeringen probeerde te duwen, bevestigde dit. Dezelfde Lutgen verklaarde eerder dat N-VA wat hem betreft een racistische partij is. Lutgen vertrekt nu als voorzitter om plaats te maken voor Maxime Prévot, die al jaren zegt dat samenwerking met N-VA geen probleem vormt. Maar ook steun van CDH zal mogelijk niet volstaan om een nieuwe Zweedse regering te vormen.

    N-VA bereidt zich uiteraard ook voor op de volgende verkiezingen. In januari kondigde de partij aan dat Jan Jambon kandidaat-premier is en De Wever kandidaat minister-president. Populaire Theo Francken was wellicht te controversieel voor eventuele partners en het schandaal rond humanitaire visa was mogelijk intern al bekend… Dat schandaal doet de partij pijn: niet alleen wijst het op corruptie waarbij visa verkocht werden via partijkanalen, het kan bovendien gezien worden als een ‘laks’ asielbeleid waarmee het racistisch profiel van Francken een deuk krijgt. Racisme kan de N-VA stemmen opleveren die ze niet kan winnen of behouden met het palmares van het asociaal besparingsbeleid de afgelopen jaren. Haat aanvaardbaarder maken, dreigt echter tegelijk extreemrechts opnieuw meer wind in de zeilen te blazen. Het Vlaams Belang brengt zijn nieuwste ster, Dries Van Langenhove, in stelling tegen Francken in Vlaams-Brabant.

    Ongetwijfeld zal het communautaire thema opnieuw prominenter worden. N-VA staat klaar om campagne te voeren tegen haar beste vijand, de PS. Die partij is voor N-VA synoniem voor ‘economische rampspoed.’ Onder druk van het ongenoegen in de samenleving voelt de PS zich verplicht om eisen als een intrekking van de hogere pensioenleeftijd te verdedigen. Voor een partij die het Generatiepact (met de strengere toegang tot brugpensioen) steunde, is dat niet erg geloofwaardig. Maar het geeft uitdrukking aan iets wat leeft.

    Als het verlies van de Zweedse partijen zich op 26 mei doorzet, komt er een moeilijke coalitievorming. N-VA houdt verschillende opties open. Voorzitter De Wever verklaarde op 14 oktober dat hij de ‘oorlog met links’ beu was, maar roept nu al zijn troepen op naar de loopgraven. Zelfs klimaatscepticus en brulboei De Decker wordt van stal gehaald. De lokale coalities na 14 oktober gaven echter aan dat N-VA met meerdere scenario’s rekening houdt: er waren heel wat coalities met Groen (onder meer in de provincie Oost-Vlaanderen of op lokaal vlak in Sint-Niklaas, Turnhout, Aalst en in de Antwerpse rand). In Antwerpen werden zelfs de socialisten terug binnengehaald! Net als Groen ging Ecolo langs Franstalige kant zowel met rechts als links in zee voor lokale coalities.

    Zal er een lange politieke crisis nodig zijn om Groen en Ecolo ertoe te brengen om hun ‘verantwoordelijkheid’ en ‘staatsmanschap’ te tonen in een coalitie met rechts? Alleszins wordt die optie open gehouden. De co-voorzitters van Ecolo, Zakia Khattabi en Jean-Marc Nollet, weigeren zich vast te pinnen op de as links-rechts. Dat botst met wat heel wat kiezers van Ecolo verwachten, maar voorlopig komt het niet tot protest binnen de partij.

    Het politiek debat niet aan rechts overlaten!

    De politieke situatie is bijzonder volatiel. Wie had enkele maanden geleden gedacht dat extreemrechts erin zou slagen om duizenden mensen op de been te brengen voor een betoging in Brussel, zoals op 16 december gebeurde? Het is een waarschuwing. De georganiseerde arbeidersbeweging moet in actie treden. Deze reus moet zich rechtzetten om te kunnen winnen.

    Wie dacht dat actievoeren rechts enkel versterkt, werd de afgelopen weken door de scholieren van antwoord gediend. Het idee dat de jeugd conservatief is, werd op overtuigende wijze van tafel geveegd. De jongerenacties hebben het economisch gewicht van de arbeidersbeweging nodig. Zij kan het raderwerk stilleggen en het systeem raken waar het pijn doet: in de portemonnee. Maar ook de arbeidersbeweging heeft de dynamiek en de energie van de jongeren met hun stoutmoedige acties nodig.

    Mobilisatie is overigens de beste manier om de thema’s die ‘de kleine man’ aanbelangen op de agenda te zetten. De nationale staking rond koopkracht of de indrukwekkende klimaatacties tonen dit aan. Dit is de enige manier om verdeeldheid zoals racisme en communautair opbod terug te dringen. De rechtse regeringspartijen zullen elke zwakte langs onze kant uitspelen om zichzelf te versterken. Laten we hetzelfde doen en niet wachten op de verkiezingen om onze eisen offensief naar voren te brengen.

    Niet dat de verkiezingen zelf onbelangrijk zijn. De vooruitgang van PVDA op lokaal vlak en de tussenkomsten van de huidige PVDA-parlementsleden zijn zeer belangrijk. Als de PVDA het gewicht van zijn duizenden leden en verkozen posities gebruikt om de sociale strijd uit te bouwen en te versterken, kan dit een echt verschil maken. Een campagne waarin al wie actief is voor het klimaat, koopkracht of een leefbaar pensioen, kan het resultaat op 26 mei maximaliseren. De uitdaging is groot. LSP zal er alles aan blijven doen om dit proces te versterken op basis van haar eigen programma van socialistische maatschappijverandering.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop