Your cart is currently empty!
Tag: socialisme
-
Waarom zijn socialisten internationalisten?

Door Darragh O’Dwyer uit The Socialist (krant van de Socialist Party in Ierland)
Klimaatrampen, oorlogen, pandemieën en ongelijkheid: dit zijn mondiale problemen die allemaal om mondiale oplossingen schreeuwen. De wereld wordt geconfronteerd met meerdere en onderling verbonden crises, die allemaal het resultaat zijn van de economische, sociale en politieke orde die onze planeet regeert: het kapitalisme. Het internationalisme van socialisten komt voort uit ons inzicht dat er een internationale strijd van arbeiders, jongeren en onderdrukten nodig is om een einde te maken aan dit systeem. Uiteindelijk is socialisme internationaal, of het is niets.
Een wereldwijd systeem
Hoewel elk land zijn eigen kenmerken heeft, maken ze allemaal deel uit van een ondeelbare wereldeconomie. Toen het kapitalisme door een bloedig proces van koloniale plundering en onteigening de overhand kreeg als het dominante economische systeem, verbond het de wereld door handel. Marx schreef in het Communistisch Manifest: “In de plaats van de oude lokale en nationale zelfgenoegzaamheid en afgeslotenheid komt er een veelzijdig verkeer, een veelzijdige afhankelijkheid van de volkeren onderling.”
Recente gebeurtenissen hebben aangetoond hoe dat vandaag nog steeds bijzonder correct is. De blokkade van het Suezkanaal was voor veel kapitalisten een pijnlijke herinnering aan het feit dat jaarlijks 12% van de wereldhandel via deze route verloopt; de oorlog in Oekraïne heeft de voedselproductie en -export verstoord en de prijzen in de hele wereld opgedreven.
We moeten een wetenschappelijk begrip hebben van het systeem dat we bestrijden als we een programma en strategie willen ontwikkelen om het omver te werpen. Daarom bekijken socialisten de dingen vanuit een wereldperspectief. Eenvoudig gezegd, we kunnen de gebeurtenissen in een land niet begrijpen zonder eerst uit te gaan van een wereldwijde analyse.
De strijd van de arbeidersklasse is internationaal
De ontwikkeling van de industrie en het doordringen van het kapitalisme tot in alle uithoeken van de planeet, hebben ook een internationale arbeidersklasse doen ontstaan.
De meest klassenbewuste arbeiders hebben altijd begrepen dat wie één werkende raakt, alle werkenden treft, ongeacht geslacht, etniciteit of nationaliteit. De geschiedenis staat bol van voorbeelden van inspirerende solidariteitsacties over de grenzen heen. In de jaren zeventig weigerden Schotse werknemers van Rolls Royce onderhoud te verrichten aan de motoren van de voormalige RAF-vliegtuigen die door de wrede dictatuur van Pinochet werden gebruikt; van 1984-1987 staakten werknemers van Dunnes Stores in Dublin, voornamelijk jonge vrouwen, omdat ze weigerden goederen uit het apartheidsland Zuid-Afrika te verhandelen.
Tegenwoordig dragen nieuwe technologie en sociale media bij tot een nog groter internationalistisch bewustzijn, vooral onder jongeren. De moord op George Floyd ontketende een sociale opstand in de VS, maar verspreidde zich snel naar alle continenten; zo ook de klimaatstakingen van scholieren, die in 2019 leidden tot een gecoördineerde stakingsdag met 7 miljoen deelnemers; de nieuwe wereldwijde feministische golf deelt eveneens lessen, slogans en tactieken – de aanval op Roe vs. Wade in de VS heeft een golf van solidariteit gegenereerd van arbeiders en jongeren over de hele wereld.
Een systeem gebouwd op concurrentie
Een onderling verbonden wereld is echter niet hetzelfde als een samenwerkende wereld. In tegenstelling tot het internationalisme van de arbeidersklasse is de kapitalistische klasse uiteindelijk nationaal, in voortdurende concurrentie met andere natiestaten om markten, grondstoffen en winsten. We zien dit vandaag met de opkomst van protectionisme, deglobalisering en het uitbreken van oorlogen. We zagen dit ook bij de stormloop op vaccins, waarbij rijke landen enorme reserves kochten ten koste van armere landen, in een wedloop om hun economieën eerder te heropenen dan hun concurrenten.
Zoals veel jongeren nu instinctief beseffen, vereist de klimaatcrisis een internationale oplossing. Zoals veel van de verschrikkingen die door het kapitalisme worden veroorzaakt – armoede, ziekte, honger – is er geen oplossing op een louter nationale basis. Alleen door de ontwikkeling van een internationaal productie- en distributieplan, waarin rijkdom, grondstoffen, technologie en kennis op rationele en coöperatieve basis worden georganiseerd, kan een catastrofe worden afgewend en kan de mensheid tot bloei komen en haar volledige potentieel bereiken.
Een internationale strijd
Dat klinkt misschien utopisch, maar, zoals hierboven uitgelegd, is de klassenstrijd internationaal en revolutie besmettelijk. Hoewel een socialistische revolutie in één land een enorm positieve ontwikkeling zou zijn, zouden het voortbestaan en de consolidatie ervan uiteindelijk afhangen van de verspreiding van de revolutie elders. Imperialistische machten over de hele wereld zouden alles in het werk stellen om elk project dat hun heerschappij bedreigt te saboteren. Oproepen tot internationale actie zouden in dit opzicht absoluut essentieel zijn, een oproep aan arbeiders om zich te verzetten tegen de acties van ‘hun eigen’ heersende klassen en zich aan te sluiten bij de revolutie.
Een belangrijk deel van het winnen van socialistische verandering is ons organiseren om het te bereiken, in de vorm van een wereldwijde revolutionaire organisatie. Malcolm X zei ooit dat “morgen behoort aan hen die zich er vandaag op voorbereiden.” Sluit je bij ons aan om de toekomst vrij van kapitalisme af te dwingen die zo hard nodig is.
-
Een tegenargument doorprikt. Maakt de menselijke natuur dat socialisme niet kan werken?

Door Eddie McCabe (Socialist Party – ISA in Ierland)
In de kapitalistische maatschappij wordt het begrip “menselijke natuur” gebruikt om allerlei kwaden – geweld, racisme, ongelijkheid – te verklaren. Socialisme is een maatschappij gebaseerd op samenwerking, echte participerende democratie en gemeenschappelijk eigendom (en planmatig gebruik) van alle rijkdom, grondstoffen en industrie. Dat wordt vaak als onmogelijk voorgesteld omdat het onverenigbaar zou zijn met de menselijke natuur.
Dit is een handig argument dat de tegenstanders van socialisme vaak gebruiken. Er is echter niets van aan. Het is een ideologische list om de verantwoordelijkheid voor alle gruwelen en problemen in de wereld af te schuiven van het systeem, met name de specifieke manier waarop de maatschappij is georganiseerd in het belang van de miljardairs. De verantwoordelijkheid wordt gemakshalve doorgeschoven naar alle mensen, inclusief de miljarden die uitgebuit en onderdrukt worden.
Niet gemakkelijk te definiëren
Om te beginnen is het begrip “menselijke aard” niet gemakkelijk te definiëren. Meestal wordt er de natuurlijke instincten van de mens mee bedoeld, die ten grondslag liggen aan onze moraal en uiteindelijk aan ons gedrag. Voor de tegenstanders van het socialisme worden hebzucht, agressiviteit en luiheid gewoonlijk beschouwd als de dominante menselijke instincten. Vandaar het kapitalisme: hebzucht is goed en de agressievere mensen hebben gewoon een streepje voor op de luiere mensen, zo gaat het verhaal.
Natuurlijk zijn er in alle menselijke samenlevingen voorbeelden van deze negatieve eigenschappen te vinden. Maar dat geldt ook voor hun tegendeel: vrijgevigheid, kameraadschap, solidariteit. En de realiteit is dat de instincten, de moraal en het gedrag van mensen grotendeels worden bepaald door het soort samenleving waarin zij leven. Dus in een maatschappij als het kapitalisme – die meedogenloos eigenbelang aanmoedigt om vooruit te komen – zou men kunnen stellen dat het voortbestaan van dergelijke sociale instincten, ondanks het overduidelijk ‘onsociale’ systeem, bewijst dat de ‘menselijke natuur’ eigenlijk tegengesteld is aan het kapitalisme, en beter geschikt is voor het socialisme.
Complexe wezens
Bovendien bestaat, wat de menselijke geschiedenis betreft, het kapitalisme pas zo’n 250 jaar en andere klassensamenlevingen pas zo’n 5-10.000 jaar. In feite leefden wij gedurende het grootste deel van de 200.000 jaar van de evolutie van de mensheid voornamelijk in egalitaire gemeenschappen van veehoeders. Dit was uit noodzaak (om te overleven moesten mensen collectief werken en gemeenschappelijk leven), niet uit vrije keuze, maar het is zeker in tegenspraak met elke notie van een inherent individualistische menselijke aard.
De waarheid is dat mensen complexere wezens zijn dan het argument over menselijk egoïsme suggereert. De mens is niet van nature ‘goed’ of ‘slecht’, de mens is afhankelijk van de omstandigheden tot beide in staat.
Collectieve inspanningen
Wat mensen onder de menselijke natuur verstaan, is in de loop der tijden veranderd, omdat samenlevingen ingrijpend zijn veranderd en de mensen daarin ook. Duizenden jaren lang werd slavernij beschouwd als een deel van de menselijke natuur, maar vandaag zou het ongehoord zijn om dat te beweren. Slavernij werd afgeschaft en het algemene concept van de “menselijke natuur” veranderde, waarbij slavernij er niet langer deel van uitmaakte. Dat is op zich veelzeggend: als het een vaststaand deel van onze natuur is, zou het niet kunnen veranderen.
Als er één karaktertrek van de mens is, die inherent is aan onze natuur, dan is het wel de basiswens om te leven – en goed te leven. De hele menselijke geschiedenis leert ons dat, ongeacht de omstandigheden, dit het best wordt bereikt door mensen die samenwerken (en strijden) voor collectieve sociale vooruitgang, die op zijn beurt de volledige ontwikkeling van elk individu mogelijk maakt.
Dit betekent dat socialistische beginselen van sociale en economische democratie, gelijkheid, vrijheid … volkomen in overeenstemming zijn met dit meest elementaire kenmerk van de menselijke natuur.
-
Hoe zou een geplande economie werken?

Verdediging van democratische socialistische planning is een fundamentele taak in de strijd voor maatschappijverandering.
Dossier door Peter Delsing op basis van een inleiding op de ‘Virtual Marxist University’ van ISA in juli 2020
De discussie over hoe een planeconomie zou werken is cruciaal voor de arbeidersbeweging en de onderdrukten. Sinds de jaren negentig en de val van de autoritaire stalinistische regimes zijn de kapitalisten van de ene crisis naar nog diepere crisissen gestruikeld. Maar de kapitalistische klasse heeft één groot voordeel. De recente linkse stromingen rond Bernie Sanders in de VS, Corbyn in Groot-Brittannië en Mélenchon in Frankrijk hebben belangrijke sociale eisen verdedigd, maar helaas heeft geen van hen het idee van een democratische socialistische planning van de economie gepromoot. Na de val van de bureaucratisch geplande stalinistische economieën hebben de ideeën van rechtse economen over “gebrek aan informatie” en “gebrek aan innovatie” in planeconomieën het politieke begrip van werkenden en jongeren kunnen beïnvloeden. Het is tijd om deze kwesties te verduidelijken en de werkenden en jongeren te herbewapenen met een programma voor fundamentele verandering.
Marx en Engels, de grondleggers van het wetenschappelijk socialisme, wilden geen gedetailleerde blauwdruk geven van een postkapitalistische samenleving. Ze wilden geen fantastische ideeën naar voren brengen zonder een basis in de werkelijkheid, als reactie op de “utopische socialisten”. De strijd van de arbeidersklasse zou de concrete politieke en economische instellingen van de nieuwe maatschappij opwerpen. Marx beperkte zich bewust tot een algemene schets van het socialisme, bijvoorbeeld in het beroemde “Communistisch Manifest” van 1848. Een volledige breuk met het winstsysteem van de bazen, met armoede en ongelijkheid, was nodig. Als gevolg daarvan moesten de socialisten eisen dat de productiemiddelen – de fabrieken, de werkplekken en de technologie – publieke eigendom werden. Een socialistische samenleving moest gebaseerd zijn op de planning van de productie, waarbij de arbeiders discussiëren en doelen stellen voor hoe en wat te produceren.
De heldhaftige Parijse Commune van 1871 gaf Marx de kans om een inspirerend en levendig beeld te geven van de arbeidersdemocratie. Dit betekende vrije verkiezingen voor de Commune, permanent herroepbare vertegenwoordigers van de werkenden, vertegenwoordigers die niet meer verdienden dan het gemiddelde loon en de volledige ontmanteling van de kapitalistische staat. Marx noemde het de eindelijk ontdekte “politieke vorm van de sociale emancipatie” van de werkende klasse. De Parijse Commune nam slechts in één stad de macht over. Ze kon dus maar weinig leren over de economische organisatie van het socialisme. Vandaag echter – na een decennialange, meedogenloze aanval op het idee van economische planning en na de ervaring met stalinistische top-down planning – moeten degenen die strijden voor een socialistische wereld een stap verder gaan.
In de afgelopen jaren zijn er inspirerende bewegingen ontstaan tegen het uitbuitende, racistische en seksistische systeem. Maar de meeste bewegingen worden nog steeds afgeremd omdat ze wel weten waar ze tegen zijn, maar geen alternatief formuleren voor het economisch model van het kapitalisme. Er moet een concreter beeld worden geschetst van hoe democratische planning in de praktijk zou werken en hoe het anders zou zijn dan de stalinistische dictatoriale planning.
Het wegsnijden van de kapitalistische inefficiëntie en verspilling
Stel je voor dat de triljoenen dollars aan ongebruikt kapitaal en opgepotte rijkdom in de belastingparadijzen in beslag zouden worden genomen door de regeringen van de werkenden, die het zouden gebruiken om de honger uit te bannen, degelijke sociale woningen te bouwen en iedereen een fatsoenlijk loon aan te bieden. Stel je voor dat de miljarden geïnvesteerd in reclame of onproductieve financiële diensten zouden worden gebruikt om openbare diensten (onderwijs, gezondheidszorg, kinderopvang …) te financieren en meer personeel in dienst te nemen. Of als de verspilling onder het kapitalisme en de geplande veroudering – producten die na korte tijd kapot gaan – zouden worden weggewerkt. Dit zou enorm veel middelen vrijmaken voor maatschappelijk nuttige goederen en diensten.
Wat als de arbeidersklasse – door middel van belastingheffing op genationaliseerde bedrijven in een planeconomie – het overschot in de samenleving zou controleren? Een enorme hoeveelheid geld zou niet meer worden verspild aan rijke aandeelhouders en kapitalisten die weigeren te investeren vanwege een algemeen gebrek aan koopkracht. In het kader van de socialistische planning zou de markt voor luxeproducten, die in de ontwikkelde landen goed is voor ongeveer 5% van het BBP, kunnen worden ontmanteld en zouden de middelen kunnen worden geheroriënteerd op een maatschappelijk nuttige productie. Waarom denken rechtse economen dat de groeiende massawerkloosheid onder het kapitalisme ‘efficiënt’ zou zijn? In het kader van een democratisch socialistisch plan zouden deze werkenden een bijdrage kunnen leveren en goed betaalde banen vinden in openbare diensten, nieuwe ecologische industrieën of massale infrastructuurprojecten.
De gezondheidscrisis rond Covid-19, de rampzalige klimaatverandering, de gevolgen van de nieuwe economische crisis, etc. maken de noodzaak van democratische planning veel duidelijker voor een bredere laag in de samenleving. De kapitalistische regeringen hebben de corona-crisis veel erger gemaakt door de markt niet te willen raken. Ze hadden onmiddellijk de controle over de productielijnen moeten overnemen om maskers, beademingsapparaten … te maken. Toonaangevende gezondheidswetenschappers hebben al jaren geleden opgemerkt dat virussen met hun hoge en lage infectiecijfers geen stabiel “businessmodel” zijn voor de farmaceutische industrie. Voor het door winst gedreven kapitalisme is ecologische vernietiging geen “stimulans” om op radicaal andere manieren te gaan produceren.
Maar de uitdaging voor marxisten en socialisten gaat verder. We moeten laten zien dat planning kan werken, in een maatschappij die miljoenen producten produceert, met duizenden bedrijven, hoewel een concentratie en centralisatie van het kapitaal in grote multinationals, die intern plannen maken, het aantal bedrijven dat de economie domineert, heeft verminderd. Multinationals zijn nu goed voor bijna een derde van het mondiale BBP en een kwart van de totale werkgelegenheid.
De nasleep van het debat over het “socialistisch calculatieprobleem”
Sinds de jaren dertig van de vorige eeuw woedt er een debat tussen kapitalistische economen en verdedigers van de economische planning. Het antwoord van linkse figuren en activisten op de principiële bezwaren van de rechtse partijen tegen de planning heeft verschillende vormen aangenomen. Er zijn argumenten geweest voor gecentraliseerde en volledig gedecentraliseerde vormen van het zogenaamde ‘marktsocialisme’. Aan de andere kant hebben sommigen geprobeerd om met schema’s te komen die direct in een wereld zonder geld en markten springen en direct voor menselijke behoeften produceren op basis van moderne technologie en arbeidersraden.
Beide benaderingen hebben ernstige beperkingen vanuit marxistisch oogpunt. De eerste houdt er geen rekening mee dat in een situatie van overvloed goederen of diensten vrijelijk kunnen worden verspreid, zonder dat er geld nodig is. De tweede onderschat hoe direct produceren voor menselijke behoeften een overgangsperiode van groei en coördinatie van de productiekrachten op wereldschaal vereist. De voorwaarden voor een dergelijke aanpak zouden niet onmiddellijk bestaan. Ook zal het vaststellen van de menselijke behoefte met moderne technologie, voordat de productie plaatsvindt, in veel gevallen geen zeer efficiënte manier van “planning” zijn, bijvoorbeeld voor bederfelijke consumptiegoederen. Er bestaan andere vormen van “real time planning” die dit probleem kunnen oplossen – daarover later meer.
Als reactie op al te gecentraliseerde, bureaucratische planning door stalinistische regimes pleiten sommigen alleen voor “zelfbeheer” door ondernemingen in handen van de werkenden. Veel anarchistische denkers staan in deze traditie. Er is ook de invloedrijke Amerikaanse marxistische econoom Richard Wolff, die interessante video’s maakt over actuele onderwerpen en vaak een eerste kennismaking is met marxistische ideeën voor jongeren op het internet. Wolff schreef het boek “Democratie op de werkvloer”, waarin hij het idee van door werkenden bestuurde bedrijven verdedigt, maar tegelijk de markt wil behouden. Dit zelfbeheer door arbeidersraden bepaalt hoeveel macht en middelen er aan hogere politieke organen worden gegeven.
Het probleem met dit zelfbeheer in een marktomgeving is dat ondernemingen die eigendom zijn van werkenden gedwongen worden om met elkaar te concurreren. Ze zouden concurreren om marktaandeel en winst, gedwongen worden om elkaar te verpletteren en al snel zou dit ‘marktsocialisme’ de neiging hebben om het marktkapitalisme te imiteren.
Dit systeem werd in het voormalige Joegoslavië onder Tito na de Tweede Wereldoorlog al uitgeprobeerd. Het schafte de solidariteit tussen de arbeidersklasse af en leidde tot concurrentie tussen bedrijven in eigen beheer en tussen rijkere en armere gebieden. Het leidde ook tot massale werkloosheid. Natuurlijk bleef het voormalige Joegoslavië een variant van een eenpartijstaat en van het stalinisme. Het zelfbestuur werd geleid door niet-gekozen, niet-afzetbare partijbureaucraten die de mening van de arbeiders manipuleerden. Er was geen vrije en democratische organisatie van de arbeidersklasse. Maar zelfs als dat het geval zou zijn geweest, zou het resultaat onder marktomstandigheden en ‘marktsocialisme’ hetzelfde zijn geweest. In Joegoslavië leidde de concurrentie op de markt tot een terugkeer naar de hiërarchieën en het leiderschap van de managers in naam van de efficiëntie en de maximalisering van de winst.
Ook het staatsapparaat dat door de rijkste 1% wordt gecontroleerd, zal niet alleen maar toekijken en niets doen, terwijl steeds meer bedrijven van onderaf in handen van de werkenden worden genomen. De kapitalistische staat moet geconfronteerd worden met een massabeweging van de arbeidersklasse met als doel deze te vervangen door een democratische maar politiek gecentraliseerde arbeidersstaat. Voorstanders van lokaal zelfbeheer onderschatten ook de internationale arbeidsverdeling en de noodzaak van een internationale revolutie en wereldwijde samenwerking in een democratische planeconomie.
Marx: de twee economische fasen van het socialisme
Marx dacht dat het socialisme economisch gezien twee verschillende ontwikkelingsfasen zou hebben. In de eerste fase, zolang de algemene overvloed nog niet was bereikt, zouden bepaalde elementen van de kapitalistische benadering van de distributie in een gewijzigde vorm overleven. De mensen zouden nog steeds betaald worden naargelang het aantal uren dat ze werkten. Hoewel iedereen natuurlijk toegang zou hebben tot een reeks gratis of bijna gratis diensten: dit is het indirecte of sociale loon. Als een van de eerste maatregelen zou een arbeidersregering de werkweek verkorten om de economische en politieke besluitvorming van de arbeidersklasse mogelijk te maken. Maar ook om een beter evenwicht te bereiken tussen werk en gezin, en vrije tijd. Het oplossen van de massale werkloosheid door middel van democratische planning zal de basis helpen leggen voor een verkorting van de werkweek door middel van een herverdeling van het werk zonder verlies van loon. De middelen hiervoor zouden ruimschoots beschikbaar zijn zodra de sleutelsectoren van de economie in overheidshanden zijn genomen en grote bedrijven niet in staat zijn om enorme rijkdom naar de belastingparadijzen te verschepen.
Marxisten noemen deze eerste fase van het socialisme, waarbij elementen van de markt, geld, betaling naar gewerkte uren … nog steeds bestaan de “overgangseconomie”. Leon Trotski, leider van de Russische revolutie en tegenstander van het stalinisme, verklaarde over deze fase: “Alleen door de onderlinge wisselwerking tussen deze drie elementen – staatsplanning, de markt en sovjetdemocratie – kan de overgangseconomie in de juiste richting gestuurd worden.”
In een tweede fase, met de verdere uitbreiding van de productiekrachten, zou het aantal vrij verdeelde goederen en diensten kunnen toenemen zodra er voor bepaalde producten een overvloed wordt bereikt. Geld kan ondergeschikt worden of verdwijnen, omdat mensen gewend raken aan een wereld zonder tekorten. Marx vatte dit samen in zijn ‘Kritiek op het programma van Gotha’: “Van ieder volgens zijn vermogen, aan ieder naar zijn behoeften.” Deze tweede fase zou natuurlijk reeds een radicale ecologische transitie als basis moeten hebben tijdens de eerste fase. De ecologische voetafdruk van de zich ontwikkelende, groene productiekrachten zou voortdurend in de gaten moeten worden gehouden. In tegenstelling tot het kapitalisme dat gedreven wordt door winst op korte termijn, zouden de arbeidersdemocratieën er voortdurend een materieel en maatschappelijk belang bij hebben om ervoor te zorgen dat onze natuurlijke omgeving niet wordt verstoord of geschaad door de economische vooruitgang.
Vormen van planning: er is geen eengemaakte benadering voor alle productie mogelijk
Als zowel een al te gecentraliseerde, bureaucratische planning als een geïsoleerd zelfbeheer worden afgewezen, wat is dan de weg vooruit? Om die vraag te beantwoorden kunnen we eerst kijken welke vormen van planning al bestaan onder het kapitalisme en die onder het socialisme bruikbaar zijn, uiteraard na verwijdering van het element van autoritaire planning. We kunnen ook kijken naar een vorm van planning die als bijzonder geschikt wordt beschouwd voor socialistische planning: input-outputanalyse.
De Amerikaanse reus Walmart is een vreselijk vakbondsvijandig bedrijf dat lage lonen betaalt. Het is qua omzet het grootste bedrijf ter wereld en had in 2019 2,2 miljoen werknemers in dienst. Als het een land was, zo werd een paar jaar geleden berekend, dan zou het op basis van zijn inkomsten de 38ste grootste economie ter wereld zou zijn. Walmart staat bekend als een pionier op het gebied van supply chain management (integraal ketenbeheer). Deze methode is gekopieerd door tal van andere kapitalistische bedrijven. Je zou kunnen zeggen dat het intern opereert als een soort planeconomie – maar dan natuurlijk gebaseerd op autoritaire planning – voor de 11.000 winkels van Walmart in meer dan 20 landen.
Walmart heeft zijn operationele efficiëntie verbeterd door de hightech, directe uitwisseling van informatie langs zijn toeleveringsketens. Haar leveranciers organiseren de voorraadaanvulling: dat doet het bedrijf niet zelf. Walmart deelt de informatie uit de kassa gewoon in real time met zijn leveranciers en hun leveranciers langs de toeleveringsketen. Het bedrijf biedt de leveranciers een lage prijs, maar een hoog volume handel, gebaseerd op een bevoorrechte relatie waarin de concurrentie tijdelijk is uitgeschakeld. Formeel zijn deze leveranciers verschillende bedrijven die door Walmart worden betaald. Maar het aantal markttransacties is gereduceerd om de efficiëntie te vergroten door samenwerking en planning. Walmart en zijn leveranciers gedragen zich in de praktijk als één bedrijf dat op een geplande wijze geïntegreerd is. Producten worden niet blindelings in de voorraad van Walmart geduwd. Ze worden in real time op basis van de effectieve vraag geleverd. Het is een vorm van planning die niet gebaseerd is op een specifieke bestelling voor dat specifieke product. Walmart’s planningsmodel voor consumptiegoederen anticipeert op de vraag op basis van de real-time evolutie.
Dit is anders dan bij een ordergebaseerde planning, waarbij de productie pas begint als er een order binnenkomt. Cisco, het IT-bedrijf dat routers en andere technologie voor grote bedrijven produceert, heeft dit productiemodel. Grotere en duurdere industriële of technologische producten kunnen worden geproduceerd op basis van ordergebaseerde planning, ook onder het socialisme.
Een andere vorm van planning op basis van fysieke outputdoelen – en de input die nodig is voor hun productie – is naar voren gebracht als bijzonder geschikt voor socialistische planning: input-outputanalyse. Deze vorm van planning is ook nuttig voor groeisectoren in een arbeidersstaat. Hoeveel windturbines en zonnepanelen moeten we bouwen als onderdeel van een noodplan om het milieu te redden? Welke en hoeveel input hebben we hiervoor nodig en hoeveel gaat dit kosten? Energie, soorten grondstoffen, maar ook onderwijs en openbaar vervoer zijn sectoren waar input-outputanalyse kan worden toegepast. Hoeveel scholen en leerkrachten hebben we nodig op basis van een goede klassengrootte? Welke middelen hebben we hiervoor nodig?
Input-outputplanning kan worden gebruikt wanneer de evolutie van de vraag (of het aantal gebruikers) over een langere periode bekend is. Bijvoorbeeld het aantal gebruikers van een vervoersnetwerk of de evolutie van het aantal jongeren in verschillende onderwijsvormen. Het kan ook worden gebruikt voor sectoren die de arbeidersstaten bij voorrang snel willen uitbreiden (ecologische productie in het kader van een noodplan om het milieu te sparen, de socialisatie van de huishoudelijke taken, enz.)
Op basis van een democratische discussie kan worden bepaald welk deel van het overschot naar onderwijs, gezondheidszorg, cultuur, openbaar vervoer, sport, infrastructuur … gaat. Maar ook het budget dat nodig is voor gratis kinderopvang, openbare buurtrestaurants, openbare wasserijen … om de onbetaalde huishoudelijke taken, die nog vaak vooral door vrouwen worden gedaan, te socialiseren. Op alle niveaus van de arbeidersstaat – van de duizenden werkplekken tot de regionale en nationale gekozen volksvertegenwoordigingen van de arbeidersklasse – zou een discussie plaatsvinden. Dit zou in de arbeiderspers worden weerspiegeld door tegensprekelijke standpunten en meningen over de hoofdpunten van het programma en het plan voor deze sectoren.
Integratie van niveaus en vormen van planning – een antwoord op het “informatieprobleem”
Afhankelijk van de aard van het product of de dienst in kwestie kan de arbeidersstaat kiezen voor verschillende vormen van planning. Deze zouden tot op zekere hoogte kunnen worden geërfd van het kapitalistische verleden, maar waarbij de elementen van autoritaire planning worden verwijderd en vervangen door democratische arbeiderscontrole en -beheer. De raden van werkenden en jongeren op de werkplek, in de wijken, op scholen en de gekozen vertegenwoordigers op regionaal, sectoraal en nationaal niveau zullen de belangrijkste sectoren van de economie beheren.
In principe kan de input-outputanalyse vandaag de dag worden gebruikt voor een breed scala aan producten en diensten. Computers kunnen daarbij veel helpen. Maar in werkelijkheid zal het een democratische discussie zijn die beslist over het soort planning en de controle en het beheer van de werkenden. Of de planning nu meer gecentraliseerd of gedecentraliseerd is, de arbeidersdemocratie is altijd cruciaal voor elk planningsniveau. Een centraal ontworpen plan zou moeten worden besproken, aangepast en gecorrigeerd door een levendige arbeidersdemocratie van werkenden uit de sector, gebruikers en leveranciers.
In sectoren waar je veel productvariëteit hebt – en waar meer output ook veel meer input betekent – kan worden besloten om de planning op het niveau van het genationaliseerde bedrijf en zijn arbeidersraad te laten gebeuren. Maar dan zijn institutionele maatregelen nodig om concurrentie tussen genationaliseerde bedrijven te voorkomen. Het is met name zinvol om sectorale raden van werkenden, of regionaal onderverdeelde sectorale raden, te organiseren om veranderingen in de productie in een dergelijke situatie te bespreken, om de productie van succesvolle producten uit te breiden naar andere genationaliseerde bedrijven, om de werkgelegenheid of de duur van de werkweek te reorganiseren, etc., waarbij de belangen van de werkenden centraal staan. Vertegenwoordigers van de nationale arbeidersregering zouden aanwezig moeten zijn en deel moeten uitmaken van dit democratische debat. Wanneer besluiten worden genomen door te stemmen in een bedrijf of groep van bedrijven, hebben marxisten het idee geopperd om de stemmen te verdelen in drie derden: een derde voor het personeel van het bedrijf zelf, een derde voor de vakbonden of gekozen vertegenwoordigers in de sector en een derde voor de arbeidersregering. Zo komen alle betrokken belangen aan bod.
Het gaat er niet alleen om de grotere technologische mogelijkheden van vandaag te gebruiken om de planning te laten werken. Geen enkel computeralgoritme met een groot aantal variabelen kan efficiënt worden gemaakt zonder de constante feedback van de werknemers en gebruikers. Zoals Trotski zei in ‘De Verraden Revolutie’: “Onder een genationaliseerde economie vereist kwaliteit een producenten,- en consumentendemocratie, vrijheid van kritiek en initiatief – omstandigheden die niet te verenigen zijn met een totalitair regime van angst, leugens en vleierij.”
Als een planeconomie eenmaal is verdeeld in verschillende economische sectoren en onderaannemers zijn geïntegreerd in het hoofdbedrijf, zouden we het niet hebben over duizenden bedrijven die in elke sector moeten plannen, maar waarschijnlijk over honderden. Deze sectoren zouden ofwel centraal gepland kunnen worden, met vertegenwoordigers van de sector, ofwel via de arbeidersraden in de genationaliseerde bedrijven. In dit laatste geval zou het proces moeten worden gestuurd en beheerd door raden op sectorniveau om de solidariteit van een succesvolle socialistische revolutie in stand te houden en het dode spoor van geïsoleerd “zelfbeheer” te vermijden.
Door de zaken in dit licht te plaatsen veranderen de dimensies van het zogenaamde “informatieprobleem”, dat door de burgerlijke ideologie (en ook door sommige ‘marktsocialisten’) op een verdoezelde manier wordt gebruikt. Het idee van “miljoenen producten die door tienduizenden bedrijven worden geproduceerd”, dat wordt opgeworpen om de onmogelijkheid van een “gecentraliseerde planning” te suggereren, schept een verkeerd beeld. We hebben het niet over één groot gecentraliseerd “superbrein” – of planningsinstituut – dat omgaat met de overdaad aan informatie van miljoenen dagelijkse economische beslissingen. Opgemerkt moet worden dat de meeste producten geen interactie hebben met de meeste andere producten. Hoewel er een overlapping kan zijn tussen bepaalde sectoren is het mogelijk om de economie op te splitsen in verschillende delen, die relatief gescheiden zijn. Wanneer dit gebeurt, hebben we het over tientallen gespecialiseerde planningsinstituten. Deze kunnen bovendien variëren in relatie tot de mate van centralisatie. Ze kunnen sterk gecentraliseerd zijn, zoals bij een openbaar vervoersplan of de staalproductie. Of ze kunnen meer gedecentraliseerd zijn, zoals voor consumptiegoederen.
Het wordt duidelijk dat niet één maar tientallen, en over het geheel genomen honderdduizenden, “planningscentra” en hersenen, ogen en handen van arbeiders betrokken zijn bij een democratische planeconomie. Het organiseren van de productie in elke sector op het juiste niveau en met de meest geschikte vorm zou de planning doen werken. Moderne technologie zal veel helpen bij deze taak. Maar de democratische controle en het beheer van de werkenden is net zo cruciaal voor een gezonde planeconomie…
Rol van de arbeidersstaat
Natuurlijk zouden kleine winkels of bedrijfjes met een handvol arbeiders niet genationaliseerd worden. Ze zouden opereren onder de sociale regelgeving van de arbeidersstaat. De beslissing over welke bedrijven van welke grootte worden genationaliseerd, zou worden genomen op basis van een opening van de boeken van deze bedrijven, de nationalisatie van de banken, enz. Maar het genationaliseerde deel van de economie zou de grote meerderheid van de productie moeten vertegenwoordigen. In Venezuela de afgelopen jaren of in Nicaragua in de jaren ’80 werd slechts een minderheid van de productie genationaliseerd en deze werd niet gebaseerd op democratische raden van de massa. Dit gaf ruimte voor een sabotage van de economie en om de politieke contrarevolutie voor te bereiden.
De nationale arbeidersregering zou door middel van discussie het relatieve aandeel gericht op consumptie en accumulatie of investeringen vaststellen. Het zou ook kunnen bepalen hoe groot een “innovatiefonds” in een genationaliseerd bedrijf of in een sector moet zijn. Een deel van het loon van de werkenden zou bestaan uit het sociale of indirecte loon dat wordt gebruikt om pensioenen, gezondheidszorg, tijdelijke werkloosheidsuitkeringen te betalen wanneer mensen een andere job worden toegewezen, enz. Een andere rol van de arbeidersoverheid zou erin bestaan de prijsstelling te controleren. De prijzen zouden op centraal, sectoraal of bedrijfsniveau kunnen worden vastgesteld volgens de socialistische boekhoudnormen. Als de prijzen niet centraal worden vastgesteld, kunnen ze nog steeds vrij gemakkelijk worden gecontroleerd met behulp van computerprogramma’s en informatietechnologie.
Een prijs zou kunnen afwijken van de prijs in het plan of zoals voorgeschreven door de vastgestelde norm en dit kan een signaal zijn om de productie te verhogen of te verlagen en middelen van een ander planningsniveau te herverdelen. Een arbeidersstaat functioneert echter niet als een particuliere winstmachine. Soms kunnen prijscontroles noodzakelijk worden geacht – samen met een lager overschot – vanwege sociale overwegingen, terwijl de middelen worden herverdeeld.
Wat als een arbeidersstaat wordt geboycot door het internationale kapitalisme?
Sommigen argumenten: wat met een kapitalistische boycot van de revolutie en van een arbeidersregering die het socialisme wil opbouwen? Zeker in het kader van de groei van de wereldwijde toeleveringsketens de afgelopen decennia speelt dat een rol. In België heeft de nieuwe linkse PVDA in haar theoretisch tijdschrift betoogd dat fundamentele transformaties in de economie en een mogelijke breuk met de euro moeten wachten op massabewegingen die in verschillende Europese landen tegelijk bereid zijn om te breken met het kapitalisme. Het argument wordt gebruikt dat België voor een groot deel afhankelijk is van elektriciteit van het Franse grootkapitaal en dat we ons niet moeten laten boycotten. Wij riepen bij de verkiezingen op tot een kritische stem voor PVDA, omdat het de belangrijkste parlementaire kracht is die ingaat tegen de besparingen en de neoliberale ideologie. Maar het PVDA-perspectief inzake een breuk met het neoliberale kapitalisme is erg schematisch.
De dreiging van een boycot is natuurlijk reëel. Maar deze benadering onderschat hoe een echte socialistische revolutie zich niet beperkt tot een linkse meerderheid in het parlement die grote sectoren van de economie nationaliseert. Het zou gaan om concrete arbeidersmacht en democratische arbeidersraden die de controle over de werkplekken overnemen. Deze raden in de werkplaatsen zouden gekozen vertegenwoordigers van arbeiders en jongeren naar regionale en nationale vergaderingen van de arbeiders sturen, terwijl deze nieuwe structuren zich mobiliseren om de macht in eigen handen te nemen en het kapitalisme omver te werpen. De aanblik van dergelijke democratische arbeidersmacht zou het bewustzijn over de mogelijkheid en de realiteit van het socialisme op wereldschaal onmiddellijk veranderen. We zijn ervan overtuigd dat de Franse arbeidersklasse met haar strijdlustige tradities meteen zou reageren tegen elke barbaarse poging van de heersende klasse om een revolutie in een buurland de kop in te drukken.
Een dergelijke wereldschokkende gebeurtenis als een democratische socialistische revolutie zou, met haar regering van de arbeiders en de onderdrukten, een klassenoproep lanceren om te breken met het kapitalisme in andere landen. Zij zou oproepen tot stakingen tegen pogingen om de revolutie economisch te isoleren en te saboteren. Zij zou zich economisch gaan verbinden met andere revolutionaire arbeidersstaten om in te gaan tegen elke poging van de kapitalisten om de socialistische transformatie van de samenleving te ondermijnen en te laten ontsporen.
Lessen uit de stalinistische planning
Wat is er misgegaan met de stalinistische top-down planning en wat kunnen we ervan leren? De Russische Revolutie van 1917 had arbeidersraden en soldatenraden opgeworpen die een bedreiging vormden voor de heersende klasse, omdat ze een concreet voorbeeld boden van een nieuw socialistisch type democratie. Helaas bleef de Russische Revolutie geïsoleerd in een grotendeels boerenland met een kleine industriële sector.
Tegen het midden van de jaren 1920 begon een nieuwe despotische elite rond Stalin de planeconomie in handen te krijgen. Tegen die tijd waren de arbeidersraden grotendeels verdwenen, ondermijnd door oorlog en economische ondergang. Het economisch beleid van de stalinistische bureaucratie werd gekenmerkt door bureaucratische zigzaggen zonder veel vooruitziende blik, omdat het balanceerde tussen verschillende klassenkrachten, pogingen tot bijna volledige economische zelfvoorziening en top-down, dictatoriale methoden.
Bedrijfsmanagers ontvingen bonussen op basis van het bereiken van fysieke doelen, wat het hamsteren van middelen en het onderschatten van het productiepotentieel aanmoedigde. Het is veelzeggend dat in zo’n sfeer Stalin en de bureaucratie sterk afhankelijk waren van de geheime diensten van de staat om een nauwkeuriger beeld te krijgen van de stemming van de massa’s en de werkelijke economische situatie. In een echte arbeidersdemocratie zou dit natuurlijk absurd zijn. Zware industrie en de oorlogsindustrie hadden de hoogste prioriteit voor Stalin en de nieuwe elite. Maar de opening van de archieven heeft ook aangetoond dat het Politbureau vaak noodvergaderingen moest organiseren over de consumptie van de massa. Ze vreesden een reactie wanneer de consumptie te veel zou achterblijven bij andere economische indicatoren.
Ondanks de verschrikkingen van het stalinisme liet de planeconomie toe dat Rusland een wereldmacht werd. Het BBP per hoofd van de bevolking groeide tussen 1928 en 1970 met een factor 4,1. Dat is een veel sterkere groei dan in vergelijkbare koloniale of ex-koloniale landen. Maar in de jaren zeventig was de groei vertraagd. Misplaatste investeringen ondermijnden de productiviteit. De militaire uitgaven bereikten in het begin van de jaren tachtig 16% van het BBP. De grote nadruk op de militaire sector sneed technische specialisten uit de civiele sector weg en het aantal nieuwe uitvindingen in het niet-militaire deel van de economie daalde.
In de jaren tachtig waren misleidende statistieken en een gebrek aan kennis over de werkelijke economische situatie een belangrijke factor in de bocht van de top-bureaucraten rond Gorbatsjov in de richting van kapitalistisme. Het is belangrijk om te benadrukken dat de elementen die de stalinistische planeconomieën naar beneden haalden niet noodzakelijkerwijs zouden bestaan onder een democratische planeconomie. Bureaucratische overbenadrukking van de zware industrie en het leger als prioriteiten, gebrek aan echte kennis omdat de arbeiders niet democratisch georganiseerd waren en zich niet konden uitspreken, bureaucraten die de situatie in hun eigen materiële belang verkeerd voorstellen, te gecentraliseerde planning die de bureaucratische behoefte aan strakke controle over het overschot weerspiegelde … Dergelijke bureaucratische elementen moesten omvergeworpen worden door een politieke revolutie die de arbeidersdemocratie tot stand bracht, zodat een planeconomie zich op een gezonde manier kon ontwikkelen.
“Maar waar is de stimulans?”
Kapitalistische critici van het socialisme vertellen dat mensen niet uit hun luie zetel komen als er gratis gezondheidszorg, een hoger loon en meer vrije tijd zouden zijn. Daar zijn we het natuurlijk niet mee eens. Integendeel, de dorst naar politiek onderwijs en culturele zelfontplooiing zal exponentieel groeien. De arbeidersklasse zal net zo klassenbewust en waakzaam zijn als de kapitalistische klasse vandaag over alles wat haar positie en levensstandaard bedreigt. Een revolutionaire, bewuste arbeidersklasse zal de beste garantie zijn voor productiviteit, kwaliteit, effectiviteit, innovatie en democratie.
Natuurlijk zal de grootste “stimulans” onder het socialisme zijn dat de mensen een zekere job krijgen, een veel betere levenskwaliteit, meer vrije tijd, een ontwikkeld welvaartssysteem en het vermogen om hun eigen toekomst en die van de samenleving vorm te geven door middel van gekozen comités op de werkplek, op scholen, in buurten …
Als er gebruik wordt gemaakt van stimulansen, moeten deze collectief zijn in een sector of op nationaal niveau. Stimulansen op genationaliseerd bedrijfsniveau zullen, als ze te veel gewicht in de schaal leggen, de verspreiding van innovatie een halt toeroepen en de solidariteit ondermijnen. Ze zouden een nadeel zijn in vergelijking met de geest van een succesvolle socialistische revolutie, die zojuist alle verdeeldheid onder de werkenden in de strijd voor het internationale socialisme heeft afgewezen. Bredere collectieve stimulansen zouden ervoor zorgen dat succesvolle genationaliseerde bedrijven hun deskundigen naar andere bedrijven in de sector sturen en – in tegenstelling tot onder het kapitalisme – op verschillende terreinen inzetten.
De economische activiteit zal uiteindelijk, met de vooruitgang van wetenschap en technologie, een kleiner deel van het leven worden. Tegelijkertijd zal het de onmisbare basis vormen voor de algehele ontwikkeling van het individu en de maatschappij. De directe producenten, d.w.z. de arbeiders, zullen niet langer gedomineerd worden door de productie – zoals onder het kapitalisme – als een vreemde kracht. Terwijl de crisis van het kapitalisme zich verdiept, zullen miljoenen mensen de weg van de strijd kiezen. Het versterken van deze strijd door de noodzaak van een democratische planning van de belangrijkste sectoren van de economie te verdedigen, zal cruciaal zijn als we de werkenden en de jongeren willen organiseren rond een programma dat fundamentele veranderingen kan brengen.
-
VS: opgang van socialistische ideeën. Wat is het verschil tussen Socialist Alternative en DSA?

Dossier door Elan Axelbank
Veel mensen die nieuw zijn in de socialistische beweging vragen zich af wat de verschillen zijn tussen Socialist Alternative en de Democratic Socialists of America (DSA). Werken ze samen? Waarom wel en waarom niet? Leden van Socialist Alternative krijgen deze vragen steeds weer gesteld, en we hopen hier een aantal antwoorden te geven.
Er is zelden een spannender tijd geweest om een socialist te zijn in de Verenigde Staten. Uit peilingen blijkt dat meer jongeren voor socialisme zijn dan voor kapitalisme. Het aantal stakingen neemt toe naarmate de strijdlust in de arbeidersbeweging weer oplaait. Bernie Sanders, een zelfbenoemde democratische socialist, is al drie jaar de populairste politicus van het land en is nu topkandidaat voor het presidentschap met het argument dat “miljardairs niet zouden moeten bestaan”.
Kshama Sawant, lid van Socialist Alternative en open marxist, is net voor een derde termijn in de gemeenteraad van Seattle gekozen, ondanks de verpletterende oppositie van Amazon en de miljardairklasse. Dit was de meest gevolgde lokale verkiezingen in het land vorig jaar. DSA heeft meer dan 50.000 leden en twee van hen – Alexandria Ocasio-Cortez en Rashida Tlaib – zijn verkozen als parlementslid. Socialist Alternative en DSA zijn twee van de bekendste socialistische organisaties in het land.
Wat hebben Socialist Alternative en DSA gemeen?
Socialist Alternative en DSA zien beide het kapitalisme, het huidige systeem waarbij de economie in particuliere handen is en wordt bestuurd op basis van winst in plaats van op basis van menselijke behoeften, als de grondoorzaak van de problemen in de huidige samenleving. Wij geloven dat socialisme niet kan bestaan zonder democratie, en wij geloven niet dat top-down autoritaire stalinistische regimes echt socialistisch waren of zijn.
Beide organisaties hebben Bernie Sanders gesteund en voeren actief campagne om hem te laten winnen. We zien verkiezingen als een essentieel instrument waarmee, als ze vakkundig worden gebruikt, overwinningen kunnen behaald worden voor de arbeidersklasse en waarmee we de socialistische beweging kunnen opbouwen. Beide organisaties willen dat miljoenen werkenden en jongeren in de VS en over de hele wereld actief gaan vechten voor hun belangen, en wij denken dat socialistische ideeën en strategieën cruciaal zijn voor het succes van deze gevechten. Socialist Alternative en de DSA werken samen aan talrijke initiatieven in het hele land, of het nu gaat om lokale campagnes, in de arbeidersbeweging of de recente golf van socialistische verkiezingscampagnes.
Wat voor socialistische ideeën en strategie bepleit Socialist Alternative?
Socialist Alternative is pleitbezorger voor een arbeidersregering waarbij de grootste 500 bedrijven (inclusief financiën, energie, transport, logistiek, technologie en productie) in handen zijn van de overheid en worden beheerd volgens democratische planning door de arbeidersklasse. De productie en distributie zou gebaseerd zijn op de behoeften van mens en milieu, niet op winst.
Wij denken niet dat het kapitalisme eenvoudigweg door politici van bovenaf in wetgeving kan worden veranderd, omdat de miljardairklasse zich hevig zou verzetten. Naast verkiezingen en protesten zal het winnen van echte democratische controle over de economie, onze werkplekken, scholen en steden, gecoördineerde massale stakingen, directe actie en zelforganisatie van de arbeidersklasse vereisen – allemaal samengebracht in een massale revolutionaire beweging. De arbeidersklasse is de enige kracht in de samenleving die in staat is deze verandering door te voeren om het kapitalisme te vervangen en de overgang naar een wereldwijde socialistische samenleving te beginnen.
Socialisme, gebaseerd op de rationele ontwikkeling van de economie (inclusief het stoppen van het gebruik van fossiele brandstoffen) en het wegnemen van de winstmotief, zou de noodzaak van een repressieve staat en van grenzen gestaag wegnemen. Het zou collectief werken aan het uitroeien van alle overblijfselen van onderdrukking, of die nu gebaseerd zijn op ras, etniciteit, geslacht of seksuele geaardheid. Op basis van het elimineren van schaarste en gebrek op wereldschaal kunnen we eindelijk overgaan tot het elimineren van de klassendeling. Niets van dit alles kan ooit gebeuren onder het kapitalisme, aangezien al deze – en andere – vormen van onderdrukking zijn ingebed in het weefsel zelf van het kapitalisme en worden bestendigd door de kapitalistische elite die nooit aarzelt om “verdeel-en- heers” tactieken te gebruiken om hun systeem te handhaven.
Terwijl we vechten voor fundamentele systeemverandering, vechten we ook voor elke hervorming, groot en klein, die het leven en de omstandigheden van werkende en jonge mensen vandaag verbetert. We proberen de kloof te overbruggen tussen bewegingen die voor hervormingen opkomen en de socialistische beweging om een einde te maken aan het kapitalisme. Elke zegevierende strijd wekt het vertrouwen van de werkende bevolking om voor meer te vechten en de strijd voor verdergaande veranderingen helpt om de grenzen van hervormingen bloot te leggen, dat wil zeggen van wat in het kader van het kapitalisme kan worden bereikt.
Om te strijden voor onze belangen op alle vlakken, geloven wij dat de arbeidersklasse een eigen massale politieke partij nodig heeft, die volledig onafhankelijk is van de invloed van het grootkapitaal. Zo’n partij zou interne democratie en verantwoording moeten hebben (wat de Democratische Partij niet heeft), en zou naast het houden van verkiezingen, ook strijd op de werkplaatsen en op lokaal vlak moeten versterken of opbouwen. Socialist Alternative zou zich bij zo’n partij aansluiten en daar pleiten voor een socialistisch programma als de enige manier om een samenleving te bereiken die volledig in het belang is van de werkende mensen.
Wij denken dat de contouren van een nieuwe arbeiderspartij al bestaan in de Bernie Sanders-campagne. Zelfs de pro-kapitalistische krant Financial Times is het daarmee eens! Als Sanders, Ocasio-Cortez, DSA en enkele linkse vakbonden zich zouden verenigen om een nieuwe arbeiderspartij te lanceren, zou die onmiddellijk uitgroeien tot honderdduizenden en mogelijk zelfs miljoenen leden. Socialist Alternative is het niet eens met de strategie van Sanders om te proberen de Democratische Partij te hervormen, maar ondanks deze onenigheid steunen we hem en gaan we er alles aan doen om zijn campagne op te bouwen en te vechten voor de nominatie. Wanneer Socialist Alternative zelf kandidaten naar voren brengt, zoals Kshama Sawant in Seattle, doen wij dit als onafhankelijke socialisten die zich uitdrukkelijk uitspreken voor de oprichting van een nieuwe arbeiderspartij.
Aangezien het kapitalisme een wereldwijd, onderling verbonden systeem is, denken wij dat het socialisme niet kan overleven als het niet ook internationaal is. Een eiland van “socialisme in één land”, omgeven door een zee van kapitalisme, zou niet duurzaam zijn. De socialistische beweging moet wereldwijd en internationaal gecoördineerd worden, en daarom is Socialist Alternative politiek solidair met een onlangs hernoemde wereldwijde organisatie die International Socialist Alternative heet, samen met revolutionaire socialistische organisaties in meer dan 30 landen over de hele wereld.
Welke socialistische ideeën en strategie bepleit DSA? Wat is de invloed van DSA als ‘brede organisatie’ met verschillende strekkingen?
Om lid te worden van DSA moet men online een formulier invullen en bijdragen betalen. Er is geen specifieke politieke visie of tijdsbesteding nodig. Dit komt omdat DSA een ‘brede organisatie’ is, in het Engels: ‘big tent’. Dit betekent dat leden van DSA verschillende opvattingen hebben over de meeste kwesties.
Voor sommige DSA-leden betekent socialisme het Scandinavische model van sterk gereguleerd kapitalisme zoals dat bestond in de periode na de Tweede Wereldoorlog, waar bedrijven en de rijken hoge belastingen betaalden om sociale diensten en programma’s te financieren. Er zijn ook DSA-leden die het over het algemeen eens zijn met het begrip van Socialist Alternative van het kapitalisme en het socialisme zoals hierboven beschreven. Binnen die groep zijn er mensen die denken dat we langzaam het kapitalisme naar socialisme kunnen hervormen en die actief tegen een revolutionaire aanpak zijn.
Er zijn ook mensen die, net als Socialist Alternative, denken dat het beëindigen van het kapitalisme op massale weerstand van de heersende klasse zal stuiten en dat de socialistische meerderheid bereid zal moeten zijn om de verworvenheden van een arbeidersregering te verdedigen. Anderen binnen DSA denken dat het socialisme kan worden bereikt door alternatieve en parallelle structuren van sociale diensten te construeren, die vaak “dubbele macht” of “wederzijdse hulp” worden genoemd, en deze langzaam uit te breiden tot het punt dat ze het kapitalisme vervangen.
Er zijn DSA-leden die denken dat de Democratische Partij kan worden hervormd tot een werkelijk progressieve “volkspartij” en die denken dat de rol van DSA die van de linkervleugel van de Democratische Partij moet zijn. Er zijn ook mensen die, net als Socialist Alternative, denken dat er een nieuwe arbeiderspartij nodig is. Sommige DSA-leden verwerpen verkiezingen als een instrument om de socialistische beweging op te bouwen.
Hoewel veel DSA-leden zichzelf als internationalisten zouden beschouwen, maakt DSA geen deel uit van een internationale socialistische organisatie of netwerk van socialistische partijen.
Socialist Alternative is geen “brede” organisatie, maar een democratische centralistische partij. Wat betekent dat, en wat is democratisch centralisme?
Wij geloven dat democratisch centralisme de organisatievorm is die het beste past bij een organisatie die de arbeidersklasse wil organiseren in de richting van een fundamentele transformatie van de samenleving. Democratisch centralisme betekent dat er volledige vrijheid van democratisch debat en discussie is binnen de organisatie om onze aanpak en prioriteiten te bepalen, maar ook eenheid in de uitvoering van prioriteiten en beslissingen als die eenmaal zijn gemaakt. Door in te stemmen met het volgen van de weg die door de meerderheid van de leden is uitgestippeld, is Socialist Alternative in staat om “boven ons gewicht te vechten”, of een grotere impact te hebben dan onze aantallen anders zouden aangeven. Belangrijke beslissingen worden volledig besproken in de hele organisatie op onze nationale congressen, onder onze gekozen nationale leidinggevende organen, en in onze wekelijkse afdelingsvergaderingen en zijn altijd onderhevig aan herziening en analyse.
Zonder volledige vrijheid van discussie en debat zou het onmogelijk zijn om tot de juiste analyse van een situatie te komen, inclusief strategie en een programma om de socialistische beweging vooruit te helpen. Het collectief bespreken van de ervaringen van alle leden is belangrijk, vooral gezien het feit dat geen enkele persoon of groep mensen, hoe ervaren ze ook zijn, altijd gelijk heeft. Het hebben van leidinggevende organen die democratisch gekozen zijn, verantwoording afleggen aan degenen die hen gekozen hebben, inclusief het feit dat ze onderworpen zijn aan de mogelijkheid tot afzetting, zijn ook belangrijke democratische mechanismen voor een revolutionaire partij.
Een revolutionaire partij moet ook de valstrik vermijden om non-stop te debatteren zonder beslissingen te nemen en te handelen. Om invloed te hebben op de gebeurtenissen en de socialistische beweging te laten groeien, moeten de leden van een revolutionaire partij in staat zijn om na het nemen van beslissingen, soms vrij snel, gezamenlijk op te treden, afhankelijk van de situatie. Als alle leden deelnamen aan het nemen van elke beslissing, of als elke beslissing eindeloos in twijfel werd getrokken, wordt er nooit iets gedaan. Er is een zekere mate van centralisme nodig om de democratie aan te vullen. Vooral in het heetst van de strijd of de verkiezingscampagne zijn onze lokale en nationale organen in staat om snel beslissingen te nemen, zodat ze snel initiatief kunnen nemen en kunnen reageren op gebeurtenissen. Deze besluiten worden dan achteraf door de leden getoetst.
Het centralistische aspect van het democratische centralisme speelde bijvoorbeeld een essentiële rol in het vermogen van Socialist Alternative om de campagnes te organiseren die resulteerden in de verkiezing en daaropvolgende herverkiezingen van Kshama Sawant in Seattle. Het maakte het ons mogelijk om de zetel te gebruiken om talloze overwinningen voor de werkende mensen te behalen en de socialistische beweging op te bouwen. Dit was vooral zo in onze herverkiezingscampagne van afgelopen november, waarbij het volle gewicht van Amazon, Jeff Bezos, en het politieke establishment in Seattle werd ingezet. Het evenwicht tussen democratie en centralisme is op elk moment flexibel en hangt af van de behoeften van de situatie.
In het kader van het democratisch centralisme zijn kandidaten en gekozen functionarissen van Socialist Alternative verantwoording verschuldigd aan de politiek, het programma en de structuren van Socialist Alternative en verdienen zij slechts het gemiddelde loon van de werkenden binnen hun kiesdistrict. Deze mechanismen voor verantwoording bestaan niet in DSA. Terwijl er een proces is voor kandidaten om formele DSA-aanbevelingen te ontvangen, kan elk lid van DSA zich openlijk identificeren als een DSA-lid op elk programma dat zij kiezen.
Zoals AOC zelf heeft gezegd, zullen alle gekozen functionarissen die de werkende mensen willen vertegenwoordigen onder zware druk komen te staan van de kapitalistische klasse. Daarom is het noodzakelijk dat linkse verkozenen democratische verantwoording afleggen aan de arbeidersbeweging. Dit is een van de redenen waarom wij pleiten voor de oprichting van een nieuwe brede partij die de belangen van de arbeiders vertegenwoordigt, een proces dat de DSA zou kunnen helpen katalyseren. Om de druk van het kapitalistische politieke systeem te weerstaan is een sterk tegenwicht nodig – hoe principieel een individuele socialist ook is.
Democratisch centralisme moet niet worden verward met het “bureaucratisch centralisme” van stalinistische top-down organisaties en enkele andere socialistische organisaties, waar weinig echt debat plaatsvindt, dissidenten het zwijgen wordt opgelegd en leidinggevende organen blijven stilstaan. In feite zijn vriendelijke maar ernstige debatten een teken van een gezonde revolutionaire partij.
Onlangs hebben Socialist Alternative en onze wereldwijde organisatie, International Socialist Alternative, grote debatten gevoerd. Hoewel de debatten in politiek opzicht varieerden, betroffen ze beide een deel van onze leiding, zowel nationaal als internationaal, dat zichzelf probeerde te ontrekken aan democratische controle en verantwoording. Ons vermogen om sterker dan voorheen uit deze debatten te komen en met een hernieuwde leiding te komen is een bewijs van de effectiviteit van democratisch centralisme.
Wat is het verschil tussen een DSA-lid en een lid van Socialist Alternative?
DSA heeft ongeveer 55.000 leden en Socialist Alternative heeft iets minder dan 1.000 leden. Dit verschil in omvang is deels te wijten aan het feit dat DSA een “brede organisatie” is van mensen met veel verschillende politieke ideeën, en dat er een significant verschil is tussen leden van de twee organisaties.
DSA speelt als organisatie een belangrijke rol in het samenbrengen van mensen met verschillende politieke achtergronden. Een lid van DSA is iemand die financieel bijdraagt aan DSA, ook wel bekend als het betalen van contributie. In tegenstelling tot Socialist Alternative is er geen verplichting om actief te zijn buiten het leveren van een financiële bijdrage, zodat slechts een kleine minderheid van de DSA-leden regelmatig actief is en deelneemt aan DSA-bijeenkomsten, -activiteiten en -beslissingen. Dit is niet het geval bij Socialist Alternative, waar de meerderheid van onze leden regelmatig actief is.
DSA heeft geen gemeenschappelijke definitie van socialisme of een gemeenschappelijke strategie voor het bereiken van resultaten, wat zowel een kracht als een zwakte kan zijn. Aan de ene kant biedt het een ruimte waar mensen met verschillende ideeën samen kunnen komen om te discussiëren en te debatteren. Aan de andere kant kan het moeilijk zijn om de hele organisatie te verenigen achter gemeenschappelijke doelen en prioriteiten zoals in Socialist Alternative. De meeste DSA-afdelingen bestaan uit veel verschillende “werkgroepen” die onafhankelijk van elkaar werken op basis van één thema.
Een lid van Socialist Alternative is iemand die het algemeen eens is met ons programma, inclusief onze definitie van socialisme en strategie om daar te komen, en die ermee instemt om actief te zijn in het werk van de organisatie, inclusief het bijwonen van afdelingsvergadering, en om hun politieke vorming als socialist en marxist ernstig te nemen. Omdat we volledig onafhankelijk zijn van bedrijfs- of overheidsfinanciering, leveren de leden van Socialist Alternative ook een maandelijkse financiële bijdrage die niet forfaitair is, maar op basis van “van ieder naar vermogen”.
We hebben een leesbundel voor nieuwe leden dat mensen kunnen lezen en bespreken met een lid van Socialist Alternative om te zien of de organisatie geschikt is voor hen. Zonder leden die een gemeenschappelijk begrip van basisdoelen, strategie en niveau van betrokkenheid delen, kan democratisch centralisme niet werken. Socialist Alternative zoekt vooral strijdbare mensen die een drang hebben om te leren en die teamspelers zijn. Een afgerond begrip van het marxisme voordat men geïnteresseerd is in deelname is geen vereiste.
Naar onze mening is het de politieke samenhang van Socialist Alternative rond de basisideeën van het marxisme en het revolutionaire socialisme, in combinatie met het vermogen om te discussiëren, te debatteren en te handelen binnen het kader van het democratische centralisme, dat maakt dat Socialist Alternative zo effectief kan zijn, ondanks onze nog steeds relatief kleine omvang op dit moment.
Zijn DSA en Socialist Alternative met elkaar in concurrentie? Bij wie moet ik aansluiten?
Socialist Alternative en DSA zijn als organisaties niet met elkaar in concurrentie. Wij zijn van mening dat de twee organisaties verschillende rollen spelen, die allebei erg belangrijk zijn. Zo waren het bijvoorbeeld DSA-leden in West-Virginia die hielpen de historische lerarenstaking af te trappen. DSA’s initiatief “Democratische Socialisten voor Bernie” is een enorme stimulans geweest voor de campagne van Bernie Sanders, en DSA-leden die zich kandidaat stellen voor een gekozen ambt zijn een belangrijke katalysator geweest voor de recente popularisering van socialistische ideeën. We willen onze werkrelatie met DSA blijven verdiepen. In de loop van de strijd moeten werkende mensen en socialisten streven naar maximale eenheid, en dit betekent samenwerking, niet concurrentie.
Dat gezegd hebbende, aangezien de socialistische beweging blijft groeien, zijn er binnen deze beweging concurrerende ideeën en theorieën over hoe sociale bewegingen en de klassenstrijd te bevorderen. Hoewel de twee organisaties niet met elkaar concurreren, zou het oneerlijk zijn om te ontkennen dat veel ideeën binnen DSA niet overeenstemmen met die van Socialist Alternative over hoe de socialistische beweging het meest effectief kan worden opgebouwd. Respectvol maar eerlijk debat, evenals het testen van verschillende ideeën en benaderingen in de klassenstrijd, zullen cruciaal zijn in het bepalen van de juiste ideeën en een winnende strategie.
Wij denken dat DSA nuttig kan zijn voor duizenden mensen om verschillende ideeën in de praktijk uit te testen en hun eigen overtuigingen te verfijnen. Als DSA, als “brede organisatie” met verschillende strekkingen, Socialist Alternative toestond om zich er bij aan te sluiten, zouden we die mogelijkheid graag bespreken. Maar zoals het er nu voorstaat, staat DSA als nationale organisatie dit niet toe. In sommige regio’s hebben lokale DSA-afdelingen leden van Socialist Alternative gevraagd zich aan te sluiten, wat we enthousiast hebben gedaan en in die regio’s hebben we een nauwere relatie kunnen ontwikkelen.
Socialist Alternative werkt samen met iedereen met wie we het eens zijn over een kwestie, of het nu gaat om het vechten voor hogere lonen en betere omstandigheden op een werkplek, de campagne van Bernie Sanders, protesteren tegen het Amerikaanse imperialisme en oorlog, vechten tegen racisme, seksisme en andere vormen van onderdrukking, deelname aan piketten in een staking, of een andere strijd van de arbeidersklasse. Tegelijkertijd wijzen we ook op de noodzaak om de socialistische beweging op te bouwen om een einde te maken aan het kapitalisme, het systeem dat de uitbuiting en onderdrukking bestendigt.
Wij vinden het belangrijk dat revolutionaire socialisten zich organiseren in een democratisch centralistische organisatie. We willen zoveel mogelijk mensen overtuigen van onze visie op het socialisme en hoe die bereikt kan worden, en waarom je je, als je het ermee eens bent, moet aansluiten bij Socialist Alternative. Er zijn grote kansen voor de socialistische beweging op dit moment in de VS en over de hele wereld en we moedigen alle werkende en jonge mensen aan om zich bij ons aan te sluiten om het op te bouwen. Er is geen tijd te verliezen!
-
Recensie: “Het socialistisch manifest” van Bhaskar Sunkara (Jacobin)
Gepubliceerd door: Verso Books, 2019
In zijn State of the Union van dit jaar verklaarde Donald Trump dat “Amerika nooit een socialistisch land zal worden.” Meer recentelijk verklaarde hij dat hij in 2020 zal opkomen om een “socialistische overname te bestrijden.” Waarom hebben we ineens deze antisocialistische retoriek? Omdat socialistische ideeën een comeback maken! Uit een recente Gallup-enquête blijkt dat 58% van de Amerikanen tussen de 18 en 34 jaar van mening is dat het socialisme goed is voor het land. Dit wordt weerspiegeld in de populariteit van het tijdschrift Jacobin en in het bijzonder zijn website, met meer dan anderhalf miljoen views per maand. Redacteur Bhaskar Sunkara publiceerde “The Socialist Manifesto” dan ook op het juiste moment. We publiceren een recensie van dit manifest door Kevin Henry van de Ierse Socialist Party.
Het eerste hoofdstuk van The Socialist Manifesto van Bhaskar Sunkara geeft de lezer een schets van hoe een fabrieksarbeider in New Jersey over een periode van twintig jaar zijn lot zou kunnen zien verbeteren wanneer een “links populistische beweging” het presidentschap en een meerderheid in het Congres wint om sociaaldemocratische hervormingen door te voeren, ondersteund door “verzet van onderuit door de arbeidersbeweging.” Tien jaar later heeft een “socialistische coalitie een mandaat om de samenleving te veranderen” en gaat deze over tot nationalisaties, waarbij kapitalisten “gewoon berusten” in deze maatregelen. In veel opzichten is dit denkproces, meer dan enig ander deel van het boek, een goede samenvatting van de visie van de auteur en van al diegenen die zich organiseren voor een overgang van kapitalisme naar ‘democratisch socialisme’ door middel van hervormingen. In wezen verwoordt hij het klassieke standpunt van het reformisme, dat het kapitalistische systeem weg kan worden hervormd.
Ondanks de titel is het grootste deel van het boek gericht op het verschaffen van een geschiedenis van de socialistische beweging en alleen in het laatste deel van het boek krijgen we een “routekaart gebaseerd op de lange, complexe, afwisselend inspirerende en sombere geschiedenis van de linkse politiek” in de vorm van 15 programmatische punten. Als dit boek helpt om een nieuwe generatie te introduceren in de geschiedenis van de socialistische beweging, met inbegrip van haar vaak vergeten geschiedenis in de VS, dan zal het een nuttig doel dienen. Een meer gedetailleerde recensie zou de onnauwkeurigheden in dit overzicht van de socialistische beweging kunnen onderzoeken, maar wij beperken ons tot een aantal punten van verschil met de revolutionaire benadering.
Bolsjewisme of stalinisme
Sunkara presenteert soms ideeën die oude wijn in nieuwe flessen zijn. Het strekt hem tot eer dat hij meer bizarre verdraaiingen die zo vaak tegen revolutionaire socialisten gebruikt worden niet zomaar herhaalt. Hij verwerpt bijvoorbeeld het idee dat de Russische Revolutie van 1917 een soort staatsgreep was en omschrijft het als “een echte volksrevolutie onder leiding van industriële arbeiders, verbonden met elementen van de boerenbevolking.” Voor de marxisten was dit een essentiële gebeurtenis in de geschiedenis, waar de arbeidersklasse, in een actieve en georganiseerde massale opstand, de macht in eigen hand nam via de arbeidersraden (sovjets).
Na de Februarirevolutie die het tsaristische despotisme afschafte, waren er in Rusland 300 sovjets die in werkelijkheid vrijwel alle aspecten van de samenleving controleerden. In oktober groeide dit aantal tot 1200. Delegaties die door arbeiders in fabrieken of districten werden gekozen, kwamen samen om te bespreken hoe de revolutie verdedigd en bevorderd kon worden. Dit was in een tijd waarin de meeste arbeiders in de zogenaamde “democratische landen” nog steeds het stemrecht werd ontzegd. In Rusland hadden de arbeiders een ongelooflijk niveau van zelforganisatie bereikt en begonnen ze zich de vraag te stellen of ze de staatsmacht zelf moesten overnemen, dit in het belang van de overweldigende meerderheid van de bevolking. Daarbinnen groeiden de bolsjewieken, die de roep om “alle macht aan de sovjets” leidden, van een kleine minderheid in februari tot een meerderheid in de sovjets in oktober. De regering die aan de macht kwam op basis van de Oktoberrevolutie, voerde de afschaffing van de kapitalistische eigendomsverhoudingen door, samen met het doorvoeren van sociale hervormingen die een eeuw later radicaal blijven in vergelijking met een groot deel van de wereld van vandaag.
Sankara brengt, zij het met zijn eigen draai, wel een echo van de oude afgezaagde argumenten dat latere acties, in omstandigheden van de burgeroorlog, het autoritarisme de kans gaven zich te ontwikkelen en dat de bolsjewieken niet voldoende gepland hadden voor wat ze na de revolutie moesten doen. Het is echter oppervlakkig en verkeerd om te suggereren dat de opkomst van het stalinisme een gevolg was van maatregelen die de jonge arbeidersregering gedwongen werd te nemen in oorlogstijd. Het was het resultaat van een complexere mengeling van hongersnood, achtergebleven economische en culturele omstandigheden, het omkomen van een brede laag van de gevorderde arbeiders in de burgeroorlog, en in de eerste plaats een isolement – als gevolg van de nederlaag van andere revoluties in het buitenland.
Sunkara vertelt ons dat “de internationale revolutie niet kwam.” Dit is een eenzijdige en uiteindelijk vervormde presentatie. De verwoestende gevolgen van de oorlog en het inspirerende voorbeeld van de Russische Revolutie leidden tot een revolutionaire golf in Europa en de wereld, vooral in Duitsland, waar de arbeidersklasse heroïsch vocht voor de macht, waaronder de vorming van verschillende vormen van sovjets. De “internationale revolutie” kwam wel, maar slaagde er niet in te winnen. Wat ontbrak was niet de bereidheid of het vermogen van de arbeidersklasse om voor de macht te vechten, maar leiderschap zoals dat van de bolsjewieken in Rusland dat in staat was om een weg naar de macht te smeden.
Wat Sunkara onderschat is dat er revolutionaire bewegingen – van Spanje in 1936 tot Frankrijk in 1968 of Soedan in 2019 – zullen plaatsvinden, of er nu socialisten zijn of niet. De les uit de geschiedenis is dat de vraag is of er een revolutionaire leiding komt in de vorm van een revolutionaire partij, die in staat is de strijd om de macht te voeren.
Geschiedenis van het reformisme
Sunkara’s positie gaat uiteindelijk een heel andere richting uit. Hij beweert: “Een paar honderd mijl ten westen van Moskou werd het democratisch socialisme bijna realiteit” – waarmee hij de sociaaldemocratie in Zweden bedoelt. In het hoofdstuk “The God That Failed”, genoemd naar een beroemd anticommunistisch boek uit de jaren veertig van de vorige eeuw, krijgen we een overzicht van de geschiedenis van sociaaldemocratische regeringen die in het interbellum aan de macht kwamen, met bijzondere aandacht voor Zweden.
De sociaaldemocratische regeringen in Zweden hebben belangrijke hervormingen doorgevoerd, met name in de jaren zestig en zeventig, toen de toenmalige premier Olof Palme onder druk werd gezet door een sterke arbeidersbeweging en radicalisering onder jongeren, die de relatieve sociale vrede dreigden te verstoren. Een illustratie van hoe de situatie van de werkenden in deze periode is veranderd, blijkt uit de positie van vrouwen. In 1966 bleef 66% van de vrouwen thuis. In 1974, het jaar waarin het abortusrecht werd verworven, maakte 80% van de vrouwen deel uit van de beroepsbevolking – het hoogste niveau ter wereld. Een centrale reden hiervoor was de rol van een sterke arbeidersbeweging, die druk zette op de overheid en kon afdwingen dat de kinderopvang deel uitmaakte van de publieke sector, met een stijging van het aantal kinderopvangplaatsen van 72.000 in 1975 tot 330.000 tien jaar later.
In het programma van de Sociaaldemocratische Partij werd gesproken over het “beslissingsrecht over de productie in handen van het hele volk” en het “Meidner-plan” werd ontwikkeld door de vakbonden, waarbij alle bedrijven boven een bepaalde omvang verplicht werden om nieuwe aandelen uit te geven aan de werknemers, zodat die binnen 20 jaar 52% van de bedrijven waar ze werkten in handen zouden krijgen. Cruciaal is echter dat de kapitalistische heerschappij nooit serieus in vraag is gesteld.
Tot 1976 was slechts 5% van de Zweedse industrie in publieke handen en zelfs na tientallen jaren van sociaaldemocratische regeringen was de grootste deel van de Zweedse industrie in handen van “vijftien families.” Zoals Sunkara zegt: “Hoe creatief ook geïmplementeerd, het was nog steeds afhankelijk van de winsten van de private sector en de berekening van het bedrijfsleven was dat het handhaven van de sociale vrede met een machtige arbeidersbeweging de kosten waard was.” Op basis van de naoorlogse groei had het kapitalisme ruimte om dergelijke hervormingen te accepteren. Dit kwam tot uiting in het idee dat “Wat goed was voor Volvo ook goed leek voor Zweden.” De kapitalisten vreesden niet alleen de machtige arbeidersbeweging, maar ook het feit dat er slechts een paar honderd mijl verderop een alternatief sociaal systeem bestond dat gebaseerd was op staatseigendom en planning van de economie – zij het in stalinistische vorm.
Einde van de naoorlogse bloei
Het feit dat “de sociaaldemocratie altijd gebaseerd was op economische expansie” betekende dat, toen de naoorlogse groeiperiode ten einde liep, het kapitalisme minder ruimte had om nieuwe of oude hervormingen toe te staan of te handhaven, en dat neoliberale tegenhervormingen noodzakelijk waren vanuit het oogpunt van de kapitalisten om hun winsten te herstellen. Dit werd nog verergerd door belangrijke syndicale nederlagen, en later met het ideologische pro-kapitalistische offensief dat volgde op de ineenstorting van het stalinisme.
Het gebrek aan ruimte voor een dergelijke hervormingen bleek na de verkiezing van president Mitterand in Frankrijk. Hij werd gekozen op basis van een radicaal keynesiaans programma, bekend als de “110 voorstellen voor Frankrijk.” Deze omvatten programma’s voor openbare werken en een nationaliseringswet uit 1982 die vijf industriële groepen, veertig banken, twee staalbedrijven en de wapenindustrie in handen van de overheid plaatste om de werkgelegenheid in stand te houden. Het antwoord van het internationale en binnenlandse kapitalisme was een kapitaalvlucht van 5 miljard dollar, die de regering tot een bocht dwong, die onder meer de uitvoering van een bezuinigingsbeleid omvatte.
Voor marxisten is de les hier duidelijk, zoals Sunkara aangeeft: als de kapitalisten onbetwist de belangrijkste sectoren van de economie in handen houden, leidt dit uiteindelijk tot de vernietiging van die hervormingen. Hetzelfde geldt vandaag voor Venezuela, waar het boek opvallend genoeg niet op ingaat. De Venezolaanse regering is er een tijd lang in geslaagd om de positie van arbeiders en armen te verbeteren door gebruik te maken van de olierijkdom van het land. Door de rest van de economie in private handen te laten, heeft de Venezolaanse regering echter toegestaan dat de lokale kapitalistische elite en het Amerikaanse imperialisme de economie saboteren.
Sunkara trekt veel pessimistischer conclusies over wat hij ziet als pogingen tot socialisme in de ‘derde wereld’. Hij herhaalt het oude idee dat landen een kapitalistische fase van ontwikkeling moeten doormaken voordat ze kunnen beginnen met de overgang naar het socialisme. Hij meent dat het “beste waarop we kunnen hopen in de ontwikkelingslanden” bestaat uit “het aanmoedigen van de kapitalistische groei, terwijl we tegelijkertijd de ergste gevolgen ervan verzachten en de verwoesting ervan herverdelen – zoals de Arbeiderspartij in Brazilië en andere Latijns-Amerikaanse regeringen recentelijk hebben gedaan.” De verkiezing van de ultrareactionaire regering van Bolsonaro in Brazilië, mogelijk gemaakt door de massale ontgoocheling in de Arbeiderspartij, toont de duidelijke beperkingen van deze aanpak. Net als de communistische partijen uit het verleden is Sunkara’s omarming van deze fasentheorie geworteld in een gebrek aan vertrouwen in de arbeidersklasse.
Onbeantwoorde vragen
Opvallend is ook het gebrek aan discussie en analyse van de recente ervaringen van links in deze tijd van “extreme ongelijkheid”, met name de ervaringen in Griekenland. Sunkara stelt de vraag: “Hoe zorgen we ervoor dat een linkse regering lang genoeg kan blijven om een aantal overwinningen te behalen (en niet alleen maar toe te geven zoals het Griekse Syriza)?” Deze vraag wordt echter niet beantwoord, behalve dat er massaal druk moet worden uitgeoefend zodat “de leiders de confrontatie met de elite aangaan in plaats van zich aan te passen.”
Sunkara erkent dat de kapitalisten “er alles aan zullen doen om ons tegen te houden” en wijst erop dat ze kunnen overgaan tot kapitaalstakingen – het achterhouden van investeringen en wegtrekken van geld. Maar er zijn geen antwoorden op de vraag hoe een linkse regering kan reageren op kapitaalvlucht. Een goed startpunt zou zijn om te kijken naar wat de linkse partijen in Griekenland nodig hadden om de capitulatie van Syriza te voorkomen. Dit werd door Xekinima (onze zusterorganisatie in Griekenland) gedetailleerd ontwikkeld:
“Kapitaalcontroles opleggen, weigeren om de schulden te betalen, nationalisatie van de banken, snelle invoering van een nationale munt (drachme), de liquiditeiten van die munt gebruiken om grote publieke werken uit te voeren om de inkrimping van de economie te stoppen en nieuwe groei tot stand te brengen, kwijtschelding van de schulden van kleine bedrijven die door de crisis onder de voet werden gelopen en het voorzien van gunstige leningen zodat die kleine bedrijven terug activiteiten aan de dag leggen en mee voor groei zorgen.
“Nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie en plannen van de economie met een overheidsmonopolie op buitenlandse handel. Hierdoor zou het mogelijk zijn om tot duurzame groei te komen die niet gericht is op de belangen van een handvol grote scheepseigenaren, grote bedrijfseigenaars en bankiers, maar op de belangen van de 99%.
“Opzetten van speciale planningscomités in alle industriële sectoren en in de mijnbouw met een specifieke aandacht voor landbouw en toerisme die zo belangrijk zijn voor de economie en een enorm potentieel hebben. Vestigen van democratie in het beheer van de economie in de vorm van arbeiderscontrole- en beheer op alle niveaus.
“Een oproep aan de werkenden in de rest van Europa voor steun en solidariteit zou een aanzet kunnen vormen tot een gemeenschappelijke strijd tegen het Europa van de bazen en de multinationals. Dit zou leiden tot een vrijwillige, democratische, socialistische unie van de Europese bevolking.”
De parlementaire weg?
Kortom, wat in Griekenland nodig was, was “een antikapitalistisch, anti-EU offensief met een socialistisch programma.” Een dergelijke breuk vereist massale mobilisatie van de arbeidersklasse. Voor de marxisten staat de arbeidersklasse centraal; het is niet alleen maar kiesvee of een macht om druk uit te oefenen op een linkse regering als een bijkomende tactiek. De centrale taak is dat de arbeidersklasse de economie in eigen hand neemt, eigen radicale democratische instellingen creëert en de samenleving in hun eigen belang beheert. Voor Sunkara is de centrale taak de volgende:
“Democratische socialisten moeten een beslissende meerderheid in de wetgevende macht krijgen en tegelijkertijd de hegemonie in de vakbonden winnen. Dan moeten onze organisaties bereid zijn om onze sociale macht te gebruiken in de vorm van massamobilisaties en politieke stakingen om de structurele macht van het kapitaal tegen te gaan en ervoor te zorgen dat onze leiders de confrontatie aangaan in plaats van zich aan te passen aan de elites. Dit is de enige manier waarop we niet alleen onze hervormingen duurzaam maken, maar ook volledig breken met het kapitalisme en een wereld tot stand brengen waarin mensen belangrijker zijn dan de winst.”
Zoals historicus Paul Le Blanc in zijn recensie van ‘Het Socialistisch Manifest’ opmerkte, weerspiegelt de auteur, ondanks de positieve verwijzing naar de Duitse revolutionair Rosa Luxemburg, meer de hervormingsgezinde ideeën waar Luxemburg tegen gestreden heeft. Bij het vergelijken van de benadering van de bolsjewieken met de Duitse sociaaldemocraten, merkte ze op:
“Als verstokte pupillen van het parlementaire cretinisme passen de Duitse sociaaldemocraten zonder meer de bekrompen wijsheid uit de parlementaire kinderkamer toe op de revolutie; om besluiten ingang te doen vinden, zou men eerst over een meerderheid moeten beschikken. Dus ook in de revolutie: eerst een ‘meerderheid’ zien te krijgen. De reële dialectiek van revoluties zet dergelijke mollenwijsheid op zijn kop: de weg leidt niet via meerderheid naar revolutionaire tactiek, maar via revolutionaire tactiek naar meerderheid.”
In het hoofdstuk “Future We Lost” wordt veel gezegd over de geschiedenis van de socialistische beweging in Duitsland, maar de lessen worden niet volledig gebracht. Er wordt ons verteld dat leiders als Karl Kautsky, destijds beschouwd als de ‘paus van het marxisme’, geen andere keuze hadden dan de oorlogsmobilisatie van de Duitse heersende klasse te accepteren. Dit gaat echter voorbij aan de realiteit dat arbeiders in de begindagen van de Eerste Wereldoorlog bereid waren om actie te ondernemen tegen de imperialistische slachting, wat tot uiting kwam in talrijke massale anti-oorlogsdemonstraties, die evenwel werden verraden door de massale arbeiderspartijen.
Karl Kautsky was een van de leiders waar Luxemburg mee botste. Sunkara’s sympathie voor deze denker is duidelijk wanneer hij stelt dat Kautsky “geloofde dat arbeiders de macht zouden winnen door middel van vrije verkiezingen, [vervolgens] de politieke en burgerlijke vrijheden zouden uitbreiden en de bestaande staat radicaal zouden hervormen, niet vernietigen.” Het idee dat het mogelijk is om de kapitalistische staat, met zijn diepgewortelde bureaucratieën en gewapende krachten, eenvoudigweg te hervormen, wordt ook weerspiegeld in een van de vijftien punten waar de focus ligt op “het democratiseren van onze politieke instellingen.” De socialisten strijden natuurlijk voor en steunen elke hervorming, inclusief democratische hervormingen, onder het kapitalisme. Het is echter iets heel anders om te geloven dat deze (kapitalistische) “instellingen” op zich de weg naar de macht zijn voor de arbeidersklasse.
Marxisten en de staat
Opvallend is dat er weliswaar wordt gezinspeeld op de parlementaire weg naar het socialisme, maar dat de concrete ervaring van de Chileense regering van Allende, het bekendste voorbeeld van deze aanpak, slechts een kleine vermelding krijgt. De verkiezing van de linkse president Salvador Allende in 1970 maakte deel uit van een revolutionair proces waarbij de Amerikaanse kopermijnen en belangrijke delen van de banken genationaliseerd werden. Er werden plannen aangekondigd voor de nationalisatie van bijna 100 bedrijven. In 1973 was meer dan 40% van de economie in handen van de overheid. Toch bleef de staat zelf, inclusief het leger, onaangetast. Op 11 september 1973 was er met steun van de CIA een militaire staatsgreep, die de regering van Allende verpletterde en een wrede militaire dictatuur aan de macht bracht die 30.000 mensen vermoordde.
De geschiedenis is bezaaid met voorbeelden die illustreren dat de kapitalistische staat niet neutraal is, maar zoals Friedrich Engels opmerkte, uiteindelijk kan gereduceerd worden tot “gewapende mensen die handelen ter verdediging van eigendom.” Sunkara raakt de marxistische visie van de staat aan, en geeft zelfs het voorbeeld van hoe Trump in conflict is gekomen met delen van de kapitalistische staat, die niet enthousiast zijn over het feit dat zijn rechts-populistische beleid de NAVO kan bedreigen. Maar wat dit betekent voor de strategie van de socialisten wordt niet duidelijk gemaakt.
Hoe winnen we?
Voor Sunkara is de arbeidersklasse de sleutel om druk uit te oefenen op een linkse regering of om toegevingen te winnen van een kapitalistische regering, omdat “kapitalisten afhankelijk zijn van hun arbeid voor hun winst” en “wanneer ze georganiseerd zijn, arbeiders die arbeid kunnen stopzetten om hervormingen af te dwingen.” Hij merkt terecht op dat de arbeidersklasse weliswaar is veranderd, maar “niet zo veel als je denkt”, omdat de arbeidersklasse nog steeds die potentiële kracht heeft.
Hij gelooft terecht dat “socialisten zich moeten inbedden in de strijd van de arbeidersklasse” en merkt de zeer belangrijke rol op die een “militante minderheid”, met inbegrip van de socialisten, heeft gespeeld in de inspirerende lerarenstakingen in West-Virginia en dat het voor de socialisten “niet voldoende is om met de vakbonden samen te werken voor progressieve verandering. We moeten democratische gevechten in de vakbonden voeren.” Hij heeft ook gelijk als hij stelt dat “een los netwerk van linkse en basisarbeiders niet genoeg is. We hebben een politieke partij nodig” en dat zo’n partij zich zou moeten baseren op het “verstorend vermogen van de arbeid.”
Marxisten verschillen met Sunkara omdat het voor ons niet alleen een kwestie is dat de arbeidersklasse met haar enorme potentiële macht hervormingen kan afdwingen of een “verstorend vermogen” heeft, maar, zoals de titel van zijn hoofdstuk over Marx en Engels het stelt, de arbeiders de “doodgravers” van het kapitalisme zijn en de socialistische transformatie van de maatschappij vereist dat de arbeidersklasse de controle over de maatschappij overneemt. En, cruciaal, de partij die we nodig hebben is er een die deze revolutionaire strategie centraal stelt in haar politieke programma.
Dit boek is in vele recensies vergeleken met het Communistisch Manifest van 171 jaar geleden, maar afgezien van oppervlakkige vergelijkingen, rond de titels en de jonge leeftijd van de auteurs, gaat de vergelijking niet ver. De ideeën in het boek zijn echter de moeite waard om te bespreken en te debatteren, zodat we een socialistische beweging kunnen opbouwen die daadwerkelijk in staat is om de samenleving te veranderen.
-
System change. Waarom wij opkomen voor socialistische maatschappijverandering!
Maandenlang kwamen tienduizenden jonge klimaatstakers op straat, onder meer met de eis ‘system change, not climate change.’ De woede ging samen met hoop en angst. Steeds meer mensen zijn ervan overtuigd: we hebben geen tijd te verliezen! De klimaatveranderingen zijn er nu al en we hebben slechts een kleine kans om een complete catastrofe te vermijden. Het is dringend om te begrijpen waar dit systeem voor staat, hoe het in elkaar zit en hoe we het zo snel mogelijk weg kunnen krijgen.
Dossier door Nicolas Croes uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Kapitalistisch systeem duwt ons naar de afgrond
De wetenschappelijke rapporten en standpunten door experten stapelen zich op en gaan in dezelfde richting. Er zijn nog verschillende inschattingen over de ernst van de situatie, maar er is eensgezindheid over het feit dat de komende tien jaar cruciaal zijn. In juni verklaarde de voormalige Franse minister van Milieu (2001-2002) Yves Cochet: “De mensheid bestaat niet meer in 2050.” De Australische wetenschappers van het Breakthrough National Centre for Climate Restoration brachten een rapport uit waarin ze stelden: “De planeet en de mensheid komen tegen het midden van deze eeuw op een punt waarop geen terugkeer meer mogelijk is. Zonder onmiddellijke radicale maatregelen, ziet het er niet goed uit.”
In augustus 2018 was er een studie door het tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences die tot de conclusie kwam dat de aarde dicht bij haar “breekpunt” komt, met een temperatuurstijging die zich op 4 tot 5 graden Celsius boven die van het pré-industriële tijdperk stabiliseert. Bij de opening van de COP24 in december 2018 verklaarde David Attenborough (van de documentaires Planet Earth van de BBC): “Als we niets doen, moeten we rekening houden met de ineenstorting van onze beschavingen en het quasi compleet verdwijnen van de natuur.”
Sommige wetenschappers nuanceren deze berichten. Maar zelfs een temperatuurstijging van 3 graden – dat wil zeggen: het perspectief dat het meest waarschijnlijk geacht wordt indien de huidige tendens zich bevestigt – komt neer op de vernietiging van de ecosystemen van het Noordpoolgebied en het Amazonegebied. De droogte die dit met zich mee brengt, zou de helft van de wereldbevolking blootstellen aan minstens 20 dagen ‘dodelijke hitte’ per jaar. Dit betekent dodelijke hittegolven die vergelijkbaar zijn met de hittegolf van juni in Noord-India. Het is absoluut noodzakelijk om de uitstoot drastisch te verminderen om de opwarming van de aarde tot 1,5° Celsius te beperken en zo de meest verregaande gevolgen te vermijden.
Niet alleen de uitstoot van CO2 is rampzalig. Bij ongewijzigd ritme zal er tegen 2050 meer plastiek in de oceanen te vinden zijn dan vissen. Vandaag neemt de mens al gemiddeld ongeveer 5 gram plastiek per week op, ongeveer het equivalent van een bankkaart. Dat werd gemeld door het Wereld Natuur Fonds (WWF). Elk jaar komt 600.000 ton plastiek in de Middellandse Zee terecht.
Water zal een geopolitieke kwestie worden, en we weten heel goed wat dit betekent in dit systeem, waar “oorlogen om olie” en de neokoloniale plundering van grondstoffen schering en inslag zijn. In 2018 dwongen oorlog en vervolging 71 miljoen mensen te vluchten: nog nooit eerder waren er zoveel vluchtelingen en ontheemden als vorig jaar. Wat zal dit geven met de verregaande klimaatveranderingen die plaatsvinden? Als we er niet in slagen de koers om te keren, zal de barbaarsheid tot nieuwe en verschrikkelijke hoogten worden gedreven.
Het hoeft zo niet te zijn!
Dit catastrofaal toekomstbeeld is enkel onvermijdelijk als we er ons bij neerleggen. Het besef dat verandering nodig is, vormt een eerste stap. Maar zonder perspectief word je al gauw overweldigd door een gevoel van hulpeloosheid (er wordt vandaag gesproken over eco-angst). We moeten de situatie niet verbloemen, maar nagaan welke sociale krachten in staat zijn om tot concrete verandering te komen en van daaruit een strategie ontwikkelen om te winnen.
Eén ding is zeker: we kunnen geen vertrouwen stellen op methoden die tot hiertoe gefaald hebben. De afgelopen decennia waren er tal van topontmoetingen met gepalaver, holle beloften, krokodillentranen en het spuiten van mist. Je kan moeilijk niet woedend zijn over de Canadese regering van Justin Trudeau die op 17 juni de “klimaatnoodtoestand” uitriep… om een dag later een grote uitbreiding van de oliewinning in het land goed te keuren!
Het gezag van deze hypocriete politieke marionetten van de grote bedrijven smelt als poolkappen door de klimaatverandering. Maar dit betekent niet dat de vooroordelen die ze al jarenlang verspreiden automatisch mee verdwijnen. De afgelopen decennia was er een dominantie van de neoliberale ideologie die alles herleidt tot individuele verantwoordelijkheden. Als zoveel mensen zich slecht voelen over de toestand van het milieu, komt dit niet enkel door het ontbreken van een globale strategie maar ook omdat het establishment – helaas gevolgd door sommige klimaatactivisten – er alles aan doet om enkel over individueel gedrag te spreken en met de vinger naar gewone werkenden en hun gezinnen te wijzen.
Welke krant of weekblad bracht nog geen dossier over onze ecologische voetafdruk en de impact van onze eetgewoonten of transport op de planeet? Dit gaat stelselmatig gepaard met aanbevelingen om ons gedrag te wijzigen. Er is niets mis mee om over onze consumptie na te denken, maar om de klimaatverandering te bestrijden zal het niet volstaan om af en toe de auto te laten staan of om ons afval beter te sorteren. Diegenen die ons dat willen laten geloven, onderschatten de omvang van het probleem. Ze gaan bovendien voorbij aan de enorme macht die we met de werkenden potentieel hebben om fundamentele verandering af te dwingen.
Individuele recyclage zoals we dat vandaag kennen, werd voor het eerst gepropageerd door de campagne ‘Keep America Beautiful’ van Coca-Cola, andere drankengiganten en Philip Morris nadat de Amerikaanse staat Vermont in 1953 een wet stemde die niet herbruikbare verpakkingen verbood. Het doel van de campagne was om druk te zetten op de wetgevers. Met effect: de wet werd ingetrokken. Een ander doel van de campagne was om de bevolking te laten geloven dat de oorzaak van het probleem bij hun consumptie lag en niet bij de productie en de verkoop.
We zijn veel meer dan consumenten en ons actieterrein is veel groter dan de beperkte omvang van een winkelwagentje. Het kapitalisme voorstellen als een levenskeuze om van alles individuele verantwoordelijkheden te maken in plaats van het systeem aan te pakken, is er vooral op gericht om dat kapitalistisch systeem te verdedigen. Uiteindelijk wordt alles in het werk gesteld om ons te laten geloven dat het einde van elke beschaving of het einde van een voor de mens leefbare planeet waarschijnlijker is dan het einde van het kapitalisme.
Een systeem gebaseerd op verspilling
In 2015 bleek uit een reeks journalistieke onderzoeken dat oliemultinationals al in 1977 tot de conclusie waren gekomen dat de opwarming van de aarde een reëel gevaar was. Ze namen een weloverwogen besluit om miljoenen dollars uit te geven aan campagnes van public relations en lobbying om politici en de publieke opinie ervan te overtuigen dat de opwarming niet bestond of dat het om een natuurlijk fenomeen ging. Recentere studies tonen aan dat deze bedrijven nog eerder op de hoogte waren van de opwarming: minstens sinds 1954 met het rapport van de geo-chemicus Harrison Brown van het American Petroleum Institute.
Onlangs erkenden ExxonMobil, Shell, Chevron, BP en Total hun fouten en kondigden ze krachtige steun aan voor de beheersing van de opwarming van de aarde. De NGO InfluenceMap maakte echter bekend dat deze oliereuzen sinds de Klimaatakkoorden van Parijs in 2015 meer dan een miljard dollar uitgaven aan lobbywerk voor het uitbreiden van hun activiteiten op vlak van fossiele brandstoffen. Deze bedrijven zijn in staat om alles op te offeren om de hebzucht van hun aandeelhouders te bevredigen: het milieu, onze gezondheid, rechten van inheemse volkeren, de toekomst van ons leven op deze planeet!
We moeten deze criminele multinationals onteigenen zodat we voorkomen dat ze nog meer schade aanrichten. Daar bevindt zich de kern van het probleem: het kapitalisme is gebaseerd op het privaat bezit van de productie- en ruilmiddelen, alsook op concurrentie met als doel om meer winsten op te stapelen. De meerderheid van de bevolking wordt uitgebuit ten voordele van de bezittende minderheid.
Dit systeem belemmert de technologie en wat mogelijk is om het welzijn van de planeet en de mensheid te bevorderen. Dit is bijzonder duidelijk als we naar de hernieuwbare energiebronnen kijken. De beschikbare technologisch middelen maken heel wat menselijke arbeid overbodig. Dat kan goed nieuws zijn als het leidt tot een kortere arbeidsweek met behoud van loon en bijkomende aanwervingen, zodat werkenden meer vrije tijd hebben. Maar aangezien voor kapitalisten enkel de winsten tellen, wordt technologische vooruitgang vandaag gebruikt om werkenden af te danken en tot onzekerheid en armoede te veroordelen.
De geproduceerde rijkdom wordt niet gebruikt om te investeren in bescherming van het milieu of in sociale, culturele en technologische ontwikkelingen. Neen, de rijkdom verdwijnt naar belastingparadijzen en wordt onder meer gebruikt voor speculatie over voedselprijzen of het slaapt op bankrekeningen om rente te genereren. Omdat investeringen in oorlogstechnologie meer winsten opleveren dan investeringen om ons milieu te beschermen, zijn er vandaag geavanceerde moordmachines met een langere levensduur dan onze telefoons of andere dagelijkse gebruiksmiddelen die bewust geprogrammeerd zijn om slechts voor een korte periode mee te gaan.
Deze werkingswijze is een schande. Het feit dat wetenschappelijk onderzoek gebeurt door private bedrijven maakt dat de resultaten ervan niet door de gemeenschap kunnen gebruikt worden. Het verplicht wetenschappers in dienst van andere bedrijven om hetzelfde onderzoek over te doen, met het risico om dezelfde fouten opnieuw te maken. Het is een enorme verspilling van tijd, energie en middelen. Deze onzin wordt gerechtvaardigd door de winstlogica en de concurrentie in de private sector. Het is deze logica die een rem op vooruitgang vormt door het achterhouden van nieuwe octrooien, weigering om nieuwe geneesmiddelen te produceren als de oude voorraden nog niet verkocht zijn, vervuilende productie omdat deze minder duur is, …
Woede richten tegen de fundamenten van het systeem
We zijn niet alleen consumenten: we zijn vooral producenten van rijkdom. Het is onze arbeid die de economie doet draaien. Deze sociale kracht is de zwakke plek van het kapitalistisch systeem. De heersende sociale klasse bezit de productiemiddelen en gebruikt die met het oog op de eigen winsten. We kunnen deze heersende klasse echter overwinnen: als de arbeidersklasse het werk neerlegt, ligt alles plat. Door te staken kunnen we volledige economie blokkeren. Dat is een beslissende stap om te beseffen wat onze collectieve kracht is, maar ook om het bezit van de productiemiddelen in vraag te stellen. De bazen hebben ons nodig om te werken, maar wij hebben geen bazen nodig!Stel je voor wat mogelijk is indien sleutelsectoren van de economie zoals energie of financiewezen in handen van de gemeenschap worden geplaatst! Dan kan er democratisch beslist worden over de inzet en het beheer van de productiemiddelen in het kader van een rationeel geplande economie.
Het kapitalistisch systeem loopt op zijn einde. Tien jaar na de Grote Recessie was er enig economisch herstel, voornamelijk op basis van middelen die door de overheden in de economie werden gepompt. Dit heeft echter enkel geleid tot een verdere vergroting van de kloof tussen rijk en arm. De elite aan de top van de samenleving profiteerde ervan, terwijl het overgrote deel van de bevolking onder besparingen gebukt ging. Vandaag staat de wereldeconomie op de rand van een nieuwe crisis.
Net zoals de feodale aristocraten zich destijds aan de macht vastklampten toen het feodalisme achterhaald was door het nieuw opkomende kapitalisme, doen de bezitters van de productiemiddelen dat vandaag ook ondanks het bewijs dat het kapitalisme verouderd is. Om de macht van de oude aristocratie te veroveren, waren massabewegingen nodig die rechtstreeks tot revoluties leiden. Hetzelfde zal nodig zijn om de macht van de kapitalisten te veroveren.
Het tijdperk van massabewegingen
Na de economische crisis van 2007-2008 vonden er in de hele wereld uitzonderlijk dynamische massabewegingen plaats, waaronder revolutionaire of pre-revolutionaire bewegingen zoals de revoluties van 2011 in Noord-Afrika en het Midden-Oosten of de strijd van de Griekse arbeiders in de periode 2010 tot 2013. Helaas is het niet gelukt om deze strijd tot systeemverandering te leiden.
In Egypte, Syrië en Libië zijn de revoluties veranderd in openlijke contrarevoluties door het ontbreken van een revolutionaire massapartij die in staat was de woede te sturen met een duidelijke strategie en een programma om het hele systeem omver te werpen en niet alleen dictators. In Griekenland capituleerde de linkse SYRIZA-partij in 2015 zodra ze aan de macht kwam. Dit kwam door een gebrek aan antikapitalistisch programma van een socialistische breuk met dit systeem. Het was de afwezigheid van revolutionaire massapartijen die de heersende klasse in staat stelde een wereldwijd tegenoffensief te voeren en de volksmassa’s te laten betalen voor de crisis die het kapitalistische systeem zelf veroorzaakt.
Maar ondanks deze nederlagen zijn tientallen miljoenen arbeiders en jongeren op zoek naar ideeën en methoden om te strijden. De stakingsmethode is weer op de voorgrond getreden. In België bracht het vakbondsactieplan van 2014 de algemene politieke staking tegen de regering opnieuw in de schijnwerpers en werd het idee van een actieplan gepopulariseerd. Het stakingsinstrument is ook aangegrepen door de klimaatbeweging onder impuls van de jongeren of ook nog door de vrouwenbeweging.
Alleen al in juni waren er de massale mobilisaties, ondanks repressie, in Algerije en Soedan. Daarnaast werd het rechtse regime van de Braziliaanse president Bolsonaro geconfronteerd met een algemene staking die 45 miljoen werkenden op de been bracht. In Hongkong betoogden meer dan twee miljoen mensen tegen een repressieve wet en tegen onderwerping aan de dictatuur van Peking. In Zwitserland waren er een half miljoen betogers in het kader van een feministische staking.
De woede is groot en diep. Het cruciale ingrediënt dat ontbreekt om een einde te maken aan het kapitalisme, is een massaal politiek alternatief dat de werkende klasse, de onderdrukten en de armen internationaal verenigt rond een programma van socialistische maatschappijverandering. We staan voor een keuze. Ofwel blijft een kleine parasiterende minderheid de planeet en de bevolking plunderen om zichzelf te verrijken. Ofwel breken we met dit systeem om te bouwen aan een democratisch socialistische samenleving waarin alle middelen, wetenschappelijke kennis en moderne productiemogelijkheden ten dienste van de samenleving worden gesteld met respect voor het milieu.
-
Witte Huis waarschuwt voor socialisme en voedt daarmee net het debat
“Samen met de 200ste verjaardag van de geboorte van Karl Marx, maakt het socialisme een comeback in het Amerikaanse politieke discours.” Dat was de openingszin van een 72 pagina’s tellend rapport van het “Council of Economic Advisors,” een raad van veertig professionele economen die voor het Witte Huis van Trump werken.
Dossier door Bryan Koulouris, Socialist Alternative
Het rapport in Koude Oorlogstijl werd eind oktober gepubliceerd, midden in de campagne voor de tussentijdse verkiezingen. Het doel was om mensen af te schrikken met het idee dat bekende Democraten economische rampspoed willen aanrichten door een ‘socialistisch’ beleid. Het doel van het rapport en Trumps eigen tussenkomsten op verkiezingsmeetings en op Twitter was om de Democratische leiding te linken aan de progressieve oppositie binnen die partij en vervolgens om zelfverklaarde democratische socialisten zoals Alexandria Ocasio-Cortez te linken aan de Russische Revolutie, het stalinisme en Venezuela. Ondertussen zijn Ocasio-Cortez en Rashida Tlaib van de Democratic Socialists of America verkozen in het nationaal parlement en raakten in de deelstaatparlementen andere socialisten verkozen. Dit gebeurde met een historisch hoge opkomst. Hiermee werd de angstcampagne van Trump beantwoord.
Het onmiddellijke doel van het rapport was een politieke boodschap voor de tussentijdse verkiezingen. Maar de Council of Economic Advisors en de rechtse regering die hen inhuurt, zijn wel enorm bezorgd over de groeiende populariteit van socialistische ideeën in de VS. De professionele ideologen van het Witte Huis verspilden heel wat inkt, maar brachten geen antwoord op deze centrale vraag: hoe komt het dat zoveel mensen, in het bijzonder jongeren, vandaag zo geïnteresseerd zijn in socialistische ideeën? Ze doen zelfs geen poging om deze vraag te beantwoorden. Een eerlijk antwoord zou immers vernietigend zijn voor het huidige kapitalisme. De nieuwe generatie kent een recordniveau inzake economische ongelijkheid, botst op de rampzalige klimaatverandering, zit vast aan een vreselijke schuldenlast, komt niet verder dan laagbetaalde jobs en dan zijn er nog de structurele vormen van racisme en seksisme. Marx’ ideeën van de klassenstrijd blijven 200 jaar na zijn geboorte bijzonder actueel.
Heel wat nieuwsbronnen hebben over het rapport van het Witte Huis bericht, maar ze gingen allemaal voorbij aan de onderliggende oorzaak van het groeiende belang van socialistische ideeën en ze brachten evenmin een coherente definitie van socialisme. In de plaats daarvan benadrukten media als de New York Times, CNN of Vox.com de absurditeit van een document waarin het Democratische boegbeeld over dezelfde kam wordt geschoren als dictator Jozef Stalin. Er staan effectief wel een aantal lachwekkende zaken in het rapport, zo is er een grafiek over de prijs van een pick-up truck in landen doorheen de wereld. Maar in de reacties van de gevestigde media en de liberale commentatoren op dit document van het Witte Huis ontbrak het aan ernstige analyses en antwoorden op de onderliggende vragen.
Kapitalisme zonder zelfvertrouwen
Heel wat economen die aan dit rapport meeschreven, zijn voormalige “vrijemarktfundamentalisten” die zich keerden tegen elke overheidstussenkomst in de wereldeconomie. Vandaag verdedigen ze de benadering van Trump die steeds meer invoerheffingen oplegt en protectionistische maatregelen neemt in het kader van een dieper wordende handelsoorlog, in het bijzonder met China. In de verdediging van een systeem in crisis wordt de ene ideologische rechtvaardiging snel ingewisseld voor een andere om het kapitalisme en de uitbuiting van de werkenden toch maar te rechtvaardigen. Deze ‘zigzags’ zijn een uitdrukking van de groeiende bezorgdheid over het zogenaamde ‘economisch herstel’ op basis van enorme ongelijkheid en schulden die kunnen leiden tot een nieuwe wereldwijde recessie.
De Amerikaanse beurzen kenden de voorbije weken opmerkelijke verliezen, onder meer door stijgende rentevoeten en de groeiende vrees voor een recessie of een ernstige globale financiële crisis. De heersende klasse weet dat het herstel enkel de 1% rijksten ten goede kwam terwijl de schulden wereldwijd fors toenamen. Ernstige pro-kapitalistische publicaties uiten een grote bezorgdheid over de mogelijkheid van een nieuwe economische crisis. Het rapport van het Witte Huis verwijst niet openlijk naar de economische situatie, maar getuigt van een bezorgdheid dat socialisme de komende jaren enkel nog populairder zal worden omdat het kapitalisme niet in staan is om de meerderheid van de bevolking een stabiele levensstandaard te geven.
De miljardairs en hun spreekbuizen zijn terecht bezorgd. Samen met de groeiende, maar nog steeds kleine, socialistische beweging in de VS, is er een toename van strijdbewegingen door werkenden. De lerarenrevolte toonde dat ook door Republikeinen gedomineerde staten het toneel kunnen vormen van vastberaden en succesvolle stakingen. Ongeorganiseerde werkenden, zoals die bij Google of McDonald’s, twee van de belangrijkste bedrijven ter wereld, gingen over tot acties tegen seksueel wangedrag. In het verleden kenden socialistische organisaties in de VS steeds een groei die samenviel met toenemende klassenstrijd.
Er is in het bijzonder onder jonge werkenden een groeiende interesse in socialistische ideeën. Deze werkenden zullen een belangrijke rol spelen in komende stakingen en bewegingen. Deze jongeren groeiden op met de vernietigende effecten van de economische crisis van 2007-08, velen zagen hoe hun ouders hun job of huis verloren. Miljoenen millenials hadden grote hoop in Obama maar waren teleurgesteld door de redding van de banken, de aanhoudende oorlogen en de verderzetting van het institutionele racisme. De afgelopen tien jaar stonden jongeren vooraan in diverse strijdbewegingen, van Occupy Wall Street over Black Lives Matter, de campagne voor 15 dollar per uur tot de oproep van Bernie Sanders voor een “politieke revolutie tegen de miljardairsklasse.”
Het rapport van het Witte Huis merkt terecht op dat “het onduidelijk is wat een doorsnee kiezer in gedachten heeft als hij of zij aan ‘socialisme’ denkt.” Dat klopt ook voor de aanhangers van Sanders en de meeste van de 50.000 leden van de Democratic Socialists of America (DSA). Socialist Alternative gaat het debat aan over wat echt socialisme is en vindt een grote openheid voor onze ideeën van een volledige breuk met het kapitalisme en het belang van de arbeidersklasse die centraal is om tot overwinningen te komen.
De zoektocht naar maatschappijverandering is verbonden met een tanend vertrouwen in gevestigde politici, zowel ‘linkse’ als rechtse. Als socialisten er niet in slagen om brede lagen van de werkende klasse voor hun ideeën te winnen, dan kan de ruimte voor rechtse ideeën groeien, zeker in het kader van een hernieuwde economische neergang. Als er geen duidelijk alternatief is, kunnen delen van de bevolking overtuigd raken van het idee dat zondebokken verantwoordelijk zijn voor hun problemen – waarbij terecht gewezen wordt naar de gevestigde Democratische politici maar waarbij er ook een opgang is van racistische of seksistische ideeën. Stoutmoedige bewegingen met een duidelijke oproep aan de werkenden kunnen dat tegenhouden. Zo is een meerderheid van de Republikeinse kiezers voorstander van “Medicare for All”, een gegarandeerde gezondheidsverzekering. Bij de tussentijdse verkiezingen werd in traditioneel Republikeinse staten als Idaho, Utah en Nebraska bij referendum gestemd voor een uitbreiding van de bestaande gezondheidszorg. In Missouri werd een antivakbondswet weggestemd.
Algemene gezondheidszorg
Het stuk over gezondheidszorg in het rapport van het Witte Huis liet heel wat ruimte voor spot. Er is een aanval op publieke gezondheidszorg in andere landen, maar daartegenover plaatst het Medicare (een regeringsprogramma) als tegenvoorbeeld! De gevestigde media kwamen niet bij van het lachen, maar legden niet uit waarom er geen algemene gezondheidszorg voor iedereen is in de VS ondanks de populariteit ervan onder brede lagen van de bevolking. De gevestigde media legden ook niet uit waarom er zoveel lange wachtlijsten en andere complicaties zijn in de door de overheid gefinancierde zorgstelsels in Europa en elders.
In Groot-Brittannië kwam de NHS, de National Health Service, er na de Tweede Wereldoorlog. Er kwamen op dat ogenblik doorheen Europa elementen van sociale zekerheid en van de ‘welvaartstaat.’ Deze overwinningen werden niet zomaar gegeven door de gevestigde politici, ze waren het resultaat van protestbewegingen, stakingen en politieke acties. Massale arbeiderspartijen, zowel socialistische als communistische, genoten een brede steun voor hun eisen van algemene gezondheidszorg voor iedereen. De arbeidersbeweging had een grote invloed in de na-oorlogse periode.
In de VS wonnen de werkenden in de jaren 1930 en 1940 elementen van sociale zekerheid en voordelen rond zorg en pensioenen in bedrijven. Dit was het resultaat van stakingsbewegingen en de groei van grote industriebonden. Met een massale arbeiderspartij hadden we toen ongetwijfeld meer afgedwongen. Beide grote politieke partijen worden immers gecontroleerd door Wall Street, ondanks onderlinge verschillen. De multimiljarden sectoren van farmaceutische bedrijven, verzekeringsbedrijven en ziekenhuisketens betalen politici van beide partijen. Hierdoor wordt het enorm populaire idee van algemene gezondheidszorg voor iedereen door geen enkele partijleiding verdedigd. De opkomst van nieuwe strijd en de groei van socialistische organisaties kan daar verandering in brengen.
Socialist Alternative vecht actief mee voor elke verworvenheid die onder het kapitalisme kan bekomen worden om het leven van de werkenden te verbeteren, denk aan hogere lonen of taksen voor de superrijken om te betalen voor zorg en onderwijs. Tegelijk weten we dat de kapitalisten wat ze ons noodgedwongen moeten geven met de ene hand steeds proberen terug te pakken met de andere hand zodra ze er een gelegenheid toe zien omdat onze bewegingen zwakker staan of als hun systeem in crisis raakt. Zo wordt de sociale zekerheid in heel Europa ondermijnd door een tekort aan publieke middelen. Dit leidt tot afdankingen en een slechtere dienstverlening. Ondanks wat Bernie Sanders, het rapport van het Witte Huis en heel wat gevestigde media beweren, is Zweden geen socialistisch land. De arbeidersbeweging heeft er in het verleden belangrijke hervormingen afgedwongen, maar de macht van de grote bedrijven over de samenleving werd nooit gebroken. Zweden kende de afgelopen jaren drastische besparingen om de werkenden te laten betalen voor de wereldwijde crisis.
Wij pleiten ervoor om de macht te breken van de farmaceutische bedrijven en de 500 grootste bedrijven die ons leven, werk en beleid bepalen. Gezondheidszorg moet een mensenrecht zijn, net als huisvesting, voedsel, onderwijs en transport. Energie in publieke handen kan groene jobs voorzien en een transitie van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energie. Democratische arbeiderscontrole en –beheer van de grote banken moet een einde maken aan het casinokapitalisme dat gokt met onze levens en de verliezen op de gemeenschap afwentelt.
Het kapitalisme slaagt er niet in om te voorzien in de basisvoorzieningen van miljoenen mensen in de VS en de rest van de wereld. Volgens een nieuwe studie verdienen 43% van de Amerikaanse gezinnen niet genoeg voor een maandbudget van huisvesting, voedsel, kinderopvang, gezondheidszorg, transport en een gsm. De enige manier om tot een degelijke levensstandaard voor iedereen te komen, is door de grootste bedrijven onder democratische arbeiderscontrole en –beheer te plaatsen zodat de beschikbare middelen kunnen ingezet worden naargelang de noden van de samenleving.
De betekenis van socialisme: Venezuela en Russia
Zowel het rapport van het Witte Huis als de gevestigde media die erop antwoordden, brengen heel wat onwaarheden vanuit verschillende standpunten. Beiden hebben een vertekend beeld van wat de afgelopen 20 jaar in Venezuela gebeurde. Beiden schakelen de Russische revolutionair Lenin gelijk het de stalinisten en bureaucraten die een contrarevolutie doorvoerden tegen de bevrijdende verandering die Lenin mee geleid had in 1917.
Het rapport van het Witte Huis verwijst heel veel naar Venezuela als een voorbeeld van het falen van ‘socialisme.’ Het kapitalistische bewind is echter nooit gebroken in Venezuela, ondanks grote bewegingen en enkele positieve hervormingen. De olierijkdom in Venezuela werd bijvoorbeeld gebruikt om onderwijs en gezondheidszorg te financieren, maar het grootste deel van die rijkdom ging wel naar de internationale grootbanken. Toen de olieprijzen zakten, was het crisis. Het falen van Chavez en Maduro om doorheen mobilisatie van de werkenden een einde te maken aan de uitbuiting in het land, liet ruimte aan miljardairs in Venezuela en het buitenland, in het bijzonder in de VS, om de economie te saboteren en rechtse oppositie te ondersteunen. De oliebedrijven moesten volledig uit handen van de private sector gehaald worden om de middelen ervan in te zetten voor sociale diensten. Het falen van het reformistische populisme in Venezuela toont dat er nood is aan een beweging van onderuit en een gemobiliseerde arbeidersklasse om zo de rechterzijde en de internationale kapitalistische sabotage te verslagen.
De Russische revoluties van 1917 maakten een einde aan de feodale monarchie, droegen bij tot het einde van de Eerste Wereldoorlog en vestigden een samenleving onder controle van democratische raden van werkenden, boeren en soldaten. Lenin en de Bolsjewieken speelden een leidinggevende rol in deze geslaagde revolutie waar internationaal naar uitgekeken werd als een baken van hoop. Het leidde tot invasies door tal van buitenlandse legers. Samen met het uitgestrekte platteland en het gebrek aan succesvolle revoluties elders, zorgde dit voor het isolement van de Russische Revolutie. De stalinistische bureaucratie kon daarop groeien inzake macht en omvang. De stalinisten vestigden een dictatuur die gebruik maakte van de verworvenheden van de geplande economie. Socialisten moeten dit ernstig bestuderen en Lenin niet gelijkstellen met de stalinisten die de ideeën van Lenin gekaapt hebben. Socialist Alternative ging hierover overigens in discussie met Bhaskar Sunkara van Jacobin, waarbij we het vooral hadden over lessen van deze ervaring voor socialisten vandaag.
Zowel in Venezuela als Rusland was er niet de ontwikkelde industriële en technologische rijkdom die de VS kent. Het rapport van het Witte Huis stelt dat socialisme in de VS een terugkeer naar een landbouwsamenleving zou betekenen. Socialisten pleiten er nochtans voor om de meest ontwikkelde technologieën in te zetten om het leven van de mensen te verbeteren en verdere vooruitgang van de technologie mogelijk te maken. Vandaag wordt innovatie gebruikt om mensen af te danken en lonen te drukken, in plaats van dit te gebruiken om de werkweek drastisch in te korten zonder loonverlies.
Een einde maken aan uitbuiting en onderdrukking
Het rapport van het Witte Huis brengt de oude argumenten dat socialisme ingaat tegen de menselijke natuur en tal van andere zaken waar we hier niet op zullen antwoorden. Maar de rechtse aanval op het socialisme biedt ons wel een kans om voor een nieuwe generatie van socialistische activisten en arbeiders in actie onze socialistische ideeën te verduidelijken.
We moeten strijden voor al wat we kunnen winnen onder het kapitalisme en tegelijk doorheen onze strijdbewegingen, onze vorming, organisatie en solidariteit van de arbeidersklasse de basis leggen om een einde te maken aan dit rotte systeem. Het kapitalisme hervormen zal niet volstaan, er is fundamentele verandering nodig om het gevaar van de rechtse reactie en de klimaatramp te stoppen. Socialisme gaat niet over politici die bedrijven bezitten, zoals het Witte Huis ons wil laten geloven. Echt socialisme betekent democratische controle over de belangrijke sectoren van de economie en over ons leven. Een wereldwijde economische planning zou de basis leggen voor een transitie naar een groene economie en zou miljarden mensen uit de armoede halen.
In onze strijd tegen ongelijkheid vechten we tegen alle vormen van onderdrukking, waaronder racisme, seksisme en homofobie die inherent zijn aan dit systeem van uitbuiting. Deze strijd beperkt zich niet tot de VS. Socialisme is even internationaal als de arbeidersklasse zelf. We moeten onze acties internationaal coördineren, net zoals het personeel van Google dit deed. Daarom maakt Socialist Alternative deel uit van het Committee for a Workers’ International dat actief is op alle continenten in de strijd voor een andere samenleving zonder uitbuiting en onderdrukking.
-
“Finland Station” en de strijd voor socialisme vandaag
Een antwoord op Bhaskar Sunkara

Meeting van Bernie Sanders Eind juni publiceerde Bhaskar Sunkara een belangrijk opiniestuk in de New York Times. Als onderdeel van de discussie over socialisme in de VS schreef hij een stuk onder de titel: “De toekomst van het socialisme kan wel eens het verleden zijn.”
Dossier door Alan Jones, Socialist Alternative
Sunkara is redacteur van het magazine Jacobin en vice-voorzitter van de Democratic Socialists of America (DSA). In zijn opiniestuk probeert hij lessen te trekken uit de Russische Revolutie en heeft hij het over de relevantie van socialistische en radicale ideeën vandaag. Het stuk is anders en positiever dan recente artikels over hetzelfde thema in dezelfde krant naar aanleiding van de 100ste verjaardag van de Russische Revolutie. Zo publiceerde de New York Times een week eerder een artikel door de rechtse auteur Sean McMeekin die een poging ondernam om de reeds lang weerlegde samenzweringstheorie over ‘Lenin als Duitse spion’ nieuw leven in te blazen.
Het is niet verrassend dat een groot deel van de gevestigde media en pro-kapitalistische commentatoren tijd en middelen besteden aan het discrediteren van socialistische ideeën. Dit gebeurt zelfs door niemand minder dan de voorzitter van de Amerikaanse Kamer van Koophandel, zoals Sunkara in zijn stuk opmerkt. Deze campagne is een antwoord op de hernieuwde steun voor socialisme die ontwikkelt in de VS na de onwaarschijnlijk populaire campagne van Bernie Sanders.
Sanders riep op tot een “politieke revolutie” tegen Wall Street en de 1%. Dit idee vond enthousiaste steun onder miljoenen werkenden en jongeren die radicaliseren door de diepe sociale crisis van het kapitalisme waarbij de houdbaarheid van dit systeem in vraag wordt gesteld. Naar schatting 1,3 miljoen mensen namen deel aan de meetings van Sanders. Linkse en socialistische organisaties, zoals Socialist Alternative, kennen een snelle groei. De Democratic Socialists of America verdriedubbelden van 8.000 tot 25.000 leden sinds Trump in november verkozen werd.
In zijn opiniestuk verdedigt Sunkara de Russische Revolutie in het algemeen als een positieve ontwikkeling. Het feit dat dit in een bekend Amerikaans dagblad verschijnt, is op zich een uiting van de veranderende tijden. Het artikel van Sunkara stelt terecht dat we om het tij tegen het falende status quo te keren, moeten terugkijken en belangrijke lessen uit de geschiedenis van de wereldwijde arbeidersbeweging moeten trekken. We moeten ons uitrusten met de beste ideeën om Trump te verslaan en in te gaan tegen het wereldwijde kapitalistische offensief op onze levensstandaard en democratische rechten. In zijn artikel komt Sunkara spijtig genoeg niet tot een volledig uitgewerkt socialistisch alternatief. Hij lijkt integendeel te pleiten voor een “gereguleerde markt,” een fundament van het kapitalisme, als samenleving waar socialisten naartoe moeten streven.
Socialisten hebben een belangrijke traditie van vriendschappelijke discussie over belangrijke kwesties als strategie, tactieken en programma. Dergelijke discussies spelen een essentiële rol in het vormen van socialisten, andere activisten en bredere lagen van de bevolking over de beste methoden om de samenleving te veranderen. Dit artikel is onderdeel van deze traditie. Het doel is niet om standpunten verkeerd voor te stellen, maar om verschillende benaderingen met elkaar te contrasteren.
De drie ‘stations’ van Sunkara
In zijn benadering van de moderne politiek beschrijft Bhaskar de belangrijkste trends die de politiek van de kapitalistische klasse domineren. Een eerste trend omschrijft hij als ‘Singapore station’: de logische conclusie van de politiek van gevestigde neoliberalen als Hillary Clinton en Barack Obama. Een tweede trend is ‘Boedapest station’: de ultieme bestemming van het rechtse populisme zoals dat van Donald Trump. De derde trend is volgens Bhaskar ‘Finland station’. Dat is het voornaamste onderwerp van zijn artikel en meteen ook een verwijzing naar de Russische Revolutie en het eindpunt van de historische treinreis van Lenin toen hij begin 1917 terugkwam uit ballingschap.
De kritiek van Sunkara op het neoliberale model van het ‘Singapore station’ omvat enkele belangrijke elementen, maar wijst ook op beperkingen in zijn benadering. Hij erkent het ondemocratisch karakter en de aanhoudende besparingsdrang, maar hij lijkt het model toch te minimaliseren door de brutaliteit ervan te onderschatten:
“Het model-Singapore is niet het ergste van de mogelijke eindpunten. Het is een model waarin het experts toegelaten is om expert te zijn, kapitalisten mogen er accumuleren en gewone werkenden hebben een schijn van stabiliteit. Maar het laat geen ruimte aan de passagiers van de trein om ‘stop’ te roepen en zelf een bestemming uit te kiezen.”
Dit is een onderschatting van het karakter van het neoliberalisme en van de gevolgen van het ongebreidelde kapitalisme: een meedogenloze neerwaartse spiraal van de levensstandaard van de werkende bevolking in naam van de winst, moeilijker toegang tot vitale diensten zoals gezondheidszorg, het verlies van miljoenen mensenlevens door oorlogen om grondstoffen, de vele en diverse rampen door deregulering (denk maar aan de recente brand in de Grenfell Tower in Londen) en het complete falen van het neoliberalisme om jongeren en werkenden een toekomst aan te bieden.
Het is de instabiliteit en brutaliteit van dit model dat de deur opent voor het ‘Budapest station’ van rechtse populisten zoals Trump (en de autoritaire regimes in Hongarije, Polen en elders). Die vormen een uitdrukking van de wanhopige zoektocht van mensen uit de middenklasse en werkenden voor een alternatief op de dominante ‘Singapore-route’ van het kapitalisme.
In zijn artikel omschrijft Sunkara wat zijn ‘Finland station’ versie van het socialisme inhoudt. Hij legt uit dat het onder meer gebaseerd is op “arbeiderscoöperatieven die nog steeds concurreren in een gereguleerde markt; gecoördineerde overheidsdiensten waarbij ook de burgers betrokken worden bij de planning; het voorzien van basisnoodzakelijkheden voor een goed leven (onderwijs, huisvesting en gezondheidszorg) die erkend worden als sociale rechten. Anders gezegd: een wereld waarin mensen de vrijheid hebben om hun potentieel te benutten, los van de omstandigheden waarin ze geboren worden.”
Dergelijke veranderingen zouden ongetwijfeld een significante stap vooruit zijn, ook al zouden ze telkens het kapitalisme in een periodieke crisis komt onder vuur liggen. Maar dit is niet hetzelfde als het doel van socialisme: een wereldwijde klasseloze samenleving die een einde maakt aan het georganiseerde apparaat van repressie onder het kapitalisme en dit vervangt door een nieuwe politieke orde op basis van massale democratische instrumenten van werkenden en onderdrukten. Dat was altijd het doel van de socialistische en marxistische beweging. Vandaag denken velen, ook ter linkerzijde, dat dit een hopeloze utopie is. Maar zoals Marx uitlegde, vormt de enorme ontwikkeling van de menselijke productiviteit onder het kapitalisme de materiële basis waarmee klassentegenstellingen en onderdrukking op basis van tekorten kunnen verdwijnen.
Marxisme en de staat
Sunkara stelt nog: “Tot zijn essentie beperkt en als we naar de oorsprong ervan kijken, is socialisme een ideologie van radicale democratie. In een tijdperk dat vrijheden onder vuur liggen, probeert het de civil society te versterken om deelname mogelijk te maken in de beslissingen die ons leven bepalen.”
Een centrale stelling van het marxisme is dat de kapitalistische democratie slechts een vorm van heerschappij is. Marx stelde dat de dominante klasse in de samenleving het staatsapparaat controleert. Marxisten voeren actie voor de meest verregaande en radicale democratie. Maar marxisten leggen ook uit dat democratie geen abstract gegeven is. Het moet begrepen in het kader van het dominante economische systeem. Onder het kapitalisme wordt de democratie altijd ernstig aan banden gelegd door de dominantie van de kleine elite van rijke eigenaars die hun macht gebruiken om te vermijden dat de meerderheid van de bevolking raakt aan de fundamenten van hun rijkdom en privileges. Anders gezegd: opkomen voor ‘radicale democratie’ kan enkel consistent gebeuren als het verbonden wordt met het beëindigen van het ondemocratisch bewind van de kapitalistische klasse en het overdragen van de macht naar de werkende klasse en de onderdrukten.
Sunkara brengt geen opheldering hierover. Wat is in zijn “brede schets” van een toekomstig socialisme dominant: de marktkrachten of de arbeiderscoöperatieven? Sunkara stelt nog: “Deze sociale democratie zou zich verbinden tot een vrije samenleving, zeker voor oppositiestemmen; de noodzaak van institutionele controle op de macht; en een visie van een overgang naar socialisme die geen ‘jaar nul’ breuk met het heden vereist.”
Als we spreken over het stoppen van een brutaal kapitalisme in verval, hoe kan dit dan zonder fundamentele en grondige breuk met de huidige orde en het bijzonder ondemocratische en repressieve staatsapparaat? Het lijkt erop dat Sunkara daartegen pleit als hij stelt dat de overgang naar het socialisme geen “jaar nul” breuk vereist met het heden. Toen Lenin in 1917 naar Rusland terugkeerde nam hij dit punt op. Hij stelde dat de zwakke kapitalisten in Rusland niet in staat waren om de werkende klasse iets te bieden. Lenin riep de werkenden en arme boeren op om de macht van de grootgrondbezitters en de kapitalisten over de samenleving te breken en om werkenden in andere landen op te roepen om hetzelfde te doen en te bouwen aan een socialistische samenleving op basis van arbeidersdemocratie.
Strijden voor hervormingen
Socialist Alternative komt als marxistische organisatie op voor elke stap vooruit die de werkenden kunnen bekomen onder het kapitalisme. Dit bleek onder meer in de rol die we spelen in de strijd voor een hoger minimumloon van 15 dollar per uur. Kshama Sawant van Socialist Alternative en verkozen als gemeenteraadslid in Seattle speelde een belangrijke rol in het bekomen van 15 dollar in Seattle, de eerste grote Amerikaanse stad die het minimumloon tot dit niveau optrok. Eind juli werd Minneapolis de eerste stad in de Midwest waar de 15 dollar is ingevoerd. In die campagne speelde Socialist Alternative eveneens een grote rol, met onder meer de socialistische gemeenteraadskandidate Ginger Jentzen. Begin augustus zorgden Sawant en Socialist Alternative voor nog een belangrijke overwinning met de invoering van een taks op de rijken om middelen te voorzien voor betaalbare huisvesting, onderwijs en andere diensten.
In april 2017 antwoordde Kshama Sawant op vragen van de Huffington Post over haar visie op socialisme: “Er zijn beperkingen aan het hervormen van een systeem dat gedomineerd wordt door erg grote en inhalige bedrijven. Op basis van het kapitalisme zijn overwinningen zoals het verhogen van het minimumloon slechts tijdelijk. Big business heeft veel methoden om ons te laten betalen voor de crisis van het systeem. Een blijvende en duurzame oplossing voor alle problemen van de werkende bevolking is enkel mogelijk als de grootste bedrijven onder het democratisch bezit van de meerderheid worden geplaatst en als we de economie herorganiseren op een planmatige basis. Onder zo’n systeem kunnen we democratisch beslissen hoe middelen ingezet worden. We kunnen op snelle wijze een einde maken aan fossiele brandstoffen, massale programma’s van jobcreatie invoeren om de rottende infrastructuur van het land uit te bouwen en beginnen te werken aan een hele nieuwe wereld op basis van de noden van de meerderheid van de bevolking, niet de winsten van een kleine minderheid.”
De kwesties die Sunkara over hervorming en revolutie naar voor brengt, zijn geen louter abstracte zaken die enkel van historisch belang zijn. De vraag naar welk ‘station’ we vandaag gaan, is nauw verbonden met de vraag hoe we nederlagen en overwinningen uit het verleden bekijken.
Na de Tweede Wereldoorlog volgde een tijdperk van heropbouw en grote economische groei. Onder de enorme druk van massale socialistische en communistische partijen en radicale arbeidersstrijd, werden in de meeste Westerse landen belangrijke verworvenheden voor de werkende bevolking bekomen. Het economische landschap ziet er vandaag radicaal anders uit. Het kapitalisme is niet in staat om een duurzame groei te kennen. Er zijn aanhoudend aanvallen op de vakbonden en de arbeidsomstandigheden. Er zijn verregaande besparingen om de winstgevendheid op peil te houden.
Als nieuwe linkse partijen niet de juiste lessen trekken, kunnen ze in het neoliberale ‘Singapore station’ eindigen, zelfs indien ze naar het ‘Finland station’ uit het verleden keken. Als linkse partijen in regeringen verkozen worden zonder een uitgewerkt programma met een alternatief op het kapitalisme en een strategie om dit te bereiken, dan worden ze onvermijdelijk geduwd in de richting van pogingen om het kapitalisme te beheren. Dit betekent het doorvoeren van neoliberale besparingen, zelfs indien het opgesmukt wordt met vriendelijke woorden van medeleven met de slachtoffers ervan. Regeringen die hervormingen willen doorvoeren en besparingen stoppen, worden uiteindelijk gedwongen tot de keuze tussen het aanvaarden van de eisen van de grote bedrijven of het doorvoeren van radicale en socialistische maatregelen.
Zoals Rosa Luxemburg in 1900 al stelde in haar brochure ‘Hervorming of Revolutie’ gaat het niet om ‘verschillende wegen’ naar hetzelfde station. Om succesvol te zijn, kan de strijd voor hervormingen geen doel op zich zijn. Ernstige hervormingen worden enkel bekomen als resultaat van sociale strijd. De kapitalistische klasse moet bang zijn voor een bredere revolte vooraleer ze grote toegevingen doet, zoals algemene gezondheidszorg voor iedereen of een federaal minimumloon van 15 dollar per uur.
Als de strijd voor hervormingen bovendien niet gebruikt wordt om het bewustzijn van werkenden te ontwikkelen en voor te bereiden op een grondige socialistische omvorming van de samenleving, zullen de kapitalisten er alles aan doen om de afgedwongen hervormingen terug te dringen en om de krachten die ze afdwongen te vernietigen. De heersende klasse aarzelt niet om een economische oorlog te voeren of zelfs militaire staatsgrepen te gebruiken tegen verkozen linkse regeringen. Linkse regeringen die hun programma proberen door te voeren, botsen onvermijdelijk op het kapitalistisch bezit en controle op de sleutelsectoren van de samenleving, alsook op het kapitalistisch staatsapparaat. Dit zagen we met Syriza in Griekenland.
Sunkara lijkt het idee van een radicale, revolutionaire omvorming van de samenleving te verwerpen als hij stelt dat een overgang naar socialisme “geen ‘jaar nul’ breuk met het heden” vereist. Het standpunt dat het kapitalisme geleidelijk aan kan veranderd worden, botst echter op de ervaringen van de afgelopen 100 jaar en zeker met de neoliberale aanval op de verworvenheden van de arbeidersklasse. Een kapitalisme in verval betekent bovendien dat er ernstige beperkingen zijn voor hervormingen en dat zelfs de meest populaire verworvenheden op de helling komen te staan.
De opgang en val van Syriza
Het Griekse Syriza, een coalitie van linkse organisaties, groeide exponentieel van 4,9% in 2009 tot de grootste partij die met een antibesparingsprogramma werd verkozen om de Griekse regering te leiden in januari 2015. Enkele maanden later capituleerde Alexis Tsipras echter. Hij negeerde dat 61% van de bevolking ‘Neen’ had gestemd in een referendum over de besparingsmaatregelen en stemde in met de eisen van de kapitalisten en de Europese Unie om de levensstandaard verder onderuit te halen. Dit was een ernstige nederlaag voor de linkerzijde die internationaal uitkeek naar Syriza en Griekenland om de strijd tegen de besparingen te leiden. Het verraad van de leiding van Syriza en de omvorming van die partij tot een neoliberale beleidsmachine kwam als een koude douche. Het toont dat beslissingen over programma, strategie en tactiek niet abstract zijn maar verregaande directe gevolgen hebben.
In een recent artikel van Xekinima, de Griekse afdeling van het CWI, wordt de huidige situatie in Griekenland beschreven:
“De aanval op de levensstandaard en op de rechten van de Griekse bevolking is zelfs verregaander geworden onder de regering van Syriza (“Coalitie van radicaal links”). Het probeert dit te verbergen door te spreken over “harde onderhandelingen” waarbij “al het mogelijke” wordt gedaan om in te gaan tegen de ‘instellingen’, de nieuwe naam van de trojka van de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Maar dat is slechts theater. Het laatste akkoord van 15 juni maakte 8,5 miljard euro vrij voor Griekenland (waarvan 8,2 miljard meteen gebruikt wordt om leningen terug te financieren). Het voegt niets toe aan het voorstel van de instellingen op de bijeenkomst van de Eurogroep op 22 mei.
“Het laatste akkoord legt de massa’s nog eens een besparingsoperatie van ongeveer 5 miljard euro op tussen 2019 en 2022. (…) De indirecte belastingen worden met 20% verhoogd, onder meer op basisproducten zoals Griekse koffie en de traditionele souvlaki. De pensioenen worden met gemiddeld 9% afgeroomd. De regering voert maatregelen door die de ND en PASOK niet durfden nemen. Zo komt er het grootste privatiseringsprogramma ooit. De arbeidsmarkt blijft een jungle waarin de meeste werkenden in de private sector nog enkele maandlonen te goed hebben en vaak onder onbeschrijfelijke omstandigheden uitgebuit worden.
“Dit leidt tot een gevoel van woede en tegelijk van een massale demoralisatie.”
Op de vraag of capitulatie onvermijdelijk was, stelt het artikel:
“De capitulatie van Syriza voor de trojka was niet onvermijdelijk. De leiding had een gebrek aan begrip van de reële processen die plaatsvonden en had het naïeve en eigenlijke criminele idee dat het “Griekenland en Europa zou veranderen,” zoals Tsipras het stelde. Er was een gebrek aan begrip van het klassenkarakter van de Europese Unie en een totaal gebrek aan vertrouwen in de arbeidersklasse en de capaciteit van die klasse om de samenleving te veranderen. Toen Tsipras ondervond wat het betekent om echt tot een confrontatie met de heersende klasse over te gaan, verviel hij in wanhoop en capituleerde hij totaal onvoorbereid.”
Het alternatief dat door verschillende linkse organisaties in Griekenland – waaronder Xekinima – naar voor geschoven werd, had het over de nood aan een breuk met het kapitalisme waarbij aan de socialistische heropbouw van de samenleving wordt begonnen. Zoals Xekinima uitlegde, moest een linkse regering “kapitaalcontroles opleggen, weigeren om de schulden te betalen, nationalisatie van de banken, snelle invoering van een nationale munt (drachme), de liquiditeiten van die munt gebruiken om grote publieke werken uit te voeren om de inkrimping van de economie te stoppen en nieuwe groei tot stand te brengen, kwijtschelding van de schulden van kleine bedrijven die door de crisis onder de voet werden gelopen en het voorzien van gunstige leningen zodat die kleine bedrijven terug activiteiten aan de dag leggen en mee voor groei zorgen.
“We stelden voor om de sleutelsectoren van de economie te nationaliseren en de economie te plannen met een overheidsmonopolie op buitenlandse handel. Hierdoor zou het mogelijk zijn om tot duurzame groei te komen die niet gericht is op de belangen van een handvol grote scheepseigenaren, grote bedrijfseigenaars en bankiers, maar op de belangen van de 99%. Verder pleitten we voor het opzetten van speciale planningscomités in alle industriële sectoren en in de mijnbouw met een specifieke aandacht voor landbouw en toerisme die zo belangrijk zijn voor de economie en een enorm potentieel hebben. Tegelijk was het nodig om democratie in het beheer van de economie te vestigen in de vorm van arbeiderscontrole- en beheer op alle niveaus. Een oproep aan de werkenden in de rest van Europa voor steun en solidariteit zou een aanzet kunnen vormen tot een gemeenschappelijke strijd tegen het Europa van de bazen en de multinationals. Dit zou leiden tot een vrijwillige, democratische, socialistische unie van de Europese bevolking. Anders gezegd: een antikapitalistisch, anti-EU offensief met een socialistisch programma en een internationalistische klassensolidariteit was het antwoord op de chantage van de trojka.”
De ervaring van Syriza toont dat nieuwe linkse formaties dan wel zelf Sunkara’s versie van ‘Finland’ voor ogen kunnen hebben, maar zelf in ‘Singapore’ eindigen. Om de strijd tegen besparingen in een tijdperk van kapitalistische crisis efficiënt te voeren, is er nood aan een marxistisch programma voor fundamentele verandering en een plan om de werkenden, jongeren en armen te mobiliseren om hiervoor te strijden.
Het bewustzijn vandaag
Ondanks de schitterende strijd die we de afgelopen jaren zagen in Griekenland, Spanje en Portugal en ondanks de opkomst van Jeremy Corbyn in Groot-Brittannië – wat niets minder is dan een politieke revolte van de werkenden en jongeren – moeten we opmerken dat er nog geen massaal socialistisch bewustzijn is. Het bewustzijn onder activisten is nog vooral gericht tegen de grote bedrijven en soms is het antikapitalistisch, maar er is geen duidelijkheid over hoe we vooruit kunnen gaan. Dit is belangrijk omdat het een vertrekpunt is voor onze analyses maar ook voor het uitwerken van strijd in de komende periode.
Het kapitalisme is gediscrediteerd onder jongeren, maar er is weinig begrip van hoe we het systeem kunnen bestrijden en door wat het moet vervangen worden. De meeste activisten hebben weinig ervaring met langdurige bewegingen, organisaties of strijd waarmee overwinningen geboekt worden. Dit komt voort uit de nederlagen die de arbeidersbeweging de afgelopen decennia kende met een afnemende syndicalisatiegraad en stappen achteruit op internationaal vlak.
Het was niet altijd zo. Sunkara zegt dat “werkenden doorheen het westen een soort van klassencompromis aanvaardden” in de 20e eeuw. Eigenlijk bouwden de werkenden in Europa aan bewegingen in een eindeloos aantal pogingen om het kapitalisme omver te werpen, van Duitsland na de Eerste Wereldoorlog tot de Spaanse Revolutie en de revolutionaire bewegingen in Frankrijk in 1968 of Portugal in 1974. De sociaaldemocratische en stalinistische leiders hielden veel van deze bewegingen tegen met hun visie van een “geleidelijke” verandering. Het resultaat bestond vaak uit rampzalige rechtse reactie.
Tegen het eind van de 20e eeuw werd de ineenstorting van het stalinisme en de monsterlijke bureaucratie gebruikt om het idee van een geplande economie te discrediteren. Het opende de weg voor een massale campagne tegen socialisme om de boodschap te vestigen dat er “geen alternatief” op het kapitalisme en de markt mogelijk was. De systemen in de Sovjet-Unie en Oost-Europa waren geen uitdrukking van echt socialisme. De ineenstorting ervan was evenwel een belangrijke politieke nederlaag voor de internationale arbeidersklasse.
De afgelopen decennia schoven de sociaaldemocratische partijen scherp naar rechts op. Ze voerden een besparingsbeleid, maakten een einde aan de eigen democratische structuren en verloren de overgrote meerderheid van hun activistenbasis. Dit gebeurde voor de financiële crisis van 2008. In die context stelde het Committee for a Workers’ International (CWI) de noodzaak van nieuwe, brede partijen van de linkerzijde en de arbeidersklasse.
Recent is er een opmars van linkse populistische ideeën – zoals tot uiting kwam in de verbazingwekkende verkiezingsresultaten van Jeremy Corbyn in Groot-Brittannië, de campagne van Mélenchon in de Franse presidentsverkiezingen, maar ook de opgang van Podemos in Spanje, de belangrijke vooruitgang van revolutionair links in Ierland en de historische campagne van Sanders in de VS (met ook de groei van DSA en andere socialistische krachten). Deze ontwikkelingen zijn een weerspiegeling van het begin van een zoektocht door jongeren en delen van de arbeidersklasse naar een radicalere socialistische uitweg uit het moeras van het kapitalisme.
Bolsjewisme is geen stalinisme
Als oprechte socialistische ideeën opnieuw naar voor komen in de internationale zoektocht naar een nieuwe samenleving, dan zullen we onvermijdelijk ernstig en eerlijk moeten ingaan op de ervaring van de Russische Revolutie van 1917, de Bolsjewieken en Lenin.
De Russische Revolutie bepaalde de politieke geschiedenis van de afgelopen 100 jaar en was een enorme inspanning om een nieuwe socialistische wereld te vestigen. Wereldwijd waren miljoenen mensen hierdoor geïnspireerd en werd niet gewoon gestreden voor een meer ‘aanvaardbare’ versie van het kapitalisme, maar voor een nieuwe socialistische wereld op basis van solidariteit en zonder oorlog en uitbuiting. Veel verworvenheden en hervormingen die de werkenden wereldwijd afdwongen – zoals de 8-urendag, stemrecht voor vrouwen, gratis onderwijs, publieke gezondheidszorg, een uitgewerkte sociale zekerheid – kwamen er in de nasleep van de revolutionaire golf die op gang getrokken was door de Russische Revolutie.
De Russische Revolutie was bijzonder democratisch met raden (“sovjets” in het Russisch) van arbeiders, soldaten en boeren. Deze raden werden van onderuit opgebouwd en alle linkse partijen waren erin vertegenwoordigd. De Bolsjewieken waren aanvankelijk een kleine minderheid in de sovjets, maar ze zouden uiteindelijk een leidinggevende kracht in de revolutie worden. Dat gebeurde door op democratische wijze de massa’s te overtuigen van het programma van de Bolsjewieken tegen de reactie, oorlog en armoede.
De arbeidersraden die van onderuit opgebouwd werden, waren een terugkerend fenomeen in revolutionaire strijd vanaf de Parijse Commune in 1871 en de eerste Russische Revolutie in 1905. Er waren gelijkaardige ontwikkelingen in China in 1925-27, de Spaanse Revolutie van 1931-37, Frankrijk 1968 of Chili voor de staatsgreep van 1973, om maar enkele voorbeelden aan te halen. Er waren gelijkaardige fenomenen van “revolutionaire democratie” in zowat elke grote beweging van de werkenden.
Sunkara lijkt voorbij te gaan aan de democratische rol van de sovjets en stelt dat er iets fundamenteel ondemocratisch was aan de Russische Revolutie. Hij roept op tot een terugkeer naar het “Finland station” en stelt dat het nu anders zal zijn. Het belangrijkste verschil volgens hem: “Nu zullen de mensen kunnen stemmen. Eerst discussiëren, overwegen en dan stemmen.” De Bolsjewieken deden dit nochtans ook en heel vaak zelfs. Als ze dat niet hadden gedaan, zowel intern als in de sovjets, dan zou de Oktoberrevolutie nooit succesvol geweest zijn.
De strategie en tactieken van de Bolsjewieken kwamen overeen met de snel veranderende situatie in 1917. Ze streden onder de slogan ‘Brood, land en vrede’ in een poging om de illusies in de verschillende pro-kapitalistische “voorlopige regeringen” te ondermijnen. Die regeringen weigerden te handelen rond de centrale kwestie die aanleiding gaven tot de Februarirevolutie. De Bolsjewieken hielden een premature poging van de arbeidersklasse van Petrograd om de macht te grijpen tegen. Een machtsovername in juli 1917 had ongetwijfeld tot bloedvergieten geleid. Toen de overgrote meerderheid van de beweging zich duidelijk tegen de Voorlopige Regering had gekeerd, mobiliseerden de Bolsjewieken de uitgebuite en onderdrukte bevolking om een einde te maken aan de oorlog, de bezittingen van de grootgrondbezitters over te nemen en een geplande economie te vestigen. Alle strategieën en tactieken werden besproken en gestemd in de Bolsjewistische partij maar ook met de massale democratische deelname van werkenden, soldaten en boeren in de sovjets en andere organen zoals de fabriekscomités.
Sunkara lijkt in zijn opiniestuk te suggereren dat het totalitaire stalinistische regime dat later ontwikkelde een logische verderzetting was van Lenin en de Bolsjewieken. Hij schrijft: “Honderd jaar nadat de trein van Lenin in het station van Finland aankwam waarna de gebeurtenissen begonnen die leidden tot de goelags van Stalin.” Op dit punt zijn de stalinisten en de kapitalistische propaganda in het westen het overigens roerend eens.
Het belangrijkste argument van velen die kritiek geven op de Bolsjewieken is dat ze de macht centraliseerden en alle oppositie uitschakelden. Dit is nochtans niet wat er in 1917 in Rusland gebeurde. De revolutie was de meest democratische revolutionaire opstand ooit. Het was nadat de Bolsjewieken in oktober aan de macht kwamen, met de overweldigende steun van de sovjets, dat andere politieke partijen één voor één overgingen naar het kamp van de gewapende contrarevolutie waarmee het land in een burgeroorlog werd ondergedompeld. Tegelijk vielen 21 legers de Sovjet-Unie binnen, onder meer het Amerikaanse, Britse, Franse en Japanse leger. Behalve internationale solidariteit was er één iets wat de Bolsjewieken overeind hield in die lange periode van burgeroorlog, invallen, honger en vernieling: het feit dat er massale steun van de bevolking was en dat deze bevolking bereid was om terug te vechten tegen de moorddadige pro-kapitalistische reactie.
Hoe het stalinisme ontwikkelde
Leon Trotski was samen met Lenin een centrale leider van de Russische Revolutie. Hij schreef dat “een rivier van bloed” de bolsjewieken scheidde van het stalinisme. De Bolsjewistische partij was wellicht – en nieuw historisch onderzoek bevestigt dit – de meest democratische partij van de werkenden die we al kenden en tegelijk was het de meest succesvolle in het leiden van de arbeidersklasse naar de macht. Lenin en Trotski zagen de revolutie in Rusland als een voorloper van revolutie in Europa en daarbuiten. Ze stelden dat socialisme enkel op een internationale en vrijwillige federatie van socialistische landen kon ontwikkelen, met inbegrip van de economisch meest ontwikkelde landen. Ze begrepen dat het kapitalisme wereldwijd de strijd zou voeren tegen een nieuwe arbeidersstaat en dat één socialistisch land (zeker als het economisch zo achtergebleven was als Rusland) op zich niet zou overleven.
Het stalinisme kwam niet voort uit het bolsjewisme maar uit het isolement van de revolutie in de jonge Sovjet-Republiek, de hongersnood, de economisch en cultureel achterophinkende omstandigheden en het verdwijnen van de meest zelfopofferende arbeidersleiders in de burgeroorlog. De ontgoocheling van de massa’s in het falen van de Europese revoluties, in het bijzonder in Duitsland tussen 1918-23, was eveneens een belangrijke factor.
Deze omstandigheden maakten de opgang van het stalinisme mogelijk. De Sovjet-bureaucraten hadden een steeds grotere controle op het gebruik en de distributie van de schaarse middelen en kenden zichzelf privileges toe. Een voorwaarde voor de consolidatie van de macht van deze geprivilegieerde laag van stalinistische bureaucraten was de vernietiging van de democratische tradities van het Bolsjewisme door een einde te maken aan de sovjet-democratie, over te gaan tot massale repressie tegen de Linkse Oppositie en zowat het volledige Centraal Comité van de Bolsjewieken uit 1917 uit te schakelen. Uiteindelijk volgde in 1940 de moord op Leon Trotski. De opkomst van het stalinisme ondermijnde de geplande economie omdat het een einde maakte aan de democratie die nodig was om het te laten functioneren. Het leidde tot de vernietiging ervan in wat Trotski omschreef als de bureaucratie die de eerste arbeidersstaat “consumeert.”
Het leninisme leidde niet tot het stalinisme. Het stalinisme was een bloedige contrarevolutie door de bureaucratie waarbij veel van de democratische verworvenheden van de Russische Revolutie terug ingetrokken werden. Dit had gevolgen voor de wereldwijde strijd voor socialisme. De communistische partijen waren op de duur niet langer instrumenten voor fundamentele verandering, maar marionetten van Stalin afgestemd op de belangen van de bureaucratie, wat ideologisch verdedigd werd in het beleid van “socialisme in één land.” Socialisten worden vandaag geconfronteerd met vragen over de Russische Revolutie en de totalitaire karikaturen van ‘communisme.’ We moeten duidelijke antwoorden hebben over deze historische kwesties en de lessen van 1917 toepassen op de arbeidersbeweging vandaag, een arbeidersbeweging in erg verschillende en snel veranderende omstandigheden.
De twee zielen van de sociaaldemocratie
Sunkara heeft een zekere sympathie voor de Bolsjewieken in zijn opiniestuk. Maar hij zegt ook: “We kunnen ervoor kiezen om hen te zien als mensen met goede bedoelingen die een betere wereld proberen op te bouwen, maar we moeten ook nagaan hoe we hun mislukkingen kunnen vermijden.” We moeten uiteraard leren uit fouten, maar hetzelfde principe moeten we ook toepassen op de politieke beslissingen van de Tweede Internationale op het begin van de 20e eeuw, beslissingen die Sunkara lijkt te herhalen. Sunkara stelt in zijn artikel terecht dat de communistische beweging “ontstond uit een gevoel van verraad door de meer gematigde linkse partijen van de Tweede Internationale.” Hij legt ook uit hoe die sociaaldemocratische partijen de arbeidersklasse verraden hebben met hun weigering om zich te verzetten tegen de slachtpartij van de Eerste Wereldoorlog. Maar Sunkara onderneemt geen poging om uit te leggen waarom die sociaaldemocratische partijen instemden met de slachtpartij “die 16 miljoen levens eiste.”
Hij stelt dat de Bolsjewieken zich “ooit sociaaldemocraten noemden.” Dat klopt in de zin dat, om Sunkara’s woorden te gebruiken, de Bolsjewieken deel waren van “een brede beweging van groeiende partijen die tot doel hadden om te strijden voor meer politieke democratie waarbij de rijkdom en de door het kapitalisme gecreëerde nieuwe arbeidersklasse gebruikt werd om democratische rechten uit te breiden tot het sociale en economische terrein, wat geen enkele kapitalist zou toelaten.”
Er moet echter een belangrijk onderscheid gemaakt worden. De eerste sociaaldemocraten – van het opzetten van de Tweede Internationale in 1889, met de hulp van Engels tot aan zijn dood – waren minstens in woorden revolutionaire marxisten en stonden voor het omverwerpen van het kapitalisme om het te vervangen door socialisme. Vandaag staat de term ‘sociaaldemocraat’ gelijk met een politiek van hervormen van het kapitalisme met een expliciete verwerping van revolutie, marxisme en leninisme.
Er was in de brede stroming van de ‘sociaaldemocratie’ nog voor 1917 een ideologische strijd tussen de ideeën van hervorming en revolutie. Dit komt het duidelijkst naar voor in het lange debat binnen de sociaaldemocratie over het ‘revisionisme’ rond de vraag hoe de arbeidersklasse aan de macht zou komen.
De belangrijkste reformistische theoreticus van de sociaaldemocratie in die tijd was Edward Bernstein. Die stelde dat het niet nodig was dat de arbeiders de macht grepen omdat het socialisme tot stand zou komen door de geleidelijke uitbreiding van democratische rechten, coöperatieven, vakbonden en openbare diensten. Andere reformisten stelden dat de arbeiders in de praktijk “de macht” zouden grijpen via de bestaande parlementaire democratische instellingen. Bernstein zei dat “het uiteindelijke doel van het socialisme, wat dit ook moge zijn, niets betekent; de beweging is alles.” Rosa Luxemburg en Karl Kautsky, voor hij vanaf 1910 op zijn vroegere posities zou terugkomen, verwierpen deze standpunten en stelden dat de arbeidersklasse de macht moest nemen en het kapitalisme omverwerpen als enige manier om het verzet door de heersende klasse te stoppen en de nieuwe arbeidersstaat te verdedigen.
De visies van de reformisten kwamen niet uit de lucht gevallen. Het waren uitdrukkingen van de conservatieve kijk van de partijfunctionarissen in de parlementen, de vakbondsleidingen en de partijleidingen. Deze functionarissen waren steeds meer geïntegreerd in het kapitalistische regime tegen de achtergrond van een lange periode van groei voor de Eerste Wereldoorlog, toen het kapitalisme nog in staat was om de productiekrachten van de samenleving te ontwikkelen. Toen de crisis van het kapitalisme leidde tot een oorlog tussen de kapitalistische machten zorgde het verraad van de sociaaldemocratische leiders die ‘hun’ heersende klasse steunden voor een desoriëntatie van de arbeidersklasse en de arbeidersbeweging in Europa en de rest van de wereld.
Het waren Lenin en de Bolsjewieken die zich samen met een handvol internationalisten zoals Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht in Duitsland verzetten tegen de oorlog en de tradities van de “revolutionaire sociaaldemocratie” en het marxisme verdedigden. Het diskrediet van het kapitalisme in de drie jaar durende slachtpartij in de Wereldoorlog bereidde de weg voor op revolutie in heel Europa, te beginnen in Rusland. Miljoenen mensen keken uit naar de Russische Revolutie en de nieuwe Derde Internationale.
Als we de geschiedenis van de sociaaldemocratie bespreken, moeten we een duidelijk onderscheid maken tussen de vroege revolutionaire sociaaldemocratie en de latere conservatieve, reformistische sociaaldemocratie die de oorlog steunde en de kant van het kapitalisme koos tegen de revolutionaire bewegingen van de arbeidersklasse.
Het voortdurende debat vandaag
Massaal verzet tegen besparingen en de gevolgen van het kapitalisme vandaag succesvol vertalen in effectieve acties tegen racisme, seksisme, oorlog, armoede en werkloosheid, hangt af van het strijdprogramma, de strategieën en de tactieken. Zoals de Bolsjewieken dit in 1917 deden, moeten we de snel veranderende situatie analyseren en zoeken naar de beste voorstellen en slogans waarmee mensen in actie gaan. Dit vereist ook dat de werkenden hun eigen onafhankelijke massapartij uitbouwen, waarbij deze partij democratisch beheerd wordt en jongeren en werkenden bijeenbrengt in een gezamenlijke en vastberaden strijd tegen de klasse van miljardairs.
De geschiedenis toont dat ideeën, programma en leiding van belang zijn. Kansen om het kapitalisme uit te dagen, zullen pas succes hebben indien de marxistische ideeën een brede ingang vinden in de arbeidersklasse met een georganiseerde socialistische linkerzijde.
In de VS starten socialisten met de uitbouw van een beweging tegen de aanvallen van Trump en de Republikeinen, maar ze moeten verdergaan in een constructief debat over hoe we de beweging kunnen uitbouwen en hoe de werkenden politieke macht kunnen veroveren. Bewegingen zullen vandaag niet op dezelfde manier ontwikkelen zoals in Griekenland de afgelopen jaren of zoals de Russische Revolutie 100 jaar geleden, maar er kunnen uit al die ervaringen belangrijke lessen getrokken worden.
De socialistische beweging staat vandaag voor een dubbele taak. Enerzijds moeten we socialisten, progressieven en nieuwe krachten bijeenbrengen in brede eengemaakte actie, strijd en verzet tegen de rechterzijde en het neoliberale offensief. Maar we moeten ook proberen om de meest vooruitdenkende activisten onder de werkenden en jongeren te overtuigen van een stoutmoedig socialistisch programma als enige uitweg uit de crisis van het kapitalisme, en van de noodzaak van de uitbouw van een revolutionaire organisatie die in staat is om de strijd voor zo’n programma te voeren.
Belangrijke debatten zoals deze over de geschiedenis van de arbeidersklasse, internationale strijd, strategie en programma moeten verdergezet worden terwijl we samen in actie gaan om de klasse van miljardairs een nederlaag toe te brengen en werken aan de heropbouw van een sterke socialistische beweging.
Dit dossier verscheen op CounterPunch.org.
-
Kapitalisme in crisis – groeiende steun voor socialisme
Op 16 juni bracht het erg ernstige en erg kapitalistische dagblad New York Times een artikel onder de titel: “Waarom kijken zoveel jonge kiezers naar oude socialisten?” Het artikel ging over politieke figuren als Bernie Sanders in de VS en Jeremy Corbyn in Groot-Brittannië. Zij brachten een enorm enthousiasme teweeg, vooral onder jongeren. Voor alle duidelijkheid: het socialisme van Sanders en Corbyn heeft niets gemeen met dat van de Franstalige PS of de SP.a bij ons die vooral kunnen buigen op een lang palmares ten dienste van de grote bedrijven. Het socialisme dat wel populair is, staat voor een offensief beleid ten dienste van de massa’s. Waar komt deze hernieuwde socialistische wind vandaan en wat betekent socialisme vandaag?
In de New York Times stelde journaliste Sarah Leonard onder meer: “De kapitalistische orde van na de Koude Oorlog heeft gefaald: doorheen Europa en de VS hebben de jongeren het minder goed dan hun ouders en zijn veel jongeren te arm om een nieuw gezinsleven te beginnen. In de VS gaan ze gebukt onder de studieschulden (terwijl er moeilijk werk gevonden wordt zonder hoger diploma) en zijn er vooral precaire jobs zonder syndicale bescherming. En de planeet gaat om zeep. (…) Sinds 2008 werd het erger: grote bedrijven namen de huizen van onze families over, gaven ons medische schulden en ontzegden ons de toegang tot de arbeidsmarkt. Onze regeringen legden een hard besparingsbeleid op om de bankiers ter wille te zijn. De kapitalisten handelen niet toevallig zo: ze doen het voor de winst en ze investeren die winst in onze politieke partijen. Voor heel wat mensen is het kapitalisme iets waar we bang van zijn en niet iets dat we toejuichen, onze vijand is Wall Street en de Londense City.”
Deze situatie maakt dat steeds meer jongeren zoeken naar een alternatief op het kapitalisme. In 2016 deed Harvard een studie waaruit bleek dat 51% van de Amerikanen tussen 18 en 29 jaar het kapitalisme verwerpt en dat een derde positief staat tegenover socialisme. In 2011 gaf een gelijkaardige peiling aan dat meer jongeren positief staan tegenover socialisme dan er aanhangers van het kapitalisme zijn. De betekenis van die term ‘socialisme’ is nog erg vaag, dat kan moeilijk anders na twee decennia van ideologische campagne van de kapitalisten die daarbij amper weerstand kregen. Ze bleven erop hameren dat er geen alternatief was op de kapitalistische globalisering en de concurrentielogica. De vakbondsleiders en de sociaaldemocratie zijn een heel eind op die weg meegegaan, velen schoven een heel eind naar rechts op. Maar nu zien we stappen in de andere richting.
In de VS werd Kshama Sawant als socialistisch gemeenteraadslid verkozen in Seattle. De brede steun voor de campagne van Bernie Sanders maakte duidelijk dat we in een nieuwe periode terechtkomen. Er is een opmars van een socialistisch bewustzijn. Als dit kan in de VS, het bolwerk van het wereldwijd kapitalisme, dan is er geen enkele reden om aan te nemen dat dit elders niet kan. De bewegingen achter Jeremy Corbyn in Groot-Brittannië en Jean-Luc Mélenchon in Frankrijk (die socialisme evenwel niet offensief op het voorplan stelt) bevestigen het potentieel.
Het kapitalisme faalt, de elite bestaat uit parasieten, ongelijkheid swingt de pan uit
Begin dit jaar kwam Oxfam met jaarlijkse cijfers over de ongelijkheid. Deze cijfers worden traditioneel voor het Wereldeconomisch Forum van Davos bekend gemaakt. Op basis van cijfers van Crédit Suisse kwam Oxfam tot de vaststelling dat de 8 rijksten evenveel bezitten als de armste helft van de wereldbevolking. De 1% rijksten zijn rijker dan de 99% anderen!
Op dit ogenblik dreigt hongersnood voor 20 miljoen mensen in Afrika en op het Arabisch schiereiland. Het gaat om de ergste humanitaire crisis sinds 1945. Volgens de VN hebben 2,4 miljard mensen geen toegang tot drinkbaar water. Zelfs in Frankrijk zijn er een miljoen mensen die geen stromend water hebben! Hoeveel mensen hebben geen toegang tot onderwijs of tot gezondheidszorg? Nochtans was er nog nooit zoveel rijkdom als vandaag. De prioriteiten van dit systeem liggen echter elders… In 2016 was de wapenwedloop goed voor een budget van 1.680 miljard euro. Het kapitalisme bedreigt de toekomst van de planeet! De inhaligheid leidt tot blinde productie die geen rekening houdt met de mens of het milieu.
De kleine elite aan de top van de samenleving is zelf niet verantwoordelijk voor de productie van de rijkdom die ze zich toe-eigent. Het gaat om diefstal op de kap van de rest van de bevolking. Vlak voor de crisis van 2008 verklaarde Warren Buffet (de tweede rijkste man ter wereld met een fortuin van 75,6 miljard dollar) in een interview: “Er is uiteraard een klassenstrijd, maar het is mijn klasse, die van de rijken, die de strijd voert. En we zijn aan het winnen.” Toen Bernie Sanders tegen Hillary Clinton campagne voerde in de voorverkiezingen, antwoordde hij op die stelling van Buffet: “We kunnen de klasse van miljardairs bestrijden. Wij zijn immers met veel meer.”
Het kapitalistische systeem is opgebouwd rond het fundamentele uitgangspunt van het privaat bezit van de productie- en ruilmiddelen. Dit systeem laat de eigenaars van productiemiddelen, de kapitalisten, met elkaar concurreren met het oog op winstmaximalisatie. Vandaar het steeds terugkerende probleem van het kapitalisme: overproductiecrisissen. Het deel van de rijkdom dat naar de gemeenschap en de werkenden gaat, wordt zoveel mogelijk beperkt om concurrentieel te blijven. Hierdoor vinden de kapitalisten echter onvoldoende afzetmarkten en mensen die de geproduceerde goederen kopen. De productie wordt vertraagd of afgebouwd nadat eerder zoveel mogelijk productiviteitsvoordelen gezocht werden.
De productiekrachten zijn sterk ontwikkeld, maar ze worden niet stelselmatig gebruikt. Enkel de winst op korte termijn telt. De regeringen en gevestigde politici staan in dienst van het kapitaal. Het is vanuit dat oogpunt dat het staatsapparaat en de gerechtelijke macht gebruikt worden. Het kapitalisme bestaat zogezegd uit een ‘vrije markt’ en een ‘democratie,’ maar welke democratische inspraak hebben wij over de wijze waarop geproduceerd wordt? Miljarden mensen hebben enkel de vrijheid om uitgebuit te worden of om in ellende en oorlog te leven.
Wat is socialisme?
Een socialistische samenleving zou het enorme potentieel van talenten en de technologische mogelijkheden gebruiken om de samenleving en de economie te richten op de belangen van de bevolking. Dit betekent niet dat alle problemen meteen opgelost zullen zijn, verre van. Maar het uitschakelen van de winsthonger zou een eerste stap zijn in de opbouw van een nieuwe samenleving, die uiteraard op internationaal vlak moet georganiseerd zijn.
Marxisten zijn voor een democratisch geplande economie, een economie waar de grote bedrijven die vandaag meer dan 80% van de economie domineren onder democratische controle van de gemeenschap geplaatst worden. Wij noemen dat arbeiderscontrole. Het betekent uiteraard niet dat elke kleine zelfstandige, elke bakker of slager genationaliseerd wordt.
Een socialistisch systeem zou ervoor zorgen dat we meer te zeggen hebben dan onder de kapitalistische parlementaire ‘democratie’. Vandaag zijn er slechts om de paar jaar sterk gemediatiseerde campagnes om vertegenwoordigers te verkiezen die niet onze belangen verdedigen en die op geen enkele wijze verantwoording afleggen aan de kiezers. Marxisten menen dat iedereen moet kunnen deelnemen aan het beslissingsproces over de wijze waarop de economie en de samenleving beheerd worden. Verkozenen moeten verantwoording verschuldigd zijn en op alle niveaus permanent afzetbaar zijn door hun kiezers. Vertegenwoordigers mogen niet meer verdienen dan een gemiddeld loon van een werkende, zodat er een concrete band blijft met het dagelijkse leven van de meerderheid van de bevolking.
Een arbeidersdemocratie houdt in dat de gemeenschap samen werkt aan de planning van de productie. Op alle niveaus, op alle werkplaatsen en in alle wijken zouden er comités van vertegenwoordigers georganiseerd worden die zich ook op regionaal en nationaal vlak coördineren en die gecontroleerd worden door algemene vergaderingen van de basis waar gediscussieerd en beslist wordt over wat er moet geproduceerd worden, hoe dit moet gebeuren, in welke hoeveelheden, … Iedereen zou de mogelijkheid hebben om echt deel te nemen aan de beslissingen en het beheer van de samenleving. Maatregelen als de collectieve arbeidsduurvermindering en het collectief organiseren van huishoudelijk werk zouden iedereen voldoende tijd geven om actief deel te nemen aan het dagelijkse beheer van de samenleving. Democratische participatie zou op deze manier op een nooit gezien niveau mogelijk worden.
Het kapitalisme heeft verschillende instrumenten ontwikkeld waar we gebruik van kunnen maken: het onderwijs dat een hoger opleidingsniveau mogelijk maakt of de nieuwe technologie die communicatie veel gemakkelijker kan maken en potentieel ook veel toegankelijker. Een planning van de economie is geen utopie, grote bedrijven en multinationals werken nu al met een zekere planning van hun activiteiten op grote schaal. Als we dat op het niveau van de samenleving willen doen, moeten we tegen hen ingaan.
Socialisme gaat veel verder dan een verdeling van de rijkdom. Het gaat ook over beslissingen van wat er geproduceerd wordt en hoe. We willen een onmiddellijk einde stellen aan de verspilling die vandaag in onder meer de reclamesector of de wapenindustrie bestaat. We willen het beschikbare werk herverdelen in plaats van een aantal werkenden te vragen om steeds harder te werken terwijl een andere groep werkenden (waaronder veel jongeren) geen werk vindt.
In het kader van een samenleving waarin de winst heilig is en de mensheid lijdt onder de dictaten van die winst, is het niet mogelijk om een volledig zicht te hebben op wat een socialistische samenleving zou betekenen. Ons beeld daarop is beperkt tot de voorwaarden die toelaten om het bestaande potentieel te gebruiken in het belang van de meerderheid van de bevolking. Zo’n samenleving zou de materiële basis vormen waarop talenten en mogelijkheden van elk individu sterker kunnen ontwikkelen, waardoor kunst, cultuur, wetenschap, … niet langer het privilege van enkelen zijn. Zoals Trotski opmerkte zou “de gewone mens zich optillen tot het niveau van een Aristoteles, een Goethe of een Marx.”
Leidt socialisme niet tot een bureaucratische dictatuur zoals in Rusland?
De monsterlijke en bloedige bureaucratische dictaturen in Rusland, China, Oost-Europa en elders waren een complete negatie van het democratisch socialisme. Het is belangrijk dat marxisten vandaag de ervaring van de Russische Revolutie bestuderen om te weten hoe die ontwikkeling van een bureaucratie mogelijk was. Dat proces vond zijn oorsprong in specifieke historische omstandigheden en niet in de aard van de mens.
De Russische Revolutie van 1917 was de eerste bewuste poging van de arbeidersklasse om niet alleen het kapitalisme omver te werpen, maar ook te bouwen aan een nieuwe socialistische samenleving. De Sovjet-Unie was in de eerste periode na de revolutie de meest democratische ter wereld: werkenden en landbouwers stonden op democratische wijze aan de leiding van het land doorheen hun raden (in het Russisch: ‘sovjets’). Het was de eerste staat ter wereld die vrouwen volledige gelijke rechten gaf, zoals het stemrecht maar ook het recht op abortus. Homoseksualiteit werd gelegaliseerd.
De Bolsjewistische leiders Lenin en Trotski hebben altijd uitgelegd dat het niet mogelijk is om socialisme te vestigen in één land, zeker niet in de semi-feodale voorwaarden van het toenmalige Rusland. Voor hen kon de Russische Revolutie niet overleven zonder uit te breiden naar machtige kapitalistische landen in West-Europa.
De belangrijkste imperialistische machten erkenden zelf dat de Russische Revolutie geen louter lokale aangelegenheid was, maar heel het kapitalisme bedreigde. Dat is waarom ze deelnamen aan een bloedige burgeroorlog en daarin de kapitalisten en Russische grootgrondbezitters steunden in een poging om de nieuwe Sovjet-regering omver te werpen. Legers uit 21 landen vielen Rusland binnen om de contrarevolutie te steunen (VS, Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië, België, Japan, …). De Bolsjewieken konden in de burgeroorlog (1918-1921) enkel een overwinning behalen omwille van de revolutionaire golf doorheen Europa en de rest van de wereld. De Russische Revolutie en de Bolsjewieken vormden een inspiratiebron voor werkenden in heel de wereld voor hun opstand tegen de Eerste Wereldoorlog. De revolutionaire bewegingen in Duitsland en elders in Europa zorgden voor het einde van de oorlog en maakten dat de heersende klassen ook hun troepen uit Rusland terugtrokken om nieuwe bewegingen en opstanden in eigen land te vermijden.
De andere revoluties slaagden er jammer genoeg niet in om het kapitalisme omver te werpen. In tegenstelling tot Rusland waren er geen massale revolutionaire partijen die de revolutie konden doorzetten tot een breuk met het systeem. In plaats daarvan werden de massale arbeiderspartijen in Europa gedomineerd door reformistische leiders die een beslissende rol speelden om het kapitalisme te redden. De Sovjet-Unie had dan wel de contrarevolutie overwonnen, maar de jonge Sovjet-Unie bleef geïsoleerd. De Eerste Wereldoorlog en vervolgens de burgeroorlog lieten een land in puin achter. De massa’s waren uitgeput, er was werkloosheid en honger. Dit vormde de basis waarop een conservatieve bureaucratische kaste kon groeien. De bureaucratie was gegroepeerd rond Stalin en kreeg in de jaren 1920 en 1930 steeds meer macht. Daarbij werden alle democratische rechten van de Russische arbeidersklasse vernietigd.
De vele revoluties die nadien volgden in de neokoloniale wereld en in Europa keken hierna naar Rusland als het te volgen model. De bureaucratische regering in Moskou kon het stalinistische model exporteren naar China, Oost-Europa en elders.
Zit egoïsme niet in de aard van de mens?
De heersende klasse doet er alles aan om ons in te lepelen dat de kapitalistische samenleving en de klassensamenleving het onvermijdelijke resultaat van de menselijke aard zijn. Biologie kan een aantal elementen van ons gedrag verklaren, maar de menselijke aard is verre van statisch en onveranderbaar.
Gedurende miljoenen jaren, in de samenlevingen van de jagers-verzamelaars, leefden mensen op gelijke voet. Eten, huisvesting en al het nodige om te overleven werd op gelijke wijze gedeeld in de samenleving. Het is pas na de landbouwrevolutie, toen de nomadische stammen zich gingen vestigen om gewassen en dieren te telen, dat er een overschot aan rijkdom was waardoor er voor het eerst in de geschiedenis een heersende klasse kon ontwikkelen.
Verschillende heersende klassen hebben sindsdien verklaard dat het in de “menselijke aard” zat dat de ene mens als slaaf moest leven terwijl de andere koning was, aangesteld door god om over de anderen te regeren. Het zijn de fysieke omstandigheden en de ontwikkeling van de productie die de basis vormen voor de verhoudingen tussen verschillende sociale klassen.
De arbeidersklasse beschikt vandaag over een nooit geziene potentiële kracht. De arbeidersklasse is door zijn plaats in het productieproces de enige sociale kracht die in staat is om tot fundamentele verandering te komen: het zijn immers de arbeiders die zorgen voor alle geproduceerde waarde. Door de moderne technologie in het belang van alle werkenden te gebruiken, kan het socialisme de basis leggen voor een fundamentele verandering van de menselijke cultuur. In plaats van een samenleving die inhaligheid en egoïsme beloont, zou een socialistische samenleving gelijkheid en rechtvaardigheid als centrale prioriteiten naar voor schuiven.
[divider]
Albert Einstein: “Waarom socialisme?”
Uittreksel uit een tekst geschreven in 1949 en gepubliceerd in het eerste nummer van het marxistische tijdschrift Monthly Review (de volledige versie vind je op marxisme.be).
“De onbeperkte concurrentie leidt tot een enorm verlies van arbeidskracht en tot het verlagen van het sociaal bewustzijn van individuen (…). Dit beperken van de mogelijkheden voor individuen beschouw ik als het ergste kwaad van het kapitalisme. Ons volledige onderwijssysteem lijdt hieronder. Een overdreven competitiedrang wordt de studenten opgedrongen om deze op te leiden in het koesteren van hebzuchtig succes als voorbereiding op een latere carrière.
“Ik ben ervan overtuigd dat er slechts één manier is om een einde te maken aan dit kwaad, namelijk door het vestigen van een socialistische economie, wat gepaard gaat met een onderwijssysteem dat gericht is op sociale doelstellingen. In zo’n economie zijn de productiemiddelen het bezit van de samenleving zelf en kunnen deze op een geplande wijze gebruikt worden. Een planeconomie die de productie aanpast aan de behoeften van de samenleving, zou het werk verdelen onder al diegenen die in staat zijn om te werken en zou een menswaardig bestaan garanderen voor iedere man, vrouw en kind. Het onderwijs van het individu zou naast het bevorderen van de aangeboren capaciteiten gericht zijn op het ontwikkelen van een verantwoordelijkheidsgevoel voor de medemens in plaats van de verheerlijking van macht en succes in de huidige samenleving.”
-
Sociaaldemocratie in crisis – socialisme springlevend

Jeremy Corbyn spreekt tienduizenden toe op Glastonbury. ‘Oh Jeremy Corbyn’ weerklonk als een hymne op het Glastonbury-festival. De toespraak van de Labour-leider op het festival werd enthousiast gevolgd door tienduizenden aanwezigen. Het geeft aan dat er iets veranderd is. Corbyn is niet de eerste zelfverklaarde socialist die bijzonder populair is, vooral onder de jongeren. Eerder was er Bernie Sanders in de VS en ook Jean-Luc Mélenchon in Frankrijk. Socialisme is terug populair, maar toch zitten de sociaaldemocratische partijen zowat overal in een diepe crisis. Het lijkt misschien tegenstrijdig, maar is het niet.
Artikel door Geert Cool (op basis van een inleiding op ons zomerkamp)
“Waarom kijken zoveel jonge kiezers naar oude socialisten?”
Midden juni vroeg een journaliste in de New York Times zich af waarom zoveel jonge kiezers naar oude socialisten kijken. De journaliste stelt dat de kapitalistische orde van na het einde van de Koude Oorlog gefaald heeft voor de jongeren die het minder goed hebben dan hun ouders. Jongeren gaan gebukt onder studieschulden in de VS, precaire jobs, een afbraak van het milieu, … De journaliste merkt nog op dat het sinds 2008 erger werd met een besparingsbeleid in dienst van het kapitaal. Terecht schreef de journaliste dat kapitalisme een vies woord geworden is en Wall Street de vijand. Dit alles verscheen in de New York Times, niet in een kleine krant als ‘de Linkse Socialist.’ (Ook al citeren we in onze zomereditie enkele paragrafen ervan…)
Het is opmerkelijk dat Wall Street vandaag de vijand is, terwijl het in de jaren 1990 werd voorgesteld als een symbool van wat mogelijk is onder dit systeem. Het was een symbool van vooruitgang voor iedereen en ongeremde mogelijkheden. In 2008 kon Warren Buffet nog verklaren dat er een klassenstrijd is die gevoerd wordt door zijn klasse die bijgevolg wint. Vandaag begint de andere kant zich ook klaar te stomen om de strijd aan te gaan.
Sinds het uitbreken van de crisis waren er al verschillende bewegingen: de golf van revolutionaire opstanden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika in 2011, de indignado’s maar ook massabewegingen op het politieke terrein. Het is amper twee jaar geleden dat een meerderheid van de Grieken zich in een referendum uitsprak tegen de dictaten van de EU, het IMF en de Europese Centrale Bank. De linkse regeringspartij Syriza heeft hierna toch geplooid voor die dictaten. Wellicht hoopte de burgerij dat de kwestie van linkse partijen die aan de macht komen hiermee van de baan was. Enkele radicaal-linksen zagen de onvermijdelijke bevestiging van wat ze altijd al gezegd hadden: Syriza zou verraad plegen. Onder brede lagen van de bevolking was de evaluatie gemengder: er was tenminste geprobeerd om tegen de neoliberale besparingen in te gaan. De populariteit van linkse ideeën en de zoektocht naar een alternatief is niet gestopt na Syriza. De Griekse tragedie leidt tot vragen zoals hoe we tot een andere samenleving kunnen komen en hoe die er kan uitzien. Het was slechts een aanzet naar een golf van steun voor radicalere linkse standpunten. We kregen Bernie Sanders, Corbyn, Mélenchon, … In eigen land is er de spectaculaire doorbraak van de PTB/PVDA die in de peilingen nu al de grootste zou zijn in Wallonië en ook in Vlaanderen naar 7% steeg.
Voor het establishment is al wie het systeem in vraag stelt een populist. ‘Rechts populisme’ wordt over dezelfde kam geschoren als ‘links populisme.’ Trump, Le Pen, Sanders en Corbyn zijn voor de burgerij hetzelfde. Uiteraard is dat nonsens. Rechtse populisten spelen in op angst en zaaien verdeeldheid. Ze spelen in op een passief gevoel van ongenoegen. De nieuwe linkse krachten daarentegen scoren vooral goed als ze offensief opkomen voor verbetering en de hoop op een andere toekomst vestigen. Ze slagen er bovendien in om breed te mobiliseren: na de stadionmeetings van Bernie Sanders in de VS hield Mélenchon meetings met tienduizenden. Moest Jeremy Corbyn over een partij-apparaat beschikken dat zijn campagne organiseert in plaats van saboteert, dan had hij eveneens meetings van die omvang gehad. Nu was de concertorganisator van Glastonbury op dat vlak efficiënter dan het partij-apparaat van Labour.
De mogelijkheden voor een betere toekomst zijn frappant. Terwijl steeds meer mensen lijden onder ellende, oorlog en honger, bezitten de 8 rijksten evenveel als de armste helft van de wereldbevolking. Dit systeem vindt wel middelen om te investeren in oorlogstuig, maar niet om armoede te bekampen. In 2015 bedroeg het mondiale defensiebudget 1.680 miljard dollar. Om armoede te stoppen, is er volgens NGO’s 1.400 miljard dollar per jaar nodig. We zien waar de prioriteiten van dit systeem liggen.
Zoektocht naar alternatieven laat de sociaaldemocratie rechts liggen
De groeiende populariteit van socialistische standpunten lijkt geen enkel positief effect op de sociaaldemocratie te hebben. In de jaren 1990 werd soms al lachen gezegd dat de SP, nadien SP.a, erin geslaagd was om de kleinste sociaaldemocratische partij van Europa te worden. Sindsdien is er heel wat concurrentie voor die titel. Dit komt niet zozeer omdat de SP.a nog verder wegzakt, wat wel het geval is met nu zelfs een peiling waar de partij onder de 10% staat, maar wel omdat de anderen helemaal van de kaart geveegd worden: PASOK, de Nederlandse PvdA, de Franse PS, … De Belgische PS leek beter bestand tegen deze tendens en probeerde zich met een linkser imago recht te houden, maar de sfeer van schandalitis houdt aan en maakt de val van de PS erg spectaculair. Na Publifin en SamuSocial zou de PS op 16% terugvallen, een halvering tegenover de verkiezingen.
Waar de sociaaldemocratie in de na-oorlogse periode onder druk van een actieve basis nog verplicht was om hervormingen te eisen en door te voeren, is dit na de val van het Oostblok en het neoliberale offensief van de jaren 1990 volledig verdwenen. Het kapitalisme ‘beter beheren’ dan de kapitalisten zelf, werd niet meer gecorrigeerd door een actieve basis maar betekende steeds meer dat de sociaaldemocratie een betrouwbare bondgenoot van het kapitaal werd. Het was de sociaaldemocratie die mee vorm gaf aan de ondertussen zo gewantrouwde en gehate Europese Unie, in essentie een neoliberaal besparingsproject. Het was de sociaaldemocraat Blair die de oorlog in Irak doorduwde en daarmee de basis legde voor een verdere destabilisering van de hele regio met alle gevolgen van dien op vlak van oorlog, terrorisme en vluchtelingen. De Duitse sociaaldemocratie kwam als eerste met de 1-eurojobs en de sterke uitbreiding van een lageloonsector. De logica van de private sector werd binnengehaald in de publieke sector waarbij sociaaldemocratische politici zichzelf vergeleken met topmanagers die voor elke wind die ze laten een bonus krijgen. Kortom, de sociaaldemocratie heeft mee vorm gegeven aan de situatie waarop nu een alternatief gezocht wordt.
De leiding van de sociaaldemocratie toonde uiteraard eerder al haar failliet aan. In 1914 stemden zowat alle sociaaldemocratische parlementairen in Europa voor de oorlogskredieten. In de jaren en zelfs weken voor het uitbreken van de oorlog waren er nog grote mobilisaties. De Socialistische Internationale kwam met grote verklaringen over de nood aan klassenstrijd tegen de dreigende oorlog. Zodra de oorlog uitbrak, werd echter meegestemd. Plots klonk het dat klassenstrijd en internationalisme concepten voor vredestijd waren, niet voor oorlogstijden. Nochtans is oorlog mee het resultaat van de tegenstellingen van het systeem, het is de verderzetting van politiek met andere middelen. De kapitalisten blijven de klassenstrijd voeren. Dat negeren, betekent toegeven aan rechts. Het failliet van de sociaaldemocratie in de Eerste Wereldoorlog gaf aanleiding tot de ontwikkeling van nieuwe krachten. De Russische Bolsjewieken waren een kleine organisatie bij het begin van de oorlog, maar slaagden er dankzij een consequent programma van socialistische verandering in om brede lagen van de bevolking te overtuigen en richting te geven in een succesvolle revolutie die de hoop op “brood, land en vrede” concreet maakte. De Oktoberrevolutie had een internationale weerklank, ook zonder sociale media. De opkomst van het stalinisme in de jaren 1920 met het bijhorende verraad was een resultaat van het isolement van de Sovjet-Unie. Het opende de weg voor de Tweede Wereldoorlog.
In de periode na de Tweede Wereldoorlog hadden de sociaaldemocratische partijen een actieve en massale basis die de leiding meermaals naar links duwde. Het kapitalisme ‘beter beheren dan de kapitalisten’ werd echter steeds moeilijker naarmate de gevolgen van de economische crisis vanaf de jaren 1970 bleven aanhouden. De sociaaldemocratische partijen liepen leeg, zeker na de val van het Oostblok. Alle verwijzingen naar socialisme werden overboord gegooid of enkel nog eens op 1 mei van onder het stof gehaald. Er ontstonden nieuwe linkse krachten, maar de impact ervan bleef beperkt. Denk maar aan het Italiaanse Rifondazione, de Nederlandse SP, het Duitse Die Linke, …
Na de Grote Recessie
Sinds de grote recessie van 2008 komen we stilaan in een nieuwe periode terecht. De nieuwe linkse krachten zijn electoraal niet meer beperkt tot hoogstens 10-15%. Het algemene wantrouwen in de gevestigde partijen – onderdeel van het ondermijnen van het vertrouwen in alle instanties van dit systeem – maakt dat de kwestie van de macht zich begint te stellen. Het creëert het potentieel van linkse regeringen, wat iets anders is dan een regering waarin linkse partijen zitten.
In Groot-Brittannië was er de spectaculaire steun voor Jeremy Corbyn. Labour groeide er op korte tijd tot 800.000 leden, maar het is geen terugkeer naar de oude sociaaldemocratie. Mensen werden lid van Labour om Corbyn te steunen en ze staan voor zowat alles waar Tony Blair niet voor stond. Het leidt tot een situatie van twee partijen in één. Rechts controleert het partij-apparaat en hoopte dat Corbyn de verkiezingen ging verliezen waarna ze hem weg konden krijgen. Het is anders uitgedraaid. Theresa May heeft gegokt en verloren. Het programma van Corbyn bleek bijzonder populair: het nationaliseren van spoor en energie, investeren in gezondheidszorg en onderwijs, afschaffen van het inschrijvingsgeld voor studenten, … De media stelden het voor als een terugkeer naar de jaren 1970, maar velen dachten dat het niet slecht zou zijn om terug te keren naar de periode van voor de neoliberale tegenhervormingen onder Thatcher en Blair. De enorme steun organiseren, de controle over de partij overnemen en er een democratisch en strijdbaar instrument van maken, dat zijn uitdagingen waar Corbyn voor staat. De betoging van 1 juli met 100.000 deelnemers gaf al een idee van het potentieel, nog voor de grote vakbonden zich echt volledig achter het protest zetten. Medestanders van Corbyn spreken over een zomer van verzet en een ‘rode oktober’ waarin Corbyn de nieuwe premier wordt.
In Frankrijk haalde Mélenchon bijna de tweede ronde van de presidentsverkiezingen en haalde France Insoumise nadien in de parlementsverkiezingen 17 zetels. Het establishment vestigt heel veel hoop in Macron, maar het is duidelijk dat dit slechts om nieuwe wijn in oude zakken gaat. De Fransen zullen dit als goede wijnkenners snel beseffen. Het probleem is niet dat er een paar rotte appels waren, waarbij het volstaat om iemand met ‘propere handen’ naar voor te schuiven. De hele mand is door en door rot. Dat zal ook de CDH ondervinden nu die partij probeert om een ‘Macronnetje’ te doen. Er wordt niet gewoon gezocht naar nieuwe politici of een nieuwe ‘politieke cultuur’, maar naar een alternatief op het huidige systeem.
De programma’s van Corbyn, Mélenchon of de PVDA zijn beperkt, maar vestigen de hoop op verbetering. Wij staan niet als toeschouwers aan de zijlijn, maar nemen deel aan het proces. We vechten voor de hervormingen die voorgesteld worden, zonder de illusie dat dit gemakkelijk zal zijn of dat het establishment zomaar de aftocht zal blazen. Onze kritieken op beperkingen dienen niet om passiviteit te versterken, maar integendeel om bredere lagen een weg vooruit te bieden. Trotski beschreef in de Geschiedenis van de Russische Revolutie dat het moeilijkste moment na de machtsovername kwam. Dan moest geantwoord worden op alle elementen van sabotage door de kapitalisten en hun medestanders. We moeten ons daar nu al op voorbereiden met een programma dat aangepast is aan de uitdagingen. We moeten opkomen voor de nationalisatie onder arbeiderscontrole en -beheer van de sleutelsectoren van de economie. Wat we niet bezitten met de gemeenschap kunnen we immers ook niet controleren. Van hieruit wordt een democratische planning van de productie en de distributie mogelijk zodat dit in het belang van de meerderheid van de bevolking kan georganiseerd worden. Wij bouwen mee aan een krachtsverhouding en versterken de beweging met een programma van socialistische maatschappijverandering. Werk hieraan mee en sluit aan!



