Tag: Russische revolutie

  • Waar liep het fout na de Russische Revolutie van 1917 – deel 5 (slot)

    Deel 5 (slot) – De bureaucratische contrarevolutie

    Vandaag hoor je wel eens de term ‘socialisme 2.0’ vallen. Daarmee wordt een onderscheid gemaakt met de dictatuur van het stalinisme in Rusland en elders. Alleen valt het op dat sommigen, waaronder de PVDA, die term vooral gebruiken om niet te moeten uitleggen waar het fout liep met het socialisme 1.0. Voor alle duidelijkheid: stalinisme was volgens ons geen ‘socialisme 1.0’ maar een karikatuur van het socialisme.

    Voor marxisten is het belangrijk om een zicht te hebben op het verleden om vandaag sterker te staan in de noodzakelijke strijd voor socialistische maatschappijverandering.

    Als bijdrage aan deze politieke opheldering publiceren we de eerste Nederlandse vertaling van de brochure ‘Hoe de bureaucratie de macht greep’ door George Collins, een militant van onze Zuid-Afrikaanse zusterorganisatie in de jaren 1980. Het is een oude tekst, uit 1986, maar nuttig als kernachtige brochure over de Russische ervaring.

    We publiceren de brochure in verschillende delen, telkens op zondag.

    De partijleiding in 1926

     

    Tragedie in China

    Zinovjev en Kamenev bundelden in 1926, samen met hun aanhangers, hun krachten met Trotski en de oppositie in een strijd om de partij terug van Stalins steeds meer anti-marxistische koers weg te duwen

    Stalin van zijn kant bundelde zijn krachten met de extreemrechtse, pro-koelakvleugel van de partij, onder leiding van Boecharin, met als doel de Verenigde Linkse Oppositie te verslaan.

    Deze strijd werd doorkruist door nieuwe bewegingen in het buitenland.

    In Groot-Brittannië veroorzaakte de algemene staking van mei 1926 een diepe crisis. De kleine Communistische Partij kreeg de kans om honderdduizenden arbeiders te leiden in oppositie tegen de reformistische vakbondsleiding en de overname van de macht door de arbeidersklasse voor te bereiden.

    Maar de stalinistische leiders in Rusland waren verbonden met een opportunistische alliantie met de “linksen” in de Algemene Raad van de vakbondsfederatie TUC en stonden geen strijd tegen hen toe. De rechtervleugel van de TUC verraadde de staking bij de eerste de beste gelegenheid. Stalins ‘linkse’ bondgenoten boden geen weerstand.

    Na tien dagen, toen de staking nog steeds uitbreiding nam, blies de Algemene Raad ze unaniem af en gaf zich over aan de bazen. Dit veroordeelde de Britse arbeidersklasse tot een historische nederlaag.

    “De zaak van de proletarische revolutie in het Westen,” schreef Victor Serge, “leek voor vele jaren verloren. En nu steeg er een immens licht op in het Oosten; de Chinese massa’s… rukten op van overwinning naar overwinning.” (Van Lenin tot Stalin, pagina 44)

    De Chinese arbeidersklasse bewoog zich onafhankelijk van de nationalistische beweging, de Kwomintang, die geleid door de reactionaire Tsjang Kai-sjek. De Chinese Communistische Partij was een massamacht aan het worden. Shanghai en Hankow waren in handen van de arbeiders. Een strijd om de macht was onvermijdelijk.

    Opnieuw stond stalinistisch opportunisme de overwinning in de weg. Stalin en de leiding van de Comintern hadden gevaarlijke illusies in Tsjang Kai-sjek en verklaarden de Kwomintang tot “een revolutionair blok van arbeiders, boeren, intellectuelen en stedelijke democratie [d.w.z. de kapitalistische klasse] op basis van een gemeenschap van klassenbelangen in de strijd tegen de imperialisten en de hele militaristisch-feodale orde.” (Resolutie van ECCI, maart 1926)

    In de praktijk betekende dit dat de Communistische Partij zich moest onderwerpen aan het gezag van Tsjang. Wat was dit anders dan het oude mensjewistische idee van een gemeenschappelijke strijd van de arbeidersklasse en de “democratische” kapitalisten voor democratie op kapitalistische basis?

    De Linkse Oppositie bestreed die politiek over de hele lijn. Ze legde uit dat Tsjang de kapitalisten en landheren verdedigde; dat er een Sovjetregering nodig was om land aan de boeren te geven en om democratie te vestigen.

    “We weten dat Tsjang Kai-sjek het openlijke verraad van de vakbonden en zijn communistische bondgenoten voorbereidt,” schreef Serge. “We mogen niet spreken. En Stalin neemt in Moskou het woord voor duizenden arbeiders en verzekert hen plechtig dat we niets te vrezen hebben van Tsjang Kai-sjek.”  (From Lenin to Stalin, page 45)

    Tsjang maakte van de gelegenheid die Stalin hem gaf gebruik om in april 1927 een wrede slachting van communisten en arbeiders voor te bereiden. De Comintern (na te hebben geflirt met een “linkse” rivaal van Tsjang en verdere nederlagen te hebben geleden) zwaaide over naar een tegenovergestelde, ultralinkse koers en probeerde een opstand in Kanton te bewerkstelligen. Die werd in bloed gesmoord.

    Deze gebeurtenissen betekenden het einde van de Chinese Communistische Partij als revolutionaire arbeidersorganisatie.

    De Chinese revolutie zette internationaal enorme schokgolven in gang.

    “Een golf van opwinding overspoelde de [Sovjet] partij,” schreef Trotski. “De oppositie stak haar hoofd op… Veel jongere kameraden dachten dat het overduidelijke bankroet van Stalins beleid de triomf van de oppositie dichterbij zou brengen… Ik moest menig emmer koud water over de hete hoofden van mijn jonge vrienden gieten… Het feit dat onze voorspelling juist was gebleken, zou ons duizend, vijfduizend of zelfs tienduizend nieuwe aanhangers kunnen aantrekken.

    “Maar voor de miljoenen was het belangrijkste niet onze voorspelling, maar het feit van de verplettering van het Chinese proletariaat. Na de nederlaag van de Duitse revolutie in 1923, na het afbreken van de Engelse algemene staking in 1926, zou de nieuwe ramp in China de teleurstelling van de massa’s in de internationale revolutie alleen maar vergroten.

    “En het was dezelfde teleurstelling die diende als de belangrijkste psychologische basis voor Stalins politiek van nationaal-reformisme [d.w.z. “socialisme in één land”].”  (My Life, pages 552-553)

    Zo betekenden de internationale nederlagen, veroorzaakt door het kortzichtige opportunisme van de bureaucratie, tegelijkertijd een versterking van de bureaucratie en creëerden ze de voorwaarden voor het isolement en de nederlaag van de marxistische oppositie. Trotski legt uit:

    “De politiek bewuste arbeiders hadden ontegensprekelijk sympathie voor de oppositie, maar die sympathie bleef passief. Het ontbrak de massa’s aan vertrouwen dat de situatie ernstig kon worden veranderd door een nieuwe strijd. Ondertussen beweerde de bureaucratie: ‘Omwille van een internationale revolutie stelt de oppositie voor om ons mee te slepen in een revolutionaire oorlog. Genoeg veranderingen! We hebben het recht op rust verdiend. We zullen de socialistische samenleving thuis opbouwen ! Vertrouw op ons, jullie leiders!’ Dit evangelie van rust… vond ongetwijfeld een echo onder de vermoeide arbeiders, en nog meer de boerenmassa’s.” (The Revolution Betrayed, page 92)

     

    De nederlaag van de gezamenlijke oppositie

    In een belangrijk document getiteld ‘Het platform van de gezamenlijke oppositie’ (1927) maakte Trotski een balans op van tien jaar communistische regering en bevestigde de politiek van het marxisme in tegenstelling tot het blinde opportunisme van de bureaucratie.

    Het Platform riep op tot de heropleving van de sovjets, het herstel van de arbeidersdemocratie en een gedurfd programma van industrialisatie. Onder druk van de oppositie had de bureaucratie voorstellen gedaan voor een beperkt vijfjarenplan. Maar het was gebaseerd op de belangen van de koelakken en negeerde de noodzaak van industriële ontwikkeling. Het Platform legde het alternatief uit:

    “We moeten in daden een herverdeling van de belastingdruk onder de klassen uitvoeren – de koelak en Nepman zwaarder belasten, de arbeiders en de armen ontlasten…

    “We moeten een stevige koers varen in de richting van industrialisatie, elektrificatie en rationalisatie, gebaseerd op het vergroten van de technische kracht van de economie en het verbeteren van de materiële omstandigheden van de massa’s.”

    De oppositie bekritiseerde Stalins rampzalige buitenlandse politiek van ‘lukraak’ steun zoeken bij links-reformistische en nationalistische leiders, in plaats van de Comintern op te bouwen als een massale revolutionaire kracht. Het gevaar van een imperialistische aanval, zo legde ze uit, kon alleen worden verslagen door een volledige strijd om de steun van de massa van de arbeidersklasse internationaal te mobiliseren.

    De bureaucraten hadden geen antwoord op deze ideeën. Hun “antwoord” was om een campagne van wrede intimidatie tegen de oppositie te ontketenen.

    In het Centraal Comité, nu volgepakt met Stalins zorgvuldig uitgekozen jaknikkers, werden Trotski, Zinovjev en anderen vervloekt en uitgescholden toen ze probeerden te spreken. Elders in de partij was het er niet beter op geworden.

    Victor Serge beschrijft de scène in vergadering na vergadering:

    “Ik had de gelegenheid om te spreken, of beter gezegd om te proberen te spreken, voordat bijeenkomsten door elkaar schudden van een soort razernij. We kregen vijf minuten het woord na drie uur van toespraken. En tegen ieder van ons ontketenden ze vijf, zes, soms tien ‘activisten’ die graag de gunst van de leiding wilden verwerven. De menigte keek passief toe, met een zekere angst; ze stonden vaak aan onze kant, maar ze waren bang.” (Van Lenin tot Stalin, pagina 49)

    Op de tiende verjaardag van de Oktoberrevolutie nam de oppositie, tegen de achtergrond van deze genadeloze heksenjacht, heldhaftig hun slogans mee naar massademonstraties in Moskou en Leningrad: “Laten we ons vuur naar rechts richten – tegen de koelak, de nepman en de bureaucraat”; “Laten we Lenins wil uitvoeren”; “Tegen opportunisme, tegen een splitsing en voor de eenheid van Lenins partij”!

    De bureaucratie reageerde in paniek. Ze hadden de vorige maand, tijdens een demonstratie in Leningrad, gezien hoe duizenden arbeiders waren toegestroomd om naar Trotski en Zinovjev te luisteren toen de politie hen per ongeluk naar een platform had begeleid. Nu werden de demonstraties van de oppositie met geweld uiteengeslagen. Er werd een schot gelost op Trotski’s auto.

    Op het vijftiende congres, in december 1927, mocht geen enkel oppositielid als afgevaardigde aanwezig zijn. 940 vooraanstaande aanhangers van Trotski werden verdreven. Toch bleef de oppositie vechten voor haar ideeën. De London Times meldde, onder de kop “Trotski versus Stalin”: “De standpunten van de oppositie, ondanks alle verboden en de inspanningen van de Ogpu [geheime politie] … worden nog steeds op grote schaal verspreid door middel van illegale pamfletten, die volgens de Pravda elk in oplagen van tienduizenden worden gedrukt…” (2 december 1927)

    Marxistisch verzet tegen de heerschappij van de bureaucratie moest vanaf dit punt ondergronds gaan.

    Zinovjev en Kamenev verloren de moed en samen met 2.500 aanhangers gaven ze zich over aan Stalin. Meer uitsluitingen van trotskisten volgden. Trotski zelf werd uitgesloten, verbannen naar Siberië en vervolgens – omdat hij het centrum van de oppositie bleef – begin 1929 uit de Sovjet-Unie gedeporteerd.

    Ondanks deze verschrikkelijke klappen bleven Trotski en duizenden van zijn aanhangers trouw aan de ideeën van het bolsjewisme en het programma van de Oktoberrevolutie. In hun propaganda identificeerden ze zich als de bolsjewistisch-leninisten, om zich te onderscheiden van de opkomende bureaucraten die zich aan het hoofd van de communistische beweging hadden geïnstalleerd.

    Vanuit zijn ballingschap zette Trotski zijn theoretische werk voort – zijn ontmaskering van het opportunisme, van de pretenties en van het verraad van de stalinistische bureaucratie, en zijn verduidelijking van het marxistische alternatief onder snel veranderende omstandigheden. Dat was misschien wel zijn grootste bijdrage aan het marxisme. Deze ideeën zouden een leidraad voor een nieuwe revolutionaire generatie vormen.

     

    Proletarisch bonapartisme

    Vanaf de late jaren 1920 ging het beleid van de Sovjetbureaucratie door een reeks verbijsterende zigzaggen, waardoor er internationaal in de arbeidersbeweging enorme verwarring ontstond.

    De aanhangers van het regime juichten elke tegenstrijdige nieuwe wending toe als een “correcte” en “noodzakelijke” maatregel om het “socialisme” in de USSR te verdedigen. Sommige tegenstanders waren wanhopig over de afschuwelijke karikatuur van het “leninisme” die door het regime werd gepresenteerd. Zij beweerden dat de verworvenheden van de revolutie waren vernietigd en dat Rusland op geen enkele manier nog als een arbeidersstaat kon worden beschouwd.

    Trotski, die in de vroege jaren 1930 met deze vragen worstelde, concludeerde dat de Sovjet-arbeidersstaat in werkelijkheid was ontaard in een regime van een nieuwe soort:

    “Naarmate de bureaucratie onafhankelijker wordt, naarmate meer en méér macht in de handen van één persoon wordt geconcentreerd, verandert het bureaucratisch centrisme meer in bonapartisme [vernoemd naar de Franse militaire dictator, Napoleon Bonaparte].” (Writings 1934-35, page 180)

    Bonapartisme, legde Trotski uit, “was en blijft de regering van de bourgeoisie in tijden van crisis… Bonapartisme impliceert altijd politiek geslinger tussen klassen. Maar onder het bonapartisme in al zijn historische veranderingen, is er één en dezelfde sociale basis bewaard gebleven: burgerlijk [kapitalistisch] eigendom…”

    “Het is absoluut juist dat het zelfbestuur van de Sovjetbureaucratie werd gebouwd op basis van het schipperen tussen de klassen en groepen, zowel intern als internationaal. Voor zover het bureaucratische geslinger door het regime van Stalin werd bekroond, is het mogelijk om te spreken van Sovjet Bonapartisme.” (The Class Nature of the Soviet State, in Writings1933-34, pagina 107-108)

    Het “proletarische” karakter van dit bonapartistische regime komt voort uit het feit dat het niet gebaseerd is op “burgerlijk eigendom”, maar op de staatseigendom en geplande economie gecreëerd door de Oktoberrevolutie, die het historische belang van de arbeidersklasse weerspiegelt.

    De geschiedenis van het regime vanaf de jaren 1920 is een levendige illustratie van “het slingeren tussen de klassen, zowel intern als internationaal”.

    Precies zoals de oppositie had gewaarschuwd, hielden de koelakken in 1927 een geweer tegen het hoofd van het regime. Om de prijzen op te drijven, hielden ze hun graan achter en hamsterden goud en wapens ter voorbereiding op een krachtmeting.

    De steden werden bedreigd met honger. De dreiging van kapitalistisch herstel werd plots reëel.

    De bureaucratie reageerde in paniek en probeerde het gevaar uit te roeien door middel van een bestuurlijk decreet en, waar dat mislukte, met geweld. Ze legden verplichte opeisingen van graan op. De koelakken verzetten zich; de bureaucratie reageerde met een totale aanval.

    De Linkse Oppositie had lang de noodzaak van collectivisatie van het land uitgelegd, maar benadrukte dat dit vrijwillig moest zijn om de steun van de boeren te behouden en verstoring te minimaliseren. Stalins oorlogsverklaring aan de boerenstand had niets gemeen met het marxisme; het was een blinde reflex, met rampzalige gevolgen.

    Nog in 1929 beweerde Stalin dat “individuele landbouw een overheersende rol kon blijven spelen bij het voorzien van voedsel aan het land…” (Geciteerd door I. Deutscher, Stalin, pagina 320) Nu werd het land van de boeren abrupt per decreet gecollectiviseerd. In 1930 was 55% van de landbouwgrond in handen van staatsboerderijen, in 1934 was dat 88%.

    Landelijk Rusland werd getroffen door een burgeroorlog. Hongersnood brak uit toen de boeren hun dieren eerder slachtten dan ze aan het regime te geven. Naar schatting tien miljoen mensen kwamen om als direct gevolg van deze bureaucratische excessen. Hele boerengemeenschappen en zelfs hele nationale groepen werden vermoord of gedeporteerd. In de steden keerde de broodrantsoenering terug.

    Deze gebeurtenissen verbrijzelden de NEP, beëindigden Stalins alliantie met Boecharin en de rechtervleugel van de partij en vormden de echte basis voor zijn duik in gewelddadig ultragauchisme tussen 1927 en 1934.

    Industrialisatie was al lang bepleit door de oppositie en met minachting afgewezen onder druk van rechts. Nu kon Stalin geen alternatief zien voor industrialisatie. Hij ging ertoe over, maar dan als paniekmaatregel, onder meedogenloze dwang van bovenaf. In 1928 had de bureaucratie, naar het voorstel van de oppositie, halfslachtig een vijfjarenplan voor economische ontwikkeling aangenomen. Nu, plots, kwam het order om het plan in vier jaar uit te voeren!

    Enorme projecten werden gelanceerd – dammen, elektriciteitscentrales, staalfabrieken, mijnen – die de Sovjet-Unie in tien jaar tijd transformeerden. Terwijl de kapitalistische wereld in de depressie van de jaren 1930 werd gestort, sprong de industriële productie van de Sovjet-Unie met 250 procent vooruit. Verbazingwekkend genoeg produceerde het achterlijke Rusland in 1935 meer tractoren dan enig ander land ter wereld.

    Onder het kapitalisme zou een dergelijke gezamenlijke ontwikkeling onmogelijk zijn geweest. Rusland zou onder het kapitalisme tot op de dag van vandaag zijn blijven wegkwijnen in hopeloze armoede zoals het grootste deel van de derde wereld vandaag.

    “Het socialisme,” zei Trotski, “heeft zijn recht op de overwinning aangetoond, niet op de pagina’s van Das Kapital… maar in de taal van staal, cement en elektriciteit.” (De verraden revolutie)

    De vooruitgang van de Sovjet-Unie in de jaren 1930 maakte indruk op werkende mensen over de hele wereld. Maar onder bureaucratisch bewind gebeurde het tegen een vreselijke prijs.

    Bevelen, vaak zeer onrealistisch, werden uitgevaardigd vanuit de kantoren van bureaucraten. Het niet uitvoeren ervan werd behandeld als sabotage. Dwangarbeid werd op grote schaal toegepast. Tot 15 miljoen Sovjetburgers – boeren die tegen collectivisatie waren en later tegenstanders van elke soort – werden in slavenarbeidskampen gedreven. Velen kwamen om.

    De arbeidersklasse zwol aan van 11 miljoen in 1928 tot 23 miljoen in 1932. Passen, genaamd “arbeidsboekjes”, werden in 1931 geïntroduceerd om arbeiders aan hun werk te ketenen. Terwijl de bureaucratie een arbeidersaristocratie cultiveerde, daalde de waarde van de lonen van arbeiders tussen 1928 en 1935 met twee derden.

    De melkconsumptie per persoon daalde van 189 liter per jaar in 1927-28 tot 105 liter in 1932; vleesconsumptie van 27,5 kilogram naar 13,5 kilogram – terwijl de bureaucratie zich verschanste in hun bevoorrechte levensstijl.

    Maar ondanks de bovenmenselijke offers van de arbeiders, bleef de Sovjet-Unie in bijna elk opzicht ver achter bij de geïndustrialiseerde kapitalistische landen. Haar culturele achterstand kon niet worden overwonnen door een bureaucratisch dictaat. Nieuwe ontwikkelde industrieën, die een hoog technisch niveau vereisen, konden niet worden gebouwd zoals spoorlijnen.

    Om de industrialisatie op deze basis af te dwingen, miljoenen arbeiders tot het uiterste te drijven en alle oppositie te verpletteren, was de meest meedogenloze centralisatie van de macht nodig. Het bureaucratische regime ontaardde in een rasechte politiedictatuur.

    Stalins fractie, die zowel links als rechts had verpletterd, bleef als opperste scheidsrechter in de gebureaucratiseerde ‘communistische’ partij. Stalin, ooit de sluwe handlanger van de bureaucratie, werd nu haar meester – de topbureaucraat, die privileges en posities uitdeelde aan zijn volgelingen.

    Trotski vat samen: “Stalin bewaakt de veroveringen van de Oktoberrevolutie niet alleen tegen de feodaal-burgerlijke contrarevolutie, maar ook tegen de aanspraken van de zwoegers, hun ongeduld en ontevredenheid; hij verplettert de linkervleugel die de rationele, historische en progressieve tendensen van de arme werkende massa’s tot uitdrukking brengt; hij creëert een nieuwe aristocratie, door middel van een extreme differentiatie in lonen, privileges, rangen, enz. Leunend op steun op de bovenste lagen van de nieuwe sociale hiërarchie tegen de laagste – soms omgekeerd – heeft Stalin de volledige concentratie van macht in eigen handen bereikt. Hoe moet dit regime anders heten, anders dan Sovjet-bonapartisme?” (Writings 1934-35, page 181)

     

    Van de “Derde Periode”…

    Buitenlands beleid vloeit voort uit binnenlands beleid en dient dezelfde belangen. De gewelddadige breuk van de bureaucratie met de koelakken en de rechtervleugel van de partij ging gepaard met een even gewelddadige zwaai naar gauchisme in de internationale arena.

    Terugdeinzend voor de opportunistische lijn die tot rampen in Groot-Brittannië en China had geleid, bewoog Stalin zich om de “revolutionaire” geloofsbrieven van het regime te redden door een precies tegenovergestelde koers op te leggen op het zesde congres van de Comintern in augustus 1928 (het eerste in vier jaar).

    Het kapitalisme, zo verkondigde Stalin, had sinds 1918 twee ‘perioden’ doorgemaakt – eerst een revolutionaire periode tot 1923; dan een “geleidelijke en gedeeltelijke stabilisatie”. Nu begon een ‘derde periode’ van intense crisis, die de ‘definitieve ineenstorting’ van het kapitalisme zou betekenen en de strijd om de macht op de agenda zou zetten.

    Het marxisme legt uit dat er niet zoiets bestaat als een ‘laatste crisis’ van het kapitalisme. De kapitalistische klasse zal haar problemen altijd oplossen ten koste van de arbeidersklasse totdat haar heerschappij omvergeworpen wordt.

    Stalins doel was echter niet om een marxistische positie te ontwikkelen, maar om de Comintern naar links te jagen. De communistische partijen moesten alle andere tendensen breken om de leiding van de beweging te veroveren; de tijd van debatteren was voorbij!

    Als recept voor een burgeroorlog in de arbeidersbeweging bracht Stalin het krankzinnige argument naar voren dat “objectief gezien de sociaaldemocratie de gematigde vleugel van het fascisme was… Het zijn geen antipoden maar tweelingen.” (Geciteerd in Deutscher, Stalin)

    Het meest rampzalige resultaat van het “stalinisme uit de derde periode” werd ervaren in Duitsland, waar het de arbeidersklasse verdeelde, Hitler in staat stelde de macht over te nemen en de Tweede Wereldoorlog onvermijdelijk maakte.

    Om door Stalin onvoorziene redenen leidde de ineenstorting van de New York Stock Exchange in oktober 1929 tot een wereldwijde kapitalistische depressie. Vooral Duitsland was getroffen. De crisis van leiderschap en sektarisme die de arbeidersbeweging verlamde, stelde Hitlers nazi’s in staat om groeiende steun op te bouwen.

    De geruïneerde middenklasse, de werklozen, de arbeiders en de jeugd zochten tevergeefs bij de SPD en KPD naar een oplossing. De SPD-leiders waren getrouwd met het kapitalisme; de KPD was geobsedeerd door het aanvallen van de SPD en het verstoren van haar bijeenkomsten.

    De middenklasse en vooral de meest onderdrukte lagen werden in toenemende mate aangetrokken tot de ‘nationaalsocialistische’ bijeenkomsten. De demagogische aanvallen van de fascisten op kapitalisten en Joden; hun mystieke belofte om de Duitse ‘grootheid’ te herstellen; hun schijn van doelgerichte vastberadenheid, leken het enige alternatief voor deze lagen.

    Onder de georganiseerde arbeiders was de steun voor Hitler bijna onbestaande.

    Trotski legde de kritieke noodzaak uit van een verenigd front van arbeidersorganisaties om de fascistische dreiging te verpletteren en zo de arbeidersklasse voor te bereiden op de verovering van de macht. Maar de gestaliniseerde leiding van de Comintern was blind en doof voor de realiteit.

    De Duitse arbeidersbeweging was de machtigste ter wereld. Zowel de sociaaldemocraten als de communistische partij hadden militaire vleugels. Maar in opdracht van Moskou weigerden de KPD-leiders alle medewerking met de “sociaal-fascisten” – zelfs zo verregaand, in 1931, om samen met de nazi’s een poging te ondernemen om de sociaaldemocratische regering in Pruisen ten val te brengen!

    De Duitse arbeidersbeweging, de hoop van arbeiders overal ter wereld, werd vernietigd zonder enige serieuze poging tot verzet door haar leiding.

    De stalinisten waren niet in staat de conclusies te trekken. In april 1933, met Hitler aan de macht, verklaarde het Presidium van de ECCI dat de politiek van de KPD “volledig correct” was geweest!

    Dit historische falen van de leiding en de afwezigheid van enige kritiek uit de gelederen van de Communistische Internationale, overtuigde Trotski er uiteindelijk van dat de Comintern – net als de Tweede Internationale voordien – dood was als een instrument van de arbeidersrevolutie.

    De krachten van het onvervalste marxisme waren gedecimeerd door de woeste slagen van een decennium. Het perspectief van een nieuwe wereldoorlog en nieuwe revolutionaire omwentelingen opende zich. Objectief gezien was een nieuwe internationale nodig om zich te hergroeperen, om de marxistische tendens op te bouwen en voor te bereiden op de belangrijke strijd in de toekomst.

     

    … naar het “Volksfront”

    De veranderde krachtsverhoudingen tussen de klassen in Europa, duwde het Sovjetregime snel in een nieuwe draai van 180°.

    Duitsland onder Hitler vormde een veel directere bedreiging voor de Sovjet-Unie dan de westerse imperialistische machten. Bovenal vreesde Stalin oorlog en het effect dat het zou hebben op de Sovjetmassa’s. Om oorlog te voorkomen, berekende hij, was het essentieel om Hitler te sussen.

    In 1933, terwijl Hitler de KPD, de SPD en de vakbonden liquideerde en de genocide op de Joden begon, uitte Stalin geen woord van kritiek. Gedurende de jaren 1930 hoopte de Sovjetbureaucratie een overeenkomst met Hitler te bereiken.

    Maar Hitler steunde op de “communistische dreiging” als voorwendsel voor herbewapening tegenover zijn “geallieerde” imperialistische rivalen. Hij kon in dit stadium niet met Stalin te verbroederen. (Pas in augustus 1939, toen Hitler zich voorbereidde om in het westen toe te slaan, werd het beruchte Stalin-Hitler-pact, een niet-aanvalspact, ondertekend.)

    Omringd door fascistische en rechtse regimes verdampte Stalins ‘revolutionair’ gauchisme. Trotski en de Internationale Linkse Oppositie legden uit (zoals de Comintern een tiental jaar eerder had uitgelegd) dat de enige echte zekerheid voor de USSR lag in het revolutionaire internationalisme – in het ondersteunen van de arbeidersstrijd om de macht in de kapitalistische staten, het richten van de oorlog naar de vijand en het verlammen van de reactie.

    Maar de Russische bureaucratie was niet in staat om deze koers te volgen; hun eigen dictatuur zou het eerste slachtoffer zijn geweest als de Russische arbeiders besmet zouden raken met deze ideeën! In plaats daarvan, stilletjes vergetend dat het kapitalisme zich in zijn “derde periode” bevond, zochten ze steun tegen Hitler bij de westerse imperialistische machten!

    De imperialisten waren niet onwillig om Stalin voor hun eigen doeleinden te gebruiken. In september 1934 accepteerden ze het verzoek van de Sovjet-Unie om lid te worden van de Volkenbond (door Lenin beschreven als een “rovershol”); in mei 1935 tekende het Franse imperialisme een pact van “wederzijdse bijstand” met Stalin.

    Deze draai van de Sovjetbureaucratie markeerde een kwalitatieve nieuwe fase in de degeneratie ervan. Voor het eerst gingen ze openlijk en opzettelijk politieke allianties aan met de kapitalistische klasse zelf. Hun opportunistische mislukkingen werden vanaf dit punt omgezet in een opzettelijk verraad van de internationale arbeidersrevolutie als voorwaarde voor kapitalistische ‘vriendschap’.

    Op het Congres van de Comintern in 1928 was er al een teken aan de wand, toen het idee van ‘socialisme in één land’ zonder morren werd geslikt. Trotski waarschuwde dat dit “het begin zou zijn van de desintegratie van de Comintern langs de lijnen van sociaal-patriottisme.” Na 1934 werd deze voorspelling al snel een feit.

    De verstrengeling van de Sovjetbureaucratie met de ‘progressieve’ kapitalistische machten werd onvermijdelijk gevolgd door de wending van de communistische partijen die internationaal allianties zochten met ‘progressieve’ kapitalistische en reformistische partijen in hun eigen land.

    De slogan werd nu: “het volksfront.” De eisen van de arbeidersklasse werden geschrapt uit de programma’s die de communistische partijen naar voren brachten – dit zou de “progressieve” bourgeoisie “vervreemden”!

    “Brede steun” onder de middenklasse, zo verkondigden de stalinisten wijselijk, kon alleen worden gewonnen door een programma dat zich beperkte tot burgerlijk-democratische eisen. Vandaag is de middenklasse niet langer een massamacht in de geïndustrialiseerde landen; toch worden hetzelfde programma en dezelfde argumenten nog steeds gebruikt door de “communistische” partijen. Dit bevestigt dat het werkelijke doel, toen net als nu, niet zozeer was om massale steun te winnen, maar om een onderhandelingspositie op te bouwen ten opzichte van de kapitalistische partijen.

    Het volledige bankroet van deze positie werd blootgelegd in de revolutionaire gebeurtenissen die in 1935 en 1936 in Frankrijk en Spanje uitbraken. Eerst in Frankrijk, daarna in Spanje, kwamen de regeringen van het Volksfront met communistische steun, aan de macht. In beide landen opende dit, na de ontberingen van de depressie en de rechtse heerschappij, de sluizen van de massale strijd.

    In Spanje werd in juli 1936 een militaire staatsgreep gepleegd tegen de regering van het “Volksfront”. De reformisten, stalinisten en burgerlijke republikeinen bleven treuzelen; de arbeiders en boeren namen de wapens op. Binnen enkele dagen was het grootste deel van het land onder hun controle. Spanje kwam in een grootschalige revolutionaire situatie terecht, op een veel hoger niveau dan Rusland in 1917.

    “Rode heerschappij in Barcelona – Extremisten uit de hand gelopen”, kopte de London Times op 1 augustus. Twee dagen later vatte de correspondent de eisen van de massa’s samen: “een 36-urige werkweek, werkloosheidsuitkering, controle over de productie, inbeslagname en verdeling van grond, … het in stand houden van de [arbeiders]milities met wapens…”

    En na nog een paar dagen: “Comités van Arbeiders hebben de grote spoorwegmaatschappijen overgenomen. Het lijkt slechts een kwestie van tijd om dit te laten gebeuren met de trams, de banken en andere belangrijke instanties.” (The Times, 8 augustus 1936)

    Niet minder dan de kapitalistische klasse, bezag Stalin de zich ontvouwende revolutie met afschuw. Al zijn hoop op stabiele banden met de Anglo-Franse imperialisten stond op het spel. Erger nog, het voorbeeld van de Spaanse arbeiders dreigde de Russische arbeiders te infecteren met dezelfde wil om te strijden voor de controle over de samenleving. De Spaanse revolutie moest koste wat het kost in de kiem gesmoord worden.

    Slaafs de richtlijnen van Moskou volgend, voerde de Communistische Partij van Spanje een volledige strijd tegen de revolutionaire arbeidersbeweging.

    In naam van het “bolsjewisme” beargumenteerden ze de mensjewistische theorie van “twee fasen”, waarbij ze hun programma beperkten tot de “burgerlijke democratie” in de vergeefse hoop de kapitalisten gerust te stellen dat het “communisme” geen bedreiging voor hen vormde. GPU-doodseskaders werden naar Spanje gestuurd om te helpen bij de gruwelijke taak om de arbeidersmilities te ontwapenen en hun voorhoede uit te roeien.

    Terwijl Stalin handig tussen de imperialistische machten maneuvreerde, sloten de ‘communisten’ hun ogen voor de eerste les van de Russische revolutie: het kapitalisme kan de arbeidersklasse in het tijdperk van het imperialisme geen democratie en stabiliteit garanderen. De taken van de ‘burgerlijke democratie’ in semi-ontwikkelde landen zoals Spanje konden alleen worden uitgevoerd onder de heerschappij van de arbeidersklasse zelf.

    Tragisch genoeg misten Trotski’s sympathisanten in Spanje de gouden kans om de socialistische jeugd voor hun programma te winnen, een massabasis voor het marxisme te vestigen en de beweging naar de overwinning te leiden.

    Zonder marxistisch leiderschap zou de arbeidersklasse niet bestand zijn tegen de aanval van de klassenvijand in combinatie met die van hun eigen reformistische en ‘communistische’ leiders. Het stalinisme slaagde erin de beweging te verdelen, links te isoleren en haar beste strijders te vermoorden. Dit maakte de overwinning van het fascisme onvermijdelijk.

    De laatste hoop op de overwinning van de arbeidersklasse was in Europa verdwenen, althans tot het einde van de imperialistische oorlog die nu onvermijdelijk werd.

     

    Rivieren van bloed

    Binnen de Sovjet-Unie leidden de verscherpende tegenstellingen tussen de bureaucratie en de arbeidersklasse tot de liquidatie van de overblijfselen van het bolsjewistische kader.

    De ‘communistische’ partijen stelden de Sovjet-Unie internationaal voor als het gelukkige vaderland van het socialisme. Stalins opvolger, Chroesjtsjov, tilde op het 20e partijcongres in 1956 een tipje van de sluier op over wat er werkelijk gebeurde: “Stalin handelde niet door overreding, uitleg en geduldige samenwerking met mensen, maar door zijn concepten op te leggen en absolute onderwerping aan zijn mening te eisen… Hij liet de methode van ideologische strijd varen voor die van bestuurlijk geweld, massale repressie en terreur.” (Geciteerd in The Moscow Trials, pagina 17, 18)

    Bureaucratische tirannie krijgt een eigen logica. Naarmate de repressie toeneemt, neemt de angst van de heersers voor wraak toe. Tegenstanders, verdreven van de macht, worden gewantrouwd. Zelfs als ze hun standpunten herroepen, worden ze dan niet weer een bedreiging? Zouden zij niet de vonk voor opstand van onderaf kunnen geven?

    Hele lagen van de partij kwamen onder intens wantrouwen van Stalin en de bureaucratie – in het bijzonder de overlevende “oude bolsjewieken”, die zich de partij van Lenin konden herinneren en die alleen uit angst over de misdaden van de bureaucratie zwegen.

    Boecharin schrok al in 1928 terug van het monster dat hij had helpen creëren. In een geheime discussie met Kamenev riep hij verschrikt uit: “Wat kunnen we doen? Wat kunnen we doen tegenover zo’n tegenstander, een vernederde Dzjengis Khan…?” (Geciteerd door Serge, Van Lenin tot Stalin, pagina 91)

    Terwijl de oude bolsjewieken het hoofd bogen, kwam een jongere generatie op de voorgrond, gretig om de idealen van oktober te herstellen. De tegenstellingen tussen het regime en de groeiende arbeidersklasse werden steeds groter. De hele partij was doordrongen van onvrede. Uitsluitingen in de vroege jaren 1930 liepen in de honderdduizenden.

    Toch dwongen de oude bolsjewistische leiders, ondanks hun capitulaties, veel meer respect af dan Stalin en de heersende bureaucratische kliek – velen van hen onbetrouwbare ex-mensjewieken en voormalige vijanden van de Oktoberrevolutie die na de oorlog naar de winnende kant waren overgelopen.

    Deze tegenstellingen werden tot een hoogtepunt gebracht door de Spaanse revolutie in 1936, die internationaal schokgolven door de internationale arbeidersbeweging stuurde en de Russische massa’s opnieuw inspireerde met het voorbeeld van de arbeidersdemocratie in actie.

    De bureaucratie schoot in actie om het gevaar in de kiem te smoren. Met gruwelijke ironie ontketenden ze, terwijl ze internationaal protesteerden tegen hun toewijding aan de burgerlijke democratie, een heerschappij van zuiverste nachtmerrie in de Sovjet-Unie zelf.

    Daar vonden nu de “Moskouse processen” plaats: ongelooflijke vertoningen waar gebroken oude bolsjewieken werden beschuldigd van moord, sabotage, terrorisme – elke verzonnen misdaad om hen in diskrediet te brengen en anderen te terroriseren.

    Maar de belangrijkste aanklacht tegen hen was “trotskisme”. De een na de ander onder hen werd beschuldigd van “samenzwering met Trotski”, nu verguisd als een “agent van het kapitalisme” en een “Duitse spion” sinds 1921!

    Op deze manier verraadde het regime het werkelijke motief voor de “zuiveringen”: een obsessieve angst voor het marxisme, voor de arbeidersdemocratie en de wraak van de arbeiders, en een haat tegen de belangrijkste vertegenwoordiger van het marxisme in de internationale arbeidersbeweging – Leon Trotski.

    Zoals de Correspondent van de Times in Rusland toegaf:

    “De kern van de zaak is dat Stalin de strijd tussen zijn eigen beleid en Trotski’s internationalistische politiek nooit helemaal heeft gewonnen. Evenmin kan de eindzege ooit zijn… Communisme blijft een internationale geloofsbelijdenis… de laatste tijd is de ontevredenheid van zelotencommunisten [revolutionairen] toegenomen… Nog meer mensen zijn gealarmeerd over de grote loonongelijkheid… Het regime is vastbesloten om de stem van de oppositie voor eens en voor altijd het zwijgen op te leggen en de overblijfselen van het trotskisme in het land te breken.” (21 augustus 1936)

    Er ging voor Stalins ‘rechters’ een tragische parade van menselijke wrakken voorbij die ooit bolsjewistische leiders waren geweest, gechanteerd en gekoeioneerd om alles toe te geven wat van hen werd geëist.

    Drie “processen” werden opgevoerd: in augustus 1936 (Zinovjev, Kamenev, Smirnov en anderen); Januari 1937 (Radek, Pjatakov en anderen); en februari 1938 (Boecharin, Rykov, Rakovsky en anderen). Hun aanklager was de voormalige mensjewistische advocaat, Vysjinski, die tijdens de burgeroorlog met de Witten had samengewerkt. Nu kon hij de haat van de bureaucratie tegen de voormalige leiders van de revolutie uitschreeuwen: “Gekke fascistische politiehonden!” “Verachtelijke rotte tuig van de mensheid! Uitschot van de onderwereld!” “Schiet op de reptielen!”

    Er werd geen bewijs tegen de beschuldigden aangevoerd, behalve hun door GPU gedicteerde “bekentenissen”. Maar, op een of twee symbolische uitzonderingen na, waren ze allemaal tot de kogel veroordeeld.

    Elk van deze moorden, elke vloek van Vyshinsky, werd bewonderend gerapporteerd en verdedigd door de “communistische” partijen internationaal.

    Trotski legde de logica van de hele groteske voorstelling uit: “Om de repressie te rechtvaardigen, was het noodzakelijk om beschuldigingen op te zetten. Om aan de valse beschuldigingen gewicht te geven, was het noodzakelijk om ze te versterken met meer brutale repressie. Zo dreef de logica van de strijd, Stalin op de weg van gigantische gerechtelijke amalgamen.” (The Moscow Trials, pagina 129)

    De processen in Moskou waren slechts de façade van wat Trotski “een eenzijdige burgeroorlog van de bureaucratie tegen de bolsjewistische partij” noemde. Arrestaties volgden elkaar in golven op. Talloze oude bolsjewieken die weigerden in het openbaar te ‘bekennen’, werden in de gevangenis vermoord. Linkse oppositieleden in Siberische werkkampen werden in groepen afgevoerd om te worden doodgeschoten. In totaal tienduizenden – de bloem van de Russische arbeidersbeweging werd weggevaagd.

    De linkse oppositieleden bleven revolutionairen tot het einde. Een voorbeeld van hun onbuigzame moed waren de gebeurtenissen in het Vorkoeta-werkkamp in Siberië tegen het einde van 1936, toen de trotskisten een massale strijd van gevangenen leidden tegen de kleingeestige tirannie van de autoriteiten met het enige wapen dat nog voor hen beschikbaar was – de hongerstaking.

    Na vier maanden werden al hun eisen ingewilligd. Maar al snel begonnen de executies. Wanneer een mannelijke politieke gevangene werd doodgeschoten, zouden zijn vrouw en eventuele kinderen ouder dan twaalf jaar normaal gesproken ook worden gedood.

    Van de 1.966 afgevaardigden naar het 17e CP-congres in 1935 waren er in 1938 1.108 gearresteerd wegens “antirevolutionaire misdaden”. Van de 139 leden van het centraal comité werden er 98 doodgeschoten.

    Van de 1.558.852 CP-leden in 1939 waren slechts 1,3 procent lid sinds de Oktoberrevolutie. Van Lenins centraal comité van 1917 overleefde alleen Stalin als leider, omringd door ex-mensjewieken en mouwvegers. De laatste overblijfselen van de bolsjewistische partij waren uitgeroeid.

    Eén van de leiders van 1917, Raskolnikov, overleefde tijdens de jaren 1930 als Sovjetambassadeur in Bulgarije. Teruggeroepen naar Moskou in 1938 voor “promotie” (d.w.z. om te worden doodgeschoten), vluchtte hij in plaats daarvan in ballingschap en schreef een open brief aan Stalin.

    “Met behulp van vuile vervalsingen ensceneerde je valse processen en verzon je beschuldigingen die belachelijker zijn dan de heksenprocessen van de middeleeuwen… Inerte pulpschrijvers verheerlijken je als een halfgod geboren uit de zon en de maan en je geniet, als een oosterse despoot, van de wierook van ruwe vleierij. Je roeit genadeloos getalenteerde schrijvers uit die je persoonlijk niet bevallen… vroeg of laat zal het Sovjetvolk je berechten als verrader van het socialisme en de revolutie.” (Voor het eerst gepubliceerd in de USSR in het tijdschrift Ogonjok in juni 1987)

    Het totale dodental onder Stalin in de jaren 1930 wordt geschat op 12 tot 15 miljoen. Overlevenden, zoals Raskolnikov, waren begrijpelijkerwijs verbitterd en vervuld van haat tegen Stalin. Maar men mag niet vergeten dat deze slachting niet simpelweg het gevolg was van machtshonger, meedogenloosheid of (zoals Chroesjtsjov het ten onrechte uitlegde) de “cultus van het individu”. Het was het hoogtepunt van de politieke contrarevolutie door de bureaucratie tegen de revolutionaire arbeidersstroming in de Russische arbeidersstaat.

    Het regime dat onder Stalin werd opgericht, had niets gemeen met het regime van Lenin en Trotski, hoewel de uiterlijke kenmerken (de “Communistische Partij”, het “Politbureau”, de term “sovjets”, enz.) werden bewaard om de tegenovergestelde indruk te wekken. Rivieren van bloed scheiden het marxisme van het regime van de Russische bureaucratie

    Een getuigenis over de historische betekenis van het stalinisme is vervat in het verheerlijkende gedicht dat na het eerste Moskouse proces in een Wit (anti-marxistisch) tijdschrift verscheen:

    “Wij danken u, Stalin!

    Zestien schurken,

    Zestien slagers van het Vaderland

    Zijn verzameld aan hun voorouders…

    “Maar waarom slechts zestien?

    Geef er ons veertig,

    Geef er ons honderden,

    Duizenden;

    Maak een brug over de rivier Moskva,

    Een brug zonder toren of balken,

    Een brug van Sovjet-aas –

    En voeg je karkas toe aan de rest!”

     

    Conclusie

    Onder de zich verspreidende terreur van het stalinisme in de Sovjet-Unie en het fascisme in West-Europa werden de krachten van het marxisme gedecimeerd of uitgedoofd tijdens de jaren 1930. Alleen het genie en de vastberadenheid van Trotski (vermoord door een GPU-agent in 1940), en een zeer kleine groep volgelingen, bleven over om een komende generatie opnieuw te scholen in de ideeën van de arbeidersstrijd voor het socialisme.

    Tot het einde van zijn leven bleef Trotski de verworvenheden van de Oktoberrevolutie verdedigen – in wezen de staatseigendom en planeconomie – ondanks de monsterlijke bureaucratische vervorming van het “Sovjet” -regime, en verwierp het idee dat Rusland “staats- kapitalistisch” was geworden.

    Tegelijkertijd legde hij uit dat er geen mogelijkheid was om het regime te “hervormen” om de arbeidersdemocratie te herstellen. Het zou verslagen en omvergeworpen moeten worden door de massabeweging van de arbeidersklasse, die opnieuw de macht in eigen handen zou nemen, om de weg naar socialistische transformatie te heropenen.

    Eén van Trotski’s markante werken is ‘De verraden revolutie’, dat een gedetailleerde en wetenschappelijke uitleg geeft van de processen die in deze brochure zijn beschreven.

    Vandaag zijn de krachtsverhoudingen in de Sovjet-Unie radicaal anders. De arbeidersklasse is de machtigste en best opgeleide ter wereld. De bureaucratie heeft geen rol meer te spelen. Ze was een absoluut obstakel geworden voor economische en sociale vooruitgang. Gorbatsjovs pogingen om de bureaucratie op te smukken (zoals die van Brezjnev en Chroesjtsjov voor hem) kunnen niets veranderen aan het historische bankroet van hun heerschappij.

    Integendeel, het weerspiegelt een nieuwe fase in de crisis van het Sovjetstalinisme, waarin de objectieve omstandigheden rijpen voor politieke revolutie om de bureaucratie omver te werpen en de rol van de arbeidersklasse te herstellen. Briljante “generale repetities” van de naderende politieke revolutie werden gemaakt door de arbeidersklasse in Hongarije in 1956, in Polen in 1980-81, enz.

    Ook internationaal zijn de omstandigheden van de jaren 1980 het omgekeerde van de late jaren 1930. Revolutionaire bewegingen ontwaken in elk deel van de wereld. Het programma van het marxisme houdt opnieuw de geesten van arbeiders en jongeren in zijn greep, van Liverpool tot Sri Lanka, van Zuid-Afrika tot Spanje.

    De lessen van de triomf en de degeneratie van de Russische revolutie moeten opnieuw worden geleerd om de taak op te nemen, die ons in de volgende periode te wachten staat: de verovering van de macht door de arbeidersklasse op elk continent, de vestiging van de arbeidersdemocratie en de socialistische transformatie van de wereld.

     

    Vragen voor discussie:

    1. Wat was er mis mee, dat de Communistische Partij zich verenigde met democratische kapitalisten tegen feodalisme en imperialisme in China?
    2. Had de Linkse Oppositie niet moeten oproepen tot het oprichten van een nieuwe partij nadat deze in 1928 uit de CP was gezet?
    3. Oké, Stalin maakte dus fouten, maar hij corrigeerde ze toen hij de vijfjarenplannen introduceerde, nietwaar?
    4. Was het Volksfront, de eenheid van alle democratische krachten, niet nodig om reactie en fascisme te bestrijden nadat Hitler aan de macht was gekomen ?
    5. Toonden de zuiveringsprocessen niet aan dat er niets overbleef van de verworvenheden van de revolutie?

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

  • Waar liep het fout na de Russische Revolutie van 1917 – deel 3

    Deel 3 – degeneratie van de partij

    Vandaag hoor je wel eens de term ‘socialisme 2.0’ vallen. Daarmee wordt een onderscheid gemaakt met de dictatuur van het stalinisme in Rusland en elders. Alleen valt het op dat sommigen, waaronder de PVDA, die term vooral gebruiken om niet te moeten uitleggen waar het fout liep met het socialisme 1.0. Voor alle duidelijkheid: stalinisme was volgens ons geen ‘socialisme 1.0’ maar een karikatuur van het socialisme.

    Voor marxisten is het belangrijk om een zicht te hebben op het verleden om vandaag sterker te staan in de noodzakelijke strijd voor socialistische maatschappijverandering.

    Als bijdrage aan deze politieke opheldering publiceren we de eerste Nederlandse vertaling van de brochure ‘Hoe de bureaucratie de macht greep’ door George Collins, een militant van onze Zuid-Afrikaanse zusterorganisatie in de jaren 1980. Het is een oude tekst, uit 1986, maar nuttig als kernachtige brochure over de Russische ervaring.

    We publiceren de brochure in verschillende delen, telkens op zondag.

     

    Partijdemocratie

    De uitputting van de arbeidersklasse in de Sovjet-Unie legde een kritieke verantwoordelijkheid bij de Communistische Partij en haar leiding om de verworvenheden van de revolutie te verdedigen.

    De oorlogsomstandigheden vernietigden de sovjets, de basisorganen van de arbeidersstaat. In 1921 kwam zelfs het uitvoerend bureau van het Congres van Sovjets nog maar drie keer per jaar bijeen. De “Sovnarkom” (de Raad van Volkscommissarissen, of regering) bleef over als het effectieve orgaan van de staatsmacht.

    De Sovnarkom bestond uit vooraanstaande communisten, die werden gekozen om het partijbeleid uit te voeren. Vanzelfsprekend opereerden zij binnen de discipline van de partij.

    De partij bleef, met andere woorden, de kern en de ruggengraat van de arbeidersstaat. Het gezag werd noodzakelijkerwijs geconcentreerd in de handen van het centraal comité – later werd dat het politiek bureau (“Politbureau”) dat gekozen was door het centraal comité – als gevolg van de extreme centralisatie die de oorlog vereiste.

    Trotski gaf op het Comintern-congres van 1920 een voorbeeld van wat dit betekende, in verband met de kwestie van het sluiten van de vrede met Polen:

    “Wie heeft over deze vraag beslist? We hebben de Sovnarkom, maar het moet onderworpen zijn aan een zekere controle. Wiens controle? De controle van de arbeidersklasse als een vormeloze chaotische massa? Nee. Het centraal comité van de partij is bijeengeroepen om het voorstel te bespreken en te beslissen of het beantwoord moest worden.” (Geciteerd in E. H. Carr, De bolsjewistische revolutie, pg. 226)

    Maar de centralisatie van de macht onder Lenin en Trotski, hoe compromisloos ook, ontaardde in geen enkel stadium in systematische bureaucratische dwang van bovenaf.

    De partij en haar kader waren opgebouwd door de strijd om een groot aantal afzonderlijke revolutionaire groepen, elk met hun eigen leiderschap en ideeën, te verenigen rond een marxistisch programma. De methode was die van het debat. Het recht van leden of groepen (“fracties” of “tendensen”) om de leiding in twijfel te trekken en op een georganiseerde manier campagne te voeren voor hun ideeën, werd als vanzelfsprekend beschouwd.

    In 1918 bijvoorbeeld kwam de oppositie van de “Linkse Communisten” voort uit scherpe debatten binnen de partij over de kwestie van de vrede met Duitsland. Gedurende veertien dagen gaven zij in Petrograd hun eigen dagblad uit; in Moskou kregen zij de controle over de partijorganisatie.

    Maar met het uitbreken van de burgeroorlog sloten de linksen de gelederen met de rest van de partij en namen de strijd op.

    De explosie van ongebreidelde arbeidersdemocratie in die eerste dagen wordt goed weergegeven door het verslag van Ilyin-Genevski:

    “Een Volkscommissaris [minister] … was in sommige gevallen verplicht geen bevelen te geven, maar verzoeken te richten aan een bestuursorgaan dat aan hem ondergeschikt was. En dit eigen orgaan kon het niet eens zijn met de Volkscommissaris, en kon zijn verzoek weigeren. Dit soort dingen kwam vaak voor. Een breed democratisme in de gang van zaken kwam tot uitdrukking in de leuze ‘macht op lokaal niveau’.” (De bolsjewieken aan de macht, pg. 30)

    Zelfs in het rode leger waren critici van Trotski’s leiderschap – in wezen aanhangers van de guerrillaoorlog – in staat om zich te organiseren als een “militaire oppositie” en campagne te voeren voor hun opvattingen. Ze kregen ongelijk in de praktijk.

    Eind 1920 ontstond de zogenaamde Arbeidersoppositie, met een programma dat door Carr werd samengevat als “een mengelmoes van de algemeen verspreide ontevredenheid, voornamelijk gericht tegen de groeiende centralisatie van economische en politieke controles.” (De bolsjewistische revolutie, pagina 203)

    Hun standpunt werd maandenlang, dag na dag, in de partijpers uitgedragen. Een pamflet met hun zaak werd verspreid op het partijcongres van maart 1921, waar de kwesties volledig zouden worden besproken.

    De werkzaamheden van het congres werden echter dramatisch onderbroken door de opstand van matrozen op de marinebasis van Kronstadt, een eiland in de Baai van Finland tegenover Petrograd.

    De opstand van Kronstadt

    In 1917 behoorden de matrozen van Kronstadt tot de voorhoede van de revolutie. In 1921 was deze generatie naar de oorlogsfronten verdwenen en vervangen door dienstplichtige boeren, politiek onervaren, die onder anarchistische invloed kwamen.

    Getroffen door alle grieven van de boeren, die meer vrijheid eisten maar geen programma hadden om de problemen van het land op te lossen, voerden zij een gewapende opstand uit onder het motto “Weg met de bolsjewistische tirannie!”

    Dit vormde een meer ernstige bedreiging voor de arbeidersstaat dan de bendes gewapende opstandelingen die nog steeds in delen van het land rondzwierven. Kronstadt controleerde de toegang tot Petrograd. Met Kronstadt buiten controle van de regering, kon Petrograd niet verdedigd worden. Dit gaf de Witten en de imperialisten een unieke kans om een belangrijk centrum van de revolutie aan te vallen.

    De Baai van Finland was nog bevroren, verdedigd door zwaar geschut en door de Baltische Vloot, zou onneembaar worden. De tijd om de crisis op te lossen was zeer kort.

    De matrozen weigerden zich over te geven. Trotski, met de unanieme steun van de partijleiding, beval de aanval. Na dagen van bittere gevechten werd Kronstadt ingenomen door de bolsjewistische troepen.

     

    Het voortbestaan van de Sovjet-Unie hing weer eens aan een zijden draadje. Zou de opstand zich uitbreiden? Voor de afgevaardigden op het partijcongres was het duidelijk dat een vastberaden en verenigd leiderschap essentieel was. Openlijke verdeeldheid in de partij zou op dit punt door de vijand aangegrepen zijn om de arbeiders en boeren van hun stuk te brengen. Er werd besloten dat georganiseerde fracties binnen de partij moesten worden ontbonden.

    Lenin vatte de basis voor dit ongeziene standpunt een jaar later samen:

    “Als we onze ogen niet sluiten voor de werkelijkheid, moeten we toegeven dat op dit moment het proletarisch beleid van de partij niet wordt bepaald door de aard van haar leden, maar door het enorme onverdeelde prestige dat de kleine groep geniet die de “oude garde” van de partij genoemd zou kunnen worden. Een klein conflict binnen deze groep zou voldoende zijn, zo niet om dit prestige te vernietigen, dan toch om de groep zodanig te verzwakken dat zij beroofd zou worden van haar macht om het beleid te bepalen”. (Verzameld werk deel 33, pg 257)

    De centrale woorden waren “op dit moment”. De bolsjewieken wisten dat problemen niet door organisatorische maatregelen alleen konden worden opgelost; op de langere termijn kon eenheid alleen worden gebouwd op discussie, onderwijs en overeenstemming. Het ontzeggen van de rechten van de tendensen kon alleen gerechtvaardigd worden als een noodmaatregel om de onmiddellijke crisis het hoofd te bieden en die opgeheven moest worden zodra de situatie weer onder controle was.

    De strijd om de macht in de Communistische Partij

    De opstand van Kronstadt onderstreepte het explosieve ongenoegen dat onder de boeren was ontstaan door de opofferingen, tekorten en gedwongen vorderingen die hun tijdens de oorlogsjaren waren opgelegd. Er was geen uitzicht op een onmiddellijke doorbraak van de arbeidersklasse in het Westen. Het was duidelijk onmogelijk om het regime van het oorlogscommunisme voort te zetten zonder het risico van een algemene opstand.

    Lenin vatte de situatie in een eenvoudig voorbeeld samen:

    “Als we morgen 100.000 eersteklasse tractoren konden geven, ze van benzine konden voorzien, ze van monteurs konden voorzien… zou de gemiddelde boer zeggen: ‘Ik ben voor het communisme.’ Maar om dit te doen, is het eerst nodig de internationale bourgeoisie te verslaan, om haar te dwingen ons deze tractoren te geven.” (Achtste Congres van de R.C.P.(B.), 18-23 maart, 1919. “6. Verslag over het werk op het platteland.” Werken Vol. XXIV, p. 170.)

    Het tiende partijcongres van maart 1921 zag geen alternatief dan het opgeven van het oorlogscommunisme (voor het eerst bepleit door Trotski het jaar daarvoor) en het aannemen van wat de “Nieuwe Economische Politiek” (NEP) werd genoemd – een reeks concessies aan de kapitalisten en rijkere boeren die de landbouwproductie beheersten. Het gaf hen winstprikkels om de productie voor de markt op te voeren, als middel om de steden te voeden en de industrie nieuw leven in te blazen.

    Met de NEP slaagde men er ongetwijfeld in om de economie weer enigszins tot leven te brengen. In 1922 was de industriële productie gestegen tot 25 procent van het niveau van 1913, zij het hoofdzakelijk in de takken van de lichte industrie die aan de vraag van de boeren voldeden.

    Aan de andere kant betekende de NEP een ernstige terugval in het fundamentele streven van de arbeiders naar collectivisering en centrale planning van de economie. Het versterkte in hoge mate de zogenaamde “NEP-mannen” – een soort middenlaag die van de voortdurende tekorten profiteerde om te speculeren en de eigen zakken te vullen.

    De krachtsverhouding in de Russische maatschappij kantelde steeds verder tegen de arbeidersklasse. De koelakken en NEP-mannen deelden een bevoorrechte positie met de staatsbureaucratie. Deze lagen werden zelfzekerder en meer vastberaden om hun positie te consolideren. Hun druk op de arbeidersleiders nam toe.

    Victor Serge beschrijft de scheeftrekkingen die aan het ontstaan waren:

    “Onder onze ogen ontstonden nieuwe klassen: onderaan de ladder de werkloze die 24 roebel per maand ontving; bovenaan de ingenieur die 800 ontving; en daartussenin de partijfunctionaris met 222, maar die heel veel dingen gratis kreeg… Er was smerige, hartverscheurende armoede… terwijl de rijkdom arrogant en zelfvoldaan was… De jongeren dronken, de ouderen dronken, dronkenschap werd een plaag. En het ergste van alles was dat we de oude partij van de revolutie niet meer konden herkennen.” (Van Lenin tot Stalin, pg. 39)

    De bureaucratie vormde geen klasse in de marxistische zin (d.w.z. een sociale groepering met een noodzakelijke functie in het productiesysteem). Nu al ontaardde zij in een laag van parasieten, die het tekort aan vaardigheden uitbuitten om zich op legale wijze privileges toe te eigenen.

    Het was onvermijdelijk dat de spanningen toenamen tussen de “arrogante, zelfvoldane bureaucratie”, die zich in het staatsapparaat verschanste, en de overlevende bolsjewistische kaderleden. De bureaucratie kon niet gerust zijn zolang de macht in handen bleef van de revolutionaire marxisten. Een strijd om de controle over de Communistische Partij was inherent aan de situatie.

    In de partij werd het marxistische kader tot het uiterste belast door de eisen van de publieke taken, terwijl de gelederen van de partij werden aangezwollen door een massale toevloed van nieuwe leden. Het aantal leden steeg van 23.600 in februari 1917 tot 115.000 begin 1918, 313.000 een jaar later, en 650.000 in maart 1922.

    Veel van degenen die lid werden, vooral tijdens de donkere dagen van de burgeroorlog, waren militante arbeiders en jongeren die zich aangetrokken voelden tot de partij van de revolutie. Maar in toenemende mate begonnen ex-mensjewieken, bureaucraten, NEP-mannen en andere vijandige elementen, op zoek naar een nieuw werktuig voor hun politieke ambities, hun aandacht op de Communistische Partij te richten.

    Al in maart 1919 erkende het achtste partijcongres het gevaar:

    “Elementen die niet voldoende communistisch of zelfs regelrecht parasitair zijn, komen in een brede stroom de partij binnen. De Russische Communistische Partij is aan de macht, en dit trekt onvermijdelijk, naast de betere elementen, ook carrière makende elementen naar zich toe… Een serieuze zuivering is onontbeerlijk in de Sovjet- en partijorganisaties.” (Geciteerd door Carr, De bolsjewistische revolutie, pg 212)

    De interne partijstrijd raakte tijdens de oorlogsjaren op de achtergrond. De zuivering werd uiteindelijk in 1921-22 doorgevoerd. In tegenstelling tot de meedogenloze bureaucratische aanvallen op de oppositie van latere jaren, ook bekend als “zuiveringen”, bestond deze uit een zorgvuldig onderzoek door lokale partijorganisaties van hun leden, om te bepalen wie van hen door hun inzet en activiteit daadwerkelijk tot de communisten gerekend kon worden.

    Een ander besluit van het achtste congres resulteerde in de oprichting van een Volkscommissariaat van Arbeiders- en Boereninspectie (“Rabkrin”) in februari 1920, met als taak het bestrijden van “bureaucratie en corruptie in de Sovjetinstellingen”.

    Als Volkscommissaris belast met de nieuwe afdeling had het congres Jozef Stalin aangesteld – een partijlid met een lange staat van dienst, geen theoreticus maar een goed organisator, die buiten de partij zelf nauwelijks bekend was. In 1922 werd Stalin benoemd in een andere belangrijke administratieve functie: die van algemeen secretaris.

    Rabkrin faalde volledig in zijn taak. In de praktijk bestonden haar leden, zoals Trotski het uitdrukte, uit “arbeiders die elders waren omgekomen”. Of zoals Lenin opmerkte: “de beste arbeiders zijn meegenomen naar het front.” (Geciteerd door Carr, pg. 232-233)

    Maar er waren meer fundamentele redenen waarom het tij van bureaucratische aantasting niet kon worden gekeerd.

    Het achtergebleven karakter van Rusland werd politiek weerspiegeld in de zwakte van de arbeidersklasse ten opzichte van de boeren en de reactionaire klassen, nationaal en internationaal. Zoals Lenin het verwoordde:

    “Terwijl wij een land van kleine boeren blijven, is er in Rusland een solidere basis voor kapitalisme dan voor communisme.” (Geciteerd in Het Platform van de Gezamenlijke Oppositie, pg. 6)

    De sociale zwakte van de arbeidersklasse in de Sovjet-Unie kon niet worden overwonnen door administratieve maatregelen; de druk van de burgerij binnen het staatsapparaat kon niet worden weggenomen door het creëren van nieuwe bureaucratische structuren. De oplossing lag in de politieke regeneratie van de arbeidersklasse door de opmars van de revolutie op internationaal vlak.

    De invloed van de bureaucratie drong steeds meer door in de partij. Veel communisten, die opgingen in ingewikkeld administratief werk, werden al door de bureaucratie “geleid”.

    Zelfs de partijleiders kwamen onder druk te staan om zich aan te passen aan de “praktische” eisen van de bureaucratie, zich te concentreren op het creëren van stabiliteit in Rusland door organisatorische maatregelen, en de internationale revolutie naar de achtergrond te verschuiven.

    In de laatste periode van zijn actief leven, werd Lenin zich steeds meer bewust van de gevaren die de macht van de bureaucratie met zich meebracht. Op het elfde partijcongres in 1922 (het laatste dat hij bijwoonde) liet hij deze waarschuwing horen:

    “De [staats]machine weigerde te gehoorzamen aan de hand die haar leidde. Het was als een auto die niet reed in de richting die de bestuurder wenste, maar in een richting die iemand anders wenste: alsof hij werd bestuurd door een wetteloze, mysterieuze hand… misschien van een profiteur, of van een particuliere kapitalist, of van beiden.” (Verzameld werk, deel 33, pg 279)

    In deze periode trad Stalin op de voorgrond. Het waren niet zijn eigen persoonlijkheid of bekwaamheden, of zelfs zijn bewuste bedoelingen, die dit kleurloze individu veranderden in de tiran van latere jaren. Het aan de macht komen van Stalin was geheel en al een gevolg van het veranderende evenwicht van krachten in de maatschappij en de staat.

    De bureaucratie van de arbeidersstaat begon de “socialistische tendens” te isoleren, en elementen in de arbeidersleiding die politiek zwak waren te corrumperen. Stalin was een sleutelfunctionaris die “het meest consequent en betrouwbaar” bleek voor de bureaucratie. Zoals Trotski uitlegt:

    “(Stalin) bracht (de bureaucratie) alle noodzakelijke garanties: het prestige van een oude bolsjewiek, een sterk karakter, enge visie, en nauwe banden met de politieke machine… De kleinburgerlijke visie van de nieuwe heersende laag was zijn eigen visie. Hij geloofde heilig dat de taak om het socialisme te creëren nationaal en administratief van aard was.” (De verraden revolutie, pg. 93, 97)

    De uitzonderlijke centralisatie van de macht, teweeggebracht door de burgeroorlog, was voor de bureaucratie de natuurlijke regeringsmethode. Het verschafte de middelen om hun privileges te beschermen tegen de dreiging van toekomstige controle van de arbeidersklasse.

    Stalin speelde een centrale rol in de consolidatie van de positie van de bureaucratie binnen het partijapparaat. Vanaf 1922 installeerde hij systematisch zijn eigen volgelingen als afdelings-, district- en provinciesecretarissen. Dit gaf hem effectieve controle over de dagelijkse uitvoering van het beleid, de organisatie van vergaderingen, de verkiezing van congresafgevaardigden, enz.

    Deze manoeuvres maakten de weg vrij voor een frontale botsing met Lenin, Trotski en de rest van de bolsjewistische leiding.

    Het keerpunt

    1923-1924 betekende een keerpunt voor de Sovjet-Unie: het was een periode waarin de tegenstellingen in de staat en de partij in een beslissende politieke strijd uitbarstten.

    Tegen het einde van 1922 was Lenin erg ziek na een reeks beroertes. Het was niet langer zeker wanneer en of hij zijn politieke activiteiten zou hervatten.

    De bureaucratie stond vijandig en bevreesd tegenover Trotski – naast Lenin de meest gezaghebbende en onverbiddelijke marxistische leider van de partij. Toch waren enkele “oude bolsjewistische” leiders, geleid door politieke bekrompenheid, persoonlijke ambities en twijfelachtige loyaliteiten weigerachtig tegenover het feit dat Trotski, in afwezigheid van Lenin, zijn plaats aan het hoofd van het Politbureau zou innemen.

    In december 1922 vormden Zinovjev (toenmalig voorzitter van de Communistische Internationale) en Kamenjev (een naaste medewerker van Zinovjev) samen met Stalin een geheime fractie (later bekend als het trio, of triumviraat) met het specifieke doel: samenzweren tegen Trotski. Dit gaf hen een effectieve meerderheid in het zes leden tellende Politbureau en, als gevolg daarvan, een bevelend gezag over het centraal comité en de partij als geheel.

    Het was Lenin, vanop zijn ziekbed, die als eerste de betekenis inzag van wat er gebeurde, en die de strijd opende tegen Stalin en de bureaucratie.

    In een korte notitie, later bekend als zijn ‘testament’, schreef Lenin op 25 december 1922: “Kameraad Stalin, die secretaris-generaal is geworden, beschikt over een onbeperkte macht en ik ben er niet zeker van dat hij altijd in staat zal zijn die macht met voldoende voorzichtigheid te gebruiken…”

    Tien dagen later voegde hij toe;

    “Stalin is te onbeleefd, en dit gebrek, hoewel in ons midden, in het handelen en onder ons, communisten, heel goed te verdragen, wordt onverdraaglijk bij een secretaris-generaal. Daarom stel ik de kameraden voor na te denken over een manier om Stalin uit die functie te ontheffen en iemand anders in zijn plaats te benoemen die in alle andere opzichten verschilt van kameraad Stalin en die slechts één voordeel heeft tegenover hem. Namelijk dat hij toleranter, loyaler, beleefder en attenter voor kameraden is, minder wispelturig, enz… Deze omstandigheid lijkt misschien een verwaarloosbaar detail. Maar ik denk dat het, vanuit het oogpunt van voorzorgsmaatregelen tegen een splitsing, geen detail is en geen kleinigheid, maar iets dat van doorslaggevend belang kan worden.” (Verzamelde werken)

    Lenin verduidelijkte niet het ‘doorslaggevende belang’ van het gedrag van Stalin waarvoor hij vreesde, maar wat kon het anders betekenen dan dat Stalin, in conflict gekomen met de beste vertegenwoordigers van het marxisme in de partij, zich het werktuig zou voelen van vijandige krachten – de koelakken, de bureaucratie, de “kapitalisten” en de “profiteurs”?

    Dit inzicht zou mede Lenins verrassende eis kunnen verklaren om de algemeen secretaris zo snel na zijn benoeming af te zetten.

    Maar terwijl Lenin op zijn sterfbed lag, gedroegen Stalin en zijn fractie zich met toenemende arrogantie en misbruikten zij hun macht in weerwil van alle tradities van de partij.

    De zaak bereikte een hoogtepunt met Stalins bureaucratische inlijving van de Sovjetrepubliek Georgië in de USSR (gevormd op 30 januari, 1922) en zijn onderdrukking van de plaatselijke bolsjewistische leiders. Toen Lenin vernam wat er gebeurd was, vond hij dat een strijd tegen deze vreemde tendens in de partij niet meer langer kon worden uitgesteld.

    Te ziek om het twaalfde partijcongres in april 1923 bij te wonen, vertrouwde Lenin Trotski de taak toe om de Georgische bolsjewieken te verdedigen en een “bom” tegen Stalin af te leveren.

    Maar Stalin trok zich terug, accepteerde alle kritiek van Trotski en corrigeerde zijn formuleringen over de nationale kwestie. Trotski was op dit punt terughoudend om een publieke aanval op Stalin door te drukken, die zou worden gezien als een “machtsstrijd” om Lenins positie en het gevaar voor een mogelijke splitsing van de partij.

    Zo werd een confrontatie uitgesteld. Kort daarna kreeg Lenin nog een beroerte en werd hij tot zijn dood in januari 1924 van politieke activiteiten weerhouden.

    In de daaropvolgende maanden explodeerden de spanningen in de partij rond twee centrale kwesties: partijdemocratie en economisch beleid.

    Op het congres had Trotski een balans opgemaakt van de NEP en gewezen op de gevaarlijke achterstand in de industriële productie. Hij gebruikte een diagram van prijsveranderingen van industriële- en landbouwproducten om zijn punt te illustreren. Het had het uiterlijk van een open schaar: de landbouwprijzen lieten een neerwaartse lijn zien en de industriële prijzen een stijgende lijn.

    In maart 1923 bereikten de industriële prijzen 140 procent van het niveau van 1913, terwijl de landbouwprijzen waren gedaald tot minder dan 80 procent. Het probleem dat dit weerspiegelde, werd later de “schaarcrisis” genoemd.

    Trotski waarschuwde ervoor, dat als de industriële productie zou blijven dalen en de prijzen zouden blijven stijgen, een breuk tussen de boeren en de werkende klasse, tussen het platteland en de steden, onvermijdelijk zou worden.

    Het congres accepteerde Trotski’s argumenten voor een nieuwe wending binnen het kader van de NEP: het ontwikkelen van de staatssector op basis van een centraal plan, en het uitbreiden van de industrie, om uiteindelijk de particuliere sector te absorberen en te elimineren.

    Maar deze beleidswijziging bleef een dode letter. De bureaucratie, die aan de “particuliere sector” door banden van gemeenschappelijk privilege, gebonden was, had geen zin om die band te ondermijnen. In de praktijk bleef men net als voorheen vertrouwen op de koelakken om de productie voor winst te verhogen.

    In juli en augustus was er een golf van stakingen toen arbeiders hun frustratie over hun barre omstandigheden ventileerden. De leiders – velen van hen oude bolsjewieken – werden op bevel van de bureaucratie gearresteerd. Alle signalen toonden aan dat de ziekte in de partij een gevaarlijk niveau bereikte.

    Trotski waarschuwde. Het opsluiten van tegenstanders, legde hij uit, zou niets oplossen terwijl de directe oorzaken van het conflict bleven: gebrek aan economische planning en de greep van de bureaucratie op de partij.

    “Dit huidige regime,” schreef Trotski op 8 oktober aan het Centraal Comité, “staat veel verder van elke arbeidersdemocratie af dan het regime onder de strengste periode van oorlogscommunisme.” (Documents of the 1923 Opposition, page 2) De hiërarchie van secretarissen, van bovenaf benoemd, “creëerde de partijopinie,” domineerde de basis en zorgde ervoor dat kritische standpunten geen echt gehoor kregen.

    Binnen enkele dagen na Trotski’s protest werd een verklaring uitgegeven door 46 andere vooraanstaande partijleden, waarin ze hun kritiek uitten op de koers van het Politbureau en verschillende voorstellen om deze te corrigeren.

    Victor Serge, lid van de oppositie van 1923, legt hun algemene standpunt uit:

    “Het land naderde een onherstelbare economische crisis, een crisis die honderdtwintig miljoen boeren tegen de socialistische macht in beweging zou kunnen brengen waardoor de staat overgeleverd zou kunnen worden aan de genade van buitenlands kapitaal door het te dwingen te importeren (op krediet? En onder welke voorwaarden?) grote hoeveelheden gefabriceerde goederen. Om deze crisis te voorkomen moesten bepaalde maatregelen worden genomen voordat het te laat was.

    Deze maatregelen waren:

    (1) Het herstel van de democratie in de partij, zodat de invloed van de arbeiders voelbaar zou zijn; om de staatsbureaus te ventileren. Dit was de voor de hand liggende voorwaarde voor het succes van alle economische maatregelen.

    (2) Het aannemen van een plan voor industrialisatie en binnen enkele jaren een merkbare wederopbouw.

    (3) Om de middelen te verkrijgen die nodig zijn voor industrialisatie, dwing de welgestelde boeren om hun tarwe aan de staat te leveren.” (From Lenin to Stalin, page 40)

    Zo werden de lijnen van het interne partijconflict duidelijker getrokken. Het was een strijd tussen tegengestelde sociale krachten: tussen een tendens die zich baseerde op de arbeidersklasse, en een die de ‘welgestelde boeren’ en andere bevoorrechte groepen verdedigde.

    Het ‘trio’ en hun aanhangers werden door deze situatie in beroering gebracht. De verklaring van de 46 werd, tegen alle partijtradities in, verboden en Trotski werd veroordeeld voor het “aanstoken” ervan.

    Maar onder druk van de meerderheid van de partij (inclusief het leger en de jeugd) werd de bureaucratie gedwongen een stap terug te zetten. Ze accepteerden de eisen van de oppositie in woorden en verkondigden een “nieuwe koers” van vrijheid en democratie in de partij – maar hielden alle touwtjes van de macht in hun handen.

    Trotski antwoordde met een open brief aan partijleden op 8 december, waarin hij waarschuwde dat een “Nieuwe Koers” op papier niet genoeg was. Dat de partij niet kon worden teruggedraaid op de weg van het bolsjewisme tenzij de basis – en de jeugd in het bijzonder – handelde om “het partijapparaat te regenereren en te hernieuwen.” (The New Course, page 71)

    Deze brief werd onder de partijwerkers met enorm enthousiasme ontvangen – en door de bureaucratie als een oorlogsverklaring gezien. Het debat zou worden beslecht op het dertiende congres in januari 1924.

    De strijd in de partij van de Sovjet-Unie werd echter resoluut doorbroken door de ontwikkelingen in Duitsland in 1923.

    De nederlaag van de Duitse Revolutie

    De wankele stabiliteit van Duitsland ging er in januari 1923 onderdoor, toen Franse troepen het Ruhrgebied bezetten om gewapenderhand de “herstelbetalingen” op te eisen die de Duitse imperialisten moesten betalen als de prijs van hun nederlaag in de Wereldoorlog.

    De Duitse economie zakte ineen. De inflatie, die al in 1922 omhoogschoot, werd astronomisch – waarschijnlijk in de buurt van 1.000.000.000.000.000 procent in 1922-1923 !

    De levensstandaard van arbeiders en van de middenklasse stortte in. De arbeidersklasse draaide scherp naar links. Fabrieksraden ontstonden in oppositie tegen de reformistische vakbondsleiders. De KPD (Communistische Partij van Duitsland) groeide met tienduizenden. “Proletarische honderden” (arbeidersmilities) werden gevormd, waarbij tegen de herfst 60.000 arbeiders betrokken waren, die (volgens kapitalistische schattingen) over 11.000 geweren in beschikten.

    In twee deelstaten, Saksen en Thüringen, waren linkse SPD-regeringen aan de macht, die van de steun van de KPD afhankelijk waren.

    Op 11 augustus bracht een algemene staking de rechtse regering Cuno in Berlijn ten val. Duitsland verkeerde in een revolutionaire crisis.

    De arbeidersleiding was onvoorbereid. De KPD-leiding was verdeeld tussen de “centrum”, “linkse” en “rechtse” fracties, met de voorzichtige Brandler aan het hoofd. Aarzeling en onzekerheid kenmerkten de politiek van de partijleiding.

    De Comintern werd steeds meer beïnvloed door de strijd in de partij van de Sovjet-Unie. Het conservatisme en de kortzichtigheid van de bureaucratie, overgeslagen van de leiding van de Sovjetpartij, begon de overhand te krijgen.

    De vertegenwoordiger van de Comintern in Duitsland, Radek, gaf zijn volledige steun aan Brandler. Nog in juli adviseerde Stalin dat “de Duitsers in bedwang moesten worden gehouden en niet moesten worden aangespoord.” (Carr, The Interregnum 1923-1924, page 195)

    Pas met de val van de regering-Cuno accepteerde het Uitvoerend Comité van de Comintern (ECCI) Trotski’s argument dat er in Duitsland een strijd om de macht op de agenda stond, dat er dringend politieke en organisatorische voorbereidingen voor de gewapende opstand moesten worden getroffen.

    Maar tragisch genoeg werd dit beleid niet doorgezet. Trotski vat samen wat er is gebeurd:

    “Waarom leidde de Duitse revolutie niet tot een overwinning? De redenen daarvoor moeten allemaal worden gezocht in de tactiek, en niet enkel in de gegeven omstandigheden. Hier hadden we een klassiek voorbeeld van een gemiste revolutionaire situatie. Na alles wat het Duitse proletariaat de afgelopen jaren had doorgemaakt, kon het alleen tot een beslissende strijd worden geleid als het ervan overtuigd was dat de kwestie deze keer resoluut zou worden opgelost en dat de Communistische Partij klaar was voor de strijd en in staat was om de overwinning te behalen. Maar de Communistische Partij voerde de wending [naar opstand] weinig resoluut en na een zeer lange vertraging uit. Niet alleen rechts, maar ook links… had het proces van revolutionaire ontwikkeling tot september-oktober 1923 nogal fatalistisch bekeken.” (The Third International After Lenin, page 70)

    Het triumviraat was niet in staat om in te grijpen en de KPD-leiding een gedurfd revolutionair begrip van de situatie bij te brengen. Trotski werd opzettelijk geïsoleerd. De gevolgen waren desastreus. Zoals een naaste medewerker van Trotski in 1936 schreef (geciteerd in Ted Grant, The Rise and Fall of the Third International, pagina 28): “Toen de Duitse bourgeoisie eindelijk haar troepen verzamelde, een staat van beleg afkondigde, overging tot het offensief, capituleerde de [KPD] zonder strijd – dat wil zeggen, ze blies de opstand af.” (Het woord van de capitulatie bereikte Hamburg niet op tijd en er vond een geïsoleerde opstand plaats, die na dagen van gevechten werd neergedrukt.)

    Het falen van de KPD-leiding kostte de Duitse arbeidersklasse en de Europese revolutie de kans op een overwinning die de loop van de wereldgeschiedenis zou hebben veranderd. In plaats daarvan werd de KPD enkele maanden buiten de wet gesteld. Met massale Amerikaanse hulp werd de Duitse economie gestabiliseerd en trok het kapitalisme zich terug op, van de rand van de afgrond.

    Een paar maanden eerder weigerde de Bulgaarse Communistische massapartij, nadat haar leiders dogmatisch weigerden deel te nemen aan een eenheidsregering met de Boerenunie tegen een rechtse militaire staatsgreep. Ook in Polen werden de arbeiders, geïnspireerd tot actie door de Duitse gebeurtenissen, verslagen.

    Deze tegenslagen hadden een bepalend effect op de interne partijstrijd in Rusland. Vooral Duitsland werd altijd gezien als de sleutel tot de Europese revolutie. Nu werd duidelijk dat er de komende maanden of jaren geen steun van West-Europa kon worden verwacht.

    Er werd een vicieuze cirkel in gang gezet. De toenemende greep van de bureaucratie op de Sovjetpartij (en daardoor op de Comintern) werd een ernstig obstakel voor de ontwikkeling van revolutionaire politiek en leiderschap internationaal. De tegenslagen die hieruit voortvloeiden, versterkten op hun beurt de stromingen van demoralisatie en conservatisme waarop de bureaucratie gedijde.

    Minder gepolitiseerde arbeiders begonnen het vertrouwen in het marxistische perspectief van de internationale revolutie te verliezen. Voor de achterlijke lagen begon het scepticisme en cynisme van de bureaucratie er ‘realistisch’ uit te zien.

    “Een golf van depressie trok over Rusland,” schreef Serge, “en de bureaucratie ging drie jaar lang zijn eigen weg.” (From Lenin to Stalin, page 42)

     

    Vragen voor discussie:
    1. Toonden de nederlagen van revolutionaire bewegingen in Duitsland, Italië etc. in 1918-21 niet aan dat de Russische revolutie voorbarig was en gedoemd te mislukken?
    2. Heeft het meedogenloze regime van het ‘oorlogscommunisme’ niet de weg bereid voor het stalinisme?
    3. Waarom “stierf” de staat niet “af” onder bolsjewistische heerschappij zoals Lenin voorspelde?
    4. Liet het neerslaan van de opstand van de zeelieden in Kronstadt in 1921 niet zien dat de bolsjewieken autoritair waren?
    5. Als Stalin zo slecht was, hoe werd hij dan secretaris-generaal van de Communistische Partij?
    Verdere lectuur
    • Leon Trotski: ‘De Verraden Revolutie’, Marxisme.be 2015
    • Ted Grant en Alan Woods: ‘Lenin en Trotski: hun echte opvattingen’. https://nl.marxisme.be/2009/11/02/lenin-en-trotski-hun-echte-opvattingen/
    • Ted Grant: ‘Opgang en val van de Comintern’, online: https://nl.marxisme.be/1943/11/23/opgang-en-val-van-de-communistische-internationale-2/
    • 1918-1923: Revolutie in Duitsland, Marxisme.be 2018
    • Het ‘testament’ van Lenin: https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1922/testament/1.htm
  • Waar liep het fout na de Russische Revolutie van 1917 – deel 2

    Deel 2 – Internationaal isolement en opgang bureaucratie

    Vandaag hoor je wel eens de term ‘socialisme 2.0’ vallen. Daarmee wordt een onderscheid gemaakt met de dictatuur van het stalinisme in Rusland en elders. Alleen valt het op dat sommigen, waaronder de PVDA, die term vooral gebruiken om niet te moeten uitleggen waar het fout liep met het socialisme 1.0. Voor alle duidelijkheid: stalinisme was volgens ons geen ‘socialisme 1.0’ maar een karikatuur van het socialisme.

    Voor marxisten is het belangrijk om een zicht te hebben op het verleden om vandaag sterker te staan in de noodzakelijke strijd voor socialistische maatschappijverandering.

    Als bijdrage aan deze politieke opheldering publiceren we de eerste Nederlandse vertaling van de brochure ‘Hoe de bureaucratie de macht greep’ door George Collins, een militant van onze Zuid-Afrikaanse zusterorganisatie in de jaren 1980. Het is een oude tekst, uit 1986, maar nuttig als kernachtige brochure over de Russische ervaring.

    We publiceren de brochure in verschillende delen, telkens op zondag.

     

    Amerikaanse troepen in Vladivostok in 1918

    Deel twee: Isolement en degeneratie van de arbeidersstaat

    Nederlagen op internationaal vlak

    De machtige bewegingen van de arbeidersklasse die volgden op de Oktoberrevolutie, plaatsten de omverwerping van het kapitalisme doorheen Europa op de agenda.

    De overwinning van de arbeidersklasse in de ontwikkelde landen zou vervolgens ook de basis bieden om de verlammende economisch achterstand in Rusland in te halen, en de dreiging van een imperialistische aanval wegnemen.

    Zich internationaal organiseren, was essentieel om de in actie tredende arbeiders in de verschillende landen te verengingen en de strijd te leiden tegen de wereldwijde kapitalistische alliantie.

    De Tweede Internationale was geen instrument meer voor de arbeiders in hun strijd voor de macht (zie kader). Een nieuwe Internationale moest worden opgebouwd.

     

    De crisis van de leiding van de arbeidersklasse.

    Voor 1914 was de Tweede Internationale vastbesloten zich met alle middelen te verzetten tegen imperialistische oorlog, ook via de algemene staking. Wanneer de oorlog echter uitbrak, steunde de overweldigende meerderheid van haar leiding op actieve of passieve wijze de “eigen” regering.

    Wat ligt aan de oorsprong van dit vreselijke verraad?

    De Tweede Internationale werd in 1889 opgericht als een federatie van (hoofdzakelijk Europese) sociaaldemocratische partijen die, in het algemeen, het marxisme aanhingen. Ze werd opgebouwd in een periode van imperialistische expansie en, over het algemeen, stabiele groei in de ontwikkelde kapitalistische landen. Dit was van beslissende invloed op haar karakter.

    Belangrijke gevechten werden gestreden onder de vlag van de Internationale. Grote toegevingen werden afgedwongen – democratische rechten, hogere lonen en betere arbeidsvoorwaarden. In dit proces ontstond een opgeleide en relatief goedbetaalde “arbeidersaristocratie”. De leiding kwam steeds meer uit deze laag, samen met een groep intellectuelen die besloten hun carrière op te bouwen in de arbeidersbeweging.

    Verwijderd van de dagelijkse strijd van de arbeiders voelden deze leiders zich steeds comfortabeler met een goedbetaalde job als parlementair of verantwoordelijke in de partij of vakbond. Onvermijdelijk beïnvloede hun omgeving ook hun ideeën. Hun perspectief werd samengevat in de theorie van het “reformisme” zoals de Duitse sociaaldemocraat E. Bernstein die formuleerde – die stelt dat het kapitalisme gradueel weg “hervormd” kan worden via vreedzame parlementaire methodes.

    Dit betekende dat de strijd om het kapitalisme omver te werpen stilletjes naar de achtergrond kon worden geduwd. De “strijd” kon geleid worden vanuit zachte parlementaire zetels – met een mooi loon, betaald door de staat!

    De reformistische tendens nam steeds dominantere proporties aan. Onvermijdelijk leidde het tot toenemende samenwerking met de kapitalistische klasse. Arbeidersleiders raakten steeds meer betrokken in verschillende staatsorganen. Publieke functies gaven hen bijkomende privileges.

    Door deze invloeden werd een nationalistisch perspectief gecultiveerd. Het perspectief van de sociaaldemocratische leiders beperkte zich steeds meer tot de nationale instellingen en het lokale bestuur. Hun band met de internationale beweging beperkte zich tot sentimentele banden en lege retoriek.

    De catastrofale gevolgen van dit graduele proces van politieke degeneratie werden zichtbaar in augustus 1914, toen de reformisten bijna unaniem de zijde kozen van de kapitalistische staat. Strijd van de arbeiders om het kapitalisme omver te werpen zou vanaf dan op openlijk en furieus verzet van de reformistische leiders stoten.

     

    Begin 1919 werd een belangrijke brief verzonden naar organisaties van revolutionaire arbeiders in verschillende landen. De brief werd ondertekend door Lenin en Trotski namens de Russische Communistische Partij (de nieuwe naam van de Bolsjewistische Partij) en arbeidersleiders uit verschillende landen. De organisaties werden uitgenodigd voor een congres in Moskou. De bedoeling van het congres werd als volgt omschreven:

    “Het congres moet een gezamenlijk strijdfront vormen met als doel de permanente coördinatie en het systematisch leiderschap van de beweging te bekomen, een centrum van de Communistische Internationale, die de belangen van de beweging in verschillende landen ondergeschikt maakt aan de belangen van de internationale revolutie” (Geciteerd in Degras, Volume 1, page 5)

    Tijdens dit congres, dat plaats vond van 2 tot 6 maart 1919, werd de Communistische (Derde) Internationale gesticht.

     

    Uit de “platformtekst van de Communistische Internationale”, aangenomen op het stichtingscongres

    “Het imperialistisch systeem valt uiteen. Gisting in de kolonies, gisting in de vroeger kleine, afhankelijke naties, opstanden van het proletariaat, succesvolle revoluties in sommige landen, desillusie in de imperialistische legers … – dit is de stand van zaken overal in de wereld vandaag…

    “Er is slechts één kracht die [de mensheid] kan redden, en dat is het proletariaat… het moet echte orde creëren, communistische orde. Het moet de heerschappij van het kapitaal breken, oorlog onmogelijk maken, de staatsgrenzen afschaffen, de hele wereld omvormen tot een samenwerkende gemeenschap…

    “De groei van de revolutionaire beweging in alle landen, het gevaar dat de alliantie van kapitalistische staten deze beweging zal versmachten, en, ten laatste, de absolute noodzaak om de proletarische actie te coördineren – dit alles moet leiden tot de oprichting van een waarlijk revolutionaire, waarlijk proletarische communistische Internationale.

    “De Internationale … zal de internationale assistentie tussen het proletariaat van verschillende landen belichamen… [Ze] zal de uitgebuite koloniale volkeren ondersteunen in hun strijd tegen het imperialisme, om het imperialistische wereldsysteem ten val te brengen.”

     

    De inspirerende stappen voorwaarts van de arbeidersklasse in 1918-1919 waren echter slechts het startschot van een uitgerekte periode van revolutie en contrarevolutie. In dit proces van opgang en neergang van de klassenstrijd in Europa waren de arbeiders niet in staat om hun verworvenheden te behouden.

    Twee belangrijke factoren lagen aan de basis van een reeks nederlagen: ten eerste het doelbewuste verraad van de sociaaldemocratische leiders; ten tweede de onvolwassenheid van de revolutionaire stroming in de arbeidersbewegingen buiten Rusland – m.a.w. de zwakte van echte marxistische leiders, zelfs in die partijen die deel uitmaakten van de Derde Internationale.

    In Duitsland hadden grote delen van de arbeidersklasse nog illusies in de reformistische SPD-leiding. In november 1918 werden de reformisten, onder leiding van Noske en Scheidemann, in een regering geduwd, als bewuste agenten voor de contrarevolutie.

    Hun strategie bestond erin om de arbeidersklasse te overhalen de autoriteit van het “democratische” kapitalistische parlement te aanvaarden. Vervolgens hervormden ze het leger met als doel de arbeidersraden te vernietigen.

    Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht, de briljante revolutionaire leiders van de Duitse arbeidersbeweging, werden in januari 1919 vermoord door de militaire reactie die hun vroegere partijgenoten en kameraden hadden ontketend.

    Maar de Duitse kapitalisten bleven erg zwak en de arbeidersbeweging was allesbehalve verslagen. Veel gevechten moesten nog worden uitgevochten voordat de kwestie van machtsovername voor een langere tijd beslecht zou zijn.

    Het lidmaatschap van de Communistische Internationale (“Comintern”) kende een explosieve groei. 51 nationale afdelingen, met een gecombineerd lidmaatschap van 2,8 miljoen leden (waarvan slechts 550.000 in de USSR) waren vertegenwoordigd op het derde congres in 1921.

    Veel verschillende politieke tendensen werden opgenomen in de Internationale, variërend van “centristische” (d.w.z. tussen het marxisme en reformisme: revolutionair in woorden maar terughoudend in de praktijk) tot ultralinkse.

    In Hongarije waren het de fouten van de ultralinkse communistische leiding die tot de nederlaag van de radenrepubliek leidde. Door hun weigering om het land te verdelen onder de boeren en dogmatisch vast te houden aan de nood tot de collectivisering van het land van de grootgrondbezitters, konden ze de steun van de boeren niet winnen en het land niet verenigen.

    Toen de contrarevolutie toesloeg in de vorm van een invasie van Roemeense en Tsjechoslowaakse legers, waren de boeren niet bereid te vechten voor een regering die weigerde hun meest elementaire eisen in te willigen.

    In augustus 1919, na vier maanden van heroïsch weerstand, viel de arbeidersrepubliek. Een gruwelijk bloedbad volgde voor de arbeiders tijdens de reactionaire terreur nadien.

    In Italië was het gebrek aan ruggengraat van de “revolutionaire”, centristische leiders die de overwinning onmogelijk maakte.

    Een massale golf van fabrieksbezettingen in 1920 creëerde een revolutionaire situatie met sovjets die de fabrieken controleerden en rode gardisten die ze verdedigden. De kapitalistische staat was verlamd. De uitdaging was om de arbeiders te mobiliseren en te bewapenen voor de verovering van de macht.

    De “marxistische” leiders van de Italiaanse Socialistische Partij moesten onder druk van de basis hun steun uitspreken voor de Comintern. In realiteit waren ze verdeeld en zelfs de “maximalisten” (de linkerzijde) lieten na om de leiding over de strijd te nemen. Zo kon het initiatief overgaan naar de reformisten, die de macht aan de kapitalisten teruggaven – zoals gewoonlijk – in ruil voor enkele tijdelijke toegevingen.

    In Frankrijk, Ierland, Groot-Brittannië, Nederland, en vele andere landen slaagde de kapitalistische klasse erin om terug de controle te verwerven over de situatie met de hulp van de reformistische arbeidersleiders. Dit werd steeds mogelijk gemaakt door de afwezigheid van een ervaren, marxistische leiding die in staat zou zijn om gebruik te maken van de enorme mogelijkheden en de reformisten te isoleren, zoals de bolsjewieken hadden gedaan in Rusland.

    Tegen 1921 kwam de arbeidersstrijd internationaal in een tijdelijke impasse terecht. Een bijzondere en gevaarlijke samenloop van krachten ontwikkelde zich: enerzijds consolideerde de kapitalistische klasse internationaal haar positie, anderzijds bleef de Russische arbeidersstaat geïsoleerd en uitgeput achter.

     

    De uitputting van de Sovjet-democratie

    De Russische arbeiders overleefden de burgeroorlog, maar tegen een verschrikkelijke prijs.

    Tegen 1920 was de productie in de grootindustrie gedaald naar 14% van het niveau in 1913. De landbouwproductie viel terug met 16% tussen 1917 en 1921. De staalproductie bedroeg 5% van het niveau in 1913.

    In 1921 en 1922 heerste er hongersnood in het oosten en zuidoosten van Rusland, wat leidde tot de dood van 5 miljoen mensen. Het dreef geïsoleerde gemeenschappen naar barbarij en zelfs kannibalisme. Het elan van 1917 veranderde in wanhoop, de wilskracht om de maatschappij te veranderen sloeg om naar een grimmige strijd om te overleven.

    Een politieke democratie kan niet overleven onder deze condities. Elke oorlog vraagt een strakke centralisatie van het commando over middelen en mankracht.  Bovendien wordt een revolutionaire burgeroorlog niet alleen bevochten op het militaire front, maar ook tegen deze groepen die onzichtbaar in de maatschappij de contrarevolutie ondersteunen.

    De Oktoberrevolutie steunde op het bondgenootschap tussen de arbeidersklasse en de boeren. Die laatsten hadden de arbeidersstaat ondersteund omdat die hen vrede en land had gegeven.

    Maar de ontberingen van de oorlog ondermijnden de steun van de boeren voor de revolutie. Gefabriceerde goederen waren amper te verkrijgen, terwijl voedselvoorraden van de boeren voor het Rode Leger en de steden werden opgevorderd.

    Enkel de brutaliteit van de Witte legers, en de intentie om grootgrondbezitters terug land te geven, voorkwam dat grote delen van het boerenbestand zich niet achter de contrarevolutie schaarde.

    Vrijheid van meningsuiting en organisatie kon niet in stand worden gehouden, als de samenleving in tweeën was gesplitst en de arbeidersmacht aan een zijden draadje hing. Vijandige elementen, agiterend rond de klachten van de massa’s, zouden het land in rebellie kunnen doen ontvlammen hebben en de deur voor de contrarevolutie hebben kunnen openzetten. Trotski legde uit;

    “We vechten op leven en dood. De media zijn een wapen, niet van een abstracte samenleving, maar van twee niet verenigbare, bewapende en strijdende kanten. We vernietigen de media van de contrarevolutie, op dezelfde manier als we haar versterkte posities hebben vernietigd, haar winkels, haar communicatie en haar geheime dienst.” (Terrorisme en communisme, pagina 80)

    Deze periode stond bekend onder de naam: “oorlogscommunisme”. In die economie werd de consumptie van ’s lands enorm schaarse goederen strikt gecontroleerd. Tegelijkertijd, in de verwachting van de overwinning van de Duitse arbeidersklasse, hoopte de Sovjetregering de wissel te kunnen maken tussen controle over de distributie naar controle over de productie. Men gebruikte de methodes van het oorlogscommunisme als startpunt voor een geplande socialistische economie.

    Reformisten en ex-marxisten toonden zich verontwaardigd bij de meedogenlozen maatregelen die de bolsjewisten gedwongen waren te nemen om de contrarevolutie neer te slaan. “Wat is het verschil”, vroegen ze, “tussen de methodes van het bolsjewisme en die van het Russische rijk onder de tsaar ?” Trotski antwoordde:

    “Versta je dit niet, heilig man ? We zullen het je uitleggen. De terreur van de tsaar wurgde de arbeiders die vochten voor een socialistische samenleving. Bijzondere commissies worden aangesteld om huisbazen, kapitalisten en generaals dood te schieten die het kapitalisme willen herinstalleren. Snap je dit… verschil? Ja? Voor ons communisten is het duidelijk.”(Terrorism and Communism, pages 78-79)

    Repressie, werd door de bolsjewieken echter gezien als een uitzonderlijke en tijdelijke methode, die ze gedwongen waren te gebruiken door de imminente dreiging van de reactie. Zelfs onder deze moeilijke condities was er ruimte voor verzoening met politieke tegenstanders, op voorwaarde dat ze de arbeidersstaat in de praktijk steunden en op basis daarvan campagne voerden voor hun beleid.

    Er is op geen enkel moment door de bolsjewieken het idee van een ‘eenpartijstaat’ naar voren geschoven, aangezien er hiervoor ook geen marxistisch argument bestaat.

    In de praktijk sloten diegenen die de revolutie steunden zich evenwel in grote getallen aan bij de bolsjewieken. De oppositiepartijen werden steeds meer bij de vijanden van de arbeidersstaat achtergelaten. Ze vochten, en ze verloren.

    In juni 1918 sloten de sovjets de rechtse sociaal revolutionairen en mensjewieken uit hun rangen als gevolg van hun betrokkenheid in de contrarevolutie.

    Eind augustus in 1920 hielden de mensjewieken hun partijconferentie in Moskou, en kregen er ook media-aandacht voor. Maar tegen 1921 hadden de meeste mensjewistische leiders Rusland verlaten, om hun campagne tegen de arbeidersstaat vanuit het buitenland verder te voeren.

    Het congres van de Communistische Partij van 1921 erkende dat de arbeidersdemocratie opgebouwd moest worden. Maar de basis voor arbeidersdemocratie – de eenheid, organisatie en revolutionaire energie van de arbeidersklasse – werd ondermijnd door de bovenmenselijke moeite die nodig is geweest voor het winnen van de oorlog.

    De ineenstorting van de industrie betekende een decimering onder de rangen van de arbeiders:

    “Tegen 1919 was het aantal arbeiders dat in de industrie werkte afgezwakt naar 76% van het niveau in 1917. Tegen 1920 was het aantal arbeiders in de industrie teruggevallen van drie miljoen in 1917 tot 1.240.000. In twee jaar tijd was de arbeidersbevolking in Petrograd gehalveerd.” (A. Woods and E. Grant, Lenin and Trotsky: What they really stood for, page 75)

    De politieke kaders van de arbeiders – de klassenbewuste activisten die hun collega’s hadden gemobiliseerd, stakingen hadden geleid, wapens opgenomen hadden, aan de wieg gestaan hadden van de sovjets en ze ook geleid hadden – waren bijna allemaal verdwenen. Zoals Ilyin-Genevsky in Petrograd al in de begindagen van de oorlog optekende:

    “Het front riep voor versterkingen – voor zowel soldaten van het rode leger als leidinggevende figuren… Het comité van Petrograd zond 300 van zulke personen, leden van onze partij, naar het front. We moesten onze beste krachten opofferen aan de eisen van het front” (De bolsjewieken aan de macht, pagina 116-117)

    Duizenden van deze revolutionaire kaders stierven in de oorlog. De meeste van de overlevenden werden opgenomen in de ministeries van de arbeidersstaat.

    De werkkrachten die overbleven in de fabrieken veranderden naar het tegenovergestelde van de revolutionaire voorhoede van 1917. Al in 1919 waarschuwde een afgevaardigde op het vakbondscongres:

    “We zien in een groot aantal industriële centra dat de arbeiders opgenomen worden in de boerenmassa, en in plaats van een bevolking van arbeiders krijgen we een halve boeren of soms zelfs een volledige boerenpopulatie.” (Geciteerd door Woods en Grant, pagina 75)

    Met de klassenbewuste arbeiders die gedecimeerd en verspreid waren, met de werkkrachten van ruwe semi-boeren in de fabrieken die dag en nacht worstelden om de productie voort te zetten met de versleten apparatuur en de voortdurende tekorten, hielden de sovjets op te functioneren.

    Het Al-Russische Congres van de Sovjets, dat normaal elke drie maand samenkwam, was maar één keer per jaar samengekomen tegen 1918; en zelfs die vergaderingen waren onvolledig voorbereid.

    Door volledige uitputting waren de massa’s niet meer in staat om directe macht uit te oefenen. Deze factor was bepalend voor de ontaarding van de Russische arbeidersstaat.

    Maar, men kan de vraag stellen, of de bolsjewieken er niet voor hadden kunnen zorgen dat de staat een politiek instrument van de arbeidersklasse had kunnen blijven? Ze waren aan de macht – waarom konden ze de bureaucratisering niet uitroeien en een socialistisch beleid voeren?

    Deze vraag is ook belangrijk om duidelijk te maken waarom, vandaag, echte socialistische eisen onmogelijk zijn zonder massale participatie van de arbeidersklasse in het bestuur van elk staatsorgaan.

    In de volgende drie paragrafen wordt nader ingegaan op de objectieve obstakels waarmee de bolsjewieken werden geconfronteerd, de beperkingen van hun controle over het staatsapparaat bij gebrek aan functionerende sovjets en de gevolgen van de veranderende situatie voor de Communistische Partij zelf.

     

    Bureaucratie en de arbeidersstaat

    Lenin legde, kort voor de Oktoberrevolutie, de aard van de arbeidersstaat op een briljante manier uit in zijn boek Staat en Revolutie:

    “Naast een immense uitbreiding van de democratie, die voor het eerst een democratie voor de armen wordt… brengt de dictatuur van het proletariaat een reeks beperkingen met zich mee van de vrijheid van de onderdrukkers, de uitbuiters en de kapitalisten. We moeten ze onderdrukken om de mensheid te bevrijden van loonslavernij; hun verzet moet met geweld worden verpletterd… maar het is nu de onderdrukking van de uitbuitende minderheid door de uitgebuite meerderheid. Een speciaal apparaat, een speciale machine voor onderdrukking, de ‘staat’, is nog steeds nodig, maar dit is al een overgangsstaat…” (zie pagina’s 107-110)

    Het “afsterven” of het “oplossen” van de staat als gespecialiseerd orgaan van onderdrukking en controle, als gewapende lichamen van mannen die losstaan van de massa van het volk – dit is de politieke maatstaf van de heerschappij van de arbeiders. Lenin vat samen wat het betekent.

    “De uitbuiters zijn natuurlijk niet in staat om het volk te onderdrukken zonder een zeer complexe machine.. Maar het volk kan de uitbuiters onderdrukken met een zeer eenvoudige ‘machine’… door de eenvoudige organisatie van de gewapende massa’s (zoals de Sovjets van Arbeiders en Soldaten Afgevaardigden…)” (pagina 110)

    Hoe zou deze “eenvoudige machine” in de praktijk werken? Hoe kunnen arbeiders controle over de staat die ze hebben gecreëerd, blijven uitoefenen en de groei van een militaire en bureaucratische elite voorkomen? Lenins basisrichtlijnen zijn vandaag de dag nog net zo geldig als op de dag dat ze werden geschreven:

    1. “Geen enkele ambtenaar krijgt een hoger loon dan de gemiddelde geschoolde werknemer…”
    2. “Administratieve taken moeten worden geroteerd tussen de breedste lagen van de bevolking om de kristallisatie van een ingegraven kaste van bureaucraten te voorkomen.”
    3. “Alle werkende mensen moeten wapens dragen om de revolutie te beschermen tegen bedreigingen uit alle windstreken, zowel intern als extern.”
    4. “Alle macht zou bij de sovjets komen te liggen. De samenstelling van de Sovjets, basisafgevaardigden van de werkplaatsen, die direct werden teruggeroepen, verplichten de afgevaardigden om verslag uit te brengen aan de massabijeenkomsten van hun arbeiders… en zo te zorgen voor een maximale massaparticipatie.” (R. Silverman and E. Grant, Bureaucratism or workers’ Power?, page 3)

    De revolutie had de oude tsaristische staat in die mate vermorzeld dat de meest reactionaire generaals en edelen aan het hoofd van de ministeries en de strijdkrachten werden verdreven. De communisten namen hun plaats in waar mogelijk. Maar een grondige transformatie van het staatsapparaat was onmogelijk met de middelen van de geïsoleerde Sovjet-Unie. De bolsjewieken telden in februari slechts 23.600 leden. Een minderheid van dit aantal vormde het kader van de partij, in staat om anderen te leiden en in de strijd voor het partijprogramma. Het staatsapparaat, daarentegen, telde honderdduizenden ambtenaren.

    “Specialisten” en ervaren ambtenaren van het oude regime konden niet worden vervangen; zij moesten worden behouden, zelfs als dat zou betekenen dat ze met privileges zouden worden omgekocht. In de stad Vyatka bijvoorbeeld, waren in 1918 niet minder dan 4476 van de 4766 ambtenaren oudgedienden van de Tsaar.

    Trotski legde in zijn boek, De Verraden Revolutie uit, hoe groot de impact hiervan was: “Een arbeidersstaat is een brug tussen een burgerlijke (kapitalistische) en socialistische samenleving.” Haar taak bestaat erin om een samenleving te creëren van overvloed door op een geplande manier om te gaan met haar middelen, waardoor de klassentegenstellingen – en de staat zelf als een orgaan van klassen heerschappij – zullen verdwijnen.

    Doorheen de eerste fase moet de arbeidersstaat binnen het economisch kader dat hij heeft overgeërfd van het kapitalisme opereren. Men moet de vaardigheden gebruiken van die mensen die hun opleiding onder het kapitalisme hebben gekregen, en de methodes die van tel waren onder het kapitalisme zoals arbeidsverdeling, de uitbetaling van lonen, e.d…

    De hele ontwikkeling van de arbeidersstaat wordt dus bepaald door “de veranderende relatie tussen de burgerlijke en socialistische tendensen” (pagina 54) – bijvoorbeeld, tussen de overblijvende elementen van het oude burgerlijke staatsapparaat en de methode van top-down controle ervan, en de ontwikkeling van een arbeidersklasse georiënteerde bottom-up beheer.

    Enkel door de toenemende zeggenschap van de arbeidersklasse over de samenleving kunnen de laatste restanten van het kapitalisme uitgeroeid worden.

    In het achtergebleven Rusland hadden de sovjets echter opgehouden te bestaan als organen van het gewapende volk. Het dagelijks bestuur was in handen van een leger van niet-communistische ambtenaren, die het perspectief van de bevoorrechte lagen in de samenleving vertegenwoordigen.

    Bureaucratie in een achtergesteld land, legde Trotski uit, is een product van die achtergesteldheid zelf – de zwakte van de arbeidersklasse, haar gebrek aan vaardigheden, en de positie van macht waarvan de ambtenaren kunnen genieten:

    “De basis van de bureaucratische heerschappij is het gebrek van de maatschappij aan consumptiegoederen, met de daaruit voortvloeiende strijd van ieder tegen allen. Als er genoeg goederen in een winkel zijn, kunnen de klanten komen wanneer ze willen. Als er slechts weinig goederen zijn, kunnen de kopers nog steeds komen wanneer ze willen, maar wanneer er een tekort aan goederen is, moeten de klanten in de rij staan. Als de rijen erg lang zijn, is het nodig om een politieagent aan te stellen om de orde te handhaven. Dat is het startpunt van de Sovjet-bureaucratie. Zij ‘weet’ wie iets moet krijgen en wie moet wachten.” (Revolution betrayed, pg 112)

    Daarmee wordt de bureaucratie in een geïsoleerde, achtergestelde arbeidersstaat niet ineens overbodig om nadien “weg te sterven”. In de mate dat de “onderontwikkelde” arbeidersklasse niet in staat is om haar functies over te nemen, krijgt de bureaucratie, minstens voor een periode, een objectieve reden om haar bestaan te rechtvaardigen.

    Via de bureaucratie werd de druk van de reactionaire klassen uitgeoefend op en binnen de Russische arbeidersstaat. Dit werd steeds duidelijker naarmate de uitputting van de sovjets, de ambtenaren meer vrijheid gaf om te handelen zoals zij dat wilden.

    De politieke vertegenwoordigers van de arbeidersklasse, georganiseerd in de Communistische Partij, werden steeds meer tot een hard bevochten strijd tegen de bureaucratie gedwongen.

    Lenin, die in de laatste twee jaar van zijn leven door ziekte werd geveld, werd zich sterk bewust van de gevaren van de situatie. Op het vierde Comintern-congres in 1922 gaf hij de internationale afgevaardigden deze openhartige inschatting van de situatie in Rusland:

    “Ongetwijfeld hebben we een heleboel domme dingen gedaan, en zullen we dat nog doen… Waarom doen we deze dwaze dingen? De redenen zijn duidelijk: ten eerste, omdat we een achtergesteld land zijn; ten tweede, omdat het onderwijs in ons land op een laag niveau staat; ten derde, omdat we geen hulp van buitenaf krijgen. Geen enkel ontwikkeld land helpt ons. Integendeel, ze werken ons allemaal tegen; ten vierde is onze staatsmachinerie de schuldige. Wij hebben de oude staatsmachinerie overgenomen, en dat was ons ongeluk. Heel vaak werkt dit apparaat tegen ons… We hebben nu een enorm leger van overheidspersoneel, maar het ontbreekt ons aan de voldoende opgeleide krachten om werkelijk controle over hen uit te oefenen.” (Lenin, Het vierde Congres van de Communistische Internationale, pagina 19)

    Met “opgeleide krachten”, bedoelde Lenin communistische arbeiders, georganiseerd en in staat om de “specialisten” te controleren. Lenin kon geen onmiddellijk antwoord geven aan het probleem, omdat er in Rusland zelf geen was.

    “In al onze agitatie,” zei Lenin, “moeten we uitleggen dat de tegenslag die we hebben gehad, een internationale tegenslag was, dat er geen andere weg is, dan een internationale revolutie.” (Geciteerd door Trotski in zijn ‘Geschiedenis van de Russische Revolutie’)

    Met andere woorden, enkel de verovering van macht door de arbeidersklasse in ontwikkelde landen, en het verlenen van grootschalige technische bijstand aan hun broeders en zusters in Rusland, zouden de basis voor de bureaucratische macht kunnen wegnemen.

     

  • Waar liep het fout na de Russische Revolutie van 1917?

    Deel 1 – De Russische Revolutie van 1917

    Vandaag hoor je wel eens de term ‘socialisme 2.0’ vallen. Daarmee wordt een onderscheid gemaakt met de dictatuur van het stalinisme in Rusland en elders. Alleen valt het op dat sommigen, waaronder de PVDA, die term vooral gebruiken om niet te moeten uitleggen waar het fout liep met het socialisme 1.0. Voor alle duidelijkheid: stalinisme was volgens ons geen ‘socialisme 1.0’ maar een karikatuur van het socialisme.

    Voor marxisten is het belangrijk om een zicht te hebben op het verleden om vandaag sterker te staan in de noodzakelijke strijd voor socialistische maatschappijverandering.

    Als bijdrage aan deze politieke opheldering publiceren we de eerste Nederlandse vertaling van de brochure ‘Hoe de bureaucratie de macht greep’ door George Collins, een militant van onze Zuid-Afrikaanse zusterorganisatie in de jaren 1980. Het is een oude tekst, uit 1986, maar nuttig als kernachtige brochure over de Russische ervaring.

    We publiceren de brochure in verschillende delen, telkens op zondag.

     

    Inleiding

    Een jonge Zuid-Afrikaanse activist, de 20-jarige kameraad Bongani van de ondergrondse beweging in de township Tumahole, weerspiegelt de houding van serieuze strijders over de hele wereld ten opzichte van de noodzaak van socialistische theorie. Op de vraag van een journalist wat “de opvoeding van mensen” kan betekenen, antwoordde hij:

    “Ik bedoel het soort onderwijs waarmee alle mensen tevreden zijn omdat ze betrokken zijn bij de besluitvorming in het belang van iedereen.

    “Bijvoorbeeld, wanneer het gaat over de Russische Revolutie van 1917, zal het Bantoe-onderwijs [discriminerend onderwijssysteem opgelegd aan zwarten door de Zuid-Afrikaanse staat] je een aantal zaken vertellen over het feit dat Rusland een communistisch land is en over hoe slecht het communisme is.”

    “Ze zullen je niet de ware feiten vertellen over wat er in die tijd in Rusland is gebeurd …”

    “Zou je in dit land socialisme willen ?”

    “Ja, want het gaat met het kapitalisme komaf maken.”

    “Wat versta je onder kapitalisme?”

    “Het is een systeem van privé-eigendom waarbij bepaalde individuen de productiemiddelen bezitten. Mijn ouders kunnen van maandag tot en met vrijdag een productie van R1.000 realiseren, maar ze krijgen bijvoorbeeld R50. Onze ouders worden dus uitgebuit waardoor bepaalde individuen rijk kunnen worden.

    “Daarom geef ik de voorkeur aan socialisme, omdat dan de arbeidersklasse de productie zal controleren.” (Financial Mail, Johannesburg, 31 oktober 1986)

    Het is niet toevallig dat deze kameraad het voorbeeld van de Russische revolutie gebruikt om dit punt te illustreren. De eerste (en tot nu toe enige) bewuste socialistische revolutie in de wereld, bewees onweerlegbaar de mogelijkheid om de heerschappij van de reactionaire klassen omver te werpen en de heerschappij van de arbeidersklasse te vestigen.

    Ondanks systematische verdraaiingen door de kapitalistische media en het onderwijssysteem, zijn arbeiders, jongeren en boeren (vooral in de ontwikkelingslanden) zich bewust van de verbazingwekkende omvorming van Rusland, na de Oktoberrevolutie, van een achterlijk boerenland naar een supermacht.

    Daarom is de Russische revolutie miljoenen onderdrukte mensen blijven inspireren met vertrouwen in hun eigen overwinning. Om dezelfde redenen bevat geen enkele andere gebeurtenis meer fundamentele lessen voor de arbeidersbeweging van vandaag.

    Wat zijn de “ware feiten over wat er in die tijd in Rusland is gebeurd?” Met welk programma veroverde de Russische arbeidersklasse de macht? Zijn de fundamentele doelstellingen van dat programma vandaag nog steeds van toepassing in onze strijd ?

    Kameraad Bongani noemt Rusland een ‘communistisch’ land. In hoeverre is het programma van de revolutie van 1917 in de praktijk gebracht? In hoeverre is Rusland in de richting van het communisme gegaan ?

    Politiek bewuste arbeiders zijn er zich van bewust dat er ernstige problemen bestaan in de Sovjet-Unie. In 1956 hekelde Sovjetleider Chroesjtsjov de monsterlijke corruptie en repressie die de heerschappij van zijn voorganger Stalin van de jaren 1920 tot zijn dood in 1953 hadden gekenmerkt. Dertig jaar later klaagt Michail Gorbatsjov het voortdurende bureaucratische misbruik aan.

    Kameraad Joe Slovo, leider van de Zuid-Afrikaanse Communistische Partij, uit vandaag zijn “woede en afschuw” over het feit dat hij een verdediger van Stalins regime is geweest. (Interview met The Observer, Londen, 1 maart 1987)

    Maar veroordelingen, woede en walging geven geen antwoord op de echte vraag: wat gebeurde er na 1917 in de Sovjet-Unie waardoor dit leidde tot een regime van massale repressie? Wat blijft er zeventig jaar later over van het systeem van arbeidersdemocratie dat onder leiding van Lenin en Trotski werd ingevoerd?

    Voor socialisten is het essentieel om deze vragen volledig en open te beantwoorden. Ons kritisch onderzoek naar de Russische revolutie en de daaropvolgende degeneratie heeft niets gemeen met de klassenhaat van de kapitalisten tegenover de USSR. We moeten “de ware feiten” kennen om de lessen te leren en om correct te reageren op het beleid van de huidige Sovjetleiding.

    Kameraden moeten discussies organiseren waarin deze gebeurtenissen, en de ideeën die ze verklaren, kunnen worden geanalyseerd, waarin vragen kunnen worden gesteld en ideeën kunnen worden besproken. Deze brochure is bedoeld als bijdrage aan de discussie, en als inleiding tot verder lezen.

    Elk van de vier onderdelen zou bijvoorbeeld de basis kunnen vormen voor een groepsdiscussie. Individuele kameraden zouden bijdragen kunnen voorbereiden over de onderwerpen (secties) waarin elk deel is verdeeld. De boeken en brochures die aan het einde worden vermeld, moeten worden bestudeerd door kameraden die de problemen grondiger willen begrijpen. Deze studie, en het trekken van de lessen hieruit, is de beste manier om de verjaardag van de Russische revolutie te herdenken.

    George Collins, Oktober 1987

     

    Deel één: De Russische arbeidersklasse grijpt de macht

    De Oktoberrevolutie

    Petrograd, hoofdstad van Rusland, in de nacht van 25 oktober 1917. De Eerste Wereldoorlog raast over de slachtvelden van Europa en de Russische Revolutie bereikt haar beslissende fase. Gewapende groepen van arbeiders en soldaten, die door de Bolsjewistische Partij georganiseerd waren, hebben controle genomen over de stad. De pro-kapitalistische Voorlopige Regering, geïsoleerd en in diskrediet, heeft haar activiteiten gestaakt.

    In het Smolny Instituut, een voormalige meisjesschool, vindt het Al-Russisch Congres van Sovjets (verkozen raad) van Arbeiders- en Soldatenafgevaardigden plaats.

    Enkele delegaties bestaan uit professionele politici, linkse intellectuelen of geradicaliseerde legerofficieren. Maar de grote meerderheid zijn vertegenwoordigers van de gewone werkende bevolking: “een grote massa van armoedige soldaten, ongewassen arbeiders, boeren – arme mensen, gebogen onder en bang voor de harde strijd voor het bestaan” (John Reed, Ten Days That Shook the World) – maar vervuld van een revolutionaire visie op de toekomst, en een gepassioneerde vastberadenheid om hun onderdrukking voor eens en voor altijd te beëindigen.

    Reformisten uit de middenklasse klagen de Bolsjewieken aan en vragen dat het Congres wordt ontbonden! Maar afgevaardigde na afgevaardigde van arbeiders, boeren en soldaten overstemt hen met de wil en inspiratie van een massa die opstaat.

    Een soldaat beschrijft de sfeer: “Ik vertel je, de Letse soldaten hebben vele keren gezegd: ‘Geen resoluties meer! Geen woorden meer! Wij willen daden – de macht moet in onze handen zijn!’” De zaal, zo geeft John Reed aan, “daverde onder het gejuich…”

    Onder tumultueus applaus kondigen de Bolsjewieken de overdracht van de macht aan, naar de staat aan de sovjets van de werkende bevolking.  Een “Verklaring aan arbeiders, soldaten en boeren”, door de bolsjewieken voorgesteld, wordt uitbundig aangenomen. Het vat de onmiddellijke taken samen:

    “De Sovjetmacht zal aan alle volken een democratische vrede en een onmiddellijke wapenstilstand aan alle fronten voorstellen. Zij zal zorgen voor de overdracht zonder schadeloosstelling van de grond van de landheren, de domeinen en de kloosters, aan de landcomités. Zij zal de rechten van de soldaat verdedigen door de volledige democratisering van het leger door te voeren. Zij zal de arbeiderscontrole op de productie instellen. Zij zal ervoor zorgen dat de stad brood en het platteland de noodzakelijke gebruiksvoorwerpen ontvangt. Zij zal aan alle naties, die in Rusland wonen, het werkelijke recht op zelfbeschikking waarborgen.”

    Het congres besluit dat alle lokale macht wordt overgedragen aan de Sovjets van Afgevaardigden van Arbeiders, Soldaten en Boeren, die verplicht zijn een waarlijk revolutionaire orde te verzekeren.

    Onder een regering van de revolutionaire arbeiderspartij, gesteund door de meerderheid van arme boeren, bevrijdde de Russische bevolking zichzelf van eeuwen slavernij. Op deze manier wierpen ze de voorwaarden voor het bestaan van het kapitalistisch systeem omver.

    Lenin sprak de volgende avond tot het Congres toe. Wanneer hij zichzelf eindelijk hoorbaar kon maken boven het daverend applaus, bevestigden zijn eerste woorden de taak die de democratische revolutie op de agenda had geplaatst: “We zullen nu overgaan tot het vestigen van de socialistische orde.”

    Doorheen de lange en harde jaren van strijd die aan deze avond voorafgingen, hadden marxisten in theorie uitgewerkt wat deze taak zou inhouden. Nu was het aan de Bolsjewistische leiders om het in praktische termen uit te leggen.

    Leon Trotski, samen met Lenin de grootste autoriteit van de Russische revolutie, sprak later diezelfde nacht:

    “We stellen echter al onze hoop erop, dat onze revolutie een Europese revolutie ontketenen zal. Als de opstandige volken van Europa het imperialisme niet zullen vernietigen, dan zullen wij vernietigd worden. Of de Russische Revolutie zal een storm van strijd in het Westen teweegbrengen, of de kapitalisten van alle landen zullen onze revolutie wurgen.” (Trotski, Geschiedenis van de Russische Revolutie, volume 3, pagina 1364)

    De afgevaardigden, zo omschreef een toeschouwer, begroetten deze woorden ‘met een uiterst strijdbaar gejuich’. Blijkbaar hadden Lenin en Trotski de gedachten en gevoelens tot uitdrukking gebracht van de grote meerderheid van revolutionaire strijders die in het Smolny aanwezig waren die avond.

    Op die manier bevestigde het nieuwe, proletarische regime in haar allereerste uren twee fundamentele voorstellen van het marxisme – niet langer als theoretische concepten, maar als de basis voor het overheidsbeleid:

    1. Democratie en een oplossing voor de landkwestie is in een onderontwikkeld land als Rusland enkel mogelijk onder de leiding van de arbeidersklasse, samen met de val van het kapitalisme en de overgang naar socialisme.
    2. Socialistische revolutie kan niet worden beperkt tot de grenzen van één land; het kan enkel ontwikkelen doorheen de strijd voor het omverwerpen van het kapitalisme op wereldschaal.

    Het vervolg van deze brochure zal het hebben over het lot van de Russische revolutie in de tien tot twintig daaropvolgende jaren, en de vervanging van een arbeidersdemocratie naar een monsterachtige, bureaucratische dictatuur behandelen. Door deze ontwikkelingen zorgvuldig te bestuderen, kunnen lessen worden getrokken voor de belangrijke strijd voor het omverwerpen van het kapitalisme vandaag en de opbouw van gezonde arbeidersdemocratieën in de volgende periode.

     

    De Contrarevolutie

    Marx en Engels achtten het meest waarschijnlijk dat het kapitalisme eerst verslagen zou worden in de ontwikkelde landen, waar de arbeidersklasse het sterkst was, en waar de industriële basis bestond voor de overgang naar socialisme.

    In plaats daarvan brak in oktober 1917 de ketting van het kapitalisme in haar zwakste schakel.

    De regering van bolsjewieken erfde een achtergestelde samenleving in een staat van desintegratie, door drie jaar oorlog verzwakt was en een reeks van verwoestende nederlagen door Duitsland.

    De imperialisten konden niet verdragen dat hun gezag werd betwist en dat hun belangen in Rusland werden bedreigd door de bolsjewieken. Zoals een pro-kapitalistische historicus openlijk toegeeft: “Ze (de imperialistische leiders zoals Churchill en Foch) waarschuwden dat het Bolsjewisme een gevaarlijke dreiging was voor de hele wereld en zou moeten worden neergeslagen wanneer het nog zwak was”. (J.N. Westwood, Russia 1917 to 1964, pagina 38)

    In Rusland werd de revolutie bestreden door de geprivilegieerde en reactionaire klassen, alsook de reformisten in de arbeidersbeweging, met alles wat binnen hun mogelijkheid lag – boycotten, economische sabotage, zelfs de dreiging van een algemene staking.

    Arbeiderscontrole over de productie, via een systeem van bedrijfs-, regionale en nationale comités, werd uitgeroepen om de activiteiten van de kapitalisten te controleren. Maar er bleek geen vredevolle wijze te bestaan om de uitbarsting van klassenstrijd, ontketend door de revolutie, te beheersen.

    Enerzijds weigerden de kapitalisten om arbeiderscontrole toe te staan, anderzijds stopten de arbeiders (waar ze hun macht deden gelden) niet in het ‘controleren’ van de kapitalisten. Ze namen de bedrijven in hun geheel over, nog voor hun regering in de mogelijkheid was om hen van steun en middelen te voorzien.

    Deze strijdbewegingen in de industrie bevestigden heel duidelijk het perspectief dat Trotski in zijn theorie van de ‘permanente revolutie’ uitlegt: eens de arbeidersklasse de macht neemt, zelfs in een achtergesteld land, wordt het onmogelijk haar programma te beperken tot de limieten van het kapitalisme. De arbeiders zullen onvermijdelijk overgaan tot het onteigenen van de kapitalisten en tot het programma van socialistische omvorming.

    Een burgerlijke historicus beschreef de verregaande verlamming van de Russische samenleving toen de strijd tussen de klassen heviger werd:

    “In de lente van 1918 was de Russische economie het punt van volledige ineenstorting nabij. Geld had alle waarde verloren, geproduceerde goederen verdwenen uit de winkels, de winkels zelf sloten wanneer de normale handelskanalen ophielden te functioneren; speculatie en corruptie waren schering en inslag.” (Theodore H. von Laue, Why Lenin? Why Stalin? Pagina 154)

    Honger nam toe in de steden omdat de voedselvoorziening bijna tot stilstand kwam: wanneer vervaardigde goederen niet door ruilhandel konden worden verkregen, waarom zouden de boeren dan meer voedsel voor de stedelijke markten voorzien?

    Revolutionaire tegenmaatregelen werden genomen. De banken, ondanks hun hardnekkige tegenwerking, werden bezet en genationaliseerd in december 1917. De arbeiders namen spontaan meer en meer bedrijven over tot het decreet van juni 1918 alle belangrijke sectoren van de industrie in staatseigendom bracht.

    Comités van arme boeren en gewapende afdelingen van arbeiders werden georganiseerd om de graanvoorraden die gehamsterd werden door de rijke boeren (Koelakken) in handen te nemen.

    De onverzoenbare strijd tussen de klassen escaleerde in een krachtmeting op grote schaal. De gewapende contrarevolutie verscheen op het toneel, door een alliantie van het imperialisme met de Koelakken, de kapitalisten en restanten van tsaristische troepen. De Russische burgeroorlog woedde, met opstoten en tussenpozen, van mei 1918 tot de lente van 1921.

    Burgeroorlog, zoals revolutie, dwingt elkeen om kant te kiezen – voor of tegen de regering. Rechtse ‘socialisten’, ex-revolutionairen en reformisten hadden een sterkere haat tegenover het marxisme dan angst voor de reactie. Zij namen in groten getale deel aan de woeste aanvallen tegen de arbeidersstaat.

    In maart 1918 bezetten Britse troepen de noordelijke haven van Moermansk en in augustus namen ze de stad Archangelsk in en sloten op deze manier de Russische handelsplaatsen af van de zee. In april landden Japanse troepen in Vladivostok in Oost-Siberië.

    “Aangemoedigd door het vooruitzicht van een tussenkomst door de Geallieerden,” schrijft de burgerlijke historicus E.H. Carr, “bepleitten de rechtse Sociaal Revolutionairen (rechtervleugel van de zogenoemde socialistische revolutionaire Partij, gebaseerd op de rijkere boeren) op hun partijconferentie te Moskou in mei 1918 openlijk  een politiek ‘om de bolsjewistische dictatuur omver te werpen en om een regering te vestigen gebaseerd op algemeen stemrecht en bereid om steun van de Geallieerden te aanvaarden in de oorlog tegen Duitsland’” – dat wil zeggen een pro-imperialistische regering! (The Bolshevik Revolution 1917-1923, pagina 170)

    De mensjewieken, verdeeld in alle richtingen, waren “onbuigzaam op slechts één punt – hun vijandigheid ten opzichte van het (bolsjewistische) regime”. (Carr, pagina 170)

    In Samara vormden de sociaal revolutionairen een anti-Bolsjewistische ‘regering’ en zetten een eigen leger op. In augustus namen ze Kazan in. De Linkse Sociaal Revolutionairen (gebaseerd op de arme boeren) waren in een coalitie met de Bolsjewieken tot maart 1918, wanneer ze de regering verlieten omdat ze niet akkoord gingen met het vredesverdrag met Duitsland, wat ze een ‘verraad’ noemden.

    Nu spanden zij tegen de regering samen en probeerden ze een Duitse aanval te provoceren, die –zo geloofden zij – zou ontvangen worden door een ‘revolutionaire oorlog’. Ze ensceneerden een opstand in juli, die al gauw mislukte, omdat ze de situatie volledig verkeerd hadden ingeschat.

    De Westerse machten concentreerden hun aandacht op Rusland zodra hun oorlog tegen Duitsland op zijn einde liep. In Moermansk en Archangelsk landden nog meer Britse, Franse en Amerikaanse troepen. Amerikaanse, Japanse, Britse, Franse en Italiaanse troepen bezetten Vladivostok en rukten op tot aan het Oeralgebergte. Omvangrijke Franse troepen werden ingezet op de Zwarte Zee.

    Tegelijkertijd financierden en bewapenden de imperialisten de contrarevolutionaire (‘Witte’) legers samengesteld uit de laag van meest achterlijke boeren en geleid door ex-tsaristische officieren.

    Victor Serge, een bolsjewiek in die tijd, omschrijft levendig de uitzichtloze situatie in oktober 1919:

    “Het Witte Leger onder leiding van Admiraal Koltjak heeft Siberië in zijn macht; het vormt de regering van Oekraïne onder leiding van generaal Denikin, die een mars op Moskou aan het voorbereiden is. In het Noorden domineert het, met dank aan de Britse bataljons, een verstrooide socialistische regering, voorgezeten door de oude Tsjaikovski, een veteraan van de strijd tegen het Tsarisme; en Generaal Joedenitsj bereidt een overname van Petrograd voor, waar de mensen van honger sterven in de straten en dode paarden zich opstapelen voor de Grote Opera.” (From Lenin to Stalin, pagina 31)

    Toch werd Wrangel (de opvolger van Denikin) een jaar later verslagen op de Krim en de militaire bedreiging werd effectief beëindigd.

    De overwinning van de Bolsjewieken op de verenigde troepen van de interne en externe reactionaire krachten, vanuit een enorm zwakke positie, staat heel zeker gerangschikt als één van de meest briljante militaire verwezenlijkingen aller tijden.

    Hoe werd deze overwinning bereikt?

     

    Hoe de Bolsjewieken de Contrarevolutie versloegen

    Het overleven van de Russische arbeidersstaat was in de eerste plaats mogelijk door de internationale steun van de arbeidersklasse via de enorme bewegingen die op de Oktoberrevolutie volgden.

    De perspectieven van de bolsjewieken werden bevestigd en Europa trad een periode van revolutie in. De weg naar overwinning opende zich voor de arbeidersklasse in het ene land na het andere.

    De imperialisten, die in strijd op leven en dood in hun eigen landen verwikkeld waren, konden hun aanvallen op Rusland niet verderzetten zonder de arbeiders nog verder uit te dagen en hun soldaten tot muiterij te drijven.

    Een staking door Hongaarse munitiearbeiders in januari 1918 verspreidde zich als een lopend vuurtje tot in Wenen, Berlijn en doorheen Duitsland, met meer dan twee miljoen arbeiders in staking. Hun centrale eis, als een echo van de eis van de Russische arbeidersklasse, was vrede. In Finland werd een Onafhankelijke Arbeidersrepubliek uitgeroepen. Na maanden van vechten werd die omvergeworpen met steun van de Duitse troepen.

    Daarna, toen op 4 november 1918 muiterij uitbrak op de Duitse marinebasis Kiel, ontstak de Duitse revolutie. In enkele dagen tijd waren enkele belangrijke steden in handen van arbeidersraden.

    Het effect op de Russische arbeidersklasse was aanstekelijk. De bolsjewiek Ilyin-Genevsky nam een avond vrij in het theater van Petrograd en stelde de impact doorheen het land vast:

    “Voor één van de theaterstukken zou beginnen, kwam een man in lange jas en hoge laarzen op het podium en zei: ‘Kameraden! We hebben net nieuws ontvangen uit Duitsland. Er vond een revolutie plaats in Duitsland. Wilhelm (de keizer) is van de troon gestoten. In Berlijn werd een Sovjet van arbeidersafgevaardigden gevormd en zij hebben ons een telegram met hun groeten gezonden.’ “Het is moeilijk uit te drukken wat volgde… De bekendmaking werd ontvangen door een soort van gebrul en een waanzinnig applaus wat het theater voor enkele minuten deed daveren…” (The Bolsheviks in Power, pagina 127-128)

    In Oostenrijk werd het keizerrijk van de Habsburgers door massale stakingen en muiterijen in het leger verslagen. Het rijk viel uiteen en in maart 1919 nam in Hongarije een revolutionaire Sovjetregering de macht.

    Frankrijk werd gegrepen door massale stakingen en muiterij bij de zeemacht. Britse soldaten muitten en de rode vlag werd gehesen over de rivier Clyde in het Schotse industriegebied. Ierland was in gewapend verzet tegen de Britse overheersing. In de VS waren er in 1919 stakingen met vier miljoen arbeiders in beweging.

    Deze gebeurtenissen, nauwelijks vermeld in de officiële geschiedenisboeken, toonden een wet aan die elke socialist moet begrijpen: een succesvolle arbeidersrevolutie heeft een onschatbare internationale impact, die kapitalistische reactie uitlokt, maar tegelijkertijd de arbeiders in andere landen inspireert om die revolutie te verdedigen en haar voorbeeld te volgen.

    De spirit van internationale solidariteit was het krachtigste wapen van de Russische arbeiders. Niet door oproepen tot ‘democratie’ of de ‘moraal’ van de kapitalistische klasse, maar door zichzelf te verbinden met de internationale strijd van de arbeidersklasse voor machtsovername, wonnen de Bolsjewieken onmeetbare steun vanuit elke hoek van de wereld en ontwikkelde zich een ‘tweede front’ ten opzichte van de imperialisten.

    Britse en Amerikaanse troepen in Rusland startten een muiterij nadat ze kameraadschappelijk werden benaderd. Op de Zwarte Zee hesen Franse matrozen de rode vlag. De imperialisten werden gedwongen hun troepen terug te trekken en het Witte Leger werd hierdoor aan zijn lot over te laten.

    De eerste congressen van de Communistische Internationale riepen de internationale arbeidersbeweging op om actie te voeren tegen elke vorm van steun voor het Witte Leger in Rusland. In juli 1920, naar aanleiding van de invasie van Rusland door reactionaire Poolse troepen, riep het Tweede Congres op:

    “Stop al het werk, daarenboven al het vervoer van goederen, wanneer jullie merken dat ondanks jullie protest de kapitalistische elite van jullie landen een nieuwe interventie tegen Rusland voorbereidt. Hou elke trein en elk schip naar Polen tegen.” (Geciteerd uit J. Degras, The Communist International 1919-1943 – Documents, Volume 1, pagina 113)

    In Groot-Brittannië steunden de Londense dokwerkers op een prachtige wijze hun kameraden in Rusland toen ze weigerden het schip Jolly George met wapens voor het Witte leger in Polen te laden.

    Toen het Rode Leger dat de invallers terugdreef, dreigde de Britse regering in juli troepen te zenden naar Polen. Actiecomités werden door vakbondsafgevaardigden opgezet over heel Groot-Brittannië, met de dreiging van een algemene staking wanneer de interventie zou doorgaan. De Britse regering bezweek 48 uur na het verwerpen van het Sovjetantwoord op het ultimatum.

    Zowel op de slagvelden van Rusland als op internationaal vlak, was de overwinning van de arbeiders, slechts mogelijk door het compromisloos revolutionair beleid van de Bolsjewieken.

    Een soldaat die sprak op een massameeting in Petrograd verhelderde het klassenprogramma waarop het Rode Leger werd gebouwd:

    “De soldaat zei: ‘Toon waar ik voor vecht… Is het voor democratie of voor de kapitalistische plunderaars? Als je mij kan bewijzen dat ik de Revolutie verdedig, dan zal ik gaan vechten zonder een doodstraf om me daartoe te dwingen’.”

    “Wanneer het land aan de boeren toebehoort, de bedrijven aan de arbeiders en de macht aan de Sovjets, dan weten we dat we ergens voor vechten en we zullen er dan ook voor vechten!” (John Reed, Ten Days That Shook the World, pagina 45-46)

    Een sleutelrol in de strijd is leiderschap – in de eerste plaats ideeën en programma; maar daaruit volgend, de rol van individuen om deze ideeën aan te grijpen, de voorwaartse dynamiek van de klasse te belichamen en anderen de weg te tonen.

    Het zou onmogelijk zijn om bijvoorbeeld de historische bijdrage van Marx en Engels te ontkennen in de ontwikkeling van het socialistisch programma, of van Lenin in het voorbereiden van de weg voor de Oktoberrevolutie.

    Het zou evengoed onmogelijk zijn de rol van Trotski te onderschatten als Volkscommissaris voor Oorlog van 1918 tot 1925, in de opbouw van het Rode Leger en de strategie dat tot de overwinning leidde.

    Trotski organiseerde het Rode Leger als een revolutionair leger, met motivatie op basis van politiek begrip en niet door blinde gehoorzaamheid. Zijn onwankelbaar vertrouwen in de arbeiders, jeugd en boeren die zijn rangen vervoegden, wordt het best uitgedrukt in zijn eigen woorden:

    “Wat was er nodig (om de revolutie te redden)? Slechts weinig. De eerste linies van de massa’s hadden het dodelijk gevaar van de situatie begrepen. De eerste vereiste voor succes was om niets te verbergen, nog het minst onze zwakte; om niet te spotten met de massa’s, maar alles correct te benoemen.” (My Life, pagina 43)

    Toegewijde jonge arbeiders werden aangetrokken tot het leger en werden haar voorhoede. Trotski gaat verder: “De Sovjets, de partij en de vakbonden wijdden zich aan het oprichten van nieuwe afdelingen en zonden duizenden communisten naar het front. Het merendeel van de jeugd van de partij wist niet om te gaan met wapens, maar ze hadden de wil om te winnen en dat was het belangrijkste. Ze vormden de ruggengraat van het zwakke lichaam van het leger.”

    De ‘wil om te winnen’ was doorslaggevend. Wapens leren gebruiken, vergt niet veel tijd. Maar de wil om te winnen kan slechts ontstaan uit het gevoel een duidelijk doel te hebben waarvoor te vechten en uit het begrip hoe dit kan worden bekomen.

    De bolsjewieken hadden de moraal om te winnen en het is net die vitale kracht die ontbrak binnen de rangen van het Witte leger. Zelfs de pro-kapitalist Westwood moest toegeven:

    “Tot Wrangel de overblijfselen van het Witte Leger overnam (bijna op het einde van de oorlog), stelden zijn officieren een voorbeeld van dronkenschap, plunderingen en geweld, met hun soldaten die gewillig volgden. Schandelijke behandeling van de lokale bevolking, de uitgesproken intentie om de landheren te herstellen in hun macht en de groter wordende kloof tussen het Witte Leger en de boeren, maakte dat de laatstgenoemden uiteindelijk voorkeur gaven aan het Rode Leger.” (Russia 1917 to 1964)

    Zo werd de oorspronkelijke, woeste aanval van de contrarevolutie verslagen. De bolsjewieken begrepen dat hun overwinning niet meer dan wat uitstel van de strijd kon brengen. Zo sprak Lenin in 1920:

    “We zijn nu overgegaan van oorlog naar vrede. Maar we zijn niet vergeten dat oorlog nog zal terugkeren. Zo lang dat zowel kapitalisme als socialisme blijven bestaan, zullen we niet in vrede leven. Of de één of de ander zal uiteindelijk overwinnen.” (Geciteerd door Trotski, in History of the Russian Revolution, Volume 3, pagina 365)

     

       

     

     Vragen voor discussie:
    1. Waarom voltrok de revolutie zich in het achterlijke Rusland en niet in Groot-Brittannië of Duitsland waar de arbeidersklasse sterker was?
    2. Wat zou er zijn gebeurd als Lenin en Trotski niet in Rusland waren ten tijde van 1917?
    3. De revolutie vond plaats in Rusland vanwege de unieke voorwaarden van oorlogsmoeheid, verhongering en landloze boeren. Zeker dat het onder andere omstandigheden niet zou hebben plaatsgevonden?
    4. Toont de ontwikkeling van een driejarige burgeroorlog niet aan dat de bolsjewieken slechts de steun hadden van een kleine minderheid?
    5. Hoe konden de Bolsjewieken de burgeroorlog winnen tegen militair sterkere troepen?

     

    Verdere lectuur
    • 1917: Russische Revolutie schokt de wereld, Marxisme.be 2017, 80 pagina’s
    • Leon Trotski: Geschiedenis van de Russische Revolutie, Marxisme.be 2017, 1200 pagina’s (drie delen)
    • John Reed: Tien dagen die de wereld schokten
    • Victor Serge: Year One of the Russian Revolution
    • Grant en Woods: Lenin en Trotski, hun echte opvattingen
  • “Lenin in de trein.” Intense en levendige proloog op gebeurtenissen die de wereld veranderden

    Toen de Februarirevolutie in Rusland uitbrak en de tsaar van de troon gestoten werd, leefde Vladimir Lenin in ballingschap in Zwitserland. Gezien de onverzettelijke tegenstand van Lenin tegen de imperialistische Wereldoorlog, was het voor de bolsjewistische leider bijzonder moeilijk om naar Rusland terug te keren langs landen in oorlog. Maar Lenin wilde naar Rusland om een principiële socialistische oppositie te voeren tegen de nieuwe kapitalistische Voorlopige Regering.

    Recensie door Niall Mulholland

    In ‘Lenin in de trein’ brengt Catherine Merridale het levendige verhaal van Lenins pogingen om terug te keren naar het revolutionaire Rusland. Een “reis die de wereld veranderde”, luidt de ondertitel van het boek ondanks Merridales veroordeling van de bolsjewieken eens ze aan de macht waren.

    Merridale wijst op de cruciale rol van Lenin, zowel vanuit zijn ballingschap als bij zijn terugkeer in Rusland, bij het politiek heroriënteren van de bolsjewieken zodat ze in staat waren om miljoenen werkenden, soldaten en arme boeren te leiden en de macht te nemen in oktober 1917.

    Het tsaristische regime en de Britse diplomatieke bronnen waren verrast door de Februarirevolutie die uitbarstte als gevolg van de voedseltekorten en de schijnbaar eindeloze oorlog die een grote dodentol opleverde. Het establishment probeerde de situatie eerst te ontkennen.

    “Opmerkelijk in de correspondentie van de Britse diplomatie en de veiligheidsdiensten op dit ogenblik was de weigering om het resultaat (laat staan de legitimiteit) van de Februarirevolutie te erkennen,” merkt Merridale op.

    Lenin zocht dringend een manier om naar Rusland terug te keren en onderzocht daarbij verschillende opties. Hij werd indirect benaderd door de beruchte intrigant en voormalige marxist Alexander Helphand (ook bekend als Parvus). Die suggereerde om een akkoord te sluiten met het Duitse regime om Lenin en andere socialisten naar Rusland terug te brengen in een ‘verzegelde’ trein over Duits grondgebied.

    De Duitse generaals vreesden dat de VS in de oorlog zou komen en gokten dat de terugkeer van Lenin en andere revolutionairen de onrust in Rusland zou versterken, waardoor het land mogelijk uit de oorlog zou stappen. Ze kregen meer dan waar ze op hoopten: een socialistische revolutie in Rusland die ook dienst deed als inspiratie voor de omverwerping van de Duitse Kaiser en voor een revolutie die het voortbestaan van het Duitse kapitalisme bedreigde.

    Merridale toont aan dat Lenin erg terughoudend was rond dit voorstel. Hij was terecht bang dat zijn politieke vijanden hem zouden afdoen als een ‘Duitse agent.’ Maar er was geen andere optie om naar Rusland terug te keren en dus besloot Lenin aarzelend om langs deze weg naar Rusland terug te keren. Hij drong op elk ogenblik aan op het behoud van zijn volledige politieke onafhankelijkheid tegenover het Duitse imperialisme en de Duitse belangen.

    Lenin bleef zich in zijn toespraken en teksten verzetten tegen alle imperialistische oorlogsvoerende landen, waaronder Rusland en Duitsland. Hij drong erop aan dat de revolutionairen in een wagon van derde klasse zouden reizen en dat er in kalk een lijn op de vloer zou getrokken worden om de grens te trekken tussen de Russen en hun Duitse militaire ‘begeleiders’.

    Merridale gaat gedetailleerd in op de beschuldigingen van Lenins tegenstanders in 1917, en nadien, dat hij “Duits goud” zou gekregen hebben. Ze stelt vast: “In plaats van om bewijzen ging het dus feitelijk louter om waarschijnlijkheden en leugens.” Dit werd gebruikt om Lenin en de bolsjewieken te beschuldigen en om de rol van de massa’s uit de revolutie weg te gommen.

    Bovendien merkt ze op dat Lenin niet meer dan Plekhanov kon gezien worden als een agent van het imperialisme. Plekhanov was de ‘vader van het Russische marxisme’ en keerde terug met de hulp van het Britse imperialisme. Plekhanov “was dan wel een marxist, maar ook duidelijk over de oorlog. Hij was een patriot die andere socialisten kon zeggen wat hun plicht was.”

    De Februarirevolutie bracht niet alleen de Voorlopige Regering voort, er werden ook sovjets (raden) opgezet van vertegenwoordigers van de werkenden. Er ontstond een “dubbelmacht” waarmee de macht van de kapitalistische regering betwist werd. Op de dag dat Lenin’s trein vanuit het station van Zürich vertrok, op 27 maart, verklaarde de Voorlopige Regering met de steun van de sovjet dat het de oorlog zou verderzetten.

    Lenin drong erop aan dat de bolsjewieken zich resoluut zouden verzetten tegen de verraderlijke mensjewieken en de sociaal-revolutionairen die destijds de sovjets leidden. Merridale beschrijft hoe Lenin het steeds moeilijker heeft met de aarzelende leiding van de bolsjewieken in Rusland, in het bijzonder Kamenev en Stalin. In de partijkrant ‘Pravda’ stelde Kamenev dat Rusland “nog steeds de oorlog moest uitvechten en winnen, maar dan om de verworvenheden van de revolutie te verdedigen.”

    Kamenev werd dan wel “gecensureerd” door de partij (“en Stalin liet hem stilzwijgend vallen”), maar er was duidelijk sprake van verwarring bij de bolsjewieken voor de terugkeer van Lenin. Het telegram van Lenin begin maart was scherp: geen steun aan de Voorlopige Regering, geen samenwerking met andere partijen en voor een machtsoverdracht van de burgerij naar arbeidersmilities of de sovjets.

    “Deze koers sloot een alliantie met de mensjewieken uit. De oorlog, zo benadrukte Lenin, was een bloedig kapitalistisch avontuur en niet wat Kerenski nu omschreef als een strijd voor revolutionaire zelfverdediging.”

    Bij zijn aankomst in het station Finland in Petrograd hield Lenin een toespraak voor een groot en uitgelaten publiek. Hij riep op om de socialistische revolutie voor te bereiden. “Zijn slogans voelden aan als een plotse elektrische schok… Een oproep tot actie, een verblindende blik op de toekomst waarover sommigen in zichzelf over waren beginnen twijfelen,” aldus Merridale.

    Het laatste hoofdstuk toont de politieke vijandigheid van Merridale tegenover Lenin. Ze beweert dat de Oktoberrevolutie een ‘staatsgreep’ was die leidde tot een ‘dictatuur.’ Hiermee gaat Merridale voorbij aan wat een echte revolutie was waarin miljoenen mensen betrokken waren. Ze verwart bewust de vroege jaren van de arbeidersdemocratie met de latere stalinistische contrarevolutionaire tirannie.

    Maar het blijft een feit dat de Oktoberrevolutie de arbeidersklasse voor het eerst succesvol aan de macht bracht waarbij de socialistische omvorming van de samenleving werd opgestart tegen alle obstakels en hindernissen in.

  • Rattenvanger van De Standaard brengt alternatieve feiten over 1917

    Onder de titel “De rattenvanger van Petrograd” brengt Michel Krielaars in ‘De Standaard der Letteren’ van vrijdag enkele op zijn zachtst gezegd ‘alternatieve feiten’ over de Russische Revolutie. Het stuk is opgevat als een recensie van twee boeken, maar de inhoud lag daarvoor al vast: Lenin was een dictator, de Oktoberrevolutie was een staatsgreep en de bolsjewieken kregen financiële steun vanuit Duitsland. Als een rattenvanger probeert Krielaars zijn lezers mee te trekken in dit verhaal.

    Reactie door Geert Cool – overgenomen vanop http://revolutie1917.com 

    Krielaars valt met de deur in huis: “Eigenlijk is het allemaal de schuld van de Duitsers dat Lenin in november 1917 een staatsgreep pleegde en Rusland in een ongekend wrede dictatuur veranderde. Sterker nog, als de Duitse keizerlijke regering de fanatieke bolsjewiekenleider in de maanden na het uitbreken van de Februarirevolutie niet zo ruimschoots had gesteund, dan was hij misschien nooit aan de macht gekomen. Maar het lot van de geschiedenis beschikte anders, om over dom toeval nog maar te zwijgen.” Het is allemaal de schuld van de Duitsers! Geschiedschrijving wordt hier blijkbaar verward met voetbalcommentaar.

    Een revolutionaire beweging die het oude regime compleet van tafel veegt met letterlijk geen enkele troepenmacht die het nog wil opnemen voor dat oude regime, is dat een ‘staatsgreep’? Indien Krielaars meent van wel, waarom was de Februarirevolutie dan een revolutie en geen staatsgreep? Sommigen zien een verschil in het feit dat er in oktober geen barricades waren en er geen bloed vloeide. Maar de Oktoberrevolutie genoot de actieve steun van de meerderheid van de werkende bevolking in de grote steden en werd passief gesteund door nog veel bredere lagen. De machtsovername zelf was een bijzonder politieke daad.

    De Oktoberrevolutie was geen ‘dom toeval’, het was het resultaat van het doorprikken van de revolutionaire naïviteit die in de roes van de Februarirevolutie een tijdlang standhield. Velen dachten dat het volstond om de tsaar opzij te schuiven om een einde te maken aan de oorlog en de honger. Dit bleek niet het geval te zijn, de kapitalistische Voorlopige Regering zette het vorige beleid ook zonder tsaar verder. Er was een meer fundamentele breuk nodig. Dat is de conclusie die leidde tot de Oktoberrevolutie. Ook zonder Lenin had dit ongetwijfeld tot nieuwe uitbarstingen geleid. Dankzij de rol van onder meer Lenin was een overwinning in oktober mogelijk waardoor de contrarevolutie geen tijd kreeg om zich te organiseren om een fascistisch regime te vestigen zoals eerder werd geprobeerd door generaal Kornilov. Wat Krielaars overigens lijkt te ontgaan, is dat Lenin na de juli-dagen moest onderduiken in Finland waardoor hij pas bij het begin van de Oktoberrevolutie terug in Petrograd was. De praktische voorbereiding van de Oktoberrevolutie gebeurde in zijn afwezigheid… Door de revolutie toe te schrijven aan slechts één figuur, hoe vooruitziend en helder die ook was, begeeft Krielaars zich op wel erg glad ijs.

    Krielaars meent in het boek ‘Lenin in de trein’ van Catherine Merridale het bewijs te vinden voor de Duitse steun aan Lenin en de bolsjewieken. In zijn inleiding heeft hij het zelfs over “ruimschootse steun.” Volgens Krielaars zou uit telegrammen van de spion Fürstenberg, alias Ganetsky, blijken dat Lenin gecollaboreerd had met de Duitsers. Behalve de treinreis door Duitsland, worden echter geen feiten aangebracht. Merridale merkte in ‘Lenin in de trein’ overigens op: “In plaats van om bewijzen ging het dus feitelijk louter om waarschijnlijkheden en leugens.” Wat Merridale er niet van weerhoudt om die ‘waarschijnlijkheden’ grondig uit te spitten. Zo merkt ze op dat de “bescheiden boekhouding” van de bolsjewieken aantoont dat er iets niet klopte, maar er wordt meteen meegegeven dat de bolsjewieken geen huur voor hun lokaal betaalden en dat een werkende drukpers was aangeslagen. In juni 1917 waren de inkomsten van de bolsjewieken opgelopen tot 30.000 roebel, volledig afkomstig uit ledenbijdragen. Merridale suggereert dat dit niet volstond om een dagblad op 85.000 exemplaren uit te brengen. Ze wijst erop dat alleen al de Britse contrapropaganda meer dan 500.000 roebel per maand kostte… Zonder veel succes overigens. Een spion zou Lenin voor zijn vertrek met de beruchte trein 2.000 roebel toegestopt hebben en Lenin zou dit aanvaard hebben. Dat zou moeten bewijzen dat Lenin collaboreerde met de Duitsers, maar ook met dat bedrag zitten we nog ver van de bedragen die aan contrapropaganda werden besteed.

    Er waren effectief pogingen van onder meer Parvus om Duits geld naar de bolsjewieken door te sluizen. In hun biografie van Parvus merken Scharlau en Zeman echter op dat er van samenwerking geen sprake was en dat Lenin steevast Duitse steun afwees. Parvus stuurde begin 1915 geld van de Oostenrijkse veiligheidsdiensten naar de radicale Russische kringen, maar zodra die beseften van waar het geld kwam, verwierpen ze het. Ook toen zowel Parvus als Lenin in Zwitserland verbleven, hield Lenin zich ver weg van Parvus. Wellicht was er na mei 1915 zelfs geen fysieke ontmoeting meer tussen beide mannen. In 1918 kreeg Parvus geen toelating om naar Rusland terug te keren.

    Merridale en Krielaars herhalen de bewering dat er via Ganetsky’s verdachte wapenhandel en smokkel Duits geld naar de bolsjewieken ging. Deze beschuldiging werd voor het eerst geuit door de Voorlopige Regering van Kerenski in juli 1917. Trotski schrijft in zijn ‘Geschiedenis van de Russische Revolutie’: “Deze verklaringen hadden betrekking op handelstransacties van Ganetsky en Koslovski tussen Petrograd en Stockholm. Deze zaken in oorlogstijd, waarbij men zich vermoedelijk van een code bediende bij de correspondentie, hadden met politiek niets te maken. De bolsjewistische partij had met deze zaken niets uit te staan. Lenin en Trotski hadden Parvus, die goede zaken wist te verenigen met een slechte politiek, openlijk ontmaskerd en de Russische revolutionairen ertoe opgeroepen alle banden met hem te verbreken.” De bron die de bolsjewieken met deze zaakjes in verband bracht, was volgens de chef van de contraspionage van de Voorlopige Regering “iemand die absoluut niet te vertrouwen was,” iemand van “het type van een obscure scharrelaar die voor niets terugdeinsde.” Maar alle middelen waren goed om de reputatie van Lenin en de bolsjewieken te besmeuren. En blijkbaar gebeurt dit nog steeds. De telegrammen van Ganetsky waarop Trotski in zijn boek uit 1930 al antwoordde, zijn volgens Krielaars pas in 1991 na de val van de Sovjet-Unie naar boven gekomen. Straf dat Trotski er 61 jaar eerder op antwoordde!

    Trotski beantwoordde de laster in juli 1917 op politieke wijze: “Lenin heeft dertig jaren gestreden voor de revolutie. Ikzelf vecht al twintig jaar tegen de onderdrukking van de volksmassa’s. En wij kunnen niet anders dan haat tegen het Duitse militarisme koesteren… Alleen iemand die niet weet wat een revolutionair is, kan op dit terrein verdachtmakingen tegen ons uiten. Ik werd door de Duitse rechters tot acht maanden gevangenisstraf veroordeeld omwille van mijn strijd tegen het Duitse militarisme… en dit weet iedereen. Laat niet toe dat iemand hier in deze zaal zegt dat wij Duitse huurlingen zijn, want dat is niet de taal van een overtuigde revolutionair, maar een laaghartig geluid.” De bolsjewieken streden ondubbelzinnig tegen het Duitse militarisme. Het Duitse regime dacht dat het zich wel kon permitteren om Lenin door het land te laten reizen in een trein om in Rusland de onrust te vergroten, maar een socialistische revolutie die als inspiratie zou dienen voor de Duitse werkenden en soldaten, dat wilde het Duitse regime zich liever niet riskeren. Neen, dan was de Duitse financiële steun aan onder meer islamfundamentalisten in Turkmenistan een pak veiliger.

    Als Krielaars beweert dat Lenin collaboreerde met de Duitsers, “zowel voor als na zijn terugkeer”, kan hij daar geen bewijzen voor op tafel leggen en bovendien spreken de politieke omstandigheden dit verhaal tegen. Verder dan verbazing om het feit dat de bolsjewieken met zo weinig middelen zo efficiënt waren, komt ook Merridale niet. Efficiënt omgaan met weinig middelen is nochtans een constante voor elke arbeidersorganisatie die resoluut tegen het systeem ingaat… In plaats van bewijzen te leveren, leidt Krielaars ons als een heuse rattenvanger binnen in een web van spionnen. Dat er veel spionnen waren in die tijd, staat vast. Maar objectieve omstandigheden zijn nu eenmaal dwingender dan pogingen om via allerhande spionagepraktijken de situatie aan te passen. Impliciet moet Krielaars dit erkennen als hij vaststelt dat de vele spionnen op de trein van Lenin hem “niet uit de weg durfden te ruimen.” Hij zegt het op een toon alsof hij dit spijtig vindt. Na de hulp van de Duitsers en het falen van de spionnen stond “niets Lenins victorie nog in de weg.” De rest van het verhaal vat Krielaars zo samen: “Eenmaal op het Finlandstation in Petrograd werd hij door een enthousiaste menigte aanhangers onthaald. Vanaf dat moment begon hij met zijn hysterische toespraken het hongerige volk op te hitsen. Zeven maanden later pleegde hij met succes een staatsgreep.” In Februari had het hongerige volk aangetoond dat het niet met ‘hysterische toespraken’ moest opgehitst worden om tot revolutie over te gaan, in Oktober was dit evenmin het geval.

    Het artikel van Krielaars bespreekt ook ‘Midden in de Revolutie’ van Helen Rappaport, een boek waarover we eerder op deze site schreven. Volgens Krielaars omschrijft Rappaport “zowel de chaos die een revolutie met zich meebrengt als het toeval dat bepaalt wie uiteindelijk de macht in handen krijgt.” We moeten het toegeven: Krielaars zet aan tot nadenken. Welk toeval bepaalde dat de werkende klasse en de arme boeren de macht in handen kregen? We weten het nog steeds niet, wij dachten dat de objectieve omstandigheden van honger en oorlog tot de revolutie van 1917 leidden. Maar neen, het was een niet nader omschreven ‘toeval’.

    Na de Duitsers en de spionnen krijgen we in de bespreking van het boek van Rappaport nog een derde groep die volgens Krielaars verantwoordelijk was voor de Oktoberrevolutie. Hij verwijst naar de diplomaat die stelde dat de Voorlopige Regering Lenin moest arresteren en executeren omdat anders “een nieuwe revolutie onvermijdelijk was.” De hoofdstedelijke elite bleef volgens Krielaars “haar luxeleventje voortzetten, terwijl op straat de politie op hongerige betogers schoot. Daardoor bleef die elite tot op het laatst blind voor de woede van het volk, dat een bloedige heksenjacht hield op tegenstanders van de revolutie.”

    Daarmee kan hij meteen een bruggetje maken naar het laatste cliché inzake de Russische Revolutie, met name dat het stalinisme de voortzetting van de revolutie van 1917 was. Krielaars schrijft: “Na Lenins overwinning in november 1917 zou die jacht een nog wreder gezicht krijgen. De bolsjewiekenleider bleek de rattenvanger van Petrograd te zijn. Onder zijn terreurbewind en dat van zijn opvolger Stalin was niemand zijn leven nog zeker.” Dat de Oktoberrevolutie amper slachtoffers maakte, vermeldt Krielaars niet. Dat meer dan 20 buitenlandse legers Rusland aanvielen om de prille Sovjet staat te wurgen, evenmin. Neen, als de bolsjewieken zich daartegen verzetten, toonden ze enkel dat ze de voorloper van het stalinisme waren. Het isolement van de Sovjet-Unie, de druk van de buitenlandse legers en de burgeroorlog, de tekorten en het achtergebleven karakter van het land maakten een opmars van een meedogenloze bureaucratische kaste mogelijk. Stalin wierp zich op als politieke vertegenwoordiger hiervan. Impliciet moeten de officiële geschiedschrijvers overigens erkennen dat Stalin, ook al was hij in Rusland in februari 1917, geen centrale leidinggevende figuur van de bolsjewieken was. Krielaars, Rappaport en Merridale wijzen daarvoor in de richting van Lenin en Trotski. Die laatste was na de dood van Lenin overigens ook de eerste om een marxistische analyse te brengen van de opkomst van het contrarevolutionaire stalinisme. Bij de 100ste verjaardag van de Russische Revolutie is het niet alleen nuttig om Trotski’s ‘Geschiedenis van de Russische Revolutie’ te lezen, ook ‘De Verraden Revolutie’ is een aanrader.

    Doorheen de tekst van Krielaars is er een grote afwezige die nochtans van essentieel belang was in zowel de Februari- als de Oktoberrevolutie. De Russische massa’s van gewone werkenden, arme boeren en soldaten zijn blijkbaar veroordeeld tot een bijrol. Dat zij in opstand kwamen om ‘land, brood en vrede’ te eisen, gaat er bij Krielaars niet in. Neen, als het gewone volk – Rappaport had het even tendentieus over ‘het gepeupel’ –  zich op het politieke terrein begeeft, moet dit wel komen door Duits geld, spionnen en een onoplettende elite. Het feit dat Lenin wordt voorgesteld als een ‘rattenvanger’ zegt veel over hoe neerbuigend naar die massa’s gekeken wordt. Krielaars vergist zich echter: gewone mensen zijn wel degelijk in staat om hun eigen lot en toekomst zelf in handen te nemen. De Russische Revolutie heeft dit aangetoond. Wellicht daarom dat er zoveel inkt verspild wordt aan pogingen om deze ervaringen te minimaliseren of zelfs te criminaliseren?

  • 2017 en het “rode gevaar”: kapitalistische ideologen vervalsen erfenis van de Oktoberrevolutie

    Een antwoord op Maarten Boudry en Adrian Wooldrigde

    Reclame in volle campagne tegen het ‘rode gevaar’.

    Op 27 december publiceerde het rechtse zakenblad Trends een column van Adrian Wooldridge van The Economist, waarin die onder de titel “De bolsjewisten zijn terug” een aantal politieke gevaren voor de heersende klasse opsomt (zie: http://trends.knack.be/economie/beleid/de-bolsjewisten-zijn-terug/article-opinion-794901.html). Drie dagen later verscheen er een opiniestuk op de website van De Morgen van de filosoof Maarten Boudry, waarin die het stalinistische verleden van de PVDA hekelt (zie: http://maartenboudry.blogspot.be/2016/12/we-zijn-veel-te-lief-voor-extreemlinks.html). Volgens Boudry heeft de PVDA daar nooit volledig afstand van genomen. In zijn stuk gooit Boudry stalinisme en bolsjevisme op één hoop, waarbij hij de slachtoffers van het stalinisme – zoals gebruikelijk bij kapitalistische ideologen – aan “het communisme” toeschrijft. Beide auteurs beseffen dat hun systeem, de vrije markt die de meerderheid verarmt, tot politieke vervreemding van het establishment leidt en een zoektocht naar alternatieven. Allebei bedekken ze de reële lessen van de arbeidersstrijd onder een reeks verdraaiïngen van de historische feiten. Die reële lessen herontdekken, is de inzet van de ideologische strijd omtrent de 100-jarige viering van de Russische revolutie.

    Dossier door Peter Delsing. Meer over 1917 op onze site http://revolutie1917.com

    Was de Russische revolutie een “putsch” (Wooldridge) dan wel een “terreurbewind” (Boudry)?

    “We beleven een periode van trieste eeuwherdenkingen.” Zo begint Wooldridge zijn betoog. “De eerste viel in 2014, voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Dan volgde 2016, met de herdenking van de slag aan de Somme, een van de bloedigste conflicten in de geschiedenis. In 2017 is het honderd jaar geleden dat Lenin de macht greep in Rusland. Zijn putsch bracht een reeks van tragedies voort: Stalin kwam aan de macht, meer dan 20 miljoen mensen stierven door de collectivisering van de landbouw en de gedwongen industrialisering, en, deels als reactie tegen het communisme, was er de opkomst van Hitler, Mussolini en Franco.”

    Je moet het maar kunnen: de gebeurtenis die een einde stelde aan de Eerste Wereldoorlog – de Russische revolutie – op gelijke hoogte plaatsen met de oorlogsbarbarij van het burgerlijke nationalisme en imperialisme. De Eerste Wereldoorlog was geen jammerlijk historisch toeval. De tientallen miljoenen doden van die oorlog waren een rechtstreeks gevolg van de onoplosbare tegenstellingen van het kapitalisme, dat figuren als Wooldridge en Boudry met hand en tand verdedigen.

    In de decennia voor de Eerste Wereldoorlog hadden imperialistische mogendheden als Frankrijk en Engeland met dwangmaatregelen en heersende klasse-geweld de koloniale wereld onder mekaar verdeeld. Daarmee verkregen ze toegang tot bodemrijkdommen en markten waar Duitsland – dat later industrieel ontwikkelde – geen toegang toe had. De Eerste Wereldoorlog werd onvermijdelijk omdat de sociaaldemocratie, de Tweede Internationale, niet de geplande, internationale staking tegen de oorlogszuchtige burgerijen afkondigde in 1914, om zo de strijd voor een ander, socialistisch systeem aan te gaan. Na decennia van economische groei zocht het Duitse kapitaal toegang tot nieuwe afzetmarkten en goedkope grondstoffen. De bloedige imperialistische oorlog was de prijs die de mensheid moest betalen voor de onwil van de sociaaldemocratie om de eigen heersende klassen van de macht te verdrijven. Enkel de bolsjevieken, door Wooldridge en Boudry veracht, zetten de oorlogsgruwel om in een massabeweging die een symbool van hoop was voor werkenden en soldaten in Europa en wereldwijd. Door de Oktoberrevolutie van 1917 dreigde er muiterij in de rangen van de oorlogsvoerende kapitalistische legers. Alle geschriften uit die periode tonen aan dat de burgerlijke oorlogstokers – onschuldige lammetjes als we de heersende opiniemakers moeten geloven – een revolutie in eigen land vreesden, en een einde aan de barbarij van de burgerlijke orde. In België zorgde deze internationale radicalisering van de arbeidersklasse voor het versneld toekennen van het algemeen stemrecht in 1918 (voor mannen alleen) en andere sociale toegevingen om “klassenvrede” mee af te kopen.

    Klassenvrede was echter niet wat het kapitaal voor de Russische revolutie in petto had. Wat is er aan van Wooldridges versleten aantijging van een putsch of staatsgreep? Zelfs meer objectieve burgerlijke historici als E.H. Carr toonden reeds lang geleden aan dat het idee van een “staatsgreep” in oktober 1917 een vervalsing van de werkelijkheid is. Wat de ideologische scherpslijpers van het kapitaal altijd “vergeten” te vermelden over de Russische revolutie is de rol van de sovjets. Wordt er in ons onderwijssysteem verteld dat de sovjets massale, democratische stakingscomités waren, die zowel in 1905 als in 1917 ontwikkelden in Rusland? Nee, zoveel objectiviteit zou waarlijk niet gezond zijn voor toekomstige loontrekkenden, zullen de Wooldridges en Boudry’s in onze plaats denken. Deze weglating moet het terrein effenen voor nog een aardiger stukje misleiding: dat de Oktoberrevolutie een “staatsgreep” was.

    Trotski en andere marxisten, maar zelfs meer eerlijke burgerlijke academici, beschreven nochtans in hun analyses van de revolutie uitgebreid de reële gebeurtenissen in Rusland. De sovjets die in februari 1917 opnieuw werden opgeworpen, na de “generale repetitie” van de massabeweging in 1905, waren massale vergaderingen in de bedrijven en kazernes. In deze politieke centra van de revolutie heerste alles behalve stalinistische eenheidsworst. Er waren socialistische, anarchistische en linkse boerenpartijen in vertegenwoordigd, met een democratische afvaardiging naar de centrale sovjet van een stad of regio volgens de grootte van het bedrijf, of met een verkozene per kazerne. Dit systeem van directe democratie waarbij verschillende opinies en stromingen de brandende kwesties van de revolutie voor een massapubliek met elkaar bediscussieerden was duizendmaal democratischer dan de stoffige parlementen van de burgerij. Elitaire cenakels getekend door achterkamertjespolitiek, de onmogelijkheid van directe afzetbaarheid wanneer beloften niet worden nagekomen, slaafse volgzaamheid van de “markten”, … Daarnaast ook: het gretig opstrijken van managerslonen door de burgerlijke politici. Dezelfde dames en heren die onze lonen jaar na jaar neoliberaal blijven kortwieken en de sociale zekerheid ondergraven.

    Deze zeer beperkte en door “de markten” makkelijk manipuleerbare burgerlijke democratie, waarbij de meerderheid wordt uitgesloten van directe politieke deelname, is volgens de Wooldridges en Boudry’s van deze wereld het alfa en omega van “politieke democratie”. Waarbij democratie wordt buitengesloten op die plaats waar de meesten onder ons het grootste deel van ons wakend leven doorbrengen: de werkplaats of het bedrijf. Een groeiend deel van de bevolking is al lang niet meer overtuigd van die elitaire vorm van burgerlijke democratie. Daarvoor is de levensstandaard na decennia van neoliberale afbraak veel te ingrijpend ondermijnd.

    Kijk naar de verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar of de afschaffing van de 38-urenweek in België vandaag. Geen enkele partij hanteerde die slogans tijdens de verkiezingen, maar de regering duwt die maatregelen – ondanks grote meerderheden ertegen in peilingen – wel eenzijdig door. In een systeem van radendemocratie vanop de werkplaatsen, wijken en scholen – waarin permanente afzetbaarheid zou gelden – zouden lagere organen de hogere kunnen afzetten, wanneer die hun beloften overboord gooien. Politieke vertegenwoordigers zouden niet meer verdienen dan het gemiddelde van een geschoolde werknemer. Het gemiddelde inkomen zou daarbij – door de toeëigening van de “winsten” of meerwaarde door de maatschappij als geheel, op basis van een democratisch geplande economie – een stuk hoger liggen.

    De bolsjevieken vormden aanvankelijk een minderheid onder de verkozenen in de sovjets. De “gematigde” socialistische stromingen van de mensjevieken en sociaal-revolutionairen waren dominant. Ze leken een makkelijkere weg aan te bieden, waarbij niet moest worden gebroken met de tandeloze, onverkozen en burgerlijke Voorlopige Regering – die de Tsaar na de Februari-opstand opvolgde – om een beter leven te verwerven. De Voorlopige Regering die het kapitaal en achter hen zelfs nog de landeigenaars vertegenwoordigde, in een verstrengeling van heersende klasse-belangen, ging verder met het sturen van miljoenen soldaten naar een gewisse dood aan het front. De burgerij was zelfs niet bereid om het land aan de boeren te geven. De verkiezing van een Grondwetgevende Vergadering die de Voorlopige Regering op z’n minst een schijn van legitimiteit moest geven, werd voortdurend uitgesteld.

    De bolsjevieken stelden in de sovjets, op de werkplaatsen, op straat en in de scholen dat de sociale kwesties van land voor de boeren, voedsel, de achturendag, arbeiderscontrole in de bedrijven, zelfbeschikkingsrecht voor de onderdrukte volkeren, … niet konden wachten op het einde van de oorlog. De mensjevieken en de rechtse sociaal-revolutionairen toonden zichzelf in de ogen van de massa’s als weifelaars die niet wilden breken met klassenonderdrukking, grootgrondbezit, honger en de massaslachting aan het front.

    Van een minderheid in de sovjets ontwikkelden de bolsjevieken door democratische discussie en doorheen hun politieke analyses en slogans op de werkvloer, in de wijken en in het leger tot een meerderheid, in de maanden voor de Oktoberopstand. De bolsjevistische partij explodeerde in lidmaatschap, van enkele tienduizenden naar bijna een kwart miljoen in oktober 1917. Politiek was overal, op elke straathoek en in elk huis was er levendige discussie. Hoe ver staat dit van de armzalige karikatuur van Wooldridge over een “putsch”? De machtsovername in Oktober viel overigens samen met het Tweede Sovjetcongres van heel Rusland. Dit vormde de noodzakelijke democratische goedkeuring en stemming van de machtsovername door de werkenden, arme boeren – waarvan velen soldaat waren – en alle lagen die door de revolutie tot politiek leven waren gewekt. De eerste regering van de Sovjets was overigens – opnieuw een cruciale vergeetachtigheid van de burgerlijke ideologen – een coalitieregering. Tussen de bolsjevieken en de linkse sociaal-revolutionairen. Stel je voor! Als de bolsjevieken zo’n intolerante, totalitaire denkers waren, waarom hadden ze dan deze benadering? De linkse sociaal-revolutionairen vertegenwoordigden de armere boerenstrekking. Ze stapten echter zelf uit de Sovjetregering bij de ondertekening van de vrede van Brest-Litovsk, het voor Rusland noodzakelijke einde van de oorlog ondanks een aantal pijnlijke toegevingen aan het Duitse kapitaal.

    Boudry wrijft de bolsjevieken in een handomdraai een “terreurbewind” aan en Wooldridge trekt in één zin – qua historische analyse kan dat tellen – de lijn door van de zonet besproken “putsch” van Lenin – die er geen was – naar Stalins misdaden. Nochtans was de Oktoberopstand – precies door het voorafgaande, geduldige proces van politieke overtuiging van een meerderheid in de sovjets – wellicht een van de meest vreedzame revoluties in de wereldgeschiedenis. Zoiets kan en mag niet blijven hangen, natuurlijk. Dat de bolsjevieken niet begonnen met massaal geweld – maar de methodes gebruikten van discussie en gedisciplineerde massa-actie – moet onder de mat worden geveegd. Het waren de “beschaafde” organisatoren van de massaslachting van de Eerste Wereldoorlog – een verzameling van kapitalistische legers en aristocratische liefhebbers van dictatuur – die begin 1918 met geweld de sovjetdemocratie probeerden omver te werpen.

    Boudry heeft daar zeer weinig over te vertellen. Misschien omdat “geweld” ter verdediging van burgerlijke belangen gemakkelijker door de vingers wordt gezien dan tegenmaatregelen om dit geweld te stoppen? Of zijn onze burgerlijke ideologen geslachtloze engelen die zich liever in een spirituele wereld terugtrekken, zonder de materiële tegenstellingen en conflicten die het kapitalisme onvermijdelijk doet ontstaan? Helaas een visie waar de heersende klassen, wier gewelddadige rol ze verdoezelen, in 1917 niet zo van overtuigd waren. Moesten de bolsjevieken achterover rollen en de gewelddadige reactie een Pinochet-achtig schrikbewind laten installeren dat aan honderdduizenden – de arbeidersactivisten eerst – het leven zou kosten? Wat de burgerij en haar ideologen de bolsjevieken verwijten, is dat ze de massa’s mobiliseerden om de militaire inval af te slaan, doorheen het Rode Leger. Maar als de militaire verdediging van ons eigen land bij de inval van de nazi’s gerechtvaardigd was, was de verdediging van het veel democratischer radensysteem dan niet nog veel meer gerechtvaardigd? Daarbij toonden de bolsjevieken zich even beslist in het vechten voor de belangen van de loontrekkenden en boeren als de burgerij in de strijd voor haar belangen. Dat volgehouden verzet en de herinnering aan radendemocratie moest achteraf onder een lawine van laster en verdraaiïngen worden bedolven. De miserie en verschrikkingen van de burgeroorlog van 1918-21 werden uitgelokt door diegenen die de meest ontwikkelde vorm van democratie op dat moment – de sovjetdemocratie – met geweld probeerden van de kaart te vegen.

    De burgeroorlog decimeerde de arbeidersklasse, de meest standvastige basis van de revolutie. De boeren gaven steun aan de omwenteling in de mate dat die hen land gaf en een beter leven. Die sociale basis – die groter was dan die van de kapitalistische en feodale reactie – deed de bolsjevieken overleven ondanks de massieve tegenstand van alle heersende klassen in Europa en daarbuiten. Maar ten koste van welke prijs? De sovjetdemocratie was mede door de geleden verliezen en de strijd om het bestaan uitgehold. Een oude laag van functionarissen, dat erkende Lenin misnoegd en bijna wanhopig, drong langs alle kanten het sovjetapparaat binnen. In 1924 organiseerde Stalin cynisch de Lenin-lichting: het opengooien van de partij, maar vooral voor carrièrezoekers en oude bureaucraten van onder de tsaar. De partij na Lenins dood in 1924 veranderde totaal van aanzicht en karakter. Een verschrikkelijke bureaucratische dictatuur, niet de oorspronkelijke raden van werkenden, jongeren en arme boeren, zette de koers uit onder Stalin. Het is intellectueel oneerlijk om een lijn door te trekken van de methodes en ideeën van Lenin naar de afschaffing van alle elementen van arbeidersdemocratie, de onderdrukking van minderheden, de gedwongen collectivisatie voor de boeren, de afschaffing van het recht op kritiek binnen de partij, de bewuste invoering van privileges, de personencultus, … onder de stalinistische heersende kaste.

    Economische basis burgerlijke democratie uitgehold

    Wooldridge stelt dat het “westerse beleid” na de Tweede Wereldoorlog erop was gericht om “autoritaire systemen” te voorkomen. In Cuba onder dictator Batista (een VS-marionet), grote delen van Zuid-Amerika (Pinochet in Chili), Afrika en Azië hebben ze van die voornemens weinig gemerkt. Er werden internationale instellingen als de VN uitgebouwd en er kwamen welvaartstaten in het westen, zegt hij. Wooldridge vermeldt er in zijn “analyse” niet bij dat het fascisme in Duitsland voor de kapitalistische crisis van 1929 een zeer marginaal fenomeen was. Het idee dat het fascisme een bijna begrijpelijke reactie was op het “communisme” verdoezelt de rol van de kapitalistische crisis en de financiering van de NSDAP door menig lid van het Duitse grootkapitaal.

    De hernieuwde groei na WOII en de “welvaartstaten” konden er trouwens alleen maar komen na de massale vernietiging van kapitaal in de oorlog. Dat was een economische voorwaarde om terug naar een faze van investeringen en de invoering van nieuwe technologie te kunnen gaan. Politiek en sociaal was er de druk van de arbeidersbeweging in West-Europa, die de buik vol had van de laatste barbaarse uitwasemingen van het kapitalisme. Er was ook de druk van een ander economisch systeem, de stalinistische bureaucratieën die steunden op een planeconomie, in het Oosten.

    De misvorming van de Russische revolutie, het stalinisme als model, zette de idee van een klassieke arbeidersrevolutie tijdelijk op een zijspoor. In China was nooit de arbeidersklasse in samenwerking met de arme boeren rechtstreeks aan de macht, doorheen democratisch verkozen raden. Mao balanceerde als een volleerd bonapartist tussen de klassen toen hij de steden binnenkwam, onderdrukte de arbeiders, zette vervolgens de burgerij aan de kant, en vestigde een regime naar het totalitaire voorbeeld van stalinistisch Rusland. De Cubaanse revolutie had massale steun, maar miste het element van arbeidersdemocratie in de overgang naar een planeconomie. De reden daarvoor was dat, in tegenstelling tot de Russische revolutie, de werkende klasse in de steden – haar organisaties, bewustzijn en controle – niet het dominante element was in de revolutie. Ook in Cuba bestond er, ondanks de duidelijke voordelen van een planeconomie, geen systeem van pluralistische arbeidersdemocratie, geen vrije arbeiderspers, etc. Dat maakt het voor het huidige regime veel gemakkelijker om stappen te zetten in de richting van een herstel van elementen van de vrije markt. Hoewel het proces nog niet zover gevorderd is als met de bureaucratie in China.

    Wooldridge stelt de decennia voor WOI voor als een liberaal walhalla van vrijhandel en toenemende democratische rechten. Dat de ontwikkeling van de productiekrachten botst op de beperkingen van de natiestaat, zoals in 1914 maar ook vandaag? Daarvoor zou hij er beter Marx nog eens op nalezen. En voor die democratische rechten betaalden vele werkenden een prijs in bloed. De heren van de schepping, het kapitaal, gaven de politieke democratie niet cadeau. Op dezelfde manier ziet Wooldridge toenemende liberalisering en vrijhandel na 1980 – de neoliberale periode van reële loondalingen en groeiende ongelijkheid – vandaag uitmonden in “populistische” bedreigingen voor een liberale wereldorde.

    Wooldridge verwijst naar de Brexit en de verkiezing van Trump, die zich deels baseert op een protectionistische retoriek. Nochtans is het onvermijdelijk in een situatie van economische stagnatie dat er tussen de natiestaten een hevigere strijd om de buit – onze onbetaalde arbeid, de winsten – zal worden gevoerd. De liberale vrijhandel, die onze lonen en condities neerhaalt, is al aan kritiek onderhevig nog voor de zeepbellen op de beurzen volledig zijn gebarsten. Het geweeklaag over rechts populisme – voor de arbeidersklasse een reëel gevaar, voor de burgerij een factor die ze niet volledig controleren – onderstreept het verlies aan politieke autoriteit van de traditionele burgerlijke partijen. Dit proces is onvermijdelijk, maar gaat ook reeds naar links.

    Wooldridge spoort zijn lezers bij de rijkste 1% aan om vuriger de liberale orde te verdedigen. Die zou de armoede wereldwijd hebben doen dalen. Nochtans steunt dat soort grove veralgemeningen op bedenkelijke analyses. Ze zijn immers vooral terug te voeren op de daling van de extreme armoede in landen als China en Indonesië. Eerder uitzonderingen met een eigen geschiedenis dan de regel. China maakte de overgang van een stalinistische planeconomie, met bewuste onderdrukking van het groeipotentieel in de landbouw, naar meer en meer een staatskapitalisme met zijn eigen, onoplosbare en typisch kapitalistische problemen: overaccumulatie, beperkte koopkracht voor de massa’s, groeiende schuldenbergen, … In Europa en in België deed het neoliberalisme de armoede sterk toenemen. In de VS is de ongelijkheid obsceen en een schrikwekkend toekomstbeeld voor de Europese werkenden en jongeren, als we het kapitalisme verder laten bestaan.

    “De productiviteitsgroei is vertraagd” stelt de Economist-columnist Wooldridge sober vast. Inderdaad, ondanks de berg cash waarop de grote bedrijven zitten, ondanks het potentieel van nieuwe technologieën, ondanks het beleid in dienst van de aandeelhouders dat onze lonen drukt, … wordt er amper geïnvesteerd. Decennia van besparingen en daling van onze koopkracht hebben het systeem verder doen stagneren. De kapitalisten investeren amper omdat de markten zijn ondermijnd. Het kapitalisme loopt vast op zijn interne tegenstellingen, zoals Marx voorspelde. Het heeft een diepere crisis enkel kunnen vermijden door massieve kredieten in het systeem te pompen. Die ongeziene schuldenberg hangt als een molensteen om de nek van de huidige productiewijze. Binnen het winstsysteem krijgen we enkel meer van hetzelfde: besparingen, dalende koopkracht, werkloosheid en armoede.

    “Grote ongelijkheid bedreigt de stabiliteit” jammert Wooldridge, voor een publiek dat die ongelijkheid organiseerde. Blijkbaar is de “stabiliteit” en niet zozeer het gebrek aan toekomstkansen, het gemis aan een degelijk inkomen, of de ellende van werkloosheid het probleem. Zo spreekt de burgerij onder klassegenoten: zakelijk, nuchter en kil. Volledig wars van de belangen en gevoelens van de klasse die ze uitbuiten. De denkers van de heersende elite, de rijkste 1%, maken zich op voor de verdediging van hun aftakelend winstsysteem. Laat ons de echte lessen van de massabeweging die de Oktoberrevolutie was onder de verdraaiïngen en misleiding vandaan halen. De werkenden kunnen er alleen bij winnen, dat er wel een democratisch alternatief bestaat op het kapitalisme. Laat ons die lessen toepassen vandaag en de strijd voor jobs, degelijke lonen, en een leefbare toekomst voor alle werkenden verbinden met de strijd voor democratisch socialisme.

  • 99 jaar geleden: de Russische Revolutie

    Vandaag is het dag op dag 99 jaar geleden dat de Russische Revolutie een einde maakte aan het kapitalistische bewind in Rusland. De oktoberrevolutie (volgens de oude in Rusland destijds gebruikte kalender was het toen 25 oktober) was een fundamenteel keerpunt in de geschiedenis. Het komende jaar zullen we daar op socialisme.be heel veel aandacht aan besteden. Hoe kunnen we de lezer beter laten kennismaken met de Russische Revolutie dan met een toespraak door één van de historische leiders van die revolutie, Leon Trotski? Hieronder een toespraak die hij in 1932 in Kopenhagen hield naar aanleiding van de verjaardag van de Russische Revolutie.

    [divider]

    Geachte toehoorders,

    Laat mij toe van het begin af mijn eerlijke spijt uit te drukken dat ik niet de mogelijkheid heb in het Deens te spreken voor een hoorzaal in Kopenhagen.

    Laat ons niet afvragen of de toehoorders er iets aan verliezen. Wat de spreker betreft, de onwetendheid van de Deense taal belet hem om het Scandinavische leven en de Scandinavische literatuur onmiddellijk en uit eerste hand te volgen in het origineel. En dat is een groot verlies!

    De Duitse taal waartoe ik hier mijn toevlucht moet nemen is machtig en rijk. Maar mijn ‘Duitse taal’ is tamelijk beperkt. Overigens, in verband met ingewikkelde kwesties kan men zich alleen maar met de noodzakelijke vrijheid uitdrukken in zijn eigen taal. Bijgevolg moet ik dus van nu af een beroep doen op de toegevendheid van het publiek.

    Ik was een eerste maal in Kopenhagen op het Internationaal Socialistisch Congres en ik nam de beste herinneringen van uw stad met mij mee. Maar dit dateert al van een kwarteeuw geleden. In de Ore-Sund en in de fjorden is sindsdien het water al dikwijls veranderd. Maar niet alleen het water. De oorlog heeft de ruggengraat gebroken van het oude Europese continent. De stromen en meren van Europa hebben veel mensenbloed meegevoerd, vooral het Europese gedeelte heeft zware beproevingen doorstaan, het is somberder en ruwer geworden. Al de vormen van strijd zijn wranger geworden. De wereld is een tijdperk ingegaan van grote verandering. De extreme uitdrukking daarvan is de oorlog en de revolutie.

    Alvorens aan het thema van mijn voordracht te beginnen — de Russische Revolutie — wil ik de organisatoren van de vergadering bedanken, nl. de Vereniging van de Sociaaldemocratische Studenten van Kopenhagen. Ik doe dit als een politieke tegenstander. Maar het is zo dat mijn voordracht wetenschappelijk-historische taken najaagt en geen politieke. Dit onderstreep ik dan ook vanaf het begin. Maar het is onmogelijk te spreken over een revolutie, waaruit de Sovjetrepubliek ontstaan is, zonder een politieke positie in te nemen. In mijn hoedanigheid van spreker blijft mijn vaandel dezelfde als diegene waaronder ik heb deelgenomen aan de revolutionaire gebeurtenissen.

    Tot aan de oorlog behoorde de bolsjewistische partij aan de sociaaldemocratische Internationale. Maar 4 augustus 1914 heeft de stemming van de Duitse sociaaldemocratie voor de oorlogskredieten voor eens en altijd een einde gemaakt aan deze band en heeft dit geleid tot het tijdperk van de onophoudelijke en onverzoenlijke strijd van het bolsjewisme tegen de sociaaldemocratie. Betekent dit dat de organisatoren van deze vergadering een vergissing begaan met mij als spreker uit te nodigen? Daarover zullen de toehoorders slechts kunnen oordelen na mijn voordracht. Om mijn aanvaarding van de vriendelijke uitnodiging om een exposé te houden over de Russische revolutie te rechtvaardigen, veroorloof ik mij te herinneren dat gedurende de 35 jaar van mijn politiek leven, het thema van de Russische revolutie de praktische en theoretische spil uitmaakt van mijn bezigheden en mijn acties. Mogelijk geeft me dit een zeker recht te hopen dat ik erin zal slagen om niet alleen mijn vrienden en vriendinnen te helpen, maar ook mijn tegenstander, op zijn minst ten dele, om verscheidene trekken van de revolutie te vatten die tot vandaag toe aan de aandacht ontsnapten.

    Het doel van mijn voordracht is nochtans om te helpen begrijpen. Ik stel mij hier niet voor de revolutie te verspreiden, noch om tot revolutie op te roepen. Ik wil de revolutie uitleggen.

    Laat ons beginnen met enkele elementaire sociologische principes waarmee we ongetwijfeld vertrouwd zijn, maar die, terug in het geheugen gebracht, ons zullen helpen om een complex fenomeen als de revolutie te begrijpen.

    De materialistische opvatting van de geschiedenis

    De menselijke samenleving is een historisch bepaalde samenwerking in de strijd om het bestaan en behoud der generaties. De aard van een samenleving wordt bepaald de economie. De aard van de economie wordt bepaald door de arbeidsmiddelen.

    Elk groot tijdperk in de ontwikkeling van de productiekrachten kent een overeenkomstig regime. En elk regime had zijn enorme voordelen voor de heersende klasse.

    Maatschappelijke regimes zijn niet eeuwig, ze zijn historisch, en verworden tot een rem op de verdere vooruitgang. Al wat verrijst wordt vernietigd.

    Geen enkele heersende klasse echter heeft al goedschiks en vredevol afstand genomen van haar voordelen. Bij vraagstukken van leven en dood zijn de argumenten van de rede altijd al vervangen door de argumenten van de macht. Zo is het, en we hebben er mee te leven.

    De betekenis van revolutie

    De revolutie betekent een verandering van de sociale orde. Ze draagt de macht over in de handen van een andere klasse die in opgang is. De opstand vormt het meest kritische en meest scherpe moment in de strijd om de macht van twee klassen. Het oproer kan alleen maar tot een reële overwinning van de revolutie en tot oprichting van een nieuw regime leiden wanneer dit oproer kan rekenen op een progressieve klasse die geschikt is om rondom haar de verpletterende meerderheid van het volk te groeperen.

    In tegenstelling tot de ontwikkeling in de natuur wordt de revolutie bewerkstelligd door mensen, met mensen. Maar in de loop van de revolutie handelen de mensen onder invloed van sociale omstandigheden die niet vrijelijk door hen gekozen zijn, maar die geërfd zijn van het verleden en die hun dwingend de weg wijzen. Het is juist hierdoor en alleen maar hierdoor dat de revolutie haar eigen wetten heeft.

    Maar het menselijk geweten weerspiegelt niet passief de objectieve omstandigheden. Ze heeft de gewoonte actief op deze te reageren. Op zekere momenten neemt deze reactie een gespannen, gepassioneerd en massaal karakter aan. De hinderpalen van het recht en van de macht worden omvergeworpen. Precies de actieve tussenkomst van de massa’s in de gebeurtenissen maakt het meest essentiële element uit van de revolutie.

    Maar zelfs de meest vurige activiteit kan op het niveau van een betoog, van een opstand blijven steken, zonder zich te verheffen tot de hoogte van een revolutie. De massale opstand van de massa’s moet leiden tot een omkering van de heerschappij van een klasse en de oprichting van de heerschappij van een andere. Het is dan pas dat we een voltooide revolutie hebben. De massale opstand is geen geïsoleerde poging die men kan vaststellen naar zijn smaak. De opstand geeft een element weer dat objectief bedongen is in de ontwikkeling van de revolutie, zoals de revolutie een ontwikkeling is die objectief bedongen is in de ontwikkeling van de maatschappij. Maar indien de voorwaarden van de opstand bestaan, dan moet men niet passief met open mond staan wachten. Ook in de menselijke zaken is er zoals Shakespeare zegt eb en vloed. “There is a tide in the affairs of men which, taken at the flood, leads on to fortune.”

    Om het zichzelf overlevende regime weg te vegen, moet de progressieve klasse begrijpen dat haar uur geslagen is en zich de verovering van de macht als taak stellen. Hier wordt het veld van de bewuste revolutionaire actie betreden, waar de vooruitzicht en berekening verbonden worden aan bereidwilligheid en stoutmoedigheid. Anders gezegd: hier opent zich het veld van de actie, van de partij.

    De ‘coup d’état’

    De revolutionaire partij verzamelt in zich het beste van de progressieve klasse. Zonder een partij die geschikt is om zich te oriënteren in de omstandigheden, om de loop en het ritme van de gebeurtenissen te waarderen en om op tijd het vertrouwen van de massa’s te veroveren, is de overwinning van de proletarische revolutie onmogelijk. Dit is het verband van de objectieve en de subjectieve factoren van de revolutie en de opstand. Zoals u het weet, in discussies — in het bijzonder de theologische -, hebben de tegenstanders de gewoonte regelmatig de wetenschappelijke waarheid te kleineren door haar tot in het absurde door te trekken. In de logica wordt dit een reductio ad absurdum genoemd. Wij gaan proberen de omgekeerde weg te volgen, het is te zeggen, wij gaan als uitgangspunt een absurditeit nemen om ons dichter bij de waarheid te voegen. In ieder geval, men mag zich niet beklagen over een gebrek aan absurditeiten. Laat ons een van de recentste, een van de meest ruwe, nemen.

    De Italiaanse schrijver Malaparte, zoiets als een fascistische theoreticus — die bestaan er ook — heeft onlangs een boek uitgegeven over de techniek van een staatsgreep. Natuurlijk besteedt de auteur een groot deel van zijn ‘onderzoek’ aan de Oktoberrevolutie.

    In tegenstelling met Lenins ‘strategie’, die verbonden blijft aan de sociale en politieke omstandigheden van het Rusland van 1917, “laat de tactiek van Trotski” — volgens Malaparte — “zich helemaal niet tegenhouden door de algemene omstandigheden van het land.” Dit is het voornaamste idee van het werk! Malaparte dwingt Lenin en Trotski in de pagina’s van zijn boek vele dialogen te voeren vervuld van evenveel geestelijke diepgang als de natuur Malaparte alleen ter beschikking heeft gesteld. Op de tegenwerpingen van Lenin over de sociale en politieke premissen van de opstand schrijft Malaparte zogezegd aan Trotski letterlijk het volgende antwoord toe: “Uw strategie vereist te veel gunstige voorwaarden, de opstand heeft niets nodig, ze heeft aan zichzelf genoeg” Hoort u? “De opstand heeft niets nodig!” Dit, geachte toehoorders, is precies de absurditeit die ons dichter bij de waarheid dient te brengen. De auteur herhaalt nadrukkelijk dat in Oktoberrevolutie niet de strategie van Lenin maar de tactiek van Trotski heeft getriomfeerd. Deze tactiek bedreigt nu nog, volgens zijn eigen zeggen, de rust van de Europese staten. “De strategie van Lenin”, zo citeer ik woord voor woord, “maakt geen enkel onmiddellijk gevaar uit voor de regeringen van Europa. De tactiek van Trotski maakt een actueel en zodoende een permanent gevaar voor hen uit.”

    Concreter: “Zet Poincaré in de plaats van Kerenski en de bolsjewistische staatsgreep van oktober 1917 was evengoed geslaagd”. Het is moeilijk te geloven dat zo een boek in verscheidene talen vertaald en ernstig onthaald is.

    Tevergeefs zouden wij proberen ontdekken waarom in het algemeen de strategie van Lenin, afhangend van historische voorwaarden, nodig is als de ‘tactiek van Trotski’ toelaat dezelfde zaak op te lossen in elke situatie. En hoe komt het dat zegevierende revoluties zo zeldzaam zijn als ze, voor hun welslagen, maar nood hebben aan een paar kleine technische recepten?

    De dialoog tussen Lenin en Trotski voorgesteld door de fascistische schrijver, is in de geest en in de vorm een dwaze fantasie van het begin tot aan het einde. Zulke fantasieën circuleren maar al te vaak in de wereld. Zo is er nu in Madrid een boek gedrukt onder mijn naam, La Vita del Lenin (Het leven van Lenin) waarvoor ik even weinig verantwoordelijk ben als voor de tactische recepten van Malaparte. Het Madrileense weekblad Estampa stelde dit zogezegde boek van Trotski over Lenin voor in volledige hoofdstukken, die vreselijke beledigingen bevatten tegen de gedachtenis van een man die ik waardeerde en onvergelijkbaar meer waardeer dan wie ook van mijn tijdgenoten. Maar laat ons de valsaards overlaten aan hun lot. De oude Wilhelm Liebknecht, de vader van strijder en onsterfelijke held Karl Liebknecht, herhaalde graag: een revolutionair politicus moet voorzien zijn van een dikke huid. Dokter Stockman raadde diegene die tegen de sociale mening in wenst te gaan, nog nadrukkelijker aan geen nieuwe broek aan te doen. Wij nemen deze twee goede raadgevingen op en gaan over tot de dagorde.

    De oorzaken van Oktober

    Welke vragen roept de Oktoberrevolutie op bij de nadenkende mens?

    (1) Waarom en hoe is de revolutie geslaagd? Concreet: Waarom heeft de proletarische revolutie getriomfeerd in een van de meest achtergestelde landen van Europa? (2) Wat heeft de Oktoberrevolutie gebracht? En ten slotte (3), heeft zij getoond wat zij kan?

    Op de eerste vraag, in verband met de oorzaken, kan men al min of meer volledig antwoorden. Ik heb geprobeerd om het zo expliciet mogelijk te doen in mijn Geschiedenis van de Russische revolutie. Hier kan ik alleen maar de belangrijkste conclusies formuleren.

    De wet van de ongelijke ontwikkeling

    Het feit dat het proletariaat voor de eerste maal aan de macht is gekomen in een land zo achtergesteld als het oude tsaristische Rusland schijnt alleen maar mysterieus bij een eerste aanblik. In werkelijkheid is dat helemaal logisch. Men kan het voorzien en men heeft het voorzien. Meer nog, op het perspectief van dit feit bouwden de marxistische revolutionairen lange tijd hun strategie voor de beslissende gebeurtenissen.

    De eerste verklaring is de meest algemene: Rusland is een achtergesteld land maar is alleen maar een deel van de wereldeconomie, een element van het kapitalistische wereldsysteem. In deze zin heeft Lenin het raadsel van de Russische revolutie opgelost door de kernachtige formule: “de ketting is gebroken in haar zwakste schakel.”

    Een duidelijke illustratie: de oorlog van 1914, gegroeid uit de tegenstellingen van het wereldimperialisme, betrok in zijn maalstroom alle landen die zich op verschillende ontwikkelingsniveaus bevonden, maar stelde wel dezelfde eisen aan alle deelnemers. Het is duidelijk dat de lasten van de oorlog vooral ondraaglijk moesten zijn voor de meest achtergestelde landen. Rusland was als eerste gedwongen om het terrein af te staan. Maar om zich af te scheiden van de oorlog moest het Russische volk de heersende klassen bevechten. Zo breekt de ketting van de oorlog in zijn zwakste schakel.

    Maar de oorlog is geen catastrofe die van buitenaf komt zoals een aardbeving, het is om het te zeggen met de oude Clausewitz, de voortzetting van de politiek met andere middelen. Tijdens de oorlog kwamen de voornaamste neigingen van het imperialistische systeem van de ‘tijd van de vrede’ alleen maar meer op de voorgrond. Hoe beter ontwikkeld de algemene productiekrachten zijn, hoe meer gespannen de wereldconcurrentie, hoe scherper de antagonismen, hoe teugellozer de bewapeningsstrijd, en nog erger is deze situatie voor de zwakste deelnemers. Het is juist daarom dat de achtergestelde landen de eerste plaats bezetten in de serie van de instortingen. De ketting van het wereldkapitalisme heeft altijd de neiging te breken aan de zwakste schakel.

    Als gevolg van buitengewoon ongunstige voorwaarden (bijvoorbeeld een zegevierende ‘militaire’ tussenkomst van buitenaf of onherstelbare fouten van de Sovjetregering zelf) zou het Russische kapitalisme zich herstellen op het enorme Sovjetterritorium, zou dan haar onvermijdelijke historische onmacht laten zien, en zou het kapitalisme binnenkort opnieuw het slachtoffer worden van dezelfde tegenstrijdigheden die haar in 1917 tot de explosie geleid hebben. Geen enkel tactisch middel zou leven kunnen geven aan de Oktoberrevolutie als Rusland ze niet in haar lichaam had gedragen. De revolutionaire partij kan alleen maar aanspraak maken op de rol van vroedvrouw die haar toevlucht moet nemen tot een keizersnede.

    Men zou mij kunnen verwijten: uw algemene beschouwingen kunnen voldoende uitleggen waarom het oude Rusland, dit land waar het achterlijke kapitalisme bij een miserabele boerenstand bekroond was door een parasitaire adel en een verrotte monarchie, schipbreuk moest leiden. Maar in het beeld van de ketting en de zwakste schakel mist men nog altijd de sleutel van het raadsel zelf. Hoe komt het dat in een achtergesteld land de socialistische revolutie kan triomferen? Maar de geschiedenis kent vele voorbeelden van het verval van landen en culturen met het simultane verval van de oude klassen waarvoor geen enkele progressieve aflosser gevonden was. Het verval van het oude Rusland had op het eerste gezicht het land in een kapitalistische kolonie moeten transformeren, veeleer dan in een socialistische staat.

    Deze tegenwerping is zeer interessant. Ze brengt ons onmiddellijk tot de kern van het probleem. En nochtans is deze bedenking gebrekkig, ik zou zeggen ontdaan van interne proportie. Van de ene kant komt ze van een overdreven opvatting over de achterstand van Rusland, van de andere kant van een verkeerde theoretische opvatting over het fenomeen van historische achterstand in het algemeen.

    Levende wezens, uiteraard ook mensen, maken volgens hun leeftijd stadia van gelijkaardige ontwikkeling door. Bij een normaal kind van vijf jaar vindt men een zekere overeenkomst tussen het gewicht, de omtrek van de taille en de interne organen. Maar dit is helemaal anders bij het menselijke bewustzijn. In tegenstelling met de anatomie en de fysiologie onderscheidt de psychologie, zowel deze van het individu als deze van de gemeenschap zich door de buitengewone geschiktheid tot assimilatie, door de soepelheid en elasticiteit; hierin bestaat ook het aristocratische voordeel van de mens op zijn meest nabije zoölogische verwanten, de apen. De ontvankelijke en flexibele psyche verleent als noodzakelijke voorwaarde voor historische vooruitgang aan de sociale ‘organismen’, in tegenstelling met de echte organismen, namelijk de biologische, een buitengewone veranderlijkheid van de interne structuur. In de ontwikkeling van naties en staten, de kapitalistische staten in het bijzonder, is er noch gelijkheid noch eenvormigheid. Verschillende graden van cultuur, zelfs polaire tegengestelden, komen dichter bij elkaar en combineren zich in het leven van een en hetzelfde land.

    De wet van gecombineerde ontwikkeling

    Laat ons niet vergeten, beste toehoorders, dat historische achtergesteldheid een relatieve notie is. Als er achtergestelde en geavanceerde landen zijn, dan is er ook een wederkerige beïnvloeding tussen die landen en is er druk van die landen die voorop liggen op diegene die achtergesteld zijn; er is de noodzakelijkheid voor landen die achterop liggen om de vooruitstrevende landen te vervoegen, om de techniek en wetenschap van hen te ontlenen. Zo ontstaat er een gecombineerd type van ontwikkeling: trekken van achtergesteldheid worden gecombineerd met de laatste ontwikkelingen in de wereldtechniek en gedachten. Ten slotte is het zo dat de landen die economisch achterop liggen, soms genoodzaakt zijn om de andere voorbij te steken om hun achterstand te boven te komen.

    De soepelheid van het collectieve bewustzijn zorgt er in zekere omstandigheden voor dat in het sociale strijdperk het resultaat bereikt kan worden dat men in de individuele psychologie de compensatie noemt. In deze zin kan men zeggen dat de Oktoberrevolutie voor de Russische volkeren een heroïsch middel is geweest om hun eigen economische en culturele ondergeschiktheid te boven te komen.

    Maar laat ons voorbijgaan aan deze historisch-politieke veralgemeningen, die misschien iets te abstract zijn, om dezelfde vraag te stellen in een concretere vorm, het is te zeggen met betrekking tot de levende economische feiten. De achterstand van het Rusland van het begin van de 20e eeuw komt duidelijker tot uitdrukking in het volgende feit: de industrie bekleedde een kleine plaats in het land, het proletariaat was klein in vergelijking met de boerenstand. In het geheel genomen betekende dit een lage nationale arbeidsproductiviteit. Het volstaat te zeggen dat aan de vooravond van de oorlog, toen het tsaristische Rusland het toppunt van zijn welstand bereikt had, het nationale inkomen acht tot tien maal lager was dan in de Verenigde Staten. Dit legt numeriek de ‘omvang’ uit van de achterstand, als men het woord ‘omvang’ al mag gebruiken met betrekking tot achterstand.

    Tezelfdertijd uitte zich in iedere stap op economisch gebied de wet van de gecombineerde ontwikkeling, zowel in de eenvoudige fenomenen als in de complexe fenomenen. Rusland, dat zo goed als geen wegen had, zag zich genoodzaakt spoorwegen te bouwen. Zonder door het Europese ambacht en de manufactuur gegaan te zijn, ging Rusland onmiddellijk over op gemechaniseerde productie. Tussenliggende etappen overslaan is eigen aan landen die achterop liggen.

    Terwijl de landbouw veelal op het niveau van de 17e eeuw bleef, bevond de Russische industrie zich – is het niet op gebied van capaciteit, dan toch als type – op het niveau van de geavanceerde landen en stak ze soms voorbij. Het volstaat te zeggen dat de reuzeondernemingen met meer dan duizend werklieden in de Verenigde Staten minder dan 18 procent van het totaal van de industriële werklieden organiseerde en Rusland daarentegen meer dan 41 procent. Dit feit laat zich moeilijk verzoenen met de banale opvatting van de economische achterstand van Rusland. Nochtans spreekt dit feit de achterstand niet tegen, het verdedigt dit op een dialectische manier.

    De klassenstructuur van het land had ook hetzelfde tegenstrijdige karakter. Het financiekapitaal van Europa industrialiseerde de Russische economie aan een versneld tempo. De industriële bourgeoisie verkreeg terstond het karakter van het grootkapitaal en werd een vijand van het volk. Bovendien leefden de vreemde aandeelhouders buiten het land. De arbeiders daarentegen waren natuurlijk Russen. Tegenover een numeriek zwakke Russische bourgeoisie, die geen sociale wortels had, stond een relatief sterk proletariaat met diepe wortels in het volk.

    Bovenop het revolutionaire karakter van het proletariaat komt nog dat Rusland, dat juist als achtergesteld land de tegenstanders moest vervoegen, er niet toe gekomen was een sociaal conservatisme, of een eigen politiek, uit te bouwen. Als meest conservatief land van Europa, zelfs van heel de wereld, geeft Engeland, het oudste kapitalistische land, mij gelijk. Het land van Europa dat het meest vrij is van conservatisme is naar alle waarschijnlijkheid Rusland. Het Russische proletariaat, jong, fris, vastberaden, besloeg echter nog altijd maar een kleine minderheid van de natie. De reserves van haar revolutionaire macht bevonden zich buiten het proletariaat zelf. In de boerenstand, die leefde in half-lijfeigenschap, en in de onderdrukte nationaliteiten.

    De boerenstand

    Het agrarische vraagstuk maakte de basis uit van de revolutie. De oude staatsmonarchistische lijfeigenschap was tweemaal zo ondraaglijk in de omstandigheden van de nieuwe kapitalistische uitbuiting. De agrarische gemeenschap bedroeg ongeveer 140 miljoen dessiatienen. Maar 30.000 grootgrondbezitters met ieder een gemiddelde van meer dan 2.000 dessiatienen kwam op een totaal van 7 miljoen dessiatienen, wat zoveel is als ongeveer 10 miljoen boerenfamilies. Deze landstatistieken vormden de grondslag voor het programma van de opstand van de boeren.

    De edelman Boborkin schreef in 1917 aan de kamerheer Rodsjanko, de voorzitter van de laatste Doema van de staat: “Ik ben een grootgrondbezitter en het kan er bij mij niet in dat ik mijn land zou moeten verliezen, en dan nog voor een ongelooflijk doel, om met de socialistische leer te experimenteren.” Maar de revoluties hebben juist als taak te voltooien wat niet tot de heersende klassen doordringt.

    In de herfst van 1917 was bijna het hele land in de greep van boerenopstanden. Op de 642 districten van het oude Rusland waren er 482, dat is 77 procent, gegrepen door de beweging. De weerglans van het oproer van het dorp verlichte het strijdperk van de opstand in de steden. Maar de oorlog van de boeren tegen de grondbezitters, dit gaat u me verwijten, is een van de klassieke elementen van de burgerlijke revolutie en helemaal niet van de proletarische revolutie!

    Ik antwoord: helemaal juist, zo was het in het verleden. Maar de onmacht van de kapitalistische maatschappij in een historisch achtergesteld land werd precies duidelijk doordat de opstand van de boeren de klasse van de Russische bourgeoisie niet vooruitduwde, maar hen daarentegen definitief in het kamp van de reactie stootte. Indien de boerenstand niet ten gronde wou gaan, bleef haar niets anders over dan een overeenkomst met het industriële proletariaat te sluiten. Deze revolutionaire vereniging van twee onderdrukte klassen werd door Lenin op geniale manier voorzien en lang voordien voorbereid.

    Als het agrarische vraagstuk op een vastberaden manier was opgelost door de bourgeoisie, zou het Russische proletariaat zeker niet in 1917 aan de macht hebben kunnen komen. Maar de Russische bourgeoisie, begerig en laf, was te laat op het toneel verschenen en was het slachtoffer van een vroege vorm van seniliteit, en raakte met geen vinger aan het feodale eigendom. Zo vertrouwde zij echter de macht toe aan het proletariaat en tezelfdertijd het recht te beschikken over het lot van de burgerlijke maatschappij.

    De Sovjetstaat kon maar tot stand komen door een combinatie van twee verschillende factoren die historisch verschillend zijn: de boerenoorlog, het is te zeggen een beweging die eigen is aan de opgang van de burgerlijke ontwikkeling, en de proletarische opstand, die het verval van de bourgeoisbeweging aankondigt. Daarin ligt het gecombineerde karakter van de Russische revolutie.

    Wanneer hij eenmaal op zijn achterste poten staat, wordt de boerenbeer geducht in zijn driftigheid. Nochtans is hij niet in staat aan zijn woede een bewuste uitdrukking te geven. Hij heeft nood aan een leider. Voor de eerste maal in de geschiedenis van de wereld heeft de oproerige boerenstand in de persoon van het proletariaat een loyale leider gevonden. Vier miljoen industriële en transportarbeiders leidden 100 miljoen boeren. Dat was het natuurlijke en onvermijdelijke verband tussen het proletariaat en de boerenstand in de revolutie.

    Het nationale vraagstuk

    De tweede revolutionaire kracht van het proletariaat was samengesteld uit onderdrukte naties, die eveneens een vooral overwegende boerenstand hadden. Het uitbreidende karakter van de ontwikkeling van de staat, die zich uitstrekt zoals een vetvlek van Moskou tot aan de omgeving, is nauw verbonden aan de historische achterstand van het land. In het Oosten maakt de achterstand de volkeren die nog meer achterstand hebben afhankelijk om beter de meer ontwikkelde volkeren van het Westen te bedwingen. Aan de 70 miljoen Groot-Russen, die de belangrijkste massa van de bevolking uitmaakten, voegden zich achtereenvolgens 90 miljoen andere buitenlanders.

    Zo ontstond het rijk wiens overheersende nationaliteit maar 43 procent van de bevolking uitmaakte, terwijl de andere 57 procent nationaliteiten van verschillende cultuur en regime zijn. De nationale druk was in Rusland onvergelijkbaar brutaler dan in de naburige staten en eigenlijk niet alleen van diegenen die aan de andere kant van de west grens lagen, maar ook van de grens ten oosten. Dit verleende aan het nationaal probleem een enorme explosieve kracht.

    De liberale Russische bourgeoisie wou noch in het nationale vraagstuk, noch in het agrarische boven zekere verzuchtingen gaan van het regime van verdrukking en geweld. De ‘democratische’ regeringen van Miliukov en Kerenski die de belangen van de bourgeoisie en van de Groot-Russische bureaucratie weergaven, haastten zich gedurende acht maand van hun bestaan juist om aan de ontevreden naties te laten verstaan: je verkrijgt alleen maar datgene wat je ontrukt door geweld.

    Lenin had heel snel de onvermijdelijkheid in overweging genomen van de ontwikkeling van de middelpuntvliedende nationale beweging. De bolsjewistische partij vocht gedurende jaren halsstarrig voor het recht op zelfbeschikking van de naties, het is te zeggen voor het recht op de volledige scheiding van de staat. Het is maar door deze moedige positie in het nationale vraagstuk dat het Russische proletariaat stilaan het vertrouwen kon winnen van de onderdrukte volkeren. De nationale bevrijdingsbeweging keerde zich net als de boerenbeweging krachtig tegen de officiële democratie, versterkte het proletariaat, en wierp zich in het ‘bed’ van de opstand.

    De permanente revolutie

    Zo onthult zich stilaan voor ons het raadsel van de proletarische opstand in een land dat historisch achterop ligt. Lang voor de gebeurtenissen hebben de marxistische revolutionairen de gang van de revolutie en de historische rol van het jonge Russische proletariaat voorzien. Misschien zal men mij toelaten om hier een uittreksel te geven van mijn eigen werk over het jaar 1905:

    “In een land dat economisch achterstaat, kon het proletariaat eerder aan de macht komen dan in een vooruitstrevend kapitalistisch land. (…) De Russische revolutie schept zulke voorwaarden waarin de macht gegeven kan worden (en met de overwinning van de revolutie, gegeven moet worden) aan het proletariaat zelfs voordat de politiek van het bourgeois-liberalisme de mogelijkheid gehad heeft in heel haar omvang, haar genie wat de staat betreft ten toon ten spreiden. (…) Het lot van de meest elementaire revolutionaire belangen is verbonden het lot van de revolutie, het is te zeggen aan het lot van het proletariaat. Het proletariaat dat aan de macht komt zal aan de boerenstand verschijnen als de klassenbevrijdster. (…) Het proletariaat komt de regering binnen als een revolutionaire vertegenwoordiger van de natie, als erkend leider van het volk in de strijd tegen het absolutisme en de barbaarsheid van het lijfeigenschap. (…) Het proletarische regime zal zich vanaf het begin moeten uitspreken voor de oplossing van het agrarische vraagstuk waaraan het vraagstuk verbonden is van het lot van de machtige Russische volksmassa’s”.

    Ik heb de vrijheid genomen deze citaten te brengen als bewijs dat de theorie van de Oktoberrevolutie, die door mij vandaag voorgesteld wordt, geen snelle improvisatie is en niet gemaakt is onder de druk van de gebeurtenissen. Nee, deze theorie werd geuit onder de vorm van een politieke pronostiek lang voor de opstand van oktober. U zult akkoord zijn dat de theorie alleen maar in het algemeen waarde heeft in de mate waarin ze helpt de loop van de ontwikkeling te voorzien en haar te beïnvloeden in haar doelstellingen. Hierin bestaat, om in het algemeen te spreken, de onschatbare belangrijkheid van het marxisme als sociaal en historisch oriënteringswapen. Het spijt mij dat het enge kader van de uiteenzetting mij niet toelaat verder in te gaan op de voorgaande citaten, het is daarom dat ik mij tevreden stel met een korte samenvatting van het hele werk van 1905.

    “Volgens haar onmiddellijke taken is de Russische revolutie een burgerlijke revolutie. Maar de Russische bourgeoisie is antirevolutionair. Bijgevolg is de overwinning van de revolutie alleen maar mogelijk als de overwinning van het proletariaat. Het zegevierende proletariaat zal echter niet stoppen bij het programma van de burgerlijke democratie, maar zal overgaan op het programma van het socialisme. De Russische revolutie zal de eerste stap worden van de socialistische wereldrevolutie.”

    Zo was de theorie van de permanente revolutie die door mij geformuleerd werd in 1905 en sindsdien aan de meest scherpe kritiek blootgesteld werd onder de naam ‘trotskisme’. Of beter gezegd: het is maar een gedeelte van deze theorie. Het andere gedeelte, nu heel actueel, stelt:

    “De huidige productieve krachten hebben sinds lang de nationale grenzen overschreden. De socialistische maatschappij is onrealiseerbaar binnen de nationale grenzen. Hoe belangrijk de economische successen ook kunnen zijn van een geïsoleerde arbeidersstaat, toch is het programma van het ‘socialisme in één land’, een kleinburgerlijke utopie. Alleen een Europees verbond, en dan een wereldverbond van socialistische republieken, kan de weg openen naar een harmonische socialistische maatschappij.”

    Vandaag, na het bewijs van de gebeurtenissen, zie ik minder redenen dan ooit om mijn theorie te herroepen.

    Het bolsjewisme

    Na al wat gezegd is, is het dan nog de moeite zich de fascist Malaparte te herinneren, die mij een tactiek toeschrijft los staat van strategie en neerkomt op een reeks technische recepten voor de opstand, die altijd toepasselijk zijn en onder alle meridianen? Het is toch goed dat de naam van de ongelukkige theoreticus van de staatsgreep hem zonder moeite laat onderscheiden van de zegevierende practicus van de staatsgreep. Zo riskeert niemand Malaparte met Bonaparte te verwarren.

    Zonder de gewapende opstand van 1917 van 7 november zou de Sovjetstaat niet bestaan. Maar de opstand zelf was niet uit de hemel gevallen. Voor de Oktoberrevolutie waren er een reeks historische premissen noodzakelijk.

    1. De verrotting van de oude heersende klassen, van de adel, van de monarchie, van de bureaucratie.
    2. De politieke zwakte van de bourgeoisie, die geen enkele wortel had in de massa’s.
    3. Het revolutionaire karakter van het agrarische vraagstuk.
    4. Het revolutionaire karakter van de onderdrukte nationaliteiten.
    5. Het belangrijke sociale gewicht van het proletariaat.

    Aan deze organische premissen moet men de zeer belangrijke conjuncturele voorwaarden toevoegen:

    6. De revolutie van 1905 was de grote school of, volgens de uitdrukking van Lenin, de generale repetitie voor de revolutie van 1917. De sovjets, als onvervangbare organisatievorm van het enige proletarische front in de revolutie, werden voor de eerste maal gevormd in 1905.
    7. De imperialistische oorlog verscherpte alle tegenstellingen, rukte de massa’s die achter lagen uit hun staat van onbeweeglijkheid en bereidde zo het grootse karakter van de catastrofe voor.

    Maar al deze voorwaarden, voldoende opdat de revolutie zou uitbreken, waren onvoldoende om de overwinning van het proletariaat in de revolutie te verzekeren. Voor deze overwinning was nog een voorwaarde noodzakelijk.

    8. De bolsjewistische partij.

    Als ik deze voorwaarde als laatste in de rij opnoem is dit niet omdat dat overeenkomt met het logische gevolg en ook niet omdat ik aan de partij de minst belangrijke plaats toe ken. Nee, ik ben heel ver verwijderd van deze gedachte. De liberale bourgeoisie kan de macht veroveren en heeft ze al dikwijls genomen als resultaat van gevechten waaraan ze niet had deelgenomen. Zij beschikt daarom over grijporganen die prachtig ontwikkeld zijn. Nochtans bevinden de werkzame massa’s zich in een andere situatie; men heeft ze gewoon gemaakt om te geven en niet om te nemen. Ze werken geduldig zolang het gaat. Ze hopen, verliezen geduld, richten zich op, vechten, sterven, brengen de overwinning aan de anderen, worden bedrogen, vervallen in ontmoediging, buigen opnieuw en werken opnieuw. Dat is het verhaal van de volksmassa onder alle regimes. Om vast en zeker de macht in handen te nemen, heeft het proletariaat een partij nodig die de andere partijen ver overtreft in klaarheid van gedachten en in revolutionaire vastberadenheid.

    De partij van de bolsjewieken, die men meer dan één keer terecht als de meest revolutionaire partij in de geschiedenis van de mensheid omschreven is, was de levende condensatie van de moderne geschiedenis van Rusland, van alles wat in Rusland dynamisch was. Reeds lang was de val van de monarchie de noodzakelijke voorwaarde voor de ontwikkeling van de economie en van de cultuur geworden. Maar de krachten ontbraken om op deze taak te antwoorden. De bourgeoisie schrok voor de revolutie. De intellectuelen poogden de boerenstand op de been te krijgen. Ongeschikt om zijn eigen smarten en zijn doelstellingen te veralgemenen, liet de moezjiek deze vermaning onbeantwoord. De intelligentsia bewapende zich met dynamiet. Een hele generatie kwijnde weg in dit gevecht.

    Op 1 maart 1887 voerde Alexander Oeljanov de laatste van de grote terroristische aanvallen uit. De aanvalspoging tegen Alexander III mislukte. Oeljanov en de andere deelnemers werden opgehangen. De poging om de revolutionaire klasse te vervangen door een scheikundig preparaat had schipbreuk geleden. Zelfs de meest heroïsche intelligentsia zijn niets zonder de massa. Onder de onmiddellijke invloed van deze feiten en conclusies groeide en vormde zich de jongste broer van Oelanov, Vladimir, de toekomstige Lenin, de grootste figuur van de Russische geschiedenis. Vroeg in zijn jeugd plaatste hij zich op het terrein van het marxisme en richtte zijn blik naar het proletariaat. Zonder een moment het dorp uit het oog te verliezen zocht hij de weg naar de boerenstand langs de arbeiders. Van zijn revolutionaire voorgangers erfde hij de vastberadenheid, de capacitiet van zelfopoffering, de wil om tot het uiterste te gaan. In zijn jeugdjaren werd Lenin de meester van de nieuwe intellectuele generatie en van de geavanceerde arbeiders. In stakingen en straatgevechten, in gevangenissen en in deportatie verkregen de arbeiders de noodzakelijke ervaring.

    Maar de schijnwerper van het marxisme was voor hen noodzakelijk om in de duisternis van de autocratie hun historische weg te belichten. In 1883 ontstond onder de emigranten de eerste marxistische groep. In 1898, op een clandestiene bijeenkomst werd de schepping van de sociaaldemocratische Russische arbeiderspartij geproclameerd (in die tijd heetten wij de sociaaldemocraten). In 1903 vond de scheuring plaats tussen de bolsjewieken en de mensjewieken en in 1912 werd de bolsjewistische fractie een onafhankelijke partij.

    De partij leerde de dynamiek van de klassen van de maatschappij herkennen in de gevechten, in grote gebeurtenissen, gedurende 12 jaar (1905-1917). Wij voedden kaders op, geschikt zowel voor initiatief als tot gehoorzaamheid. De discipline van revolutionaire actie steunde op de eenheid van de leer, de tradities van de gemeenschappelijke strijd en het vertrouwen ten overstaan van een beproefde leiding.

    Zo was de partij in 1917. Terwijl de officiële ‘publieke opinie’ en tonnen papier van de intellectuele pers, de partij verachtte, oriënteerde de partij zich volgens de beweging van de massa’s. Ze hield de hefboom stevig vast boven fabrieken en regimenten. De boerenmassa’s keerden zich altijd meer naar haar. Als men het beschouwt per natie, niet de geprivilegieerde toppen, maar de meerderheid van het volk, het is te zeggen de arbeiders en boeren, werd het bolsjewisme tijdens het jaar 1917 de echte nationale Russische partij.

    In 1917 gaf Lenin, genoodzaakt om zich schuil te houden, het signaal: “De crisis is rijp, het uur van de opstand nadert.” Hij had gelijk. De heersende klassen waren in een impasse beland in het oog van de problemen van de oorlog en de nationale bevrijding. De bourgeoisie verloor definitief het hoofd. De democratische partijen, de mensjewistische en sociaal-revolutionairen joegen het laatste restje van hun vertrouwen bij de massa’s uiteen door de imperialistische oorlog te steunen, door de politiek van compromissen en toegevingen aan de burgerlijke en feodale eigenaars. Het wakker geworden leger wou niet meer vechten voor de haar vreemde doelstellingen van het imperialisme. Zonder aandacht te schenken aan de democratische raadgevingen joeg de boerenstand de grondbezitters van hun domeinen weg. De nationaliteiten uit de periferie, verdrukt door de regering, richtten zich tegen de bureaucratie van Petersburg. In de belangrijkste raden van arbeiders en soldaten overheersten de bolsjewieken. De arbeiders en soldaten eisten daden. Het abces was rijp. Er was een slag van het ontleedmes nodig.

    De opstand was alleen mogelijk onder deze sociale en politieke omstandigheden. En ze was ook onvermijdelijk. Maar men mag niet spelen met de opstand. Wee de chirurg die slordig met het ontleedmes omgaat! De opstand is een kunst. Zij heeft haar wetten en haar regels.

    De partij voerde de Oktoberopstand met een koude berekening en een vurige vastberadenheid door. Juist daardoor triomfeerde ze bijna zonder slachtoffers. In de regerende sovjets plaatsten de bolsjewieken zich aan het hoofd van het land dat een zesde van het aardoppervlak bestrijkt.

    Men kan veronderstellen dat de meeste van mijn toehoorders van vandaag zich in 1917 helemaal niet bezighielden met politiek. Zoveel te beter. De jonge generatie heeft voor zich heel wat interessante zaken, maar ook dingen die niet altijd gemakkelijk zijn. Maar de vertegenwoordigers van de oude generatie in deze zaal zullen zich nog heel goed herinneren hoe de bolsjewieken onthaald werden als aan curiositeit, een misverstand, een schandaal, het meeste nog als een nachtmerrie die moest verdwijnen bij de eerste zonnestraal. De bolsjewieken hielden 24 uren stand, een week, een maand, een jaar. De tegenstanders moesten altijd maar de nachtmerrie verlengen. De heersers van de gehele wereld bewapenden zich tegen de eerste arbeidersstaat: er kwam een burgeroorlog, opeenvolgende tussenkomsten, blokkades. Zo ging het ene jaar na het andere voorbij. De geschiedenis heeft ondertussen vijftien jaren van het bestaan van de Sovjetmacht moeten registreren.

    Kan Oktober gerechtvaardigd worden?

    Ja, zal een of andere tegenstander zeggen: Het avontuur van Oktober heeft zich veel solider getoond dan velen onder ons dachten.

    Misschien was dit helemaal niet een avontuur. Niettemin bewaart de vraag heel haar kracht. Wat heeft men bereikt voor zo een hoge prijs? Heeft men misschien de zo briljante taken gerealiseerd die aangekondigd werden door de bolsjewieken aan de vooravond van de opstand?

    Alvorens op de hypothetische tegenstander te antwoorden, laat ons opmerken dat de vraag op zich niet nieuw is. Integendeel, ze komt recht uit de Oktoberrevolutie zelf, vanaf de dag van haar geboorte.

    De Franse journalist Claude Anet, die in Petrograd verbleef tijdens de revolutie, schreef al op 27 oktober 1917:

    “De maximalisten [zo noemden de Fransen toen de bolsjewieken] hebben de macht genomen en de grote dag is aangebroken. Enfin, zeg ik mezelf, ik ga het socialistische Eden verwezenlijkt zien worden dat men ons zoveel jaren beloofd heeft. Wonderbaarlijk avontuur! Bevoorrechtte positie!”

    Enzovoort, enzovoort. Wat een oprechte haat achter deze ironische groeten. Vanaf de dag volgend op de inname van het Winterpaleis haastte de reactionaire journalist zich het aards paradijs aan te kondigen en een toegangskaart op te eisen. Vijftien jaar zijn verlopen sinds de opstand. Met een des te groter gebrek aan ceremonie manifesteren de tegenstanders hun arglistige vreugde dat het land van de sovjets vandaag nog zeer weinig lijkt op het koninkrijk van het algemeen welzijn. Waarom dan de revolutie, en waarom haar slachtoffers?

    Beste luisteraars, ik meen te kunnen stellen dat de tegenstellingen, de moeilijkheden, de fouten en onvolkomenheden van het Sovjetregime mij even goed bekend zijn als om het even wie van u. Persoonlijk heb ik ze nooit verborgen, noch in woorden, noch in geschriften. Ik was — en ben nog steeds de mening toegedaan — dat de revolutionaire politiek, in tegenstelling tot de conservatieve politiek, niet gevestigd kan worden op camouflage. “De dingen zeggen zoals ze zijn” moet het hoogste principe van de arbeidersstaat zijn.

    Maar zowel in de kritiek als in de creatieve activiteit moet men een perspectief hebben. Subjectivisme is een slechte leidsman, vooral in belangrijke vraagstukken. De termijnen moeten aangepast zijn aan de taken en niet aan de individuele grillen. Vijftien jaar! Wat maakt dat uit voor één mensenleven? Gedurende deze tijd werden velen van onze generatie begraven, terwijl de overlevenden grijs zijn geworden. Maar deze zelfde vijftien jaar, welk minieme tijdsperiode betekent dit in het leven van een volk? Niet meer dan een minuut op de klok van de geschiedenis.

    Het kapitalisme had eeuwen nodig om zich te vestigen in de strijd tegen de Middeleeuwen, om techniek en wetenschap te verheffen, om spoorwegen te bouwen, om elektriciteit te verschaffen. En dan? Dan is de mensheid door het kapitalisme in de hel van oorlogen en crisissen geworpen! Maar aan het socialisme kennen de tegenstanders, de aanhangers van het kapitalisme, slechts een vijftiental jaren toe, om het paradijs op aarde, met alle comfort te vestigen. Neen, zulke verplichtingen hebben wij niet op ons genomen. Wij hebben zulke termijnen niet gesteld. Men moet de vooruitgang van grote veranderingen meten met een aangepaste schaal. Ik weet niet of de socialistische maatschappij zal lijken op een bijbels paradijs. Ik twijfel er sterk aan. Maar in de Sovjet-Unie is er nog geen socialisme. Er heerst een overgangsmaatschappij, vol tegenstellingen, belast met de zware erfenis van het verleden, en daarenboven nog onder de vijandelijke druk van de kapitalistische staten. De Oktoberrevolutie heeft het principe van de nieuwe maatschappij afgekondigd. De Sovjetrepubliek heeft enkel het eerste stadium van haar realisatie verwezenlijkt. De eerste lamp van Edison was zeer slecht. Onder de fouten en vergissingen van de eerste socialistische opbouw, moet men de toekomst weten te onderscheiden.

    En de rampen die zich uitstorten over de levenden? Dit is een zinloze en door en door retorische vraag. Alsof de historische processen te onthullen zijn als het plan van de boekhouder. Met evenveel reden kan men zich tegenover de moeilijkheden en smarten van het menselijke bestaan afvragen: loont het echt nog de moeite op aarde te zijn? Hierover schreef Lenin: “En de gek, die wacht op een antwoord.” Melancholische meditaties hebben de mens niet belet te baren en geboren te worden. Zelfs in deze dagen van een wereldcrisis zonder voorgaande, maken de zelfmoorden slechts een procentuele verwaarloosbare groei uit. Maar de volkeren hebben niet de gewoonte hun vlucht te zoeken in zelfmoord. Zij zoeken voor de ondraaglijke lasten een uitweg in de revolutie.

    Bovendien, wie is er verontwaardigd over de slachtoffers van de socialistische revolutie? Meestal zijn het degenen die de imperialistische oorlog hebben voorbereid en de slachtoffers ervan hebben verheerlijkt, of minstens een zeer gemakkelijk vergelijk troffen. Nu is het onze beurt om te vragen: was de oorlog gerechtvaardigd? Wat heeft de oorlog ons gegeven? Wat heeft de oorlog ons geleerd?

    In de elf lasterlijke delen tegen de grote Franse Revolutie beschrijft de reactionaire historicus Hippolyte Taine niet zonder leedvermaak het lijden van het Franse volk onder de jaren van de jacobijnse dictatuur en de daaropvolgende. Zij waren vooral pijnlijk voor de lagere klassen in de steden, de plebejers, die, zoals de sansculotten, met de groottste toewijding voor de revolutie gestreden hadden. Zij, of hun vrouwen, stonden koude nachten in de rij, om de volgende dag met lege handen terug te keren naar de bevroren gezinshaard. In het tiende jaar van de revolutie was Parijs armer dan voor het begin ervan. Zorgvuldig uitgekozen feiten, op kunstmatige wijze samengebracht, heeft Taine gebruikt om zijn vernietigend verdict tegen de revolutie te funderen. Ziet u, de plebejers wilden dictators worden, en hebben zich in de ellende gestort.

    Het is moeilijk zich een plattere moralist in te beelden. Eerst en vooral, indien de revolutie het land de ellende in wierp, kan de fout eerst en vooral worden teruggespeeld aan de heersende klassen die het volk tot de revolutie hebben gedreven. Ten tweede, de grote Franse Revolutie putte zich niet uit in de hongerige rijen voor de bakkerswinkels. Het hele moderne Frankrijk, in zeker opzicht de hele moderne beschaving, is ontstaan uit het bad van de Franse Revolutie.

    Gedurende de burgeroorlog in de Verenigde Staten in de loop van 1860 zijn 50.000 mensen gesneuveld. Zijn deze slachtoffers gerechtvaardigd? Vanuit het oogpunt van de Amerikaanse slavenhouders en de heersende Britse klassen, die zij aan zij vochten — neen! Vanuit het oogpunt van de neger of de Britse arbeider — volledig! En vanuit het standpunt van de ontwikkeling van de mensheid in haar geheel kan er ook over dit onderwerp geen twijfel bestaan. Uit de burgeroorlog van 1860 zijn de huidige Verenigde Staten ontstaan, met een ongebreideld praktisch initiatief, de rationalistische techniek, het economische elan. Op deze veroveringen van het amerikanisme heeft de mensheid een nieuwe maatschappij opgebouwd.

    De Oktoberrevolutie is nog dieper in het heilige der heilige van de maatschappij doorgedrongen dan alle voorafgaande revoluties: in de eigendomsverhoudingen. Er zijn veel langere termijnen nodig om de creatieve gevolgen van de revolutie te laten zien in alle domeinen van het leven. Maar de algemene oriëntatie van de omwenteling is nu al duidelijk: voor zijn kapitalistische aanklager heeft de Sovjet-Unie geen enkele reden het hoofd te buigen, en de taal van excuses te gebruiken.

    Om het nieuwe regime vanuit het gezichtspunt van de menselijke ontwikkeling te bekijken, moet eerst de vraag worden beantwoord: waarin drukt de sociale vooruitgang zich uit, en hoe kan dat gemeten worden?

    De balans van Oktober

    Het meest objectieve, best gefundeerde en minst betwistbare criterium is de vooruitgang die gemeten kan worden aan de productiviteitsgroei van de sociale arbeid. Vanuit deze invalshoek is de waardering van de Oktoberrevolutie al gegeven door de ervaring. Voor de eerste maal in de geschiedenis heeft het socialistische organisatieprincipe zijn bekwaamheid getoond door productieresultaten voor te leggen die nog nooit in een dusdanig korte periode werden behaald.

    In globale indexcijfers drukt de industriële ontwikkelingscurve van Rusland zich als volgt uit. Laat ons voor het jaar 1913, het laatste jaar voor de oorlog, het getal 100 nemen. Het jaar 1920, toppunt van de burgeroorlog en ook dieptepunt van de industrie: 25, dat wil zeggen slechts één vierde van de vooroorlogse productie; 1925, een groei tot 75, dat wil zeggen ongeveer drie vierde van de vooroorlogse productie; 1929, ongeveer 200; 1932, 300, dat wil zeggen drie keer meer dan de vooroorlogse productie.

    Deze tabel wordt nog duidelijker in het licht van de internationale index. Van 1925 tot 1932 is de industriële productie van Duitsland ongeveer 1,5 maal verminderd, in Amerika ongeveer het dubbele. In de Sovjet-Unie is ze gestegen tot ongeveer het viervoudige. Deze cijfers spreken voor zichzelf.

    Het is niet mijn bedoeling de sombere kanten van de Sovjeteconomie te ontkennen of te verbergen. De resultaten van de industriële indexen zijn buitengewoon beïnvloed door de ongunstige landbouweconomie, dat wil zeggen van het gebied dat de socialistische methodes nog niet heeft bereikt, maar dat tegelijkertijd, zonder voldoende voorbereiding, veeleer bureaucratisch dan technisch en economisch, op collectivistische weg werd geleid. Het is een groot vraagstuk dat echter de grenzen van mijn lezing te buiten gaat.

    De hier voorgestelde indexcijfers houden nog een essentieel voorbehoud in. De onbetwistbare successen van de Sovjeteconomie, briljant op hun manier, vergen nog een laatste economisch onderzoek vanuit het gezichtspunt van de onderlinge harmonie van de verschillende economische elementen, van hun dynamisch evenwicht en, bijgevolg, van hun productieve capaciteit. Grote moeilijkheden en zelfs teruggang zijn onvermijdelijk. Het socialisme vertrekt niet in zijn afgewerkte vorm van het vijfjarenplan zoals Minerva uit het hoofd van Jupiter, of Venus uit het schuim van de zee. Men staat nog voor decennia van hardnekkig werk, van fouten, van verbetering en wederopbouw. Vergeten we daarenboven niet dat de socialistische opbouw, naar zijn inhoud, de voltooiing enkel in de internationale arena kan bereiken. Maar zelfs de meest ongunstige economische balans van de tot nu toe behaalde resultaten kan niet anders onthullen dan de onnauwkeurigheid van de gegevens, de fouten van het plan en de mislukkingen van de leiding. Het volgende empirisch vast te stellen feit kan daarentegen niet worden tegengesproken: de mogelijkheid om de productiviteit van collectieve arbeid op te heffen tot een nog nooit bereikte hoogte, met behulp van de socialistische methodes. Van deze verovering met een historisch wereldbelang kan niets of niemand ons nog beroven.

    Na wat hiervoor gezegd is, moeten we ook nog even stilstaan bij de klachten volgens welke de Oktoberrevolutie in Rusland geleid heeft tot een achteruitgang van de cultuur. Dit is de stem van de regerende klassen en de bezorgde salons. De aristocratisch-burgerlijke ‘cultuur’ die door de proletarische revolutie werd omvergeworpen, was niet meer dan een namaakversiersel van de barbarij. Zolang zij ontoegankelijk bleef voor het Russische volk droeg ze weinig nieuws bij aan de schatten van de mensheid.

    Maar ook hier, met betrekking tot deze cultuur, zo beweend door de blanke emigranten, moet de vraag nauwkeurig gesteld worden: in welke zin is de cultuur vernietigd? In één enkele zin: het monopolie van een kleine minderheid over de cultuurgoederen is vernietigd. Maar al wat werkelijk cultureel was in het oude Russisch cultuurpatrimonium, is intact gebleven. De Hunnen van het bolsjewisme hebben noch de verovering van het denken, noch de kunstwerken vertrappeld. Daarentegen hebben ze zeer zorgvuldig de monumenten van menselijke schepping verzameld en hebben ze voorbeeldig gerangschikt. De cultuur van de monarchie, van de adel en van de bourgeoisie is nu de cultuur van historische musea geworden. Het volk bezoekt ijverig deze musea. Maar het volk leeft niet in deze musea. Het volk leert. Het volk bouwt. Het feit alleen dat de Oktoberrevolutie het Russische volk, tientallen volkeren van het tsaristische Rusland, heeft leren lezen en schrijven, plaatst zich onvergelijkbaar hoger dan de vroegere Russische cultuur achter glas.

    De Oktoberrevolutie heeft de basis gelegd voor een nieuwe cultuur, niet enkel bestemd voor uitverkorenen, maar voor iedereen. De massa’s van de gehele wereld voelen dit. Vandaar hun sympathie voor de Sovjet-Unie, die even fel is als vroeger hun haat tegen het Russische tsarisme.

    Beste luisteraars, jullie weten dat de menselijke taal een onvervangbaar instrument is, niet alleen voor de beschrijving van de feiten, maar ook voor hun waardering. Wanneer de taal zich uitspreidt over het toevallige, het episodische, het artificiële, dan slorpt ze in zich de werkelijkheid op, dat ze kenmerkt en verzamelt. Bemerk met welke gevoeligheid de ontwikkelde naties een onderscheid gemaakt hebben tussen de twee tijdvakken in de ontwikkeling van Rusland. De aristocratische cultuur voegde aan de wereld van de barbarismen termen toe als tsaar, Kozak, pogrom, nagaika. Jullie kennen deze woorden en weten wat ze betekenen. Oktober voegde aan de wereldtalen woorden toe als bolsjewiek, sovjet, kolchozen, gosplan, piatilekta. Hier geeft de praktische taalkunde haar hoogste historisch oordeel!

    De diepste betekenis, echter moeilijker te gebruiken als directe maatstaf, van elke revolutie bestaat erin dat zij het volkskarakter vormt en hardt. De voorstelling van het Russische volk als een traag, passief, melancholisch, mystiek volk, is wijdverspreid en niet toevallig. Deze voorstelling heeft haar wortels in het verleden. Maar tot op heden zijn de diepe veranderingen die de Russische revolutie veroorzaakt heeft op het karakter van het volk, nog niet voldoende doorgedrongen in het Westen. Kon het ook anders zijn?

    Ieder mens met levenservaring kan in zijn geheugen het beeld oproepen van een adolescent die hij kende als onbelangrijk, lyrisch, in één woord sentimenteel, die later, van het ene moment op het andere, onder impuls van een sterke morele schok, sterker, harder werd, en niet meer te herkennen is. In de ontwikkeling van een gehele natie, heeft de revolutie morele veranderingen van dezelfde soort volbracht.

    De Februariopstand tegen de autocratie, de strijd tegen de adel, tegen de imperialistische oorlog, voor de vrede, voor het land, voor de gelijkheid van nationaliteiten, de Oktoberopstand, de omverwerping van de burgerij en de partijen die akkoorden hadden aangegaan met de burgerij, drie jaar burgeroorlog op een frontgordel van 8.000 km, de jaren van blokkade, de ellende de honger en de epidemieën, de jaren van een gespannen economische opbouw, de nieuwe moeilijkheden en berovingen; het is een harde maar goede leerschool. Een zware hamer vernietigt het glas, maar smeedt het staal. De hamer van de revolutie smeedt het staal van het karakter van het volk.

    Wie zal dat geloven? Nu reeds moet men het geloven. Korte tijd na de opstand verwonderde een van de tsaristische generaals, Zaleski, zich erover “dat een portier of een bewaker plots voorzitter van een rechtbank wordt, een verpleger directeur van het hospitaal, een kapper een hoogwaardigheidsbekleder, een vaandrig opperofficier, een journalist burgemeester, een slotenmaker ondernemingsleider”

    Wie zal dat geloven? Men moest het wel geloven. Men kon trouwens niet doen alsof men het niet geloofde, wanneer de vaandrigs de generaals versloegen, wanneer de burgemeester, die vroeger journalist was, de weerstand van de oude bureaucratie versloeg, de seingever de transporten in orde bracht, de slotenmaker, als directeur, de industrie weer herstelde. Wie zal dat geloven? Probeer maar eens het niet te geloven.

    Om het ongewone geduld te verklaren dat de volksmassa’s van de Sovjet-Unie ten toon spreidden in de jaren van de revolutie, doen vele vreemde waarnemers een beroep op de oude gewoonte tot passiviteit, eigen aan het Russische karakter. Zwaar anachronisme! De revolutionaire massa’s verdroegen de diefstallen geduldig, maar niet gelaten. Zij bouwden eigenhandig aan een betere toekomst die zij te allen prijze wilden creëren. Dat de klassenvijand maar eens zou proberen deze geduldige massa’s iets buiten hun wil op te leggen. Neen, het ware beter voor hem dit niet te proberen!

    De revolutie en zijn plaats in de geschiedenis

    Om te besluiten zullen we trachten de Oktoberrevolutie niet enkel te plaatsen in de geschiedenis van Rusland, maar eveneens in de wereldgeschiedenis. Gedurende het jaar 1917, in een tijdsperiode van acht maanden, ontmoetten twee historische curven elkaar. De revolutie van februari — deze vertraagde echo van grote strijd die zich in de voorbije eeuwen afspeelde op het grondgebied van Nederland, Engeland, Frankrijk, bijna in geheel continentaal Europa — hecht zich aan het snoer van de burgerlijke revoluties. De Oktoberrevolutie proclameert en opent de heerschappij van het proletariaat. Het was het wereldkapitalisme dat op Russisch grondgebied zijn eerste grote nederlaag leed. De keten brak bij de zwakste schakel. Maar het is de keten en niet alleen de schakel die breekt.

    Het kapitalisme heeft zich als wereldsysteem overleefd. Het kapitalisme heeft opgehouden zijn belangrijkste taak te vervullen, als hefboom van het niveau van menselijke kracht en van wenselijke rijkdom. De mensheid kan niet blijven stilstaan op het bereikte trapportaal. Enkel een stevige stijging van de productiekrachten en een juiste, geplande organisatie, dat wil zeggen socialistische organisatie, van de productie en van de verdeling, kan aan de mensen — aan alle mensen — een waardig levenspeil verzekeren en tezelfdertijd het waardevolle gevoel van vrijheid toekennen tegenover hun eigen economie.

    Deze vrijheid zal tweeërlei zijn: eerst en vooral zal de mens niet meer verplicht zijn het grootste deel van zijn leven aan lichamelijke arbeid te wijden. Ten tweede zal hij niet meer afhankelijk zijn van de wetten van de markt, dat wil zeggen van de blinde en duistere krachten die achter zijn rug spelen. Hij zal vrij zijn economie opbouwen, dat wil zeggen volgens een plan, het kompas in de hand. Deze keer gaat het erom de anatomie van de maatschappij door te lichten, alle geheimen ervan te ontdekken, en alle functies ervan te onderwerpen aan de rede en aan de wil van de collectieve wens. In deze zin moet het socialisme een nieuwe fase worden in de historische groei van de mensheid. Aan onze voorvader die zich voor de eerste keer wapende met een stenen bijl, verscheen de gehele natuur als een samenzwering van geheimzinnige en vijandige krachten. Sindsdien hebben de natuurwetenschappen, in nauwe samenwerking met de praktische technologie, de natuur geopenbaard tot in naar meest obscure dieptes. Door middel van elektrische energie geeft de fysicus nu zijn oordeel over de atoomkern. Het uur is niet ver meer waarop de wetenschap spelenderwijze de taak van de alchemie, mest in goud en goud in mest te veranderen, zal oplossen. Daar waar de demonen en furies van de natuur zich ontketenden, heerst nu met steeds meer moed de nijvere wil van de mens.

    Maar terwijl hij steeds meer overwinningen boekt op de natuur, bouwt de mens blindelings zijn betrekkingen op met andere mensen, bijna zoals de bijen met de mieren. Met achterstand en veel besluiteloosheid snijdt hij de problemen van de menselijke samenleving aan. Hij begint met de godsdienst, om daarna over te stappen op de politiek. De reformatie vertegenwoordigt het eerste succes van het individualisme en van het burgerlijk rationalisme, op een domein waar een dode traditie heerste. Het kritische denken gaat over van de kerk naar de staat. Geboren in de strijd tegen het absolutisme en de middeleeuwse toestanden, broeit de leerstelling van de volkssoevereiniteit en de rechten van de mens en van de burger. Zo vormt zich het systeem van het parlementarisme. Het kritische denken baant zich een weg in de staatsadministratie. Het politieke rationalisme van de democratie betekende de hoogste verovering van de revolutionaire burgerij.

    Maar tussen de staat en de natuur bevindt zich de economie. De techniek heeft de mens bevrijd van de dictatuur van de oude elementen: de aarde, het water, het vuur en de lucht, om op haar beurt de mens aan haar eigen tirannie te onderwerpen. De mens houdt op slaaf te zijn van de natuur, om slaaf van de machine te worden, erger nog, slaaf van vraag en aanbod.

    De huidige wereldcrisis getuigt op haar eigen tragische wijze hoe de fiere en durvende heerser van de natuur, slaaf blijft van de blinde krachten van zijn eigen economie. De historische taak van onze eeuw bestaat erin het ontketende spel van de markt te vervangen door een redelijk plan, de productieve krachten te disciplineren, om ze te dwingen harmonieus te handelen, met het doel de noden van de mens volgzaam te dienen. Het is enkel op deze nieuwe sociale basis dat de mens zijn vermoeide rug zal herstellen en — niet enkel de verkozenen — maar elke man en elke vrouw, een burger zal worden, met volle macht op het gebied van zijn denken.

    De toekomst van de mens

    Maar dit is niet het eindpunt van de weg. Neen, het is maar het begin. De mens beschouwt zichzelf als de kroon op de schepping. Er zijn zekere rechten voor deze uitspraak. Maar wie bevestigt dat de huidige mens de laatste hoogst ontwikkelde vertegenwoordiger van het specimen homo sapiens is? Neen, zowel lichamelijk als geestelijk is hij ver verwijderd van de perfectie, deze biologische misgeboorte waarvan het denken verziekt is en die er nog niet in is geslaagd enig nieuw organisch evenwicht te scheppen.

    Het is waar dat de mensheid meer dan eens giganten in het denken en in de actie hebben voortgebracht, die hun tijdgenoten overstijgen als de toppen op de bergketens. Het menselijke ras heeft het recht fier te zijn op haar Aristoteles, Shakespeare, Darwin, Beethoven, Goethe, Marx, Edison, Lenin. Maar waarom zijn dit uitzonderingen? Eerst en vooral omdat zij bijna zonder uitzondering voortkwamen uit de hoogste en middenklassen. Behalve schaarse uitzonderingen, zijn de vonken van het genie onderdrukt in de verdrukte diepten van het volk, alvorens zij zich zelfs kunnen laten uitbarsten. Maar eveneens omdat de vooruitgang van een generatie, de ontwikkeling en de opvoeding van de mens in zijn essentie afhankelijk van het toeval blijft en bleef, niet verlicht door de theorie en de praktijk, niet onderworpen aan het bewustzijn en aan de wil.

    De antropologie, de biologie, de fysiologie, de psychologie hebben bergen materiaal verzameld om voor de mens de volle draagwijdte van zijn taken op te richten voor zijn eigen lichamelijke en geestelijke perfectie en zijn uiteindelijke ontwikkeling. Door de geniale hand van Sigmund Freud, hief de psychoanalyse het deksel op van de diepte, poëtisch ‘ziel’ genoemd, van de mens. En wat is gebleken? Ons bewust denken maakt slechts een klein deeltje uit van het werk van de obscure psychische krachten. Wetenschappers dalen af tot de bodem van de oceaan en fotograferen er mysterieuze vissen. Opdat de menselijke wil afdaalt tot de bodem van zijn eigen psychische diepte, moet ze de motorische geheimzinnige krachten van de ziel ophelderen en ze onderwerpen aan de rede en aan zijn wil.

    Wanneer hij zal afgerekend hebben met de anarchistische krachten van zijn eigen maatschappij, zal de mens zich integreren in de stamper, in de distilleerkolven van de chemicus. Voor de eerste keer zal de mensheid zichzelf beschouwen als primaire materie en, in het beste geval, als een halve psychische en fysische fabricatie. Het socialisme zal een sprong betekenen van de heerschappij van de noodzakelijkheid naar de heerschappij van de vrijheid, ook in de zin dat de mens van vandaag, vol tegenstellingen en zonder harmonie, de weg zal banen naar een nieuw, gelukkiger ras.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop