Your cart is currently empty!
Tag: Noord-Ierland
-
Brexit geblokkeerd, Tories in crisis. Arbeidersbeweging moet nu handelen!
Tijdens het aftellen naar 29 maart (de oorspronkelijk vastgestelde datum voor de terugtrekking van Groot-Brittannië uit de Europese Unie) zakte de conservatieve regering van Theresa May steeds dieper weg in crisis. May lijkt niet in staat om een parlementaire meerderheid te vinden voor een akkoord over de terugtrekking uit de EU. De chaos is zo groot dat een anonieme Europese bron Groot-Brittannië omschreef als een “failed state” (Financial Times 21 maart 2019).Artikel door Ciaran Mulholland, Socialist Party (Noord-Ierland), uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Het voorstel tot akkoord over het Britse vertrek uit de EU werd reeds tweemaal verworpen door het parlement, telkens met een grote meerderheid. In normale tijden zou een regering die een nederlaag lijdt op een sleutelelement van het beleid niet overeind blijven. Maar dit zijn geen normale tijden.
May wil haar akkoord nog een keer ter stemming voorleggen. Ze hoopt dat een stemming op het laatste nippertje de druk zo sterk opvoert dat voldoende parlementsleden voor stemmen om een “no deal” Brexit te vermijden. Een aantal conservatieve parlementsleden kondigde effectief aan anders te stemmen in zo’n scenario. Achter de schermen zijn er onderhandelingen met de Noord-Ierse DUP om haar tien verkozenen te overtuigen. Maar het meest waarschijnlijke blijft dat May de stemming opnieuw verliest.
May verliest haar greep
Theresa May begeeft zich op dun ijs. Wat ze ook doet dreigt een reeks gebeurtenissen in gang te zetten die leiden tot haar eigen exit. Verschillende tegenstanders in de Conservatieve Partij staan al klaar om haar op te volgen. Om dat te vermijden, zal May mogelijk beslissen om over de hoofden van de parlementaire heen algemene verkiezingen uit te roepen. Alleen is er bij het establishment de angst dat dit leidt tot een Labour-regering onder Corbyn.
Theresa May zit vast omdat ze geen meerderheid in het parlement haalt. Er zijn verschillende redenen hiervoor, maar het belangrijkste probleem is dat van de ‘backstop’: een regeling die moet vermijden dat er op het Ierse eiland opnieuw een harde grens komt. Er wordt gesteld dat het verharden van de Ierse grens “het vredesproces bedreigt.” De EU stelt dat er ergens een harde grens moet zijn om de eigen handelsbelangen te beschermen. Als de Ierse grens openblijft, moeten er controles komen op goederen die de Ierse zee oversteken. Anders gezegd: een grens tussen Noord-Ierland en Groot-Brittannië.
De meerderheid van de Noord-Ierse protestanten is tegen nieuwe controles op goederen die de Ierse Zee oversteken. Zo’n grens, hoe zacht ook, vormt een bedreiging voor de eenheid tussen Noord-Ierland en Groot-Brittannië. Elke verharding van de grens tussen Noord-Ierland en de Ierse Republiek wordt eveneens gezien als een bedreiging voor de nationale aspiraties van de katholieken. De enige manier waarop de rechten van beide gemeenschappen kunnen gerespecteerd worden, is door beide grenzen open te houden. De logica van de kapitalistische EU bepaalt echter dat dit niet mogelijk is.
In elk geval zou een botsing van de verzuchtingen van protestantse en katholieke gemeenschappen in Noord-Ierland problematisch zijn. Het toevallige feit dat de DUP voor het eerst nodig is om de Britse regering overeind te houden, maakt dat de situatie helemaal vast zit en het vertrek van Groot-Brittannië uit de EU geblokkeerd is. De DUP maakt koelbloedig gebruik van zijn strategische positie. De partij schurkt aan bij de Brexiteers in de Tory partij met het argument dat de Noord-Ierse status bedreigd is. Voor zowel de Brexiteers als de DUP gaat het om een verstandshuwelijk waarbij geen van beide kanten zal aarzelen om de andere in de steek te laten voor tactische voordelen. Maar momenteel lopen hun belangen nog samen.
Neen aan hardere grenzen!
De Socialist Party is tegenstander van de EU, een instelling opgezet in het belang van het kapitalisme. De EU is er niet in het belang van de werkenden in Ierland, zowel het Noorden als het Zuiden, de werkenden in Engeland, Schotland, Wales of elders in Europa. De werkenden mogen geen vertrouwen stellen in de EU voor een betere toekomst, net zomin als ze vertrouwen kunnen stellen in de Ierse premier Varadkar, de Britse premier Theresa May of de coalitie van DUP en Sinn Fein indien die ooit het Noord-Iers bestuur terug in handen neemt.
De Socialist Party verzet zich tegen het ontwerp van akkoord over de Brexit omdat het ingaat tegen de economische en sociale belangen van de werkende klasse. We roepen de arbeidersbeweging op om zich hiertegen te verzetten. Het is belangrijk dat de arbeidersbeweging rekening houdt met de mogelijke gevolgen van het Brexit-akkoord op de sectaire verdeeldheid in Noord-Ierland. De arbeidersbeweging verenigt katholieke en protestantse werkenden in een gezamenlijke strijd voor een beter leven, in strijd op de werkplaatsen en in campagnes om onze diensten te verdedigen. Deze eenheid is niet vanzelfsprekend, er is constante strijd voor nodig. Het is dan ook erg belangrijk dat de vakbonden en de echt linkse partijen zich verzetten tegen elke stap die de eenheid van de werkende klasse verzwakt.
Het ontwerpakkoord schetst een scenario waarin een grens tussen Noord-Ierland en Groot-Brittannië ontstaat. Dit zal de sectaire spanningen versterken en de arbeiderseenheid verzwakken. We verzetten ons op die basis tegen het akkoord. Indien Groot-Brittannië echter zonder akkoord de EU verlaat, is een verharding van de grens tussen het Noorden en het Zuiden van Ierland “onvermijdelijk.” Ook dit zou de sectaire spanningen opvoeren en de arbeiderseenheid bedreigen. We zijn ook resoluut tegen dit scenario gekant.
Een verharding van grenzen kan vermeden worden indien de EU en de Britse regering de politieke beslissing nemen om de grens tussen Noord-Ierland en de Ierse republiek open te houden en geen grens te laten ontwikkelen tussen Noord-Ierland en Groot-Brittannië, wat de zogenaamde impact hiervan ook is op de handel en het verkeer van personen. We hebben er geen vertrouwen in dat ze dit zullen doen, tenzij onder enorme druk van onderuit. Om de belangen van de werkende klasse te beschermen, is het essentieel dat de arbeidersbeweging, vakbonden en linkse krachten met een onafhankelijk socialistisch programma naar voren komen. De arbeidersbeweging moet rond centrale kwesties eigen ‘rode lijnen’ trekken.
Arbeidersbeweging moet nu handelen
In het Brexit-referendum van 2016 zagen we een wijdverbreide vervreemding van een politiek establishment dat decennialang een neoliberaal beleid heeft verdedigd. De meerderheid van degenen die voor Brexit stemden, deed dit om uiting te geven aan hun woede na jaren van besparingen. Deze mensen waren zich maar al te goed bewust van de centrale rol van de Europese instellingen in het beleid dat de gewone werkenden laat betalen voor de hebzucht van de miljardairs.
In het kader van dat referendum was er een linkse campagne voor vertrek uit de EU. De transportbond RMT in Groot-Brittannië en de vakbond van de openbare diensten in Noord-Ierland, NIPSA, namen een principieel standpunt in van verzet tegen de EU en strijd voor een links alternatief. Deze vakbonden gaven een weg vooruit aan. Als alle vakbonden hun gezamenlijk gewicht achter een beweging voor een nieuw Europa in het belang van de 99% zouden zetten, dan zou dit miljoenen mensen op de been krijgen op de Britse en Ierse eilanden en de rest van Europa. Dit zou vertrekken van verzet tegen zowel een Brexit in het belang van de kapitalisten als tegen de EU.
- Vakbondsleden in Ierland, zowel Noord als Zuid, zijn verenigd in het Irish Congress of Trade Unions (ICTU) en hebben goede banden met hun collega syndicalisten in Engeland, Schotland en Wales. De vakbonden dienen te mobiliseren om de belangen van de werkenden in de regio te verdedigen in verzet tegen de ‘race to the bottom’ op vlak van arbeidsrechten en voorwaarden. Syndicale actie voor jobs, lonen, arbeidsvoorwaarden en rechten is nodig.
- De arbeidersbeweging moet zich inzetten voor de eenheid van de werkende klasse en mag zich niet laten vangen door gelijk welk akkoord dat de verdeeldheid versterkt. We kunnen ons best voorbereiden op een toename van sectaire spanningen en conflicten, onder meer door protestacties, betogingen en indien nodig stakingen te organiseren indien sectair geweld dreigt.
- Een spoedconferentie met zoveel mogelijk delegees en militanten uit Noord- en Zuid-Ierland kan een democratische discussie mogelijk maken over hoe we ons het best verzetten tegen zowel de EU als het besparingsbeleid van de Ierse en Britse regeringen. Als het ICTU geen initiatief neemt, kan het komen van die vakbondsinstanties die wel bereid zijn om leiding te geven. Vakbondsleden uit Engeland, Schotland en Wales kunnen gevraagd worden om vertegenwoordigers naar de conferentie te sturen en er kunnen banden gesmeed worden met militanten uit de rest van Europa.
- Socialisten in Ierland zouden een terugkeer van een Labour-regering in Groot-Brittannië verwelkomen. Als een dergelijke regering een standpunt van socialistische oppositie tegen de EU inneemt, zou dit de situatie veranderen. Een Labour-regering kan de onderhandelingen heropenen en een andere relatie tot de EU voorstellen, met inbegrip van nieuwe handels- en douaneregelingen, op basis van de belangen van de werkenden, niet de 1% rijksten. Dit betekent een verwerping van Europese restricties om privatiseringen om te keren of om de sleutelsectoren van de economie te nationaliseren. Als er jobs bedreigd zijn waarbij Brexit als excuus wordt ingeroepen, moet nationalisatie onder democratische controle en beheer van de werkenden op de agenda staan.
- Socialisten zijn voorstander van een werkelijk verenigd Europa. Dit is enkel mogelijk als de socialistische maatschappijverandering een eenheid van Europese naties in een democratische confederatie toelaat. We komen op voor een socialistisch Ierland met volledige democratische rechten voor de protestantse gemeenschap. We zijn voor een socialistische federatie van Ierland, Schotland, Engeland en Wales in een vrije en vrijwillige confederatie, en voor de socialistische verenigde staten van Europa.
-
Oktober 1968 in Noord-Ierland: massale revolte tegen sektarisme en armoede
Eind 1968 was er gedurende korte tijd een massabeweging in Noord-Ierland die inging tegen de Unionistische Noord-Ierse regering van Stormont en de mogelijkheid van revolutionaire maatschappijverandering stelde. Jongeren stonden vooraan in het protest dat niet enkel gericht was tegen het wanbeheer van de Unionist Party maar ook tegen het verstikkende conservatisme van de eveneens sectaire Nationalist Party. Er werd gekeken naar socialistische ideeën als weg vooruit in de strijd voor burgerrechten en een leven zonder armoede en werkloosheid. Jammer genoeg werden de mogelijkheden verkwanseld door de leiding van de vakbonden, de Noord-Ierse Labour Party (NILP) en andere linkse krachten.
Artikel door Ciaran Mulholland
Een belangrijke gebeurtenis in deze periode was de mars in Duke Street in Derry op 5 oktober 1968 – deze maand 50 jaar geleden. De politie viel de betogers aan, wat een katalysator was voor een uitbarsting van de opeengestapelde woede en het ongenoegen onder de katholieke werkenden en armen. Dit was nauw verbonden met de context waarin de mars plaatsvond.
Opkomst van eenheid in werkende klasse
In de jaren 1960 was de sectaire verdeeldheid in belangrijke mate afgenomen. Op de werkvloer was er een grote mengeling van katholieken en protestanten. Ook op vlak van huisvesting nam de integratie toe. Dit creëerde ruimte voor socialistische ideeën – met name voor ideeën die de werkende klasse verenigen naarmate de werkenden en hun gezinnen tot het besef komen dat ze veel met elkaar gemeen hebben. Er was een relatief hoog niveau van tewerkstelling en bijhorend hoog aantal vakbondsleden. Dit vormden belangrijke hefbomen voor een beweging gericht op verandering. Vakbondsleden wonnen aan zelfvertrouwen, ze voelden dat offensieve acties resultaten zouden opleveren. Het zorgde voor meer militante acties op de werkvloer. Hetzelfde proces bestond in de Ierse Republiek, waar er eveneens een toename van arbeidersstrijd was. Dit creëerde de basis voor eengemaakte strijd in het Noorden en Zuiden.
De groeiende strijdbaarheid en betrokkenheid daarin van vakbondsactivisten leidde op politiek vlak tot een groei van de NILP en andere linkse partijen. NILP had heel veel beperkingen, maar het had een invloed op veel van de beste arbeidersactivisten en het vormde een instrument waarmee zij hun hoop naar voren brachten. Er waren ook electorale successen voor kandidaten uit de arbeidersbeweging die onder verschillende lijstnamen opkwamen en zich verenigden met de Irish Labour Party (ILP), die groeide en naar links opschoof, in een over heel Ierland actieve “Council of Labour.”
De tendens weg van sectair beleid en naar eengemaakte arbeidersstandpunten werd versterkt door de impact van internationale gebeurtenissen. Het jaar 1968 werd gedomineerd door de algemene staking in Frankrijk in de maand mei, toen 10 miljoen arbeiders in actie kwamen en president De Gaulle het land ontvluchtte omdat hij vreesde dat het gedaan was met het kapitalisme.
Burgerrechtenbeweging tegen Unionistisch wanbeheer
In augustus 1968 was er een burgerrechtenmars van Coalisland naar Dungannon. Toen de 2500 betogers in Dungannon aankwamen, botsten de voorste betogers op een politiecordon dat de toegang tot het dorsplein afsloot. Op dat plein was er een tegenbetoging georganiseerd door Paisley. De erg uiteenlopende toespraken waren een uitdrukking van de klassenspanningen die binnen de burgerrechtenbeweging begonnen op te duiken. Sommige sprekers ontweken zorgvuldig elke mogelijke hint van sektarisme. Dat was in het bijzonder het geval voor NILP-gemeenteraadslid Jack Hassard die opmerkte dat hij opkwam voor “burgerrechten voor iedereen.” Toekomstig SDLP-kopstuk Austin Currie daarentegen sprak in termen van ‘wij en zij’ en had het over ‘oranje haat.’
De mars naar Dungannon verliep vreedzaam. Het was de mars in Derry op 5 oktober die de situatie zou veranderen en de strijd rond de brede noemer van burgerrechten zou omvormen tot een massabeweging.
De beslissing om een betoging te houden, kwam vooral van jonge activisten rond het Derry Housing Action Committee. Onder de meest prominente organisatoren bevond zich Eamonn McCann, een voortrekker van de naar links opschuivende Derry Labour Party. Toen de organisatoren contact opnamen met John Hume en James Doherty, een prominent nationalistisch raadslid en zakenman, om de betogingsaanvraag voor de politie te ondertekenen, weigerden ze allebei.
Op de dag van het protest waren er 400 aanwezigen in Duke Street. Ze probeerden te betogen naar Craigavon Bridge, maar de politie hield hen tegen. De betogers zongen ‘We Shall Overcome’, maar de Noord-Ierse politie sloot de betogers in en sloeg erop los. Er was een televisiecamera die beelden maakte van het politiegeweld. Er ontstond een explosieve sfeer in katholieke buurten, maar er was ook brede sympathie onder protestanten, zeker onder de jongeren.
Indien de woede van de werkenden, zowel katholieken als protesten, was omgezet in een verenigde beweging, dan hadden zowel het Unionisme als het Nationalisme het in de daaropvolgende maanden erg moeilijk kunnen krijgen. Er was in de eerste plaats nood aan een klassenprogramma dat de werkenden in actie kon verenigen tegen sektarisme, repressie en armoede. Een strijdbare socialistische leiding uit beide gemeenschappen en massale arbeidersorganisaties, vakbonden en linkse partijen hadden op de voorgrond kunnen treden.
Gebrek aan leiding
In de dagen na 5 oktober waren er kansen voor een dergelijke leiding om het initiatief te nemen. Er kwam een oproep voor een volgende mars de daaropvolgende zaterdag en voor een werkonderbreking gedurende een uur doorheen Derry op 11 oktober. Als de leiders van Labour en de vakbonden deze stakingsoproep hadden opgenomen, kon dit de stad volledig platleggen. Er kwam echter een oproep tot terughoudendheid met het voorstel van een afkoelingsperiode van 30 dagen waarin er geen betogingen zouden zijn.
Er ontstond een vacuüm aan de top van een ontwikkelende massabeweging. Dit werd snel opgevuld door mensen die zouden uitgroeien tot politici uit de middenklasse – John Hume en zijn bondgenoten. De eerste beslissing van deze groep was om de oproep voor een nieuwe betoging in te trekken en te vervangen door een zitactie voor Guildhall. De drastische verandering in de stemming bleek toen daar 5.000 mensen aan het protest deelnamen.
Het protest breidde verder uit. Enkele dagen na de betoging op Duke Street betoogden 3.000 studenten van de Queen’s University naar het stadhuis van Belfast. Onderweg werden ze gestopt door de politie, waarop de betogers een zitactie hielden. Dit werd gevolgd door een meeting waarop beslist werd tot het opzetten van een nieuwe organisatie onder de naam People’s Democracy (PD). Die organisatie zou de daaropvolgende weken heel wat acties organiseren. Er werd ingespeeld op de kwade stemming onder zowel katholieke als protestantse studenten. PD bestond vooral uit studenten, maar trok ook een kleine laag van jongeren uit de werkende klasse aan.
Het momentum voor het protest werd groter. De Unionistische premier Terence O’Neill besloot om toegevingen te doen en kondigde op 22 november hervormingen aan. Dit was echter te weinig en het kwam te laat. Wat voorheen aanvaard zou worden, was nu niet langer genoeg. Maar de eerste fase van de strijd was voorbij. De massa’s namen een adempauze en de ervaringen te evalueren. Geen enkel fundamenteel probleem was opgelost. Een nieuwe opgang van de beweging was slechts een kwestie van tijd.
Falen beweging zet deur open voor opgang sektarisme
In de daaropvolgende maanden konden sectaire krachten op de voorgrond treden. Heel wat van de katholieke jongeren die in de burgerrechtenbeweging actief waren, kwamen tragisch genoeg bij republikeinse paramilitaire groepen terecht. De meesten dachten dat ze opkwamen voor een socialistisch verenigd Ierland en waren gemotiveerd door de omstandigheden van enorme armoede en chronische werkloosheid waarin ze leefden. Dit was een verkeerd pad, deze strijd zou de vooropgestelde doelen niet bereiken en enkel leiden tot meer sectaire verdeeldheid.
De verantwoordelijkheid voor de richting die duizenden jonge katholieke arbeiders uitgingen, en voor de bloedvergieten van de jaren 1970 en 1980, ligt enerzijds bij de leiding van de NILP en de vakbonden. Hun gebrek aan actie en hun verraad maakten dat veel jonge katholieken geen ander alternatief zagen dan het opnemen van de wapens om terug te vechten tegen de staat. Er was echter een alternatief en als nieuwe eengemaakte massabewegingen zullen ontwikkelen, moeten we leren uit de revolutionaire gebeurtenissen van 1968. Ervoor zorgen dat deze bewegingen versterkt worden met socialistische ideeën – waarbij het belang van arbeiderseenheid en bewust anti-sektarisme erkend wordt – is essentieel om tegen de sectaire partijen in te gaan en de samenleving voor altijd te veranderen.
-
Ierland, de EU en de Brexit: een socialistische analyse
De onderhandelingen over een Brexit tussen de EU en Groot-Brittannië verlopen erg stroef. Eén van de moeilijkste kwesties in die onderhandelingen: hoe zal de grens eruit zien tussen Noord-Ierland en de Ierse republiek in de context van het Verenigd Koninkrijk dat de eenheidsmarkt en de douane-unie verlaat? Deze grens wordt dan de enige landgrens tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU. Een dossier door Cillian Gillespie van de Socialist Party (Ierland).
Voorlopig is een omschrijving gevonden waardoor de onderhandelingen kunnen verdergezet worden. De regering van Theresa May heeft ermee ingestemd dat er geen “harde grens” op het Ierse eiland komt. David Davis, de Tory minister verantwoordelijk voor de Brexit, ondersteunde recent dat standpunt ook al lieten zijn eerste uitspraken iets anders vermoeden. Na het ‘akkoord’ stelde Davis namelijk dat het slechts om een “intentieverklaring” ging en niet om een “wettelijk bindend” akkoord.
De Europese Commissie wilde een gevoelige kwestie zoals de Ierse grens gebruiken om de impact van de Brexit te verzachten en om af te dwingen dat het Verenigd Koninkrijk de eenheidsmarkt en de douane-unie niet zou verlaten. De Europese Commissie wil het zo moeilijk mogelijk maken om de EU te verlaten met een duidelijke boodschap aan alle andere lidstaten: je moet het niet proberen om de EU te verlaten en als je het toch doet, dan volgen sancties.
Brexit en Ierland
Het Brexit-referendum heeft als gevolg dat de waarde van het Britse pond sinds juni 2016 reeds met 13% is gezakt. Als Groot-Brittannië de eenheidsmarkt verlaat, kan dit mogelijk leiden tot douanetarieven voor handel tussen Groot-Brittannië en Ierland. Samen met het waardeverlies van het Britse pond kan dit een impact hebben op Ierse bedrijven, zoals in de landbouwsector die goed is voor 12% van de werknemers in het zuiden van Ierland.
Ierse bedrijven, onder meer in de voeding, zijn sterk afhankelijk van export naar Groot-Brittannië: 37% van wat in Ierland wordt geproduceerd, steekt de Ierse Zee over. Het waardeverlies van het pond en de invoering van douanetarieven maakt deze producten duurder en dus minder concurrentieel op de Britse markt. De verdedigers van het kapitalisme stellen natuurlijk dat hun systeem dynamisch is op basis van ondernemersrisico’s. Kapitalistische bedrijven zouden in staat zijn om economische moeilijkheden zoals de gebeurtenissen rond de Brexit te overstijgen. De hypocrisie is dan ook opmerkelijk als de Ierse kapitalisten klagen over de economische gevolgen van de Brexit in plaats van zich te concentreren op de “concurrentie” op de kapitalistische markt.
Sinds 2008 hebben de werkenden op verschillende manieren moeten betalen voor de crisissen van het kapitalisme. Met de economische gevolgen van de Brexit zal dit niet anders zijn. Deze zullen uiteindelijk tonen hoe meedogenloos de zoektocht naar winst is. Dit zal leiden tot lagere lonen, afdankingen en aanvallen op de rechten van werkenden. Niemand op de Brexit-onderhandelingen vertegenwoordigt de belangen van de werkende klasse, er is zelfs niemand die deze cruciale kwesties opneemt. De Europese Commissie en de verschillende regeringen die er deel van uitmaken, waaronder de Ierse en de Britse regeringen, verdedigen immers enkel de belangen van hun kapitalistische klassen.
Uiteindelijk zullen de kapitalisten ervoor kiezen om de werkende klasse te laten betalen zodat ze hun eigen economische positie kunnen behouden. Mogelijke economische problemen als gevolg van de Brexit zullen als een soort van ‘schokdoctrine’ gebruikt worden om het neoliberaal beleid op te voeren met lagere lonen, grotere onzekerheid op de werkvloer en besparingen op publieke uitgaven. Dat was ook de benadering van de Trojka toen in 2010 een draconisch besparingsbeleid werd opgelegd in de Ierse republiek. Dat beleid werd opgelegd in het belang van de grote Europese banken en de financiële markten. Recenter gebruikte de regering de dreiging van multinationals om hun investeringen terug te trekken om de positie van Ierland als belastingparadijs voor de grote bedrijven te rechtvaardigen. De cynische angstcampagnes worden als een stormram gebruikt voor de bazen tegen de werkende klasse. We moeten die campagnes verwerpen.
De vakbeweging moet klaar en duidelijk eisen dat de werkenden niet betalen voor gelijk welke regeling uit de Brexit-onderhandelingen komt. Vertegenwoordigers van de vakbonden langs beide kanten van de grens in Ierland en in Groot-Brittannië, moeten meteen samenkomen voor een speciale conferentie van arbeidersvertegenwoordigers om acties te coördineren en ervoor te zorgen dat er niet geraakt wordt aan lonen, arbeidsvoorwaarden en dat er geen jobverlies is als gevolg van de Brexit. Een dergelijke conferentie moet de werkenden voorbereiden op de acties die mogelijk nodig zullen zijn tegen pogingen om het neoliberale beleid op te voeren. Het was de bereidheid tot dergelijke acties die Ryanair recent tot toegevingen dwong, iets wat voorheen voor velen ondenkbaar was. Ryanair moest toelaten dat de piloten en het personeel zich organiseren in een vakbond. Een belangrijk element om die overwinning te bekomen, was het feit dat de piloten van Ryanair in heel Europa overgingen tot gecoördineerde acties.
De eenheid van de werkende klasse is beslissend als we niet tegen elkaar willen uitgespeeld worden door de werkgevers in Ierland en Groot-Brittannië en als we niet willen dat onze levensstandaard eens te meer aangepakt wordt door de kapitalisten. De vakbonden moeten een actieprogramma aannemen om dit te vermijden. Als er economische gevolgen zijn door de Brexit, moet dit bij de winsten van de multinationals terechtkomen en niet in de lonen en arbeidsvoorwaarden van de werkenden. Elk bedrijf dat dreigt met jobverlies moet in publiek bezit genomen worden zodat de levensstandaard van de werkende klasse behouden blijft.
Confrontaties tussen twee kapitalistische machten
Het conflict over de vraag of er al dan niet een ‘harde grens’ komt op het Ierse eiland (of mogelijk op de Ierse Zee) in de vorm van grenscontroles, wijst op de groeiende spanningen tussen twee neoliberale kapitalistische machten. Geen enkele kant in het conflict vertegenwoordigt de belangen van de werkende klasse in Ierland, Groot-Brittannië of de rest van Europa. Er wordt enkel gekeken naar de belangen van de grote bedrijven en de financiële markten. Vanuit Ierland worden we ‘vertegenwoordigd’ door de regering-Varadkar die in eigen land verantwoordelijk is voor een wooncrisis, een scherpe toename van onzekere jobs en een economische groei die enkel de projectontwikkelaars, grote aandeelhouders van kapitaalfondsen en multinationals ten goede komt. De media en de gevestigde kapitalistische commentatoren negeren uiteraard ook de klassenbelangen achter deze onderhandelingen.
Zowel de EU als de Britse conservatieve regering willen tot een oplossing komen waarin hun grote bedrijven en banken voordeel halen door winstsmaximalisatie ten koste van de rechten en voorwaarden van de werkenden, de openbare diensten en het milieu. De rol van zowel de EU als de Tories in het brutaal opleggen van een neoliberaal beleid mag niet vergeten worden.
De Tories zijn de traditionele partij van het Britse kapitalisme. Ze waren verantwoordelijk voor de Thatcheriaanse contrarevolutie waarmee de industriële basis van het land grotendeels werd afgebouwd en de openbare diensten werden geprivatiseerd of drastisch uitgehold. Sinds de Tories in 2010 aan de macht kwamen, was er een brutaal besparingsbeleid die volgens een recente studie heeft geleid tot 120.000 bijkomende premature overlijdens als gevolg van besparingen in de zorgsector.
De EU staat eveneens voor een hard neoliberaal beleid. Denk maar aan de oorlog op de levensstandaard van de Griekse werkende klasse vanaf 2010 en in het bijzonder na de verkiezing van een Syriza-regering in januari 2015. In Ierland worden de openbare diensten op droog brood gezet met een compleet gebrek aan investeringen en een stop op de bouw van sociale huisvesting als gevolg van een fiscale dwangbuis die opgelegd wordt. De fiscale regels en de bijhorende besparingen zijn met instemming van de Ierse regering opgelegd door verschillende Europese verdragen die neoliberalisme en besparingen wettelijk verplichten.
Het kapitalisme in Ierland en Europa, en de vertegenwoordigers ervan in de Ierse regering en de EU, hebben de werkende klasse en de jongeren niets te bieden behalve een toekomst waarin onze rechten en voorwaarden constant ondermijnd worden door een neoliberaal beleid. We moeten bouwen aan een partij van de werkende klasse met een antikapitalistisch, socialistisch programma dat gericht is op de noden van de meerderheid en niet de winsten van de 1%.
Dit betekent strijden voor een linkse, socialistische regering die opkomt voor een massaal plan van publieke investeringen zodat we de openbare diensten hebben die nodig zijn, en voor de bouw van sociale en betaalbare huisvesting. Zo’n regering zou onvermijdelijk moeten ingaan tegen het model van Ierland als belastingparadijs voor de superrijken en zou moeten breken met de draconische fiscale regels van de EU en dus met deze kapitalistische instelling zelf. Deze regering zou moeten breken met het kapitalisme door de sleutelsectoren van de economie in democratisch publiek bezit te brengen.
Het karakter van de eenheidsmarkt
De voorbije weken probeerden de rechtse media de voordelen van de Europese eenheidsmarkt in de verf te zetten als reactie op de aankondiging van de Britse regering dat ze de eenheidsmarkt wil verlaten. We begrijpen dat er een internationalistisch bewustzijn is en een hoop op samenwerking en handel tussen landen. Dit gevoel is zeker onder jongeren sterk aanwezig. Maar het kan leiden tot steun aan instellingen zoals de EU en een hoop om binnen de eenheidsmarkt te blijven. Dergelijke samenwerking op kapitalistische basis dient echter enkel de belangen van de verschillende kapitalistische klassen. Dat blijkt ook uit de ervaring van de eenheidsmarkt zelf.
De eenheidsmarkt werd in 1986 opgezet en is gericht op de belangen van de grote bedrijven ten koste van de rechten en voorwaarden van de werkenden. Verschillende Europese richtlijnen en regelgeving in het kader van de eenheidsmarkt (regels opgesteld door de onverkozen Europese Commissie) maken dat overheidsbedrijven moeten opengesteld worden voor “concurrentie” in het kader van de kapitalistische vrije markt. Deze richtlijnen hebben als doel om overheidsbezit in de economie te ondermijnen en de privatisering ervan op te leggen.
Verbonden met deze liberaliseringsdrang worden beperkingen opgelegd voor overheidsinvesteringen en wordt steun aan bedrijven aan strenge regels onderworpen. De openstelling van het openbaar vervoer voor liberalisering en privatisering, betekent dat de overheid niet langer kan beslissen om publieke middelen te investeren in betere infrastructuur, meer personeel en goedkopere tickets in het publieke vervoer, aangezien dit de concurrentiepositie van de private vervoersbedrijven ondermijnt. Het personeel van het Ierse busbedrijf Bus Éireann stelden vast dat het openen van het openbaar vervoer voor private concurrentie leidt tot een neerwaartse spiraal van lonen en arbeidsvoorwaarden. Transportbedrijven met personeel dat geen lid is van de vakbond zorgen ervoor dat de lonen en arbeidsvoorwaarden afgebroken worden om de winsten te maximaliseren.
De afgelopen tien jaar waren er veel voorbeelden van hoe de eenheidsmarkt wordt gebruikt om de rechten en voorwaarden van werkenden aan te vallen, maar ook de mogelijkheid van werkenden om hun positie te verbeteren door collectief overleg. In 2007 wilde het bedrijf Viking de ferry tussen Finland en Estland onder een andere vlag onderbrengen om de goedkopere Estse lonen te hanteren. Het Europees Hooggerechtshof heeft deze stap niet alleen ondersteund, maar beperkte ook de rechten van de Finse vakbonden om ertegen te staken.
Een gelijkaardige situatie zagen we met de Laval-zaak in 2009. Een Lets bedrijf won een contract om scholen in Zweden te renoveren en weigerde een collectief akkoord te sluiten met de bouwvakbond in Zweden. Laval wilde personeel aan Letse lonen inzetten. De vakbond organiseerde het verzet hiertegen en blokkeerde sites van het bedrijf waardoor het geen zaken kon doen in Zweden. Laval beweerde dat de blokkade de “ondernemersrechten” schaadde en trok naar het Europees Hooggerechtshof. Eens te meer stelde de Europese rechtbank dat syndicale acties een bedrijf niet mogen hinderen bij het zakendoen en de vakbond moest zelfs schadevergoeding aan Laval betalen.
Andere maatregelen zoals de Postrichtlijn en de Interimrichtlijn worden gebruikt om tijdelijke onzekere contracten te stimuleren. Het ondermijnt de rechten van werkenden. De eenheidsmarkt toont de ware aard en het doel van deze Europese Unie. Beiden werden opgezet in een poging van de heersende klassen in Europa om sterker te staan in de concurrentie op de globale kapitalistische markt. Binnen dit kader van samenwerking tussen verschillende naties blijft er overigens een grote mate van wederzijdse vijandigheid. De samenwerking gebeurt bovendien ten koste van de werkende klasse: de levensstandaard wordt afgebouwd zodat het Europese kapitalisme meer ‘concurrentieel’ is en meer winsten kan maken. De ervaring van de Syriza-regering, die jammer genoeg capituleerde voor de besparingen van de trojka, toont hoe een instelling als de EU kan gebruikt worden om linkse regeringen te stoppen als die een antikapitalistisch beleid willen doorvoeren.
Velen voelen terecht een afschuw tegen het anti-migrantendiscours en het racisme van de Tories en de regering-May, maar het racistische beleid van ‘Fort Europa’ is geen haar beter. In de afgelopen weken wees Amnesty International erop dat de EU-regeringen “actieve steun geven aan een gesofisticeerd systeem van misbruik en uitbuiting van vluchtelingen en migranten door de Libische kustwacht, gevangenisautoriteiten en smokkelaars om te vermijden dat mensen de Middellandse Zee oversteken.” Vorig jaar kondigde Artsen Zonder Grenzen aan dat het geen geld van de EU of van EU-regeringen meer zou aanvaarden omwille van hun politiek rond ‘Fort Europa.’
De Europese Unie is een kapitalistische instelling die nauw verbonden is met de banken en de grote bedrijven. Die banden worden onder meer in stand gehouden door lobbygroepen als de Europese Tafel van Industriëlen. Europa heeft geen vrede gebracht, maar wordt zelf gemilitariseerd. De EU staat voor een racistisch beleid met tragedies in de vluchtelingencrisis. De mythe van vrij verkeer van personen wordt daarmee doorprikt. We moeten deze EU verwerpen.
Welk soort Brexit?
De regering-May hoopt te komen tot wat Jeremy Corbyn terecht omschreef als een “Brexit in de solden,” waar vooral het Britse kapitalisme beter van wordt. De grote bedrijven en de bankiers en speculanten uit de City of London hebben hun oog laten vallen op de voordelen van zo’n Brexit, ook al waren veel grote bedrijven aanvankelijk gekant tegen een Britse terugtrekking uit de EU. Grote bedrijven uit de agro-business willen nog lossere regels voor de voedselproductie in Groot-Brittannië, met de mogelijk van chloorkippen, hormonen in vleesproductie en genetisch aangepast graan. Grote bedrijven in het algemeen willen dat de Tory-regering nieuwe handelsakkoorden sluit waarmee de rechten en voorwaarden van werkenden verder ondermijnd worden.
Het is geen toeval dat tussen oktober 2016 en maart 2017 maar liefst 46 bijeenkomsten plaatsvonden tussen vertegenwoordigers van Goldman Sachs en HSBC aan de ene kant en vertegenwoordigers van het departement van David Davis dat zich over de Brexit buigt. Het intensieve lobbywerk is een uitdrukking van de hoop op nieuwe en minder gereguleerde financiële producten waar de superrijken in kunnen investeren.
De Socialist Party in Ierland, Schotland, Engeland en Wales ziet liefst zo snel mogelijk het einde van de Tory-regering in Londen. We hopen op een verkiezing van een regering onder leiding van Jeremy Corbyn op basis van een socialistisch programma. Samen met het verwijderen van de Blairistische fractie uit Labour, betekent dit het stoppen van de besparingen, de solden rond de Brexit en de eenheidsmarkt. Een beslissende factor die werkenden overtuigde om voor een Brexit te stemmen, was net de verwerping van het neoliberale beleid dat het Britse kapitalisme verder wilde opvoeren.
Corbyn heeft tot voor kort gezegd dat hij wil dat Groot-Brittannië in de eenheidsmarkt blijft indien Labour aan de macht komt. Er is een tegenstrijdigheid tussen dat standpunt en de voorgestelde maatregelen waarmee Corbyn zoveel steun krijgt. Voorstellen als de nationalisatie of gedeeltelijke nationalisatie van energie, spoor en postbedrijven, of nog het opzetten van een publieke investeringsbank zijn verboden door de regels van de eenheidsmarkt. Geen enkel probleem van de werkende bevolking in het land zal opgelost worden indien er geen breuk komt met de kapitalistische EU, de eenheidsmarkt en het kapitalisme zelf. Er zijn radicale socialistische maatregelen nodig waarbij de 125 grootste bedrijven en financiële instellingen die de Britse economie domineren in democratisch publiek bezit komen.
De verkiezing van een Corbyn-regering is een reële mogelijkheid in de komende maanden. Als zo’n regering bereid is om effectief in te gaan tegen het kapitalisme en het Europa van het kapitaal, dan zou dit de arbeidersbeweging doorheen Europa enorm versterken. Het zou de kwestie stellen van de opbouw van nieuwe partijen van de werkende klasse doorheen het continent en de verkiezing van linkse socialistische regeringen die de heerschappij van de bankiers en de grote bedrijven kunnen uitdagen.
De kwestie van een harde grens
De Brexit heeft geleid tot sectaire spanningen en polarisatie in Noord-Ierland, vooral rond de kwestie van de mogelijkheid van een ‘harde grens’ op het Ierse eiland of tussen Ierland en Groot-Brittannië. Noch de protestanten noch de katholieken lopen warm voor zo’n grens. Onder de katholieken zou een fysieke grens in Ierland met controleposten gezien worden als een stap achteruit en een versterking van de opdeling. Voor de protestanten zou het bestaan van een economische grens tussen Noord-Ierland en Groot-Brittannië gezien worden als een stap naar een verenigd Ierland.
In de Brexit-stemming stemde een meerderheid van de katholieken voor het behoud van het lidmaatschap van de EU, een meerderheid van de protestanten stemde voor een Brexit. Veel katholieke arbeiders denken dat de EU hun rechten kan verdedigen tegen de stelselmatige discriminatie en repressie waarmee ze geconfronteerd worden sinds het opzetten van de Noord-Ierse staat in 1922. Sinn Féin stelt dat de Brexit-deal ervoor moet zorgen dat Noord-Ierland aan de jurisdictie van het Europees Hooggerechtshof onderworpen blijft, vanuit de veronderstelling dat deze instantie de rechten van katholieken in Noord-Ierland zou verdedigen. Als onderdeel van de bocht naar rechts heeft Sinn Féin zijn standpunt over de EU drastisch veranderd en gaat de partij nu mee met de mythe dat de EU de democratische rechten en nationale verzuchtingen van de katholieken in Noord-Ierland zal verdedigen en dat de EU meer algemeen een progressieve instelling is.
De EU en andere instellingen van het Europese kapitalisme die geen onderdeel zijn van de EU, zoals het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), hebben niet tot doel om de democratische rechten van gelijk welk deel van de werkende klasse te ondersteunen. In 1978 kwam er een zaak voor het EHRM van 14 mannen die op brutale en vernederende wijze waren aangepakt door het Britse leger in 1971, toen ze zonder proces werden vastgezet. Ondanks al het bewijsmateriaal besliste het EHRM dat de Britse regering niet tot martelingen was overgegaan. Een ander pittig voorbeeld is de wijze waarop de EU en de lidstaten de repressie door de Spaanse staat in Catalonië vorig jaar ondersteunden.
De kwestie van een harde grens wijst op een confrontatie tussen twee nationale verzuchtingen en nationale identiteiten die aan de basis liggen van de sectaire verdeeldheid in Noord-Ierland. Werkende katholieken willen een verenigd Ierland en verwerpen terecht de Noord-Ierse staat die hen slechts armoede, discriminatie en repressie bracht. Werkende protestanten verzetten zich tegen een verenigd Ierland omdat ze terecht vrezen dat ze als onderdeel van een zuidelijke kapitalistische staat zelf als tweederangsburgers zouden gediscrimineerd worden. Het verharden van gelijk welke grens betekent voor beide gemeenschappen een ontkenning van de legitieme nationale verzuchtingen.
De Socialist Party verzet zich tegen het verharden van gelijk welke grens op het eiland als gevolg van de Brexit, of het nu de grens tussen Noord en Zuid-Ierland is of die tussen Noord-Ierland en Groot-Brittannië. We nemen dit standpunt in omdat een verharden van de grens enkel zal leiden tot meer vervreemding en meer spanningen onder de gemeenschappen. Wij verdedigen het recht van werkende mensen, zowel katholieken als protestanten, om te leven zonder de dreiging of de realiteit van sectair conflict en geweld, om te leven in een samenleving met een kans op een degelijke toekomst. Dat is belangrijker dan de strijd tussen economische belangen van gevestigde machten. De Brexit-onderhandelingen en de controverse over de zachte versus harde grens is zo’n conflict. Hoe de gevestigde machten hun zakelijk conflict ook oplossen, het moet gebeuren zonder fysieke of repressieve grenzen. We stellen ook dat er ook maatregelen nodig zijn om de voedselstandaarden te garanderen en om smokkelhandel te vermijden.
Werkende mensen in Ierland, zowel protestanten als katholieken, zowel in het noorden als het zuiden, en in Groot-Brittannië en de rest van Europa hebben gemeenschappelijke klassenbelangen. Deze belangen gaan regelrecht in tegen wat de verschillende actoren in de Brexit-onderhandelingen vertegenwoordigen. James Connolly merkte meer dan 100 jaar geleden op: “De tijd dat we het systeem kunnen oplappen is voorbij, het kapitalisme moet weg.” De afgelopen tien jaar van economisch herstel en een “herstel” dat het neoliberalisme en de ongelijkheid verdiept en ons milieu verwoest, bevestigt de relevantie van die uitspraak van Connolly.
Het kapitalisme moet weg, en daarmee ook de EU en de regeringen die dit systeem vertegenwoordigen. Op deze basis kunnen we een einde maken aan de grenzen en de verdeeldheid die gecreëerd wordt door het kapitalisme. We roepen op tot een socialistisch Ierland zonder enige dwang en met gegarandeerde rechten voor minderheden, als onderdeel van een vrijwillige socialistische federatie van Ierland, Schotland, Engeland en Wales als stap naar een socialistisch Europa. Dit kan gebaseerd zijn op de harmonieuze integratie van de verschillende economieën op basis van de noden van de meerderheid van de bevolking.
-
“Common History, Common Struggle” – Hoe de Troubles in Noord-Ierland te vermijden waren
Noord-Ierland wordt in de media en door de gevestigde politici vaak voorgesteld als een eeuwig strijdtoneel tussen katholieken en protestanten. Het laatste boek van Peter Hadden, “Common History, Common Struggle”, legt uit dat de gewelddadige periode vanaf de jaren 1970 helemaal niet onvermijdelijk was maar dat gemeenschappelijke strijd door de werkende klasse dit had kunnen voorkomen.Recensie door Per-Ake Westerlund
Het Britse bewind over Ierland kwam meteen na de Eerste Wereldoorlog onder druk door revolutionaire arbeidersstrijd. Het antwoord van Londen bestond uit de methode van het imperialisme: verdelen om te heersen. Om een revolutie te vermijden, werd Ierland opgedeeld.
Er werden twee staten gevormd op sectair-religieuze basis. In het Noorden, dat tot Groot-Brittannië bleef behoren, kregen de protestantse loyalisten en unionisten de vrije hand. Gefoefel met de grenzen van kiesdistricten en met het toekennen van stemrecht gaven de Unionist Party de macht in de periode 1921-1968. Loyalistische benden en de staat vielen daarbij regelmatig katholieken en de arbeidersklasse in het algemeen aan.
In het zuiden werd formeel gezien pas in 1937 een eigen staat gevormd. Daar heersten reactionaire partijen in alliantie met de katholieke kerk over een extreem arm land.
De verdeeldheid moest een kloof tussen protestantse en katholieke arbeiders in stand houden. Die arbeiders hadden in 1919-1920 samen gestreden in algemene stakingen en massastrijd.
Alles veranderde in 1968-69
Het centrale onderwerp van het boek ‘Common History, Common Struggle’ wordt gevormd door de ontwikkelingen in de jaren 1968-69. Peter Hadden (1950-2010) was toen een nieuw lid van de marxistische organisatie Militant, dat mee aan de basis van het CWI lag (de internationale organisatie waartoe wij behoren). Doorheen zijn politieke leven was Peter Hadden een leidinggevende activist en theoreticus die verschillende belangrijke boeken over Noord-Ierland en de nationale kwestie schreef.
Alles in Noord-Ierland veranderde in 1968-69. Na decennia van armoede en ellende, en van discriminatie van katholieke arbeiders, kwam het tot een uitbarsting. De centrale vraag was of dit kon leiden tot een gezamenlijke klassenstrijd of als het sectarisme de bovenhand zou halen?
Het boek bevat een hoofdstuk over het cruciale keerpunt: 5 oktober 1968. In de tweede grootste stad van Noord-Ierland, Derry, was er een betoging van het Derry Housing Action Committee, ondersteund door de Labour Party in de stad en door de Young Socialists. De betoging benadrukte dat de arbeidersklasse zich moest verenigen en strijden tegen rechtse politici van beide kanten. Er waren slogans als ‘Arbeiders, verenig je en ga in strijd’, ‘Klassenstrijd, geen geloofsstrijd’, ‘Weg met de oranje en de groene Tories.’ Het gebrek aan degelijke huisvesting was een belangrijk thema. In een pamflet haalden de organisatoren uit naar twee huisjesmelkers, een katholiek en een protestant.
De staat reageerde met nooit gezien geweld. Van de 400 betogers raakten er 100 gewond door matrakken, traangas en geweld. De aanval werd gefilmd en al gauw wist iedereen ervan. De kwantiteit werd omgevormd tot kwaliteit. Peter Hadden schrijft: “Meteen werd een hele generatie gepolitiseerd.” “Binnen een maand was iedereen een politieke activist”, “er ontstond een revolutionaire mogelijkheid.”
Om vooruit te gaan was er nood aan een klassenprogramma waarmee de strijd werd uitgebreid, het bewustzijn werd verhoogd en de bevolking georganiseerd werd. De organisatoren in Derry kondigden meteen na het geweld een staking van een uur aan op de daaropvolgende vrijdag en een betoging op zaterdag.
De vakbondsleiding en de politieke vleugel van de arbeidersbeweging, de Northern Ireland Labour Party (NILP) en de Communistische Partij (CP), deden echter niet wat nodig was. De vakbondsleiders spraken zich tegen de stakingen uit omdat ze “politieke doelstellingen” nastreefden. De NILP en CP probeerden eenheid te bekomen met katholieke liberalen en ondernemers. De katholieken vormden een meerderheid in Derry, ook onder de betogers en de gewonden.
De organisatoren van de actie op 5 oktober toonden een weg vooruit aan. Er was nood aan een strijdbare beweging tegen armoede met eisen rond huisvesting, minimumloon, het recht op onderwijs, … Daarmee was het mogelijk om protestantse arbeiders over te winnen, onder die arbeiders was er een groot vertrouwen in de arbeidersbeweging. Peter Hadden toont aan dat de ellende en het ongenoegen algemeen aanwezig waren. In het protestantse Shankill in Belfast hadden in 1969 maar liefst 95% van de woningen geen binnentoilet en 97% had geen warm water. Op dat ogenblik hadden de protestantse extremistische groepen, zoals die van Ian Paisley, amper steun onder de bevolking. De eenheid van de arbeidersklasse was een voorwaarde om tegen het kapitalistische systeem in te gaan in zowel het noorden als het zuiden van Ierland.
De kwestie van leiding
Toen de burgerrechtenbeweging ontwikkelde, waren er verschillende krachten die de leiding ervan opeisten. Zo waren er de Northern Ireland Civil Rights Association (NICRA) en het Citizens’ Action Committee (CAC). Deze zelfbenoemde leiders vormden vaak een rem op de beweging, of ze namen een sectaire positie in waarbij enkel eisen voor katholieken werden opgenomen. Zo stelde NICRA-leider John Hume dat burgerrechten geen politieke kwestie waren.
Veel andere bewegingen en ideeën kwamen en gingen in die jaren. De Young Socialist Alliance in Belfast werd omgevormd tot People’s Democracy. Dat werd een activistische organisatie zonder duidelijk lidmaatschap en met een soort van semi-socialistisch programma. Maar het slaagde er niet in om zich te richten op de arbeidersbeweging en de arbeidersklasse.
Het duidelijkste programma kwam van Labour in Derry. “Wie leeft in een huis van honderd jaar oud? Wie heeft geen bad en geen warm water? Wie leeft in overbevolkte wijken? Arbeiders! Daarom is de strijd tegen deze dingen een arbeidersstrijd.” Labour verdedigde in Derry de noodzaak van socialisme, ook al was het geen volledig revolutionaire socialistische partij. Maar de sterke steun voor Labour in Derry toonde de mogelijkheden voor een eengemaakte socialistische strijd.
De tweede betoging in Derry kwam er op 16 november, maar jammer genoeg onder een andere leiding dan die van 5 oktober. Nu waren er geen protestborden en spandoeken. De kritiek beperkte zich enkel tot de protestantse huisjesmelkers. Peter Hadden benadrukt dat socialisten aan een dergelijke betoging moesten deelnemen, maar dan wel met het eigen onafhankelijk socialistisch programma. Diegenen die illusies hadden in de tijdelijke leiders verloren hun zelfvertrouwen.
De politisering van de samenleving zorgde voor een eerste enthousiasme, maar dit ging over naar een verbittering en woede. De confrontaties tussen de Noord-Ierse politie (RUC, Royal Ulster Constabulary) en katholieke jongeren waren dagelijkse kost. Geen enkele beperkte hervorming die door de regering werd voorgesteld en geen enkele repressie kon de beweging stoppen. De kloof tussen leiders als John Hume en de jonge activisten werd snel groter.
De sfeer in Belfast, waar er veel gemengde wijken waren, was grotendeels tegen sectarisme. In 1968-69 waren er verschillende stakingen waarin protestanten en katholieken samen strijd voerden, onder meer tegen een anti-vakbondsmaatregelen. In verschillende steden en wijken werden er gezamenlijke huurstakingen opgezet.
Een ander voorbeeld van de nieuwe sfeer was de tussentijdse verkiezing in Mid-Ulster waar het zetelende parlementslid was overleden. Zijn Unionist Party kreeg een tegenkandidaat: de 21-jarige Bernadette Devlin die actief geworden was in People’s Democracy en vervolgens naar links opschoof, waarbij ze dicht bij Labour in Derry stond. Devlin wilde niet de katholieke eenheidskandidaat tegen de Unionist Party zijn. “Ik verafschuw het woord anti-unionistisch,” merkte ze op. Sectarisme leidt de aandacht af van “de echte bekommernissen die katholieken en protestanten treffen.” De arbeidersklasse “moet samenspannen op een niet-sectair platform van radicale maatregelen.” Bernadette Devlin haalde hiermee 33.648 stemmen en werd het jongste parlementslid in Westminster sinds 200 jaar.
Ondanks de stakingen, de huurprotesten en de verkiezingen in Mid-Ulster, bleven de vakbonden en Labour passief toekijken. De Labour-regering in Londen gaf integendeel zelfs actieve steun aan de unionistische regering in Belfast.
De strijd op Bogside
Een volgend keerpunt kwam er in augustus 1969. Unionisten hielden een jaarlijkse parade in Derry en kregen daarvoor 15.000 mensen op de been. De inwoners van katholieke buurten, zeker in de wijk Bogside, vreesden dat ze zouden aangevallen worden door zowel de RUC, de speciale politiediensten die bekend stonden als de B-Specials en de loyalistische extremisten vanop de parade.
Nadat jongeren met stenen over en weer gooiden, kwam er effectief een aanval. Maar de mensen organiseerden hun verdediging en het kwam tot een “spontane massa-opstand in Bogside” die de matrakken, het traangas en het geweld tegenhield. Het Bogside Defence Committee had in de praktijk de macht in handen en organiseerde “elk aspect van het leven” in het gebied dat bekendstond als “Free Derry.” De ‘strijd op Bogside’ tegen de politie duurde drie dagen.
De regering in Londen was bezorgd omwille van het risico dat loyalistische extremisten een bloedbad zouden aanrichten dat kon leiden tot een burgeroorlog. Londen besloot op 14 augustus om troepen te sturen. Delen van de linkerzijde en een aantal activisten in Derry zagen daar een overwinning in: ze dachten dat de troepen de katholieken zouden beschermen. Zoals Peter Hadden uitlegt, kwamen de troepen echter om “de bezittingen en winsten van de Britse kapitalisten te verdedigen, niet om de belangen van katholieke of protestantse arbeiders te beschermen.”
De strijd van Bogside en de komst van troepen leidde tot gewelddadige rellen en confrontaties. Maar er waren nog steeds sterke krachten binnen de arbeidersklasse die opkwamen tegen het geweld. Zo waren er vredes- en verdedigingscomités. In Belfast werd “de wijk Dock afgezet door een gezamenlijk comité van katholieken en protestanten die alle inwoners beschermden.” Een poging door Ian Paisley om een massabijeenkomst te organiseren, bracht slechts 185 van de 8.000 scheepsherstellers op de been.
Maar er was geen coördinatie en geen gezamenlijke democratische leiding van de beweging tegen geweld en voor klassenstrijd. De vakbondsleiders versterkten integendeel hun alliantie met de regering.
In totaal waren ongeveer 150.000 mensen, vooral jongeren, actief in de strijd tegen de staat. “De ‘bevrijde gebieden’ werden universiteiten van de revolutie.” De meeste mensen wisten waartegen ze streden – de staatsrepressie en de sociale noden – maar hadden geen duidelijk beeld van waar ze voor opkwamen.
Na 9 weken werden de barricaden van Bogside afgebroken, nadat de regering beperkte toegevingen had beloofd. De leiding van de burgerrechtenbeweging had geen weg vooruit voor de beweging en de leiding van de arbeidersbeweging stond aan de zijkant, of erger nog: steunde de regering. In de winter van 1969-70 was er een splitsing in het IRA (Irish Republican Army). Het IRA speelde voorheen geen prominente rol. Het nieuwe ‘provisional IRA’ gaf felle kritiek op het officiële IRA omdat het de katholieke buurten niet verdedigde en omdat het socialistische elementen opnam. De Provo’s hadden zelf een programma met semi-socialistische eisen, maar ze kwamen vooral radicaal over omwille van hun nadruk op gewapende strijd. Beide vleugels zaten vast in de stalinistische tweestadiatheorie waarin het eerste stadium bestaat uit klassenoverschrijdende nationale strijd. Door op deze wijze op te komen voor kapitalistische hereniging van Ierland was het niet mogelijk om de arbeidersklasse te verenigen.
Maar toch waren er nog mogelijkheden voor de arbeidersbeweging. In de verkiezingen van 1970 haalde Labour 113.506 stemmen. Op 30 maart 1971 gingen 30-40.000 arbeiders in staking tegen antivakbondswetten.
Sectarisme of massastrijd?
Zonder gezamenlijke vakbondsstrijd rond algemene klassenkwesties of sociale thema’s, kwamen de arbeidersorganisaties in het defensief. De sociale effecten van de diepe crisis van het kapitalisme leidden tot een escalatie van het geweld. De massa’s werden toeschouwers van sectaire confrontaties en de vroegere massastrijd trok terug. Unionisten vormden gewapende groepen zoals UDF, dat duizenden leden telde, en UVF. Duizenden gezinnen werden uit hun wijken verdreven. Het IRA dreef de bomcampagnes op. Het staatsgeweld werd opgevoerd, ook tegen protestantse arbeiders en niet-sectaire verdedigingscomités.
In een poging om het IRA te breken, werden interneringskampen opgezet waarin na vier maanden al 1500 gevangenen zaten. Het had een omgekeerd effect: het IRA werd sterker dan ooit tevoren. De jongeren werden aangetrokken tot de methoden die ze als ‘revolutionair’ zagen, zonder rekening te houden met het beperkte burgerlijk-nationalistische programma van de organisatie. Bernadette Devlin en de nieuwe sociaaldemocratische partij SDLP werkten regelmatig samen met het IRA en vervoegden dus het nationalistische sectaire kamp.
Slechts enkele marxisten, met Peter Hadden in de eerste plaats, wezen erop dat de methoden van het IRA een doodlopend straatje vormden. Individueel terrorisme zou de repressie versterken en duwde de protestantse werkenden in de handen van de unionisten. Het IRA kon het nooit halen van het Britse leger dat steeds brutaler te werk ging.
Op ‘Bloody Sunday’, 30 januari 1972, schoten Britse troepen 13 vreedzame betogers in Derry dood. Er waren tot 20.000 betogers in een betoging tegen de interneringskampen. Ooggetuigen vertelden dat soldaten in het wilde weg schoten en sommige betogers van dichtbij executeerden. Zeven van de doden waren tieners.
Peter Hadden beschrijft dat heel Ierland “aan de grond genageld, verbaasd en woest” was. Het antwoord bestond uit een algemene staking die drie dagen duurde en waaraan ook groepen protestantse arbeiders en studenten deelnamen.
De Troubles
Het was het begin van de bloedige burgeroorlog die bekendstond onder de naam ‘Troubles.’ Het Provisional IRA vermoordde in de twee daaropvolgende maanden 56 soldaten. Unionisten hielden grote betogingen met gewapende groepen die fascistisch aandeden. 1972 werd het bloedigste jaar met 467 doden, waarvan 353 burgers. Er gingen maandelijks 115 bommen af.
De regering in Londen nam het directe bestuur over Noord-Ierland over maar had geen oplossing. Een hereniging van Ierland op kapitalistische basis was onmogelijk. De staat probeerde het status quo te behouden op basis van de aanwezigheid van 21.000 Britse soldaten in Noord-Ierland.
Zelfs in die jaren waren er soms perioden van klasseneenheid. De vakbonden werden niet opgesplitst langs sectaire lijnen en geen enkele staking werd door sectarisme gebroken. Er was een sectaire stakingsoproep van unionisten in 1974 waarbij de productie werd stilgelegd onder dreiging van paramilitair geweld. Maar een latere poging in 1977 mislukte omdat de arbeiders massabijeenkomsten hielden tegen die ‘staking’.
In de jaren 1970 stopte de arbeidersklasse een aantal gevallen van sectair geweld en de ontwikkeling van burgeroorlog. Verschillende groepen arbeiders gingen in staking als collega’s werden vermoord, bijvoorbeeld buschauffeurs of elektriciens. De stemming tegen de bommen en de moorden nam nog toe in 1975. Het IRA verloor steun nadat het twee bomaanslagen op cafés in Engeland had gepleegd met 19 doden en 182 gewonden. De rol van de staat bleek toen hiervoor 17 onschuldigen werden veroordeeld op basis van valse bewijzen en martelingen.
De vakbondsleidingen moesten handelen en lanceerden de campagne ‘Right to Live,’ met de eis van een recht op leven zonder geweld, recht op werk, huisvesting en onderwijs. Op de eerste dag alleen werd de oproep door 20.000 mensen ondertekend. Maar de campagne was eigenlijk beperkt tot een slogan zonder echte mobilisatie of strijd.
Een ander duidelijk voorbeeld van de sfeer was de campagne ‘Peace People’ waarmee betogingen tegen sectair geweld georganiseerd werden in Belfast (20.000 aanwezigen) en Derry (25.000). De zwakte daarbij was dat het staatsgeweld niet veroordeeld werd en dat de sociale kwesties niet aanwezig waren.
‘Common History, Common Struggle’ is een meesterwerk dat Peter Hadden schreef terwijl hij ziek was. Het is een erg rijk en concreet boek dat veel gebeurtenissen en feiten beschrijft, met theoretische en praktische conclusies van een erg complexe situatie: de nationale kwestie in Ierland.
De huidige realiteit bevestigt de rode draad van het boek, namelijk dat het kapitalisme en religieus sectarisme geen antwoorden bieden maar de problemen enkel groter maken. De polarisatie in Noord-Ierland is sinds het vredesproces van de jaren 1990 enkel groter geworden, een nieuw conflict zal ongetwijfeld erger zijn dan het vorige. Daartegenover staat echter het streven van werkenden en jongeren naar eengemaakte strijd. Socialisten die vandaag actief zijn moeten de lessen van dit boek meenemen.
‘Common History Common Struggle’ telt iets meer dan 400 pagina’s en is via onze redactie verkrijgbaar. Het boek kost 12 euro (daar komen nog verzendingskosten bij)
-
Morgen staking in publieke sector in Noord-Ierland
Op vrijdag 13 maart zullen tienduizenden personeelsleden van de openbare diensten in Noord-Ierland het werk neerleggen. Scholen en ziekenhuizen zullen dicht gaan, net zoals andere openbare diensten. De directie van Translink, verantwoordelijk voor het openbaar vervoer, heeft alle geplande bussen en treinen op vrijdag afgeschaft nadat het personeel voor deelname aan de staking stemde.De 24-urenstaking is gericht tegen het politieke akkoord dat de naam Stormont House Agreement kreeg (naar Stormont, de zetel van het lokale Noord-Ierse parlement). Het akkoord betekent het verlies van tot 20.000 jobs in de publieke sector en andere drastische besparingen.
De lokale regering wordt gevormd door Sinn Fein samen met de Democratic Unionist Party (DUP). Onder druk van de aangekondigde acties moest Sinn Fein aankondigen dat het dit akkoord niet langer in de huidige vorm naar het parlement wil brengen. De aangekondigde acties zetten druk op alle gevestigde partijen.
Hieronder een vertaling van het pamflet van de Socialist Party om de stakingsdag te ondersteunen. Het pamflet is gemaakt voor de bocht van Sinn Fein. In het pamflet wordt de staking gesteund en wordt opgeroepen tot verdere acties tegen het besparingsplan.
[divider]
De politici in het Noord-Ierse parlement zijn verenigd rond een besparingsplan dat duizenden jobs in de publieke sector zal vernietigen en publieke eigendommen zal verkopen. Na jaren van besparingen die druk zetten op de gezondheidszorg en andere diensten en tegelijk de economie naar beneden duwden, komen de partijen in de lokale regering niet verder dan een voorstel van nog eens vier jaar besparingen. De Noord-Ierse politici zeggen dat ze ‘geen andere keuze’ hebben en dat de regering in Londen het eigenlijk voor het zeggen heeft.
Het waren nochtans de lokale Noord-Ierse en niet de Britse partijen die hard opkwamen voor een verlaging van de belastingen voor bedrijven. Het zorgt er wel voor dat nog eens minstens 300 miljoen pond moet bespaard worden voor de winsten van de grote bedrijven. Op 13 maart is er nood aan een sterke staking waarmee we een duidelijke boodschap brengen. Het protest komende vrijdag moet de kracht tonen van de werkenden, jongeren en lokale gemeenschappen die door de neoliberale besparingsagenda geraakt worden.
Een enkele actiedag zal niet volstaan. Het moet het begin zijn van een campagne met een opbouwend actieplan. De vakbonden moeten meteen een tweede stakingsdag aankondigen in de aanloop naar de verkiezingen om aan te tonen dat we het echt menen met ons verzet.
We moeten lessen trekken uit de strijd tegen de aanvallen op de pensioenen in 2011. De staking van de publieke sector op 30 november 2011 bracht miljoenen werkenden op straat in Groot-Brittannië en Noord-Ierland. De kracht van de georganiseerde arbeidersklasse bracht de Noord-Ierse samenleving tot stilstand. Jammer genoeg werd deze beweging toen verraden door een deel van de vakbondsleiding die een slecht akkoord sloot met de regering. We moeten druk zetten op de vakbondsleiders om te vermijden dat dit opnieuw gebeurt. Verenigde en vastberaden acties kunnen tot overwinningen leiden!
Sommige politici doen alsof ze tegen een aantal besparingen zijn, maar alle partijen in het Noord-Ierse parlement stappen mee in de leugen dat er ‘geen alternatief’ en dat er nu eenmaal niet genoeg middelen zijn. Dat is een cynische grap als je weet dat de rijkdom van de Britse miljardairs sinds 2008 verviervoudigd is en dat de grote bedrijven elk jaar voor 120 miljard pond aan belastingen ontlopen. Alle gevestigde partijen leggen actief besparingen op. De vakbonden mogen geen enkele politieke steun geven aan besparingspartijen.
Het besparingsplan maakt ook duidelijk dat de sectaire besparingspartijen niet in staat zijn om een antwoord te bieden op wat ons verdeelt. Ze zijn het enkel eens over de besparingen, maar over al de rest ruziën ze verder. Dit is geen verrassing. Deze partijen hebben er belang bij dat de sectaire verdeeldheid standhoudt. In plaats van op hen te rekenen, moeten we bouwen aan een beweging die protestantse en katholieke arbeiders verenigt in een strijd voor hun gezamenlijke belangen en tegen sectarisme.
De verkiezing van Syriza in Griekenland en de reacties daarop doorheen Europa tonen de groeiende wil om met de besparingsagenda te breken en een ander soort samenleving op te bouwen. De werkenden in Noord-Ierland raken steeds meer gedesillusioneerd in de uitzichtloze rechtse sectaire politiek van alle gevestigde partijen. De vakbonden moeten actief steun geven aan de opbouw van een nieuwe anti-sectaire partij die opkomt voor de belangen van de werkende bevolking en al wie opkomt tegen onderdrukking.

